Volharden tot het einde

We gaan maar rustig verder met de ontwikkeling van de boodschap van het Koninkrijk der hemelen, waar Jezus het altijd over had.

In Mattheüs 10:22 zegt Jezus tegen Zijn volgelingen: Jullie zullen gehaat worden om Mijns naams wil. En dan zegt Hij er achteraan: maar wie volhardt tot het einde, die wordt behouden.

Dus je wordt gehaat om de naam van Jezus, maar wie volhardt tot het einde, wordt behouden.

Nou, die tekst is zó vaak genoemd, dat de mensen niet eens meer weten wat volharden is.

Ik zal proberen het uit te leggen, want in diezelfde toespraak heeft Jezus het over je kruis opnemen. Daar wordt ook niet veel over gesproken.

Je kruis opnemen. Dat heeft te maken met lijden. Lijden door dit evangelie. Dat is wat?

Eerst maar eens het woordje ‘behouden’.

In het Grieks betekent dat eigenlijk ‘gelukkig blijven’. Dus wie volhardt, blijft gelukkig. Beschermende handen zitten om je heen, je wordt bewaard. Dat is mooi hoor dat Gods handen om je heen liggen.

En wie volhardt tot het einde, voor ‘einde’ staat er een woord dat in de eerste plaats betekent: ‘cirkel’. Gewoon cirkel, een kring.

Je hebt een begin en je hebt een einde, en dat begin en dat einde vallen samen.

De Alpha is gelijk aan de Omega.

Het betekent ook ‘einddoel’, maar eigenlijk betekent het ‘voltooiing’. Je wordt voltooid.

En dat is een prachtig proces.

En nu het woordje ‘volharden’. Vanuit het Grieks betekent het letterlijk: ‘stand houden’. Het betekent ook wel: ‘in het land blijven (onder druk), stond er tussen haakjes achter. Dus blijf in het land, ook al sta je onder druk.

Nou, als ik aan de mensen in Irak denk… We hebben op dit ogenblik 50 miljoen vluchtelingen. Het raakt je natuurlijk wel eens, 50 miljoen mensen aan de zwerf.

Het betekent ook: ‘blijven verwachten’, dát is volharden. Blijven verwachten wat God in jou begonnen is.

Jezus en z’n discipelen zijn ons vóór gegaan in die volharding. Ze bleven in het land, in het Koninkrijk Gods.

Daar bleven ze met hun gedachtenwereld, met hun geest. En het heeft de meesten de kop gekost; ze werden gehaat, en ze zijn allemaal op een ellendige manier aan hun eind gekomen.

Heb je de prijs berekent die het je kost. Wat kost het je? Want in een land van vrede en wat liedjes zingen, is het niet zo moeilijk; maar onder benarde omstandig-heden de hoop vasthouden…., ja, dat vergt wel wat. Ja, volharden.

Als je van alles verliest; denk eens aan de vrouw van Job, ze kijkt eens naar haar doodzieke man daar op die vaalt. Kinderen kwijt, dat is wat. Alles kwijt! En ze kijkt eens naar hem en dan wordt ze kwaad hoor.

Ze zegt: ‘waarom volhard jij toch in je rechtvaardigheid, man, zeg God toch vaarwel en sterf!’

Je zou het toch opgeven na alles wat je is overkomen!

Petrus zegt ook iets merkwaardigs, hij zegt: ‘als je goed doet, ja…, en lijden moet verduren, ja…, dát is genade bij God’.

Wát is nou genade bij God? Niet dat je iets overkomt, maar dat je het verduurt! Dat je het verdraagt! En je verdraagt het dank zij de genade van God.

Dus dát bedoelt Petrus; goed doen en tóch lijden.

Nou, verdraag het maar, want dan sta je in de genade van God.

Dus je moet nogal wat doorstaan als je de voltooiing wilt bereiken. Dat is geen glijbaan. Het gaat niet zo gemakkelijk, je moet wat doorstaan, verduren.

Dan wordt het trouwens ook duurzaam.

Maar wát moet je nou doorstaan? Dat zijn over het algemeen de verzoekingen van de boze. Dié komt naar je toe, en die zegt: ‘man, kap er toch mee, waar ben je mee bezig, al dat gedoe’.

Stel dat je gewoon beschuldigd wordt van iets wat je niet gedaan hebt. Je wordt gewoon beschuldigd, en je weet nergens van.

