Uitingen van de Geest

 

Ik ben de laatste tijd bezig met de uitingen van Gods Geest; want God wil zich heel graag uiten door mensen. En ik had het wat nader willen hebben over de hógere gaven van de Geest; want hier zijn heel wat gaven werkzaam hoor.

Maar Paulus zegt: ‘streeft dan naar de hoogste gaven’.

Hoe zit dat dan en waar gaat dat over.

Maar voor het functioneren van die mogelijkheden van God in de mens is er één voorwaarde nodig, en daar wou ik het vanochtend over hebben.

Sommige dingen had ik al uitgewerkt, dus die herhaal ik niet, maar andere dingen zal ik even wat aanstippen. Het zijn wat gedachten n.a.v. 1 Cor. 13.

Een sufgelezen stuk bij bruiloften en inzegeningen. Daar wou ik hier en daar wat bij langs lezen, kijken of er weer wat nieuw leven in kan komen.

1 Cor. 13:1: ‘Al ware het dat ik (Paulus) met de tongen der mensen en der engelen sprak….’

En Paulus sprak in tongen van mensen en engelen. Maar het gaat mij nu om die talen van engelen. Ik heb het wel eens een keer uitgewerkt. Zij verstaan je, het zijn hemelse talen, maar je hebt het dan altijd over de geheimenissen van God. Dus God kan Zijn geheimen met jou delen.

Dus het is heel belangrijk, bij het spreken in die talen: ‘wat dènk je’.

Soms neem ik een gedachte, en die breng ik onder woorden in die hemelse talen; andere keren krijg ik daar antwoord op. En zo worden van lieverlee de geheimenissen van God, de verborgen dingen van Hem, die uiterst kostbaar zijn, jou bekend.

En dan mag jij ze uiten. En dat doe je ook weer in het geheim, nl., die giet je in de vorm van beelden, gelijkenissen, spreuken. Want je wilt ze niet te grabbel gooien. Als je dat tóch doet, ben je het geheim niet waard. Dan kun je het niet bewaren.

Nou, zegt Jezus, en Hij neemt dan geld als voorbeeld, als je al niet met gewoon geld kan omgaan, hoe moet Ik je dan ooit het wáre goede toevertrouwen? Dat kan toch niet? Dat is toch logisch? Ja.

Dus, als je niet liefhebt…, want ze dienen tot opbouw van jou en van de geméénte… Dáárvoor dienen die gaven.

Met natuurlijke gaven bouw je geen gemeente. Wel met gééstelijke gaven!

Maar als ik de liefde niet heb, wat ben ik dan?

Hij zegt hier: ‘schallend koper, een rinkelende cimbaal’. Ik heb het maar vertaald met: ‘druktemaker’, je bent gewoon een druktemaker; een lawaaischopper. Want het gaat nl. niet over jouw liefde, maar over de agapè, dat is Gods liefde. En die heb jij gevoeld en gekregen naar mensen toe. Je gaat ineens van mensen houden. En dát is nou de liefde van God. Die houdt ook van Z’n naaste. Ja.

En God houdt ook van de Thora, de onderwijzing. Daar houdt Hij van. Als iemand kan uitleggen wie Hij is!

Jezus deed niet anders. Dat vindt Hij heerlijk. Dan komen de mensen er eindelijk achter wie Hij is!

God houdt ook van Zijn woning, van Zijn huis. Het is een mooi huis hier.

God houdt ook van vreemdelingen. Ja, Hij is gek op allochtonen. Ja, wie maakt daar nou toch verschil in?

Want hoeveel rassen bestaan er? Eén, het menselijke, en dat is nou alles.

Hij houdt zelfs van vijanden. Niet dat Hij daar vertrouwelijk mee omgaat, maar Hij wendt Zich in vriendschap naar zijn vijand toe. Daarmee bescherm je nl. jezèlf.

En Gods Geest geeft gedachten, maar Hij heeft wel de mond nodig van mensen die die gedachten onder  woorden brengen.

Zodat God Zich verstaanbaar kan maken. Ja, God zoekt monden.

Profeten hebben dat vooral gedaan.

