En Hij heeft tot mij gezegd: “Mijn genade is u genoeg.” (2 Kor. 12:09.)
Opnieuw is een jaar voorbij gesneld. De klokken hebben een nieuw jaar ingeluid en we staan op de drempel van een geheel nieuw jaar. Een jaar dat zo heel veel in zich kan houden. Wat zal dit jaar ons brengen? Hoe gaarne zouden vele mensen indien dat mogelijk ware de sluier willen oplichten om te zien, wat dit jaar brengen zal. En stel voor, dat dit mogelijk zou zijn, zou dan de mens zoveel gelukkiger zijn? Er is een Engels lied, dat aldus luidt: God holds te key of all unknown and I am blessed.” (God heeft de sleutel van al het onbekende en ik ben gerust.) En zo is het ook inderdaad.
Ja, een bewogen jaar, een jaar van intense spanningen, behoort weer tot het verleden. Te midden van oorlogsrumoer, waarin ontzettende machten van geweld zijn losgebroken, hebben we kerstvreugde mogen genieten, omdat Kerstfeest bestaat in het beleven van het Kerstwonder zelf. n.l. Christus is in ons geboren. Menig hart in alle landen vraagt zich af: Waartoe zal dat alles ons brengen? Welke nieuwe beproevingen, lijden, pijn of andere dingen zullen dit jaar tot ons komen?” En voorwaar, de hemel van het politieke wereldgebeuren is zwaar van dikke onweerswolken, die elk oogenblik over deze arme wereld kunnen losbarsten.
En nu komt dit tekstwoord uit Gods heilig Boek ons tegemoet. Het is een woord dat beproefd en beleefd is door millioenen zielen, alle eeuwen door, in allerlei tijden en omstandigheden. De enkeling en de massa hebben de waarheid van dit woord mogen ervaren. Het is niet alleen een troost en kracht geweest, maar menig levensscheepje is in de veilige haven gekomen van deze veilige schuilplaats: Mijn genade is u genoeg.”
Door stormgebruis en zware zeeën van beproeving hebben velen hun anker des geloofs mogen werpen in de plaatse der rust.
Wat is er niet een vragen, een angstig sidderen, bij de dingen die wij in de wereld zien gebeuren. Ja. wat kan de mens zelf niet persoonlijk meemaken.
Daar is lichamelijk lijden, en angstig vragen wij ons af: “Waartoe is het alles noodig? Heeft het wel zin en bedoeling?” Het ziele-lijden, waar het soms zo kan stormen, en de golven zo hoog op kunnen staan, “waarom blijft Hij zo lang verborgen, en hult Zich zo vaak in een diep zwijgen?” En het antwoord is, zoals ook Paulus het eens ontving: “Hij heeft tot mij gezegd: “Mijn genade is u genoeg.”
Laat ons dat nu vasthouden. De levende Heiland zelf is het, die dat zegt. En zou het Hem dan aan kracht falen, Hem, die gegeven is alle macht in hemel en op aarde? Bedenk dat, kind van God.
Boven alles wat kan komen, hoe fel ook de aanvallen van de machten van satan en hel kunnen zijn, staat het eeuwig en blijvend Woord van God. Het is de beproefde rots van het onwankelbare Woord, wat de eeuwen en tijden, getrotseerd heeft: “Mijn genade is u genoeg.”
Dan is het telkens weer, onder welke omstandigheden ook, een leven uit de genade van God. En mogen wij zeggen, als elke dag van ’t nieuwe jaar 1940 voorbij gaat, met alles wat zulk een dag kan inhouden. En uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade.” (Joh. 01:16.)
P.K.
Kerstvreugde in ons.
Kerstfeest – Jubelfeest. Klokgelui, blijde scharen, vrolijk zingende kinderen, schittering en licht en kleurenpracht, in welke laatste het wit, rood en groen verre de overhand hebben. Men viert immers het geboortefeest van de Zoon van God; behoort men dan niet blij te zijn en feest te vieren? De van God Beloofde, de lang Verwachte, de Hoop van Israël, de Verlosser der mensheid, werd geboren op de van God gestelde tijd. Hoe valt bij de Westerse volken dit feest juist in de donkere wintertijd, met zijn korte dagen en koude lange nachten. Des te meer komt dan ook het licht uit. (Jes. 60:13.)
Doch er is tweeërlei licht en donkerheid, en tweeërlei feest. Wordt het kerstfeest alleen maar gevierd, dankbaar voor ‘wat afleiding in de lange winter, of door zich te verblijden met de kinderen, die nog zo onbevangen, zo vrolijk en gelovig kunnen zijn, zo wordt licht en duisternis maar van één zijde gekend, Dan wordt er geen kerstvreugde gesmaakt en is er geen licht vanbinnen, en verstaat men niet het grote plan Gods met de verloren mens, en het heil des Heren ziet en kent men niet.
