Het kruis van Christus.

Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus en dien gekruisigd”. (1 Kor. 02:02.)

Het is nog niet zo heel lang geleden, dat wij samen het Kerstfeest vierden en God mochten danken voor het zenden van Zijn enige Zoon in deze wereld; maar nu zullen wij spoedig weer Goede Vrijdag en Pasen vieren, dus de dood. maar ook de opstanding van de Verlosser gedenken, of met andere woorden: de centrale feiten van het verlossingswerk.

Want waarom is Jezus gekomen? Toen Jezus bij het graf van Lazarus was. zeide Hij tot Ma­ria en Martha: “indien gij gelooft, zult gij de heerlijkheid Gods zien”. En wanneer wij door de Heilige Geest het werk der verzoening van onze zonden verstaan, en er iets van door­gronden wat Zijn liefde gewrocht heeft aan het kruis, dan is het zo waar, dat, indien wij waar­lijk geloven wij juist in dat kruis de heerlijk­heid Gods zien geopenbaard. Wat ons eerst zo ontzettend leek, waaraan onze oude mens zich zo ontzettend ergerde, en wat ons niet- wedergeboren hart zo in opstand deed komen, omdat wij geen Verlosser – Verzoener – Bevrijder van onze zonden meenden nodig te hebben, dat is nu de roem van ons hart en leven geworden. Ja wij ervaren het en we heb­ben er diepe kennis van gekregen, dat alleen in de dood, dus ook de kruisdood van Chris­tus, ons de poort ten eeuwige leven is geopend. En het is geen ijdele roem, noch van de apos­tel Paulus, noch van hen, die waarlijk verlost zijn door het bloed des kruises, als zij zeggen: ”de heerlijkheid en de macht van de Gekruisigde overtreft alle heerlijkheid”. En wij kunnen ook niet anders dan in een wereld, die zich afgewend heeft van dat kruis, waar de zelfvernietiging van de oude mens wordt uitgesproken, waar alle roem en eer des mensen verblinkt en elk eigen opgemaakt plan van zelfverlossing komt te staan in het volle licht van niet te voldoen aan de door God gestelde eis: “die in de Zoon, ja de van God in de dood des kruises over­gegeven Zoon gelooft, die heeft het eeuwige le­ven”- dat te prediken en dat heerlijk evangelie des kruises uit te dragen.

Bij het kruis van Christus verbleekt alles wat van de mens is, maar geeft ons ook een juist gezicht op de Gekruisigde, als de uitdrukking van Gods hoogste en reinste liefde tot ons mensenkinderen en stelt in staat en heeft dat alle eeuwen door gedaan en zal het ook blijven doen, zolang dat woord des kruises in waarheid en liefde en in de kracht van dat kruis wordt uitgedragen, mensenlevens te veran­deren en hen in staat te stellen, om ten koste van iedere prijs, dat kruis met alles wat het betekent, trouw te blijven.

Het kruis predikt een krachtiger taal, dan woor­den dat kunnen doen. Het is ook veel eenvou­diger in zijn sprake, dan in woorden is uit te drukken. Met heilige eerbied mogen we zeggen: hier wordt ons iets verklaard van het hart van de Vader en komt waarlijk het woord van de Zoon in volle schoonheid tot ons: ”als gij Mij ziet, dan ziet gij de Vader.”

Ik las iets van de Godsman Nathan Söder- blom, wat mij trof. Hij schrijft in zijn boek het volgende: “Uit de loopgraven schreven de sol­daten naar huis: Waarom predikt men ons over onze volkskracht en onze nationale eer, over onze rechtvaardige zaak en over de dienst, die wij de mensheid bewijzen? Waarom spreekt men niet tot ons over de Heiland en het kruis?” Een jonge priester hield een stervende soldaat het crucifix voor; dat was iets wat hij nu niet zo daar gezocht had, maar zijn ogen schitterden en met onbeschrijfelijk verlangen zei hij: “Ach, dat spreekt zo duidelijk tot mij”.