De vraag is: hoe reageer je op een beschuldiging. Jezus werd ook beschuldigd van iets wat Hij niet gedaan had. Hij bleef er stoïcijns onder, zal ik maar zeggen. Het raakte Hem niet.

Dat is een verzoeking.

Of je wordt gewoon gehaat. Er zijn mensen hier die gehaat worden om niks.

Of om het evangelie wat ze geloven, dan krijgen anderen de pest aan ze. En ze worden straal genegeerd.

Mensen lopen met afgewend hoofd langs je, zodat jij denkt: wat heb ik gedaan?

Moet ik me schuldig voelen?

Ze worden gehaat om niks.

Of ze schelden je verrot, zomaar schelden. Dat was Petrus opgevallen; en Petrus was nogal een man die in het begin onmiddellijk reageerde als het niet waar was. Daarom schrijft hij in zijn brief: Als Jezus werd gescholden, schold Hij niet terug.

Dan ben je dus onaanraakbaar, dat is wat hoor. Ik noem zomaar een paar dingen hoor. Want er zijn zó verschrikkelijk veel verzoekingen om jou uit je tent te lokken; om jou uit Gods tent te lokken.

Ja, wat je tegenwoordig hoort en ziet en leest, tjonge jonge, al die vervolgingen om allerlei religieuze minderheidsgroepen.

‘Geloof wat wij geloven of je kop gaat eraf’. Dat is toch verschrikkelijk.

Er zitten ook wel christenen tussen, maar ook allerlei andere godsdiensten.

Het zijn minderheidsgroepen, en die moeten het dan opgeven.

Eerlijk gezegd, vliegt het mij wel eens naar de keel hoor. Stel dat zo’n bende hier komt, hoe reageer ik dan; wie ben ik dan?

En nou Jezus. Wanneer heeft Hij leren volharden? Dat zal ik je vertellen: in de veertig dagen nadat hij gedoopt was in de Geest. In dié veertig dagen; nou, toen hééft Hij het  moeilijk gehad zeg, toen hééft Hij onder druk gestaan.

Waarom deed Hij dat dan? Hij ging de woestijn in, geleid door de heilige Geest. Dus Die stuurde Hem daarheen.

En wat wilde Jezus dan? En waarom?

Wat is er allemaal door Hem heen gegaan?

Het enige wat Hij wilde, was: de Vader openbaren. Dát was het!

Hij wilde, koste wat het kost, de Vader openbaren. Nou, zegt de duvel, dat is het laatste wat ik wil, ik ga je verzoeken. Ik probeer je om de tuin te leiden. Ik probeer je het zwijgen op te leggen. Ik zal alles proberen om dát tegen te houden.

Want kijk: Jezus was bóven geboren, daar is Hij ook opgevoed. Daar heeft Hij geleerd. Maar nu….?

Nou moest Hij naar beneden. Neerdalen.

Hij moest door de lucht heen, laat ik het zó maar zeggen. En de lucht is het domein van de slang.

Paulus noemt hem de overste van de macht der lucht, nou, dan weet je wel wie dat is, het domein van de slang. Dicht om de aarde heen. Als een deken ligt dat over de wereld. Al die ellende en het kwaad.

En Jezus, boven geboren, dacht: daar moet Ik doorheen. En als Mijn voeten de aarde raken, als je snapt wat ik bedoel, dan kan Ik pas het Koninkrijk Gods aan de mensen openbaren, eerder niet. Ik moet eerst alles doorstaan. Dan moet je door de lucht.

Daar heeft Hij over nagedacht. Toen heeft Hij vergeten wat er achter Hem lag.

Vergetende wat achter Hem lag, daalde Hij neer.

Wát een beslissing! Door die dichte duisternis heen, door verzoekingen heen.

In veertig dagen – ik denk ook wel eens: èn veertig nachten, ’s nachts liggen de verzoekingen óók op de loer – heeft Hij Zijn afdaling voltooid.

Wat een volharding! En Hij hield stand!!

In Z’n eentje, geen hulp, ook geen engelen bij zich, in Z’n dooie eentje!

Dat moet je je eens voorstellen: een dag zonder eten, en dan veertig dagen.

En wat was Zijn drijfveer? Wat hiéld Hem overeind?

Dat is dat Hij graag wilde dat Hij de liefde van God kon openbaren aan de mensen.

Dat Hij een heel ander Godsbeeld in Zich had dan dat mèn had. Dat Hij een heel ander beeld van God wás dan de sterfelijke mens.

