Job

Ik wil vandaag wat gedachten kwijt over het boek Job.

Dit boek heeft ontzaglijk veel aanleiding gegeven over allerlei discussies.

Er zitten ook heel vreemde vertalingen tussen. We gaan proberen het in een recht spoor te trekken.

Het is waarschijnlijk het oudste boek van het Oude Testament; geschreven vèr voor Genesis.

Genesis is geschreven door Mozes, en Job leefde vóór die tijd. Waarschijnlijk in de tijd van de aartsvaders, o.a. Abraham.

In die tijd moet je Job ook zoeken.

In dit boek komen heel vreemde Gods-beelden naar boven, hele rare, dat klopt niet allemaal. Vreemde dingen.

We weten niet wie de schrijver van dit boek is; want wie heeft nou al die redevoeringen van die vrienden opgeschreven? Ik zou het niet weten.

Misschien één van die vrienden? Geen idee, maar ik denk het niet.

Dus waar het vandaan komt, daar heb ik geen idee van, maar het is wèl genoteerd.

En deze schrijver had toch wel ietsje meer inzicht in de dingen, want hij noemt hier duidelijk de satan als een engel.

De zonen Gods komen bij elkaar en de satan staat er tussen; en dan het rare verhaal dat God een deal sluit met de boze…..; alsof God dat wou….; en dat de duvel dan opdraait voor de beroerde plannetjes van God. Dat is toch raar?

En zó werd het dan uitgelegd, dat duivel en God samenwerkten om Job er onder te krijgen.

Dat is dus een Godsbeeld dat van geen kant klopt! Zo ken ik mijn vader helemáál niet.

Maar hij noemt dus de satan, als één van de weinige boeken waar de satan genoemd wordt, en dat hij een rol speelt bij zijn bezigheden.

Hij komt terug van een inspectietocht op de aarde, en heeft het allemaal precies onder zijn duim, behalve die rare Job.

‘Nou’, zegt de duvel, ‘die man heeft het zó goed, geen wonder dat hij van U houdt’.

Nou, u kent het verhaal, dat hoeft ik niet te herhalen.

Het woord ‘Job’ betekent ‘vijand’.

Nou, je zal je kind maar zo noemen, dan ben je toch gestoord?

Tenzij die vader een zéér vooruitziende blik heeft gehad, wat later waarheid wordt.

Job betekent: ‘gehate’, ‘vijand’.

Het gebeurt wel vaker in de bijbel dat iemand een naam krijgt die pas véél later tot ontwikkeling komt.

Neem nou Lamech, een eersteklas boef.

Wat hij niet als wráák nam, een gewel-denaar; en hij noemt zijn zoontje ‘Noach’, en dat betekent ‘vertrooster’.

Hoe kan nou uit zo’n gewelddadige man  zo’n naam komen?

Maar uiteindelijk bleek dat Noach het volk probeerde te vertroosten.

Tijdens het bouwen van de ark heeft hij natuurlijk over God verteld. Hij probeerde de mensen weer terug te krijgen bij Hem.

Tijdens het hele leven van Noach heeft hij niet één bekeerd. Dat is toch verdrietig?

Niet één!

En trouwens, de naam van Jezus wees ook op de toekomst. Jezus betekent: God helpt. Later bleek dat de naam Jezus, ‘God helpt’ waar is.

Dus hij kan op een verre toekomst gekeken hebben.

Ik denk dat Job niet een vijand wás, maar dat hij een vijand hád! En dát was de satan. Gehate, hij hééft een vijand.

In Job 2:3 staat dat God vroeg: heb je ook

acht geslagen op Mijn knecht Job?

Een mooie uitdrukking: ‘op Mijn knecht Job’,  dat is een mooie uitspraak van God.

Hij is van Mij! En hij wordt ‘vroom’ genoemd. Dat woordje ‘vroom’ betekent in het Hebreeuws ‘eenvoudig’. Dat is een  mooie kwalificatie als je eenvoudig bent.

Dan ben je nl. niet gecompliceerd. Dan zit je niet helemaal in de war, en komen er geen vreemde gezichten naar voren waar jij je misschien achter verschuilt, maar eenvoudig is ‘enkel’, zoals God ook enkel is, en niet meervoudig.

Ja, ‘Mijn knecht Job, vroom, integer betekent het ook. Een integer mens.

En die man had helemaal geen wet, de tien geboden of zo, maar hij had een ingeschapen wet. Net zoals Abraham.

De wet is ook niet voor goeie mensen, maar de wet is voor slechte mensen; die moet je vertellen hoe het moét!

Goeie mensen hoef je dat niet.

Er zijn heidenen die van nature gewoon de wet doen. Dat zijn prima mensen.

Dus Abraham had geen wet nodig, en Job ook niet. Hij handelde zó zuiver en zó goed.