Spreekt dat bebloede kruis ook tot u, mijn waarde lezers? Of wendt gij u er van af, en zegt in uw hart: “dat kan mij niet voldoen, dat past niet meer in het kader van mijn twintigste- eeuwse opvoeding”. Laat mij u dan toch even een vraag mogen stellen. Waartoe heeft de wereld u, zonder dat kruis van Gods reddende liefde, dan gebracht? Wilt gij een goed beeld? Och, zie dan eens rond; zie naar de oorlogvoerende landen. Kijk ook in uw eigen land, ja in uw omgeving, in uw eigen hart. En als wij de bewa­pening zien van alle landen, de werktuigen tot het vernielen van alles wat heilig en dierbaar is; wanneer wij op de donkere wolken staren van god­deloosheid, die over de wereld worden uitgestort, ach dan krijgen we slechts een klein beeld, van wat de wereld, ja, wat ons hart is, waar het kruis van Christus geen plaats heeft, waar het uit­gebannen is. Bij het kruis van Christus staat de mens in zijn ware gedaante en wordt elke raad­slag des harten geopenbaard.

Het uiterlijke symbool van het kruis kan ons niet helpen, maar de daad zelf, Gods redden­de en verzoenende daad, om de mens van ware zondeschuld te verlossen. Alleen bij het kruis, de zoendood van Christus, verstaan wij het woord des Heren: ”En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken.”

Waarom ligt het Christendom vaak als lamge­slagen en gaat er van haar geen krachtig getui­genis meer uit? Het is omdat zij de ware pre­diking van dat kruis heeft verlaten. Ja, schone woorden, menselijke welsprekendheid komen in de plaats van het spreken in de kracht van het kruis. Het is alles een surrogaat, niets baat! Terug naar het kruis, terug naar het centrale punt der verlossing, want vanaf dat kruis komt tot ons alles, wat nodig is voor tijd en eeuwigheid beide.           

P.K.

 

Opstanding:

“Ik ben de opstanding en het leven.’ (Joh. 11:25.)

“Het lijden, dat op Christus komen zou, en de heerlijkheid daarna.” (1 Petr. 01:11.)

Opstandingsfeest van Christus is het feest van jubelen. Het feest der kinderen Gods. We mogen het de discipelen najubelen: ”De Heer is waar­lijk opgestaan.” Het is het feest van de blijde hoop en verwachting. Het is de helderste lichtstraal in de donkerste nacht. O, dat we inderdaad Pasen, dat we de opstanding mogen vieren en dat wel in een tijd, waarin alles van dood spreekt. Te midden van de ellende en jammer, van oorlogen en ge­ruchten van oorlogen, in een tijd dat we horen van aardbevingen op verscheidene plaatsen, hongersnoden en pestilentiën, die over de wereld zijn, mogen en kunnen wij jubelen en zeggen: “Heerlijk opstandingsfeest.” Ja, horen we niet boven het oorlogsgerommel en het donderen van kanonnen, van dieptebommen en legers van vliegtuigen, die met hun geraas veel overstem­men, de machtige stem van de Heiland zelf: “Ik ben de opstanding en het leven.” Hij fluistert het in ’t oor, van die daar neerliggen op de slagvelden: ”Er komt een andere dag; het zal niet altijd zo blijven. Ik ben de opstanding, een nieuwe dageraad breekt aan.”

Ons andere tekstwoord spreekt van twee din­gen: lijden en heerlijkheid. Lijden, ach ja, dat zegt ons ook de Goede Vrijdag. Hij, de Zoon van God, heeft het lijden gekend, als nie­mand het ooit heeft gekend. “Schouwt het aan en ziet, of er enige smart zij gelijk Mijn smart, die Mij aangedaan is.” (Klaagl. 01:12.) De diepe kelk van lijden heeft Hij gedronken. Aan het vloekhout genageld voor onze zonden en onge­rechtigheid; gebrandmerkt als een boosdoener en moordenaar, heeft hij lijden in elke vorm ge­kend, lichamelijk, ziele- en geestelijk lijden; lichamelijk lijden in de ontzettende pijnen van kruis en doornenkroon; zielepijn in dat Hij, de Reine, de Heilige, zonde geworden is voor ons; en in de geest, toen Hij als drager van onze zondeschuld, toen God het aangezicht van Hem afwendde en de Zoon in die ontzettende ure moest uitroepen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt gij Mij verlaten?” Daarom kan van Christus’ lijden gezegd worden “aanschouwt het en ziet, of er smart is, gelijk Zijn smart”.

