Levend Geloof 1968.02 nr. 97

Bij de voorpagina

De illustratie op de voorpagina werd gemaakt door broeder Having M. Hopma uit Warnsveld, naar aanleiding van Exodus 17 (Ex. 17:12b).

Broeder Hopma schrijft als toelichting dat de teke­ning niet geheel volgens het Woord is, want dan moest de middelste figuur op een steen zitten, maar “ik heb het accent gericht op de verheerlijking, het lofzingen, het halleluja'”

“Aaron en Hur ondersteunen hier de armen van Mozes tot de avond valt, waarop de schrijver van dit boek de resul­taten van dit armen heffen, alias God prijzen, beschrijft wat vooral tot uitdrukking komt in het woordje “Zo”; zo overwon Jozua (Ex. 17:13). Geen woord meer. Punt! Basta!

De elle bogen van de Godsman rusten op de schouders van zijn meest getrouwen, waarvan de een het schild des ge­loofs vasthoudt met de Shaloom-ster (het “vrede”) met in het hart daarvan de duif, de Heilige Geest, Die in alle waarheid leidt en dus ook de vrede leidt, vrede in het hart van het individu, van de Gemeente, van Zijn volk, dat de strijd aanbindt in geloof en uitsluitend daardoor overwint.

“Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest…..” De andere man draagt het zwaard des Geestes, dat is het Woord van God (Ef. 06:16-17). Mozes draagt de staf van God, waarmee hij op het water van de Nijl sloeg, de staf die hij bij zich heeft als Gods volk tegen Amalek strijdt en die hij naar zijn belofte aan Jozua op de heu­veltop bij zich zal hebben (Ex. 17:09). Tenslotte vormen de drie personen het beeld van de drie-eenheid, van het waar twee of drie verzameld zijn in Mijn Naam ben Ik in het midden”(Matt. 18:20)”.            

 

Wandelen op de golven door Gert Jan Doornink

“Petrus ging uit het schip en liep over het water en ging naar Jezus” (Matt. 14:29b)

Prijst de Heer voor deze’ wonderbare geschiedenis, waarin ons verteld wordt hoe Jezus daar temidden van de storm over het Meer van Galilea wandelt, terwijl de dis­cipelen in een schip het meer oversteken. Dan ziet Petrus Jezus en gaat Hem tegemoet…..Lees (Matt. 14:22-33).

Wij geloven dat deze geschiedenis letterlijk zo gebeurd is, maar dat zij ook een geestelijke betekenis voor ons heeft. Wat Petrus hier n.l. letterlijk deed: wandelen op het water, wordt van ons figuurlijk verwacht.

Wij zijn geroepen om “uit het schip” te komen.

Wij zijn geroepen om te “wandelen op het water”.

Wij zijn geroepen om daarbij niet op de golven (om­standigheden) te zien.

Jezus heeft gezegd: “Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping”(Mark. 16:15) Dit is het grote zendingsbevel van Jezus, wat ook tot uiting komt in (Matt. 28:19 en Hand. 01:08-09).

Dit was de opdracht voor de eerste discipelen, en dit is de opdracht voor de discipelen die thans leven, dat zijn Allen die door persoonlijk geloof in Jezus Christus kinderen Gods zijn.       .

Als wij blij zijn dat wij gered zijn voor de eeuwigheid, dat wij bevrijd zijn uit de macht van satan, maar wij doen verder niets, wij blijven “in het schip” – beantwoorden wij niet aan de opdracht die Jezus ons gaf. Dan kan God Zijn doel met ons leven niet bereiken. Immers, de wedergeboorte is niet een soort paspoort om in de hemel toegelaten te wor­den. (Dat komt dan uiteindelijk vanzelf). Maar zolang wij hier nog op deze wereld “in vlees en bloed” aanwezig zijn, behoort heel ons leven in dienst van Jezus te staan.

Evenals Jezus, toen Hij op de golven liep, aan Petrus het bevel gaf: “Kom”, geeft Hij ook ons het bevel om het schip uit te komen en te wandelen op de golven.

Dit is alleen mogelijk door te wandelen in geloof, want zonder geloof is het onmogelijk God te behagen (Heb. 11:06). Als we gaan zien op de golven zinken ook wij al spoedig weg.

Wat wilt u? Zien op de golven en wegzinken? Of zien op Jezus en bruikbaar zijn in dienst van de Meester?

De wereld van nu heeft geen behoefte aan gelovigen die vreesachtig zijn en vol twijfel. Trouwens er is geen enkele reden om te twijfelen, om angst of vrees te hebben. Immers Jezus gaf Zijn discipelen, bij het geven van de grote opdracht machtige beloften mee. Hij zei o.a. “Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld”(Matt. 28:20) en “Gij zult kracht ontvangen wanneer de Heilige Geest over u komt” (Hand. 01:08).

Wat dit laatste betreft, dit is misschien de reden waarom Petrus wegzonk in de golven. Hij miste toen nog de inwonende kracht van de Heilige Geest. Hij was een volgeling van Jezus, maar moest nog veel afleren. Later, na de Pinksterdag, werd deze zelfde Petrus machtig door de Heer gebruikt.

Als u weggezonken bent in de golven, bedenk dan, dat onze Heiland ook u, evenals Petrus toen hij wegzonk, de reddende hand weer toesteekt als u berouwvol tot Hem komt.

Maar bedenk ook, dat Jezus de opmerking maakte: “Kleingelovige, waarom zijt gij gaan twijfelen?”(Matt. 14:32). Jezus maakte een opmerking over de twijfel van Petrus en noemt hem. Kleingelovige, maar Hij veroordeelde het geloof van  Petrus niet! Hij zei niet? “Petrus, wat ben je overmoedig geweest, door zo maar op het water te gaan lopen”. Hij kon dit trouwens ook niet zeggen, want Hij had immers Zelf het bevel gegeven! Hij vraagt nooit iets onmogelijks. Hij heeft gezegd: Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft!