Het is héél belangrijk dat dat ingebed is in de liefde voor de gemeente; want in de gemeente Corinthe knetterden ze tijdens de samenkomst allemaal in tongen door elkaar; en profeteren…..Het was me daar een Poolse landdag zeg! Of een verkiezingsvergadering in Nederland….

Of extatisch in tongen, dat heb ik toevallig eens een keer gezien op tv. Mensen die knoerthard in tongen bidden en zichzelf in extase werken….Waar ben je dan mee bezig?

 

Vers 2: ….’dat ik profetische gaven had, en de geheimenissen en alles wat te weten is, wist’ (dat gaat over de dingen Gods hoor), nou, Paulus wist héél veel. Er zijn hem heel veel geheimenissen toevertrouwd, God kon ze aan hem kwijt.

Het geloof zelfs om ‘bergen te verzetten’. Dan heb je een groot geloof!

Paulus haakt hier in op een voorval dat Jezus een keer zegt: ‘Als je wilt dat die berg weg gaat, (dat stukje moet je eens nalezen) dan staat er, dat die berg zichzèlf verheft!

Jij hoeft geen bergen te verzetten! Nooit meer doen!  Hij moet zich verheffen op het wóórd!  Losmaken en verdwijnen!

Dat doet ie dan omdat jij dat zègt! Kijk, dát is geloof! Geloven in wat je zelf zègt. Dan verplaatst hij zich.

Over geheimenissen ga ik het vandaag niet hebben, over profetie ook een andere keer, wat dat nou eigenlijk precies is. Want Jezus had het er altijd over, altijd had Hij het over de Schriften en de profeten.

Vers 3: ‘….dat ik al wat ik heb tot spijs uitdeelde…’.

Ik heb dat nog nooit gedaan, jullie wel? Nee, maar ik heb wel eens mensen gezien die één appel hebben, en die delen gewoon de laatste appel met jou. Dan denk ik: Zo, daar kan ik heel wat van leren.

Mensen in Griekenland, heb ik gemerkt, hebben die gewoonte. ‘O, wat gezellig’, en ze kennen me helemaal niet.

Ze hadden een paar van die vruchtjes liggen: ‘alsjeblieft’. Ik denk: zo, geweldig hè?

In Nederland krijg je altijd één koekje, en je moet oppassen dat je je vingers snel terugtrekt, want anders zit ie klem in die trommel.

Nou staat er: ‘…al ware het dat ik mijn lichaam gaf om te worden verbrand..’.

Nou, je kent allemaal monniken die zichzelf in de fik steken, en zelfmoord-terroristen. Maar als je niet liefhebt, heeft het geen zin.

Daar heb ik eens over nagedacht, je lichaam geven om te worden verbrand…

Heeft Jezus dat niet gedaan? Jaha, maar dan moet je onder ‘vuur’ verstaan dat Hij overgeleverd is aan de machten der duisternis. Hij is hèt brandoffer geweest voor de vergeving van onze zonden!

Misschien heeft Paulus hier toch aan gedacht, want anders kan ik niet zoveel met die tekst.

Maar dát is een offer geweest! Wat een opoffering! Maar als je je opoffert voor ‘weet ik veel wat’, zonder liefde, ja, wat heb je er dan aan. Ja, dan wil je misschien zèlf een prijs ontvangen of een ridderorde. Ja, het is wat hoor; een brandoffer.

Wat moet Jezus veel van ons gehouden hebben, en nòg, om dát, als ònschuldige, voor ons over te hebben.

Vers 4: ‘De liefde is lankmoedig, goeder-tieren, niet afgunstig, praalt niet, is niet opgeblazen’. Wat de liefde niet is, en voor de rest mag je het zelf ook aanvullen.

De liefde is niet stiekem. Ben jij een stiekemerd? Ja, ik noem er maar één hoor.

Lankmoedig. Dat betekent gewoon: ‘heeft een lange adem’. ‘Moed’ is altijd je inborst, je aard, je gemoed. Lankmoedig, een lange adem, een eindeloos geduld.

Goedertieren. Dat heb ik ook eens uitge-vogeld, dat heeft te maken met glanzen en met een sieraad. Nou, is dát niet mooi? Dat barmhartigheid en goedertierenheid een glanzend sieraad is waarmee je getooid kunt worden? Het is een eigen-schap van God. En wat staat er in één van de psalmen: ‘Die ú kroont met goeder-tierenheid. Dat is de kroon op jouw werk; op Zijn werk, en dat ben jij!

