Levend Geloof 1970.06-07-08 nr. 121

Dit nummer – Zoals wij reeds per afzonderlijke circulaire hebben meegedeeld is dit een combinatienummer van de maanden juni, juli en augustus. Doordat wij zeer binnen­kort overgaan tot de aanschaffing van nieuw materiaal is een regelmatige verschijning in de toekomst gewaar­borgd en verschijnt “Levend Geloof” dan steeds omstreeks de 15e van de maand.

Samenkomsten Oldebroek – Op “Johannesberg” te Oldebroek spreekt op zaterdag 29 aug. 19-50 uur, Ds. Klaas van Twillert en op vrijdag 4 september, 19-50 uur Evang. Wout van Beek, bediening Heilig Avondmaal.

Samenkomsten Lochem – In Lochem worden thans weer iedere dinsdagavond om 8 uur Bijbel-avonden gehouden ten huize van de fam. J. H. Willink, Tuinstraat 18.

Volle Evang. Gem. Boskoop – De volle evangelie gemeente “Bethel” te Boskoop, voorganger br. J. Modderkolk, groeit nog steeds en moest daarom weer uitbreiden. De heropening van het gebouw “Bethel” vindt plaats op donderdagavond 20 augustus, 19.50 uur.

 

De nieuwe tempel (Haggaï 1 en 2)

God zoekt gemeenschap met de mens

Eén van de meest opvallende dingen uit de Bijbel is on­getwijfeld het feit dat God steeds weer opnieuw gemeen­schap zoekt met dé mens. Dit is echter ook weer niet zo’n groot wonder als wij bedenken dat de mens geschapen is naar het beeld van God. De mens is de kroon der schepping.

Daarom was de gemeenschap die God in het paradijs had met de mens volmaakt. De duivel kwam echter om alles te verstoren en ook deze gemeenschap te verbreken.

God is liefde en Hij bleef ondanks alles Zijn schepping – en dus ook de mens – liefhebben.

Voor ieder mens die God wilde gehoorzamen was daar de mogelijkheid om vrede met God te ontvangen en de “eeuwige dood” te ontlopen.

Gemeenschap in het oude verbond

De gemeenschap van God met de mens uitte zich in het oude verbond op bijzondere wijze doordat God “woonde” in de tabernakel, Deze was op aanwijzingen van God aan Mozes gebouwd voor de Israëlieten in de woestijn en bestond uit voorhof, heilige en heilige der heiligen. In dit laatst gedeelte mocht alleen de hogepriester eenmaal per jaar binnenkomen om bloed te sprenkelen op het deksel van de ark om de zonden van het volk te bedekken.

Toen de discipelen het beloofde land waren binnenge­trokken werd deze tabernakel vervangen door een vast ge­bouw: de tempel met ongeveer dezelfde indeling als de ta­bernakel.

De tempel werd met veel pracht en praal onder koning Salomo gebouwd, doch later verwoest. In de 5e eeuw voor Christus werd een nieuwe tempel gebouwd. Ezechiël 40-45 be­vat het visioen van deze nieuwe tempel. Maar ook deze werd weer verwoest. De derde tempel werd onder koning Herodes ge­bouwd maar reeds na 6 jaar (in 70 na Chr.) verwoest.

De tempel van het nieuwe verbond

Door de komst van Jezus Christus (God geopenbaard in het vlees – lees Johannes 1) kwam er een radicale verandering in de wijze waarin God gemeenschap zocht met de mens. Im­mers wat gebeurde er op dat grote ogenblik in de wereld­geschiedenis toen Jezus Zijn verlossingswerk volbracht aan het kruis van Golgotha? “Het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeën”(Matt. 27:51). De weg tot het heilige der heilige, die alleen de hoge­priester eenmaal per jaar mocht gaan was plotseling vrijgekomen. De weg naar de troon van God was geopend. Halleluja.’ Welk een genade van God. Voortaan was het voor ieder mens mogelijk vrede met God te ontvangen door eenvoudig te geloven in het volbrachte verlossingswerk van Jezus.

Jezus Christus is de “nieuwe tempel Gods” en allen die Hem geloven vormen de tempel Gods. Enkele Bijbelse bewij­zen; (1 Kor. 03:16): “Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont?”. (1 Kor. 06:19): “Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont”. (2 Kor. 06:16): “Wij toch zijn de tempel van de levende God”.

De tempel van het oude verbond was gebouwd van dode stenen. De tempel van het nieuwe verbond wordt gevormd door levende stenen dat zijn allen die persoonlijk geloven in, Jezus Christus, allen die wedergeboren zijn.

(Ef. 02:19-22) zegt van de gelovigen die deze nieuwe tem­pel vormen: “Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest”.

De openbaring van de nieuwe tempel

Op de Pinksterdag werd deze “nieuwe tempel” voor het eerst zichtbaar. Er gebeurden grote wonderen en tekenen en het Christendom breidde zich geweldig uit. Leest de Handelingen er maar op na.

