De voortzetting der Reformatie.

“Laat ons tot de volmaakt­heid voortvaren.” (Heb. 05:11; Heb. 06:01).

In ons vorige nummer spraken we van “ver­loren Evangelie”; het blijde nieuws verloren, welk een schade en dat voor miljoenen mensen! Gelukkig, we kunnen óók spreken van de gezegende Hervorming of reformatie. Halleluja! God heeft grote dingen gedaan en sommige van Zijn knechten hebben met grote moed voor Hem gestreden en geleden. De Hervormers heb­ben bij Gods genade, door hard bidden en wer­ken, vele geestelijke goederen voor de Kerk her­kregen, welke wij te bewaren en te gebruiken hebben, en te zorgen, dat de reformatie, de zaak van Christus, in steeds toenemende verbetering voortgezet worde. Wij mogen niet teren en leven op hetgeen onze ijverige voorvaderen verworven hebben, doch gelijk een goede zoon de zaak van zijn vader ter harte neemt en uitbreidt, evenzo hebben wij te handelen met hetgeen onze hemelse Vader ons gegeven heeft door Zijn knechten in de Middeleeuwen en later. Luther bracht de Heilige Schrift weer in de Kerk.

Gebruiken wij allen dat Goddelijke Boek op de rechte wijze. Beide, het niet gebruiken en misbruik van de Schrift, is af te keuren.

Zijn we leraars na jaren van bekering, of staan we nog steeds in de eerste beginselen van de woorden van God. Kom aan! laat ons tot de volmaaktheid voortgroeien, beide in leer en leven. Wij moeten, het geloof kunnen belijden en ver­dedigen, dat eenmaal aan de heiligen overgeleverd is (Judas 01:03).

We mogen niet met alle wind van leer omgevoerd worden, maar moeten de waarheid betrachtende in liefde, alleszins opwassen in Hem. (Ef. 04:14-15).

Wij moeten ons wachten voor: Modernisme, Spiritisme, Russellisten, Mormonisten, Zevende dag Adventisme, Christan-Scientisme, en dergelijke. Wij Pinkster-Christenen staan met beide voeten op de gehele Bijbel en willen er geen letter van wijken en hebben de ernstige begeerte om uiten naar Gods Woord te leven en God te verheer­lijken. Wij hebben altijd de vraag: “wat zegt de Schrift”, wel vast te houden. Daarom moet onze begeerte blijven: Terug naar het Evangelie!

Wij mogen niemand haten en bestrijden, doch de valse leer wel en verkeerde daden eveneens. De volmaaktheid in leer en leven is nog niet bereikt; er is nog veel af te leren en aan te leren. De reformatie moet voortgezet worden, en het volle programma van de Apostelen, al wat zij geleerd hebben moet ook heden verkondigd worden. De Bijbel is voor alle mensen en voor alle tijden. Het Woord van God, de kracht van Jezus’ bloed, en de kracht van de Heilige Geest, is in sterkte, waarde en betekenis, in niets veranderd noch verminderd.

Wanneer de Apostelen gezien hadden op de tegenstand van de Joden en Heidenen, of gedacht hadden: ze hebben ook hun godsdienst en menen het goed, we zullen ze maar met rust laten, dan hadden zij hun Meester niet gehoorzaamd en waren wij nog in onze heidense duisternis.

Had Luther, Calvijn, Knox, Zwingli e.a. ge­zwegen over de afval van de R.K.-Kerk, gelijk als duizenden predikanten thans, dan waren wij heden nog in de duisternis van de middeleeuwen, en hadden geen Schrift, en zaten in afgoderij.

Bekeerde Joden hadden verkondigd, dat de Heidense gelovigen zich moesten laten besnijden; Paulus noemt dat een ander evangelie verkondigen en zegt: indien iemand een Evangelie verkondigt buiten hetgeen u ontvangen hebt, die zij vervloekt! (Gal. 01:09). Vele protestanten en Evangelischen weten helaas niet de hoofdpunten waarin de R.K.-Kerk, moderne kerken, genoemde sekten van ons verschillen en waarin ze dwalen en dat is niet goed. De onkundige kan zich niet verdedigen; maar ook wij hebben de plicht om de dolenden te helpen en hen voor de waarheid te winnen.

