Levend geloof 2003.07-08 nr. 425

Persoonlijk. . . door Gert Jan Doornink

De prachtige zomer van 2003 loopt op zijn eind en hoewel september en oktober soms ook nog vele mooie dagen geven, staan herfst en winter weer voor de deur. Ook de gemeenten stellen zich daarop in en nu de meeste vakanties voor­bij zijn, komen allerlei activiteiten, die tijdens de zomermaanden op een laag pitje stonden, weer tot leven.

De vraag is of we ons als gemeenten soms niet teveel aanpassen aan allerlei omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de wisselingen der seizoenen, waardoor de passie, het feit dat we ‘in vuur en vlam staan voor de zaak van Gods Koninkrijk’ is weggeëbd.

Gelukkig is dat niet bij iedereen het geval en als blad, dat het hele jaar door om de twee maanden verschijnt, merken we dat ook. Wie eens de ‘volle weg met Jezus’ heeft ontdekt laat zich niet afremmen maar gaat met blijdschap ar toe­wijding door het heerlijke evangelie te beleven en ‘uit te leven’.

Daarbij speelt ook de individuele geloofsontwikkeling een grote rol. Geestelijk gegroeide christenen laten zich niet opjutten door allerlei dingen die van hen gevraagd worden, en waarvoor ze soms totaal niet geschikt zijn, maar weten waar ze wel en niet aan mee moeten doen. De talenten die we als nieuwe scheppingen tot ontwikkeling brengen zijn immers bij iedereen verschillend. Samen vormen we de veelkleurigheid van de gemeente die uiteindelijk tevoor­schijn gaat komen als dé gemeente zoals God die bedoelt heeft. Ook in dit nummer belichten wij in de verschillende artikelen weer de groei daar naar toe. En wat de wisselingen der seizoenen betreft laten we bij alles en het hele jaar door, bedenken dat de levende God die wij mogen dienen altijd aan onze kant staat, zoals ook Astrid Poldervaart in haar gedicht in dit nummer zo duidelijk onder woorden brengt. Want temidden van alle ongeloof, verwarringen tegen­stand, geeft Hij de kracht en inspiratie om door te gaan!

 

Bij de voorplaat door redactie

Paulus was één van de pioniers uit de begintijd van de Gemeente van Christus. Veel is over hem bekend door wat Lucas in Handelingen ver­meld heeft en uiteraard ook uit de verschillende brieven die hij geschre­ven heeft.

Handelingen 9 vers 1 tot en met 19 (Hand. 09:01-19) vertelt ons hoe hij tot bekering kwam. Op de tekening het moment dat Ananias hem de handen gaat opleggen, zodat hij weer kan zien Handelingen 9 vers 10 tot en met 12 (Hand. 09:10-12).

 

Twijfel. . .

. . . is niet in alle gevallen echte twij­fel, want bij het nemen van bepaal­de beslissingen kunnen we soms niet direct een besluit nemen. Dan is ‘afwachten’ noodzakelijk, zodat we meer licht ontvangen en de zekerheid hebben wat te doen of niet te doen.

. . . is echter in de meeste gevallen een negatieve factor in ons leven, waar iedereen mee te maken heeft, maar die geen overheersen­de rol mag spelen.

. . . is daarom een grote vijand van elk kind van God, want het onder­mijnt ons geloofsleven en remt het af zodat we niet meer ten volle kunnen functioneren als nieuwe schepping in Christus.

. . . is de onzekerheid ten aanzien wat te doen, het besluiteloos zijn, met als gevolg dat we de dingen die we zouden moeten doen niet doen of uitstellen.

. . . is een geesteshouding waarin men de waarheid (het vaststaan of zo-is-het van iets) weigert aan te nemen ofte aanvaarden.

. . . wordt in de Bijbel op verschillen­de plaatsen aangehaald als waar­schuwing om er niet aan toe te geven. Lees bijvoorbeeld wat Jakobus daarover schrijft in vers 6 tot en met 8 van hoofdstuk 1. (Jak. 01:06-08)

. . . kan een dusdanige macht zijn in iemands leven dat eerst bevrijding in de naam van Jezus nodig is, waarna het herstelproces om twijfel te allen tijde te kunnen weerstaan en te overwinnen, kan intreden.

 

Waarom wij niet bang zijn! Door Cees Maliepaard

“Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijf de vrees uit; want de vrees houdt verband met straf en wie vreest is niet volmaakt in de liefde”

1 Johannes 4 vers 18 (1 Joh. 04:18).

Zijn wij geestelijke macho’s?

Als je liefhebt ben je niet bang. Hoe komt dat? Wel, volmaakte liefde drijft alle angst weg, schrijft Johannes. Betekent dit: als je iemand liefhebt zul je nergens meer bang voor wezen? Dat is niet erg waarschijnlijk, want iedereen heeft wel iemand lief. Mijn ouders dreven destijds een winkel en één van de ansichtkaarten die we in huis had­den, vertoonde de afbeelding van een jong meisje dat de armen om zichzelf heengeslagen had. Het onderschrift luidde: ‘Tenminste ik heb mij lief!’ Wie de woorden van Johannes in z’n algemeenheid toe­past, geeft daarmee te kennen dat iedereen gevoelsmatig de hele wereld aan zou kunnen zonder ooit een keer bang te worden.

Wie dan nog wél eens ergens bang voor is, zou dus niet volmaakt in de liefde zijn. Nooit meer bang zijn als je in het donker alléén over straat loopt in een beruchte buurt van een grote stad of als je in je uppie door een donker bos heen moet. Misschien in nog sterkere mate als je in een auto zit die in een slip raakt of in een vliegtuig dat op het punt staat neer te storten. Wie vol­maakt in de liefde is, zou onder der­gelijke omstandigheden geen enkele angst meer koesteren? Wanneer dat zo is. . . nou dan ben ik niet volmaakt in de liefde.

Maar het is helemaal geen schande, ergens bang voor te zijn. Jezus’ voor­hoofd vertoonde bloeddruppels in de hof van Gethsemané. Dat kwam niet vanwege de doornenkroon, want die had Hij op dat moment nog «liét opgezet gekregen. Het vond z’n oor­sprong in pure doodsangst en in het besef de strijd straks alleen te moe­ten strijden – zonder de voortduren­de tegenwoordigheid van zijn hemelse Vader en zonder het gezel­schap van z’n volgelingen. Toch bezat Jezus volmaakte liefde tot God en tot de mensen, daar mankeerde het bij Hem niet aan. Precies zó zal ook voor ons het hebben van angst onder dreigende omstandigheden, geen bewijs zijn van gebrek aan lief­de.

Onbeperkt vertrouwen

Heeft (in het licht van het voorgaan­de) Johannes het dan bij het verkeer­de eind? Hij wordt nog wel de ‘apos­tel der liefde’ genoemd. Liefde is als het ware zijn specialiteit; hij weet dus waar hij het over heeft. Er staat in de brieven van Johannes dan ook echt niets fouts over de liefde. Hij geeft aan dat de volmaakte liefde tot God alle angstgevoelens voor God uitsluit, omdat je weet dat onze hemelse Vader voor de volle 100 % te vertrouwen is. Hij is geen God met twee gezichten, dus als we onder bepaalde omstandigheden van zijn liefde verzekerd zijn, zullen we dat in alle situaties kunnen wezen. Voor God zal geen mens dus ooit bang hoeven te wezen.

Vergelijk het maar met twee mensen die elkaar volkomen vertrouwen, twee échte maatjes. Mensen die elkaar in die hoedanigheid gevonden hebben, zijn rijk. Dat kunnen part­ners zijn, maar ook speciale vrien­den of vriendinnen. Je zult geen enkele reden hebben voor hem of haar bang te zijn, want je kunt immers blindelings op elkaar ver­trouwen! Wel, waar dat kan, zullen de Here God en een telg van Hem in de groei zeker op elkaar aankun­nen. Zelfs ondanks de groeistuipjes van de geestelijke mens. We zingen wel eens: ‘God is mijn Vader en ik ben zijn kind’. Welnu, er is toch nie­mand die daar tussen zal kunnen komen!

Als je het zó bekijkt, zou je niet voor God, maar heus nog wel voor iemand anders bang kunnen wezen. Om nog maar niet te spreken van vreesachtigheid voor allerlei toestan­den waarin je terecht kunt zijn geko­men. En dat zal dan kunnen zonder dat je noodzakelijkerwijs in liefde tekortschiet. Je kunt bijvoorbeeld hoogtevrees hebben. Kijk dan maar niet naar beneden als je boven op een hoge toren staat! Of je kunt watervrees hebben. Als je dan niet kunt zwemmen en je plotseling in het diepe gegooid wordt, kan de angst verlammend toeslaan. Je kunt bang zijn om op gladde wegen te rij­den of in de dichte mist. Je kunt in gevaren zelfs ronduit doodsangsten uitstaan, zonder in dat alles gebrek aan liefde te hebben. Ik ontken natuurlijk niet dat van dergelijke zaken af te komen is, maar ik stel daarbij wel vast dat het geen indica­ties van liefdeloosheid zijn.

Niet bang zijn!

Misschien nog niet eens de liefde tot God, maar wel de kennis van hem schiet schromelijk tekort wan­neer een mens angst voor God heeft. Wanneer Hij bijvoorbeeld gezien wordt als de rechter waarvoor je uit moet kijken, omdat Hij je wel eens zou kunnen veroordelen. Hij weet immers alles van je: je daden, je woorden en zelfs je gedachten. En vooral dat laatste zou wel eens niet al te best kunnen wezen! Hij heeft de openbare aanklager in de geeste­lijke wereld, de satan, echt niet nodig. Hij heeft die ook niet in die functie aangesteld – de duivel heeft zichzelf als zodanig opgeworpen. Hij is blijkens het Bijbelboek Openbaring de aanklager van een elk die in het lichaam van Christus is ingevoegd. De Here God door­grondt ons en is er dus perfect van op de hoogte hoe het er met ieder­een voorstaat.

Maar zelfs met dat gegeven in ons achterhoofd, mogen we bedenken dat wie Christus Jezus toebehoort, alles wat fout was is vergeven. Het is door Hem gedragen en weggedaan. En wat eventueel nu nog foute boel zou wezen, wordt door de Heer als­nog van ons weggenomen als je ermee naar Hem toegaat.

Je hoeft dus geen angst voor God te hebben, want daar is geen enkele reden voor. Nooit. Hij is je Vader. En Hij is een goede Vader, die van je houdt. En dat niet omdat je zo’n voorbeeldig leven leidt – kom nou: gewoon omdat je zijn kind bent! Overigens ook ongeacht of iemand op de hoogte is van alle facetten van de groei naar het volle zoonschap. En zonder in overweging te nemen of men wel voldoende met dat zoon­schap bezig is. Het is wel een goede zaak wanneer iemand zich als een zoon van God aan het ontwikkelen is, maar dat is niet bepalend voor de liefde die de Vader voor zijn kind heeft.

Laten we er voor waken ons te ver­heffen boven anderen die niet zo met bepaalde facetten van het evan­gelie aan de gang zijn gegaan. Wie gefocust is op een specifieke bood­schap, ongeacht wélke boodschap dat is, loopt gevaar in de duivelse val van de hoogmoed te trappen. Wie zich op één gegeven blindstaart, is daarmee blind geworden voor de onmetelijke volheid van Gods genade. Dat kom je overal tegen waar er sprake is van extremiteiten: in alle?’ lei sekten, maar even zo goed in ker­ken en kringen. Als de Heer je daar op wijst, is het verstandig er voor het eigen leven alert op te zijn.

Het hoogste goed

Als zonen van God in een ontwikke­lingsfase zitten we midden in een leerproces. De ene leerling zal zich niet boven de andere mogen verhef­fen. Dat voorkomt dat we neer zul­len gaan zien op wie vanuit een andere optiek ook onze Meester dient. Want die ander zal, even als wij, deel uitmaken van het ene lichaam van Christus. We zullen samen en gelijkelijk leden van het wereldwijde lichaam van de Heer wezen. Als dat niet ons uitgangs­punt is, ontstaat er een verdacht vreemde kronkel in ons denken. Daar zal Gods liefde en barmhartig­heid niet echt in passen.

