Waakzaamheid.

“Kinderkens, het is de laatste ure; en zoals u gehoord hebt dat de Anti­christ komt, zo zijn ook nu vele Anti­christen geworden; waaruit wij kennen dat het de laatste ure is”. (1 Joh. 02:18.)

Een zeer ernstig woord wordt ons hier door de apostel Johannes gegeven. Met welk een liefde, maar ook met welke vaste overtuiging roept hij het zijn geestelijke kinderen toe, dat het de laatste ure is. En als dit woord in zijn dagen werd uitgesproken, zeer zeker is het dan ook van toepassing voor onze dagen. We kunnen met zekerheid en vaste overtuiging des geloofs zeggen: “Het is de laatste ure.”

En hoe zullen wij als Gods kinderen deze laatste ure van deze tijdsbedeling doorbrengen? Het is nu geen tijd meer voor sluimeren of sla­pen – het moet een beslist “waken en bidden” zijn. Want is het niet zeer waar, wat Paulus schrijft: “En dit zeg ik te meer, dewijl wij de gelegen­heid des tijds weten, dat het de ure is, dat wij uit de slaap opwaken; want de zaligheid is voor ons nu dichterbij, dan toen wij eerst geloofd hebben.” (Rom. 13:11.)

Waar wij aan de ene kant zien, dat de ongerechtigheid zich vermeerdert en ook alles in de wereld er op wijst, dat grote donkerheid en duisternis de aarde zal bedekken, daar vinden we ook het heerlijke verschijnsel, dat het licht van de komende Morgenster, onze Heiland en Verlosser, meer en meer opgaat in de harten van de gelovigen. Ja, alles wijst er op: we zijn het middernachtelijke uur ingetreden.

Daar is een grote verwachting – er is een intensiviteit – een intense verwachting en voor­bereiding van iets groots wat te gebeuren staat. Dit is zo in betrekking tot onze aardbol – die van de aarde aards zijn, ze zijn in spanning – ook daar verwacht men iets, wat komende is, n.l. de openbaring van de “Super Man”. “De mens der zonde” noemt de Schrift hem.

En men moet erkennen, de wereld is in zijn ge­heel rijp voor deze openbaring. Alles wijst er op, dat het wachten slechts is op die persoonlijkheid, waarvan de Bijbel spreekt, dat hij zich zelve zal verheffen en groot maken boven allen God, en hij zal tegen de God der goden wonderlijke dingen spreken; en hij zal voorspoedig zijn, tot­dat de gramschap voleind zij; … hij zal zich boven alles groot maken.

(Dan. 11:36-37.)

Daar is dat verwachten – de wereld maakt zich klaar voor dat gebeuren.

Niet alleen op deze aarde is er verwachting van iets wat te gebeuren staat, maar ook in de lucht. We vinden dat er meer werking, beweging komt, ook in dat gebied. De geestes-overheden en geweldhebbers der lucht, het terrein van alle onreine geesten en demonen, ook daarin is een verwachting. En niet alleen ver­wachting, maar ook een vermeerdering van arbeid en invloed op de harten der mensenkinderen. De Antichristelijke stromingen vermeerderen niet alleen, maar hun invloed neemt in steeds sterkere mate toe. Steeds driester zijn deze aan­vallen; waar vaak vroeger alles bedekt was, daar wordt alles nu openlijk gedaan. En soms roept de gelovige uit: “Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde?” (Luc. 18:08.)

Ja, ook in de lucht maakt alles zich gereed, en wacht op het beest wat uit de zee, volkeren, zal komen, om dit te volgen en krijg te voeren tegen het Lam Gods”. (Openb. 19:19.)

En ten slotte, daar is één intense verwachting in de hemel. Ook daar maakt zich alles gereed, iets groots wat te gebeuren staat.

