1938.04

De aanbidding bij het kruis.

“Onze Vader, die in de hemelen zijt, vergeef ons onze schulden.”

“Ik, Ik ben het, die uw overtredingen uitdelgt om Mijnentwil, en Ik gedenk uw zonden niet meer!”

“Wie is een God gelijk Gij, die de ongerechtigheid vergeeft!”

Het mag niemand onverschillig zijn, op wat voor wijze, en langs welke weg de Here Jezus Christus voor ons zo’n genoegzame Zaligmaker is geworden. Gods Woord zegt ons daarvan heel veel. Dat we dit weten zal ons nader tot God bren­gen en Jezus zal ons steeds dierbaarder worden.

Bij het kruis staan we op heilige grond, we trekken de schoenen uit en willen naar God, onze geliefde en heilige Schepper luisteren. Ziet, het kruis brandt, doch verteert niet; Gods liefdesvlam kan niet uitgeblust worden. Laat ons eerbiedig zijn, Hem vrezen en zeggen: “Spreek Heer, Uw knechten horen. De Geest zegt ons: bereidt u, om uw God te ontmoeten; doch ach, wij gevoelen ons zo zondig.

Doch ziet, daar komt Jezus, de Hogepriester, die met ons en onze zwakheden begaan is. Hij is zonder zonde, en Zijn mede­lijden is zonder zonde.

Wij gevoelen ons wegdrijven door de stroom van ongerechtigheden, die de overhand over ons had, hij sleurt ons naar het graf, ja naar de af­grond. Maar Jezus strekt Zijn hand uit. Hij grijpt, Hij behoudt, en dat door het kruis. Zacht fluistert Hij ons toe: “God zoekt het weggedrevene”.

Doch wij gevoelen ons schuldig.

De Vader richt zich op en zegt tot Zijn enige Zoon: door U wil Ik de wereld verzoe­nen. Zijt Gij bereid te sterven, te sterven voor de goddelozen, voor de zonden. (Rom. 05:06). Christus is bereid. Hij aarzelt niet, hoe zwaar zulk een offer ook is. Hij wil de Middelaar Gods en der mensen zijn. Wil ook Borg zijn en Zich zelven als een rantsoen of losprijs geven.

O, welk een liefde Gods, geopenbaard in Christus Jezus! God wil genadig zijn en onze zonden niet toerekenen. O, welk een zaligheid!

Hoe vreselijk moet het zijn, op zulk een za­ligheid geen acht te slaan! Dwaze mensen! Maar de engelen zijn begerig Gods plan in te zien, betonen belangstelling. Wat zullen wij doen?

Bij het kruis is het Evangelie zo dierbaar, zo kostelijk, zo rijk, zo vruchtdragend. Het kruis is en blijft altijd het Middelpunt. Gods lief­de wordt gezien. Zijn Nieuw Testament geopend. Wonderbare woorden horen wij! O, Golgotha, hogeschool des Heren! Hoe diepzinnig en leer­zaam is des Heren lijden. O, heilig kruis, leraar der gerechtigheid en brenger van de vrede. Geze­gend Bloed, dat wonderen doet. In diep en ootmoedig peinzen kniel ik aan uw voet. Daar, ja daar wil ik vertoeven, tabernakelen en U aan­bidden. Daar is de plaats waar ik gaarne mag zijn. Daar waste Jezus Bloed mij rein.

Lieve lezer(es) zoekt gij genade? O, toef dan met mij bij het kruis van Jezus.

Past het ons bij de kribbe te knielen en te aanbidden, bij het kruis evenzo, geliefden. Was Jezus bereid in de kribbe te komen, Hij was óók bereid aan het kruis te sterven! Jezus alleen heeft door Zijn gehoorzaam lijden en sterven de straf voor onze zonden gedragen. Inderdaad, hier heb­ben we het middelpunt van het Evangelie; al het overige is, of voorbereiding, of vruchtgevolg van die grote waarheid. – Christus dood, onze za­ligheid- – Uit Jezus eigen mond horen we: “Ik ben de goede Herder; de goede Herder stelt Zijn leven voor de schapen.”

