Leven in twee werelden

 

Elk mens leeft in twee werelden. Dat geldt voor alle mensen. Ze leven in een geestelijke wereld en ze leven in een natuurlijke wereld. Alleen miljarden weten dat niet, maar ze zitten er wèl.

De aardse mens weet dat niet, maar die leeft óók in een onzichtbare wereld; als hij sterft, blijft hij bestaan, maar hij woont in de wereld der duisternis.

Wij zijn overgestapt van de duisternis naar het licht; maar zij zitten in duisternis.

Alleen christenen, die opnieuw zijn geboren, die bóven zijn geboren, weten dat ze èn in het Koninkrijk Gods leven, èn op aarde leven. Zó zit dat!

Paulus zegt: wij zijn burgers van een rijk in de hemelen; in de onzichtbare wereld, maar wel aan de lichtkant.

In de Efezebrief staat: medeburgers der heiligen. Dus je woont allemaal samen in dat land. Maar omdat wij ook op aarde leven, hebben we dus te maken met het rijk der duisternis; want de wereld ligt helemaal in het boze, in de donkerheid, in de ellende. En daar hebben we mee te maken.

Jezus zegt ook:  in de wereld lijd je verdrukking. Verdrukking gaat uit van de boze. De wereld is bezet gebied. De hele aarde is bezet door de vijand. Maar er zijn klèine groepjes gelovigen, dat zijn ècht kleine groepjes, die licht verspreiden. Zij zijn lichtpunten in die donkerheid.

Jezus zegt ook: Vrees niet jij kleine kudde, het gaat maar om kleine groepjes mensen.

Soms héle kleine; soms bestaan ze maar uit twee. Maar zij zijn de lichtbronnen in deze wereld. En dat is een mooi woord, lichtbron. Het licht ontstaat in jezelf.

We hebben daar een strijd te voeren tegen boze geesten. Ik zal één voorbeeld geven.

Ik ben er achter gekomen dat een depressie een boze geest is. Je kunt duizend oorzaken aanwijzen waardoor die ontstaat, maar een depressie is een boze geest.

Ik weet van een paar in onze gemeente die daarvan bevrijd zijn. Bij de één kwam het een maand later, dus die geest was gebonden en weggestuurd, en een maand later brak bij haar het licht door, nou, dat is wat hoor, want een depressie is iets verschrikkelijks.

Honderdduizenden mensen lijden aan één of andere vorm van depressie. Dat is die druk van buitenaf, en dat gáát maar door. Het is alsof je onder een deken getimmerd bent, en op het moment dat jij je probeert op te tillen, neemt de druk weer toe. Zó zwaar zijn depressies.

En een ander in de gemeente was na een dag helemaal vrij. Eén dag, dat is wat!

Het was een boze geest en verder niks.

Je kan het een burn-out noemen, je kan het van alles noemen wat je wil….., de psychologie heeft talloze termen voor die hopeloze toestand.

Dus dat winnen we, want Jacobus schrijft: boze geesten sidderen. Boze geesten zijn bang voor ons en niet andersom. Ze zijn gewoon bang voor ons.

In Jes. 57 staat: God woont in den hoge en bij de verslagenen van geest.

Hoe kan dat nou, want ik zie zoveel verslagenen van geest waar God niet bij woont. Hoe zit dat nou?

Hoe bereikt Hij nou die kapotgeslagene? Of die verbrijzelden? Het zal je maar overkomen dat je geest, je ziel, verbrijzeld is; wat is er dan van je over?

Vergeet het niet: jij woont óók in de hoge, waar of niet? Jij woont in de hoge! Naast God! En God naast jou. Maar je bent ook op aarde, dan kun jij die verbrijzelden, die kapot geslagenen, bereiken. Dus God woont daar, en Hij bereikt ze via jou! Dat is mooi! Wij kunnen die hopeloze mensen opzoeken. Ja, zoek ze maar op.