Als we toch allemaal bekend staan als barmhartige en goedertieren mensen, nou, dan ben je toch een schitterende stad!

Daarom bestaat dat nieuwe Jeruzalem uit schitterende edelstenen.

De barmhartigheid en de goedertierenheid stráált er van af. En dat komt omdat er in die stad een licht brandt en dat schijnsel schittert aan alle kanten de hemel in; èn op aarde.

Niet afgunstig.

Ben je nog wel eens jaloers? Het kan in hele kleine dingen hoor, bv. dat je gewoon jaloers bent op iemand, die wat meer aandacht krijgt dan jij. Dan kun jij pruilend in een hoek gaan zitten; niemand ziet me….

Ja, jaloezie kan je hele leven verpesten.

En pralen. Stel dat je praalt, dat is pronken met een gave, die je hebt gekregen van God. En jij loopt er mee te pronken.

Nou, als je dat doet dan werkt ie niet meer. Op hetzelfde moment werkt ie niet meer.

Stel dat er hier iemand binnenkomt die zegt: ‘Ik ben eigenlijk profeet’… Joh, daar is de uitgang! Ja!

Of: ‘Ik ben de grote sprekerd; en ik zie ook heel veel in de geest’….. Joh, laat je behandelen!

Ja, ik vind dat heel erg, pralen en pronken. Dat werkt toch niet? Jij loopt toch niet met Zijn gaven te koop? Dat deed Jezus ook niet.

Je wilt toch niet in het middelpunt van de belangstelling staan? Dat deed Jezus ook niet, Die vluchtte altijd.

En ze wilden Hem koning maken, Hij smeerde hem gauw. Geweldig vind ik dat.

Hij zou zeggen: ‘als je Me eren wilt, eer dan de Vader’. En de Vader eren dat is: Hem bekend maken hoor, en niet loven en prijzen tot je er bij neer valt.

Maar ja, voor pralende en opgeblazen mensen staat er een woord, dat is ‘inflatie’.

Dat betekent letterlijk ‘opblazen’, een opgeblazen figuur. En die loopt altijd weer leeg. Dat is een doordenker.

En inflatie betekent dat de waarde ophoudt. Ja, dat is inflatie.

En dat opgeblazen gedoe kwam heel veel voor in Corinthe. Dat ‘haantjesgedrag’. Ze wilden een belangrijke rol spelen in de gemeente. ‘Hoor mij eens….. Ach, nou, je hebt er niks aan.

Als je nou in plaats van liefde ‘God’ invult, want God is liefde, dan zeg je dus: ‘God is lankmoedig, Hij is goedertieren, nooit jaloers. Hij praalt niet en God blaast Zichzelf ook niet op.

En vul nu eens i.p.v. God ‘jezelf’ in.

Dat je zegt: ‘Ik weet gewoon dat ik lankmoedig ben, ik ben goedertieren, ik ben niet meer jaloers, ik praal niet, ik blaas mezelf niet op’. Dat laatste lijkt me ook zeer verstandig, maar goed. Stel dat je daar nog last van hebt, dat je eer van mensen nodig hebt. Dat heb ik nooit nodig. Ik heb wel bemoediging nodig, maar dat is héél wat anders. Ja, want reken maar dat je tegengewerkt kan worden.

Vers 5: ‘ze kwetst niemands gevoel’.

Nou, dan kun je nog even: ‘je hebt me zo’n pijn gedaan met en….’. Maar dat staat er niet hoor.

En vooral overgevoelige mensen. Stel dat ik rekening moet houden met àlle over-gevoeligheden. Nou, dan kun je me wel inpakken en opsturen hoor.

Je moet iets aan je overgevoeligheid doen. Maar er staat letterlijk: ‘Zij gedraagt zich niet onbeschoft, zij gedraagt zich niet ongemanierd!’. Dát staat er! Ja, je houdt je een beetje aan de omgangsregels. Net iets voor Balkenende. Je gedraagt je niet ongemanierd.

