Een lofzang op de lijdensweg.

“En als zij de lofzang gezongen had­den. gingen zij uit naar de Olijfberg’.

(Matt. 26:30.)

Bijkans was de ure gekomen, dat Christus Zich zou geven als het ware Paaslam voor onze zonden. Met Zijn discipelen had Hij het laatste Pascha gegeten, wat Hij grotelijks begeerd had met hen te eten. De ure was bijkans gekomen, dat de Zoon des mensen zou overgeleverd worden in de handen van Zijne vijanden.

Zij waren bij elkander geweest in die zaal en alle discipelen hadden met Hem aangezeten aan de Paasmaaltijd. En dan klinkt het plotseling uit de mond van de Meester: “Voorwaar zeg lk u, dat één van u Mij zal verraden.”

Zou dat mogelijk zijn? de Meester verraden? Dat zij wel eens onenig waren met elkander, ja soms wel eens twistende op de weg, al ging die weg dan ook naar de donkerste nacht toe, maar één Hem verraden, dat was toch onmoge­lijk. Hadden zij dan Christus niet gezegd: “Wij zullen met U in de dood gaan”. En daarom werden zij allen bedroefd en zeiden tot Hem: ”Ben ik het Here?”

Het Evangelie verhaalt ons, dat de Heiland dan spreekt en zegt, wie het is die Hem verra­den zal. Ook zelfs Judas wil toch wel eens zien, of Jezus wel alles weet en ook hij zegt: “Ben ik het, Rabbi?” Zijn mond durft niet meer de woorden “Meester” of Here” uitspreken en daar­om is het “Rabbi”, waarop Jezus het antwoord geeft: ”Gij hebt het gezegd.”

Zo gaat dan Judas heen om Christus te verraden. “En het was nacht.”

Ja, wat voor een nacht; de donkerste nacht, die de wereld ooit gekend heeft. Het was nu de ure der duisternis; de ure van lijden en sterven. Nu zou de Zoon des mensen overgeleverd wor­den. Maar het was ook de ure, waartoe de Zoon des mensen in de wereld gekomen was, om ons te verlossen en ons weer aan het hart van een liefhebbend Vader te drukken. Wonderbaar Godsgeheim. Hij Christus, ging deze donker­ste nacht in, zingende, met een lofzang op Zijn heilige lippen, die lippen, die altijd de waarheid van God hadden verkondigd. Een lofzang op de lijdensweg, die een bloedende, een kruisweg zou worden.

We lezen van Christus slechts eenmaal dat Hij gezongen heeft, en dat was juist op de lijdens­weg. De donkere nacht heeft Judas in zich op­genomen de prijs van Jezus bloed wordt gehaald, maar boven dit alles uit schalt de jubeltoon van de lofzang uit, in des werelds donkerste nacht. In die nacht van verraad, een lofzang.

Ach wij zouden klaagliederen hebben doen horen. Want was het niet een nacht van smaad en hoon? We kunnen er immers zo slecht te­gen dat iemand ons smaadt, smarten aandoet, valselijk beschuldigt. Roept en dwingt dan al­les niet in ons, om niet te zingen, maar om onze klaagliederen uit te storten. En hier, o diep wonder van mysterie… een lofzang.

Wat voor een lofzang werd gezongen? Het was het Hallel, de lofzang van Ps. 113 – 118, wat met een “Hallelujah” begint en met een “Looft de Heer” eindigt. Ja, zo was immers Zijn leven. Engelen zongen bij de geboorte en haast het laatste op aarde zijn zingende lippen op een lijdensweg.

Het zou ons te ver voeren om verschillende dingen uit deze lofzang op te noemen, maar hoe geheel past deze lofzang op Christus. De vraag moet ons echter van de lippen: waarin ligt het geheim van dat zingen in zulk een ure? En ik geloof dat dit het antwoord is: het was volkomen gehoorzaamheid aan Gods volmaakte wil en liefde, die zich uiten ging om ons te verlossen van zonde en dood. We zou­den dit het beste kunnen uitdrukken met deze woorden van de Schrift: “ Voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechter­hand van de troon van God”. (Heb. 12:02.)