Wanneer we elkaar van harte lief­hebben, zal er onder ons geen wan­trouwen zijn. Want volmaakte liefde voor medechristenen is ook een vorm van goddelijke liefde en die werkt iets opmerkelijks uit. Die neemt de verschillende klanken niet weg. . . maar wel elke onderlinge wanklank. God houdt van diversiteit. Kijk maar eens rond in zijn schep­ping; hoeveel tinten groen zijn er al wel!

Wie zijn of haar geloofsgenoten niet liefheeft (ook die van andere pluima­ge) kan God niet liefhebben, schrijft Johannes. Want God is liefde en Hij kan niet anders dan zichzelf zijn. Hij zal de mens dus altijd liefheb­ben. Ons kenmerk als Gods beelddragers, zal onder alle omstandighe­den ook altijd liefde zijn.

Goddelijke liefde is het hoogst denk­bare. Die bepaalt onze mate van gaan op de hoge weg. De boodschap die we hebben is van tijdelijke aard. We zullen echt niet in alle eeuwighe­den de vergeving van zonden blijven verkondigen of het herstel naar geest, ziel en lichaam. Want de schrift vermeldt dat eenmaal God alles en in allen zal zijn – nou dan valt er niets meer te vergeven en is ook iedereen in elk opzicht hersteld. Uit volle borst zingen: ‘Jezus, ik hou van U!’ boet veel aan geloofwaardig­heid in als dat niet daadwerkelijk betoond wordt in de liefde tot de naaste binnen het lichaam van Christus en daarbuiten. Zoals Jezus is, zo zijn wij in de wereld. Ook dat schrijft Johannes in deze zelfde brief. En hoe is Jezus dan in de wereld? Als onze grote vriend en onze oudste broer. Op Hem kun je altijd rekenen.

Het feest gaat door!

Er zijn in de hemel geen schoolban­ken met een leraar voor de klas. Wie het zó ziet, heeft er een verkeerd beeld van. We lopen als het ware stage bij Jezus. Hij doet ons alles voor: net zo vaak als het maar nodig is. En Hij voert het ook nog samen met ons uit, door de Geest die Hij ons gegeven heeft. Zodat we het op een gegeven moment zelf ten uit­voer kunnen brengen.

Wat een goede leermeester is Jezus hè! Hij jut ons niet op, Hij zet ons niet onder druk en Hij sleurt ons niet mee, maar Hij geeft ons alle ruimte om ons te ontwikkelen naar Gods beeld. Want we zullen net als Jezus mogen zijn.

Zien we Jezus al? Waar, op een wolk? Als iemand daar al op zou kunnen staan, zag je Hem nog niet. . . want dan zat die wolk immers tussen Hem en ons in! Ik heb me laten vertellen dat er in de grond­tekst trouwens iets anders staat. Daar staat niet dat Jezus OP de wol­ken komt, maar IN de wolken. Dat de vertalers dat zo niet weergeven, is op zich wel begrijpelijk. Als zo’n tekst letterlijk opgevat wordt, geeft dat ‘in de wolken’ zijn nog meer problemen voor het gezonde ver­stand. Maar we geloven dat de wol­ken in dit verband voor de gemeen­ten staan. Jezus komt dus openbaar in de gemeenten. En dat verklaart het gebruik van het voorzetsel ‘in’. Zien we de Heer dus al in elkaar en in onszelf? Dat geeft perspectief aan de gemeenten: met Jezus zullen we op tweeërlei manier ‘in de wolken zijn’.

En dan zal Hij eens nog persoonlijk terugkomen. Dat geloven we toch ook nog? Waar is de volgroeide Zoon van God anders gebleven. Hij is vast en zeker in een ieder van ons waar te nemen. Maar als Hij alleen maar in óns teruggekomen zou zijn, had Gods eniggeboren Zoon in het dodenrijk het onderspit gedolven. En dat is beslist niet waar. Want waar er voor ieder van ons-eeuwig leven is, is dat voor de opgestane Heer helemaal een vanzelfsprekende zaak. Het is Pasen geworden en daarna Pinksteren. Werkelijk, het feest gaat door en het kan gehoon niet op!

 

In memoriam Evert van de Kamp door Gert Jan Doornink

Opnieuw is een voormalig schrijver van ons blad heengegaan. Het betreft Evert van de Kamp uit Aalten die op 11 juli op bijna 71-jarige leeftijd deelge­noot werd van Gods volle heerlijkheid. Van broeder Van de Kamp versche­nen in de periode 1986 tot 1997 vele artikelen in Levend Geloof. Evert was een begenadigd schrijver die op een duidelijke en verfrissende wijze het evangelie onder woorden wist te brengen.

Samen met zijn vrouw Truus werd hij al spoedig na zijn bekering actief in de volle evangelie beweging. Hij was onder andere vele jaren voorganger van de volle evangelie gemeente Aalten die enkele jaren geleden fuseerde met de evangelische gemeente in Bocholt (Dld. ). Daardoor ontstond de Euregio Christengemeente Aalten/Bocholt waarvan zijn zoon Wilkin nu voorganger is. Ook was hij een bekend spreker in verschillende gemeenten.

Evert, van beroep onderwijzer, was ook de oprichter van het centrum “Heil en Lof”. Samen met Truus leidde hij dit centrum waar mensen die in allerlei situaties waren vastgelopen hulp en steun kregen en zo mogelijk weer de juiste koers in hun leven (terug)vonden.

Dit bracht met zich mee dat hij een duidelijke visie had over verschillende maatschappelijke problemen en de oplossing daarvan. Hij schreef daarover ook artikelen in ons blad en over specifieke andere onderwerpen, zoals “Schizofrenie en demonie”, “De bijna-doodervaring”, “Begraven of creme­ren?” en “Het geheim van het gemeente-zijn”.

Wij wensen Truus, de kinderen en kleinkinderen voor de komende tijd veel troost en bemoediging toe en uiteraard veel kracht en inspiratie van Gods Geest, zoals ook Evert die steeds mocht ervaren.

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Waarheid

Dit begrip heeft heel wat omschrijvin­gen en ik denk dat een mens het van nature diep in zich heeft om te weten wat waar is, omdat hij vermoedt dat het de sleutel is om de dingen helder te zien. In vrijwel elke wetenschap is er die zoektocht naar waarheidsvinding. Vandaar dat men op zoek gaat naar iets, een stelling, een allesomvattende formule. Maar wat blijkt? De waarheid blijkt niet iets te zijn, maar iemand, een wezen. Jezus noemt zich ‘de waar­heid’. God is de waarheid van voor het begin, Jezus is het begin, uit God.

Daarom zijn zij inherent (woorden­boek: van nature innig verbonden met; eigen zijn aan). Dat is gebeurd door de Geest van God, dezelfde Geest die de christenen hebben ontvangen van Zijn Vader.

En deze Geest is degene die licht werpt op de waarheid over God, over Jezus, over jou. Immers, wanneer je waarheidlievend bent wil je graag tot de ontdekking komen wie God is, wie Jezus was en wat hem tijdens zijn leven op aarde bewoog. De vraag is dan tevens of je de waarheid over de mens, over jouzelf wilt ontdekken. Als je dat wilt stapje uit de verwarring, jouw duisternis tevoorschijn naar het licht. En licht, zonlicht, is een prachtig beeld van de liefde van God voor de mens­heid, voor jou.

Als je dus merkt datje een licht opgaat in je leven dan zijn dat de voorzichtige, tedere stralen van het eerste morgen­licht dat zo behoedzaam met jouw ziel omgaat en langzaam verdwijnen aller­lei angsten en leugens over jou als mens. Er is al zoveel over God, Jezus en mens gelogen door de vader der leu­gen, de duivel, datje de liefdevolle waarheid, de bevrijdende werkelijkheid, haast niet kunt geloven. Is het dan zó mooi? Is het waar? En elke stap die je zet, stap voor stap, kom jij aan het licht, in Zijn licht. Gods vriendelijke gezicht straalt van liefde als Hij je ziet komen. Hij ziet je aankomen. . . en breidt Zijn armen uit.

Je kunt haast niet anders of je wordt wonderlijk gelukkig. Kan Iemand zó gelukkig met je zijn? Hij ziet je ver­moeide gezichtje vuile kleren, je wan­hoop, het woestijnzand in je schoenen, je dienstbaarheid, je gedrevenheid, maar vooral je ontkende staat. En dank zij Zijn eerste Mens, die een beslissende strijd heeft gestreden en die zichzelf als losprijs heeft opgeofferd om je los te kopen, kun je je kleren van je verleden wegdoen, je laten baden zodat je “een schoon mens” wordt, maar voor­al merkje hoe intens God van je houdt. Die liefde kan bij hem niet stuk; jij gaat dan ook niet meer stukje wordt heel. Zijn liefde doet jou tot je oorspron­kelijke recht komen. Hij openbaart de waarheid over jou, jouw werkelijkheid. Hij ziet Zijn beminden, weliswaar slachtoffers van het tirannieke bewind van de leugen, maar toch: Zijn gelief­den. En zoals licht alles zichtbaar maakt, zo word jij ook zichtbaar, her­kenbaar voor Hem en voor jezelf. Je bent er weer. Je bent en je wordt, niet door iets, maar door Iemand.

Zijn liefde schijnt via mensen die van je houden. Dat zijn je naasten, mensen die bewogen zijn met je, die jou Zijn barmhartigheid bewijzen. Ze hebben je lief omdat ze zelf worden liefgehad door Vader en in dat licht vind je je innerlijke genezing.

Vraag: Mag God zó dicht bij jou komen in de gedaante van een mede­mens? Mogen ze naar je kijken met Zijn ogen, de lampen van Zijn liefde? Mogen ze zich over jou ontfermen ook al zitje al jarenlang in een religieuze groep? Misschien wel juist daarom? Duif je je toe te vertrouwen aan hun handen, Zijn handen?

Zoek de waarheid, het koninkrijk van God, in die ander en als je Hem (niet ‘het’) gevonden hebt kan de ander je diepste zelf tevoorschijn beminnen Jou herscheppen tot degene die je werkelijk bent, degene die God voor ogen heeft gehad voor Hij ergens aan begon: kind van God, kind van Zijn licht, kind van de jongste dag, gewenst.

En wat zou het mooi zijn wanneer we de broederschap, deze wederzijdse Goddelijke liefdesband hoog houden, net zo hoog als bij Hem. Dan wordt de zegen van Mozes werkelijkheid: Namens onze Vader zegenen we elkaar en behoeden we elkaar. We doen Zijn aangezicht over elkaar lichten en zijn barmhartig voor elkaar.

Zó verheft God Zijn aangezicht over ons en geeft ons vrede, met Hem, met elkaar, met jezelf.

 

Het verlangen naar elkaar. Flitsen uit de brief aan de Filippenzen deel 12 door Cees Maliepaard

“Daarom mijn geliefde broeders, naar wie mijn verlangen uitgaat, mijn blijdschap en kroon, staat alzo vast in de Heer, geliefden! Euodia ver­maan ik en Syntyche vermaan ik, eens­gezind te zijn in de Heer. Ja ik vraag ook u, mijn getrouwe metgezel: wees haar behulpzaam. Want zij hebben tezamen met mij in de prediking van het evangelie gestreden naast Clemens en mijn medearbeiders, van wie de namen geschreven staan in het boek van het leven” Filippenzen 4 vers 1 tot en met 3 (Filip. 04:01-03).

Uit liefde geboren

Paulus geeft blijk van een intens ver­langen naar de anderen in het lichaam van Christus. Die hunke­ring is geboren uit z’n relatie met Jezus, waarin de liefde Gods nu een­maal centraal staat. Degenen die gezamenlijk de gemeente van Filippi vormen, zijn door Paulus geliefd. Dat zijn niet enkel de mannelijke leden van die club, maar evengoed die van de andere kunne. Echter, overeenkomstig de omgangsvormen van die tijd, noemt hij in dit verband uitsluitend hen die tot hetzelfde geslacht behoren. In onze dagen zou het net zo vreemd overkomen, als we in de aanhef van een schrijven naar een gemeente, de vrouwen niet zouden noemen.