Vele kinderen Gods zijn gebonden door twijfel. Het ge­volg is dat er geen overwinning in hun leven is over zonde, ziekte, vrees, zorg, etc. Zij bidden voor ver­schillende dingen, maar ontvangen nooit iets. Bovendien zijn zij daardoor ook anderen niet ten zegen, want wij kunnen onmogelijk anderen uit de macht van satan bevrij­den, als we zelf nog in meerdere of mindere mate door hem beheerst worden.

De apostel Jacobus sprak duidelijke taal over de twij­fel. In (Jak. 01:06-08) staat; “Wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt. Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ontvangen, innerlijk verdeeld als hij is, ongestadig op al zijn wegen”.

Wij moeten bidden in geloof, in geen enkel opzicht twij­felende (Jak. 01:06).

De weg van het “wandelen op de golven”, die Jezus van ons vraagt, is een weg van geloof, maar het is de enige goede weg. Alleen door te wandelen op de golven ervaren wij de overwinningskracht van Jezus in ons eigen leven èn wordt deze overgebracht in de levens van anderen’

De eindtijd-golven gaan al hoger en hoger, maar de wa­re gelovige vreest ze niet. Hij weet; Met Jezus ben ik meer dan overwinnaar’ Met Jezus mag ik wandelen op de golven!

 

Boekbespreking

Bij Uitgeverij C. Blommendaal N.V. te Den Haag ver­scheen onder bovenstaande titel, als deel 1 van de serie “Opdat zij allen één zijn”, een boek geschreven door Joh. Kroon. (Paperback, ƒ6,50, 240 blz.)

De vraag naar eenheid is actueel. Kerken en groepen zijn verdeeld, teveel om op te noemen. Leerzaam de vele on­derwerpen die schrijver behandelt. Men behoeft het niet in alles met de schrijver eens te zijn? het is trouwens uitgesloten dat ieder onzer het met elk eens kan zijn. In het buitenland zegt, men immers, dat één Nederlander een theoloog is, twee Nederlanders een kerk, en drie Neder­landers een scheuring betekenen. Dit merkwaardig individualisme is echter       uitnemend            geschikt om de Gemeente Gods

in zijn kracht te openbaren als werkend lichaam des Heren, die het individu niet uitsluit maar een plaats wil geven in het geheel. Dat is iets anders dan door het geheel te worden opgeslokt om achter het stokpaardje van een ander aan te lopen.

Schrijver behandelt diverse kerken en groepen. Maar waar ik hem gelijk zou geven, zouden weer anderen hem ongelijk geven. Maar in ernst poogt Joh. Kroon de ware eenheid, duidelijk te maken, en wij geloven voor onszelf, dat hij daarin is geslaagd.

Dieper op alles ingaan zou ons te ver voeren, maar we zouden zeggen: Neem en lees. Voor ieder die worstelt met de eenheid is er veel te leren. Voor ons is het wat on­verteerbaar dat schrijver de doop des Geestes vereenzel­vigt met de wedergeboorte van de mens. Vanaf de wederge­boorte inclusie: de voorbereidende werkzaamheden, is de mens echter werkterrein van de Heilige Geest, vanaf de doop in de Geest woont de Heilige Geest in onze harten. Er is een groot verschil tussen werken en wonen, een verschil dat de schrijver nog niet ziet.

Terecht echter distantieert schrijver zich van alle gemeente-vorming als machtsconcentratie, anders dan om de volheid Gods in Christus te openbaren aan zichtbare .en onzichtbare wereld.

We concluderen, dat de gemeentevorming, zowel bij de kerk als groep, teveel reactie-beweging is, en teveel is opgebouwd uit op zichzelf zuivere waarheidselementen die bij de ander ontbreken. Tegelijk met de oprichting der groep ontstaat een nieuw manco, namelijk het positieve element, dat de ander wel heeft. Zo blijven we in een cirkel ronddraaien. Ieder zuiver stellen van het Gemeen­te van Christus zijn resulteert tenslotte veelal in het vormen van een nieuwe groep.

Deze weg is heilloos. Het ware beter en nuttiger als we met zijn allen eens om de ronde tafel gingen zitten en na oprechte verootmoediging eens met elkaar gingen pra­ten, open en oprecht als geliefde kinderen Gods, gered door het bloed van het Lam, en na enkele mislukkingen niet opgaven, maar doorzochten naar de oprechte eenheid in Jezus Christus, het Woord Gods dat vlees werd. God uit God, licht uit licht. Wie neemt het roer in handen?

Dirk A. Wols.

 

Leven door de Geest door A. Schenk

“Indien wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest het spoor houden” (Gal. 05:25).

Hoe komt het toch dat zovelen die getuigen met de Hei­lige Geest gedoopt te zijn, ontsporen in hun geestelijk leven? Ik geloof dat het antwoord te vinden is in boven­staand vers. Wij moeten door de Geest het spoor houden. In (Rom. 08:14) staat: “Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods”.

Het grote gevaar bij ons is dat, als wij gedoopt zijn met de Heilige Geest, wij dit als een eindpunt gaan beschou­wen en hierbij blijven stilstaan en rustig verder leven met de bewuste ervaring over de doop met de Heilige Geest in ons leven. Het was een machtig moment toen wij deze er­varing beleefden en in tongen gingen spreken. Maar verder is ons leven gebleven zoals het was. Hoe komt dat eigen­lijk? Waarom is er bij velen geen vooruitgang te bespeuren? Mag ik het u eens duidelijk trachten te maken?

Als een kind van God de doop met de Heilige Geest ont­vangt, ontvangt hij een Persoon. De Heilige Geest is een Goddelijke Persoon. Een persoon vraagt gehoorzaamheid. Een persoon wil dat je naar hem luistert. Een persoon heeft een wil en gevoel. Een persoon kun je bedroeven. Een per­soon kun je verdrijven.