Je hoeft niet de belangrijke mensen op te zoeken hoor, echt niet. Maar de kapot geslagenen, mensen waar geen eer aan te behalen is. Armen van geest noemt Jezus hen. Het stelt in de wereld helemaal niks voor. Terwijl Jezus gezegd heeft:  wat hoog is bij mensen, dat is een gruwel voor God. Het woord gruwel heb ik opgezocht, het betekent dat God daar helemaal misselijk van wordt. Wat hoog is bij mensen zie je alleen maar op tv.

Zoek de armen van geest maar op.

En de treurenden? Zoek ze maar op en ga ze maar troosten, dan worden ze zalig. En ‘zalig’ betekent ‘gelukkig’.

Zoek de niksnutten maar op en troost ze. Beur ze op, geef ze woorden van God te eten, dan heb je goed voedsel.

Geef ze maar wat te eten, en schenk ze het levende water.

Zó is God bij die mensen, bij de verslagenen. The have nots.

Ja, hemelburger. Wat doen jullie in de hemel? Wat doen wij in de hemel?

Wat doe je er nou de hele dag?

Laat ik maar een beeld gebruiken, dan wordt het heel duidelijk. De meesten van jullie doen dat ook wel.

Hij ploegt en hij zaait en hij wiedt en hij plant. Dáár ben je mee bezig.

Je ploegt, wat is dat? Dan woel je de geest van een mens wat om, daar keer je wat in om, maar je maakt hem rijp om straks het zaad te ontvangen. Zo doet een boer dat, en zo doe jij dat ook.

Trouwens, wie wordt er boer genoemd in de bijbel? God Zèlf. Er staat heel mooi: ‘landman’, maar ik kom die term nooit meer tegen in de krant: mijn vader is landman.., gewoon boer! Dus God is een boer, en die boer ploegt voort, om met van Duinkerken te spreken. Je ploegt om de grond ontvankelijk te maken. En dan ga je zaaien. Je zaait daar het woord van God in de geest van die mensen.

En je wiedt, je haalt wat onkruid weg; vreemde leringen, rare opvattingen, gewoon wieden, want dat werkt niet en ze vreten alleen maar vocht. En je plant. En het mooiste is zelfs dat wij zelf regenen.

Jezus heeft het over de vroege en de late regen, Jacobus ook.

De vroege regen dient er altijd voor om dat zaad te laten zetten; dan steken die groene sprietjes net boven de grond uit.

Maar die láte regen is zó verschrikkelijk belangrijk, want dat dient voor het rijpen, het volwassen worden van het graan.

En het regent uit een wolk, en wij vormen die wolk. Echt, wij zijn een wolk van getuigen, een heerlijke wolk, en daar regent het uit, en dat valt neer, op onszelf notabene. Ja, je regent, met name de late regen.

Jacobus noemt de opbrengst van die late regen: een kostelijke vrucht. Wat zou dat nou wezen? Wat levert het evangelie ons op? De Christus!  Dat is het enige waar God vanaf het begin van de schepping naar uit heeft gekeken. Een wezen mèt Hem en náást Hem, met wie Hij op voet van gelijkheid kan omgaan. Dat wezen staat Hem al eeuwenlang voor ogen.

En waar Hij het geduld voor opbrengt, en nooit loslaat!

Want man en vrouw zijn hartstikke gelijk, het staat in de bijbel. Ze zijn zó gelijk dat er eigenlijk geen verschil is.

Zo is Jezus ook, en Zijn vrouw. Dat je elkaar aankijkt en dat je in Hem je man ziet. En Hij ziet in jou zijn vrouw. En hoe gaan die met elkaar om?

Die kostelijke vrucht is zo iets moois, die eens naar boven zal komen, die eens tevoorschijn zal komen.

Al die bezigheden, wát je ook doet, dat heet nou: bidden. Dát is nou bidden. Bidden is niet een gebedje opzeggen. Bidden is gewoon bezig zijn in de hemel. Wát je ook doet…., het heet bidden!

En als je bidt? Nou, dan wordt het je wel gegeven, zegt Jezus. Op het moment dat je bidt, word je gegeven wat je nodig hebt, om in die hemel te blijven functioneren.