Dus als wij willen neerdalen, als wij de Vader willen openbaren, en ik denk dat je dat wil, dan zullen we ook de verzoekingen moeten doorstaan.

En er komen al verscheidene op je af.

Jezus zegt ergens: Bidt dat je niet in verzoeking valt.

Het werkwoord ‘vallen’ valt mij op. Dat je niet in de verzoeking valt. Anders kukel je om. Gelukkig kun je altijd weer op gaan staan, dank zij het offer van Jezus. Dan is de zaak niet verloren.

Maar je kan uit de verzoeking, waar je ingetuind bent, weer opstaan, dat je zegt: ‘En toch is God er, die leeft, en Jezus is voor mij gestorven, ik sta weer op’.

Gaat het zo makkelijk, zegt de duvel?

Nee, dat gaat niet zo makkelijk, maar het gebeurt wel.

Dus Jezus daalde neer door de lucht, vergat wat achter Hem lag, dat is Z’n natuurlijke leven, – dat is ook helemaal niet interessant – en Hij daalde neer als de allereerste Mens Gods en stapte de wereld van de mensen binnen. Als eerste, als enige, in Z’n dooie eentje.

Dat heeft heel wat strijd gekost en volharding. Want het ging bij Hem niet om zèlfverwerkelijking, en eindeloos met jezelf bezig zijn. Daar gaat het helemaal niet om.

Het gaat om de verwezenlijking, de verwerkelijking van de hoop die in je is. En die hoop heeft God er in gelegd.

Hij zegt: ‘Ik hoop dat jij openbaart wie Ik ben’.

Dus God heeft Zijn hoop op óns gevestigd!

En als die hoop vast is in je, sterk, en je blaast de vlammetjes van de hoop áán, dan begint die hoop werkelijk te leven.

Want wat hebben we nou aan een natuurlijke Jezus? Wat heb je er nou aan om daar iets vanaf te weten?

Hoe Hij er uitzag, en waar Hij gelopen heeft, en waar Hij in een graf gelegen heeft….

Aanknopingspunten zijn toch al karig; hoe Hij er uit heeft gezien, met of zonder baardje… Dat is helemaal niet belangrijk.

Niet bezig met jezelf.

Hij zegt zelfs in Joh. 6:63 tegen de discipelen: het vlees doet geen nut.

Nou, dat is wel even nadenken. Het vlees doet geen nut…

Maar Brouwer vertaalt: ‘de lichamelijke aanwezigheid heeft geen nut’.

Daar moeten we eens goed over nadenken. De lichamelijke aanwezigheid is nutteloos. Nou, waar leef je dan voor?

Dat zal ik je vertellen. De lichamelijke aanwezigheid heeft in het Koninkrijk Gods geen betekenis. Want je lichaam verlies je trouwens toch een keer; en je leeft gewoon verder in het Koninkrijk Gods, en dáár gaat het om.

En dan staat Jezus, nadat Hij alles doorstaan heeft, ineens op aarde. Maar Hij was in de gestalte Gods, en dat had nog nooit iemand kunnen nadoen. Dat had nog nooit iemand kunnen zeggen; of, zoals Paulus zegt: ‘in de vorm van God’.

Jezus had de vorm van God.

Hij…, dat timmermannetje uit Nazareth?

Ja, op aarde stelt dat niet veel voor.

Wat stelde Hij nou voor op aarde? Maar dat was ook niet de bedoeling; Hij stelde wat voor in de hemel.

Hij kijkt eens een keer naar z’n discipelen en zegt: ‘wat nou, als je de Zoon des mensen daarheen zag opvaren waar hij tevoren was’. Nou, ze hebben met hun oren zitten klapperen, waar hééft hij het over? Dáárheen…, en dan opvaren?

Als Hij opvaart is Hij dus nú beneden. Ja, dat klopt; waar Hij tevoren was.

Waar kom je dan vandaan?

Een ongeestelijk mens begrijpt van deze uitspraak helemaal niks, terwijl wij hem snappen. Ja, want ze hebben Hem zien opvaren, waar Hij oorspronkelijk was.

Of: waar Hij eerder was, zegt een andere vertaling.

Als je dat dus zegt, dan bevindt Hij zich op aarde, en het Koninkrijk Gods is binnen in Hem.

Als Hij tegen de mensen zegt: ‘het Koninkrijk Gods is bij u, dan bedoelt Hij zichzelf. Het Koninkrijk Gods is binnen in Mij en je kunt het krijgen als je het hebben wil.