En wat is dan wel deze verwachting? Wat is het grote wat komende is? Alles in de he­mel is vol verwachting, en ziet met een intens verlangen uit, naar dat wonderlijk gebeuren, waarvan Jezus zelf heeft gesproken toen Hij bad in het Hogepriesterlijk gebed en zei: ”Va­der, Ik wil dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij Mijn heer­lijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gege­ven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld.” (Joh. 17:24.)

De hemel is wachtende en bereidt zich voor, voor de hemelvaart van de Bruid van Christus, die straks door Christus aan de Vader voorge­steld zal worden, als één gemeente, rein en heilig, gelijk ook Christus zelve rein en heilig is.

Daar is niet enkel een vol verwachting uitzien van de bruidsgemeente naar de hemelse Brui­degom, maar ook in de hemel is alles in voor­bereiding voor het moment, wanneer de door Zijn bloed gekochte Bruidsgemeente haar Bruidegom zal aanschouwen. Dan zal haar leed, strijd en zorgen voorbij zijn. En Jesaja’s woord zal vervuld wor­den “Uwe ogen zullen de Koning zien in Zijn schoonheid, zij zullen een ver gelegen land zien.” (Jes. 33:17.)

Niet alleen een voorbereiden op aarde, waar we het Woord Gods horen; “Kinderkens, het is de laatste ure”, maar ook dit woord klinkt door al de hemelen: “Het is de laatste ure. De brui­loft van het Lam is komende”.

De wereld, ook de geesteswereld, sluimert noch slaapt, maar is geheel wakker en men roept ’t el­kander toe, in woorden en werken: ”Nu is het onze ure.” Het is de dag van de zoon des verderfs, de man der zonde.

Alle draden van het gehele wereldgebeuren, zich openbarende op welk gebied of terrein ook, lopen samen in één punt – de openbaring van deze machtige persoonlijkheid, die de Bijbel noemt: de Antichrist.

En zullen wij dan als kinderen Gods sluimeren of slapen? Neen geliefden, laat ons het elkan­der toeroepen: “Het is de laatste ure”. Daarom ontwaakt en doet aan de wapenrusting Gods, opdat wij straks niet achter zullen blijven, als Jezus komt, maar gereed zullen zijn, om in te gaan. “En die gereed waren, gingen met Hem in tot de bruiloft, en de deur werd gesloten.”

PK.

 

Dankzegging:

Op zekere avond, toen ik na een zware dag naar huis reed, gevoelde ik mij zeer bedrukt en vermoeid. Plotseling kwam als een lichtstraal de tekst tot mij: “Mijn genade is u genoeg.” Thuis gekomen zijnde, zocht ik deze tekst op in mijn bijbel. Met kracht kwam de waarheid van deze tekst tot mij: Mijn genade is u genoeg”, en ik zei: “ik geloof dat, Heer. Ik brak in een lachen uit. Nooit te voren had ik iets begrepen van wat een heilig lachen was, zoals van Abram, maar nu begreep ik het. Ongeloof was mij nu onmogelijk en ik aanvaardde dat woord, als door God tot mij gesproken.

Het niet geloven van die belofte zou zijn als een vis, die dorst had en bevreesd was de rivier leeg te drinken. De rivier zou antwoorden: “drink maar visje, mijn stroom is voldoende voor je”. Of, dat een kleine muis in de volle schuur van Egyptes zeven jaren van overvloed bang zou zijn van honger te sterven. Jozef zou antwoor­den: “Eet maar kleine muis, in mijn schuren is genoeg voor jou.” Wanneer ik op een hoge berg zijnde zei: “Ik adem elk jaar een grote hoeveelheid lucht in en ben bang, dat er op de duur voor mij geen lucht meer zal zijn”, de aarde zou mij dan antwoorden: “Adem maar lucht en vul je longen; voor jou is er voldoen­de lucht.

O broeders, hebt een groot geloof. Klein geloof zal uw ziel naar de hemel brengen, maar groot geloof brengt de hemel tot uw ziel.

(C. H. Spurgeon).

 

Wilt u gelukkig worden?