Men mag niet om onbegrepen erediensten van Roomsen en andersdenkenden lachen. Men moet ook niet zeggen: ach, zij zullen ook wel zalig worden, laat ons hen maar met rust laten dat deden de Apostelen niet, noch de Hervormers; wij moeten machtig zijn in de Schriften en ons het Evangelie voor niemand schamen. De Kerk, die zich houdt aan het getrouw woord, heeft een boodschap aan: de Afvallige Kerken           Joden en Heidenen. En wij behoren bij de getrouwe, algemene, Apostolische en heilige Kerk, en zelfs heeft de Pinkstergemeente in deze ene heilige Kerk één boodschap te brengen, niet alléén aan de wereld en afvalligen, dat natuurlijk ook, (Matt. 28:19), maar óók aan de gelovigen, aan Gereformeerden, Luthersen enz. Wij moeten met kracht en eenvoud, in alle klaarheid, de Pinksterboodschap verkondigen in woord en Schrift, door leer en leven, beide mannen en vrouwen. Deze boodschap brachten de Apostelen en heeft niet te doen met Montanisme uit de eerste eeuwen, noch met de Wederdopers uit de middeleeuwen.

Wij leren dat Jezus Christus de Doper is met de Heilige Geest (Matt. 03:11), en dat God Zijn Geest op het gebed geeft (Luc. 11:13; Handelingen 2 en 10), ook tijdens de prediking, en in de laatste dagen, volgens Joël, zullen onze zonen en dochters profeteren door de Geest; en dat die Geest of Trooster vele geestelijke of boven­natuurlijke gaven meedeelt aan een ieder, gelijk Hij wil

(1 Kor. 12:01-11) en dat door deze gaven het mogelijk is, volgens de oudste regel en eredienst van de eerste Christenen, ook thans nog te vergaderen (1 Kor. 14:26). En hoewel wij de hele Bijbel als een geheel moeten leren, en geen brokstukken apart als stokpaard­jes, toch mag men ons niet kwalijk nemen, dat we vooral dat verloren Woord Gods, de Geestesdoop met de tekenen, thans met nadruk en klem dikwijls moeten onderrichten.

Terug tot het volle Evangelie! Geen stilstand. Leven! Dus groeien, toenemen in genade en kennis, en vruchten voortbrengen, Gode tot lof en tot heil van Zijn Kerk en wereld.

  1. R.

 

Europese Conferentie te Stockholm.

(Slot.)

God gaf br. Petrus bijzondere wijsheid en ge­nade om aan alles een goede leiding te geven, en toch ook weer de volle vrijheid, en voorwaar we kunnen niet anders zeggen: God heeft wel op bijzondere wijze Zijn Geest en hand in alles gehad. In al deze dagen was er niets, wat ver­storing gaf, en moesten wij allen getuigen: “God heeft grote dingen onder ons gedaan, dies zijn wij verblijd”.

Laat mij U nog iets mogen vertellen van de wonderbare samenkomsten, die ’s avonds werden gehouden in een grote tent, waaraan twee klei­nere tenten waren toegevoegd, die plm. 10.000 mensen kon bevatten, en die meer dan vol was, zo dat zelfs de looppaden werden ingeno­men door die grote schare, terwijl buiten de tent velen honderden met grote aandacht ston­den te luisteren. Gelijktijdig werd er ook samen­komst gehouden in hun eigen kerk, ja, eens zelfs moest bovendien nog een grote concertzaal worden gehuurd, teneinde die menigte te kunnen bevatten. Wat een machtige indruk gaf het eerste bezoek aan deze tent, om al die duizenden te zien, dat grote platform met zangkoor of strijk­orkest en de vele honderden broeders en zusters. Wat een zingen! Hoe werden wij soms meege­voerd als zij hun heerlijke liederen of muziek deden horen! Neen, dat vergeten wij nooit.

