Gods laatste roepstem.

“En de Geest en de bruid zeggen: kom! En die het hoort zegge: kom! En die dorst heeft, kome, en die wil, neme het water des levens om niet.” (Openb. 22:17).

Dit is Gods laatste roepstem in het laatste boek van de Bijbel en het laatste hoofdstuk. We kunnen zeggen van de val des mensen tot het einde der tijden: God roept de mens tot Hemzelf. In Genesis is het begin van de zonde, in Openbaring het einde. In Genesis overwint de duivel, in Openbaring…. God behaalt de eindtriomf. In Genesis een paradijs verloren – hier een paradijs hersteld. Gods lokkende en liefde­volle stem heeft geklonken in en door alle tijden heen, in de aartsvaders, de profeten, dan in het spreken van Zijn eigen Zoon en deze laatste tij­den door de Heilige Geest. Het loopt als één machtige, klinkende roepstem door de Bijbel: Hoort en uw ziel zal leven.”

En we zien in het leven van mannen en vrouwen in de Bijbel, wat deze roepstem ten leven heeft uitgewerkt. Abram hoort de roepstem van God en keert alles de rug toe wat hem nog kan binden aan huis en vaderland en gaat een onbe­kende toekomst toegemoet; maar is hij teleurge­steld geworden in het volgen van die roepstem? Neen, want volmaakte gehoorzaamheid doet hem de volle zegen des Heren genieten en hij wordt de vader der gelovigen. Het is alleen in een volmaakt opvolgen op de roepstem Gods, dat ook de zegen des Heren wordt verkregen.

Om de roepstem Gods te kunnen horen, moet aan de roepstemmen der wereld eerst het zwijgen worden opgelegd; al deze lokkende en veelbelovende stemmen moeten eerst stil worden en wij moeten een doof oor ervoor hebben, willen wij Gods liefdevolle stem kunnen horen. De wereld belooft zoveel, eer, macht, roem, ver­maak, maar het is alles klatergoud, het zijn zeep­bellen. die als men ze najaagt, uit elkaar spatten.

Twee machtige roepstemmen klinken bijzonder in dezen tijd door de wereld heen, de roepstem van de tijdgeest, die alles belooft wat een aards paradijs kan schenken en daarvoor vraagt een algehele overgave van lichaam, ziel en geest. Deze geest is niet tevreden met halve maten, of een gedeeltelijk acht geven van de roepstem. Het eist de gehele mens op. En daar klinkt een andere roepstem, het is de roepstem van de Man van Smarten, Jezus Christus, die met innerlijke ontferming bewogen is over de schare, omdat zij zijn als schapen zonder herder. Hij roept de mens toe: ”Wat baat het de mens indien hij de gehele wereld gewint en schade lijdt aan zijn ziel”. Maar ook op deze roepstem moet een volkomen overgave volgen, wil de vol­le zaligheid in Christus ons deel zijn.

Deze laatste roepstem is de stem van de ge­kruisigde Heiland, de opgestane Levensvorst, nu zittende aan Gods rechterhand. “Ik, Jezus”, lezen wij in (Openb. 22:16). Het is vanuit de hemel tot deze aarde, dat de roepstem nog klinkt. De roepstem des Geestes is: “Kom!” Er moet nauw verband zijn tussen de Geest en de bruid, want hier staat geschreven: de Geest en de bruid zeggen: “Kom!” Heeft deze roepstem weerklank gevonden in onze harten? Wanneer wij daarop een bevestigd antwoord kunnen geven, dan mo­gen wij ook mede een roepstem worden in deze duistere wereld, want dan klinkt het: “En die het hoort, zegge: Kom!”

Hoe wonderbaar dat God ons dan nog wil ge­bruiken om in het laatst dezer bedeling een mede-arbeider Gods te mogen zijn. Een kleine klank te zijn in de geweldige roepstem des Geestes over deze aarde, om als een laatste waar­schuwende stemme des Heren te zijn. “Kom! want alle dingen zijn gereed.”