Aan het boek Job zie je dat het een worsteling is om verkeerde Godsbeelden weg te gooien.

Wat zijn er ontzaglijk veel beelden van God gemaakt, idioot gewoon. En dat jij ontdekt dat Hij ènkel goed is.

En het merkwaardige is, en het gaat haast over de hele wereld, dat als je God en mens noemt, dat daar op één of andere manier een afstand tussen is. God is groot en hoog-verheven, en jij bent een nederig wurm op aarde, een nederige aardworm.

Het is zo iets geks. Er staat ergens in Jeremia, – als het volk hartstikke opstandig is en hardnekkig, ze luisteren niet en ze zijn ontrouw – dat God dan ineens zegt, alsof Hij het tegen zichzelf zegt: Ik had zó gehoopt dat jullie Mij Vader zouden noemen. Wat een verdriet spreekt daaruit.

Ik had het zo gehoopt; dit is één van de hele weinige teksten in het hele Oude Testament; ik geloof maar in twee teksten waarbij God als Vader genoemd wordt.

Dat had Hij zó gehoopt, ja, want dan kreeg Hij nl. kinderen.

Het is wat dat je met Hem omgaat als Vader; en dan ben je zó dicht bij elkaar gekomen. Dan is het niet meer ‘God en mens’, maar ‘Vader en zoon’, ‘Vader en kind’.

Wij worden ook geen mensen, het gaat er niet om dat je helemaal gaaf als mens wordt…

De natuurlijke mens is gezaaid, en wat blijft daarvan over? Niks! Helemaal niks!

De mens is geschapen om origineel bij God te zijn in de hemel, een hemels wezen. En dát zijn we! Dat kan ik aan jullie neuzen niet zien, maar we zijn allemaal hemelse wezens die licht uitstralen, met een opstandingslichaam.

Het gaat er niet om dat je ‘aards’ wordt, het gaat er om dat je in het wordingsproces in de hemel zit.

Maar wat is er bij heel veel mensen een soort schuldgevoel aanwezig, misschien ook wel bij jou, en dat kan héél diep zitten, een soort schuldgevoel ten opzichte van God.

Je vraagt Hem ook steeds: ‘Hoe kan ik U dienen?’ Want je mot toch wat dóen!?

En Jezus zegt tegen z’n discipelen: Ik ben in jullie midden om jullie te dienen.

Maar toch: ‘wat kan ik voor U doen….?

Dat vreemde schuldgevoel. Ja, je zingt: ‘al je zonden zijn vergeven’, maar op één of andere manier heb je toch dat vage…

En het is voor een hoop mensen een motor om allerlei dingen te gaan dóen.

Want vanuit schuldgevoelens word je aktief, je moet wat doen, en zéker voor de Heer….

Nou, nou, voor de Heer iets dóen….., waar gaat het over? Er klopt iets niet.

Ik hoorde eens iemand tijdens een zangdienst zeggen, lang geleden: ‘Ja, het beste is nog niet goed genoeg voor God’. Nou, daar gaan we weer…

Als God Zijn schepping overziet, dan constateert Hij dat het goed is.

Er staat niet ‘best’, er staat ‘goed!’ En goed is goed, en wat daar bovenuit gaat, dat is uit de boze. Het hoeft niet beter te zijn dan goed.

 

In Job 2: 9 zei z’n vrouw tegen hem: Volhard je nog in je vroomheid? Zeg God vaarwel en sterf.

In de septuagint, die bijbel, staat, dat,

 toen er een hele poos voorbij was, dus Job had een hele tijd op die mesthoop gezeten; en na die hele tijd zegt z’n vrouw: ‘zeg maar ‘dag’ tegen God, en het beste lijkt me dat je dood gaat hoor’.

Dát is wat als je eigen vrouw dat zegt?

Maar Job zondigde niet.

Dat staat in Job 1:22: In dit alles zondigde Job niet en schreef Gode niets ongerijmds toe. In het Hebreeuws staat er: ‘Hij gaf God geen zouteloze kost te eten’. Dát staat er in het Hebreeuws.

Dus geen laffe toespraken tot God.

Geen laffe woorden, maar pittig.

Het is vertaald met ‘niets ongerijmds’, dat is ook prima natuurlijk, want een hoop mensen schrijven God ongerijmde dingen toe, ja ja, ‘Hij geeft en Hij neemt….; en Hij bepaalt je geboortedatum en Hij bepaalt ook je sterf-datum; want Hij houdt dat allemaal bij in z’n dikke agenda….

Het is zo’n flauwe onzin! Alsof God niks beters te doen heeft.

Waar zou God trouwens de hele dag mee bezig zijn? Zijn hele dag, Hij is de Dag.