En op iedere bladzijde, geschreven door de Apostelen, lezen we: dat alle heil en zaligheid ons van God in en door Christus, als de oorzaak der zaligheid toekomt- Dat God ons door Hem gezegend heeft met alle zegeningen; want alleen op grond van het “offer” kan God Zijn zegen ons schenken. Zo heeft dan Jezus met Zich zelven te offeren, met één offerande, de zonde verzoend, de straf gedragen’ ja, de zonde wegge­nomen of te niet gemaakt, en aan Gods gerech­tigheid voldaan. Gekocht door Zijn bloed, zijn we Gods eigendom geworden. En als verlosten mogen wij Hem dienen.

Groot was de losprijs! Dat geeft ons een dure verplichting aan Hem, opdat wij de Heer niet verloochenen en een verderf over ons brengen. (1 Petr. 01:18-19; 2 Petr. 02:01.) Hebben wij gezondigd, wij hebben een Voorspraak, en Christus’ bloed reinigt ons van alle zonden. Doch laat ons gehoorzaam zijn, gelijk Christus gehoorzaam geweest is, tot de dood des kruises; en laat ons met Zijn gevoelens bezield zijn, hebbende de zin van Christus; onze loopbaan lopen, met volharding en gebed, verdragende en zegenende gelijk Jezus gedaan heeft; ons daarin een voor­beeld nalatende. En laat ons elkaar liefhebben, gelijk Christus ons lief gehad heeft (Ef. 05:02), met zó grote liefde. En laat ons elkander bemoedigen en vertroosten; immers, God die Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, hoe zal Hij ons ook niet met Hem alle dingen schenken?

O, Christus, Gij Gekruiste, Gij de kracht Gods en de wijsheid Gods, onze Verlosser! Geen won­der dat het hart Uwer knechten vervuld was met die waarheid, en zij moesten belijden: wij pre­diken Christus, de Gekruisigde! Want God heeft door Hem, en door Hem alléén vrede ge­maakt en wel door het Bloed Zijns kruises.

O, rijkdom van Gods genade! Komt, knielen wij bij dat kruis; geven wij ons hart aan de Heer, en laten wij aanbidden die God en Vader aller vertroosting, in de Here Jezus Christus.

Joh. Rietdijk.

 

De bloeiende wildernis.

“De woestijn en de dorre plaatsen zullen hierover vrolijk zijn, en de wildernis zal zich verheugen, en zal bloeien als ene roos,” (Jes. 35:01.)

Wanneer men dit vers eens leest, dan zou men moeten zeggen, dat is toch wel een onmo­gelijkheid, een wildernis bloeien. En toch wordt in dit wonderbare en heerlijke hoofdstuk ons veel gesproken van vruchtbaarheid, schoonheid en heerlijkheid, daar waar eerst dorheid en woestijn was: “de wildernis zal zich verheugen en zal bloeien als een roos” (vers 1). Want in de woestijn zullen wateren uitbarsten, en beken in de wildernis: en het dorre land zal tot staand water worden, en het dorstige land tot springaders der wateren” (Jes. 35:06-07).

We zou de vraag ons kunnen stellen, hoe is het mogelijk, kan uit mijn leven, wat een wilder­nis gelijk is, nog zo iets tot stand komen: ja, dan kunnen wij allen het antwoord vinden in Gods heilig Boek. Zie dan af van uzelf en stel u onder de beademing van Gods wonderbarn Geest en het wonder Gods zal ook aan u voltrokken worden.

Het natuurlijke leven des mensen, wat de Bijbel noemt het leven des vlezes, m.a.w. de natuur van de gevallen mens, naar lichaam, ziel en geest, kan Gode niet behagen en is een wildernis, een woestijn, een land zonder water, waar elk, waar geestelijk contact met God niet aanwezig is. Heel vaak verwart men zogenaamd geestelijk gevoel voor ware geestelijke verbinding met God. Alleen wanneer Gods wonderbare Geest, die van Hemzelf uitgezonden is, in onze harten woont en troont, is het dat ons geestelijk leven tot bloei en vruchtbaarheid kan komen. De profeet Jesaja roept uit: “totdat over ons uitgegoten worde de Geest uit de hoogte; dan zal de woestijn tot een vruchtbaar veld worden.” (Jes. 32:15.) We zien het reeds hier, alleen wanneer de Geest uit de hoogte, die van God gezondene Geest komt, verandert onze woestijn in een vruchtbaar veld.