Paulus is allesbehalve karig in z’n erkentelijkheid voor deze gemeen­schap van Filippenzen – hij noemt ze nota bene zijn blijdschap en kroon. Hij steekt niet onder stoelen of banken, hoe waardevol ze voor hem zijn en typeert hen als de bekroning op zijn werkzaamheden. De opzetting van een ereteken in dit verband, is afgeleid van de met een lauwerkrans getooide winnaar in een atletische krachtmeting uit die dagen. De Filippenzen vormen als het ware de erekrans op zijn inspan­ningen ten dienste van het evangelie van onze Heer.

Paulus wenst de Filippenzen in deze brief het beste toe. Dat zeggen velen in deze tijd ook vaak. ‘Het beste!’ wordt je dan toegeroepen. Maar veel­al staat men er geen moment bij stil wat dan wel het beste voor iemand zal wezen. Alles wat van de Heer komt, zal voor iedereen ongetwijfeld van de grootste waarde zijn. Maar ook dat is vrij oppervlakkig; men realiseert zich doorgaans niet dat de Heer met iedereen een persoonlijke relatie wil hebben. Paulus omschrijft in elk geval wel wat hij er mee bedoelt: ‘Staat alzo vast in de Heer, geliefden’, raadt hij de door hem aangeschreven gemeente aan.

Deze gedachten zijn bij Paulus uit liefde geboren; hij heeft klaarblijke­lijk een goede band met de mensen van Filippi. Anders dan tussen Paulus en sommige andere gemeen­ten, weten we tussen hem en de mensen van Filippi niets van onder­linge wrijvingen. Het is de eerste gemeente die hij in Europa gesticht heeft, en het is tussen de stichter en degenen die aan de woorden Gods gehoor geven, altijd koek en ei gebleven. Vandaar dat (voor zover ons bekend is) Filippi de enige zendingsgemeente is van wie Paulus financiële ondersteuning aanvaart. De liefde tussen de apostel en de door zijn bemoeienis ontstane chris­telijke gemeenschap in deze plaats, leeft blijkbaar in het hart van een ieder.

Eensgezind in de Heer zijn!

Euodia en Syntyche, twee mede­werksters en medestrijdsters in de verkondiging van het evangelie van Christus Jezus, zijn het klaarblijke­lijk niet in alles met elkaar eens. De apostel schrijft haar nu niet dat ze eerst maar eens rond de tafel moe­ten gaan zitten, om te proberen op alle punten grondig tot overeenstem­ming te komen, maar dat ze haar eensgezindheid in de Heer dienen te zoeken. Daartoe vermaant hij hen, en dat is volkomen terecht.

Mensen die tot in de finesses eens­luidend over van alles en nog wat denken, hoeven nog niet ‘eensge­zind in de Heer’ te zijn. In een sekte wordt men onder dwang tot eenheid van denken geprest, veelal zonder dat men dat als een dwangmatigheid ervaart. Je meent echt zélf die over­tuiging te hebben. Vandaar dat het vaak allesbehalve slappelingen zijn die tot de diverse sekten behoren. Ook sterke mensen kunnen op een dwaalspoor gezet worden.

Aan de andere kant zal er in de vrij­heid die we in Christus hebben, ruimte zijn voor een persoonlijke invulling van heel wat geloofsza­ken. . . zonder dat dit de eensgezind­heid in de Heer aan behoeft te tas­ten. Voor wie gewend is vanuit een wettische invalshoek te denken, is zoiets moeilijk te begrijpen. Je kunt dat meermalen beluisteren in uit­spraken als: ‘De heilige Geest brengt de één niet op andere gedachten dan de ander, dus zal ieder die door de Geest geleid wordt, tot dezelfde con­clusies moeten komen’. Maar met zulke overwegingen doet men de grootheid van Gods Geest tekort.

Onze Heer legt namelijk nooit iets op, maar hij tracht altijd met de mens samen te werken.

Dit moesten Euodia en Syntyche in de begintijd van de christelijke gemeente zich nog eigen maken, maar ook heden ten dage zal dit door velen nog ontdekt moeten wor­den. De Heer heeft nooit niemand opgedragen alle dogmatische neu­zen in dezelfde richting te krijgen, maar wel alle harten vol van dezelf­de gezindheid te doen zijn – name­lijk geheel gevuld van die van Hem. Vandaar dat de ‘getrouwe metgezel’ van Paulus niet opgeroepen wordt in de verschillen tussen de twee vrou­wen partij te kiezen, maar juist zon­der zich voor de één en tegen de ander uit te spreken, naar beste kun­nen beiden behulpzaam te zijn. Die hulp zou zich niet mogen beperken tot een elk van hen ondersteunen in de zelfgekozen ontwikkeling, maar tot een onderbouwing van de een­heid die ze beiden in de Heer erva­ren mogen. Een eenheid in de Geest die ze elk van boven ontvangen heb­ben.

Vrij van dominantie

In sommige denominaties van de wereldgodsdiensten (ook in bepaalde stromingen binnen het christen­dom) is men gewend de eigen mening als de enig juiste te zien. Ieder die binnen de invloedssfeer van zo’n gemeenschap komt en er deel van uit wil gaan maken, zal de aldaar gangbare opvattingen dienen te onderschrijven. Wie dat niet doet, zal nimmer een wezenlijk deel van de groep kunnen vormen. Fanatieke moslims erkennen hen die een gematigder variant van de Islam aanhangen eigenlijk niet als hun geloofsgenoten.

Onder ons, christenen, zou het anders moeten wezen. Wij belijden immers dat we allen leden van het­zelfde lichaam zijn, met Christus Jezus als ons gemeenschappelijke hoofd. Dit is duidelijk iets anders dan met elkaar een partij van gelijk­gezinden vormen, want dat zou niet meer zijn dan een gezamenlijke belangenorganisatie, een wankele eenheid naar het vlees!

Juist met de volle boodschap lopen kinderen Gods vast op het eensge­zind móeten zijn. Christus Jezus brengt ons niet in een keurslijf. Hij laat ons nu eenmaal geen dogma­tisch korset dragen! Waar men gevangen zit in allerlei godsdiensti­ge regels, daar is de in de schrift ver­kondigde vrijheid van de kinderen Gods nog ver weg. Mensen kunnen soms keihard oordelen; als iemand’ afwijkt van het gangbare, wordt hij al gauw als een geestelijke paria gezien. Jezus sloeg slechts acht op wat zijn Vader Hem liet zien. Hij luisterde niet naar de Schriftgeleerden en de Farizeeën en Hij verkon­digde niet de leer der vaderen als de alleenzaligmakende. Daarom beschouwde men Hem als iemand met ketterse ideeën. Daaruit valt ook te verklaren dat de eerste christenen smalend werden aangeduid als ‘de sekte van die Nazireeër’. Zij lagen er uit bij de leiders van het volk. Maar niet bij de Here God. Bij Hem lig je er trouwens nooit uit, want Hij is vol van goedertierenheid voor een ieder.

Wat voor de één van Gods wijsheid getuigt, kan voor de ander volstrekt verwerpelijk zijn. . . en andersom natuurlijk! Het dient ons in alles te gaan om de woorden van onze God, woorden die léven geven. Wie daar het accent niet op legt, loopt gevaar in een eng denken verzeild te raken – ook in het volle evangelie. Dan gaat het niet echt om de volheid in Christus en om de volvoering van het liefdesplan van onze God, maar bijvoorbeeld om onze machtspositie. Of om onze interpretatie van de boodschap, in plaats van om de gedachten van heil die Vader God over zijn schepselen heeft en die in het evangelie van Christus Jezus vol­ledig tot z’n recht komen.

Geen meerwaardigheid in sekse

De tijd dat het vreemd gevonden werd als een vrouw in de samen­komst een boodschap bracht, ligt nog niet zo ver achter ons. Ik kan me trouwens de tijd nog goed herin­neren dat het rollenpatroon van mannen en vrouwen ook in de samenleving nog behoorlijk star functioneerde. Als chauffeuse liep je gevaar als ‘manwijf’ gekwalificeerd te worden en een vader achter de kinderwagen werd al gauw voor een watje versleten. Binnen een mensen­leeftijd zijn zulk soort zaken heel gewoon geworden. Gelukkig maar! In de vroege nieuwtestamentische gemeenten stond de positie van de vrouw eigenlijk niet zo ter discussie. Paulus schrijft aan de Galaten: ‘Jullie zijn allen zonen van God door het geloof in Christus Jezus. Hierbij is geen sprake van jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrou­welijk: jullie allen zijn immers één in Christus Jezus’ Galaten 3 vers 26 tot en met 28 (Gal. 03:26-28). Wie desondanks de vrouw in de gemeente principieel een onderge­schikte rol blijft toemeten, zal dan consequent moeten zijn en ook de verschillen tussen joden en heide­nen en slaven en vrijen moeten con­tinueren. Maar in Christus geeft het geen enkele meerwaarde of iemand tot het oude Israël behoort of dat hij uit de niet-joodse wereld afkomstig is. Het maakte de eerste christenen ook niets uit of een gemeentelid een zelfstandige burger was of een hori­ge, die het ‘eigendom’ van een sla­venhouder was. Iemand die in de natuurlijke wereld een onderge­schikte positie inneemt, kan even­goed Gods woorden doorgeven in de gemeente als een manager met vele ondergeschikten. Precies hetzelfde kan over mannen en vrouwen in de gemeente gezegd worden. Ook zij zijn allen volwaardige leden van het lichaam van de Heer.

Het is veelzeggend dat Paulus in dit epistel Euodia en Syntiche niet als belangrijke hulpen onder Clemens en de overige medearbeiders laat opdraven, maar als mensen die teza­men met hem in de prediking van het evangelie volwaardig meegestre­den hebben. Zij waren dus beslist niet bezig als diaconessen onder de armen van de gemeente (waar op zich ook niets mis mee geweest zou zijn), maar als medestrijders in de verkondiging van het levende woord van God.

Wie tot ‘het sterke geslacht’ behoort, is niet om die reden goed bruikbaar voor de Heer; dat zal altijd zijn wie vanuit het hart op de sterkte van onze God gericht is.

Daarom is het terecht dat elk van ons – man of vrouw – die in de Christus is ingevoegd en daarmee de vervulling met Gods Geest ont­vangen heeft, een zoon van God genoemd wordt.

Op weg naar het vaderschap

In dit artikel reik ik enkele gedachten aan over dit thema. Het zou heel goed zijn om eens een samenkomst te hebben over het onderwerp “kinderen, jongelingen, vaders” met als uitgangs­punt dat wat de eerste Johannesbrief daarover vermeldt 1 Johannes 2 vers 12 tot en met 14 (1 Joh. 02:12-14).

 

Wat typeert vaders?

Vaders kennen Hem die van de beginne is! Zij kennen Gods wezen en Zijn (innerlijke, geestelijke) wegen. Kinderen kunnen Gods (uiterlijke) daden zien in de zicht­bare wereld Psalm 103 vers 7 (Ps. 103:007). Zij missen, net als Gods volk onder het oude verbond, nog begrip en inzicht Deuteronomium 32 vers 28 (Deut. 32:28). Vaders echter zien de “lange lijnen” van Gods plan lopen en laten zich niet meer uit hun evenwicht brengen vanwege hun rotsvaste kennen en vertrouwen van Hem. Vaders zijn ook verwekkers die hun kinderen goed de kost geven, voor hen zorgen en met hen uit wandelen gaan. Zij trekken met hun kinderen op, zodat zij zich aan de vaders kunnen optrekken.

Vaders zijn erop uit te geven, in plaats van te ontvangen. Zij zijn medearbeiders van God en geven goede leiding in het geloof. Kinderen zijn ingesteld op ontvan­gen, vaders zijn uit op vermenigvul­diging.

Vaders zijn dragers en steunpilaren. Vaders vangen een kind op dat een val maakt en kunnen troosten, zoals ze Zelf door de hemelse Vader getroost zijn. Vaders nemen een klein kind vaak op schoot en omar­men het.

Vaders hebben in Gods geestelijke huis -de gemeente- het meeste inhoudelijk te vertellen, maar zij wil­len niet graag dat hun kleine kinde­ren alleen maar stil zitten te luiste­ren in de “kleuterklas”. Ze verheu­gen zich om te beginnen al in hun “amen”, maar bij het opgroeien naar zonen zijn zij vervolgens meer en meer met hun inbreng in hun reac­tie en interactie, die voortdurend toe­neemt tot zij komen op hetzelfde volwassen niveau.

Vaders in Christus houden overzicht in de wisselende omstandigheden. Kinderen hebben dat overzicht nog niet en hebben ook nog niet het ver­mogen de dingen in hun juiste pro­porties te zien.

Vaders in het geloof durven verant­woordelijkheid te nemen en kunnen dat gezag ook aan om de goede koers aan te geven en te onderschei­den waarop het aankomt.

Jammer genoeg blijven vele christe­nen hangen in de kinderfase.

Natuurlijk is het geweldig fijn dat de kinderen in het geloof zeker weten dat ze vergeving van zonden hebben gekregen om Jezus’ wil. Maar als het erop lijkt dat zij het kinderstadium niet willen ontgroeien, dan is er van ontwikkeling nauwelijks sprake. Jongelingen zijn zelf bezig met het gebruiken van het Woord en zij heb­ben geleerd om te strijden en de boze te overwinnen. Hun getuigenis is krachtig! Der jongelingen sieraad is hun kracht! Spreuken 20 vers 29a (Spr. 20:29a). Vaders in Christus zijn veel meer uitgebalanceerd in deze dingen en niet zo gemakkelijk uit de rust en vrede van God te halen. Gods verlan­gen is ons te leiden naar de manne­lijke rijpheid, de maat van de was­dom van de volheid in Christus Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13). Laten we daarom afleg­gen wat kinderlijk is! 1 Korinthe 13 vers 11 (1 Kor. 13:11).

Opvoeders en vaders

“Want al had gij duizenden opvoe­ders in Christus, gij hebt niet vele vaders. Immers, ik heb u in Christus Jezus door het evangelie verwekt” 1 Korinthe 4 vers 15 (1 Kor. 04:15). Paulus had hen als vader door het evangelie ver­wekt en koesterde belangstellende gevoelens voor het welzijn van zijn geestelijke kinderen. Hij had die hartenband met hen en dat is iets wat allerlei opvoeders of tuchtmeesters nu net niet bezitten. Opvoeders kun­nen over veel kennis beschikken en met goede bedoelingen veel recht proberen te zetten, maar de gerijpte, liefderijke gezindheid van een vader ontbreekt hen. Vaders in Christus verstaan hun verantwoordelijkheid in de zorg voor hun geestelijk kinde­ren en kunnen zeggen: volg mijn voorbeeld! Als die duizenden opvoe­ders zoiets zouden durven zeggen, dan zou dit overkomen als hoog­moed.

Opvoeders willen anderen iets leren en hen overtuigen van de waarheid. Dat is op zichzelf genomen zeker niet verkeerd, maar vaders zoeken het hart te winnen en leven aller­eerst het leven in Christus voor!

Kinderlijke dingen

Ik merk dat ik nog heel wat af te leg­gen heb wat kinderlijk is, of-als we eerlijk zijn- dat we ons zelfs soms nog druk kunnen maken over “kin­derachtige” dingen, die de moeite niet waard zijn voor een meer vol­wassen christen, die geleerd heeft om over “stekeligheden” heen te stappen. Kleine kinderen besteden daar veel aandacht aan en roepen bij het minste of geringste voortdurend “au”.

Soms ervaren we dat we ons nog gefixeerd bezig hebben gehouden met iets waarvan de heilige Geest naderhand (nog niet van te voren: dat zal in onze verdere ontwikkeling op de smalle en hoge weg vaker het geval worden!) getuigt: dat behoort tot de kinderlijke reactie.

Bijvoorbeeld mopperen over iets onbenulligs, iets waarvan je nadien zelf constateert: “wat kinderachtig eigenlijk dat ik me daarover nog zo opwond”. Jammer dat er nog wat “streepjes” van machten der duister­nis doorheen liepen die het vlees prikkelden, maar de volgende keer mag ik in heilige Geest alert zijn, om er niet nog eens zo in te tuinen. Op die manier kom ik vooruit in het geestelijk groeiproces, want er vindt een doorlopende reiniging plaats! Het woordje “nog” biedt hoop! Kinderen in het geloof rekenen vaak het kwade nog toe en praten er voor­tdurend over met anderen. Vaders in Christus hebben geleerd over de moeilijke dingen te zwijgen en deze over te geven aan Hem die recht­vaardig oordeelt, net als hun Meester deed 1 Petrus 2 vers 21 tot en met 23 (1 Petr. 02:21-23). Zij hebben hun zielen overgegeven aan de getrouwe Schepper, steeds het goede doende 1 Petrus 4 vers 19 (1 Petr. 04:19).

Gelukkig ken ik een paar geestelijke vaders die “liefhebbers” van mij ble­ven, ook als ik nog wel eens goedbe­doelde, maar “kinderlijke streken” uithaalde en die mij ook durfden te corrigeren, om mij voor uitglijders te behoeden. Naar de tijd gerekend had ik beter moeten weten, maar hoe prachtig is het dan als vaders je kunnen blijven (ver)dragen en het geloof in God behouden dat er ook uit jou iets moois van Hem mag en zal ontwikkelen.

Zij werken met geduld, ook aan die sterke jongelingen, dat zij God beter, dieper en vollediger zullen leren kennen. De valkuil voor jongelingen is dat zij in hun sterkte verzadigd en rijk worden 1 Korinthe 4 vers 8 (1 Kor. 04:08). Paulus wil als vader -in alle nederigheid- genoe­gen nemen met de laatste plaats in de aardse situaties 1 Korinthe 4 vers 9 tot en met 13 (1 Kor. 04:09-13). Tussen jongelingschap en vader­schap ligt een louterings- en heiligingsproces, waarin gaandeweg meer wijsheid van God wordt geleerd.

Verlangen naar vaderschap

Ik wil niet zeggen dat ik al een vader ben, maar ik verlang erg naar de mannelijke of vaderlijke rijpheid Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13). Volgens Efeze 4 vers 11 tot en met 16 (Ef. 04:11-16) komt deze volheid tot stand via de toerusting van de bedieningen door het dienstbetoon van (alle) hei­ligen tot opbouw en wanneer elk lid toegroeit naar Hem die het hoofd is. Zo verlangen we en willen we het in de gemeente van de levende God en dit zal kunnen leiden tot een steeds grotere volheid!

Als wij bezig zijn met gemeentebouw, dan mogen wij wandelen op de plaats en in de ruimte die God ons heeft gegeven met hoogachting voor ieder die mee dient 1 Korinthe 16 vers 16 (1 Kor. 16:16) en zonder minachting van hen die misschien nog kinderen zijn Romeinen 14 vers 10 (Rom. 14:10). Mettertijd zullen zij hopelijk ook door volhardende trouw uitgroeien via het stadium van jon­geling tot het vaderschap in hun geestelijke ontwikkeling. Ga maar in die ruimte staan, die God je vergunt, om simpelweg te dienen, je tijd goed te benutten en leven van God tevoor­schijn te laten komen.

In de wereld “likt men naar boven” en “trapt men naar beneden”, maar in de levende gemeente van God zal het zo niet zijn. Daar kun je niet afgaan, maar enkel opgaan! Daar heerst men over de machten en dient men de mensen, in plaats van over de mensen te heersen en daar­mee de machten te dienen. In de gemeente van de levende God heerst respect voor de Heer, voor het Woord en voor elkander!

Ik geloof dat kleine, maar zwakke kinderen, die weten van zondenvergeving, van die sterke jongelingen kunnen worden die het Woord in zich hebben en de boze overwinnen. Jongelingen ervaren reeds een over-, winningsleven door de kracht van de Geest. Een belangrijk verschil met de vaders in Christus is, dat deze tevens de nodige wijsheid van God hebben opgedaan, die de jongelin­gen nog missen. Deze vaders kun­nen in de natuurlijke wereld zwak lijken. Ook vaders blijven afhanke­lijk van God, maar kennen tegelij­kertijd een zelfstandige en vaste, sta­biele gang met en in Hem, al lijkt dit een wonderlijke tegenstrijdigheid.

Naar een volwassen stadium

Het is in zekere zin een klus, om geloof te hebben dat de gemeente eens uit de “bewaarschoolsfeer” komt en aan de (te) kleine maat kin­derschoenen ontgroeien wil. God roept ons op: ga nu eens recht op je voeten staan en vorm een groot, machtig leger tegen de vijand die hoont en kleineert en ons als “nietswaardige” beschouwt.

Toch willen sommige gemeenten maar niet uit die kleine “kinderjas” van vaste vormen en structuren komen, waar 1 of 2 personen wat te zeggen hebben en zich mogelijk zelfs een te grote “profetenmantel” en een te grote mond aanmeten, ter­wijl de rest (blijvend) “stommetje” zit te spelen. Waarom zou één lid zo’n hoge toon voeren? Het gaat erom dat het lichaam tevoorschijn wordt geroepen in een ontwikkeling door de heilige Geest.

De boze is bezig met zijn grootvor­sten de mensen in veel kringen (en om de onze gaat hij niet heen!) flink onmondig en ondermaats te hou­den, zodat ze vooral niet zien dat de Vader hen alles in handen gegeven heeft Johannes 13 vers 3 (Joh. 13:03).

Opmerkelijk is daarbij: eerst ver­heerlijking (of: je hoge status in Christus zien), dan dienen! Ik heb vaak gedacht dat het slechts anders­om was: eerst dienen en dan volgt als beloning uiteindelijk de verheer­lijking.

Elkaar de voeten wassen

Dat dienen en die voetwassing is mooi. Ik heb wel trammelant en onderling gekissebis in een gemeen­te meegemaakt en een maar in onmin en boze bitterheid blijven leven met of beter gezegd tegen elkaar. (Hoezo: “niet strijden tegen bloed en vlees, maar tegen de boze geesten”? Dat mag geen holle theoretische frase blijven, maar springle­vende werkelijkheid, anders is de boze heel gewiekst toch nog de lachende derde!). Het kenmerk van geestelijke, onmondige kinderen is dat ze zich vleselijk gedragen door bijvoorbeeld nog jaloers te zijn, ruzie te maken en partijschappen te voeden 1 Korinthe 3 vers 1 tot en met 3 (1 Kor. 03:01-03).

Als Jezus ons de voeten niet wast, dan hebben wij geen deel aan Hem Johannes 13 vers 8 letterlijk (Joh. 13:08). Dan dacht ik in zulke omstandigheden: nu zou ik graag een aantal bakken water mee willen nemen en een stel handdoe­ken, waarmee we heel praktisch elkaar de voeten zouden kunnen wassen. Weet je, dat kwam eens in mijn hart (en waarschijnlijk was het van Gods Geest), maar op het moment zelf durfde ik niet en deins­de ik terug. Snap je: niet om van de voetwassing een vast samenkomstritueel te maken, zoals sommige groe­pen hebben, maar als er een gege­ven situatie is, waar het gaat om elkaar (nu eindelijk eens) dienstbaar te gaan worden, kan het eens een keer letterlijk toepassen van de voet­wassing best heilzaam zijn, dunkt me (maar dat hoeft u niet met me eens te zijn).

In elk geval sprak Jezus in geestelij­ke zin: “Indien nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb, behoort ook gij elkander de voeten te wassen; want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u heb gedaan” Johannes 13 vers 14 en 15 (Joh. 13:14-15). Denk eens in: iemand komt aan jou en je vuil (dat stinkt!) en jij krijgt de gena­de om je te daaraan over te geven en je voeten van hun wandel te laten reinigen! Laten wij geen “eigenlijk zou ik moeten”-christen worden.

Het woord “eigenlijk” is in feite door de duivel uitgevonden.

Nee, zo zal het onder ons niet zijn! “Indien gij dit weet, zalig zijt gij, als gij het doet” Johanna 13 vers 17 (Joh. 13:17).