En als je gestorven bent, blijf je functioneren. Dat is mooi hoor!

Want wat doe je namelijk? Kort samen-gevat komt het hier op neer dat jij de genade van God verspreidt. Dáár ben je mee bezig. Gods genade verspreiden.

De prachtigste genadegift van God is Zijn Zoon geweest. En gelijk daaraan is dat ook Zijn Geest geweest. Zowel de Zoon als de Geest zijn de kostelijkste gaven die God heeft. Méér heeft Hij niet. Want wij hebben van Zijn Geest gekregen, en Zijn eerste kind, Zijn Zoon. Tjonge, in een wereld die Hem zo vijandige gezind was. Daar  verspreidde Hij de genade van God.

Dus de werkelijke inhoud van genade,

– eigenlijk zo’n versleten woord -, maar de werkelijke inhoud is, dat het gericht is op de komst van de Christus; de openbaring van de Christus. En de Christus is al in je. Het is verborgen. Het is als een geheim. Maar het wachten is op de openbaring, en dát is nou de zogenaamde Wederkomst; dat is nou Parousia. De aanwezigheid van de Christus in ons. Gods aanwezigheid in de mens. En dat gebeurt binnen in je hoor!

Binnen in je, waar God Zich over verheugt.

Er is een oud gezang, wat wij vroeger op de kweekschool zongen, daar komt een regeltje in voor: …en in een elk die Hem behoort, het nieuwe rijk begint. Die regel is nu pas voor mij gaan leven.

In een elk die Hem behoort, het nieuwe rijk begint. Dus het komt nergens vandaan, maar vanuit je binnenste.

Dus wat is het binnenste van jezelf belangrijk. Daar ontwikkelt zich het geheim van God. Het nieuwe rijk begint. Ja, het is onvoorstelbaar waar we mee bezig zijn.

Paulus zegt, en het klinkt allemaal verschrikkelijk ouderwets: wij staan in de genade en roemen in Gods heerlijkheid.

Wat is nou de inhoud van dat zinnetje?

Wij staan in de genade, dus je ligt niet meer, je staat, en je wordt helemaal omhuld door Gods liefde, z’n ontferming, dat is je mantel geworden. Je hebt een mantel van ontferming om je heen. Die heeft Hij gewoon om jou heen geslagen, zodat jij je gaat ontfermen over de zwakken. Dát is één ding.

En dan roemen in de verwachting van Gods heerlijkheid. Waar roem ik nou in?

In de verwachting. Dus ik ben in verwachting. En wat is nou Gods heer-lijkheid? We hebben het nèt gezongen: wordt verwezenlijkt in mij Uw beeld vol heerlijkheid.

Dus als je dat gelooft dan blijf je zingen. De hoop, de verwachting binnen in je, krijgt gestalte, die krijgt vorm.

Psalm 139 beschrijft dat hele proces, van het allerkleinste begin tot aan de openbaring van de Christus in je.

Een heerlijkheid. Johannes schrijft daar over in hoofdstuk 1:14b, hij zegt daar: Jezus had een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders.

Die gewone onopvallende Jood, Jezus? Onherkenbaar gewoon? Niet te traceren; verdween tussen de mensen, dát mannetje? Ja, dat mannetje!

Die weerspiegelde de heerlijkheid van God. Het is ongelooflijk dat doodgewone mensen Gods wezen weerspiegelen.

Wie jou ziet, in die spiegel, ziet dus de Vader. Is dat zo? Als ze jou zien, merken ze dan de Vader?

En genade, nou, het is je werkterrein; wandelen in genade. Het is je leefgebied.

Want voor ‘burger’ kun je ook lezen ‘wandelen’. We wandelen daar.

We rennen niet, we scheuren niet van hot naar her. Het hele land afstropen, zegt Jezus, om een bekeerling te maken, jullie farizeeërs; en had je er één gevonden dan wordt het een kind van de hel.

Nou, dat komt hard aan hoor als Hij dát zegt. Je maakt hem nog erger dan je zèlf bent, met je bekeringsijver.