Evenwel, wanneer diepten en behoeften van het menselijk hart, kennis der zonde en zucht naar verlossing zich openbaren, het troosteloze, ’t donkere en het eenzame wordt gevoeld en doorleefd, wanneer het schepsel zó in het duister tast, koude en hardheid van de wereld heeft geproefd, een telkens worstelen, en dan wordt getrokken en gevonden door Zijn Sepper, dan pas, en niet eerder wijkt de duisternis voor het Licht; dan wordt het Kerstvreugde, Kerstlicht; dan licht de nacht schoon als de dag. Dan is het Licht der lichten opgegaan. Dan blijft het kerstfeest, ook als het kerstlied verstomt en de lichtjes zijn uitgegaan. Het hart blijft zingen, de ziel verlustigt zich in een voortdurende gemeenschap.
Het Kind van Bethlehem, dat geboren werd, wordt telkens opnieuw geboren in een mensenhart, dat zich vindt in de Eeuwige. Want Hij kwam om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. God werd mens, onzer één in mensen een welbehagen. Om de mens voor eeuwig zalig en gelukkig te maken, voor eeuwig met Hem verbonden te worden, hem terug te voeren tot God, de breuk te herstellen, hemel en aarde te verbinden, wat gescheiden was te herenigen.
Daartoe werd Jezus geboren, daartoe werd het kerstfeest. De zwarte donkerheid van zonde en dood heeft plaats gemaakt voor licht en leven. Het Licht dat is opgegaan zal nooit of nimmermeer ondergaan. Dan wordt het kerstfeest een feest van dankbaarheid en glorie.
O, lieflijk Kind, Zone Gods, Wonder van genade. God heeft Zijn volk bezocht door de Grootste aller gaven aan de wereld te geven, een eeuwig Kerstgeschenk. Hoe spreken nu de bovengenoemde kleuren der versierselen, ’t Vlekkeloze wit van de reine hemelse afkomst, het rood van het reinigende bloed, het groen dat wij hebben van een levende Hoop.
De Kerstboodschap is één jubel, een werkelijkheid geworden. De Vrede kwam, een vrede die alle verstand te boven gaat, een vrede die blijft. Ook nu? Ook in deze zware, donkere tijden? Ook dan, als men vandaag niet weet, wat morgen zijn zal?
Ja! ook nu vrede, te midden van al het rumoer der volkeren. God regeert; Zijn woorden en beloften gingen in vervulling. De engelenboodscbap luidde: “Vreest niet, want zie ik verkondig u grote blijdschap, die al de volke wezen zal, namelijk…… “, en zie, dat “Vreest niet” is menigmaal herhaald en wordt óók nu in onze dagen herhaald.
Vrees dus niet, o volk van God, want deze dingen moeten geschieden. Gods oog rust op de mensenkinderen. Hij zoekt hun behoud. De tekenen spreken, het kerstfeest verkondigt de Liefde Gods. Was het niet een donkere tijd in Israël toen de Beloofde werd geboren?
’t Zal opnieuw een donkere tijd worden als Jezus Christus als de Hemelbruidegom zal wederkomen om Zijn Bruid tot Zich te nemen. O, schone dag die te komen staat. ‘t Licht daagt in het oosten, Gods Zoon komt troosten. Eeuwig, zalig kerstfeest staat voor de deur. Bereid u, o volk, om de Koning in Zijn schoonheid te ontmoeten. Laat ons opwaarts zien. Omhoog, daar ligt onze toekomst.
Ja, kom Here Jezus, Uw bruid wacht.
- Rietdijk v. Hoften.
Hoewel Kerstfeest alweer tot het verleden tehoort, willen we toch gaarne dit stukje plaatsen wat ons te laat bereikte om in het Decembernummer te worden opgenomen. (Redactie).
Geestesgaven.
Een gezicht is een openbaring Gods, die aan iemand door een beeld getoond wordt, hetwelk de ziel des mensen aanschouwen mag, en wel in een toestand waar zij boven de gewonen horizont verheven is. Het Griekse woord heet dan ook: horoma – iets zien. Door het gezicht wil de Here een waarheid te kennen geven. Als de ziener kalm en geestelijk is, dan wordt hij in staat gesteld de betekenis van het beeld te verstaan.
De gezichten zijn een bijzondere gave van de Heilige Geest, die God met de uitstorting van de Heilige Geest beloofd heeft. “En daarna zal het geschieden, dat ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien.” (Joël 02:28.) Zij zijn tot opbouw van een gemeente van het grootste gewicht. Door de profeten en opzieners wil de Here Zijn wil en Zijn licht openbaren en de toestand van de gemeente blootleggen: troosten, opbouwen, vermanen en berispen. De profetische gave is bijna onmisbaar voor de ontwikkeling van een gezond en geestelijk werk. De wijze Salomo zegt: “Als er geen profetie is, wordt het volk ontbloot.” (Spr. 29:18.) Daarom was de profetie in het O. T. een onontbeerlijke gave.
We zien dan ook in het Woord Gods, dat deze gave bij de eerste Christenen rijkelijk gebruikt werd. Uit 1 Korinthe 14 zien we duidelijk, dat de profetie meer is dan andere gaven. Als nu deze gave zo gewichtig is, waarom wordt ze dan zo weinig gebruikt? Naar de genezing ijvert men zeer, het tongen spreken is overvloedig en aan andere gaven ontbreekt het ook niet. Het juiste antwoord is wel dit: Men weet er niet mee om te gaan. De meeste leiders zelf hebben niet voldoende licht erover. De visionnairen zijn dikwijls niet betrouwbaar genoeg. En de toehoorders laten het woord niet zo uitwerken, als het behoort.