In onze tijd ontvangen honderden de doop met de Heilige Geest. Dit is het beginpunt in zulke levens. Maar als de Heilige Geest als Goddelijke Persoon bij mij is binnengeko­men, ga ik dan ook naar Hem luisteren? Naar de aanwijzing­en die Hij geeft in mijn leven? Is Hij werkelijk de Bewoner van mijn leven? Of ia Hij een gast? Als wij een gast thuis hebben dan zal ik tegen hem zeggen: doe maar net als of je thuis bent. Hij zal van deze gastvrijheid gebruik maken. Maar toch zal hij niet alles doen, wat ik zelf doe als be­woner van het huis. Hij zal niet in alle kamers komen. Hij zal bijvoorbeeld niet in de kasten gaan kijken. Begrijpt u het? Hij is maar neen gast in mijn huis.

Wat is de Heilige Geest in uw leven? Een Gast of de Bewoner van uw levenshuis? Hij wil de bewoner zijn van uw le­ven en geen gast. Velen willen de Heilige Geest hebben, maar willen de baas blijven in eigen leven. Hebt u al het geheim ontdekt? Niet u moet de Heilige Geest hebben, maar de Heilige Geest wil u hebben. (Ef. 02:22) zegt zo mooi, dat wij meegebouwd worden tot een woonstede Gods in de Geest.

De Persoon van de Heilige Geest wil in u wonen. Bit be­doel ik, zegt Paulus, wandelt door de Geest en voldoet niet aan de werken van het vlees. De Heilige Geest wil ons stuk voor stuk voor stuk leiden en opvoeden. Naar ma­te zich het kind van God laat leiden en opvoeden door de Geest, naar die mate zullen wij geestelijke mensen worden. Er is van onze kan één voorwaarde aan verbonden, dat wij alle begeerten die naar het vlees zijn, laten doden door de Geest van God. Bit gaat dus totaal onszelf kosten. On­ze ideeën, onze vermaken, ons egoïsme, ons recht dat wij vaak menen te hebben, enz.

Van Jezus werd getuigd dat Hij zachtmoedig was en nede­rig van hart. Be Bijbel vertelt ons dat Jezus de minste wilde zijn. Dat Hij zichzelf niet verdedigde en geen gelijk wilde hebben. Dat, als Hij verdrukt werd, Hij Zijn mond niet opendeed, als Hij gescholden werd niet terugschold, als Hij vervloekt werd, niet terug vloekte, maar zegende.

Ziet u, dit is leven naar de Geest. Ik geloof met mijn gehele hart, dat in de eindtijd waarin wij leven, de Heer zulke mensen wil vormen door Zijn Geest. En een Gemeente wil hebben die geestelijk is. Willen wij die prijs betalen? Zoals Jezus de dood in ging, zullen wij de dood moeten ver­klaren aan ons zelf, opdat de Heilige Geest Zijn volle doel in ons persoonlijke leven, en dat van de Gemeente, bereiken kan. Laten wij er goed van verzekerd zijn dat lallen die zich Israël noemen, .nog lang geen Israël zijn. En dat allen die roepen; “Ik ben gedoopt met de Heilige Geest”, nog lang altijd geen geestelijke mensen zijn. Ook in de Pink­sterbeweging niet, ondanks de zegen die er is.

Paulus schrijft aan de gemeente van Korinthe dat als daar twist en nijd is, zijn geen geestelijke, maar vleselij­ke, onveranderde mensen zijn. U voelt toch wel, geliefde lezer(es), dat als wij werkelijk geestelijke mensen waren, – ook wij die belijden gedoopt te zijn met de Heilige Geest­ en ook veel meer vluchten van de Heilige Geest openbaar zouden worden. Al die twisten, en al dat vleselijk gedoe, staat een diepere doorwerking van de Heilige Geest, in de Gemeente, in de weg. In tijden van opwekking lezen wij dat zonden worden opgeruimd onder de kinderen Gods, dat ru­zies worden goedgemaakt, dat er een diepere reiniging plaats vindt onder Gods volk, dat hun die zonder God leven, overtuigd worden van zonden, ja dat zelfs grote dronk­aards en publieke vrouwen gered worden. Wij lezen zelfs dat gehele steden hun zonden gingen inzien en tot bekering kwamen, alleen omdat de Heilige Geest ging werken.

De Heilige Geest wil in deze tijd grote dingen doen. Maar Hij zoekt mannen en vrouwen, jongens en meisjes, die alles op het altaar leggen en zich volledig overgeven aan de Heilige Geest. Hij zoekt vaten die zich volkomen willen laten reinigen, en zich onthouden willen van de zonde. Want de Heilige Geest heeft maar één doel in de levens van de kinderen Gods; Jezus te gaan verheerlijken. Dit is het doel van uw leven, dat Jezus tot Zijn eer komt, dat Jezus verheerlijkt wordt in Zijn Gemeente. Opdat elke mond zal belijden dat Jezus de Heer is, in de hemel en op aarde, en opdat alle knie zich voor Hem zal buigen, opdat Jezus Zijn koningschap in ons leven en in dat van de Gemeente zal kunnen aanvaarden. Ja, dat deze gehele aarde zal buigen voor Hem en straks het koningschap zal aanvaarden over de­ze wereld en alle machten der duisternis geworpen zullen worden in de poel des vuurs. Wat een heerlijke toekomst! Halleluja! Amen.                                                                                      

 

Van de redactie

’Wij zijn blij dat “Levend Geloof” een taak heeft bij de {verkondiging van de eindtijd-boodschap; het volle evangelie. In deze tijd zet de duivel alles op alles om de menselijke geest te beïnvloeden, uiteraard in negatieve zin, waarbij hij gebruikt maakt van de moderne media; als krant, radio en televisie. Daarom zullen ook de kinderen Gods iedere vorm en gelegenheid moeten aangrijpen om de volle boodschap via alle beschikbare instrumenten uit te dragen. Wij kunnen de mensen ook beïnvloeden maar dan in positieve zin! Ons blad is ongetwijfeld ook; een instrument in Gods hand. Uit de vele reacties blijkt dat ons blad veel gelezen wordt. Wij zijn ook dankbaar dat vele lezers en lezeressen biddend achter deze zendingsarbeid staan en ook werken met ons blad. Velen geven “Levend Geloof” na lezing door, anderen bestellen een aantal voor verspreiding of betalen geschenkabonnementen. Doet u in dit opzicht al iets?