Maar dat leefgebied is eigenlijk het beloofde land.

Wij zijn de Jordaan overgetrokken, en wij zitten in dat beloofde land. Terwijl God dat hele land had beloofd aan een bevrijde volksstam van Israël; ze waren door de woestijn gegaan. En toen ze er vóór stonden, kwamen de verspieders terug, die zeiden: ‘nou, dit is me het landje wèl hoor; knoepers van reuzen heb je daar, tjonge jonge, dat ziet er niet best uit’.

Maar er waren twee kerels die zeiden:

‘dat lukt ons wel’, en die andere tien zeiden: ‘nee, dat lukt ons niet’.

Nou, zegt God, dan stoppen we er maar voorlopig mee. En dat hele volk, niet te geloven, is omgekomen in de woestijn.

Het héle volk op twee na. Dus die hebben de belofte, dat ze daar zouden komen, veertig jaar vast gehouden.

Ze zagen iedereen om zich heen sterven, en die twee bleven leven! Jozua en Kaleb.

Dan hebben ze veertig jaar iets goed vast gehouden.

Trouwens, wisten jullie dat het volk, dat de Jordaan overtrok, helemaal niet besneden was? Nee, die jochies hadden geen besnijdenis gehad; dus dat betekent, dat de besnijdenis op zich ook helemaal niks voorstelt. Dat zegt Paulus. Hij zegt: dat is werk van mensenhanden.

Het ging om de besnijdenis van hun hart, toegewijd aan God. Dat beloofde land is dus het landschap van God.

Dat moet je je eens voorstellen: God in een landschap. Ik noem het ook maar eens: het park van de nederigheid.

Dáár wandelt Hij. Een ruim, kleurrijk, prachtig park, met vijvers en bomen, waar je samen wandelt met de Zoon en met de Vader.

Ja, het park van de nederigheid. En wat geeft God aan de nederigen? Genade!

Wees maar nederig. En hou eens op met je eindeloze best te doen voor de Heer.

Leer van Mij, zegt Jezus,  dat Ik zacht-moedig ben en nederig.

En omdat Hij nederig was, gaf God Hem ongelooflijk veel genade.

Ja, genade op genade, staat er in Johannes. De ene genade na de ander.

Dat gaf Hij, dat kon Hij aan Hem kwijt.

En in dat park hoor je het ruizen van de wind in de dennen. Dat ontroert mij altijd.

Het geluid van God in het Paradijs, daar wordt over gesproken; en dat woord ‘geluid’ kun je ook vertalen met ‘stem’. Je hoort de stem van God in de wind, in de bomen. Die bomen zijn jullie toch? Dat zijn wij toch? Wie goed luistert, hoort de stem van God.

Jezus heeft het zelfs over de leliën van het veld; een uitgekauwde gelijkenis, maar voor het woord ‘Leliën des velds’ kun je ook lezen: Anemonen. En wat betekent Anemoon? Windbloem. Wat een mooi woord, het is uit het Grieks.

Een windbloem, bij het minste of geringste zuchtje wind reageren die hele kleine kopjes. Dáár heb je de christenen, zó afgestemd op de Geest, dat ze er altijd op reageren. Ja, Anemonen.

Hoe kun je nou die genade uitdelen.

In de eerste plaats door te zegenen. En zegenen is iets goeds zeggen.

Benediction betekent ‘iets goeds zeggen’; malediction betekent ‘kwaadspreken, dat is vervloeken’.

Jezus zegt: ga maar zegenen.

En je vijand? Nou, zegen hem maar.

Iets goeds zeggen tegen de arme van geest; die niks heeft, zeg daar eens iets goeds tegen. Tegen de mislukten, zeg eens iets goeds.

Tegen de mensen met een gruwelijk negatief zelfbeeld. Ach, wat zijn dat er veel. ‘Ik doe m’n best maar ik ben niks, en dus doe ik m’n uiterste best om niet niks te zijn. Ja, dan zit je toch wel in een vreselijk dodelijke spiraalbeweging.

Ja, je best maar weer doen om niet niks te zijn. Waar ben je dan mee bezig?

