Zie, Ik maak alle dingen nieuw!

Er ligt iets buitengewoon plechtigs voor ons in het begin van ieder nieuw jaar. Het is als ’t ware feestdag, welke wij aan onze stille hoop en vurige wensen toewijden. Vrienden en bekenden wensen elkander liefderijk geluk en vurige beden stijgen in de tempels ten hemel. Voor allen is de grens van twee jaren gewichtig. Wij zijn God dankbaar voor al Zijn zegeningen. Nog horen wij de Kerstvreugde en blijde boodschap: “in mensen een welbehagen”; daarom is ’s Heren Naam: “Jezus”, d.i. de Here helpt, de Here redt! Ja, het Heil was, en is, en blijft des Heren. O mijn medemens, medechristen, gedenk heden en elke dag, dat uw Heer u helpen zal; niemand minder dan God zelf is met ons! Zijn Naam is óók “Immanuël” God met ons; met ons allen, en met een iegelijk; want God bemint eenieder en heeft ogen op een elk van ons, zodat wij kunnen zeggen: “Ithiël” d.i. God met mij. Neen, wij zijn geen wezen! Wel hebben wij een strijd op aarde, doch de Here zegt: weest sterk, weest sterk, Ik ben met u, vreest niet! Welk een rijke vertroosting. In dat ene woord is alles wat de gelovige nodig heeft tot vernieuwing en overwinning in alle eeuwigheid. Wij zijn het niet, maar het is de Here, die met ons is, in en Hem bezitten we de ganse vernieuwing van alle dingen, met het blijvend gewaad van Zijn heerlijkheid.

Het leven dat wij leven is niet enkel voor onszelf ook niet de jaren welke God ons schenkt, eerst voor eigen gebruik; maar allereerst leven wij uit God, en door God, en tot God, d.i. tot Zijn eer; en hierin hebben wij de heerlijke voorzienigheid Gods en de bestemming van ons leven. God heeft een doel met ons; voor elk jaar, en voor alle eeuwigheden. Het leven is een voorrecht van Gods genade, en ’t mag rekenen op Gods trouw, tot instandhouding en verheer­lijking. Gods vinger en Geest is in ons dierbaar leven, van de eerste tot de laatste dag van ons leven! Drijft de zonde van het schone edele doel Gods af, de genade drijft ons tot God en onze bestemming. Door de zonde verouderen wij; door de genade en Christus’ gehoorzaamheid, worden wij, en eens de ganse schepping, ver­nieuwd. Machtig en plechtig klinkt Gods woord: “Zie, Ik maak alle dingen nieuw.” (Openb. 21:05); en dat nieuwe blijft nieuw! Bij het nieuwe jaar, geliefden, laat ons aan dit wonderbare troost­woord denken. Gedenkt, dat wij in Zijn ver­nieuwende genade reeds gelegen zijn, en dat Gods oog en oogmerk nimmer van ons en ons toe­komstig leven één moment afdwaalt. In God is een zekerheid en geen berouw; Hij verlangt Zelf, èn voor Zichzelf, tot Zijn grootmaking, èn voor Zijn Zoon, én óók voor ons, en mèt ons, de ganse schepping; een eeuwige, betere en machtige vernieuwing van alle dingen.

Gedenken wij een ogenblik Zijn werken: wat Hij deed, doet en nog doen zal. Waarlijk God schiep de mens, en hemel en aarde; en alle dingen waren zeer goed! Door de zonde, helaas, mist mens en schepping Gods heerlijk­heid en glorievol leven. In de zonde is het groot­ste verlies. De ziel is des mensen eer en God is voor haar de grootste genieting. De Here houdt, iedere eeuw en ieder jaar, de ziel van mensen in stand, door Zijn Woord, en Zijn Woord is onverbreekbaar, om die reden is de mens ook eeuwig levend; de gelovige in heerlijkheid, de ongelovige in verderfenis.