Ik heb het eens aan Hem gevraagd hoor.

En wat zei Hij? Ik probeer Mijzelf te openbaren in mensen, in Mijn kinderen.

Dat is het enige wat Hij doet, proberen te openbaren.

In Job 2:10 staat iets wat door ontzaglijk veel mensen verkeerd wordt uitgelegd.

Zouden we het goede van God aannemen en het kwade niet?

Nou, daar hebben we het! Het staat er dan toch maar. Ja, maar er is een woordje weg gelaten: ‘Verdragen’; dat hoort achter het woordje ‘niet’.

Dus dan staat er: Zouden we het goede van God aannemen….ja…, en het kwade niet verdragen? Ai, dat werpt een heel ander licht op de zaak. Want als je het goede van God aanneemt, en je dóet goed, dan krijg je te maken met de tegenstander: het kwaad. En dáárvan wordt gezegd: ‘ga dát nou maar eens verdragen, ga dát eens dulden’.

Als je onrecht moet verdragen, ‘nou’, zegt Petrus, ‘dat is genade bij God’.

Niet onrecht, maar het kunnen verdragen van onrecht; dat je er tégen kan! Dát is genade!

Dus als je het moeilijk hebt, en wie heeft dat niet, je kunt het soms hartstikke moeilijk hebben, niet normaal meer, en op één of andere manier blijf je toch overeind.

Dát is nou genade!

Maar het geldt dus ook voor ons. We nemen het goede aan, en het kwade moet je dan maar verdragen. Dat hóórt er bij.

 

Job 2:11-13.

Wat hier wel merkwaardig is, dat die vrienden eerst een week zitten voor die mesthoop, en ze kijken eens naar Job, ze zuchten eens en ze schudden eens met hun kop, want daar zit me toch een zielig hoopje mens. En een week zeggen ze niks! Dat is een fijn bezoek hoor!

Jij hebt het hartstikke moeilijk en er komt bezoek, en ze zeggen een week niks!

En Job zegt ook niks. Hij doet er het zwijgen toe, hij denkt: ‘ik wacht wel af totdat zij eens een keer beginnen’.

En dan begint die rare Elifaz met een raar verhaal, Job 4:13, tijdens overpeinzingen, in nachtgezichten, toen diepe slaap op de mensen gevallen was. Schrik en beving overvielen mij en deden al mijn beenderen verschrikken..

Hij schrikt zich kapot! Want hij ziet wat.

Een nachtgezicht. Dat zijn geen visioenen uit de hemel. Daar gleed een geest mij voorbij….

Zo, wat een stinkerd! Dat is geen engel, maar een boze geest.

Hij deed het haar van mijn lichaam te bergen rijzen.

Hij schrikt zich helemaal te pletter.

Hij bleef staan, en dan nog iets: ik kon z’n gestalte niet onderscheiden.

Nou, daar heb je er één hoor! Een vage gedaante.

Een gedaante stond voor mijn ogen en ik vernam een fluisterende stem: zou een sterveling rechtvaardig zijn tegenover God?

Dat vertelt Elifaz tegen Job. Ja jongen, een sterveling kan niét rechtvaardig zijn tegenover God. Ik heb het vannacht zelf gehoord. Ik heb een beeld gehad, een visioen…!

Ja, ja…, en nog sterker: ….of een man rein tegenover zijn Maker? In zijn dienaren stelt Hij geen vertrouwen en bij zijn engelen vindt Hij dwaling.

Nou, die engel die voor z’n neus stond, dát was een dwaalgeest.

Een afschuwelijk, griezelig voorbeeld is dit van die Elifaz. Je zal zo’n trooster bij je nest vinden als je hartstikke ziek bent, en hij begint met dit verhaal tegen je.

Die schop je toch de kamer uit, bij wijze van spreken. Maar dat doet Job niet, nee, het is griezelig.

De Almachtige wordt ook steeds in het boek Job genoemd. In het Hebreeuws is de Almachtige een vertaling van El Shaddaj, de naam van God; die komt in het boek 31 keer voor. Dat is veel hoor!

Wat stel jij je nou voor bij almachtig?

Ja, dat Hij alles kan en zo…., een enorm groot wezen, en jij wordt steeds kleiner.

Nou, ik heb het eens uitgevogeld en nageplozen.

In het woord El Shaddaj zitten verschillende betekenissen. Dat heb je vaker met het Hebreeuws.

De Hebreeërs kunnen de klinkers altijd wijzigen, maar medeklinkers niet, maar met de klinkers kunnen ze rommelen. En dat geeft dan soms hele mooie verklaringen.

Dat woord El Shaddaj heeft iets te maken met ‘berg’, het heeft iets te maken met: ‘Hij (God) is zichzelf genoeg’, en ook met ‘moederborst’.