Wanneer u ongelukkig wilt worden, dan be­hoeft u slechts aan u zelven te denken; slechts er op te letten of de mensen u wel eerbied bewijzen; slechts te tobben, en stil te staan bij uw onvervulde wensen en onbegrepen idealen. Op deze wijze zal alles wat God u in liefde toe­zendt, u tot een last zijn en ondragelijk worden en u zult eindigen met u zo ellendig en zo ongelukkig te gevoelen, als het slechts mogelijk is. “Pniël”.

 

In betoning des Geestes en der kracht.

“Mijn rede was niet in beweeglijke woorden der menselijke wijsheid, maar in betoning des Geestes en der kracht.”    (1 Kor. 02:04.)

Een ieder kind van God moet diep doordron­gen zijn van deze gedachte: niet ik, o Heere, maar U zij de eer toegebracht! Daarom, die roemt, roeme in de Heere.

Het Evangelie waarin wij geloven en hetwelk wij belijden, is niet van ons afkomstig; God zelf heeft het geformeerd, het is Zijn boodschap; wij brengen Zijn woorden. Ons geloof in dat God­delijke Woord, is Gods gave; en de kracht tot belijden van Gods getuigenis, is eveneens van Hem. Inderdaad hebben wij deze schat in aar­den vaten, opdat de uitnemendheid van die kracht zij van God en niet uit ons. Wij moeten nooit vergeten, dat de zonde ons onmachtig en ellen­dig gemaakt heeft; en dat wij onbekwaam waren ons zelf te verlossen. Krijgt God de eer voor het Evangelie, Hij krijgt dat óók voor de ver­nieuwing en bekering van ons leven. God is de Bewerker. Hem zij de eer!! En wat men nu in de kerk is. welk ambt dat men ook heeft, men bedenke immer, dat onze bekwaamheid uit God is. Onze houding in en buiten de kerk mag ernstig, net, deftig, flink, vastberaden en vrijmoe­dig zijn doch geenszins hoog gevoelende, over­moedig, onbescheiden, bluffend, en zichzelf prijzend; want niet wie zichzelf prijst, maar die de Heer prijst, die is beproefd, en door de Here God waardig geacht. En dat prijzen mag niet slechts een mond-prijzen zijn, zodat ons hart eigenlijk toch de eer voor zich neemt.

Niemand verwachte het van zichzelf, noch in eigenwijsheid, welsprekendheid, redenaarskunst geleerdheid, schone stem, lichamelijke postuur, voorname houding, deftig geluid, mooie kleding, persoonlijke eigenschappen, bekwaamheden, rou­tine, enz. Geen betoning in dergelijke dingen, noch woorden zonder kracht. Van zulk een aardse en vleselijk terrein moet men afkomen.

Paulus schrijft: ik ben niet gekomen met uit­nemendheid van woorden of redenaarskunst. Ik was bij ulieden in zwakheid, en in vreze en in vele beving. Niet, dat hij geen geloof, moed en Geesteskracht bezat. Maar diep doordrongen van de heiligheid van het Evangelie, de onbekwaam­heid tot verkondiging, en hoge waarde van zielen. De wereld spreekt werelds, maar zij behandelt de wereldse zaken en zij streelt zich zelve gaarne. Doch de gelovige behandelt geestelijke zaken, met geestelijke woorden, die de Heilige Geest ons leert en deze moeten ko­men uit een deemoedige gemoedsgesteldheid.

Hetzij wij prediken, getuigen, zingen, de zaken en de arbeid bespreken; alle ding in ons leven moet in vreze en ootmoed geschieden. Het vlees, de aardse mens wil gaarne zich zelven eren en door anderen geëerd worden.

De apostel, en elke goed gelovige evange­liseerde, niet op zichzelf bouwend, bootste geen volksredenaars na, ging in geen gemeente of huis, overmoedig, maar verspreidde en toonde de Geest en Zijn kracht: nederigheid, zachtmoedig­heid, liefde, geloof, en in vele verzekerdheid.