Er kwam echter een tijd van afval, van verwoesting, van opkomst van het naam-Christendom dat met een schijn van Godsdienst de kracht verloochende, De reformatie bracht slechts een gedeeltelijk herstel. Heden ten dage zitten we nog net de brokken.

God gaat echter Zijn tempel herbouwen. Hij gaat nog een­maal Zijn almacht openbaren aan een wereld die hoe langer hoe meer wegzinkt in de zonde.

Op veel plaatsen in de Bijbel wordt ons geopenbaard dat God Zijn (geestelijke) tempel gaat herbouwen. Halleluja.’ De Pinksterprofetie van Joel is gedeeltelijk vervuld rondom Pinksteren, maar wordt in de komende tijd geheel vervuld. (Jak. 05:07) zegt: “Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren.’ Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de (1) vroege….. en de (2) late regen er op gevallen is”. De late regen is komende. Halleluja!

Het gevaar van afwachten

Het grote gevaar voor de Gemeente van Christus (de ware tempel Gods van wedergeborenen) is dat wordt afge­wacht op wat God gaat doen, terwijl Gods Woord ons ver­maant om gereed te zijn en te werken zolang het dag is. Er zijn vele gelovigen die niet gereed zijn. De landman uit Jacobus 5 had zijn land bewerkt en bemest. Hij had gezaaid en toen de regen kwam groeide het en bij de late regen werd het gereinigd.

Wij zullen moeten luisteren naar de stem van God en daaraan moeten gehoorzamen wil God Zijn doel kunnen berei­ken. Zoals God destijds sprak door een Haggaï en andere profeten, spreekt Hij ook nu door Zijn Woord, de Heilige Geest en door Gezalfde dienstknechten (Ef. 04:11).

Ten tijde van Haggaï ging het om de herbouw van de ste­nen tempel, in onze dagen gaat het om de (her)bouw van de geestelijke tempel, de tempel van levende stenen.’ Toch kunnen we uit de geschiedenis van Haggaï wel het een en ander leren voor onze tijd!

De herbouw van de tempel ten tijde van Haggaï was ge­heel tot stilstand gekomen nadat de fundamenten waren ge­legd.’ Niet minder dan 16 jaar werd er niets meer aan ge­daan. Het volk sprak: “De tijd is nog niet gekomen, de tijd dat des Heren huis herbouwd worde” (Hagg. 01:02). Horen wij het­zelfde geluid ook niet in onze dagen bij sommige gelovigen?

Terwijl het volk sprak dat de herbouw van de tempel nog wel uitgesteld kon worden, waren ze bezig met de bouw van hun “eigen huizen”. “Is het voor d de tijd om in uw weldoortimmerde huizen te wonen, terwijl dit huis verwoest ligt? (Hagg. 01:04). “Gij draaft ieder voor zijn eigen huis” (Hagg. 01:09) wat onze tijd betreft: Hoe ijverig zijn ve­le gelovigen voor eigen kerk, beweging, groep, visie, blad, etc. maar zijn wij werkelijk bezig aan de bouw van de tempel Gods dat is de gemeente van Jezus Christus?

God sprak door de mond van Haggaï: “Beklimt het ge­bergte, haalt hout en herbouwt dit huis? Dan zal Ik er welgevallen aan hebben en verheerlijkt worden” (Hagg. 01:08). Zolang wij nog bezig zijn aan de bouw van ons eigen huis, zal er geen werkelijke geestelijke doorbraak komen.

Gehoorzaamheid

Ten tijde van Haggaï begon men uiteindelijk toch weer met de herbouw van de tempel. Men werd gehoorzaam en ging luisteren naar de stem van God (Hagg. 01:12).

In Haggaï 2 lezen wij hoe God de opdracht om aan het werk te gaan (Hagg. 02:05) vergezeld doet gaan met bemoedigende en stimulerende woorden: “Wees sterk”, “Ik ben met u” en “Vreest niet”.

Dit geldt ook voor onze dagen.’ Heeft Jezus niet ge­zegd, niet te vrezen maar te geloven? En was één van Zijn laatste beloften bij Zijn heengaan niet: “Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld”? (Matt. 28:20). Is niet de opdracht voor iedere Christen om geeste­lijk bewapend te zijn? “Voorts, weest krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht…. “(Ef. 06:10).

En dan die machtige beloften: “Ik zal dit huis met ‘w heerlijkheid vervullen”. “De toekomstige heerlijkheid van dit huis zal groter zijn dan de vorige”(Hagg. 02:08-10).

Dit geldt zeer zeker ook voor de eindtijd-gemeente, althans voor die gelovigen van de eindtijd-gemeente die werkelijk gehoorzaam willen zijn, die bereidt zijn de prijs te betalen, die de smalle weg willen gaan, die Jezus wil­len dienen en volgen wat het ook zou mogen kosten.