 

1968 Zendingsjaar door B. Hoekendijk

“Blaast de bazuin op Sion, heiligt een vasten, roept een plechtige samenkomst bij­een. Vergadert het volk, heiligt de gemeen­te, roept de ouden bijeen. …. .Laat de priesters, de dienaren des Heren, tussen de voorhal en het altaar wenen en zeggen: Spaar, Here, uw volk en geef uw erfdeel niet prijs aan de smaad, zodat de heidenen met hen zouden spotten. Waarom zou men on­der de volken zeggen: Waar is hun God?” (Joël 02:15-17)

Met verontrusting zien we hoe in de hele wereld landen worden toegesloten voor de zending. Vele buitenlandse zendelingen moeten India verlaten. Hollandse zendelingen moesten Kongo verlaten, door de onlusten. Sommige zende­lingen werd de toegang tot Suriname geweigerd. De geld­ontwaarding is een middel van satan om zendingsgaven min­der resultaat te laten zien. En niet alleen politiek, economisch; iedere geest vervulde Christen ziet de invloed van antichristelijke machten vergroten. De pers maakt de persoon van Jezus Christus, God, en het Christendom hoe langer hoe meer belachelijk.

Als Joel 2 spreekt van “het blazen van de bazuin”, “het bijeenroepen van een plechtige samenkomst”, het uitschrij­ven van “een vasten”, de “dienaren des Heren die wenen voor het altaar”, dan willen we deze woorden van ons ter harte nemen. Het Volle Evangelie Nederland, in zijn meest ruime vorm, moet ontwaken, en beseffen dat de eindtijd is aangebroken.

Als er wordt gesproken van “een smaad”, dan rust die ook op ons. Zeven jaar geleden gebruikte God de VEZA om allerlei groepen bij elkaar te brengen. De eerste Vreugde­dagen waren een werkelijk symbool van eenheid. Maar het is weer verzand in elkaar bestrijden, het toelaten van versplintering. Dogma’s brachten scheiding tussen broe­ders die tot een gezin behoren. En de jaren verstreken, de kostelijke jaren van godsdienstvrijheid en vrede. We vragen ons af of wij niet net als Jona moeten ontwaken, en samen terug moeten gaan naar onze roeping! De wereld van Jezus te vertellen.

Pinksteren en zending horen één te zijn. Pinksteren be­tekent: Activiteit, zending, leven, kracht om te getuigen. Daarom willen we zo graag in 1968 de zending en evangeli­satie opnieuw als doel stellen. We willen dogmatische verschillen negeren, en zielen gaan winnen voordat het te laat is.

Op de Nationale Zendingsdag op 10 maart in de Expohal te Hilversum komen duizenden Volle Evangelie Christenen bijeen om te luisteren naar mannen Gods die hen op deze dingen willen attenderen.

In een tiental predikersontmoetingen over het hele land heeft het Zendings comité bij voorgangers van allerlei groepen een oprecht verlangen tot eenheid gevonden.

Deze eenheid zou alleen gebaseerd moeten zijn op het bloed van Jezus en respect voor elkaars werk.

In een grote actie “Andreas” wordt het vervoer van vele gemeenten naar de Expohal gecoördineerd.

Op de Zendingsdag is een straat van marktkraampjes ingericht waar vertegenwoordigers van vele verschil­lende zendingsorganisaties van hun zendingswerk ver­tellen.

Een groot dia- en filmprogramma toont wat vanuit Ne­derland aan zendingsactiviteiten wordt ondernomen.

Er zijn aparte Kindersamenkomsten, die door H. ter Welle geleid worden.

Op 29 maart wordt een landelijke Bid- en Vastendag gehouden. In heel Nederland gaan op die dag Christe­nen op de knieën om God te vragen iets nieuws te doen.

Als er 150.000 mensen per dag bijkomen. Als er 6000 echtscheidingen per jaar worden uitgesproken (in Nederland) waarbij 10.000 kinderen betrokken zijn. Als er 1000 zelfmoorden per jaar in Nederland plaats vinden. Als er 2700 doden vallen in het verkeer, en 65.000 gewonden per jaar. Als ons land ver over de grenzen berucht is om de losbandigheid van zijn jeugd en, de vrijheid waarin homosek­sualiteit hier bedreven wordt. Als Jezus zegt; Er komt een nacht waarin niemand werken kan. Als deze dingen zo zijn dan moeten we, noodgedwongen elkaar de hand geven en zielen gaan winnen, zending bedrijven er redden wat er nog te redden valt.

Rondom de Zendingsdag zijn allerlei belangrijke activiteiten. Kerkelijke instanties worden uitgenodigd hun waarnemers te sturen. De pers wordt op hoffelijke wijze ontvangen. Er zijn bidstonden en predikersontmoetingen over het hele land. Als de Heer het behaagt staan we aan de vooravond van iets nieuws. ‘En het is de hoogste tijd, want de nacht valt.

 

Pastoor Dijkman verlaat Katholieke kerk

Het bericht dat pastoor A. N. Dijkman van de St. Franciscus-parochie te Groningen zich heeft, losgemaakt van de Rooms-Katholieke kerk, omdat hij in aanraking is gekomen met de boodschap van het volle evangelie heeft allerwege grote aandacht getrokken.