Binnen in Hem! Tjonge jonge, wat heeft God uitgekeken naar deze dag. Ik denk dat Hem de tranen in de ogen zijn gesprongen toen Hij zag dat het Zijn Zoon gelukt was om Zijn Koninkrijk te open-baren in woord en daad.

Vraag uit de gemeente: hoe kan het lichaam nutteloos zijn. Je hebt toch  niet voor niks een lichaam gekregen?

Antwoord:  Het lichaam heeft geen nut voor het Koninkrijk Gods. De lichamelijke aanwezigheid is nutteloos. Natuurlijk ben je in de gestalte van een mens, uiterlijk.

Maar het is de bedoeling om in  je lichaam het leven Gods te openbaren op aarde, in dié zin heeft het lichaam nut. Door middel van je lichaam kun je openbaren wat er in je lééft! En dát kun je op aarde doen.

Jezus probeerde de ogen van Zijn leerlingen, tijdens Zijn leven op aarde, te openen voor de ònzichtbare wereld. Dát probeerde Hij.

De onzichtbare wereld, waarin Hij zichzelf bewoog, waar Hij ook nooit uit geweest is; Hij is altijd in de onzichtbare wereld geweest, of Hij nou hoog was óf op de bodem van het dodenrijk, Hij is altijd in die onzichtbare wereld geweest.

En die onzichtbare wereld predikte Hij aan Z’n volgelingen. Hij zegt: ‘wat je niét ziet, dát is belangrijk!’

Daar was Hij ook altijd bezig; en Hij werd ook niet moe om het verschil uit te leggen tussen het Goddelijke en het menselijke;

het eeuwige en het tijdelijke.

Wat ik hier zie…., is allemaal tijdelijk, en wat ik niét zie, is eeuwig. Dus dit hier is allemaal tijdelijk. Hoe je het ook wendt of keert, daar komt altijd een eind aan.

Natuurlijk heb je een lichaam nodig om te openbaren wat in je leeft.

In de Hebreeënbrief staat: Gij hebt mij een lichaam bereid. Ja, een menselijk lichaam. Daarin heeft Hij zich geopenbaard.

Maar het ging erom wat in Hem was, dáár ging het om, en niet om z’n uiterlijk.

Het gaat me erom dat je het eeuwige en het tijdelijke goed uit elkaar houdt.

Het tijdelijke houdt op, het eeuwige blijft!

Je hebt zintuigen; je hebt ogen, oren, neus, smaak, de tastzin, je hebt allemaal zintuigen. Met die zintuigen red je je op aarde. Zonder ogen of gehoor is allemaal afschuwelijk. Dus die zintuigen heb je nodig om je leven op aarde te leiden.

Maar die nieuwe mens die geboren is, heeft ook zintuigen.

Natuurlijk heeft die nieuwe mens ook zintuigen, maar dat zijn geestelijke zintuigen. Je kunt geestelijk horen, en je kunt geestelijk zien.

Met die inwendige mens kun je horen wat God zegt. Dat kun je niet met je aardse oren. Ja, soms hoor je wel eens wat…, maar een ander, die naast je loopt, hoort dat niet. Dus je hoort het echt in de geest.

En zo kun je ook dingen zién.

Jezus zei: Ik doe alleen wat Ik God zie doen. Je kunt dus zien in de geest.

Je kunt ook tasten in de geest; iets aftasten. Je kunt eten en smaken, proeven dat God goed is.

Je kan in de geest ruiken hoe een klimaat is; dat je zegt: is het hier nou een klimaat van de dood, of is het hier een klimaat van leven! Dat kun je ruiken.

Dat je kunt zeggen: het ruikt hier niet goed, of: het ruikt hier fantastisch.

Dat zijn geestelijke zintuigen, en daarmee is die geestelijke mens toegerust. En die kun je ontwikkelen.

Dan krijg je weet van het vergankelijke tegenover het onvergankelijke.

Want dat is wat hoor, dat je onvergankelijk bent geworden? Je vergaat nooit meer; leeftijd telt ook niet meer.

Stel je eens voor dat je nu Petrus trof, of Paulus, en dat je aan hem vraagt: hoe oud ben je? Dat gaat toch nergens over, het telt niet meer in jaren. Hij is onvergankelijk. En dat is prachtig. Het is geest tegenover vlees. Het is werkelijkheid, dat is de geest, tegenover schaduw, en dat is maar tijdelijk.