Jezus heeft gezegd: “Wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze” (Joh. 14:12). Laten we onszelf eens onderzoeken of we wel werke­lijk een instrument in Gods hand zijn en of de heerlijkheid van Jezus door ons tot “uitstraling” komt.

De wereld rondom ons verlangt naar de werkelijke open­baring van Jezus in ons leven. Zolang er nog wereldgelijkvormigheid, krachteloosheid en liefdeloosheid tot openba­ring komt, is het niet goed en zijn wij onbruikbaar in dienst van de Meester. Helaas is een deel van de Gemeente niet bereid de volle weg met Jezus te gaan, maar een an­der deel – en wij hopen dat u die dit leest daartoe be­hoort – komt steeds meer in de volle overwinning, kracht en liefde van Jezus te staan.

Zij zijn de levende stenen van de nieuwe tempel. Zij vor­men de leden van de “stralend-zonder-vlek-en-rimpel”-gemeente die God bezig is klaar te maken.

En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van on­ze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen” (1 Thess. 05:23-24).

 

De gemeente van Christus door B. W. van Zijl Sr.

De gemeente is een gemeenschap van gelovigen, een geestelijke broederschap, uiteraard horen ook de zusters daar bij. De leden van de gemeente hebben elkander onderling te dienen en te helpen, dus niet af te breken, wat maar dikwijls gebeurd.

In (Gal. 06:10), oude vertaling, noemt Paulus deze leden zo verrassend juist “huisgenoten des geloofs”. Wij zouden de gemeente dus kunnen omschrijven als het “huisgezin van God” waarvan alle leden door de wedergeboorte geestelijke zonen’ en dochters van de Heer zijn geworden.

In (Joh. 01:03) lezen wij: “Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen (maar’) wij weten dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen, want wij zullen Hem zien gelijk Hij is”.

In Efeze (Ef. 02:19-20) staat: “Zo zijt gij dan geen vreemdelin­gen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is”?

God is Hoofd van het gezin. Zijn kinderen mogen Hem aanspreken met onze Vader”. De Heer is onze oudste Broeder en Hij schaamt zich niet ons ‘broeders’ te noemen (Heb. 02:11).

In een normaal gezin delen alle leden in een gemeenschappelijk belang, zij werken samen en in alle zaken moe­ten zij onderling verbonden zijn, de één acht zich niet hoger dan de ander.

Wie weigert hieraan doel te nemen, handelt niet als lid van Gods gezin op aarde; hij wordt een vreemde en sluit zich buiten de erfenis waar elke wedergeborene aan­spraak op mag maken.

In (Rom. 08:16-17) staat: “Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn. Zijn wij nu kinderen dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God en mede erfge­namen van Christus, immers indien wij delen in Zijn lijden, is dit om ook te delen in Zijn verheerlijking”.

En dan zijn gelovigen die niet tot de gemeente behoren geen goede vertegenwoordigers van Christus, geheel aan zichzelf overgelaten, kunnen zij niet doeltreffend werken. De opdracht van de Heer is een geweldige taak en alle ge­meenteleden worden opgeroepen om mee te helpen, mannen, vrouwen, jeugd en kinderen moeten voor Gods gezin gewon­nen worden, dit vereist een goede samenwerking en een goede orde.

Indien mensen naar eigen inzichten een gemeente stichten, staat deze op een los fundament en niet op de vaste Rots Jezus Christus.

In (Matt. 16:18) staat: “En Ik zeg u dat gij Petrus zijt, en op deze Petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen”.

Ik ben overtuigd dat een gemeente die gebouwd is op een goed fundament en onder, de leiding Gods, ook door Gods hand bewaard wordt.

Er zijn gemeenten (vooral volle evangelie gemeenten) die momenteel in moeilijkheden verkeren geheel door eigen toedoen. Zij laten zich niet leiden door de Geest maar al­leen door het vlees, zij zijn afgunstig op elkaar, doen niet wat de Heer van hun verlangt, maar zijn met hun vle­selijke gedachten bezig. Zij maken partijschap en doen aan onderlinge mensenverering. Laat toch de een zich niet ho­ger achten dan de ander. In een goede Geestelijke gemeen­te zijn wij allen gelijk. Bij de Heer is geen aanzien des persoons, Hij verlangt alleen een Geestelijke gemeente.

Het is allemaal genade als men zich medestrijder voor Gods Koninkrijk mag noemen.

Ik wil in dit schrijven over de betekenis van de Ge­meente van Christus, alle broeders en zusters die behoren tot een bovengenoemde gemeente waarschuwen, doet allen de wapenrusting Gods aan want de duivel gaat rond en probeert te verslinden waar hij naar kans ziet, en dat kan hij het beste in de volle evangelie gemeenten, daar kan hij het moeste stuk maken.