Het beeld dat jij hebt van jezelf is verwrongen. Dat is met zwarte verf over-trokken.

Zeg eens iets goeds tegen dat negatieve zelfbeeld; wie ze wèrkelijk zijn. Vertel dat!

Ja, hoe weet je nou hoe God ze ziet? Nou, zegt Jezus, je hebt ogen gekregen, en ogen zijn de lampen van het lichaam. Dus ik heb een paar mooie schijnwerpers; ik heb lichten. En met die lichten beschijn je de mens.

Je schijnt op de meest verborgen plaatsen in die mens; wat ze weggestopt hebben. De schuldgevoelens, schijn er maar op.

Roep het maar tevoorschijn en vergeef de schuld. Dat is het eerste wat je doet.

Altijd vergeven, dan worden ze schoon, en de verborgen plek, waar die schuld-gevoelens zaten, wordt opgeruimd, en daar kun je de onschuld voor in de plaats leggen.

Adam en Eva, tjonge jonge, die voelden zich ècht niet schuldig, en toen ze één keer in de zonden getreden waren, voelden ze zich schuldig, naakt. Maar ze waren toch al naakt? Waarom voelden ze zich de eerste keer niet schuldig, en bij de tweede keer naakt wèl?

Dat heb ik eens gevraagd aan een Hebraïcus. Er staan in het Hebreeuws twee woorden voor naakt, maar het ene is toch wel wat anders dan het andere, maar ik ken geen Hebreeuws, dus help!

Nou, zei hij, dat eerste naakt is puur, en het tweede naakt betekent dat ze zijn beroofd van hun onschuld. Daar staat inderdaad een ander woord.

Beroofd van je onschuld! Ach, hoe voel je je dan? Dan voel je je waardeloos.

En je doet je best om je niet meer schuldig te voelen.

Man, geloof toch in het offer van Jezus, die je totaal onschuldig maakt.

Je vergeeft ze, dan komt er herstel.

Jij wist de tranen van hun ogen; daartoe zijn we geroepen.

Mensen die huilen over zichzelf, die verdrietig zijn en zeggen: ik ook altijd…., sukkel dat ik ben…., en ga maar door met dat gescheld op jezelf, het is zo gruwelijk.

Als het chronisch is, als het altijd voor-komt, dan is het een boze geest, dié is schuldig! Dié deugt niet! En die probeert zijn denkwereld tot de jouwe te maken.

Dan moet je je laten bevrijden. Gewoon doen! Wat doet dat kreng in je?

Ja, jij wist de tranen van hun ogen; wat mooi hè als ze bij jou gaan huilen, en jij geeft ze leven.

Dus eigenlijk ben jij ook een genadegave van God. Vol van genade, dan ben jij een gave van God aan de mensheid.

Alsjeblieft, mensen, dit is mijn genade, aanwezig in mensen Gods.

En deze zieke, choatische wereld, wat echt een bende is, dat neemt alleen maar toe.

Ontroerend hè dat God zo omkijkt naar mensen via ons.

Numeri 6: de Here zegene u, en Hij behoede u…, de beroemde Mozaïsche zegen.

De Here zegene u. Er zijn mensen die roepen zomaar wat: ‘nou broer, zus, Gods zegen, doei….! Wat móet ik daarmee?

Ik heb wel eens gereageerd en zei: ‘geef er eens inhoud aan’. Oh, wat bedoel je? Nou, wat je zonet zei, je zei: Gods zegen.

Maar geef eens inhoud aan die zegen.

Oh, nou…., en dan moet er hevig over nagedacht worden.

Het is een kreet van niks geworden.

Dat ’s Heren zegen op u daal…. Ja, wat moet je ermee? Het heeft geen inhoud!

En je kan God ook zegenen, wist je dat?

Het is dat het verkeerd vertaald is, maar je kan God ook zegenen. Bless, dus je zegt iets goeds tegen God. Nou, is dát niet mooi? Iets moois te zeggen tegen God.

Wat gebeurt er dan? Dan doet Hij Z’n aangezicht over je lichten. Dat staat in diezelfde zegen.