(1 Thess. 01:05). Paulus’ gemoedsgesteldheid en zijn woorden waren in harmonie; ootmoed en deemoed, vreze en beving waren in zijn hart. Zijn eenvoudige spraak had toch een machtige invloed op het geweten der zondaars en een grote stichting voor de kinderen Gods. Daarom roemde hij in zwakheid, want God wenst het zwakke te gebruiken. Betoning en kracht des Geestes: alle werkingen des Geestes, uit een ootmoedig vat, ook in wonder-werkingen van tongen en profetieën en gezichten. (1 Kor. 14:18) en in 2 Korinthe 12.

Lieve lezer(es), betracht te spreken en te han­delen, in de betoning en kracht des Geestes, met vreze en ootmoed.

Verlangt een zegen te zijn en roemt in de Heere, want het is Zijn genade, die in en door ons werkt.

  1. R.

 

Uit de arbeid.

Amsterdam.

Zoals gewoonlijk, mochten wij op de ver­jaardag van onze Koningin een openluchtsamen­komst houden, alsook in de feestweek van het 40-jarig regeringsjubileum. Een grote schare mochten wij de blijde boodschap der verlossing doen horen en te midden van het rumoer der wereld getuigen van de eeuwige dingen Gods. Moge het zaad dat gestrooid werd, ook vrucht dragen.

We hadden ook gedurende die dagen bezoek van de broeders Entwisie en Davidson van Sunderland, Engeland. Zowel in onze zaal als in de openlucht werd met kracht het woord der verlossing gepredikt. Men voelde onder alles, dat de bekering der zielen, ook deze beide broeders nauw op het harte lagen.

Wat zij ons vertelden van de zendingsarbeid onder de Russisch sprekende mensen, deed ons de grote nood dier mensen kennen, en we willen ook hen in onze gebeden gedenken. Ook broeder en zuster Rietdijk, die met vakantie in Holland waren, hielpen ons met hun getuigenis.

Woensdag 14 September hadden wij het jaar­feest van de Zendingsclub “Het Mosterdzaadje”. Een grote schare van belangstellenden was opgekomen en had het niet zo geregend die avond, zeer zeker was het aantal nog groter geweest. Zr. Bakker van China sprak die avond ook. Zij was gekleed in het kostuum van de Nahsi- stam. Het was een gezegende avond, die afge­wisseld werd door zang, declamaties en een door Zr. Bakker en Br. P. Klaver gezongen Chinees lied. Het schimmenspel “Een dag zendingswerk in China”, gaf ons duidelijk weer wat al arbeid een zendeling verricht op één dag.

“Het Mosterdzaadje” mag terugzien op een geslaagd jaarfeest en ook in de verslagen was een dank- en jubeltoon voor al de zegeningen, die het mocht ontvangen, zowel geestelijke als stoffelijke. Men kon opmerken de macht van het kleine, hoe door al die kleine bijdragen, door zendingsvrienden bijeen gebracht, de arbeid der zending financieel geholpen wordt.

God zegene allen, die die avond mede geholpen hebben tot het welslagen van dit jaarfeest.

Moge de Heer ook “Het Mosterdzaadje” helpen in het hun nieuw begonnen jaar.

Het was Zondag 25 Sept. een bijzondere dag voor onze Gemeente. Des middags hadden wij het voorrecht een doopdienst in eigen gebouw te hebben. Het was een onvergetelijke ure van heilige ernst, maar ook van blijdschap, toen wij deze geliefden de Heer zagen volgen, ook in ’t watergraf en hierdoor getuigenis gaven, om in de kracht van Jezus Christus met Hem ook het op­standingsleven te leven. God vraagt van Zijn kinderen een volkomen overgave. Hij heeft ook in dit sacrament ons een wonderbaar genade­middel geschonken, door het geloof te leven een leven van overwinning. De avondsamenkomst was heerlijk. Het deed ons goed al die verschil­lende getuigenissen te horen. Hem zij alle eer. God is getrouw.