Wij verheugen ons over deze beslissing en wensen broe­der Dijkman Gods rijke zegen toe met de bede dat de le­vende Heer hem verder zal gebruiken als een instrument in Zijn dienst.

Ondertussen werd broeder Dijkman op Bijbelse wijze ge­doopt in een grote doopdienst welke zondag 18 februari werd gehouden in Hengelo, en onder leiding stond van br. M de Jong uit Enschede.

 

Het leven begint bij Jezus, een serie Bijbelstudies door Jenny Manschot (1)

 

 

 

En God schiep de mens naar Zijn beeld

“En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis…..En God schiep de mens naar zijn beeld naar Gods beeld schiep Hij hem” (Gen. 01:26-27)

De dieren en ook de planten had God naar hun aard ge­schapen, maar aan de mens gaf Hij zijn eigen natuur, God schiep de mens naar zijn beeld, zodat de mens op God leek. (Gen. 01:11b-12; Gen. 01:21; Gen. 01:24-25).

Hoe God bij de schepping van de mens te werk ging, le­zen we in (Gen. 02:06b-07.

Eerst steeg er een damp op uit de aarde, die de aard­bodem bevochtigde, en toen nam God een klomp aarde en boetseerde daarvan een menselijk lichaam.

Het was nodig, dat er aan het stof van de aardbodem eerst water werd toegevoegd, voordat’ God met boetseren kon aanvangen. Want indien het stof geen vocht bevat had, was het niet mogelijk geweest om er een gestalte, een vorm aan te geven. Probeert u maar eens om van droog zand een pop of iets, dergelijks te vormen. Dat lukt niet’ Wa­ter verbindt namelijk de stofdeeltjes met elkaar, het voegt de afzonderlijke stofdeeltjes tot één geheel samen. Hier zit een diepere, geestelijke betekenis in, die we in dit verband even nader willen bezien.

In (Matt. 15:58) vergelijkt Jezus de wereld – d.w.z. de mensen die op de aarde leven – met een akker. Uit deze akker heeft God, toen Jezus van de aarde bij Hem terugge­keerd was, zijn gemeente, die het lichaam van Christus is, gevormd. (Ef. 01:22-23). Maar voordat God hiermee begonnen is, heeft Hij eerst de akker bevochtigd, door zijn Geest – de Heilige Geest – uit te storten op alle vlees. (Hand. 02:16-17a). De hele akker werd bevochtigd met levend water, dat vloeide uit de bron van levend water, dat is God.(Jer. 17:15). Dit was noodzakelijk, want als de gemeente, het lichaam van Jezus, niet vervuld zou zijn met de Heilige Geest, dan zou zij als los zand aan elkaar hangen. Het wa­ter van de Heilige Geest houdt de afzonderlijke stofdeeltjes uit de akker bijeen, het voegt alle leden van hét li­chaam van Christus samen tot één geheel, zodat het een, eenheid vormt. “Want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt”, en “allen zijn wij met één Geest gedrenkt”. (1 Kor. 12:12-14).

Toen God klaar was met het boetseren van het menselijk lichaam, was er een wonderschone gestalte ontstaan, maar zij lag daar nog zonder beweging, zonder leven. En God boog zich over die roerloze gestalte heen, opende zijn mond en blies de levensadem, de levensgeest, er in, zodat de mens tot leven kwam.

Op het moment, dat God begon te blazen, vloeide er le­ven en geest uit God over in de mens. God gaf de mens van zijn eigen Geest, waarin leven is, eeuwig leven. De mens ontving het goddelijke leven en de goddelijke geest in zich, en kreeg hierdoor deel aan de goddelijke natuur. Daarom is de mens van het geslacht van God (Hand. 17:28b-29a; 2 Petr. 01:04b).

En God stelde de mens aan als zijn plaatsvervanger hier op aarde. De mens kreeg de heerschappij over de ganse aar­de met alles wat zich daarop bevindt. (Gen. 01:26-28).

Een uitstapje in het heelal

Over het heelal en de sterren en planeten, die daarin een plaats hebben, spreekt God met geen woord. Daarom ge­loof ik persoonlijk niet, dat het naar Gods wil is, dat de mens naar de macht in het heelal grijpt. Ik geloof veel­eer, dat het satan is, die hierachter staat. Het menselijk vernuft heeft het al wel heel ver gebracht. De mens heeft het zelfs al gepresteerd om een uitstapje in het heelal te maken. En in de toekomst staan er reizen naar de maan en Mars en misschien nog meer planeten op het programma. God gaf de mens de darde tot woonplaats, maar de mens is bezig andere verblijfplaatsen te zoeken, buiten de atmos­feer van de aarde.

De mens wil andere planeten veroveren. En het lijkt er inderdaad op, dat hij dit eenmaal bereiken zal. Of God dit toelaat? De mens wil zich, bewust of onbewust, een weg naar de hemel banen. De mens is bezig om zich sterk en machtig te maken. Hij wil sterk komen te staan tegenover God.

De “Toren van Babelbouwers” wilden dit ook. Zij wilden een sterke hechte eenheid vormen tegenover God. Zij sloe­gen de woorden van Gods “Vervult de aarde” (Gen. 01:28), in de wind en bleven bij elkaar. Zij wilden zich een naam ma­ken en een stad bouwen waarvan de toren tot de hemel reikte. Maar God verwarde hun taal en verbrak daarmee hun eenheid. Zij begrepen elkaar niet langer. En zij gingen uit elkaar en staakten de bouw van de stad. (Gen. 11:01-09).

De mens van de 20e eeuw bouwt nog voort aan zijn “Toren van Babel”. Zal hij hiermee doorgaan tot zijn “toren” naar beneden valt en hem verplettert?

Het is niet goed, dat de mens alleen zij

God maakte de mens tot onderkoning van de aarde en Hij gaf hem de hof van Eden, het paradijs, als woonplaats. En God zeide; “Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past”.