Laat u door niemand beïnvloeden, doet alleen wat de Heer van u verlangt, of bent u nog gebonden door vleselijke gedachten, wilt u misschien een boventoon voeren, ga dan bij een politieke partij.

In een gemeente van Christus kan niemand teleurgesteld zijn, werkt voor Gods Koninkrijk en er is blijdschap.

In (Matt. 28:19) lezen wij: “Gaat dan henen, maakt al de volken tot Mijn discipelen en doopt hen in de Naam des ‘ Va­ders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen on­derhouden al wat Ik u bevolen hebt”.

Aan de trouwe leden van de gemeente is de volgende be­lofte gegeven: “En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en al toog” (Dan. 12:03).

Nog een goede raad voor de gemeenten: “Maar wie vol­hardt tot het einde, die zal behouden worden” (Matt. 24:13)

 

Bent u een levende steen? door Dirk A. Wols.

… en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilige pries­terschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus”(1 Petr. 02:05).

Grote gebeurtenissen werpen hun schaduw vooruit. En voorzeker, de Here doet geen ding of Hij openbaart Zijn raad aan Zijn knechten, de profeten. Nieuwtestamentisch wil dat zeggen, dat deze profeten de profetie in het midden der gemeente leggen ter toetsing.

Wie de artikelen leest uit de verschillende bladen (het is goed, zich niet éénzijdig te oriënteren op één persoon of één blad, daar ieder – mits in Jezus Christus – wel een levende bijdrage levert ten dienste van het ge­heel), weet, dat er een besef is, dat het Lichaam van Christus gevormd gaat worden. God doet een machtig werk in deze dagen, Hij formeert een functionerend Lichaam. De geestelijke tempelbouw wordt voltooid in de Heer.

Een heel kleine blik op de geschiedenis. Israël werd geroepen om het heil des Heren te verkondigen over de ganse aarde. Het heil is uit de joden voortgekomen. Na de verwerping van Christus eindigde de tijd van Israël en

volgde de ballingschap en de verstrooiing met de vervol­gingen en pogroms in schier alle landen. Toen vingen de tijden der heidenen aan. We lezen dit in (Hand. 15:14) waar we lezen, dat God er van meet af aan bedacht op ge­weest is, Zich een volk voor Zijn Naam uit de heidenen te vergaderen. Dit zijn de tijden der gemeente, die thans haar einde ras naderen. Deze tijden der gemeente eindigen zoals ze begonnen zijn maar dan nog veel heerlijker en machtiger dan het begin, namelijk in het openbaar komen der Bruids­gemeente, die Hem tegemoet gaat en zich getooid heeft met fijn linnen welke zijn de rechtvaardige daden der heiligen. Dit is het openbaar worden der zonen Gods. Na de opname der bruidsgemeente, die haar Heer tegemoet gaat in de lucht, haar Bruidegom tegemoet, volgen de tijden van Isra­ël. Want als de heidenengemeente vol is, kwalitatief, de volle oogst dus binnen is, zal Hij de vervallen hut van David wederopbouwen en wat daarvan is ingestort. Opdat het overige deel der mensen de Here zoeke. Dan wordt dus het geestelijk Koninkrijk aan Israël hersteld en de Geest der genade en der gebeden weer uitgestort. Bovenstaande zijn dus de grote lijnen. De gemeente bestaat uit Jood en heiden, er is bij God geen aanzien des persoons.

Tot zover dus de historie en de profetie over de ge­meente en Israël. Wat ons dus nu het eerst te wachten staat is de volheid der heidenen oftewel de openbaring der Bruidsgemeente in al haar volheid. We vinden dit in het Hooglied, dat eschatologische betekenis heeft en de Bruid van de eindtijd geroepen wordt, openbaar te ver­schijnen: “Mijn duif in de rotskloof, in de schuilhoek van de bergwand, Laat Mij uw gedaante zien, Laat Mij uw stem horen, Want zoet is uw sten, En uw gedaante is bekoorlijk” (Hoogl. 02:14). Dit roepen van de hemelse Bruidegom ge­schiedt in de tijd, als Israël en al de bomen uitbotten, hetgeen ziet op het nationaal bewust worden der volkeren in Azië en Afrika na de 2e wereldoorlog. Vergelijk (Hoogl. 02:13 met Luc. 21:29).

Deze Bruid is volmaakt. Mijn volmaakte, Mijn duive. Zon­der enig gebrek is zij, roept de Bruidegom vol verrukking over haar uit. Zij bezit de ganse volheid Gods. Dat wil zeggen, niet ieder afzonderlijk maar tezamen met al de leden vormt zij het functionerend lichaam van de eindtijd. Dit lezen we ook in (Ef. 03:14-21. Geworteld en gegrond in de liefde zult gij dan samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods. Duidelijker kan het beslist niet. Hier worden.de maten genoemd van het totale geestelijke huis namelijk dat zij een breedte heeft, een lengte en een hoogte en een diepte. Het gaat hier vanzelf om geestelijke maten waarmee de architect zich bezig houdt, en waarmee Hij wat kan doen. Het is van belang, dat wij die maten weten. Als wij geen maten weten, behoeven we aan de bouw van welk huis dan ook niet eens te beginnen. Door de ge­nade Gods kunnen we U die maten noemen. Maar vatten kun­nen we het slechts als we allen geworteld en gegrond zijn in de liefde samen met alle heiligen.