Zij zoekt zichzelf niet.

Dat is ook een doordenker. Letterlijk staat er: ‘zij zoekt niet de dingen van zichzelf’.

Nou, ik vind dat kwaal van tegen-woordig. Wel begrijpelijk dat eigenbelang.

Maar altijd op zoek naar jezelf…, daar zijn cursussen genoeg voor….

Cursus betekent letterlijk, en dat vind ik zó mooi: ‘leergang’. En ‘gang’ komt van gaan, en ‘leren’, dat was voor mij een oog-opener, dat heb ik nooit geweten, terwijl ik mijn hele leven dat gedaan heb (maar ik leer nog steeds hoor), maar ‘leren’ is een spoor uitzetten. Een spoor volgen. Dát is leren! Een spoor volgen dat uitgezet is door een ander. Dat kan een leraar zijn, en de mooiste leraar vind ik Jezus. En dat ik Hem dus volgen kan. Volgen betekent altijd: ‘begrijpen’. Kunt u me volgen?

Maar er zijn zóveel mensen op zoek naar zichzelf. Wel begrijpelijk; niks mis mee.

Maar vinden ze zichzelf? Of blijven ze eeuwig twijfelen. En ik herhaal wat ik de vorige keer gezegd heb: God zoekt Zichzelf niet, Hij zoekt jou! Ja, dát doet God!  En dan gaat het niet in de eerste plaats om de ontplooiing van je aardse, je natuurlijke leven: ‘wat wil ik, volg je hart, doe wat jij goed vindt en allemaal van die uitdrukkingen…’. Het gaat om je hémelse ontwikkeling! Dat je inwendige mens beschenen wordt met dat licht. Want als je hemels ontwikkelt, als je geest zich ontwikkelt…. , en betere handen kan ik me niet voorstellen dan de handen van mijn Maker!

Als er wat kapot is, dan moet ie naar de maker. En ik heb gemerkt dat hoe meer ik bezig ben, ik praat helemaal voor mezelf, met de gedachtenwereld van God, dat mijn persoonlijkheid zich vanzèlf herstelt!

Dáár zit het geheim van het Koninkrijk Gods. Zoek die dingen, zegt Jezus, de rest komt vanzelf. Het klopt! Ja!

Wie bezig is met deze dingen wordt vanzelf zichzelf! Een beter mens, een goed mens.

Dat doet je persoonlijkheid zó goed. Ja!

Dan word je niet verbitterd. Ken je dat?

Chagrijnig, narrig, iemand heeft een rare opmerking gemaakt….

De kunst is niet dat die ander die rare opmerking heeft gemaakt; de kunst is: kun jij er tegen? Dát is het punt! Leren we dat?

Ja, je kan snel geïrriteerd zijn hoor.

Sommigen irriteren zich gewoon aan mij om mezelf. De manier waarop ik praat of zo, of gewoon mijn gezicht. Dat vinden ze irritant. Dan denk ik: wat is er dan irritant aan?  Nou, dan komt er een lijst.

Als ik me aan zou passen, was ik mezelf niet meer.

Of snel beledigd. Als je geprovoceerd wordt, hoef je je niet te laten provoceren. Jezus is om de haverklap geprovoceerd; zelfs aan het kruis: ‘Kom er dan af als je kan!’ Ja, allemaal provocaties om Hem uit de tent Gods te lokken. Snap je wat ik bedoel?

Hij is zó vaak uitgescholden. Laatst zei Gusta nog: ‘Er is geen enkele reden, ik ben hartstikke onschuldig, en zonder reden hebben ze me gehaat’.

Ja, dat komt omdat God gehaat wordt door de boze, en hij ziet dat God in jou woont. En dat wil hij niet.

‘Niet verbitterd’. Sommigen zijn nòg verbitterd over iets wat veertig jaar geleden gebeurd is. Nou, doe d’r wat an! Het gaat om jou!

‘Zij rekent het kwaad niet toe’.

Dat heb ik al eens uitgelegd, maar ik vond wel een mooie Duitse vertaling, daar stond:  “Trägt nichts böses nach”. Hij draagt niks kwaads jou ná!

Stel dat Theo een keer wat raars heeft uitgevreten. Het is vergeven en vergeten, en ik draag het hem nog steeds ná….