Na de zondeval geeft God direkt nieuwe hoop en Zijn hoop is levend. Hij zegt door de profeet: “Ik zal hun een nieuw hart en eenerlei hart ge­ven, en een nieuwen geest geven.” (Ezech. 11:19). geven zal ik hun één hart, een nieuwe geest geef ik in uw binnenste; dat hart van steen zal ik uit hun vlees verwijderen, een hart van vlees-en-bloed zal ik hun geven,(Naardense vertaling) En uit het nieuwe hart komt een nieuw leven, en bij dat leven past een nieuw lied (Ps. 040:004) en een Nieuwe Naam (Jes. 62:02; Openb. 02:17; Rom. 01:07). Hoort uw naam en draagt hem met eer, en dankt: Geliefden Gods en geroepene heiligen”. ln dat nieuwe leven horen we eene nieuwe tong, een profe­tische en geestelijke taal. Wij behoren voortaan de nieuwe Gemeente toe, die zalig wordt, en luisteren naar het nieuwe gebod van Christus: Hebt elkander lief, gelijk Ik u lief heb.” (Joh. 13:34).

God heeft met dit nieuwe leven een nieuw verbond of testament opgericht, in hetwelk wij de vergeving en alle zegeningen bezitten. Thans zijn wij nieuwe schepselen, al het oude is voor­bijgegaan. (2 Kor. 05:17). Dat is Gods taal der waarheid, geloof en profetie. Een nieuwe schep­ping is tot stand gekomen, en zó volkomen, dat alles nieuw geworden is; dat toont klaar dat God-zelf zulk een wonderbaar en machtig werk gedaan heeft. En alleen zulk een creatuur heeft in Christus kracht en bestaansrecht, tot eeuwige heerlijkheid. (Gal. 6:15).

Aangedaan hebbende de nieuwen mens,aat ons in nieuwe wegen wandelen, verwachten­de de nieuwe stad des vredes, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde op dewelke gerechtigheid woont. (2 Petr. 03:13). Hier en nu zijn altijd verbeteringen en hervormingen nodig. Straks en weldra krijgen we de allergrootste en blijvende vernieuwing van alle dingen; Gods nieuwe jaar.

“Zie, Ik maak alle, alle dingen nieuw” – geest, ziel en lichaam, hemel en aarde, ja alles!

In de volste zin is Paulus’ woord in ver­vulling getreden: “Het oude is voorbijgegaan, zie het is alles nieuw geworden.” Gods getrouw­heid en waarachtigheid staat ons borg voor de vervulling Zijner raadsbeslutten. En Hij zeide tot mij: Schrijf, want deze woorden zijn ge­trouw en waarachtig”.

J.R.

 

De Pinksterzegen.

“En het zal zijn in de laatste dagen, (zegt God), Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees.” (Hand. 02:17).

Wanneer wij over de Pinksterzegen spreken, het Pinksterwonder wat voltrokken werd, toen op die Pinksterdag de honderd twintig wachtende mensen vervuld werden met de belofte des Vaders en zij God prezen in andere talen, zo als de Geest gaf uit te spreken, is er vaak bij velen grote onkunde. Hoe komt dat vaak? Men ziet niet het verschil tussen de Heilige Geest, die de mens tot bekering en wedergeboorte brengt en de vervulling met die Geest in harten, die al gereinigd en geheiligd zijn.

Toch leert ons de Heilige Schrift het verschil. Jezus, onze Here kon tot Zijn discipelen zeggen: “Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb.” (Joh. 15:03). Hij had ook voor hen in Zijn Hogepriesterlijk gebed gebeden: “ Heilig ze in Uw waarheid; Uw woord is de waarheid.” (Joh. 17:17). Zo zien we, dat dit alleen de werking des Geestes kan aandui­den. Wie zien hen straks heengaan om het Evangelie te verkondigen en zieken te genezen en duivelen uit te werpen. Door welke Geest? Natuurlijk door de Heilige Geest. Was dit dan niet voldoende? Moest er nog iets meer: komen? Ja, zeker en gewis, want niet tevergeefs had de Heiland gezegd, dat zij de Heilige Geest zouden ontvangen, die in Hem geloven, want de Heilige Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was. (Joh. 07:39.)