De diepte is: zeven. Het zevenvoudig fundament uit He­breeën 6.

De hoogte is : negen De geestes vruchten uit Galaten 5.

De lengte is: 21. De 21 geestelijke gaven, vervat in 1 Korinthe 12, Romeinen 12 en 1 Petrus 4, te weten: profetie, dienen, onderwijzen, vermanen, mededelen, in eenvoud, lei­ding geven in ijver, barmhartigheid bewijzen in blijmoedig­heid, spreken met wijsheid, spreken met kennis, geloof, ga­ven van genezingen, werkingen van krachten, onderschei­ding van geesten, allerlei tongen, vertolking van tongen, apostelen, leraars, bekwaamheid om te helpen, bekwaamheid om te besturen, evangelisten, herders.

De breedte is; De zeven rechtvaardige daden, waardoor wij zullen opgaan als de dageraad, en van de Bruid staat geschreven, dat zij opgaat als de dageraad  doordat zij naar Jesaja 58 vast het vasten dat de Heer verkiest. Het volk, dat zijn God kent, zal sterk zijn en daden doen (Dan. 11:32) Rechtvaardige daden. Van de Bruid lezen we in (Openb. 19:08): “En haar is gegeven, zich met blinkend en smette­loos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen”. Vergelijk (Jes. 58:08 met Hoogl. 06:10 waaruit blijkt, dat het opgaan als de dageraad te maken heeft net die rechtvaardige daden. Zie (Jes. 58:06-07 en Matt. 25:31-46).

In zeer kort bestek is hier dus weergegeven hoe het geestelijk huis eruit zal zien. Er komen stromen van ze­gen, dat heeft Gods Woord ons beloofd- Maar ik ben geen vuistvechter die zomaar in de lucht slaat, zegt de apostel. Het is niet genoeg, om te weten, dat er een geestelijk huis komt, Het is nodig ook de maten te weten. Ik weet hoe het vast gebouw van uwe gunstbewijzen, naar uw gemaakt bestek in eeuwigheid zal rijzen…. Zo zong reeds de psalmist van de oude dag. Maar voor een gebouw zijn er stenen nodig, in dit geval levende stenen. Dat is wat de apostel Petrus bedoeld in ons tekstgedeelte: Laat u ook zelf als levende stenen gebruiken. Voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen tot het brengen van geestelijke offers, niet ons, maar goden welgevallig zijn door Jezus Christus. U en ik. Een levende steen. Hij bouwt een huis niet wij. Tempel bouwers zijn gevaarlijke lieden, ze nemen steeds de verkeerde stenen of laten die liggen die door hem uitverkoren en dierbaar is. Maar als er levende stenen zijn, dan gaat hij bouwen. Daarom is de opdracht niet om een tempel te bouwen, zelfs niet om de geestelijke tempel te bouwen, maar om een levende steen te zijn. Dan zal hij u invoegen in het geestelijk huis als u geworteld en gegrond is in de liefde zult u de vruchten voortbrengen. Der bekering waardig en hij zal u begiftigen met zijn gaven, zijn talenten, die hij in ieder geeft als hij op reis gaat, en zo kunt u die ontplooien ten dienste van het geheel. Tot een heilig priesterschap van geestelijke offers. De offers aan God zijn: Ik ben niets, ik bereik nooit iets, maar hem de lof en de eer, die ons begenadigd en bekrachtigt in de geliefde. Geestelijke offers, die de goedkeuring Gods kunnen wegdragen. Reuk offers, dat onze daden niet stinken in zijn neusgaten, maar opklimmen als een liefelijke reuk, en lof-offers, want het is een gebod dat men de Here looft en prijst en de liefde is de vervulling der wet. Laat u dan gebruiken als levende stenen. Voor de bouw van een geestelijk huis. De bruidsgemeente brengt u eer.

 

Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lof-offer brengen, namelijk de vrucht, onze lippen, die zijn naam belijden. (Heb. 13:15).

 

(Luc. 09:23-25)

De levensverzekering / de premie gedicht door Judith Jacobs

Ben ‘k arm in dit leven… ‘k voel me rijk in de Heer.!