Dan hou ik niet van hem. Zo simpel is het.

Wat onthoud je van een mens? Onthoud je zijn verleden, dan onthoud jij jezelf je toekomst. Dat is een woordspeling.

Reken het kwaad niet toe.

Vers 6: ‘Zij is niet blij over onge-rechtigheid’.

Nou, als je de volle-evangelie-tamtam hoort roffelen in Nederland…., dan denk ik:

‘Sjonge jonge, wat vertellen jullie mekaar?’

Ze komen nooit meer bij mij hoor. Ze hebben twee keer hun neus gestoten: ‘Heb je het al gehoord….? ‘Wat?’

En dan kwam er een raar verhaal los over iemand die ik dan kende.

Ik zei: ‘Nou, wat moet ik hiermee?’

En later kwamen ze nog een keer. En ik zei weer: ‘Wat moet ik met die informatie?’

Ze bellen me nu nooit meer op omdat je een dominosteen bent die dwars staat.

Tjonge jonge.

’Niet blij met de ongerechtigheid, Je  bent blij met de wáárheid!’

En wat is dat nou? Daar kun je eindeloos over filosoferen. Ik heb gemerkt dat ik mijzelf niet kan vrij denken, anders was ik wel vrijdenker geworden. Ik kan mijzelf niet vrij denken, dat is me nooit gelukt. Hoe ik het ook geprobeerd heb hoor, in mijn puberteit zéker. Ik raakte nl. steeds vaster.

En wat gebeurt er? Wij zijn vrij gemáákt! Door een ànder! Dáárom heet ie ‘Verlosser!’

Stel dat je met zèlfverlossing bezig bent, Nou, dan kun je nog effe!

En Jezus zegt: ‘waarom laat jij je niet over je ontfermen? Ik wil je graag vrij máken’. Want wie door de Zoon is vrijgemaakt, die is wáárlijk vrij! Hij heeft mij losgekocht van de boze. Dat is Zijn werk! Hij heeft me alle zonden vergeven.

Hij heeft mij losgemaakt van de dood en ook losgemaakt van de slavernij om maar eh…, heel hard voor de Heer te werken en zo……

Hij heeft mij losgemaakt. Daar zit het geheim. Ja. Losmaken, dat doet die Ander, en sinds die tijd ben ik los, ben ik vrij.

En die weg van die vrijheid, die ontwikkelt zich. Dat is mooi hoor. Je blijft leren. Dat is zo’n prachtige ontdekkingstocht.

Trouwens, hoe is het met je eigen weer-baarheid, geestelijk? Hoe is het met je incasseringsvermogen, Sikkens? Ik zal mezelf die vraag maar stellen, anders lijkt het zo raar.

Hoe lang zijn je tenen, Sikkens?

Die vragen mag je jezelf best stellen. Hoe weerbaar ben ik? Waarom kon Jezus overal tegen? Hij was eigenlijk niet te beledigen. Hij hoorde ze wel. Dat zijn dus geheimen.

‘Blij met de waarheid’.

Trouwens, ben je ook blij met de waarheid over jouzèlf?

En denk dan niet aan rottige dingen, maar wat God vindt van jou! Dáár word je blij van. Dan ben je blij met de waarheid over jezelf.

Ja, het is allemaal een beetje plastisch als ik het zo zeg, maar stel dat ik aan God vraag: ‘Hoe is het met Herman?’ en Hij steekt zijn duim op. Dan word je toch hartstikke blij met zo’n waarheid?

Ik stel het maar plastisch voor hoor.

Ben jij betrouwbaar? Zijn mensen veilig bij jou, met hun verhaal? Ben je eerlijk? Altijd? Hartstikke eerlijk, ook naar jezelf toe? Dan kunnen ze van jou op aan.

Vers 7: ‘Alles bedekt ze’.

Nou, dat hebben we al uitgelegd. Daar staat het woord stego, afgeleid van het woord stegos, en dat betekent ‘dak’.

Dus de liefde geeft mensen onderdak.

Ze zijn veilig bij jou, het dak van de liefde.

Mooi hè?

‘Alles gelooft ze’.

Wàt alles….., want ik geloof niet alles.