Wat is er nu nodig om in het bezit van deze kostbare gave te komen?
Men moet uit Gods Woord overtuigd zijn, dat de profetie de allernoodzakelijkste gave is. Nu, dit is niet moeilijk, als men met de Bijbel in de hand ziet, hoe gewichtig het is. Deze heilige weg werd ook in het N.T. gevolgd. (Ef. 04:11-12.)
Men moet er geestelijk oog voorhebben om een profetie te verstaan, gelijk Daniël geestelijk verstand in allerlei gezichten en dromen had.
De visionnair of ontvanger moet een rein orgaan wezen, een onberispelijke wandel voeren, opdat het kristalheldere water der profetie niet vertroebeld wordt; een betrouwbare persoon, waarvan eenieder overtuigd is: deze boodschap of dit gezicht is aanneembaar. Hij of zij mag zich niet laten beinvloeden door personen, door sympathieën, maar alleen weergeven, wat God zegt. Geen familie, geen vader of moeder, mag hier tussen komen, anders wordt de wil van God vertroebeld weergegeven. O, hoeveel onheil is daardoor reeds geschied. Dit zien we in de oude en nieuwe bedeeling. Waarom staat er in (1 Thess. 05:20-21): “Beproeft alle dingen; behoudt het goede. Onthoudt u van alle schijn van het kwaad”. Er kwamen verkeerde dingen aan het licht en daarom vertrouwde men de openbaringen niet meer.
De toehoorders moeten het gezicht aannemen en zich onderwerpen aan het licht, de waarheid laten in- en uitwerken, waartoe ze gegeven is, anders is het tevergeefs. Het zij individueel of in het algemeen. Wij weten uit ervaring, waar en hoe er gespeeld is geworden met de heilige dingen. De allernodigste dingen kunnen de gevaarlijkste worden, als men ze niet op de juiste wijze gebruikt. Dat zien we in de gewone aardse dingen. Vuur, lucht en water. Deze drie elementen worden in Gods Woord voor de Heilige Geest gebruikt. Hoe onontbeerlijk en toch hoe schadelijk kunnen deze drie wezen. zo ook met de Geest van God en de beste gave, die Hij ons mededeelt: de profetie.
(Overgenomen uit: “Dit is het”.)
Amsterdam.
De heerlijke en gezegende kerstdagen behoren weer tot het verleden. Wanneer we zo terugdenken aan al deze dagen, dan is er een danktoon in onze harten voor de vele zegeningen die wij mochten genieten.
De kerstwijdingsdienst was een heerlijke avond, waarin we reeds toebereid werden voor de kerstdagen, die aanstaande waren. Het is immer een stille en gewijde stonde, wanneer wij door woord en lied ons andermaal bepalen bij Gods wonderbare genadegift aan ons geschonken.
Wat zijn de kerstdagen voor menigeen niets anders dan vrije dagen; nu ja, men bepaalt zich wel een ogenblik bij het feit van de dag, maar van een waar kerstfeest, van een beleving in eigen hart en leven, ach, dat bezitten velen niet en daaarom is er ook geen ware kerstblijdschap.
Heerlijk en rijk heeft de Heer ons in de vele samenkomsten gezegend, die wij gedurende deze dagen gehad hebben. Ook hadden we het voorrecht om het kerstfeest in een rusthuis voor ouden van dagen te mogen vieren. Wat was het een goede ure, met zovelen samen te zijn, en door lied en woord deze mensen iets te laten voelen, dat Christus ook voor hen is gekomen. Rondom de kerstboom, die spreekt van geboorte, brachten wij de boodschap van vrede aan deze mensen, van wie velen aan het einde van hun leven staan.
Het kerstfeest zelf, te midden van de gemeente, was heerlijk. En wat een zaligheid te mogen zeggen, dat ‘Zijn Naam is als een olie uitgestort.’ De lieflijke en schone naam van Jezus, onze Verlosser. Fris en vol klaarheid mochten we genieten, dat het oude kerst-evangelie zijn kracht nog niet heeft verloren. Heerlijk en schoon klonken de liederen van zangkoor en kwartet en anderen, die hun medewerking gaven. Ja waarlijk, het was kerstblijdschap in onze harten.
De samenkomst, die wij de 2e Kerstdagmorgen hielden, zullen we niet vergeten. God was in ons midden. Het woord door de ouderlingen gesproken, en enkele getuigenissen die anderen gaven, waren rijk gezegend. En wanneer we nog langer de samenkomst gehouden zouden hebben, zouden nog velen getuigd hebben van de ontvangen zegeningen. Het was een waardig en heerlijk slot. God helpe ons nu de kerstboodschap verder uit te dragen in deze are wereld.
Aan alle lezers(essen) wordt in het komende jaar Gods rijke zegen toegewenst met de woorden: