Golgotha – Pinksteren

“Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.” (Joh. 01:29b.)

“ .. . deze is het, die met de Hei­lige Geest doopt.” (Joh. 01:33b.)

We vinden in deze twee verzen, twee grote uitspraken van de heraut van Jezus Christus. Johannes wijst hier op Christus en zegt: ”Zie het Lam Gods”, maar dit niet alleen; ook spreekt hij over wat Christus zal zijn voor degenen, die Hem als zodanig zullen leren kennen; “deze is het, die met de Heilige Geest doopt”. De voorloper van Jezus wijst dus zowel op Gol­gotha als naar Pinksteren en deze twee dingen zijn dan ook onafscheidbaar aan elkander ver­bonden. Golgotha en het offer van Christus worden alleen in werkelijkheid verstaan, als we de doop des Geestes ontvangen hebben. “Hij zal het uit het Mijne nemen, en het u verkon­digen.” (Joh. 16:13.)

 

Het is na Pinksteren, als God hen vervuld heeft met Zijn Geest, dat ze “indachtig werden al­les wat Jezus tot hen gesproken had.” Paulus, die ook deze gave des Geestes heeft ontvangen, leert ons de diepe strekking van Christus als Zondedrager kennen, dat het niet alleen voldoen­de is Christus te kennen als gestorven voor onze zonde en misdaden, maar ook, dat wij met Hem gekruisigd moeten zijn. Golgotha kan niet ver­staan worden door de natuurlijke mens, maar alleen door de uitstorting des Geestes zullen wij het wezen van Calvarie goed verstaan – en als wij dan vervuld, gedoopt zijn met die Heilige Geest – dan voert die Geest ons altijd weer te­rug naar Golgotha. Dan openbaart, onthult Gods Geest ons het kruis in al zijn heerlijkheid en grootheid – dan is het smadelijke kruis voor ons de poort geworden, de intrede van Gods heerlijkheid – de plaats, waar eigen weg, eigen wil, eigen begeerte niet kunnen meegebracht wor­den, als Paulus zegt: “Ik ben met Christus ge­kruisigd en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij.” (Gal. 02:20.)

Deze twee wonderbare heilsfeiten, Golgotha en Pinksteren, zijn het fundament, waarop het chris­telijk geloof alleen kan worden opgebouwd. De Kerk van Jezus Christus kan haar werk niet volbrengen in kracht en zegen, waar één dezer twee heilsfeiten ontbreekt. En Christus zal niet verheerlijkt worden, tenzij het bloed des kruises ons fundament is en de doop des Geestes onze hoek- of sluitsteen des geloofs is.

Het offer van Christus, Zijn zoendood aan het kruis en al wat het voor ons betekent, is vaak meer begrepen en verslaan door de gelovigen, dan het andere, n.l. de doop des Geestes. En toch behoren zij bij elkander en zijn niet te schei­den, zoals ook Johannes ze niet scheidt.

Het offer werd op Golgotha, op de aarde volbracht, terwijl de doop des Geestes in de hemel vol­bracht werd; het eerste was zichtbaar – allen zagen Hem gekruisigd worden; het tweede komt onzichtbaar in de mensen – en toch merkbaar. De eerste christenen wisten niet alleen dat zij verlost waren door Jezus’ bloed, maar wisten ook dat zij gedoopt waren. (Hand. 02:04; Hand. 10:46-47.)

De verzoening van Christus was eens en vooral, – zoals Gods Woord ons duidelijk leert – en was voor de goddelozen en ongelovigen; maar Zijn Geest wordt niet één keer uitgestort, maar bij voortduring. Hoeveel malen lezen we niet in de Handelingen der Apostelen, dat zij opnieuw werden vervuld.

Paulus schrijft aan de gemeente te Efeze: ”wordt vervuld met de Geest”; dit is niet een ervaring van de ongelovigen, maar van de gelovigen.

Ja, we hebben beide dingen in ons geestelijk leven nodig. willen we een overwinnend leven kunnen leiden. De zonde heeft niet alleen be­smet, maar heeft ons ook uit de tegenwoordig­heid van God gedreven en deze beide dingen worden weder hersteld door Golgotha en opper­zaal, Pinksteren.

Bloed en vuur horen onafscheidbaar van el­kander. Verschillende beelden uit het Woord Gods leren ons dat; als het offer klaar ligt op het altaar in de tabernakel (Golgotha), dan komt het hemelse vuur (Pinksteren) en verteert het offer. En was Jezus’ leven niet het beste bewijs, wat zulk een leven zou zijn? Hij leefde altijd in het teken des kruises, maar deed ook alles in en door de Geest, ons een voorbeeld achter latende, dat wij Zijn voetstappen zouden volgen.

De twee laatste dingen, die onze Heiland deed, duiden ons zeer terecht aan, dat Golgotha en Pinksteren – kruis en uitstorting – bij elkander behoren. “En dit gezegd hebbende, toonde Hij hun Zijn handen en Zijn zijde” (Golgotha). “En als Hij dit gezegd had, blies Hij op hen, en zeide tot hen: Ontvangt de Heiligen Geest” (Pinksteren). (Joh. 20:20-22.)

P.K.

 

Onkruid.

Om een tuin te bederven is het niet nodig de bloemen uit te trekken, de paden af te graven en alle hekken te vernielen; het is voldoende om hem dan aan zichzelf over te laten en juist daarin ligt het hoofdgevaar.

Er zijn mensen genoeg, die het in ’t geheel niet in de zin komt om de tuin hunner ziel af­zichtelijk te beschadigen, maar zij bekommeren er zich nu eenmaal niet om. Zij veronachtzamen het regelmatig lezen uit de Bijbel; zij bidden niet meer dagelijks om voorlichting des Heili­gen Geestes; zij verzuimen iedere dag om het klein onkruid uit te roeien; zij laten de twijgen der struiken maar wild groeien, in plaats van de­ze te snoeien en de heesters in orde te houden, zodat deze te hoog opschieten en waardoor al heel spoedig noch het zonlicht, noch de lucht tot de planten kan doordringen. Hetgeen dus de bloembedden moest beschijnen, wordt hun tot bederf omgezet.

De tuin van onze ziel moet iets voortbrengen. Dag in dag uit is er zorg en onderhoud voor nodig. De kleine leugen, de eerste ongehoor­zaamheid, de eerste onreine gedachte moet da­delijk bestreden worden. Laat ons niet wachten totdat onze fouten slechte gewoonten zijn gewor­den. Elke dag wordt het moeilijker zich te be­leven, wanneer men het niet dadelijk doet. Elk uur wordt de arbeid zwaarder, want ontzettend snel groeit en verbreidt zich het onkruid.

 

Aantekeningen bij de beschrijving van des Heren opstanding.

De Heere is opgestaan! De Heere is waar­lijk opgestaan!” Dat is de blijde boodschap, waarmee wij, in navolging van de eerste christenen, elkaar begroeten op het heerlijk Paasfeest.

Onze Verlosser leeft! Dat is het Paasevangelie, wat na het smartelijkst lijden, het gelovig hart vervult met heilige, onuitsprekelijke vreug­de. Lof zij de Overwinnaar! Duivel, noch dood bleek meester te zijn over Jezus. Hij heeft beiden beschaamd gemaakt. Heil die Koning! De valse kerk, gepresideerd door satan, de vader van de leugen. (Matt. 28:11-15.) Wij geloven in een woordelijke inspi­ratie van de Heilige Schrift. Willekeur van woordkeuze bij de beschrijving van Jezus’ op­standing bestaat er dus niet! (2 Tim. 03:16.)

“En als zij heengingen (n.l. de gelovigen), zie, soldaten van de wacht kwamen in de stad, en boodschapten de overpriesters al de dingen die geschied waren!’