Zo was het ook met de 120 discipelen op die wonderbare Pinksterdag, toen zij allen ver­vuld werden met de Geest uit de hoogte. De we­reld van die tijd verstond hen niet; ze werden uitgeworpen, door de toenmalige vrome wereld, maar degenen die het ontvingen was het iets wonderbaars; hun woestijn, hun wildernis begon te bloeien.

We kunnen niet anders als verwonderd en met heilige eerbied aanschouwen, wat we lezen over deze Goddelijke uitstorting van Zijn Geest over de eenvoudige mensen en het resultaat daarvan, wat we lezen in de Handelingen der Apostelen, ’t is wonderbaar en heerlijk.

De moeilijke les, die wij moeten leren, is wel deze: “niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijnen Geest zal het geschieden”. (Zach. 04:06.) Maar hiervan kunnen wij overtuigd zijn, dat, indien wij Hem zoeken, zoals de eerste christenschare Hem zocht, wij niet be­schaamd zullen worden en ook over ons zal de Geest uit de hoogte gezonden worden, even zo goed als op hen.

Hoe is het toch mogelijk, dat er ernstige christenen zijn, die zeggen en leren “dat was wel toen, maar is nu niet meer nodig, want nu hebben wij de Bijbel en openbaart God zich niet meer op die wijze ‘.

Waar staat het geschreven, dat het slechts voor die tijd was, en, niet meer voor nu? Gods Woord blijft waarachtig en getrouw, en zal in vervulling gaan voor hen, die zich waar­lijk aan dat Woord onderwerpen.

Anderen weer zeggen “dit heeft betrekking op Israël, als straks geheel Israël zal zalig worden, en God zal uitstorten de Geest der genade en der gebeden”. (Zach. 12:10.) Maar dan moet Petrus, en ook Paulus, zich hebben vergist als zij getuigen “dat de Heilige Geest ook was uitgestort op de heidenen, gelijk als op hen, die Joden waren”. (Hand. 02:39; Hand. 10:34-47; Hand. 19:06) enz.

Heerlijk waar is nog altijd Gods Woord. Er is een mogelijkheid, dat de wildernis zal bloeien als een roos, omdat Christus gestorven, opge­staan en naar de hemel gegaan is, waar Hij zit aan de rechterhand Gods, waar Hij bidt tot de Vader en de Heilige Geest uitstort op diegenen, die daarom bidden.

Wanneer Gods heerlijke en verkwikkende Geest door onze woestijn waait, dan zal Chris­tus deze maken tot een hof des Heeren, een Eden. Vreugde en blijdschap zal daarin gevon­den worden, dankzegging, en lofgezang, (Jes. 51:03.)

Dan gaan we niet meer tot bakken, die geen water houden”, maar we hebben de bron zelf in ons, zoals Christus ook gezegd heeft maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven”.

Hoevelen van Gods kinderen zijn blind en doof voor deze heerlijke waarheden en blijven van verre staan, terwijl God ook in hun leven dat wonder der genade wil volbrengen.

Daarom, laat ons gaan tot de Bron van alle goede gaven en volmaakte giften Gods en Hij zal over ons uitgieten de kracht uit de hoogte en ook onze wildernis zal bloeien als een roos.

  1. K.

 

Uit de arbeid.

Amsterdam.

Dinsdag 1 Maart hadden wij het voorrecht om bezoek uit Zuid-Afrika te hebben en wel van Br. Du Plessis, secretaris van de Pinkstergemeenten in dat land en van Br. Schoeman, die wij reeds eerder hebben ontmoet. Het is toch iets wonderlijks, deze grote familie van Pinkstermensen over de gehele wereld.