Daarom luidt ook het bevel: “Ga naar Jeru­zalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte”. (Luc. 24:49).

We lezen toch niet, dat de discipelen zeiden Ja “Maar Here, we zijn al wedergeboren, geheiligd, en hebben in Uw naam wonderen en tekenen verricht”. Neen, niets van dat alles; ze gingen eenvoudig in gehoorzaamheid en ze ontvingen de beloofde zegen. Ja, wat meer zegt, als zij de doop des Geestes ontvingen, zoals we dit in Handelingen 2 beschreven vinden, dan brengen ze ook dit Evangelie, ja, de gehele raad Gods, straks aan Jood en Heiden, en God bevestigt dat woord, om aan Jood en Heiden de belofte des Vaders te schenken. (Hand. 08:10-19).

Er is bij Petrus geen twijfel, als hij de ver­baasde schare van antwoord dient, dat, wat de mensen zien en horen, waarlijk de vervulling van de belofte is, eens door de profeet Joel ge­sproken. Christus had eens gezegd: Hij zal het uit het Mijne nemen, en het u verkondigen.” (Joh. 16:14). We zien dit hier dan ook duidelijk met Petrus. Zonder een ogenblik van twijfel komt hier de verlichting van de Heilige Geest en hij kan zeggen: “Dit is het wat God heeft gesproken door de profeet Joël.” Hier is geen redenering van menselijke wijsheid, geen uit­gedachte bewijsstukken van menselijk verstand, maar de heilige inspiratie Gods. Ze horen hen in andere talen spreken. Gods Woord is vervuld geworden. Dit komt ook duidelijk uit, wanneer ook het eerst de Heilige Geest valt op de heide­nen, want als Petrus Gods woord brengt aan al­len te Ceserea, dan valt de Heilige Geest juist zoals op de Pinksterdag. En hoe wisten zij dit? Wij lezen in (Hand. 10:46): “Want zij hoorden hen spreken met vreemde talen, en God groot maken.”

Waar vinden wij grond in de Schrift, dat deze dingen voor deze tijd niet meer zijn? Ja, zegt men, nu is de Heilige Schrift er en zijn deze dingen niet meer nodig. Dit is niet zo. Ner­gens in Gods Woord vinden we, dat zulke openbaringen van de Heilige Geest op zullen houden. De belof­te van eeuwig leven, verzoening door Zijn bloed en vrede door het geloof houden toch ook niet op? Waarom zou dan de gave van de Heilige Geest ophouden? Christus is gister, heden en in eeuwig­heid toch Dezelfde?!

Achtten de apostelen het niet van grote waar­de, dat de bekeerlingen, die tot het geloof in Christus gekomen waren, ook deze gave zouden ontvangen? Waarom zond men Petrus en Johannes van Jeruzalem naar Samaria? Ze waren be­keerd, werden gedoopt in water. Dat zou voor vele gelovigen in onze tijd meer dan genoeg zijn. Maar de apostelen worden gezonden en baden met deze bekeerden. En we lezen: “en zij ontvingen de Heilige Geest.” (Hand. 08:17).

Wie had hen bekeerd? Zeer zeker de Heilige Geest. En toch moest voor hen gebeden worden voor de ontvangst van de Heilige Geest, want er staat: “Hij, de Heilige Geest, was nog op niemand van hen gevallen.”

Neen, dit was niet anders als de Pinksterze­gen, die nu ook op hen viel, zoals op de 1e Pinksterdag en te Ceserea. En zo is het ook te Efese, Handelingen 19, waar Paulus komt en deze twaalf discipelen de vraag stelt: Hebt gij de Heilige Geest ontvangen, als gij geloofd hebt'” Ze hadden Johannes bij de Jordaan horen prediken, waren door de Heilige Geest overtuigd geworden van hun zonden en hadden dit beleden door zich te laten dopen. Dit was toch zeker genoeg. Zo dacht Paulus er niet over. Hij zag zeer zeker, de prediking van Johannes had zijn plaats, gezien als voorloper van Christus.