Of liever gezegd: het onstoffelijke tegenover het stoffelijke. Want wat ik hier zie, is stoffelijk, het stof der aarde; en tot stof zal dat ook weerkeren.

Maar het onstoffelijke, het eeuwige, dát ben je eigenlijk! Uit hemelse elementen samengesteld. Oftewel, je ben geen natuurlijk mens meer, want dat heb je ingeleverd, je bent een mens Gods geworden! En dát is een term die Paulus hanteert.

Het gaat om de mens Gods die je bènt, dát ben je, wel een mens, maar een mens Gods. Dus van een hele andere komaf.

Een hele andere dimensie. Je bent opnieuw geboren, en dat is schitterend!

En nu zijn we bezig om neer te dalen.

Je bent een mens Gods, dat is een term van Paulus; en hoe ziet een mens Gods er uit?

Houdt dát vast in al je verzoekingen, in je lijden, als de druk je te machtig wordt en je denkt dit niet te overleven. Of: je wordt weggedrukt; of je wordt totaal ontkend.

Mensen halen hun schouders en lachen om je.

Jezus waarschuwt daar wel voor hoor, in verscheidene bewoordingen.

Er komt een keer een druk, zegt Hij, daar denk ik dan liever niet aan, maar het is wel zo, er komt een druk zoals de wereld niet gekend heeft. Dat is dus knap zwaar!

Hoe overleef je dat? Hoe doorsta je dat?

Kùn je dat doorstaan?

Als ik aan de eerste christengemeente denk…, nou, wat is daarvan over?

De meesten zijn voor de leeuwen geworpen; echt waar hoor!

Die kwamen om, alleen om wat ze geloofden, en verder niks. En misschien geloofden ze heel weinig, maar dat maakt niet uit, ze werden er wel om omgebracht.

Dus die druk gaat een keer toenemen.

Dan denk ik – dat hoor ik Teun nog een keer bidden trouwens – : je wordt door lijden heen volmaakt.

Dat klonk zo met die heldere stem van hem. Door lijden heen word je voltooid. Dan zing je geen liedjes, maar je verdraagt, je houdt stand.

Dan leer je werkelijk te leven uit de genade van God, en je verdraagt het.

En de belofte van je Vader is: dat je voltooid wordt! Dat is Zijn belofte!

Hij zegt: Ik voltooi je, Ik zet de finishing touch, dat doe ik omdat Ik zo gigantisch veel van je hou. Ik voltooi je in Mijn tedere liefde met Mijn handen. Ik maak je áf.

Die zachte genade van Hem, waaruit je leeft, waardoor je leeft, en wat misschien een hoop mensen de kop al heeft gekost,

maar juist die genade, die zó mooi is, die heeft hen in leven gehouden, en die heeft hen ook doen doorstaan waar ze mee werden geconfronteerd.

Het allerbelangrijkste is dat je de hoop vasthoudt.

Paulus spreekt daarover in verschillende bewoordingen. Voor het woordje ‘hoop’ vind ik een betere vertaling ‘verwachting’, het is ook precies hetzelfde woord.

En verwachting leeft binnen in je! Daar verwacht God iets van ons.

En daar verheugen ze zich over, wat er zich nu bezig is in jou te vormen.

Als je je daar ook in verheugt, dan word je wel blij hoor.

Dat is prachtig, dat heeft met je aardse toestand niets te maken.

 

Mariet: je zei dat het heel wat mensen de kop heeft gekost, maar het heeft al heel wat mensen de kop gekost dat ze God los gelaten hebben, het denken Gods.

Duurt: natuurlijk, de geestelijke dood heeft veel meer slachtoffers opgeleverd dan de natuurlijke dood.

Er staat ook in de vertaling van de Naardense bijbel: er zijn spotters, en lui die zich suf lachen om jou.

En dan vertaalt hij in één van de psalmen: ‘die mensen zeggen: God is een verzinsel’.

Dat vond ik een mooie opmerking, want dat hoor je tegenwoordig heel veel. God is een verzinsel.

De Italianen zeggen: ‘Als het niet waar is, dan is het leuk bedacht, het heeft je aardig bezig gehouden tijdens je leven op aarde’.

Geweldig. Het verzinsel Gods; het intelligente idee, wat God is; waar ben je mee bezig man!

God is toch Iemand! Hij is je Vader!

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 17-08-2014