Meest sprak tot de schare Br. George Jeffreys, de welbekende en door God gezegende evange­list, die al vele jaren tot zulk een grote zegen is, en door wie God Zich zo heerlijk heeft kunnen openbaren in het redden van zielen.

Met macht en door de kracht van de Heilige Geest werd het woord gebracht; zo bekwaam door Br. Lindblom vertaald. Ademloos luisterde deze grote schare naar het Woord van God. Men was soms uren bijeen, en toch verliet bijkans niemand tussentijds de tent. In de uitnodiging waren er velen, die door het opsteken van hun hand, getuigenis gaven, hun leven open te stel­len voor Jezus Christus.

Zondagmorgen werd de Conferentie verrast met het bezoek van Prins Bernadotte, de broe­r van de Koning van Zweden, met zijn vrouw. Eenvoudig zaten zij onder de schare. Geen ge­jubel of commissies van ontvangst; eenvoudig luisterden zij naar het Woord Gods en zongen lustig mee, en ook zij paarden hun stemmen met de Halleluja’s, die de saam gekomen schare deed opklimmen tot Gods troon.

Maandagavond was de laatste samenkomst, die in de tent werd gehouden, en die toegankelijk was alleen voor de gasten der conferentie en ge­meenteleden. Ongeveer 8000 broeders en zusters waren saam gekomen in deze slotsamenkomst  die meer dan vier uur duurde. Tevens vierden wij samen het Heilig Avondmaal. Welk een aan­blik, de tafel des Heren te aanschouwen met haar 60 bekers en borden, waar voor elk een ouderling stond. Dat verwekte een geweldige in­druk, vooral, toen na het Heilig avondmaal ge­vraagd werd op te staan en elkander de hand te reiken, en toen alle 8000, als ware één keten vormende, te samen zongen in de verschillende tongen “Blessed be the tie that binds”. (geze­gend zij de band, die ons bindt).

Die avond gaf één spreker van elk land uiting van de ontvangen zegeningen. Het scheen wel, alsof we niet konden scheiden. Het was reeds over elf uur geworden, toen deze wonderlijke en aangrijpende samenkomst gesloten werd en we van elkander afscheid namen.

De volgenden dag vertrokken vele gasten weer naar de verschillende landen, om hun strijd en arbeid weer te aanvaarden, doch met nieuwe moed en kracht.

Wij Hollanders, keerden ook terug en bleven op onze thuisreis nog enkele dagen in Kopen­hagen, Denemarken, en mochten kennis maken met de arbeid van Br. Enderson, die geen on­bekende is in Amsterdam.

Dankbaar keerden wij weer terug naar Am­sterdam en andere plaatsen van ons land. God stelle Stockholm ook tot groten zegen der ganse wereld.         

  1. K.

 

Gevraagd: Heilige mensen.

Er is niets wat de wereld zó nodig heeft dan heilige mensen. Gods werk is vaak lam­geslagen door de zonden van de gelovigen. De na­tuurlijke mens kan de zonde vergoelijken, maar dat mogen Gods kinderen niet doen. De nieuw mens moet met God zijn standpunt innemen tegen de zonden. Er moet een duide­lijk onderscheid zijn tussen Gods kinderen en de kinderen dezer wereld. Wanneer de we­reld zegt, dat de straf zwaar en onrechtvaardig is. dan moeten we ons naast God stellen en zeggen: “Zou de Rechter van de ganse aarde geen recht doen?” God zal recht doen en laat ieder zeggen “Amen”, wanneer het komt in betrekking tot het straffen der zonde. En ook wij moeten het veroordelen, als God het doet, het ogenblik dat we het zien, wanneer dat ook in ons­zelf mocht zijn. Misschien is het verborgen en kan daarom de Here ons niet meer gebruiken. Laat ons eerlijk met God zijn en Hem vragen, ons te doorzoeken, ons onszelf te laten zien, zoals we zijn.