Dat was de verborgenheid… niet aanmer­kende de dingen die Hij zag, ondervond en leed, maar Hij zag op de rijpe oogst, die dit lijden zou teweeg brengen.

Willen ook wij in de school des Meesters gaan en bidden, dat God ook ons bekwaam mo­ge maken tot zulk een leven, opdat ook ons le­ven moge eindigen in een lofzang, ja zelfs als dat leven een lijdensweg is.

  1. K.

 

Golgotha.

“En gekomen zijnde tot de plaats, genaamd Golgotha.” (Matt. 27:33.)

Geen tweede geboorte, geen tweede leven, maar ook geen tweede sterven, als dat van Jezus Christus! Enig is Zijn leven en enig is Zijn sterven. Niemand is zó gestorven als onze dier­bare Heiland, Gods Zoon.

Wij staan op Golgotha – hoofdschedelplaats, om zijn vorm of omdat er zovele doodsbeen­deren waren begraven, aldus genoemd Golgotha, de plaats waaraan zoveel hoofden zich hebben geërgerd, maar waar ook vele harten vrede hebben gevonden en waarop weldra geheel de we­reld zal staren.

Op Golgotha gekomen, reikt men hen die gekruisigd zullen worden een beker wijn toe. Er is wijn in, die wel edik mocht heten. Deze drank moet de pijn verzachten, het verstand benevelen. Wrede barmhartigheid! Onze Heer zet die beker aan Zijn lippen; nauwelijks heeft Hij die geproefd, of Hij weigert hem te drinken. Zeker had Hij dorst, maar die drank wil Hij niet. Wat een zelfbeheersing en waardigheid. Geen verdoving! Met zelfbewustheid wil Hij alles dragen.

Zie, daar liggen drie kruisen. De Here staat er zwijgend bij, het Lam voor de slachtbank. Hij ziet, Hij voelt wat Hem wacht. Nu is de beurt aan Hem. “En zij kruisigden Hem aldaar”, zegt Lukas met aandoenlijke kortheid; zijn pen, de Heilige Geest, weigerde die wrede straf uitvoeriger te beschrijven. Maar dat éne woord, als wij het ons indenken, doorboort nog heden onze ziel. Daar hangt Hij, Góds enige geliefde Zoon! Vier stralen bloed vloeien op de aarde, het werk is geschied. Bloed, het hart, het leven Gods, wordt de mensheid geschonken. Straks komt de speersteek in de zijde, de vijfde bloedstraal (5 is 1 en 4). God verzoende in Christus de wereld met Zich zelven (2 Kor. 05:18). En Jezus zeide: “Vader! vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Horen wij het wel goed? Bidt Hij niet voor Zichzelf of Zijn vrienden? Neen, voor Zijn vijanden. Is dat geen liefde!? Die bede moet harten breken. Neen, zo is op deze aarde nooit gebeden. Hij zoekt te behouden die Hem doden.

Zie, lieve lezer(es), Jezus hangen aan het kruis, belasterd en bespot. Een vreselijk iets! De een bidt, de ander lastert.

Die beide boosdoeners, tussen welke Jezus gekruisigd is, zijn ons een voorstelling, hoe de zon­dige wereld, voor welke Christus sterft, als in twee delen verdeeld is: de berouwhebbende, die Hem aanroept en aanneemt; de verharde, die Hem lastert en verwerpt. Op het gebed: ”Here, gedenk mijner als Gij in Uw koninkrijk zult gekomen zijn”, klinkt het liefdevolle antwoord van de stervende Jezus: “Voorwaar zeg Ik u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn”. Het geloofs-gebed uit een oprecht en berouwvol hart werd dus niet beschaamd. Hoe heerlijk zal dat voor die mens geklonken hebben. Het doet ons zeggen: zalig zijn de doden die in de Here sterven. Heden in het paradijs, en dat met Jezus! Op Golgotha, de plaats der verzoening en der hope, daalt dus het paradijs neer. De zonde der wereld weggenomen en het paradijs weer verkregen. De hemel is nu geopend! De weg er heen is Jezus, door Zijn bloedstorting. De Vader laat zich nu weer vinden, horen en smaken. Het geloven in Christus’ lijden voor ons, is nu God en Zijn zaligheid genieten.