Hij straalt als Hij je bezig ziet en als Hij je hoort; Hij straalt van vreugde!  Waarom? Nou, Hij is gewoon gelukkig met je. Maar kun je het aan, dat God zelf gelukkig is met jou? Ha, daar heb je die…, ha, daar heb je die….; Z’n aangezicht licht op.

Stel je je dat maar heel goed voor hoor, het is ontroerend. Dan voel je je zo veilig en niet veroordeeld; niet het ellendige, stompzinnige schuldgevoel.

Het is een vloek die nog over een heleboel christenen ligt, dat vage schuldgevoel.

Ja, ik moet toch wat doen…., ik moet toch wat doen voor de Heer….

O ja? Mag Ik eens wat voor jóu doen?

Dat is een hele andere denkwereld.

Jezus is niet gekomen om Zich te laten dienen. Het tweede stuk kennen we, om te dienen. Maar het gaat om dat eerste stuk: Hij is niet gekomen om Zich te láten dienen.

Hoeveel miljoenen mensen willen dat wel niet? Jezus dienen, ja!!

We willen U dienen, nou ja; láát je eerst dienen.

Psalm 23: Hij richt voor mij een dis aan.

Jij hoeft voor Hem geen dis te bereiden, geen maaltijd aan te richten. Nee, Hij doet dat voor jou!

Stel je dat eens voor, je zit daar aan een tafel, en Hij is bezig een maaltijd te bereiden, vorken, lepels en messen…,   Hij richt dat helemaal voor je aan. En Hij geniet ervan en komt ook bij je zitten, en mee eten. Dat is iets héél anders hoor, dan dat jij iets moet doen voor de Heer…..

Je moét bidden, je moét getuigen, je moét elke kreet die in je opkomt, vertellen…

Maar Hij richt voor mij een dis aan.

Dat deed Hij trouwens ook bij de laatste maaltijd die Hij had met z’n discipelen.

Ik weet niet of je het verhaal wel eens goed gelezen hebt. Daar zeggen de discipelen: gaan we Pasen vieren?

Ja, zegt Jezus, en Hij wijst 2 discipelen aan en zegt: ‘volg maar een man met een kruik’. Nou, dat was een bijzonderheid, want altijd droegen vrouwen kruiken, maar nou een man met een kruik.

‘Volg die maar en dan kom je wel op de plek waar je wezen moet’.

En dat klopte. Hij richtte voor Zijn discipelen een maaltijd aan.

En dan staat er nog wat achter: voor de ogen van wie je benauwen.

Reken maar dat Jezus het benauwd had bij die laatste maaltijd.

Hij zag er tegenop hoor. Hij zag er zo verschrikkelijk tegenop. Het zweet brak Hem uit in Gethsemané.

Sjonge jonge jonge…, waar ben ik aan begonnen, wat moet er gebeuren…,

voor de ogen van wie je benauwen.

Als kind was ik altijd bang voor de ogen van mijn moeder en mijn vader. Als ze maar keken naar me dan dacht ik: oh, wat heb ik fout gedaan… Ik vond dat erg hoor.

Het komt ook nogal vaak voor in schilderijen die ik heb gemaakt, ook al weer verscheurd hoor…, maar die ogen…, dat kijken naar je… Ogen van wie jou benauwen.

En jij zit daar rustig te eten, dat is toch ongelooflijk.

Kun je het aan dat God gek is met je?

Kun je ervan genieten? Hij is gewoon dol op je.

En geve u vrede staat er. In het Hebreeuws staat er in plaats van het woordje geve: zette. Even denken….

Zette u vrede, hoe zit dat? Wat is zetten? Nou, denk aan een been zetten, het is gebroken en het wordt opnieuw gezet. En dát is het! Er was iets gebroken, en het wordt opnieuw gezet.

Het verbond tussen God en mens was gebroken, en met vrede zèt Hij dat weer. Het wordt weer terug gebracht in de originele toestand. De breuk verdwijnt.