Laat Davids’ gebed: “doorgrond mij, o God”, ons gebed zijn. – Niet mijn naaste, of anderen, maar “doorgrond mij!”

  1. L. Moody.

 

Hoe laat is het?

“Wachter! wat is er van de nacht?” (Jes. 21:11.)

Het is een ernstige vraag, die de gelovigen van deze tijd bezig houdt. En waar kan men beter licht krijgen dan in het onfeilbaar Woord van God. Dat eeuwig blijvend Woord als een lichtbaken in deze donkere tijd.

Hoe Iaat is het? Op welk uur staat Gods klok?

Eenmaal werd deze vraag gesteld aan de pro­feet Jesaja, en hij moest als antwoord geven: “De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht” (Jes. 21:12). Hoe tekenend voor onze tijd. Roept het kind van God niet uit: “Wachter! wat is er van de nacht?” Nacht voor de goddeloze wereld en de volken, die niet gewild hebben, dat Jezus als Licht der wereld over hen zou schijnen, maar een naderende morgenstond voor Gods volk. Bijzonder in deze dagen van spanning roepen Gods kinderen uit: “Zeg ons wachter, wat is er van de nacht?” en het antwoord is nu nog: “Het is nog nacht.” En toch, is juist niet de diepste donkerheid van de nacht het gewisse teken, dat de morgenstond van een nieuwe dag is komende? Ja, hij komt gewis! Het geloofskind roept uit “De morgenstond is gekomen en het is nog nacht”. Het is daarom, wanneer we aanschouwen wat komende is, dat ieder doet wat Gods Woord ons voorschrijft: “Als nu deze din­gen beginnen te geschieden, zo kijk naar boven, en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is.” Gods vinger is opgeheven naar de klok van deze bedeling. En op de vraag: “Hoe laat is het?” ontvangen wij als antwoord:” Nog is het nacht…, maar de morgenstond nadert”.

  1. K.

 

Uit de arbeid.

Terschelling.

Dit jaar mochten wij als familie onze vakantie doorbrengen op dit vriendelijke eiland en had­den wij gemeenschap met onze broeders en zusters aldaar. God zegende ons te zamen in de verschillende uren van gemeenschap, die wij met elkander mochten beleven. Daar is een ernstig verlangen onder onze broeders en zusters aldaar, dat God een nieuw opwekking zal zen­den ook op dit dorre moderne eiland, waar zo weinig echt geestelijk leven is. Willen ook wij met hen bidden, dat God nog eens machtig zal doorbreken. 

Den Haag.

Uit de Haag schrijft men het volgende: “Zondag 30 Juli j.I. hadden wij een rijk gezegende Zondag. We hadden bezoek van het Amsterdamse Kwartet, dat ons gezegende lie­deren deed horen. Br. Bruining en enkele an­dere broeders, brachten ons het Woord.

Maandag 31 Juli hadden wij de uitvoering van onze Jongeliedenclub. De Here zegende ons rijkelijk. De zaal was geheel bezet en we geloven dat ouders en kinderen, alsmede de be­zoekers, een gezegender, avond hebben gehad.

Wij bidden dat God verder dit werk rijkelijk zal zegenen, en kracht moge geve aan hen, die hieraan medewerken.

Amsterdam.

We kregen plotseling een verrassend bezoek uit Letland, en wel Br Zinger, uit Jelgava, die enkele dagen in Holland vertoefde, in verband met de conferentie van een Zakbijbelbond, die gehouden werd in Bilthoven. Hoewel we slechts enkele samenkomsten met onze broeder konden hebben, waren deze zeer gezegend en allen we allen verkwikt doe: zijn woord en getuigenis.

Zeer zeker heeft onze broeder een moeilijke arbeid, en ondervindt daar vele moeilijkheden, maar de overwinning des kruises is er dan ook groot. Willen we ook  Latvia en tevens de ar­beid van onzen Br. Zinger niet vergeten.in onze gebeden.