Maar hij maakt geen bezwaar om deze twaalf mensen opnieuw te dopen en dan voor hen te bidden en we lezen “de Heilige Geest kwam op hen: en zij spraken met vreemde talen, en profeteerden”.

Niet enkel vervuld met de Heilige Geest, maar ook één van de negen Geestes-gaven, 1 Korinthe 12, werd hun meegedeeld.

Laat ons toch ophouden te luisteren naar wat anderen van de werkingen des Geestes zeggen, maar laten wij het Woord Gods als maatstaf nemen en onszelf ook persoonlijk de vraag stellen: “Heb ik de Heilige Geest ontvangen toen ik geloofd heb?” En blijf dan niet alleen bij bekering staan, zelfs niet bij wat God door u heeft kunnen doen, hoe groot ook of wonderbaar, maar zoek ook deze vervulling, die uw geboorte-recht is, totdat ook gij een ware, geze­gende, Schriftuurlijke ervaring zult ontvangen hebben.

Hij, de eeuwige Zoon van God, is nog steeds niet alleen het Lam Gods, dat de zonde van de wereld wegneemt, maar ook, die met de Heilige Geest doopt.

P.K.

 

Uit de arbeid.

Amsterdam.

De heerlijke en schone Kerstdagen liggen al weer achter ons. Ware en blijde kerstzegen is niet gebonden aan het uiterlijke kerstteken, maar is een heerlijke beleving van het Kerstwonder zelf en dat is de geboorte van Christus in onze harten. Dat is blijvend en gaat met ons mee, ook al behoort elk teken van kerstfeest weer tot het verleden.

Wat is de Here goed, om ons zulke dagen te schenken, en dat te midden van een wereld, die vol duisternis en oorlogsgeweld ligt. De vrede, die wij mogen genieten, ligt dan ook niet in de wereld, maar in Christus, de Vredevorst.

God gaf ons veel zegen. De Kerstwijdingssamenkomst op 22 Dec. was zeer gezegend. Zang, liederen en het Heilig Woord des Heren brachten ons andermaal tot Bethlehem, tot de kribbe, waar onze Heiland werd geboren.

De Kerstsamenkomsten op beide dagen, wa­ren een zegen en een hulp voor ons hart. Kerst­feest in het licht van Golgotha, doet ons diep neerknielen in aanbidding. Heerlijk klonken de liederen en brachten ons dicht bij de Heer.

Niet enkel kerstfeest nu, maar in die kerst­boodschap ligt de belofte van Zijn komst om als Koning te heersen hier op aarde.

Dit jaar vierde we als gemeente met elkaar kerstfeest in onze zaal. Hoe feestelijk zag alles er uit. Het was als een grote familie die samen kerstfeest vierde. Het was een heerlijke onver­getelijke middag, waaraan velen medewerkten. Maar de grondtoon van alles was: dank voor Gods wonderbaar geschenk, geopenbaard in de komst van Christus in het vlees.

 

Elke dag met de Here Jezus! (gedicht)

Elke dag met de Here Jezus!

‘k Vind ’s Zondags in Christus mijn vrede;

‘k Ga ’s Maandags met Hem aan mijn werk.

‘k Zeg Dinsdags: “Ga Gij Heer maar mede.

Ben ‘k Woensdags soms zwak, Hij is sterk.

En komen er Donderdags zorgen

Of Vrijdags – Hij hoort naar mijn stem. .

Ook Zaterdags weet ‘k mij geborgen!

’t Is daag’lijks maar: blijven in Hem.

 

Wij wensen alle lezers Gods zegen toe voor 1941 met de onderstaande woorden:

“Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal Ik u ook bewaren in de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal.”

(Openb. 01:10) uit de nieuwe vertaling NBG ’51.