Het deed ons goed, ook weer eens iemand te horen uit het land, wat zo nauw verbonden is met ons eigen vaderland. Jammer was het, dat we hen slechts één avond in onze gemeente konden hebben., doch het was een rijk gezegen­de avond. God zegene ook al onze geliefden in Zuid-Afrika.

Duitsland.

Het was mij een bijzondere vreugde enkele gemeenten in het Siegerland te kunnen bezoeken en met dankbaarheid aan God mag ik getuigen van de vele zegeningen, die ik ook daar mocht ontvangen. Het zou te ver voeren om u uitvoe­rig van elke gemeente iets te vertellen, maar in elke gemeente waar ik mocht dienen met het woord Gods, was de Heer in ons midden en zijn we allen versterkt in het geloof. Het was heerlijk om samen met hen Gods aangezicht te zoeken, en vooral in deze ernstige dagen, waarin we leven, doen we goed ons leven zo in te stel­len, dat we ten allen tijde klaar zijn, wanneer straks onze Hemelse Bruidegom komt.

De huidige omstandigheden in Duitsland drukken ook hun stempel op de kinderen Gods en ze leven misschien meer dan wij in de wer­kelijkheid der dingen, die over de wereld zullen komen, voor dat Jezus komt. Wij in Holland le­ven nog zo vrij en makkelijk; het is aan de ene kant een groot voorrecht, maar aan de andere kant is daar het gevaar, dat we nog te weinig doordrongen zijn van de geweldige stromingen, die bezig zijn, zich tegen alles wat zich schaart aan Christus’ zijde te verheffen, en indien mogelijk, te verbrijzelen.

In Fischbach ontmoette ik een oude bekende en wel Br. en Zr. Wehler, die ook in Holland geen onbekenden zijn. Het is maar een kleine gemeente, maar de Heer zegende ons.

Weidenau was de volgende plaats, waar ik Zondags drie zeer gezegende samenkomsten had. Vrijheid en een heerlijke gemeenschap des Geestes kenmerkte de samenkomsten.

In Daaden, waar ik ook twee samenkomsten had, was het ook goed. Ook daar is een groepje van ernstige mannen en vrouwen, die ernstig naar het volle leven Gods verlangen. Heerlijk ligt dit dorpje tussen de bergen in.

In Frohnhausen, wat heel dicht bij Dillenburg ligt, dus voor ons Hollanders een bekende streek, want het was daar in Dillenburg, dat Prins Wil­lem van Oranje werd geboren, had ik één sa­menkomst.

Niedereisenhausen ligt hoger in de bergen en de trein heeft een zware taak om naar boven te komen. De natuur is hier heerlijk; schone ber­gen vol met sneeuw en heerlijke dennenwouden. Ik werd hier hartelijk als overal begroet en heb twee heerlijke en gezegende dagen gehad. Heer­lijk was ook zovele jonge mensen te zien en hen het woord Gods te brengen.

In Giessen was ik ook twee dagen en mochten wij Gods hulp ook ervaren en werden wij gesterkt.

Schaafheim en Rossdorf stonden voor Zondag op het programma en welk een wonderbare tijd hadden we daar. Welk een vrijheid en hoe een­voudig klonken de gebeden, als de ene na de andere tot God bad. Hoe verheugde het mij ook hier de brs. Wolfart en Volderschmidt te mogen ontmoeten en enkele dagen van gemeen­schap met hen te hebben.

In Velbert kon ik slechts enkele uren zijn, daar ik naar huis werd geroepen om een begrafenis te leiden. Ik was blij, dat ik br. en zr. Karrenberg kon ontmoeten. Laat ons veel voor onze br. en zr. in Duitsland bidden. De Here zij met hen.

Op 3 Maart brachten wij de moeder van br. en zr. de Geest ten grave. Na een korte ziekte is zij kalm ontslapen. Een jaar geleden was zij zeer ernstig ziek en God verhoorde het gebed Zijner kinderen en spaarde haar, en in dat jaar vond zij alsook haar man Christus als haar Ver­losser. Wat is dan het sterven toch anders. Bij de geopende groeve konden wij getuigen van de hope des eeuwigen levens. God sterke onze ge­liefden in dit verlies, wat gewin is geworden voor de hemel.