De dag der zaligheid en der genade is ingetreden. God heeft zelf voorzien, Hem alleen zij de eer in eeuwigheid.

Toen zeide Jezus: Het is volbracht! En het hoofd buigende gaf Hij de Geest. God is voldaan! Jezus heeft volbracht het verzoe­ningswerk, en de Vader en de Heilige Geest waren in Hem. De beloofde eer van de Drieenige God is weergegeven. De mens had God op aarde onteert: de Mens Jezus heeft hersteld. Heil Hem! En Heil ook ons. Want het wordt ons allen, die geloven, om niet toege­schreven.

Het is volbracht. Het Evangelie in het Evan­gelie! Nu zingen wij, ja wij kunnen weer bi j een loflied aanheffen: Ere zij God en het Lam, want Gij zijt geslacht en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht en natie.

  1. R.

 

Paasfeest.

“Hij is hier niet, want Hij is opge­staan, zoals Hij gezegd heeft”. (Matt. 28:06a).

Heerlijk opstandingsfeest. Er is geen hoopvol­ler en heerlijker woord voor de gelovigen, dan het woord, wat hier boven staat: “Hij, Christus, is opgestaan”. Dood en graf heeft Hij overwon­nen. Ware Christus alleen gestorven, dan lagen wij nog in de donkeren nacht van zonden en misdaden Paasfeest – feest der opstanding is daarom zo heerlijk, omdat Golgotha (Goede Vrijdag) zo diep droevig is. Christus’ sterven aan het kruis was de ondergang van ’s mensen eigen leven; maar opstanding een nieuwe da­geraad van een nieuw leven, nu te kunnen leven, door de opstandingskracht van Christus’ leven.

Daarom kunnen Gods kinderen ook juichen en jubelen op elke Paasmorgen, omdat zij weten, dat Zijn opstanding is geworden onze opstanding. Bij het kruis van Golgotha past ons niet te jubelen, dat lijden daar is afgrijselijk. Daar voelen wij diep onze zondeschuld, en ont­breekt het ons aan woorden. Het kruis vraagt niet naar ons medelijden, maar naar de erken­ning van onze schuld. Daar past ons de uit­roep: “Mijn zonden heeft u genageld daar”.

Maar het feest der opstanding is het feest van jubelen. Wij kunnen slechts danken en loven, omdat , God Jezus heeft opgewekt” en ons met Hem, om straks ook deelgenoot te zijn in Zijne heerlijkheid. Op Golgotha klinken de doodsklok­ken van ons eigen zondig leven, maar op de Paasmorgen jubelen frisse, heldere klanken, die een nieuwe dag inluiden, de dag van eeuwig leven in Christus.

Christus’ dood en opstanding waren de mach­tige pilaren van het Christelijk geloof in de eersten tijd. Als een gouden draad van hoop en leven loopt het door de Handelingen der Apos­telen: “Christus gestorven aan het kruis – maar God heeft Hem opgewekt”. “De God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt, welken gij omge­bracht hebt. Hem hangende aan het hout”. En de Apostelen gaven met grote kracht getuigenis van de opstanding van de Here Jezus.

Het kruis van Jezus is niet zo zeer het be­wijs van het Christendom, maar het lege graf. “En indien Christus niet opgewekt is, zo is dan onze prediking ijdel, en ijdel is dan ook uw ge­loof. En indien Christus niet opgewekt is, zo is uw geloof tevergeefs, zo zijt gij nog in uw zonden.” (1 Kor. 15:14; 1 Kor. 15:17.)