Maar ook heerlijkheid; lijden, daarna heer­lijkheid. En wat is de heerlijkheid; die zou volgen? Reeds Jesaja profeteerde, uitroepende: “Om de arbeid van Zijn ziel, zal Hij het zien en verzadigd worden”. (Jes. 53:11.)

Paasfeest, de kroon op het volkomen werk der verzoening, heeft in zich:

1e . Wij zullen door de opstanding deel aan Hem hebben. “Vader! Ik wil, dat waar Ik ben, ook bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt, op­dat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen”. (Joh. 17:24.)

Wat een heerlijkheid, wat een hoogte, bij: Christus te zullen zijn. Wat betekent al het aardse lijden, al het leed, al het ontzettende onrecht ons aangedaan in deze wereld, als we door Christus’ opstanding die zekerheid hebben: een nieuwe dageraad komt. Gods eeuwig opstan­dingsfeest is aanstaande. “Onze lichte verdruk­king, die zeer haast voorbijgaat, werkt ons een zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid”. (2 Kor. 04:17.)

2e . Het wil zeggen een straks genieten der volle zaligheid. Nu kennen wij nog maar ten dele, genieten en smaken wij van deze zaligheid slechts een weinig, het is slechts een drup­pel uit de oceaan van de zaligheid Gods. Alles hier op aarde is gedrenkt met lijden, smart en tranen. Maar de opstanding brengt ons straks in de zalige weiden, waar Hij inderdaad tot volle; bevrediging en verzadiging “onze ziele verkwikt.”

3e . Het wil zeggen: een nieuwe dag des heils is aangebroken. “Ziet, het is alles nieuw gewor­den. En we roepen uit: “Hoe liefelijk zijn Uw woningen”. We wandelen in het nieuwe Jeruza­lem; neen, dood en duivel kunnen ons niet meer benauwen, het loeren van Satanas – “iemand die op de loer ligt” – is voorbij. O kind van kommer en pijn, pelgrim van deze aarde, uw lijden,  uw grote nood is voorbij. Het zal volmaakte vrede zijn. En we zullen verzadigd worden van Zijn aanschijn. Daarom, laat ons het opstandingsfeest vieren in het licht van de dagende opstandingsdag. wanneer Christus zal komen en Hij het woord spreekt “Ziet het is alles nieuw geworden”.

  1. K.

 

Hoelang nog die oorlogen?

(als Tekenen. Slot.)

Voorwaar de Here regeert nog! Wij zien ook nu Zijn hand. God heeft de mens aan de ijdelheid onderworpen. Het schepsel zucht. (Rom. 08:18-31). De wereld vermenigvuldigt haar on­gerechtigheid en gaat snel haar ondergang tegemoet. God gebruikte de plagen als oordelen, opdat deze wet der ijdelheid, in de korste tijd zou vervuld worden. In de tekenen hebben wij de uitgieting van Gods toorn. (Openb. 15:01). Toen de ongerechtigheid van Kanaän vol was, kwam de straf van God en de vernieuwing. (Gen. 15:16). De wereldoogst is bijna rijp geworden. God zal straks Zijn sikkel zenden. God heeft op de ure van rijping gewacht. (Openb. 14:14-20; Openb. 19:15 v) De ure der verzoeking, weldra over de gehele wereld, openbaart de gedachten van de mensheid en toont de volle groei, na de spade regen van Gods oordelen in de grote verdrukking.

Gelukkig lieve lezer(es), er is een eeuwigheid in Gods goedheid, en slechts een moment in Zijn toorn. “Ten tijde des avonds (en het is donker geworden!) ziet, zo is er verschrikking, eer het morgen is, is hij er niet meer. (Jes. 17:14).