Je hebt geen breuk meer met God. De breuk wordt geheeld.

Het krijgt ook weer vaste vorm, het wordt weer stevig; de verhouding met God wordt hersteld. Oh, wat is dat mooi!

Ja, dat gaat van God uit. Verbindt de mensen, verbindt ze met God.

Wat is dat een mooi verband, en Jezus noemt dat verbond.

Eenvoudig hè? Verbinden, verbond, het nieuwe verbond is Zijn maaltijd.

Trouwens, een vrucht kan zich ook zetten in de baarmoeder. Dat vind ik op zich ook al een schitterend beeld.

Het zet zich, het krijgt een plekje, en nou kan het in de baarmoeder gaan groeien.

En de vrouw die in verwachting is, dat zijn wij; wij zijn allemaal in verwachting van datgene wat in ons aan het groeien is.

Daar verheug ik me zó over hè. De groei van de Christus in ons. Dat je dát in elkaar ontdekt en vindt en bemoedigt, en mooi vindt. Waar je je over verheugt.

Hij zette u vrede. Daar staat het bekende woord sjalom, nou, ik vertaal het maar gewoon met: ongestoord samenleven in een vertrouwde sfeer.

Als jij dát kan verspreiden, ongestoord leven, en een vertrouwde sfeer.

Ben jij betrouwbaar? Dat is de grote vraag, zegt Paulus tegen de Corinthiërs.

Ben jij betrouwbaar of ben je een klep?

Dat samenleven in een vertrouwde sfeer is ook het kenmerk van de boom des Levens. Dat verspreidt de boom des Levens. Maar het is niet alleen dè boom des Levens. Jij bent ook een boompje van Leven! Want die boom des Levens heeft zich uitgezaaid. Daar komen zaailingen naar boven. En al dat jonge goed…, dat ben jij!

De mensen kunnen jou door en door vertrouwen. Ze zijn veilig bij je.

Dat zegenen en dat bidden moet je hartstikke bewust doen. Echt!

Niet met bidden alleen namen afraffelen. Wat heeft dat nou voor zin; wat is het effect, er gebeurt helemaal niks. Die moet je dan allemaal noemen en zo…, wat een  onzin. Alsof God de dingen niet weet. Maar we hebben vooral daarvoor (een raar woord) tongentaal gekregen.

Eigenlijk zeg je twee keer hetzelfde: tong betekent taal. We spreken in nieuwe talen, dat is een veel betere vertaling.

We spreken in nieuwe talen, dat is een hemels communicatiemiddel; de taal van de engelen. En de vele talen van de Geest. En die kun je heel goed hanteren door je bewust te richten op iets of op iemand.

Je denkt aan iets, of je denkt aan iemand, en de Nederlandse woorden ontbreken je, spreek dan rustig in die hemelse talen over die dingen. En réken maar dat er gereageerd wordt in de hemel.

Dus die geestelijke taal echt niet verwaarlozen hoor; een beetje aanrommelen met je tongentaal, of alleen in panieksituaties. Dat werkt niet.

Dus bewust hanteren! Héél bewust. Zó bewust dat je in je binnenkamer je gesprekken hebt met de Zoon en de Vader. En dat is kostbaar.

Het gesprek met de Zoon, je man, en de Vader van ons. En dan de dingen horen die nog nooit gehoord zijn.

Het belangrijkste is, wat het dienen betreft, dat je elkaar dient. Dát is dienen!

Heb elkaar maar lief.

Ten dienste staan van degene in wie de Christus zich ontwikkelt.

Elkaar bijstaan in de druk, de ogen van wie je benauwen.

Eigenlijk, wat ik eens van een dominee geleerd heb: die mens Gods tevoorschijn beminnen.

Dat is ontroerend hè? Je ziet iemand, en je denkt: ik ga het wezen Gods tevoor-schijn beminnen. Ik ga liefhebben in wie Gods hoop Zich verwezenlijkt.

Dan krijgt Zijn verlangen eindelijk gestalte.

Als je dit gelooft en doet, dan hou je van God, en hou je van mensen.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 26-10-2014