Er zitten dus 3 betekenissen in.

Die ‘berg’, dat snap ik; dat is de berg Sion in de hemel.

In Openb. 14 staat: het Lam stond op de berg, de berg Sion; dat is de hemel.

Ik weet niet of u de berg Sion kent, maar dat is een heuvel hoor. Dat is geen knoert van een berg; geen Mount Everest. Het is daar ook te koud om te wonen.

Maar iedereen kan tegen die heuvel op, het is een heuveltje.

Maar: ‘Hij is zichzelf genoeg’. Het is de moeite waard om daar eens over door te denken. Wat zou dát nou betekenen?

Zichzelf genoeg zijn…., Hij hoeft niet méér te zijn. En hoeveel mensen maken God méér dan Hij is! En daar komt dan het woord Almachtig vandaan!

God bepaalt alles, Hij doét alles, Hij beslist alles; en de mensen hebben zich maar te schikken in hun lot…..

Die derde betekenis vind ik wel heel ont-roerend; het heeft te maken met moederborst. Daar wordt God voorgesteld als een moeder.

Dat is mooi, dat deed Jezus ook. Hij zei tegen dat ontrouwe Jeruzalem, met de tranen in z’n ogen: Ik heb jullie willen vergaderen als een kip haar kuikens.

Hij vergelijkt Zich dus met een kip, en niet met een haan! Hé, en ook niet met een arend, want dat willen de mensen zo graag. Dat máchtige moet toch altijd naar buiten komen…

Erasmus heeft daar al over geschreven in zijn boek: ‘De lof der zotheid’.

Hij schreef daarin: ‘De heilige Geest wordt voorgesteld als een duif, een duivin, en niét als een arend’. Alsjeblieft Erasmus, goed beschreven.

Ja, moederborst, en God vergelijkt Zichzelf ook met een moeder, een vrouw kan haar kind niet vergeten, zegt Hij, dus Ik jullie ook niet.

Wonderlijk mooi, dat er dus hele grote moeder-lijke kant aan God zit.

Er zat toch ook een moederlijke kant in Adam toen hij geschapen werd? Later is dat van hem los gemaakt en ontstond er een moeder, maar het zat eerst in hem.

Het is leuk om daar over door te denken,

hoe dat zit; dat moederlijke.

Als Jezus aan het kruis hangt, wat zegt Hij dan tegen Johannes? ‘Zie je moeder’, en wie was dat dan, die moeder?

Dat was Hij zelf. Hij doorstond aan het kruis de weeën op een verschrikkelijke manier.

Al die weeën heeft Jezus doorstaan zodat een mens als een Zoon tevoorschijn kon komen. Dat is doordenken hoor.

Want wat zegt Hij tegen Maria: Vrouwe, zie uw zoon’. Wie is die zoon? Dat was niet Johannes, dat was Jezus Zelf.

Toen Jezus in de tempel getoond werd, is er een profetie over Hem uitgesproken aan Maria: ‘er gaat een zwaard door je ziel’. En een zwaard maakt scheiding tussen goed en kwaad, maar een zwaard maakt ook scheiding tussen natuurlijk en geestelijk, en dáár moest Maria aan wennen. “Ach, het is mijn zoon niet meer, hij is geen natuurlijk kind meer van mij.

Zij moest een hele switch maken in haar denken zodat ze in Hem haar Verlosser zou gaan zien; en dat kost even tijd natuurlijk.

Ik denk dat dát met die woorden aan het kruis bedoeld is. Johannes reageert daarop door die moeder in huis te nemen, maar dat was het punt niet zozeer, dat had Jezus van tevoren ook kunnen regelen. Zo van: ‘zeg Johannes, neem jij mijn moeder in huis?’

Enfin, dat zijn zo wat van die gedachten; het zwaard is inderdaad door Maria gegaan. Toen kon ze scheiding maken.

“Ach, mijn zoon is nu mijn Verlosser geworden, mijn Redder”. Naar het vlees was Hij uit haar geboren, maar naar de Geest was Hij uit God geboren.

Jezus is ook van een natuurlijk mens een geestelijk mens geworden! Het was een puur natuurlijke geboorte uit Maria.

Jaha…, maar Hij was door God verwekt..

Ja, dat was Izaäk ook. Toen God aan Sara had gedaan wat Hij beloofd had, heeft God Sara bevrucht.

Paulus haakte daar ook nog op in: ‘dát is nou een kind van de belofte, een geestelijk kind’.

Jezus is toch ook opnieuw geboren.

Wat Hem is overkomen en wat er met Hem gebeurd is, dat gebeurt ook in ons; Hij is óók opnieuw geboren! En dáárvan heeft Hij getuigenis afgelegd in de doop.