De opstanding van Christus is een heerlijk wonder, niet alleen dat Hij daardoor de dood heeft overwonnen en onsterfelijkheid aan het licht bracht – maar in dit wonder is het wonder, dat ook wij zullen opstaan. Toen Christus op­stond uit de doden, ontving Hij een nieuw ver­heerlijkt lichaam, een lichaam, dat niet meer ster­ven kon en nu leest men in Gods Woord, dat door Zijn dood en opstanding wij ook in deze heerlijkheid zullen delen. “Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig worde aan zijn verheerlijkt lichaam. (Filip. 03:21.)

Wat heeft het lege graf ons dan te leren en wat is de grond van ons roemen in dit Paas­feest? Het lege graf getuigt, dat de zonde te niet gedaan is en dat eeuwig leven nu ons deel is geworden. Het wil ons zeggen, dat Satan overwonnen is, en dat we straks met Christus zullen delen de volle heerlijkheid, die Hij ons bereid heeft door Zijn dood en opstanding.

Christus’ triomf over dood en graf heeft er; de poort der volle zaligheid geopend; we zouden anders nimmer zalig kunnen worden. We zouden dan nog voortleven in de donkere nacht van zondig leven, met geen enkele lichtstraal der hoop, die deze nacht zou verlichten. “Maar God heeft Christus opgewekt … en daar­om zult gij zalig worden”. (Rom. 10:09.) En welk een zaligheid? Is het alleen maar bevrijding van de zondelast? Neen geliefden, het wil zeggen ook bevrijding van het oude leven. Het intreden in het nieuw leven met Christus, het bewust veten, dat, terwijl we, “één plant met Hem in Zijn dood geworden zijn, we ook één plant met Hem in Zijn opstanding zullen wezen” en genieten zullen, ook de heerlijkheid en zaligheid, die Hij voor ons gewrocht heeft.

Moge God ons getrouw maken, dit heerlijke opstandingsleven, dat één zijn met de Opgestane Levensvorst, uit te dragen in deze wereld, die in het boze ligt.

Zeer zeker een hoge roeping, maar Hij, die ons roept is getrouw, die het ook doen zal.

  1. K.

 

Uit de arbeid.

Amsterdam.

De laatste weken mogen wij de zegenende hand des Heren ervaren en werden wij opge­bouwd door Woord en Geest. Enkele zeer ern­stige vermaningen, welke ons door gezichten werden meegedeeld, tonen aan ons, wie en wat we zijn voor de Heer. Het aldoor zoekende licht Gods wordt in onze harten geworpen, en door alles heen bespeuren wij de liefde Gods, die van eeuwigheid tot eeuwigheid dezelfde is.

We mogen zo bemerken, dat God bezig is, Zich een volk te verkrijgen, wat in de eindstrijd zich volkomen verlaat op de Here, en dat voortrekt ten koste van iedere prijs en slechts één doel voor ogen houdt, straks te mogen behoren tot hen. die als eersteling schare waar­dig gekeurd wordt, met het Lam te mogen zit­ten in Zijn troon.

Delfzijl.

Enkele dagen mocht ik in deze kleine gemeente in het hoge noorden doorbrengen. God gaf ons een paar heerlijke samenkomsten en Gods Geest was kennelijk tegenwoordig en openbaarde zich aan enkele jonge mensen, die zich aan Christus overgaven. Onze geliefden in Groningen zijn van nature niet zo gauw bewogen en bezien alles van de nuchtere kant, maar als Gods Geest komt dan wijkt alle schuchterheid en kunnen zij God loven en prijzen. Dat ook de laatste tijd de strijd niet uitblijft, bemerkten wij.

God geve in alles ons de overwinning door een zich geheel overgeven aan Gods Geest en lei­ding, ook al moeten wij dan schade lijden.