De roepstem is dringend, want er staat ge­schreven: “de tijd is nabij” (Openb. 22:10); driemaal staat er vermeld: “Zie, Ik kom spoedig” (Openb. 22:07; Openb. 22:12; Openb. 22:20). In (Dan. 12:09) wordt nog gezegd: “Ga henen, Daniël; want deze woorden zijn toegesloten en verzegeld tot de tijd van het einde.” Doch hier is het niet meer zo; de tijd is zeer kort, wie weet hoe kort. Dit zijn geen woorden van een mens. maar zoals hier staat: “Ik, Jezus”. De­zelfde die gezegd heeft: “Ik ben de Waarheid”.

Wie zullen wij zijn om dan maar uit te stellen en aan de roepstem des Geestes geen acht te geven. We worden onherroepelijk voor de keuze gesteld om de roepstem des Geestes aan te ne­men of te verwerpen. Het gaat er om of we deel­genoot zullen worden aan de volle zaligheid, of we bewaard zullen worden uit de ure der grote verdrukking, die over de wereld komen zal en die reeds zijn schaduwen vooruit werpt, of dat we ingaan in Gods eeuwige heerlijkheid. Wat zal het lot zijn – met eerbied mogen we zeggen: het ligt als het ware in des mensen handen. De roepstem – ook nog deze allerlaatste bazuin – dringt dringend, maar ook heilzaam: “die het hoort zegge: kom! En die dorst heeft kome; en die wil, neme het water des levens om niet.” “Zalig zij, die hunne gewaden wassen. opdat zij recht mogen hebben op het geboomte des levens en door de poorten ingaan in de stad.” (Openb. 22:14) (nieuwe vertaling).

Nog is daar een fontein geopend voor alle onreinheid; het koperen wasvat staat in de voorhof; het badwater des woords om ons van iedere besmetting te reinigen, zodat wij als een geheiligde Priesterschare intreden mogen, om in reine en volle gemeenschap met onze Christus te leven.

“Hoort en uw ziel zal leven”.

P.K.

 

Jezus is overwinnaar!

Het kruis van Christus.

“Christus aan het kruis. Hierin is niets fraais of harmonisch. Het is alles uitgerekt en gespannen, in de worsteling van leven en dood, van ellende en barmhartigheid. Wie enkel harmonie zoekt, wendt zich hiervan verschrikt af. Ik begrijp zo goed, dat velen bang zijn voor het kruis waarlijk niet om aesthetische redenen alleen. Nog veel te veel wordt het kruis poëtisch of romantisch vervalst. Een kruis met rozen is geen kruis meer. Het kruis draagt alleen de kruiseling. Het is nu eenmaal de uitdrukking van de aller vreselijkste strijd en het is een wonder als een mensenkind kan zeggen: ”Crux unica salus”. het kruis is het enige heil. Dit is intussen niet mogelijk ten aanzien van het naakte kruis, zon­der de Goddelijke Kruiseling.

Betekent het kruis dus strijd, wie in die strijd de uitdrukking der diepste levenswerkelijk­heid ziet, voelt zich er in betrokken. Het is ook zijn strijd, die wordt uitgevochten. Hier of ner­gens wordt de grote slag geslagen. Dan eerst geldt de oud-Christelijke leus: “Crux anchora vitae” – het kruis is het anker des levens”.

(Uit: “De roep der Kerk” Prof. Dr. W. J. Aalders.)

 

De rust van het heersende lichaam.

“Er blijft dan een rust over voor het volk Gods.” (Heb. 04:09).

De laatste strijd voor de opname is een hevige. Velen gevoelen zich uitgeput. Er is een diep ge­voel van afmatting. Wij zullen niet vol kunnen houden, indien wij de les van rust niet leren. Niemand kan deze geestelijke strijd lang vol­houden zonder de uiterste inspanning, tenzij zij verstaan, hoe geestelijke kracht te verkrijgen.