Nee, de liefde gelooft alles wat Gòd zegt! Ja, daar heb je het diepste vertrouwen in. En ook ‘hopen’. Dan dus….zou ik haast zeggen, ‘verdraagt ze alles’.

Maar God gelooft het óók. En Hij hoopt óók.

Al sinds de schepping hoopt Hij en gelooft Hij in de mens; dat dat uiteindelijk z’n prachtige partner wordt. Ja. Dus het gaat erom dat wij gaan geloven wat God gelooft en ook hopen wat God hoopt. Dan kun je het verdragen. Wàt er ook tegen je gezegd wordt. Die hoop en verwachting is zó sterk, want het gaat tegen alle ellende van tegenwoordig in.

Mensen zien het haast als hopeloos, dat kan ik me ook goed voorstellen.

Jezus zegt ook: ‘Er komt radeloze angst onder alle volkeren’. Nou dat zijn er nogal wat. Hoe blijf ik overeind?

Jullie kennen de uitdrukking van Jezus: ‘Blijf in Mij, gelijk Ik in u’.

Nou, ik heb hem maar iets langer gemaakt: ‘Blijf in Mij geloven zoals Ik ook in jullie geloof’. Hoe vind je dat?

Dan wordt het helder hè?

Vers 8: ‘De liefde vergaat nimmermeer’.

Daar staat letterlijk: ‘valt niet’. Hoe vind je dat? Het valt niet om.

Gods liefde houdt jou overeind. Dan ben je er uit hè? De liefde van God, wát voor verdriet je ook hebt, wat je ook tegenzit. De liefde van God, werkzaam in je broers en zussen. Niet een verre ster die ergens op je staat te wachten in donkere nachten, nee, het gaat om je broers en zusters om je heen.

Als er staat dat God jou omringt met liefde, dan zit dat in die broers en zusters die om jou heen staan. Dan omringt Hij jou daar-mee met die liefde. En dan val je niet!

En àls je valt, vangen ze je nóg op! Dan geven ze je rust. Dat gaat ver hoor.

Ze hebben zóveel barmhartigheid in zich. En in die liefde houd je mekaar ook overeind.

Maar ja, doe-het-zelvers ontzeggen zichzelf erg veel.

Individualisme is een ramp voor je geestelijke welzijn. Met een lichaam, nou, wat heb ik aan een losse hand….Ja, dan ligt ie daar, het heeft geen functie. Of een losse pols….

Vers 8: ‘Profetieën zullen afgedaan hebben’.

Ja, dat is logisch. Als profetieën vervuld zijn, zijn ze niet meer nodig. Waar of niet?

‘Tongen, ze zullen verstommen’.

Die dienen tot opbouw van jezelf en van de gemeente. Nou, als je totaal opge-bouwd bènt, dan hoeft dat niet meer.

Dan hoeven de geheimenissen niet meer gedeeld en geopenbaard te worden.

Hetzelfde geldt voor de kennis.

Als de kennis een keer vervuld is, ja, dan ben je vol van kennis. Dan hoef je het niet meer te verzamelen.

Al die dingen zijn ingebed in de liefde. Al die dingen waarnaar jij strééft. Want in vers 9 staat: ‘onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren’. Eigenlijk staat er: het is ‘stukwerk’, deels.

Een profetie, ja, de kern heb je meestal wel door, maar de manier waarop het gebracht wordt….

Onze kennis is nog echt niet volwassen. En onvolkomen is ook ons profeteren.

Vers 10: ‘Doch als het volwassene komt….’, (ik hou niet van het woord volmaakt, dan ga ik over m’n nek), maar als het volwassene komt, dan is het onvolwassene afgelopen.

Ja, dat is logisch. Dat geldt voor elk kind.

Prachtig zoals een kind opgroeit, en als het volwassen is, ja, dan is het kinderlijke weg.

Tenminste….., ik hoop dat een heleboel mensen nog echt kinderlijk blijven. Ja, dat hoop ik echt hoor.

Want soms merk ik wel eens dat ik vijf ben, en dan weer vijftien, en dan weer vijfhonderd…..Maar goed.

Maar het is zo logisch dat, als het volwassene er is, dat dan de rest gewoon achter de rug ligt.