Het wonderlijke is, dat God, voordat Hij dit plan uit­voerde, eerst de dieren bij Adam bracht, opdat hij ze een naam zou geven. God liet Adam zelf ontdekken, dat hij al­leen was. Toen Adam de dieren zo allemaal aan zich voorbij zag gaan, merkte hij op, dat zij samen waren, dat God hen twee aan twee, als paartjes geschapen had.

En Adam bemerkte, dat hij alleen was. “Voor zichzelf vond hij geen hulp”, geen metgezel, “die bij hem paste”. Toen deed God een diepe slaap op Adam vallen en Hij nam een rib uit zijn lichaam en bouwde daarvan de vrouw en stelde haar aan Adam voor. Waarop Adam zei; “Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal “mannin” heten, omdat zij uit de man genomen is. Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn ‘vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn. En zij beiden waren naakt, de mens en zijn vrouw, maar zij schaam­den zich voor elkander niet”. En God zegende hen en zei; “Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar”. (Gen. 02:15-25; Gen. 01:28).

Er zijn mensen, die zeggen, dat de verboden vrucht, waarvan Adam en Eva aten, het seksuele bewust worden was. Dit is klinkklare onzin. De seksuele gemeenschap tussen man en vrouw, is het mooiste wat God de mens in het huwe­lijk gegeven heeft. In de gemeenschap, wanneer deze voortspruit uit echte liefde tenminste, bereikt de liefde haar hoogtepunt en uit deze climax der liefde, komt nieuw leven voort.

Dit is niet iets vulgairs en iets om achterbaks ge­heimzinnig over te doen. Het is een geschenk van God, die de mens gemaakt heeft. Maar de mens heeft door zijn zonde ook deze zuivere liefdesverhouding tussen man en vrouw, tot iets lelijks en banaals gemaakt.

De mens verwierp de liefde van God en werd daardoor verblind voor de. ware zuivere liefde tussen man en vrouw. Leest u hierover (Rom. 01:18-32) maar eens na. Al het mooie en zuivere, wat God in zijn grote liefde aan de mens gegeven heeft, heeft de mens met voeten getreden.

Daarom is het ook zo’n rommel in de wereld. En nu kun­nen we daarvan God de schuld wel geven, maar dat is niet juist. Wij zijn het zelf, die de schuld daarvan dragen.

Geen marionet

God heeft de mens goed geschapen, God heeft de mens geschapen naar zijn beeld. De mens kreeg deel aan de god­delijke natuur. Maar God heeft de mens niet geschapen als een marionet, die zich willoos heen en’ weer beweegt, wanneer zijn maker aan de touwtjes trekt. Neen, God heeft de mens een vrije wil gegeven.’

God is liefde en Hij wilde zijn enorme grote liefde ui­ten. God zocht een levend wezen aan wie Hij -zijn liefde kwijt kon en dat in staat was zijn liefde te beantwoorden.

En daartoe koos God de mens. God schiep de mens goed, de mens, was volmaakt en God plaatste hem midden in het goede, midden in Zijn volheid, en Hij gaf hem alles wat zijn hartje begeerde. God omringde de mens met zijn liefde en zorg, maar God drong ze hem niet op.

Hij zei niet: “Zo, nu heb Ik je gemaakt en op de aarde gezet, en nu moet je en zul je mijn liefde aanvaarden en precies doen wat Ik zeg”. Zo van één, twee, in de maat, halve draai rechts, halt! O nee! God is geen tiran, God is geen driller, God is liefde! (1 Joh. 04:16b).

Daarom gaf Hij de mens vrijheid. God leert geen disci­pline, zoals we die in het leger kennen: “Schoenen niet gepoetst? Dan maar een poosje brommen in de cel. Zonder pardon”. Maar God leert gehoorzaamheid, zoals ook ouders die aan hun kinderen trachten te leren. En de mens mocht zelf bepalen, zelf kiezen, of hij inderdaad God wilde vol­gen en gehoorzamen, of hij inderdaad de opdracht van God wilde vervullen, of niet.

Doch God plaatste de mens niet tussen het goede en kwade in, en Hij zei niet: “Wat kies je nu, het goede of het kwade, Mij of satan?” Maar God plaatste in zijn grote liefde, de mens midden in het goede, midden in zijn heer­lijkheid. (wordt vervolgd)

 

Wat God een gruwel is door J. Noë

In verband met het feit, dat ik nogal eens mensen spreek, die onkundig blijken te zijn over hetgeen de Schrift zegt inzake occultisme en al wat er mee samen­hangt, en men er geen begrip van heeft, wat er zich zo al afspeelt in de onzichtbare, geestelijke wereld, de hemel­se gewesten, en hoe groot de mocht is van de overheden der duisternis, leek het mij, alhoewel hierover reeds door deskundige broeders en zusters is gesproken en geschre­ven, toch gewenst nog eens in de penhouder te klimmen en een waarschuwing te doen horen. Ik heb het in twee delen gesplitst, n.l. Deuteronomium 7. De Verhouding tot de inwoners van Kanaän” en Deuteronomium 18  “Waarzeggerij “.

(1)

“De gesneden beelden van hun góden zult gij met vuur verbranden; het zilver en het goud daar- aan zult gij niet begeren en u niet toe-eigenen, opdat gij daardoor niet verstrikt wordt, want het is een gruwel voor de Here, uw God. En gij zult geen gruwel in uw huis brengen, zodat gij zelf evenzo onder de ban zoudt komen gij zult het ten sterkste verfoeien en verafschuwen, want het ligt onder de ban”(Deut. 07:25-26).

Diverse malen waarschuwt God de Israëlieten, zeer dringend en ernstig, geen gemene zaak te maken met de in­woners van Kanaän en dat ze zich niet moeten inlaten met enige vorm van afgoderij. Gewijde palen, gesneden beelden en altaren dienden te worden vernietigd.