Tot deze conclusie kom ik iedere keer:

Mijn rijkdom bestaat niet uit zilver of goud,

Maar uit de verzeek’ring van eeuwig behoud,

 

Ben ‘k alleen in de nood…is mijn harte vol zorg…

‘k Mag weten: Hij is mij een Toevlucht en Borg;

En wordt ik herinnerd aan schade en schuld,

Ik mag bij Hem claimen want Zijn Woord wordt vervuld,

 

Mijn voorschot aan Jezus was o zo gering,

Om Zijn aandeel is het dat ‘k Zijn liefde bezing;

Mijn vreugd’ is: Gebonden aan ied’re termijn,

Waarop ik een kind van de Heiland mag zijn.

 

Welk lot moet ik vrezen…ik voel geen berouw.’

De polis verhaalt mij slechts eeuwige trouw;

De clausules, ze stemmen me vredig en blij,

Want de premie is Jezus…Hij kocht me gans vrij.

 

Het volgen van jezus door Jan W. Companjen

”En Hij zeide tot hen, Petrus en Andréas: Kom achter Mij en Ik zal u vissers van mensen maken”. (Matt. 04:19).

“Toen zeide Petrus tot Jezus: Here wat zal met deze (een andere discipel) gebeuren? Jezus zeide tot hem: Indien Ik wil dat hij blijft, totdat Ik kom, wat gaat het u aan? Volgt gij Mij”. (Joh. 21:21-22)

Zie hier de twee teksten waar tussen de evangeliën opgesloten liggen. De eerste uitspraak is van Jezus toen Hij direct na Zijn verzoeking in de woestijn, langs de zee van Galilea ging en Zijn eerste discipelen (volgelingen) riep. Petrus die met zijn broer Andréas aan het vissen was gaf’ met zijn broer terstond gehoor aan de oproep van jezus. Zij lieten terstond hun schip achter en volgden Hem. Alle zekerheden van hun bestaan, het schip en de visserij, alle banden werden resoluut doorgesneden om Hem te volgen.

Een eindje verder vindt Hij weer twee nieuwe volgeling­en: Jacobus en Johannes, die samen met hun vader Zebedeüs aan het vissen waren. Hun antwoord is niet minder spon­taan, want zij laten niet alleen het schip maar ook hun vader achter om Hem te volgen.

Wij willen dit keer niet verder ingaan op de roeping van de eerste discipelen, hoewel dit allemaal stuk voor stuk wonderen zijn van resolute omkeer die in het geheel niet belemmerd. werden door werkzaamheden, beroep of afstamming, Men liet alles achter.

Heden ten dage zien wij dit wel anders en zeer vele Christenen, die zeer goed weten dat zij bepaalde geboden des Heren zullen moeten onderhouden, komen aan deze ver­vulling niet toe, omdat zij vader en moeder en met hen der vaderen kerk, meer liefhebben, dat wil zeggen meer gehoorzamen dan Hem die hun oproept om Hem trouw te zijn en Hem te volgen. Hier geldt de tekst? Wie Mij niet liefheeft boven vader en moeder, enz., is Mij niet waardig, kan Ik niet gebruiken.

Daarom is de opdracht aan de discipelen aan het eind van hun opleiding, vlak voordat Jezus van hen heengaat, zo belangrijk. Zij moeten het vleesgeworden Woord zó uit gaan dragen zo als hun dat geleerd is. Daarom zegt Jezus dan ook: Leert hen onderhouden alles wat Ik u geboden (ge­leerd) heb. Een ieder die Mijn Woord hoort en doet, die heeft zijn huis op de steenrots gebouwd, sprak de Heer, toen Hij hun duidelijk maakte zie (Luc. 06:46-49) dat het op het “doen” aan komt en dat dit hét fundament van het geloof in Hem is. Gods Woord staat hier vol van.

Het gaat om het opstaan uit het oude leven en het in­gaan in het nieuwe leven met Hem. Daarom moeten wij dan ook het oude leven resoluut afleggen en het nieuwe leven met Hem beginnen in ’t geloof, dat Hij ons vanaf dat mo­ment zal leiden door Zijn Geest. Die Hem zo gehoorzaam is zal Hij Zijn Geest geven in onbeperkte mate.

Daar waar wij dit nieuwe leven beginnen slaan wij de handen aan de ploeg en zien niet meet naar hetgeen ach­ter ons ligt, maar houden ons oog gericht op Hem, die de Voleinder van ons geloof is, Jezus Christus. Dan zijn wij geschikt voor het Koninkrijk Gods en Hij zal ons leren (persoonlijk) hoe wij wandelen moeten.