Want wat is de doop? Het bad der weder-geboorte. En zó voldeed Hij aan de gerechtigheid. Dit sluit mooi aanéén hoor, als je dit allemaal zo kunt overdenken.

Dit was even een zijstraatje.

Job 5:18.

Hij verwondt en Hij verbindt…

Daar heb je dat dubbele weer. Je zal zo’n huisarts hebben, dat hij zegt: ik heb zo weinig klanten, ik ga de buurt maar eens even door en sla dan sommigen in elkaar, die verwond ik, dan komen ze vanzelf bij me, dan kan ik ze verbinden. Wel een rare huisarts hoor, een vreemde kerel.

Dat dubbele zit in die foute vertaling, jammer hoor.

En dan Job 6:8. Dat bidt Job: Ach, dat mijn gebed in vervulling ging, en dat God mijn hoop verwezenlijkte.

Ja, dat hij weer gezond en blij werd!

Als je dat nou eens verplaatst naar de hoop die God heeft; want 1 Cor. 13 gaat over hoop, geloof en liefde, dat gaat wèl over het geloof van God! En de hoop van God! En de liefde van God!!

Niet over het jouwe, maar Zijn hoop! Zijn geloof. Wat gelooft God dan?

Nou, dan kijkt Hij naar dit groepje, onder andere, en zegt dan: ‘Ik geloof in jullie’.

Dan moet Hij wel een groot geloof hebben.

“Ja, dat hèb Ik!” Hij gelooft in een groepje mensen; een rest wordt er in de bijbel genoemd. Daar heeft Hij Zijn geloof op gericht, daar vertrouwt Hij op!

“Er komt uit jullie tevoorschijn wat Ik bedoeld heb”.

Wij zitten in een wordingsproces, goed onthouden, je bent aan het wórden. En dat is rustgevend. Ja, dat wordt nog eens wat!

Maar Hij heeft Zijn hoop ook op jou gevestigd. En als je die hoop brandend houdt, komt dat altijd goed.

Een ander woord voor ‘hoop’ vind ik veel mooier, dat is ‘verwachting’.

De verwachting hoog houden.

We hebben eens een beeld in de gemeente gehad van een vuurtje op een oever dat bijna uit was. Nog hele kleine blauwe vlammetjes. Toen kwam er iemand aan die bij dat vuurtje bukte, hij gooide er wat kooltjes op en wat hout, en hij begon te blazen.

Toen begonnen die vlammetjes er weer doorheen te spelen, prachtig!

Geen hoog oplaaiend vuur hoor, zoals je dat in veel samenkomsten hoort, nee, een rustig vuur waarbij een ander zich kan verwarmen. En niet hoog oplaaiend,  zodat ze verbranden.

Dit beeld werd eens getoond, en toen was er het woord bij dat je de hoop moest aanblazen, dat je de verwachting levend moest houden.

Dát is nou de verwachting die God heeft, zodat Zijn hoop verwezenlijkt wordt!

En dat wordt in de Openbaring beschreven,

als die vrouw bevalt van een volwassen zoon. Mooi hè?

Job 16:1: Daar zegt Job: waar zijn jullie toch mee bezig? Jullie zijn troosters van niks, helemaal niks. En dan zegt hij in vers 2:

Jullie zijn jammerlijke vertroosters.

Ik heb er helemaal niks aan. In het Hebreeuws staat er ‘kwaadvertroosters’.

Dus je probeert iemand te troosten door rare opmerkingen te maken.

Je komt bijv. bij een zieke en je zegt: ‘daar zal God wel een bedoeling mee hebben’.

Dan ben je dus een kwaadvertrooster.

Dat gebeurt niet zomaar….? Het is je toch overkomen? Nou, daar zit Gods bedoeling weer achter….

En die zieke maar piekeren, tjonge jonge, wat heb ik nou weer fout gedaan waardoor ik hier in mijn ziekbed lig.

Je bent dan een ‘kwaadvertrooster’.

Dan stelt Job in vers 3 een goeie vraag: Wat prikkelt jullie toch, dat jullie weer het woord neemt? Er is iets in mijn gedrag waaraan een ander zich ergert. Wat prikkelt jullie? Wat is dat dan? Waarom ergeren jullie je er aan? Hoe kan dat nou waarvoor sommigen mij haten?

Jezus waarschuwt later ook hoor, Hij zegt: Je zult nog een keer door iedereen gehaat worden. Waarom? Omdat Hij God z’n Vader noemde! En dat mag niet, want dan stel je je met Hem gelijk.

Job werd gehaat omdat hij z’n onschuld vasthield. Hij hield z’n onschuld met twee handen en voeten vast: ‘Ik ben onschuldig’. Wat prikkelt jullie toch?

Weet je dat Jezus ook altijd opgezocht werd door de schriftgeleerden en farizeeën?