We weten dat de Israëlieten ongehoorzaam waren en ze daardoor zwaar moesten lijden. God wil gehoorzaamd worden. Mensen, die in het Verre Oosten, Afrika, Zuid- en Midden- Amerika en andere landen waar afgoderij bedreven wordt, ge­weest zijn, nemen dikwijls een of ander kunstvoorwerp mee, bijvoorbeeld afgodsbeelden, (bijv. dieren), demonenkoppen, gewijde paaltjes of andere afbeeldingen die betrekking heb­ben op afgoderij. Men is er zich echter niet van bewust, wat men daarmee in huis haalt. Als je hen er op zou wij­zen, zou je ten antwoord krijgen “Ach, mij zegt het niets, ik beschouw het als een kunstvoorwerp, als. een aandenken”.

Ze hebben er nooit over nagedacht dat de makers van deze ‘voorwerpen occult gebonden zijn, dus verbonden zijn met duistere machten, demonen, en dat zij bij het scheppen van het kunstproduct hun hele wezen er in leggen. Over deze voorwerpen worden dikwijls ook bezweringen of tover­formules uitgesproken, (hierop kom ik later nog terug). Ook voor deze tijd geldt Gods woord? “Gij zult u deze dingen niet toe-eigenen, opdat gij daarvoor verstrikt wordt en onder de ban komt”.

Er zijn mensen die dit ervaren hebben. Door aanwezig­heid van zo’n voorwerp was onheil op hun huis. Toen zij op een of andere wijze hier op attent waren gemaakt, het­zij op een bijeenkomst door de openbaring van de Heilige. Geest, hetzij thuis, hebben zij het ding onmiddellijk opge­ruimd. Door gebed en handoplegging werden de machten verbroken en werden ze bevrijd.

O, lieve lezers, het is zo belangrijk. Daarom raad ik u ten sterkste aan, mocht u een dergelijk voorwerp in huis hebben, vernietig het dan, hoe kostbaar het ook moge zijn en laat u bevrijden van die duivelse macht. Denk er om, het is God een gruwel.

(2)

“Onder u zal er niemand worden aangetroffen, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet gaan, die. waarzeggerij pleegt, geen wichelaar, uitlegger van voortekenen, of to­venaar, geen bezweerder, niemand die de geest van een dode of een waarzeggende geest ondervraagt of die de doden raadpleegt. Want ieder die deze dingen doet, is de Here een gruwel”(Deut. 18:10-12).

Ook dit Woord van God laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Verschillende malen heeft Israël van God waarschuwingen aangaande deze dingen gekregen. We lezen in het Oude Testament dat bijvoorbeeld Egypte en Babel om deze duistere praktijken bekend stonden. Ze werden vol­komen beheerst en geleid door deze occulte machten en satan liet zijn dienstknechten bovennatuurlijke dingen doen, denk maar eens aan de wijzen en tovenaars van Farao tijdens het optreden van Mozes en Aaron. Sterrenwichelarij was een van hun voornaamste bezigheden, dit is ook ge­meenschap hebben met machten.

Ook in het Nieuwe Testament lezen we over toverij en geestenbezwering resp. in Handelingen 8, Simon de tove­naar, en Handelingen 19, de zonen van Sceva. Paulus zegt in (1 Kor. 10:20) dat het absoluut fout is om met boze gees­ten in gemeenschap te komen. In Galaten 5 zegt hij eveneens dat afgoderij en toverij werken van het vlees zijn. Jezus waarschuwt ook ”voor de valse profeten die in schapenvacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven”.

In de tegenwoordige tijd is het duidelijk merkbaar dat de overheden der duisternis de mensheid in hun verschrik­kelijke greep houden. In het Verre Oosten, Afrika, Midden en Zuid-Amerika en ook in andere landen zijn nog zeer veel zogenaamde tovenaars, wonderdokters, medicijnmannen, enz. die bezweringen en toverformules uitspreken, ook over voorwerpen en de uitwerkingen daarvan zijn dikwijls zeer duidelijk zichtbaar. Het leven van de desbetreffende per­soon of personen heeft er zwaar onder te lijden, het kan zijn gezondheid, zijn werk, zijn huis, zijn gezin treffen. Die machten kunnen hun prooi tot moord en zelfmoord bewegen. Zendelingen die in die landen gewerkt hebben, kunnen hiervan getuigen. Ik ben zelf in Indonesië geweest en ik weet hoe occult het daar is. Neem nu bijvoorbeeld eens de slametan. Dit is een feestmaaltijd voor inlanders en wordt dikwijls gehouden ter gelegenheid van bijvoorbeeld het openen van een fabriek, kantoor, het betrekken van een nieuwe woning, verwerken van de nieuwe oogst, enz. In feite houdt het een offerande aan de afgoden, demonen, in om hen tevreden te stellen, opdat ze je goedgunstig ge­zind mogen zijn. En wij hebben dus bewust of onbewust er aan meewerkt en de heler is net zo schuldig als de ste­ler.

Ik ben de Heer zeer dankbaar dat Hij mijn ogen hiervoor geopend heeft en ik thans hiervan bevrijd ben. In de zo­genaamde beschaafde wereld breidt het occultisme zich steeds verder uit: waarzeggerij, alle soorten wichelarij, (horoscoop), helderziendheid, hypnose, telepathie, spiritisme, magnetisme (dit is geen gave van God, maar toverij), gebruik van verdovende middelen om “high” te worden, enz. enz. tiert welig, en ook de kerken zijn er mee besmet. En het zal nog steeds erger worden. Ook hierdoor worden de mensen tot moord en zelfmoord gedreven. Het is God een gruwel, het is zonde tot de dood. ‘

Ik las onlangs in de krant dat in Amerika een tempel ter ere van satan is ingewijd, waar satanische diensten worden gehouden door lieden die zich zelf tot priester van satan hebben uitgeroepen. De doden bijvoorbeeld worden zeer ceremonieel aan satan opgedragen. Is het niet verschrikkelijk?       .