En als we volwassen zijn, en nou komt er een geheim los, dan is de Christus dus in ons tot wasdom gekomen. Ander woord voor de aanwezigheid van Christus totaal in ons.

Wie weet het Griekse woord daarvoor? We hebben het daar zo vaak over gehad. Ja, dat is de parousia.

Dus als de mensen…, ik zeg het heel voorzichtig, ooit een keer zeggen: ‘dat Koninkrijk, komt dat nou nog es, wordt dat nog wat?’ Of: ‘wanneer komt de Christus terug?’ Daar zijn fantastische boeken over geschreven. En op een gegeven moment dùrf je te zeggen: ‘Als je het gelooft, Hij is al terug’. Moet je eens kijken wat je dán naar je hoofd krijgt. Maar zó doet God het.

In doodgewone mensen.

Net als bij Jezus, die timmerman uit Nazareth, komt de Christus openbaar. En dàt is nou die wederkomst. Dit is een verkeerd vertaald woord, Het is ‘aanwezigheid’ en ‘komende’.

Vers 11. Daar heb ik al eerder een hele preek over gehouden

Daar staat gewoon: ‘Toen ik een kind was (niet sprekend betekent dat), er staat eigenlijk: brabbelde ik als een kind’.

(Elk kind brabbelt toch?) ‘..en voelde ik als een kind en overlegde ik als een kind. En als ik een man (er staat niet nu), er staat in het Grieks ‘als. En als ik een man ben geworden, dan heb ik natuurlijk afgelegd wat kinderlijk is’. Ja.

Kinderlijk is niet negatief!  Als je nooit echt kind bent geweest, hoe moet je dan ooit volwassen worden. Dus daarom is die wedergeboorte zo’n prachtige uitvinding.

Vers 12: …’want nu zien we nog ‘door’ (er staat letterlijk IN), een spiegel (daar heb ik ook al eens over gesproken)…in raadselen’, (er staat einigma, ons woord ‘enigma’, dat kun je ook vertalen met spreuken, met gelijkenissen, met raadsels of beelden.

Eigenlijk zijn dat bedekte termen. En dat deed Jezus; Hij sprak altijd in bedekte termen. Want de geheimenissen zijn voor Zijn volgelingen; de bedekte termen voor wie het niet wil verstaan.

En dan ook nog even ‘zien van aangezicht tot aangezicht’.

Dat vind ik zo’n ontroerende uitdrukking, want mensen die van elkaar houden, kijken mekaar aan. Die kijken mekaar diep in de ogen. Mooi hoor. Dat is zó mooi!

Daar staat achter: ‘Nu kèn ik onvolkomen’. Dus zien heeft te maken met kennen. En als je iemand wilt leren kennen, dan moet je er maar veel naar kijken. En in die ogen kijken…en wat denk je….en vertel me…., ik wil bij je zijn. Ik wil je leren kennen.

Ik heb wel eens gedacht: ik wou dat ik een paar duizend jaar met Mariet getrouwd was; dan leer je iemand véél beter kennen. Want het is nu gedeeltelijk.

‘en dan zal ik ten volle kennen, en nou komt het: zoals ik zelf gekend bèn’.

Dus in welke mate heb jij jezelf láten kennen! Daar hangt nl. vanaf of je God leert kennen. Dat is wederzijds, dat is altijd zo bij geliefden. Je houdt niets voor mekaar verborgen. Ja, onverbrekelijk bij elkaar.

Vers 13: ‘Geloof, hoop en liefde, de ‘meeste’  daarvan is de liefde’.

De ‘meeste’, ja, er staat ook wel het ‘grootst’, anderen vertalen het weer niet met overtreffende trap, maar het is eigenlijk altijd het meerdere. Groots kan ook nog. Kijk, dat geloof wordt een keer helemaal zichtbaar, wat je geloofd hebt.

Hoop wordt een keer helemaal verwezenlijkt, en dàn is het er.

Dus, die liefde blijft! God is liefde, God blijft ook!

En de laatste tekst, dat is van het volgende hoofdstuk vers 1, en dan alleen het eerste stukje:

‘Jaagt de liefde na èn streef naar de gaven des Geestes’. Daar staat duidelijk èn-èn. Je mag ze nóóit scheiden.