Alsmaar gingen ze naar Hem toe en dan stelden ze Hem weer een rare vraag om Hem te vangen.

Wat prikkelden hen toch om Hem steeds op te zoeken? Jezus was de wandelende onschuld, vandaar.

En dan komt er iets geks. Job 16:9c: Mijn tegenstander scherpt zijn ogen tegen mij.

Zie je hem staan tegenover Job? Daar staat de duivel, en hij kijkt naar Job, en hij scherpt z’n ogen. Waarom?

Om eens te kijken waar de zwakke plek van Job zit; eens even aftasten.

Ken je dat, dat je afgetast wordt? Om te kijken of je ook ergens fout zit of zo?

Ja, èn maar kijken naar je! Hij scherpt z’n ogen; wát een boef hè?

De satan zoekt dus het onheil.

In Job 19:26 zegt Job: Al is mijn huid zó geschonden, ik zal God aanschouwen, die ik zelf mij ten goede aanschouwen zal.

Het staat er wat cryptisch, maar ‘al ben ik nóg zo geschonden, ik zal God zien vanuit dit lijf. Ik zal Hem zien! Mij ten goede en niet ten kwade.

Het is hierbij wel steeds goed doordenken, wat stáát daar nou….?

Eigenlijk zegt Job: ‘ik geloof in de opstanding’. Eén van de weinige Aartsvaders, maar daarom zijn het ook Aartsvaders. Je mag Job rustig zo noemen hoor!

Abraham geloofde ook in de opstanding.

De Hebreeënschrijver zegt: Door het geloof….Welk geloof had Abraham? Wat had hij dan? Hij geloofde in het opstaan, want hij zegt tegen z’n zoon Izaäk, een mooie meegaande jongen, en tegen z’n knechten: als wij terugkomen…. Dat wist Abraham.

Al neem ik een moeilijke beslissing, op die jongen rust een belofte. Dus wij komen terug!

‘Hij zal wel opstaan!’ Dát was nieuw!

Want opstaan uit de doden was nog nooit gebeurd.

Job geloofde in de opstanding; en dat is de kern van het evangelie!

Job 27:5 : Het zij verre van mij, dat ik jullie gelijk zal geven; totdat ik de geest geef, zal ik mijn onschuld niet prijsgeven.

‘Ik hou mijn onschuld vast!’ zegt hij.

‘Ik ben niét schuldig! Nergens aan!’

En dat zeg je dan in zo’n toestand, zittend op een mestvaalt, en je krabt je met een scherf tegen de ondraaglijke jeuk.

Dus laat je nooit een schuld aanpraten als je iets overkomt. Dat is een goeie hoor!

Laat je niets aanpraten als jou iets overkomt op de één of andere manier, en dat je de oor-zaak gaat zoeken, en ook nog bij God Zelf.

De oorzaak ligt altijd bij de duivel.

Dát was de oorzaak dat Job daar zat.

Hij zegt zelfs in deze hoofdstukken: ‘Als God mij nou toetsen zou, – en toetsen is gewoon kijken: ‘hoe is het van binnen met je?’ – Nou, zegt Job, ‘dan kom ik als goud tevoorschijn’.

Die vrienden van hem ergerden zich kapot aan zulke uitspraken; ze maakten zich nog kwaad ook! Die snappen er dus helemaal niets van.

In Job 28 wordt gesproken over de wijsheid, en Job spreekt dat. Hij zegt in een prachtige redevoering dat mensen overal naar op zoek zijn, en alles afgraven; maar hij zegt: ‘waar is de wijsheid? Het gaat toch om de wijsheid Gods?’

In vers 11 staat: Hij brengt het verborgene aan het licht. Dat is ook zo’n kostelijke eigenschap van God, dat Hij het verborgene aan het licht brengt.

Je zit bijv. met een bepaald geheim, wat jij al je hele leven een beetje hebt weggedrukt, weggestopt.

God zegt eigenlijk: ‘breng het eens tevoor-schijn, Ik veroordeel je nèrgens over; Ik veroordeel je niet, maar het is je overkomen’.

Wat een verdriet en een inspanning om dat altijd verborgen te houden.

Als je in een hele veilige omgeving bent, dan durf je het aan het licht te brengen.

En dan valt het licht er op, en dan kun je zien wat goed en wat niet goed is. En dan kun je je maatregelen nemen.

Aan het licht brengen is belangrijk hoor, maar doe dat wel bij een vertrouweling.

Daar moet je heel goed voor uitkijken.

Vers 12: De wijsheid, waar wordt zij gevonden? Wat is wijsheid?

Ook een goeie vraag. Het antwoord hierop is wat Paulus tegen de Corinthiërs zegt:

Een andere naam voor Jezus is de Wijsheid Gods.