Als we het boek van de Openbaring lezen, zien we, dat dit nog maar het begin is en dat ons nog heel wat te wachten staat. Satan en zijn duistere machten zullen zich op de mensheid storten, maar, halleluja, in Christus zijn Gods kinderen meer dan overwinnaar. We moeten dus niet bevreesd zijn, door de kracht van de Heilige Geest zullen we Zijn getuigen zijn.

Lieve lezers, mocht u soms in aanraking zijn geweest met occulte machten en nog niet bevrijd zijn, of dat u er zelfs nog contact mee hebt, laat u bevrijden en wel zo spoedig mogelijk. Breek met deze ongerechtigheid.

Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten. (Ef. 05:14)            

 

Roemen in zwakheid door Dirk A. Wols

Paulus is de grote heidenapostel, die het evangelie ge­bracht heeft in de toenmaals bekende wereld. Wij behoeven dat onze lezers niet te vertellen, maar constateren slechts om het hiernavolgende duidelijk te doen uitkomen.

Dé zaligheid is uit de Joden. Jezus was een Jood en in Jezus is Jood noch Griek iets, maar de besnijdenis des harten door de Geest. Dit heil viel daarom ook de. heidenen ten deel. Halleluja.

Wij moeten daarom dit licht voortdragen of voort helpen dragen tot aan de uitersten der aarde.

Maar al spoedig kwam de concurrentie opzetten. Er kwam wrijving tussen de apostelen en hen die zeiden dat zij apostelen waren. Dat is een groot verschil. Die zogenaamde apostelen kwamen met allerlei mirakelen aan, en hadden re­gelmatig nieuwe dingen. Maar die Paulus, och, die was zo maar een mannetje, zijn brieven, zegt men, zijn wel gewich­tig en krachtig, maar zijn persoonlijke verschijning is zwak en zijn spreken betekent niets. (2 Kor. 10:10). Niets geen krachtpatser, die Paulus, geen persoonlijkheid, weet u, waar je zo echt tegenop kunt zien. Dan zij nog eens. Hun verschijning is vol autoriteit en vol ontzag en als zij gaan spreken houdt ieder de adem in wat zij, krachtpatsers, allemaal zullen gaan zeggen. Hun woord is met majesteit, en ze voelen het terdege, dat zij het volk kunnen mennen en zo echt inwerken op bepaalde sentimenten van de mens.

Paulus gaat daar iets van zeggen. Hij schrijft hun over zijn liefde voor hen, over zijn werk dat God hem opdroeg en over de aard van zijn roemen. Zij’ roemen in het vlees, zegt de apostel’, welnu, dan zal ik een ogenblik onwijs worden, ik zal een moment dwaas worden en we zullen eens zien, als ik eens ga roemen in het vlees, wat er van die grootspre­kers overblijft. Aanvaard mij ook eens als een onverstandige dan kan ik ook eens een weinig roemen, zegt hij. Als iemand iets durft – ik spreek in onverstand naar het vlees, zegt hij – dan durf ik het ook. Zij zijn Hebreeën? Ik ook. Dienaars van Christus zijn zij, ik ook, ja, nog meer, in moei­ten, veel vaker, veel meer in gevangenschap dan zij, van Joden, 5 keer 59 slagen ontvangen, drie maal met de roede ge­geseld, eens gestenigd en al die ellende nog al meer.

Moet er geroemd worden, welnu hier is dan mijn roem naar het vlees in onverstand, wat kunnen zij daar nu tegenover stellen?

Maar neen, Paulus roem is een andere roem. Moet er ge­roemd worden, dan zal ik roemen in mijn zwakheid. Ik kom ook tot gezichten en openbaringen des Heren. Ik ken een mens….. en dan verhaalt Paulus in de derde persoon zijn optrekking tot in de derde hemel. Hij kent een mens in Christus….. die…..het was een overweldigend gezicht, een heerlijk visioen, maar Paulus roemt er niet op. Als hij zelf gaat roemen, dan gaat hij roemen in zwakheden. Dat gaat roemen in de doorn in zijn vlees, opdat hij zichzelf niet zou verheffen over de uitnemendheid der openbaring­en die hij heeft ontvangen. Een engel des satans, die hem met vuisten slaat opdat hij zich niet te zeer zou verhef­fen. Als dat nu eens uit zijn leven weg was. Bidt en gij zult ontvangen. Hij bidt tot driemaal toe, maar eindelijk zegt de Heer: Mijn genade is u genoeg want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid.

Wat hij gedaan en gepresteerd heeft, grenst aan het on­gelofelijke. Maar zijn roem is in zwakheid. Want Gods kracht komt openbaar in zwakheid. Niet het edele der we­reld en het sterke verkiest God om Zijn werk te doen, maar het zwakke en onedele, datgene wat niets is, opdat het­geen iets is in eigen oog beschaamd zou worden.

Lezer, lezeres, broeder, zuster, hoe staat U ? Roemt u ook in de Heer en in eigen zwakheid? Prijst de Heer. Want dan kan de Heer iets doen met u.

Als de vuist; van Mozes neerzinkt en hij 40 jaar in de eenzaamheid is geweest, kan God hem gebruiken. Niet door de vuist zal Israël verlost worden, maar door de krachti­ge arm des Heren door de Geest.

Die kracht; komt openbaar door uw zwakheid. Zijn anderen uitnemender? Roem in zwakheid, opdat de kracht van Jezus openbaar kome tot neerwerping der hoogten en tot slech­ting van bolwerken der hel. Prijst de Heer. Wie roemt, roeme in de Heer. Maar ik zal roemen in zwakheid opdat de kracht van Christus openbaar kome.

Als ik zwak ben, dan ben ik machtig. Want Zijn kracht wordt in mijn zwakheid volbracht!