Er zijn twee kerken, de valse en de ware kerk. Ook twee rijken (Daniël 2). Het kerkelijke, priesters en wereldlijke, wacht tezamen verenigd, onder voorganger sa­tan. De geestelijke leiders kwamen met een raad van hun opperste leider, en gaven de krijgs­knechten veel geld. Geen berouw, noch vreze Gods. Zij wisten beter! Zij wisten nu, dat Jezus Gods Zoon en de Messias was; en het voorhangsel gescheurd bovendien; dat dus God zelf hun dienst beëindigd had, dat Hij nieuwe priesters, predikers, verkoren had. Doch het oude loslaten? Dat nooit! Zij begonnen hun po­sitie te verdedigen met de duivel. De raad? Leugen! Zij namen geld om zielen te misleiden en leugen te verbreiden. Satan en zijn kerk doet niets anders. Men wil Jezus in het graf houden. Hoe dwaas en vermetel!

De valse kerk beheerst en beïnvloedt het wereldse rijk en zegt: “weest zonder zorg”, d.i. zij geeft de mensheid een valse rust. Doch gelukkig heeft het deze krijgsknechten niet ge­maakt.

“En zij, het geld genomen hebbende, deden gelijk zij geleerd waren. En dit woord is verbreid geworden tot op de huidige dag.” De verbrei­ding van de ‘leugen of het valse evangelie van Satan; overal en tot heden. Zijn kerk is ook katholiek, d.i. algemeen. Doch wat zal haar einde zijn? Instandhouding van een kerk en haar Katholiciteit, is nog geen bewijs voor de echtheid van de kerk. Maar tegen de waarheid vermag men niets! De waarheid zal overwinnen, en de leugen zal verpletterd worden. De valse kerk zal met het valse rijk, hun leiders, hun geld en Meester, verloren gaan.

De ware kerk, gepresideerd door Christus, de opgestane Waarheid.

(Matt. 28:16-20.) De ware gaat heen om Jezus te zien en te aanbidden zonder twijfel, als het volmaakte gekomen zal zijn. De plaats der ontmoeting, was door Jezus bepaald. Wij allen gaan welbewust naar de heerlijkste plaats, die Jezus ons bescheiden heeft en gereed maakt. Daar bouwt Hij onverderfelijke woningen, van het onverderfelijk materiaal des kruises. Daar zullen wij Zijn heerlijkheid aanschouwen.

“En Jezus bij hen komende, sprak tot hen”: éérst de verzameling der gelovigen (2 Thess. 02:01), uit alle volken; dan de komst des Heren in de lucht. Plaats wel bekend, doch tijd en ure niet, Jezus zelf zal tot ons komen, en ons troostvol, en met macht toespre­ken.

“Mij is gegeven alle macht” en Ik deel ze met u. Satan wordt alle macht ontnomen; aan Chris­tus, de Mens Jezus, is alle macht gegeven. Wat een troost voor de herders van de kerk en voor iedere discipel. Zijn macht staat ons, in hemel en op aarde, altijd ten dienste.

Wij zien nu, door het geloof, Jezus met ere en heerlijkheid gekroond. (Heb. 02:06-15); Jezus, die door Zijn gehoorzaam lijden, de oorzaak van onze zaligheid geworden is.

“Gaat dan henen, onderwijst alle volkeren”. De ware kerk, is een zendings-kerk. Christus is met en in haar, om Zijn waarheid door haar. in de­ze wereld te openbaren. Maakt discipelen uit alle volken, dragende het kenmerk: de lief­de. (Joh. 13:35).

“Dezelve dopende”, d.i. dat ze Mij volgen in de kruisdood (watergraf) en in de opstanding. (Rom. 06:01-05; 1 Petr. 01:03) tot vernietiging der zonde en het eeuwige leven.

“In de Naam!!…” de ware kerk doet alles in Jezus’ Naam en staat op Jezus’ Naam ge­schreven. (Hand. 02:38). Zij behoort de Drie-enige God toe.

“Lerende hen onderhouden alles, wat Ik u ge­boden heb.” De kerk is en wordt door God geleerd, om te leren het volle evangelie. Daarvoor is zij het licht in deze duistere wereld, om van dolen en verderf te verlossen. De kerk heeft altijd dat volle te bewaren, mag niets verliezen, noch verwaarlozen. De kerk heeft alles te leren dat van Jezus is, en ook slechts dat alleen, wat Hij geboden heeft. Die kerk is Christus’ kerk, die Zijn Woord bewaart.