Het persoonlijk geleid worden door de Heer is tot op de dag van vandaag nog steeds een aangelegenheid die door de duivel op een gruwelijke wijze misvormd is door onkunde en wanbegrip. Zeer velen geloven alleen in hun
eigen leiding, geloven alleen in hun eigen ervaring. Dit heeft dan ook weer tot gevolg dat deze personen nieuwtestamentische priesters worden die er niet op ingesteld zijn om hun medemens op te vangen en op te leiden tot een

persoonlijk contact, tussen Jezus en Zijn Lichaam, de Ge­meente, doch dat zij uiteindelijk de middelaar en de advi­seur zijn. Het in contact brengen met Jezus en/of het uitbouwen van dit geestelijk contact, waardoor de groei tot de mannelijke wasdom moet plaats vinden, wordt hierdoor zeer ernstig belemmerd. Paulus doelstelling wordt hierover zeer duidelijk omschreven in 2 Kor. 11:02-03 zegt; “Want met een ijver Gods waak ik over u heb u verbonden aan één man (dat is Jezus) om u als een reine maagd voor Hem te stellen”. Dat wil zeggen in tegenstelling met het zogenaamde vrije huwelijk, waar ieder­een met iedereen gemeenschap mag hebben. Alleen maar geestelijke gemeenschap met Hem. Rein wil zeggen, ge­meenschap met Hem zonder inmenging van een ander. Ook niet uw man, ook niet uw vrouw, ook niet uw dominee of voorganger.

Als Petrus na drie jaar persoonlijke les van Jezus toch nog vraagt wat er met die andere discipel zal gaan gebeuren, krijgt hij het resolute antwoord dat dit hem totaal niets aangaat. Al zou de discipel blijven leven totdat Jezus terug kwam, was dit iets wat hem niet aanging. Hij moest Jezus persoonlijk volgen en daarmee was de kous af.

In de praktijk geeft dit natuurlijk nog vele moeilijk­heden maar wij moeten er naar toe leven dat dit mogelijk zal gaan worden. Wij zullen met kleine kernen moeten gaan beginnen waarin wij elkaar onvoorwaardelijk vasthouden in het geloofs dat die andere ook een deel van het Lichaam des Heren is en dat hij of zij ook door Hem gebruikt wordt op de wijze die naar Zijn wil en weg is. Een gemeenschap met papieren leden heeft hierin, zoals begrijpelijk is totaal geen waarde, het gaat namelijk om de eenheid des Geestes en het streven en najagen naar dezelfde doelstel­lingen, gelijkvormigheid aan het beeld van Christus dat ons zonder meer beloofd is. Indien wij zo op pad gaan zal Hij ons tegemoet komen. Wij zullen Zijn Koninkrijk binnen gaan en zullen het beërven. De werkingen des vlezes, om er enkele te noemen losbandigheid, afgoderij, twist, uitbarstingen van toorn, zelf­zucht, tweedracht en partijschappen, zullen opgelost moe­ten worden omdat wij geestelijke christenen” willen zijn ‘

Dan zullen wij die ander liefhebben als onszelf omdat’ hij een onmisbaar onderdeel van het Lichaam van Christus is en dat wij niet buiten hem/haar kunnen. Dan wordt het Li­chaam volkomen.

Om tot een persoonlijke ontwikkeling te komen is het zeer noodzakelijk dat wij aan persoonlijk Bijbelonderzoek doen en dat wij het niet alleen via een ander ontvangen. In dit laatste geval staan velen in wezen nog onder voog­dij en zijn nog kinderen in het geloof. Persoonlijk onder­zoek, eventueel in een klein groepsverband, geeft niet alleen (vaak) heftige discussies maar ook een persoonlijk bezig zijn in de dingen des Vaders. Het gaat er ons toch om dat Hij eindelijk eens een keer tot Zijn doel komt en dat wij onze eigenwijze inzichten afleggen, langzaam maar zeker zullen wij dan samen meer inzicht in de onzienlijke wereld krijgen en zullen wij gaan ervaren dat de tijd waarin satan onbelemmerd zijn slag kon slaan, voorbij is.

Toen Jezus de gebondenen tegemoet trad wisten de boze machten reeds dat zij op gezag van de Naam van Jezus moes­ten wijken en zij riepen uit: Komt Gij ons voortijdig ver­delgen? Zij mochten toen over stappen in zwijnen, maar die tijd is nu voorbij.

Nu de Heer ons inzicht geeft in deze dingen mogen wij er ook naar toe groeien dat wij satans macht overwinnen zullen en dat de tijd er is dat zij de Tempel Gods, het hart van de mens, zullen moeten ontruimen opdat Hij er ve­len zal ontmoeten die hart en leven aan Hem zullen over­geven om Hem te volgen met een onverdeeld hart dat Hem volkomen toebehoort.

Velen zullen komen en Hij zal het zien tot verzadiging toe. Geprezen zij Zijn Naam. Kom en ga in vrijheid op de weg – die hoge weg – die Hij ook voor u bereid heeft.

 

Een woord ter waarschuwing, lering en bemoediging door J. Noë

“Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpar­tij, de duivel, gaat rond als een brul­lende leeuw, zoekende wie hij zal ver­slinden” (1 Petr. 05:08).