Dus de Christus is Gods Wijsheid. En dat is ook het punt van jouw hoop.

In de Colossenzenbrief wordt gesproken over de hoop die in ons is. Christus in ons!

Dat is de kern van ons evangelie.

Je wordt geen beeld van God, je wordt een gelijkenis. Dat is een hoge verdieping.

Je gaat op Hem lijken. Dát is wonderlijk mooi?

In Job 31:35 staat een merkwaardig stuk, daar staat zóveel in.

Ach, zegt Job, dat toch iemand naar mij luisterde! Ziehier mijn ondertekening – de Almachtige antwoordde mij – ook het stuk (boek) dat mijn tegenpartij heeft geschreven.

Dus ik heb wat getekend, zegt Job, en de tegenpartij heeft ook geschreven, en nog wel een boek! Een heleboel!

Ja, laat die tegenstander maar schrijven!

In de Amerikaanse bijbel staat: hij zette z’n vage beschuldiging neer in een verwarde vorm. Dát is de inhoud van dat boek.

Die v á g e beschuldiging. Je zal wel

é r g e n s  een foutje gemaakt hebben Job…, er moet toch iéts zijn waardoor dit jou is overkomen? En dan ook nog in ingewikkelde formuleringen.

Daarom zeggen de Engelsen: ‘verward’.

Zoals klimop dwars door elkaar heengroeit.

En juist in die vage beschuldigingen, met ingewikkelde woorden, wat jij aanhoort, tja, daar moet toch wel iéts van waar zijn….

Dat stuk van de tegenpartij is verschrikkelijk! Er is een stuk wat Job heeft geschreven, en een stuk wat de boze heeft geschreven.

Jezus heeft trouwens de wet met al z’n vormen enz. aan het kruis genageld hoor! Wij staan gelukkig bóven de wet.

Je hebt toch geen wet meer nodig?

Dan zegt Job (36): Ik zal het op mijn schouder nemen, het mij als een diadeem ombinden. Wat neemt hij op z’n schouder? Zijn onschuld! Zijn stuk, al is het nog z’n klein papiertje met ‘ik ben onschuldig’, dat plakt hij op z’n voorhoofd, en dat begint te blinken als een diadeem, als een voorhoofdsiersel.

Dan staat er iets geks in vers 37: Van al mijn schreden zal ik Hem rekenschap geven. Dat Hem met een hoofdletter is niet goed, dat moet met een kleine ‘h’ zijn, want Job stapt op de duivel af met zijn kroon van onschuld; stapt recht op hem af, en ik zal ‘hem’ rekenschap geven van ‘mijn’ onschuld!

Nou, dan houdt hij z’n bek wel.

Als een vorst zal ik hem naderen!

Zie je Job? Op aarde een stuk vuilnis, bij wijze van spreken, en in de hemel (want de duvel zit in de hemel) stapt hij op hem af, en laat zien hoe blinkend zijn onschuld is.

Letterlijk schitterend!

Het schittert, en dat verblindt de boze!

Mooi dat Job hier zo prachtig overeind blijft!

Waarom zit het voorhoofdsiersel op je voorhoofd? Dat is je bewustzijn; wees je bewust wie je in Christus bènt; of nog mooier: ‘wees je bewust wat de Christus in jóu is’. Eén en al onschuld!

Ja, dan ben je een gelukkig mens.

Nog een heel klein stukje over die vage onschuld, dat vage is zo doortrapt; dat vreet aan je, dat knaagt aan je, en je weet de oorzaak niet. Dáár heb je nou de boze die dit alsmaar doet. Het is een motor voor een hoop mensen om dingen te dóen! Je moet jezelf toch nuttig maken…?

Stel dat mijn vrouw nou aan mij vraagt: ‘ben ik wel nuttig voor je?’ Dan zeg ik: zullen we maar even teruggaan naar onze verkeringsperiode? Het kan me helemaal niet schelen, al ben je onnut, maar ik hou van je!

Het is toch verschrikkelijk: ‘je moet toch nuttig zijn voor de Heer….?’

Ja, dáár moet ik nog heen, en dié moet ik nog mailen, en dáár moet ik achteraan…

Waarom? Denk maar eens aan jezelf.

Petrus loopt na de opstanding met Jezus mee, en dan ziet hij Johannes; dan zegt hij tegen Jezus: ‘wat moet er met die Johannes gebeuren?’

En Jezus kijkt hem aan en zegt: ‘wat kan jou dat schelen man, volg jij Mij!’

Dát is het geheim; ‘wat gaat het u aan’.

Daar loopt Job met dat prachtige voorhoofd-siersel de satan tegemoet.

Doe dat maar eens hoor, als hij je beschuldigt. Bekleedt je bewustzijn maar.