Daarom: wie onder u groot (vader!) wil worden, zal uw dienaar zijn!

Matteüs 20 vers 26 (Matt. 20:26).

 

Het fundament van een relatie door Yvonne Sulman

Met het fundament staat of valt een huis. Een huis met een slecht funda­ment zal stormen niet kunnen weerstaan. Een huis met een solide en betrouwbaar fundament zal de ergste stormen kunnen weerstaan.

Een relatie staat of valt ook met het fundament.

Het fundament van een relatie ‘tot de dood ons scheidt’ is niet in enkele dagen gebouwd. Alleen in de Heer en met de Heer kun je samen een solide en betrouwbaar fundament bouwen. De Heer geeft daarvoor Zijn kracht. Een relatie tussen twee mensen is een beeld van de relatie tussen Jezus en de gemeente. Het is al heel mooi wanneer een man en een vrouw in hun relatie de Heer dienen. Maar het is nog veel mooier als de gemeente de vrouw zal zijn van het Lam.

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

Temidden van alle verwarring, onge­loof en afval die we in onze dagen meemaken, kan een christen toch vol hoop en met blijdschap leven.

Sommigen vinden dit onbegrijpelijk, maar een christen leeft temidden van alle omstandigheden met de zeker­heid in zijn hart dat niets en nie­mand hem zal kunnen scheiden van de Gods liefde, sinds hij een nieuwe schepping in Christus is. Hij heeft het échte leven in zich en heeft het grote verlangen dat ook anderen dit leven leren kennen. Daarom werkt hij met de talenten die in hem zijn dit ‘nieu­we schepping zijn’ uit en zet zich op allerlei wijze daarvoor in. Een moge­lijkheid daartoe wordt u bijvoorbeeld in dit nummer aangereikt. Lees het artikel over het lectuurproject op bladzijde 16 en 17.

Een langer leven of een beter leven?

Dat de mens steeds ouder wordt, althans in de westerse wereld, is algemeen bekend. Het aantal men­sen dat honderd jaar en ouder wordt, zal over niet al te lange tijd, alleen al in Nederland, vele duizen­den zijn. En dat ondanks het feit dat we, volgens vele deskundigen, steeds ongezonder leven. In deze tijd waar­in de reclame zo’n belangrijke invloed heeft op het leven is dat ook geen wonder. Iedere dag weer wor­den we geconfronteerd met wat lek­ker is om te eten en te drinken en men moet wel sterk in zijn schoe­nen staan om zich niet te laten ver­leiden. Tegelijkertijd weten we dat teveel eten slecht is voor onze gezondheid en dat minder en gezon­der eten en vooral voldoende bewe­ging het antwoord is. Kortom een andere leefwijze is noodzakelijk, maar van het ten uitvoer brengen daarvan in het gewone leven van elke dag blijkt vaak weinig terecht te komen. . .

Betere gezondheid

In een artikel in De Volkskrant van Mare van den Broek, onder de titel “Afslanken maakt leven beter, maar niet langer”, schrijft deze onder andere: “Afvallen heeft niet hetzelfde effect op de gezondheid als stoppen met roken. Een te zwaar iemand die flink wat kilo’s verliest, leeft’ niet lan­ger. De afgeslankte persoon heeft de jaren die hem resten wel een betere gezondheid, maar geen langer leven. Met deze stelling trok Jaap Seidell, hoogleraar voeding en gezondheid aan de Vrije Universiteit in Amster­dam, de aandacht op een internatio­naal congres over vetzucht in de Finse hoofdstad Helsinki.

‘Er is nooit goed onderzoek gedaan waaruit blijkt dat afvallen het leven van zware mensen verlengd’, zegt Seidell. ‘Er zijn studies in voorberei­ding die laten zien dat afvallen geen effect heeft op sterfte. De kwaliteit van het leven gaat er wel op vooruit, dus ik zeg niet dat afvallen geen zin heeft’.

De onderzoeker zegt -zo gaat het artikel van Mare van den Broek ver­der- dat de boodschap bij het stop­pen met roken veel duidelijker is. Zonder sigaret kan de arts een lan­ger en gezonder leven in het vooruit­zicht stellen. Bij vetzucht is dat niet waarschijnlijk, omdat bij dikke per­sonen al veel organen, zoals hart, lever en nieren en de gewrichten blijvend zijn beschadigd.

Overgewicht is een toenemend pro­bleem. De Wereldgezondheids­organisatie WHO schat dat een mil­jard mensen te zwaar zijn. De gezondheidsraad komt voor Nederland op 40 procent van de bevolking, van wie een kwart veel te dik. Overgewicht (obesitas) leidt tot gezondheidsklachten, zoals diabetes. Het verhaal van Seidell gaat niet over extreme dikkerds, maar over zware mensen die het advies krijgen om de komende tijd 10 procent af te vallen”.

Marc van den Broek eindigt zijn artikel met nog een kanttekening te plaatsen van professor Seidell bij het afvallen. Hij merkt op: “Veelal kie­zen mensen voor de verkeerde methode, zoals snel kilo’s willen ver­liezen. Dat heeft tot gevolg dat ook spierweefsel verdwijnt en dat is niet goed”.

Hoe denken wij als christenen over artikelen zoals deze en de vele ande­ren die over dit onderwerp gepubli­ceerd worden? Ik denk dat we er alleen maar mee kunnen instem­men want ook wij dienen ons af te vragen of de vele oproepen om af te slanken en gezonder te leven veelal ook niet op ons betrekking hebben. . . In ieder geval laten we onszelf steeds weer afvragen: leef ik gezond?

Wat het belangrijkste is

Maar een christen heeft natuurlijk ook en vooral te maken met zijn geestelijke gezondheid! Aan het begin van de vorige eeuw begon het gezegde opgang te maken: ‘Een gezonde geest in een gezond lichaam!’ Onbewust is dit vandaag actueler dan ooit! Bij de mens, bestaande uit geest, ziel en lichaam, gaat het immers primair om de geest. Deze blijft eeuwig voortbe­staan, terwijl het huidige lichaam slechts een tijdelijke aangelegen­heid is.

Dat betekent natuurlijk niet dat we ons huidige lichaam moeten ver­waarlozen of er slecht mee moeten omgaan. Maar vanaf het moment dat we een nieuwe schepping wer­den, doordat Jezus in ons hart kwam wonen, gaat het in de eerste plaats om het tot groei en ontwikkeling komen van onze geest. We spreken over ons verlangen om ons als ‘vol­wassen zonen Gods’ te openbaren, maar dit gebeurt alleen als onze geest met Gods Geest tot een een­heid uitgroeit. Daarbij speelt onze wil een belangrijke rol. God wil wel en heeft een diep verlangen dat dit gerealiseerd wordt in ons leven. Laten wij er tenvolle aan meewer­ken.

Dan maken we ons niet druk over een ‘langer leven’ of een ‘beter leven’, maar gaat het échte leven tevoorschijn komen. En samen met alle andere christenen, die ook dat zelfde verlangen tot ontwikkeling brengen, gaat de ware gemeente zich manifesteren, een gemeente waarvan Paulus al sprak dat zij zal zijn ‘stralend, zonder vlek en rimpel, heilig en onbesmet’. Een utopie? Neen, het gaat in vervulling want het vormt een belangrijk onderdeel van Gods grote plan tot herstel van Zijn schepping!

Storm in een glas water

Van tijd tot tijd bereiken je wel eens van die alarmerende berichten via de e-mail. Daar staan dan kreten in als: “Er kan een virus in je computer zit­ten. Het is een heel venijnige; de grote virusscanners herkennen het niet, en daarom is het zaak je com­puter hiervan vrij te maken. Allerlei gegevens zouden wel eens gewist kunnen worden en sommige bestu­ringssystemen kunnen zelfs voor­goed onbruikbaar worden. Dus: of u maar even bepaalde handelingen wilt verrichten, ten einde het drei­gende gevaar af te wenden.

Besteed er maar geen aandacht aan, want in het beste geval word je alleen maar bezig gehouden. Tenzij er door de media voor gewaar­schuwd wordt natuurlijk.

Precies zo probeert de boze mensen bezig te houden door hun op de mouw te spelden dat ze minder­waardig zijn en voor God verwerpe­lijk. In het spanningsveld dat dit ver­oorzaken kan, zal een mens alleen maar bezig zijn met de vermeende minderwaardigheden te verwijderen. Stop er maar mee, want God heeft je allang aanvaard. Zeker weten!

 

Verblijdende groei van het lectuurproject door Hessel Hoefnagel

 

Het is goed weer even stil te staan bij het lectuurproject van de Stichting ‘Lecture Ministries’. Het uitgangspunt van de Stichting is het kosteloos voorzien van bijbelstudiemateriaal aan met name leidingge­venden binnen de groeiende christe­lijke kerk in de zo genoemde ‘derde wereld landen’.

In 1995 en ’96 werd een start gemaakt met het doen vertalen van de bijbelstudieseries ‘Op weg naar volkomenheid’ en ‘De Geest van de Gemeente’. Deze in les vorm opge­zette series geven een totaal-over- zicht van het plan van God tot red­ding van de mens. We begonnen met vertaling in het Engels en lieten van elke serie een aantal duizenden exemplaren drukken. De boeken werden daarna verzonden naar con­tactadressen in een aantal landen van met name Afrika. Van daar uit werden ze verder verspreid over een groot aantal landen van dit conti­nent. Vanwege de grote vraag werd een herdruk gemaakt en naar diver­se adressen verzonden.

Vervolgens werd vertaald in het Frans (1998/99) en deze versie ging eveneens in een aantal duizenden exemplaren via een contactpersoon in Ivoorkust naar diverse adressen in Afrikaanse landen. Sindsdien zet het lectuurproject zich nog steeds voort en blijkt volgens de vele reac­ties in een bestaande behoefte te voorzien.

Door de Heer geleid

Ontstonden de Engelse en Franse vertaling al op wonderlijke wijze, even wonderlijk en naar mijn over­tuiging door de Heer geleid is het spontane contact in het najaar van 2001 met Nederlandse zendelingen in Peru, welke even in Nederland waren. Dit heeft ertoe geleid, dat in het afgelopen voorjaar een Spaanstalige versie van beide series tot stand is gekomen. Vóór het eind van 2003 zal het eerste deel gedrukt en verspreid worden in een oplage van 5000 exemplaren onder leiding­gevenden in de groeiende kerk in diverse landen van Zuid Amerika. Het tweede deel zal dan over ca een jaar beschikbaar gesteld worden. In juni/juli van dit jaar is eveneens van beide delen een Roemeense vertaling gereed gekomen. Deze is door een enthousiaste jonge Roemeense zuster bewerkt vanuit de Engelse versie en zal naar verwach­ting nog dit jaar onder toezicht van onze contacten daar in Roemenië worden gedrukt en worden verspreid onder gemeenten in Roemenië en Moldavië. Ook hiermee zullen we net zo gefaseerd werken als met de Spaanse vertaling, dus eerst het eer­ste deel en later het tweede deel.

Vanuit Roemenië zal ook mogelijk een Russische vertaling kunnen plaatsvinden.

Ook in de Volle Evangelie Gemeente in Hasselt (B) hebben we contacten kunnen leggen met christenen, afkomstig uit Rusland. Vanuit deze contacten zal mogelijk in de eerste helft van 2004 een Russische ver­taling worden bewerkt, hetgeen al enige jaren ons gebed is. Deze taal wordt namelijk gesproken in het enorme deel van Europa en Azië, waar in de periode na de 2e wereld­oorlog (1940-’45) de voormalige Sovjet Unie de scepter zwaaide. Als bijbels voorbeeld hiervan denk ik aan de geboorte van onze Heer Jezus in de ‘volheid van de tijd’. Door de profeet Daniël werd een snelle overwinning van het enorme Perzische Rijk voorspeld. Hij zag in gezichten een geitenbok met een opvallende hoorn tussen de ogen. Deze kwam vanuit het westen aan­stormen en bracht de hele wereld van het Oosten onder zijn heer­schappij. Dit lijkt sterk te duiden op de Macedonische koning Alexander de Grote (356 -323 vóór Chr. ), die de grondlegger was van het Hellenis­me, de Griekse cultuur, welke sinds­dien de oude wereld in een groot deel van Europa en Azië beheerste, zelfs nog toen al het Romeinse rijk de macht had overgenomen.