De wedloop is niet voor de vluggen, noch is de strijd voor de sterken, d.w.z. voor hen, die slechts geestelijke kracht bezitten; doch voor hen, die de kracht, welke God hun gegeven heeft, wijselijk weten te gebruiken.

Voelt gij u uitgeput in deze strijd? Is daar een verzoeking het op te geven? Gevoelt gij u, alsof gij geen kracht meer bezit? Gevoel gij u geestelijk levenloos? Dan moet gij rusten in de plaats, waar God u gezet heeft; gij zijt gemaakt om te russen in hemelse plaatsen in Christus Jezus; rust daar, zodoende zal uw geest gesterkt worden.

Gij zijt gelijk een bron, welke veel gebruikt is; de fontijn is leeg, maar het zal weer gevuld wor­den. Wanneer gij rust in uw Heer, zal nieuw leven in u stromen en zult gij klaar zijn voor frissen dienst. In tijden van geestelijke uitput­ting bestaat er een groot gevaar, dat men zich nauwkeurig gaat onderzoeken om de oorzaak van zekere mislukkingen in het leven te vinden. Maar het is niet altijd verstandig zoiets te doen, tenzij gij ten volle de vele oorzaken kent, welke geestelijke droogte te weeg brengen. Het is veel beter te rusten in de regerenden Here en laat Hem de oorzaak verklaren, nadat Hij u eerst verkwikt heeft.

Na de strijd op de berg Karmel in de gebedsstrijd voor de noden van het volk. vlood Elia naar de wildernis; en God vond hem in een toestand van grote neerslachtigheid. Wat deed Hij voor hem? Voedde hem; en zeide niets over de geest der vreeze, welke hem aan­gevallen hid, terwijl hij instaat van uitputting na de strijd was.

Hoe vaak heb ik dienaren van Christus de vermoeiden en geslagen strijder horen berispen, inplaats hun voeden. Verwacht niet meer van uzelf of anderen dan God doet.

Zullen wij in deze dagen van inspanning over­winnen, dan moeten wij zowel leren te rusten als te weerstaan, anders bevinden wij ons spoedig in een strijdkamp met ongeziene machten heeft een neiging de geest te verontrusten en hem uit zijn richting te brengen; dan komt inspan­ning.

Zulk een spanning bestond er niet in het leven van Christus, en toch was het een ingespannen leven. Nergens vindt gij, dat Hij verontrust was in de geest. Hij was altijd kalm; nooit onvoor­bereid voor buitengewone gebeurtenissen; en het geheim hiervan onthult Hij in de woorden, wel­ke wij in (Joh. 05:19-30) vinden.

Daar zien we, dat Jezus nooit uit Zichzelven handelde, doch altijd als Zijn Vader. In (Joh. 05:19) lezen wij aldus: “Jezus dan antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg ik u, de Zoon kan niets van Zichzelven doen, tenzij Hij de Vader dat ziet doen; want zowat Die doet, hetzelve doet ook de Zoon desgelijks.” En in (Joh. 05:30): lk kan van Mijzelven niets doen gelijk lk hoor, oordeel Ik, en Mijn oordeel is rechtvaardig: want Ik zoek niet Mijn wil maar de wil des Vaders die Mij gezonden heeft.

Hij wist precies wat Zijn Vader wilde, dat Hij doen zou, en dat deed Hij; zoodoende was daar geen inspanning in Zijn leven.

Christus heeft ons tot eenzelfde leven van afhankelijkheid geroepen. zoals Hij geheel afhankelijk van Zijn Vader was, zegt Hij tot ons: “Zonder Mij kunt gij niets doen.”

(Triumphs of Faiths).

 

Gebed door de Geest.

Aan het einde van Paulus eerste brief aan de Thessalonicenzen bidt Paulus een wonderbaar gebed: “En de God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest, en ziel en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onze Here Jezus Christus.” En hij verzekert ons, dat dit gebed is naar de wil des Heren, want hij zegt: “Hij, die u roept is getrouw, die het ook doen zal.”