Job 42:5: Mijn oog heeft U aanschouwd.

Dat is mooi, ik heb God gezien! Job heeft God gezien; en wie zagen God ook? Mozes, en Jezus.

Paulus zegt in 1 Cor. 13:12: ‘we zien nu nog in raadselen, maar straks van aangezicht tot aangezicht.

Nou Paulus, dan kun je beter bij Mozes in de leer gaan, of bij Job; want die hebben God Zelf gezién! Face to face!

Want geliefden kijken elkaar aan, soms tien minuten. Die lezen stilzwijgend het geheim in elkaars ogen, en dáár heb je nou je Vader, vol van tedere liefde voor jou. Hij vraagt ook aan je: ‘kijk Me eens aan’. en dan kun je van alles verzinnen om een andere kant uit te kijken, maar kijk Mij eens aan!’ Je sterft niet, je leeft!

Prachtig!

Mijn oog heeft U aanschouwd, dus ik verwerp al die andere Godsbeelden, die knikker ik weg.

Waar die vrienden hun mond vol van hebben…., en ze zeggen soms hele mooie dingen hoor…, maar er zit altijd dat schuld aanpraten doorheen gevlochten.

Maar Job zegt: ‘Ik heb U gezien’.

En dan staat er iets geks, wat niet goed vertaald is.

Vers 6: Ik herroep en doe boete in stof en as. Maar Job herroept niks! Wat zou hij dan moeten herroepen? Hij heeft juist geróepen dat hij onschuldig is! Dat hoeft hij niet te herroepen.

Dit is heel raar vertaald. Er staat letterlijk:

Daarom verwerp ik…., in plaats van te herroepen, en wat verwierp Job? De verkeerde Godsbeelden. Job kotst ervan.

Ik verwerp en doe boete…., een betere vertaling is: ik verwerp en word getroost!

Trouwens, wat betekent het werkwoord ‘boeten?’ Herstellen, netten boeten, netten repareren.

Dus geen boete doen, ik word hersteld, ik word getroost, is een veel betere vertaling.

Met andere woorden: Daarom verwerp ik…, en ik word getroost. Dan staat er ook nog achter: ‘in stof en as’. Dat is niet goed, dat in moet zijn ‘boven’, boven stof en as,  dáár zat hij op. Hij zat op die stof, hij is zelf ook stof, dus boven hemzelf uit; en die as, waar ik op zit, daar stijg ik helemaal bovenuit, ik word getroost door mijn Vader, omdat ik de verkeerde Gods-beelden weg geknikkerd heb.

Dit geeft een heel andere visie op het boek Job.

Als je die Job nou ziet zitten, dan denk je: tjonge jonge…. Jacobus spreekt er in zijn briefje over.

Wat had Job een uithoudingsvermogen, wat een geduld had die kerel.

En wat gebeurt er dan nog op het eind?

Nou, zegt de Heer tegen die Elifaz in vers 7: Mijn toorn is ontbrand tegen jou en je vrienden, en dan komt het: je hebt niet recht van Mij gesproken, en Job wel.

Wat zou Job dan hebben moeten herroepen als hij recht heeft gesproken van God? Dan hoeft hij toch niets te herroepen?

Dat is ook een hele vreemde vertaling.

Nou Job, bid jij maar eens voor ze, ze hoeven zelf niet te bidden, bid jij maar.

En hij bidt voor z’n vrienden.

 

Na al die redevoeringen had hij ze toch van zijn erf kunnen schoppen? Maar dat deed hij niet.

Geduldig weerlegde hij hun toespraken.

In vers 8 staat: Mijn knecht Job mag voor ze bidden, want hem slechts ben ik ter wille.

Ik wil doen wat Job deed, dat ga ik doen.

Dus Job bad voor z’n tegenstanders; hij bad voor z’n vijanden, en dan denk je onmiddellijk aan onze Heer die bad voor Z’n vijanden.

Als je dus vijanden hebt, dan moet je voor ze bidden. Niet dag aan dag, zegen ze maar; als ze in je hoofd opkomen, ga ze maar zegenen; dan komen ze steeds minder in je hoofd, want de duvel wil niet dat jij ze zegent.

Bidt voor ze, dat ze helder van geest worden, dat ze de dingen óók gaan zien.

En zo is Job een prototype van Jezus.

Die bad ook voor z’n vijanden en zei ook: ze hebben helemaal niet dóór waar ze mee bezig zijn; ze weten niet wat ze doen!

Dus: heb je vijanden lief; dat is nogal een stap; ga maar van ze houden, in die zin: wees goed voor ze, wees vriendelijk voor ze.

Dit is het verhaal van Job wat ik een beetje kwijt wilde.

 

Duurt Sikkens d.d. 30-10-2016 (Hoogeveen)