Mede door dit immense taalgebied kon de verspreiding van het evange­lie na de uitstorting van de heilige Geest op de Pinksterdag een snelle voortgang over de wereld hebben. Al enkele jaren bidden we zo ook voor een vertaling in het Bahasa Indonesia, in welk taalgebied ook veel christenen wonen en steeds meer onder druk van de oprukkende Islam komen te staan. Ook in dit taalgebied is grote behoefte aan gerichte Bijbelstudie-lectuur.

Innerlijke visie

Het project Lectuur is indertijd ont­staan vanuit een innerlijke visie, dat het door ons zo geliefde rijke ‘volle evangelie’ van onze Heer Jezus in de hele wereld zal gepredikt worden en het ‘einddoel’ zal bewerken, een gemeente, heilig en onbesmet en onberispelijk, tot een getuigenis voor alle volken, zoals de Heer reeds voorzei in Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14).

Ook wij zijn mede geroepen, om dit te bewerken. Waar zendelingen duur en schaars zijn en bovendien veel landstreken daarvoor zijn toegeslo­ten, kan gerichte lectuur, op schrift of per e-mail, evenals radio- en tele­visieprogramma’s betrekkelijk gemakkelijk de grenzen van landen en werelddelen passeren en redelijk ‘goedkoop’ beschikbaar worden gesteld.

Toen ik na een ernstig auto-ongeluk in 1987 in coma in het ziekenhuis lag en voor mijn leven werd gevreesd, sprak de Heer door een broeder over mij uit wat in Psalm 2 staat: ‘Mijn zoon zijt gij, Ik heb u heden verwekt. Vraag mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel en de einden der aarde tot uw bezit’.

Door een andere (Italiaanse) broeder werd in dezelfde tijd geprofeteerd, dat ik maar kort in het ziekenhuis zou liggen, hetgeen onwaarschijnlijk leek vanwege de ernst van de licha­melijke verwondingen.

Sinds mij deze feiten naderhand werden verteld, hebben ze mij niet meer los gelaten. Hoewel ik tot ver­bazing van velen inderdaad na dit ongeval vrij snel weer gezond en wel mijn aardse taken kon verrichten, wist ik innerlijk, dat de genoemde profetie uit Psalm 2 betrekking had op diepere dingen.

Hoewel ik geloofde, wat gezegd was, had ik geen idee, hoe dit gereali­seerd zou worden. Met terugblik echter op de ontwikkelingen van de afgelopen jaren, geloof ik zeker, dat het lectuurproject in deze context past.

De Heer legde me in de periode na dit ‘keerpunt’ in mijn leven tijdens persoonlijk gebed en Bijbellezen ook enkele teksten zwaar op mijn hart: – Johannes 4 vers 35 (Joh. 04:35): ‘Zie, Ik zeg u: slaat uw ogen op en beschouwt de velden, dat zij wit zijn om te oogsten’.

Matteüs 9 vers 37 en 38 (Matt. 09:37-38): ‘De oogst is groot, maar arbeiders zijn er (te) weinig.

Matteüs 14 vers 14 tot en met 16 (Matt. 14:14-16): ‘. . . een grote scha­re. . . met ontferming over hen bewogen. . . . Bij het vallen van de avond. . . geef gij hun te eten’.

Matteüs 10 vers 8 (Matt. 10:08): ‘. . . om niet hebt gij het ontvangen, geef het om niet’.

Medewerkers gevraagd!

De voorziening met Bijbelstudie-lectuur wordt vanuit deze visie daarom in principe kosteloos voor de ont­vangers ter beschikking gesteld. Uiteraard moeten hiervoor echter wel kosten gemaakt worden. Graag breng ik daarom het lectuurproject nog eens onder uw aandacht. Mocht het in uw hart zijn, hierin te willen participeren, dan kunt naast gebed en dankzegging hiervoor ook uw financiële bijdrage inschakelen.

Namens het bestuur van de Stichting bid ik u zegen en wijsheid toe in uw persoonlijke beslissing,

 

De plaats van de ark door Jan H. Weerd

“Opdat gij de ark van de Here, de God van Israël, kunt brengen naar de plaats, die ik voor haar heb bereid’’ 1 Kronieken 15 vers 12 (1 Kron. 15:12).

Als je de geschiedenis leest van de ark van het verbond stuit je op bovenstaande woorden. Koning David roept de priesters en het volk voor de tweede keer op, om de ark over te brengen naar Jeruzalem. Daar heeft hij een speciale plaats voor de ark bereid: een tent.

Wie het verhaal kent weet, dat de ark een belangrijke plaats innam bij het volk Israël en enige tijd in handen is geweest van de Filistijnen, buit gemaakt tijdens één van de vele oor­logen. Zij hadden er geen plezier van gehad. Het had hun alleen maar ellende gebracht. Uiteindelijk had­den ze de ark op een kar met twee koeien weer teruggestuurd naar Israël.

Toen David koning was geworden was één van zijn eerste daden, het overbrengen van de ark naar Jeruzalem. Tijdens de dagen van koning Saul had niemand zich om de ark bekommerd. Voor koning David was dit echter onverteerbaar. Dit was kenmerkend voor het ver­schil tussen beide koningen. Bij de eerste poging werd de ark opgehaald uit Kirjat-Jearim en naar Jeruzalem gebracht, onder begeleiding van zang en muziek. Onderweg gaat het fout. Uzza, een van de begeleiders sterft ter plekke, als hij de ark, die van de wagen dreigt te vallen, wil opvangen. Geschrokken en ontdaan besluit David de ark enkele maan­den onder te brengen in het huis van Obed-Edom, wiens huis door de Here God bijzonder gezegend werd.

Als David voor de tweede keer de priesters en het gehele volk oproept om de ark over te brengen gaat het er anders aan toe. Nu houdt hij alle regels in acht, die gelden voor het vervoer van de ark. De priesters hei­ligen zich geheel en al en dragen de ark op hun schouders, vooraf gegaan door zangers en muzikanten, die geheel volgens nauwkeurige aanwij­zingen muziek maken. Opvallend detail is, dat koning David net als de priesters een linnen lijfrok en man­tel draagt. Onder gejubel komt de grote stoet mensen aan in Jeruzalem. David is zo blij, dat hij voor de ark huppelt en danst. Nadat de ark in de tent geplaatst is, worden er brandoffers en vredeoffers gebracht. Vervolgens zegent koning David het volk en geeft hij opdracht aan de priesters, God te loven en te prijzen en om voortdurend bij de ark te blijven en daar dienst te doen.

Gods tegenwoordigheid

Voor ons is er een geestelijke les, een diepere betekenis, die we uit het verhaal kunnen leren: het liefst is de Here God bij Zijn volk. De ark is het beeld van die tegenwoordigheid van God.

In de ark waren de stenen tafelen met de daarop de woorden van God, die Mozes op de berg Sinaï ontvan­gen had. Hij was daar 40 dagen en nachten in de tegenwoordigheid van God geweest. Wat een bijzondere ervaring! En omdat Hij wist, dat zijn volk zich (nog) niet aan zijn woorden zou kunnen houden, was er op de ark ook een verzoendeksel, als beeld van de vergeving van zonden. Zo was er altijd weer de mogelijk­heid, om terug te keren naar God en weer opnieuw heel dicht bij Hem te gaan leven.

Vaak wordt juist geprobeerd die tegenwoordigheid van de Heer uit ons leven te roven. In de Bijbel wordt gesproken over het rijk der duisternis, dat strijd voert, om onze gedachten negatief te beïnvloeden, om ons zielenleven aan te tasten. Het is erg, om vast te moeten stel­len, dat vaak ook mensen gebruikt worden, om dit doel te bereiken, soms zelfs mensen, die heel dicht bij je staan.

In de bijbel wordt ons echter geleerd, dat we in feite niet te strij­den hebben tegen vlees en bloed, de mens, maar tegen de overheden en machten in de hemelse gewesten. Door onze Koning en Hogepriester worden we dan ook opgeroepen, om zoals Hij het zelf deed, de woorden van God hoog te houden, op onze schouders te dragen of anders gezegd: in ons hart te bewaren.

Als je gemerkt hebt, dat de tegen­woordigheid van God niet of niet meer ten volle in jouw leven aanwe­zig is of als je ziet, dat anderen het zo moeilijk hebben en als je een ver­langen hebt, om de ark van het ver­bond terug te brengen, laat je dan niet weerhouden, om de ark terug te veroveren. Zoek anderen op en ga samen op weg. Zegen elkaar. Handel nauwkeurig naar de aanwijzingen, die God geeft door de werking van zijn Geest. Zoek de Heer in de stilte! Laat er voortdurend een gebed zijn in je hart. Klim net als Mozes de berg op, de berg Sions, om in Gods tegenwoordigheid te verkeren.

Als we zo dicht bij Hem zijn, dan kan het niet anders of Gods tegen­woordigheid zal neerdalen in onze aardse tent, die we voor Hem gespannen hebben. Dit beeld van een tent is zo bijzonder. In de Bijbel wordt ons leven met een tent verge­leken. En in het Oude Testament lezen we, dat de heerlijkheid van God aanwezig was in een tent, de tabernakel. En dit beeld zien we ook weer terug in het boek Openbaringen, waar staat: Zie de tent van God is bij de mensen. Zoals de Here God het altijd al heeft gewild. Daarom: breng de ark naar de plaats, die voor haar bereid is: ons hart!

 

Jezelf zijn. . . door Duurt Sikkens

Vader, ik ben soms zo moe van de dingen, de onzin, de schijn.

Ik kan niks met al dat gedoe waarbij ik mijzelf niet kan zijn.

Vader, ik loop naar U toe en ga zitten, gewoon naast elkaar

en diep in me besef ik dan hoe gelukkig we zijn met elkaar.

Het dagelijkse veranderingsproces door Wim te Dorsthorst

Verandering, vernieuwing en heili­ging zijn facetten van ons geloofsle­ven waar we dagelijks mee te maken hebben. Wat is de inspiratiebron ach­ter dit alles? Het is Gods heilige Geest. Daarover gaat het in deze Bijbelstudie, waarbij Wim te Dorsthorst laat zien dat de climax van dit pro­ces uiteindelijk de volle openbaring van het zoonschap is, waar God en de schepping verlangend naar uitzien Romeinen 8 vers 19 (Rom. 08:19). (-red. ).

Als je nadenkt over het werk van de heilige Geest in de gemeente dan ga je ontdekken dat er niets is in dat geestelijk lichaam van Christus waar de heilige Geest niet in zou werken. Alle geestelijk leven in iedere gelovi­ge afzonderlijk, én in de gemeente als lichaam, én in iedere dienst of bediening in de gemeente, dient voort te komen uit de werkzaamheid van de heilige Geest. De apostel Paulus spreekt in 2 Korinthe 3 vers 8 (2 Kor. 03:08) van ‘De bediening des Geestes’, waarmee hij deze tijd typeert. Als God zegt: “Niet door kracht noch door geweld, maar door mijn Geest! zegt de Here der heerscharen” Zacharia 4 vers 6 (Zach. 04:06), dan geeft dat al duidelijk aan wat naar Gods eeuwige raad Zijn werkwijze zal zijn.

Paulus schrijft: “De Here nu is Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, verande­ren naar hetzelfde beeld van heer­lijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is” 2 Korinthe 3 vers 17 en 18 (2 Kor. 03:17-18).