In het derde hoofdstuk van Romeinen geeft de apostel ons een beeld van de natuurlijke man vol van zonden. Het is een ontzettend beeld van de verwoesting door de zonden. Maar hij bidt hier voor de heiligen, dat ieder deel van hun drievoudig wezen doordrongen worde van heilig­heid.

Minder dan dat is beneden Gods standaard. Voor dit doel heeft God ons gegrepen. Hebben wij ook niet daarnaar gegrepen, zoals wij dan ook van Christus gegrepen zijn. Laat ons niet ver­geten de dingen die achter ons zijn, ook al de rijke ervaringen, die wij tot nu hebben mogen ontvangen, maar jagen naar het hemelse doel. Het voorbeeld zelf is Christus. We worden door onze hemelse Pottenbakker aangemoedigd: ”We zullen Hem gelijk zijn.”

In Efeze 6 worden wij geroepen niet alleen voor onszelf te bidden, maar voor al de “Heili­gen.” Welk beter gebed kunnen wij bidden voor Zijn gemeente, dan dit? De God des vredes zelf heilige ieder lid geheel, geest, ziel en lichaam dat ieder gedeelte van elke tempel vervuld zal worden met de tegenwoordigheid en de kracht van onze dierbare Christus, die niet nalaten zal om aan Zijn bloedgekochte kinderen al Zijn heiligheid en volmaaktheid mee te delen.

 

Uit de arbeid.

Amsterdam.

Dankbaar zijn we voor de liefde Gods. die wij op zovele wijzen mogen ervaren. Al leven wij dan in donkere en moeilijke dagen en moe­ten wij ons aanpassen aan de omstandigheden, waarin we leven, we mogen toch ook Gods zegeningen ervaren en Hij verkwikt onze zielen en Gods Woord wordt bewaarheid als (Jes. 58:11) zegt: “En de Here zal u geduriglijk leiden, en Hij zal uw ziel verzadigen in grote droog­te, en uw beenderen vaardig maken; en gij zult zijn als een gewaterde hof, en als een spring­ader der wateren, waar het water niet ontbre­ken zal.”

Dit is ook Gods belofte voor deze tijd. Hoe? Enkel door het geloof van Jezus Christus in ons werkende.

Br. v. d. Woude van Rotterdam-Z. was Zon­dag 15 September in onze gemeente. We waren blij onze broeder eens hier te zien en het was een gezegende Zondag, waarin de naam des Heren werd groot gemaakt. Het offer van Christus doet ons delen ook in de overwinning van dat offer en daarom werden wij voor de keuze gesteld, te leven in Romeinen 7 met het val­len en opstaan, of in Romeinen 8, waarin wij leven met en in Christus als overwinnaars. Daar was bij velen een verlangen, dit leven meer te leren kennen dan ooit tevoren.

Zondag 22 September hadden we in onze gemeente een offeravond en we kunnen de Here prijzen voor de gezegende dag, die Hij ons schonk. Het is heerlijk te weten, dat “God machtig is alle genade over­vloedig te doen zijn in u. (2 Kor. 09:08). Ons staan deze schatkameren der genade Gods ten dienste. We hebben de vrije toegang tot de troon der genade Gods, zodat we onder elke omstandigheid des levens uit mogen roepen: God is machtig mij deze overvloedige genade te schenken. Dan wordt ons leven rijk – geen speelbal meer der omstandigheden, geen stuk wrakhout op ’s werelds levenszee.

De bijzondere gemeente- en offeravond was rijk gezegend. Door de verduisteringsmaatregelen hadden wij die op deze avond gesteld. Wat hadden we een grote opkomst. Men gevoelde zo, hier waren we te zamen als één groot huis­gezin. Gehele families waren opgekomen en de enkele kleinere kinderen die er waren, brachten er een echte huiselijkheid aan, en zo konden kinderen alswel vader en moeder samen van deze samenkomst genieten. Gods naam zij ge­prezen voor deze offervaardigheid en de liefde, die ook wederom sprak in de offergaven.

Hem alleen zij de eer toegebracht.