Ik heb wel lief…., en die uitingen van God dan?…. Jaaa, daar kunnen we wel zonder, maar we hebben wèl lief….

Of alleen maar jakkeren naar allerlei gaven, zonder dat je van mensen houdt. Waar leidt dat toe, dat is alleen maar chaos.

Zelfs de Statenvertaling houdt zich aan de originele vertaling. Het is èn-èn.

In vers 1 staat: ‘Al had ik al die gaven, èn de liefde niet’…, met het accent op dat èn. Ja, een combinatie. Het is niet of-of, het is èn-èn.

Ze horen onverbrekelijk bij mekaar.

 

Ik wil nog even een beeld vertellen dat ik deze week kreeg.

Ik zag een beetje een parkachtig bos, gewoon een mooi landschap; maar daarbinnen was één groot stuk zand. En als je goed keek dan zag je dat daar vroeger een beek gelopen had. Je zag nog iets van een oever, wat strepen in dat zand waar ‘t water langs gevloeid had. Maar het gras op de oever was dood. En de struiken waren ook hartstikke dood.

Er lagen wat stenen, dooie takken. Tja.

En toen kwam er iemand aanlopen, stroomopwaarts, voor zover dat nog kon. Maar goed, hij ging tegen de richting in. En hij liep daar, schoof eens een steen aan de kant en gooide eens een tak weg. Hij keek eens om zich heen en ging steeds verder terug naar waar vermoedelijk de bron was van een beek, die daar ooit gestroomd heeft. En daar liggen ook weer takken en dooie struiken, zelfs een doornstruik en een paar stenen. En hij verwijdert ze allemaal en begint met zijn hand daar wat in te graven; en het zand wordt wat vochtiger, en hij graaft nog weer wat dieper, en inderdaad, er komt een heel klein beetje water naar boven. Een stroompje van niks. Als een lekkende kraan.

En toen hield het beeld gewoon op.

En de gedachte daarbij is natuurlijk wel duidelijk: mens, jij bent vroeger een beek geweest. Je stroomde. De oevers waren groen. Er groeiden struiken. Het was een beekje. Ja. En het danste zelfs over de stenen heen en die lagen niet in de weg.

Maar door allerlei gebeurtenissen is alles stil komen te staan. De dooie takken, de doornstruiken, de beledigingen die je te horen hebt gekregen. Je ervaringen, je bent misschien verbitterd, weet ik veel. Maar de stroom is niet meer te herkennen. En ik raad je aan om weer te gaan graven naar het oerbegin. Want het woord oor-sprong heeft een prachtige bij-betekenis, het betekent nl. letterlijk oerbron. Water. Daar hebben ze het in alle godsdiensten over, dus er is wel iets blijven hangen in het collectieve onderbewuste, maar de oerbron, dat is God zelf.

Ga eens graven. Zoek het weer op, verwijder de rotzooi die er omheen ligt en zoek het originele begin. Dan kun je weer gaan stromen. Laat maar rustig komen, dan kun je weer een vruchtbaar leven leiden. Want God heeft water nodig.

En toen schoot mij een prachtige tekst te binnen uit Psalm 46. Daar staat: een rivier, haar beken, haar stromen, verheugen de stad Gods.

Al die stroompjes hier, die verheugen de stad Gods. Dat zijn wij ook.

Al die bronnen. Iedereen heeft zijn eigen bron. Is zelfs een bron.

Dan staat er ook: God is in haar midden.

Daar heb je hem. Dat is al dat water.

En God zal haar helpen bij het aanbreken van de morgen. Dat is een ander verhaal, maar dat gaat over de openbaring van de Christus. Daar heb je het nou.

We zijn met zulke mooie dingen bezig, en als er wat opgedroogd is in je bestaan, er komt geen water meer uit je, zoek het eens weer op, graaf maar effe. Moet jij eens kijken wat er gebeurt als dàt weer gaat stromen. Het is de bron van je bestaan. Mooi hoor. Dat geldt voor alle treurenden. Dan ben je tenminste bezig met de dingen van Gòd.

 

Duurt Sikkens d.d. 06-06-2010