In 2 Korinthe 4 vers 16 (2 Kor. 04:16) schrijft hij over een verandering en vernieu­wingsproces van de innerlijke mens ‘van dag tot dag’

Veranderen naar Zijn beeld

De Here nu (in dit tijdperk), is de Geest zegt de apostel en het is door de Geest dat wij van dag tot dag ver­anderen van heerlijkheid tot heer­lijkheid naar het beeld van de Heer Jezus. Het Griekse woord voor ‘ver­anderen’ is ‘meta-morphoo’, en dat betekent van gedaante veranderen, zoals een rups ‘metamorfoseert’ tot vlinder. (De drie apostelen zagen bij de verheerlijking van de Heer Jezus op de berg ‘dat Hij van gedaante ver­anderd’ werd; Matteüs 17 vers 1 en 2 (Matt. 17:01-02). Dat is een onvoorstelbaar mooie werking van de heilige Geest. Niemand kan in eigen kracht of naar eigen ideeën of door een religieus systeem, aan de Heer Jezus gelijkvormig worden. Als de apostel dit zo schrijft, mogen wij weten dat dit de doelstelling is voor de gemeente van Jezus Christus, naar de wil van God. Niet een volk wat maar onveranderd door blijft gaan in een religieus kerksysteem, maar een heilig volk wat ‘van dag tot dag verandert’! Dat is vele eeuwen lang niet of nauwe­lijks uit de verf gekomen. Wij mogen ons gelukkig prijzen dat we ‘in het laatst der dagen’ leven en de heilige Geest als de late regen weer machtig werkt in Gods volk.

In Romeinen 8 vers 29 (Rom. 08:29) schrijft de apostel dat het de eeuwige bedoeling van de Vader is geweest een volk uit deze schepping te roepen, met de bestemming aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te worden.

Ook in het prachtige hoofdstuk vier van de Efeze-brief, wat handelt over het geestelijk functioneren van de gemeente, schrijft hij in vers n: “dat de Heer bedieningen geeft in de gemeente om de heiligen toe te rusten, met het uiteindelijke doel de volle kennis van de Zoon van God, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus te bereiken” Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13).

Het gaat hierbij niet om een theore­tische kennis of een leer, maar de heilige Geest gebruikt het onderwijs van de bedieningen, in de vele facet­ten van het Koninkrijk Gods, om als vrucht het beoogde doel voort te brengen.

Uiteraard is dit een proces wat niet buiten de mens omgaat. De heilige Geest dwingt niemand hiertoe en brengt niemand onder slavernij, maar zoekt naar totaal overgegeven levens die gewillig, in gehoorzaam­heid Zijn leiding willen aanvaarden en volgen. God zegt niet voor niets: “Mijn zoon, geef mij uw hart, laten uw ogen behagen hebben in Mijn wegen” Spreuken 23 vers 26(Spr. 23:26).

Als God het hart van de mens vraagt, vraagt Hij de mens in z’n geheel: geest, ziel en lichaam, want uit het hart zijn de oorsprongen van het leven. En het uiteindelijke doel is alleen maar te bereiken volgens ‘de wegen’ van God.

Alles door de heilige Geest

Zo te spreken over het werk en de plaats van de heilige Geest tast dat niet de plaats van de Heer Jezus aan, want Hij heeft toch de boekrol van de Vader ontvangen en Hij heeft toch alle macht in hemel en op aarde?

Nee, in het geheel niet! De Heer legt Zelf uit aan Zijn discipelen dat Hij heen gaat naar de Vader, maar dan een andere Trooster zal zenden, de Geest der waarheid, Die tot in eeu­wigheid bij hen zal zijn. En als de Heer zegt dat de Vader en Hij zullen komen en bij hen (in hen) zullen wonen, dan is dat door de heilige Geest, Die nu de Here is Johannes 14 vers 15 tot en met 23 (Joh. 14:15-23).

Het is door de Geest dat de Vader en de Zoon in de mens komen wonen en de mens zo maakt tot een heilige tempel van God 1 Korinthe 3 vers 16 en 17; 1 Korinthe 6 vers 19: 2 Korinthe 6 vers 16b (1 Kor. 3:16-17; 1 Kor. 6:19: 2 Kor. 6:16b).

Ook als de Heer zegt: “Zie, Ik ben met u, al de dagen”, dan is dat door en in de heilige Geest.

In Johannes 16 maakt de Heer dui­delijk dat de Geest niets buiten Hem om doet als Hij zegt: “Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen; doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waar­heid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. Hij zal Mij verheer­lijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen. Al wat de Vader heeft, is het mijne; daarom zeide Ik: Hij neemt uit het mijne en zal het u verkondigen” Johannes 16 vers 12 tot en met 15 (Joh. 16:12-15). Dat is een prachtige samenwer­king vanuit Gods troon naar ons toe. De Vader is de bron van alles en alles van de Vader is ook van de Heer Jezus en de heilige Geest neemt het uit Jezus en luistert naar Hem, om het ons bekend te maken. De heilige Geest eist daarbij geen eer of aanbidding op, want Zijn doel is de Heer Jezus in ons te openba­ren, Hem te verheerlijken en Zijn wil te volbrengen.

Het gevolg zal zijn dat Gods volk zal komen tot een diepe hart kennis van de Vader en de Zoon en vervuld zal worden tot alle volheid Gods Efeze 3 vers 13  (Ef. 03:13).

Een overgegeven leven

Als ik deze dingen zo neerschrijf, (‘vervuld zijn tot alle volheid Gods’) probeer ik me bewust te zijn van het bijna ongelooflijke wonder en de uit­zonderlijke heilige roeping waarmee Gods waarachtige volk geroepen is. Het is ook weer de heilige Geest uit God, Die ons kan openbaren wat ons allemaal in genade geschonken is zie 1 Korinthe 2 vers 12 (1 Kor. 02:12).

Van dit volk zegt de Psalmist dan ook: “Uw volk is één en al gewillig­heid ten dage van uw heerban (=

‘wanneer Gij ten strijde trekt’); in heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw uwer jonge mannen voor u op” Psalm 103 vers 3 (Ps. 110:003). Stel je deze prachtige beeldspraak maar eens even voor in menselijke werke­lijkheid! en probeer te bedenken hoe zoiets verhevens tot stand kan komen. ‘Een en al gewilligheid’! Een volk zonder weerspan­nig verzet en eigenzinnigheid.

Ik geloof dat dat alleen maar moge­lijk is in een totaal overgegeven leven zoals de Heer zegt in Lucas 9 vers 23 en 24 (Luc. 09:23-24: “Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochend zichzelf en neme dagelijks zijn kruis op en volge Mij. Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verloren heeft om Mijnentwil, die zal het behouden”.

Dat is het waarachtige Discipelschap in gehoorzaamheid en volgzaam­heid. In zulke mensen kan de heili­ge Geest machtig werken in het pro­ces om van dag tot dag te verande­ren naar het beeld en de heerlijkheid van de Heer Jezus.

Wie is de heilige Geest?

Als de Heer Jezus met Zijn discipe­len spreekt over de heilige Geest in Johannes 14, 15 en 16, dan spreekt Hij over Hem als “een persoonlijk­heid”. Ik zeg met opzet niet: “als een persoon”, dat heeft immers al meer dan genoeg theologische discussies opgeleverd. De Heer spreekt in ieder geval niet over de heilige Geest als een onpersoonlijke of onzijdige kracht of gedachte.

Hij spreekt over de Geest als: ‘De Trooster’, ‘De Wegwijzer’, ‘De Gids’, ‘De Leraar’ en ‘De Geest der waarheid’.

In Johannes 16 vers 5 tot en met 15 (Joh. 16:05-15) spreekt de Heer twaalf maal over de Geest in de mannelijke aanspreekvorm: ‘Hij’ en ‘Hem’.

De heilige Geest is de Geest van God, de Geest van Jezus, de Geest van Christus. Verder wordt de heilige Geest genoemd naar verschillen­de functies of manifestaties. Zo bij­voorbeeld in Hebreeën 10 vers 29 (Heb. 10:29): “De Geest der genade”, of in Zacharias 12 vers: “De Geest der genade en der gebeden”, en “De Geest van wijsheid en van openba­ring”, in Efeze 1 vers 17 (Ef. 01:17), en “De Geest der heerlijkheid”, in  1 Petrus 4 vers 14 (1 Petr. 04:14).

Heiliging door de Geest

Ik geloof dat de grote diversiteit van werkingen van de heilige Geest meewerkt om het heerlijke doel van God in de gemeente tot stand te brengen. Het is moeilijk te zeggen welke van de werkzaamheden van de Geest hiervoor het belangrijkste zouden zijn.

Heel belangrijk is in ieder geval het heiligende werk in de gelovigen individueel en in de gemeente als het lichaam van Christus. De Heer Jezus zegt van de Geest: “En als Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel; van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; van gerechtigheid, omdat Ik heenga tot de Vader en gij Mij niet langer ziet; van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is” Johannes 16 vers 8 tot en met 11 (Joh. 16:08-11).

Er is in de wereld, die ten onder gaat aan gedogen en tolerantie, maar bit­ter weinig zondebesef meer. Het wordt de jeugd niet of nauwelijks meer bijgebracht. Ons landje loopt helaas maar al te vaak voorop in het aan de laars lappen van Gods gebo­den en inzettingen, en wat wil je dan nog van de komende generatie verwachten?

Bij een recentelijk onderzoek van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) bleek, dat de jeugd zeer ingenomen was met de vrijheid waarin ze leefden. De ouders praten niet of nauwelijks meer over moraal, seks en politiek, bleek uit het onder­zoek. 67% van de ouders van tieners van 15 tot en met 17 jaar vonden het goed als ze met hun ‘verkering’ op één kamer sliepen.

Zondebesef?, geloven in God en Jezus Christus?, geloven in oordeel? Hoe moet de komende generatie het nog weten als het hun niet geleerd wordt? Trouwens, waar de overheid geen rekening meer houdt met Gods normen en waarden, gaat er in het land een geest heersen van wet­teloosheid en liefdeloosheid Matteüs 24 vers 12 (Matt. 24:12). Ook al gelooft men niet in de duivel met z’n boze gees­ten, daarom werken die geestelijke principes evengoed wel! Leven in zonden en overtredingen van Gods geboden en inzettingen is steeds meer de levensstijl van Nederland’ en de wereld aan het worden. Dat is de duisternis en de donkerheid die de aarde zal bedekken, waar de pro­feet Jesaja van spreekt Jesaja 60 vers 2 (Jes. 60:02). Waar echter het evangelie gepredikt wordt, wil de heilige Geest nog steeds overtuigen van zonde, gerech­tigheid en oordeel. Uit het buiten­land, met name uit Afrika, horen en lezen we daar vaak ontroerende getuigenissen van. Maar evengoed werkt, Goddank, dit Goddelijke prin­cipe ook in Nederland en België nog en gebeuren er ook nog vele goede dingen.

Weest heilig

Alles wat in de wereld heerst wil zich ook in de gemeenten binnen­dringen. Ook vanuit gemeenten hoor je verontruste berichten over echtscheidingen, seks voor het huwelijk en ongehuwd samenwonen en andere vormen van wereldgelijkvormigheid. De gemeente zal juist ‘in alle delen’ heilig en onberispelijk voor Gods aangezicht gesteld moeten kunnen worden.

Het Woord van God voor ieder  gemeentelid geldt nog steeds: “Maar gelijk Hij, die u geroepen heeft, hei­lig is, wordt zo ook gijzelf heilig in al uw wandel; er staat immers geschreven: Weest heilig want Ik ben heilig” 1 Petrus 1 vers 15 en 16 (1 Petr. 01:15-16).

De heiligheid van de gemeente en van ieder gemeentelid afzonderlijk, van ‘De geroepenen dus, wordt hier gerelateerd aan de heiligheid van God! ‘Weest heilig want Ik ben heilig’

De heiliging van Gods volk is één van de werkzaamheden van de heili­ge Geest bij het veranderingsproces naar het beeld en de heerlijkheid van Jezus Christus.

In de aanhef van z’n brief schrijft de apostel aan de gelovigen dat ze naar de voorkennis van God de Vader uit­verkoren zijn, in heiliging door de Geest”

1 Petrus 1 vers 2 (1 Petr. 01:02) Ook Paulus spreekt hierover als hij schrijft aan de Thessalonicenzen: “Dat God u als eerstelingen Zich verkoren heeft tot behoudenis, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid” 2 Thessalonicenzen 2 vers 13b (2 Thess. 02:13b). De heilige Geest werkt altijd met en door en in het Woord van God en dat Woord is de waar­heid. De Heer Jezus zegt daarvan: “Heilig hen in uw waarheid; Uw woord is de waarheid” Johannes 17 vers 17 (Joh. 17:17).