Lieve lezers! In “Levend Geloof” van juni 1966 heb ik een getuigenis geschreven over de wonderbare dingen die God in mijn leven heeft gedaan. Ik wil u thans iets ver­tellen over hetgeen mij enige jaren geleden is overkomen en wat voor u tot waarschuwing, lering en bemoediging kan zijn.

Op een zeker moment gaf ik, in de volle zekerheid des geloofs, iets op, dat ik als een belemmering tot volko­men overgave aan de Heer beschouwde. Ik was mij er terde­ge van bewust dat satan het er niet bij zou laten zitten en zowel in als buiten het lichaam zou aanvallen. Maar hij is sluw en viel mij aan langs een weg, waar ik het he­lemaal niet van verwachtte.

Wat gebeurde er? Ik moest een bus halen, die op het punt stond te vertrekken. Ik rende de straat over, lette daardoor niet op het verkeer en werd gegrepen door een nogal snel rijdende auto. Ik werd, over de motorkap heen, met mijn hoofd naar beneden, op straat geslingerd. Alles gebeurde in onderdelen van seconden. Het bloed stroomde uit mijn neus, maar ik was bij mijn volle bewustzijn en begon in tongen te bidden. De mensen keken mij verbaasd aan en dachten zeker dat ik een shock of iets dergelijks had. Ik probeerde op te staan, maar men belette mij dit. De politie was onmiddellijk ter plaatse en ik moest blijven liggen tot de ambulance kwam. Nu die was er spoedig en ik werd naar het ziekenhuis getransporteerd. Intussen dacht ik Heer, hoe is dit mogelijk, ik heb deze dag toch aan u opgedragen. In het ziekenhuis aangekomen werd ik naar de onderzoekkamer gebracht. Ik bleef in gebed en zei: Heer, niet het ziekenhuis in”. Een verpleegster, die bij de brancard stond, vroeg mij, wat ik deed. “Bidden, zuster; Hij is de grote Heelmeester”, antwoordde ik. Even keek ze mij verbaasd aan en toen begon ze te glimlachen. Mijn zoon en broeder Jan W. Companjen waren gewaarschuwd en waren spoedig ter plaatse en br. Companjen heeft nog met mij gebeden. Het onderzoek was intussen begonnen en verschillende ’foto’s werden gemaakt. Ik bad door: “Heer, niet het ziekenhuis in”. En de Heer verhoorde mijn gebed. Ja, Hij is wonderbaar!!

Het onderzoek had uitgewezen dat ik een gebroken linker pols en een inwendig gescheurde rechterhand had en dat mijn linkerbeen was gekneusd. Verder had ik bloeduitstortingen over mijn hele gezicht, was mijn onderkaak be­hoorlijk gezwollen en waren mijn hartspieren geforceerd. Mijn pols werd gezet en waar nodig kreeg ik verband en gipsverband.

U kunt begrijpen dat, niettegenstaande de minder prettige omstandigheden waarin ik verkeerde, er toch grote dankbaarheid en blijdschap in mijn hart kwam, omdat de Heer Zijn helpende en reddende hand naar mij had uitgestrekt en satans aanval om mij uit te schakelen had doen mislukken.

a.De geweldige smak, die ik maakte, had mijn nek kunnen breken.

  1. de verwondingen waren van dien aard, dat ik niet in het ziekenhuis behoefde te worden opgenomen.

Verder had ik geen pijn als ik mij normaal bewoog. Ja, de Heer is wonderbaar!

Mijn dochter en haar man namen mij ter verdere verzorging op. Zij alsmede mijn andere kinderen en de mensen die bij mijn dochter in huis waren en kwamen, verwonderden zich dat ik zo vrolijk was, geen pijn had en zo spoedig door het huis dribbelde en ging wandelen.

Ja, mijn herstel ging voorspoedig.- De Heer stelde mij in staat om Zijn’ ‘getuige te zijn. Halleluja.’ Wie op Hem zijn geloof bouwt zal niet beschaamd uitkomen. Hij zal ons niet verlaten,’ Hij zal ons niet begeven.

De Heer heeft mij duidelijk gemaakt, dat al draag je in de volle zekerheid des geloofs, de dag aan Hem op, je zelf verantwoordelijk blijft voor je doen en laten en waakzaam moet zijn, des te meer als je oen beslissing in ge­loofsvertrouwen hebt genomen.

Lieve lezers, dit wil niet zeggen dat je je telkens in onzekerheid en angst moet gaan afvragen wat satan nu weer van plan is. Zeer zeker niet. Wij zijn Zijn koningskinderen, behoren tot de goddelijke familie en zijn overwinnaars in Jezus Christus. Wij moeten door de Heilige Geest inzicht krijgen in het wérk van satan en zijn demonische machten die door Jezus verslagen en ontwapend zijn. Het zijn leuge­naars, bedriegers en moordenaars die de ene keer komen als brullende leeuwen, de andere keer als engelen des lichts.

Laat u niet verontrusten maar wees nuchter en waakzaam en sta vast in het geloof.