Hoe lang nog die oorlogen, deze allerlaatste vreselijke verwoestingen over de gehele mens­heid? Deze oorlogen slechts welke tekenen en uitspraken van God zijn? O, nog slechts kort, mijn medemens! Een wijle tijds! O, hoe goed is God! En dan, ja dan zal er nooit oorlog meer geleerd worden. Het einde van alle dingen (liggende en doende in het boze) is nabij. Onze houding?

Laat ons daarom nuchter zijn. De oorlogvoe­rende mensheid wordt door God gebruikt, om zichzelve te kastijden en te vonnissen. De sol­daat is een huurling Gods, gelijk de profeet zegt: een gehuurd scheermes, om af te snijden de rijpe druiven. De Landman staat voor de deur, en de Opperbevelhebber heeft het kwaad in de stad, land en zee gebracht. (Amos 03:07; Amos 05:13-14; Hab. 02:13). Laat ons zwijgen, heet het en ge zult verstandig zijn, in deze boze tijd. Klagen, murmureren en wanhopen baten niet. Laten wij ootmoedig, gelovig en waakzaam, rustig voorwaarts gaan, niet slechts vooruit ziende, maar meer nog opwaarts ziende tot Hem, die is, en die was, en die komen zal; onze Vrede, ook nu.       

J.R.

 

Kracht uit de Hoogte.

“Blijf in Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte.” (Luc. 24:49.)

Hebt gij een locomotief wel eens goed bekeken? Ziet die grote machine, zoals zij klaar staat. Metaal glanst, de assen en tandwielen zijn gesmeerd, de lantaarns aangestoken, de ketel vol water, de machinist en de stoker zijn op hun plaats. Men geeft het sein tot vertrek, maar onbeweeglijk en onmachtig blijft de locomotief staan. Wat ont­breekt nog? Het vuur. Steekt de kolen aan, en spoedig zal ’t water koken, de stoom vormt zich, de machine zet zich in beweging en draagt met razende snelheid honderden reizigers door de nacht naar verre landen.

Zo kunnen wij ook het vuur van de Heilige Geest niet ontberen, om het doel van onze pelgrimstocht tegemoet te snellen en bekwaam te worden in de vervulling van onze opdracht. Het heilige vuur is het, dat ons sterk maakt in de Heer en in de macht Zijner sterkte.

 

Uit de arbeid.

Vertoont gij u slap ten dage van benauwdheid, uw kracht is nauw. (Spr. 24:10.) Ben je nalatig, ten dage van benauwing, geweken is dan je kracht. Naardense vertaling.

God verlangt van Zijn kinderen in deze tijd een volle overgave. We leven in dagen der be­nauwdheid en wanneer we niet wisten dat de Here regeert, dan zou ons hart bezwijken en daarom is er maar één weg: een volkomen over­gave aan Christus. Dan wordt het hart gestild en zullen wij gevoed worden met het hemelse manna, gelijk God het ons in een van onze samenkomsten door een gezicht duidelijk maakte. Er werd een geopende Bijbel gezien, waaruit heerlijke licht­stralen kwamen en daarnaast was een eenvoudige beker, waar op geschreven stond “Mijn smaad”. En die gewillig waren de beker der smaadheid te drinken, op die zou de Bijbel lichten en Gods heerlijkheden zouden hun geopenbaard worden.

Ja, we gevoelen het zo duidelijk dat ook wij geroepen worden tot deze weg: één te worden met Christus in de weg des lijdens, opdat ook straks Gods heerlijkheid ons deel zal zijn. In de laatste weken bemerken we zo dat dit het verlangen is van Gods kinderen. Daar is een honger en dorst naar de volle openbaring Gods in ons leven. Niets kan voldoen, ja zelfs niet onze wonderbare ervaringen in het verleden. De kreet des harten is “Heer, vernieuw Uw werk, en begin in mij”.

Hoe zullen wij straks als overwinnaars tevoorschijn treden, als we ons nu reeds slap betonen? In deze tijd van verwarring verwording, lauwheid en halfhartigheid, is er maar één middel om daarvoor bewaard te worden, en dat is: vervuld te zijn met de volheid van de Heilige Geest.