“En ziet, ik ben met u al de dagen”. Jezus is met al de Zijnen, en bijzonder met hen die Hem gehoorzaam zijn. Iedere eeuw is een eeuw van Christus, de Verrezene, waarin de Overwinnaar met de Zijnen is zonder onderscheid. Slechts gehoorzaamheid en geloof in de opgestane Voorganger.

België.           J. R.

 

Kleine lichtjes.

O hoe groot is de goedheid God, die ons de grootste zonden om Christus’ wil vergeeft, zodra wij ons daarover verootmoedigen.

Dat wij ons de gemaakte fouten toch ten nutte mochten maken, in plaats van er melancholisch over te tobben! Hoe zwakker men zich zelven ziet, des te meer behoort men zich over te la­ten aan de Here, in nieuw vertrouwen, dat Hij alles in ons regelt; ook onze natuurlijke neigingen in de juiste banen leidt.

Daar de ziel steeds weer aan zichzelf twijfelt, zo behoort zij haar ganse leven in Gods hand te geven en zich door Hem te laten besturen, met de vasten wil, Hem in alles te gehoorzamen.

Mme. Guyon.

 

Uit de arbeid.

Amsterdam.

De heerlijke feestdagen liggen weer achter ons en toch, de zegen van deze dagen – dood en opstanding van Christus – is een gezegende werkelijkheid, ook na deze dagen.

Goeden Vrijdag kwam een klein groepje van Gods kinderen samen; velen waren verhinderd om te komen door hunne werkzaamheden. Wat hadden wij een goede ure van geestelijke ge­meenschap, als wij nog eens stilstonden bij het kruis, ’s Avonds hadden wij een heerlijke samen­komst. Stemmig en schoon klonken de verschil­lende liederen over het kruis en de dood van Christus, maar door alles heen een triomfkreet.

Paasfeest is juist zo heerlijk, omdat Goede Vrijdag zo diep ernstig is. En daarom ook de heerlijke boodschap, die in onze harten klonk, niet enkel kruis en dood, maar: “De Heer is waarlijk opgestaan!” Wel gestorven en begraven – naar de Schriften – maar ook opgestaan naar de Schriften! Wat een wonderbare troost. Zijn opstanding is ook onze opstanding. En Hij zal ook ons vernederd lichaam levend maken, en gelijkvormig doen zijn aan Zijn verheerlijkt lichaam.

Vrijdag 22 April begaven sommigen zich naar het station, om Zr. T. Bakker, die bijna 7 jaren in China gearbeid heeft, welkom toe te roepen in het vaderland, waar zij een tijd van rust hoopt te nemen. We waren blij, onze zuster in goede welstand weer te mogen ontmoeten.

Zondag 24 April hadden wij twee heerlijke samenkomsten, waarin onze zendelinge tot ons sprak. Haar hart was vol dankbaarheid voor al­les wat God in die jaren voor had gedaan. We mochten opnieuw beluisteren, wat God doet on­der deze arme heidenen. We hoorden iets van de gevaren, die zij vaak moeten doormaken, maar onze harten waren vaak diep bewogen, als Zr. Bakker op eenvoudige wijze ons vertelde, van enkelen, die zo heerlijk waren heengegaan naar het Vaderhuis. Ja, dan moeten wij uitroe­pen: ”Het Evangelie van Jezus Christus is nog altijd een kracht Gods tot zaligheid, een iegelijk die gelooft.”

God geve onze Zuster een rijk gezegende tijd voor geest, ziel en lichaam, zowel op Terschel­ling, waar haar familie woont, en ook straks wan­neer zij de verschillende gemeenten hoopt te bezoeken.

Wij moeten heilig, onverschillig zijn ten opzichte van het gebabbel der mensen, vroom of goddeloos.

Doe uw plicht naar uw geweten en ga uw gang. Wat doet het er toe of een mens zijn wenkbrauwen fronst, als God glimlacht van goedkeuring?