De heilige Geest wil ook iedere gelo­vige overtuigen van zondige, vleselij­ke zaken die uitgeroeid moeten wor­den om heilig te zijn zoals God en Jezus heilig zijn. Ook hiervan schrijft de apostel: “Want indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven”. Dat doet de Geest niet buiten de mens om, maar dat is vanuit een vrijwillige onderwerping aan het werk van Woord en Geest. Als de apostel dan ook direct daarop laat volgen: “Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods”, dan heeft hij het niet over een of andere bijzondere lei­ding, maar dan heeft dat betrekking op die genoemde heiliging gezien ook het verbindende woordje: ‘want.

De profeet Jesaja kondigde deze belangrijke werking van de heiliging Geest in de gemeente van Jezus Christus al aan als hij schrijft: “Wanneer de Here het vuil der doch­ters van Sion zal hebben afgewassen en de bloedvlekken van Jeruzalem daaruit zal hebben weggespoeld door de Geest van gericht en van uitdelging” Jesaja 4 vers 4 (Jes. 04:04) De Statenvertaling heeft: “door de Geest des oordeels, en door de Geest der uitbranding”. Dit zijn sterke uitdrukkin­gen om de totale heiliging van Gods volk voor te stellen.

Tot verlossing

En wat is de climax van deze heili­ging en verandering naar Zijn beeld en heerlijkheid? Dat is als de Heer Jezus terug komt en ons sterfelijk- stoffelijk- vergankelijk lichaam, wat nog dood is vanwege de zonde, in een punt des tijds bij de zevende bazuin Gods, door de kracht van de heilige Geest, de Geest der verlos­sing Efeze 1 vers 14 (Ef. 01:14) Die in ons woont, levend gemaakt zal worden Romeinen 8 vers 10 en 11 lees ook 1 Korinthe 15 vers 50 tot en met 54 (Rom. 08:10-11; 1 Kor. 15:50-54).

Dat noemt de apostel in Romeinen 8 vers 23b (Rom. 08:23b) de ‘verlossing van ons lichaam’: “Wij die de Geest als eerste gave ontvangen hebben zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: De verlossing van ons lichaam”.

In Filippenzen 3 vers 20 en 21 (Filip. 03:20-21) spreekt hij hier ook van als hij zegt: “Wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als Verlosser verwachten, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onder­werpen”.

Dit is de climax van het verande­ringsproces, ‘Het Zoonschap’, waar hemel en aarde zuchtend naar uitzien: “Wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aan­schouwd te worden in allen, die tot (waarachtig) geloof gekomen zijn” 1 Thessalonicenzen 1 vers 10 (1 Thess. 01:10).

Heel duidelijk zien we in dit alles ook weer het woord van de profeet Zacharia vervuld worden: “Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest zegt de Heer der heerscharen”.

 

De seizoenen door Astrid Poldervaart

De zomer- en de wintertijd

De herfst door stormen ingewijd

Nieuw leven dat de lente geeft

Zijn de seizoenen waarin je je begeeft.

 

Daar ga je niet alleen doorheen.

Voel je Zijn armen om je heen

Hoor je Zijn stem. Hij roept jouw naam

Hij geeft de kracht om door te gaan.

 

Als de storm raast door je hoofd ,

En als de zon lijkt uitgedoofd

Als de winter niet wil overgaan

Weet dit: de lente komt eraan.

 

De lente heeft kou getrotseerd

Is wat ik van seizoenen leer

Vast geworteld in de grond

En sterker door wat je ondervond.

 

Want je gaat er niet alleen doorheen

Voel je Zijn armen om je heen

Hoor je Zijn stem. Hij roept jouw naam

Hij geeft de kracht om door te gaan.

 

De tongentaal: ons geheime wapen! Door Gert Jan Doornink

Wie het woord ‘geheim’ gebruikt, dient zich te realiseren dat iets wat voor de één een geheim is, het voor de ander niet is. Dat geldt zeker voor het zogenaamde spreken of bidden in tongen. Voor velen komt het als iets mysterieus of overdreven over, terwijl het voor de ander de gewoon­ste zaken van de wereld is. Dat laat­ste was het voor de apostel Paulus in de begintijd van de Gemeente van Christus. In de hoofdstukken 12 tot en met 14 van zijn eerste brief aan de gemeente te Korinthe schrijft hij er uitvoerig over. Ook over het gebruik in de gemeente, wat we nu even buiten beschouwing laten. Er zijn een aantal categorieën men­sen voor wie de tongentaal een ver­borgen aangelegenheid is. Zij weten niet wat ze er mee aan moeten of doen er meewarig over als anderen het erover hebben. Ten eerste den­ken wij daarbij aan allen die leven buiten de Gemeente van Christus. Ten tweede aan allen die zich wel christenen noemen maar het in wezen niet zijn omdat ze geen persoonlijke levensverandering hebben meegemaakt.

En ten derde denken wij aan allen die wél behoren tot de werkelijke Gemeente van Christus maar nog niet hebben ontdekt wat de tongentaal voor hen kan betekenen. Zij die­nen zich te realiseren dat de tongentaal bestemd is voor alle christe­nen en in het geloof aanvaard dient te worden.

Hoe kan bij hen het verlangen ont­staan om ook de tongentaal te bezit­ten? Door de leefwijze van christe­nen die in tongen spreken en te ken­nen geven welke praktische beteke­nis het in hun leven heeft.

Natuurlijk gaan zij zichzelf niet op de borst slaan met de opmerking: “Ik spreek in tongen en jij doet dat niet, dus ik ben een beter christen”. Dat is misbruik maken van iets wat ons als nieuwe scheppingen in Christus door genade geschonken is. Belangrijk is ook dat we bedenken dat de tongentaal voor het rijk der duisternis een verborgen aangelegenheid is en blijft! Juist daarom zal onze tegenstander ook alles in het werk stellen dat christenen deze gave niet gaan ontdekken en er gebruik van gaan maken.

De tongentaal als wapen

Wij hebben de tongentaal een wapen genoemd. Het spreekt vanzelf dat het hier gaat om een ‘geestelijk wapen’ want, zoals Paulus dat for­muleert, “wij hebben niet te worste­len tegen bloed en vlees, maar tegen de (geestelijke) overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze gees­ten in de hemelse gewesten” Efeze 6 vers 12 (Ef. 06:12).

De tongentaal is een effectief wapen in de geestelijke strijd want zodra wij gaan bidden in tongen wordt de duivel machteloos gemaakt, hij weet namelijk op dat moment niet wat wij bidden. Wij in feite ook niet, maar God wel. Onze gedachten associëren zich op dat moment als het ware onbewust met Gods gedachten en als wij in geestelijke problemen zijn ontvangen wij uitredding of kracht en wijsheid om de situatie aan te kunnen of er door heen te komen.

Ook hier geldt weer: God is een goede God die allen die Hem oprecht dienen nooit in de steek laat, maar omringt met Zijn liefde. Hij is een Helper, groot van kracht! Bij een christen die de Heer waar­achtig dient welt de tongentaal spon­taan op, in momenten als dat nodig is. Wij worden er als het ware door de heilige Geest op geattendeerd. Tongentaal valt dus niet voor te pro­grammeren zo op de wijze van: dan en dan ga ik in tongen spreken, al kan het voor de ‘beginnende tongen­sprekers’ wel een stimulans zijn om zo nu en dan als het in gedachten komt te gaan spreken c.q. bidden in tongen.

Bij het ‘totaal pakket’ van ons dienen van de Heer en onze medemens neemt het spreken in tongen een veel groter plaats in dan alleen om het te gebruiken in de geestelijke strijd. Dat blijkt ook al wel uit wat wij er in de brieven van Paulus over lezen. Wij denken bijvoorbeeld aan de ‘lofprijzing’. Paulus schrijft daar­over: “Ik zal lofzingen met mijn geest, maar ook lofzingen met mijn verstand” 1 Korinthe 14 vers 15 (1 Kor. 14:15).

Bij lofprijzing denken we veelal aan het met de handen omhoog staan, gezamenlijk met de andere gelovi­gen in de samenkomst, om de Heer groot te maken met eigen woorden of in nieuwe tongen. Maar ik denk dat we zo een veel te eng gemaakte opvat­ting over de lofprijzing hebben. De werkelijke lofprijzing en aanbidding omvat namelijk ons gehele leven! Hoe is ons hart betrokken bij de zaak van Gods Koninkrijk? Maken we werkelijk waar wat de Heer die wij dienen zo graag gerealiseerd wil zien in ons leven namelijk dat we Hem liefhebben met geheel ons hart, ziel en verstand. . . en onze naaste als onszelf? Matteüs 22 vers 37 tot en met 39 (Matt. 22:37-39). De werkelijke lofprijzing omvat ons hele leven, met al zijn ups en downs, maar met een hart brandend van liefde voor Hem die wij dienen. Dan staan we -natuurlijk gesproken- midden in het gewone leven van elke dag, temidden van gewone mensen die soms van ‘God noch gebod’ willen weten, maar wel in hun hart weten dat wij het echte geluk in ons hebben. Zij zijn mis­schien wel jaloers op ons en dan kan bij sommigen het verlangen ontstaan om ook dat werkelijke geluk te leren kennen. Het geluk waarin alles voorhanden is en waarbij ook de tongentaal als ‘hulp- en strijdmiddel’ een belangrijke plaats inneemt tot vollere eer en glorie van de Heer die wij dienen.

 

Terug naar de eerste liefde. . . door Cees Maliepaard.

Nadat we eerst kennisgenomen heb­ben van wat complimenten die aan de gemeente te Efeze gegeven werden, kunnen we in Openbaring 2 vers 4 en 5 (Openb. 02:04-05) verder lezen: “Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde verzaakt hebt.

Gedenk dan van welke hoogte u gevallen bent, en bekeer u en doe weer uw eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik tot u en zal uw kande­laar van zijn plaats wegnemen, indien u zich niet bekeert”.

Verstaan wat je leest!

Dergelijke woorden kunnen heden ten dage behoorlijk bedreigend over­komen. Als het licht van je weggeno­men wordt, is het gevolg ervan dat je in het donker komt te zitten. De Here God doet dat, volgens wat Johannes duidelijk gemaakt werd, wanneer iemands eerste liefde bekoeld zou zijn. Het is in zulke gevallen altijd goed, na te gaan wat er nu eigenlijk met zo’n tekst bedoeld wordt. Doet God het werke­lijk precies zo als we dat uit Johannes’ woorden op zouden kun­nen maken of is het gewenst ze met onderscheiding op je in te laten wer­ken? En wat houdt het verzaken van de eerste liefde in de praktijk van alle dag dan wel in?

Je kunt bij zulke zaken op het ver­keerde been gezet worden. Dat doet de Heer vanzelfsprekend niet, maar dat is altijd het werk van de boze. Hij stapt immers elke dag met het verkeerde been uit bed. Dat moet wel want hij hééft alleen maar ver­keerde benen; alles van Satan is fou­tief en grondig verdorven.

Omgekeerd evenredig aan hoe God is: enkel en uitsluitend goed, is Satan te allen tijde slecht.

Het is aanbevelenswaardig nooit af te gaan op gedachten die de mens ontmoedigen of naar beneden zui­gen. De duivel is er altijd als de kip­pen bij om Gods kinderen de ver­werping in te praten. God zou dus iets op je tegen kunnen hebben als je jouw eerste liefde verzaakt hebt.

En wanneer doe je zoiets dan? Er kunnen o zo gauw aanklagende gedachten bij je naar binnen gebracht worden, hetgeen je te allen tijde zult mogen voorkomen.

God heb ik lief

Je kunt af en toe merken dat men­sen daar mee zitten. Vroeger waren we anders bezig met het evangelie dan tegenwoordig, hoor je wel eens te berde brengen. En waar doelt men dan meestal op? Wel, in het beginstadium had je de neiging iedereen in je kring van familie en bekenden te pas en te onpas op een uiteenzetting over de boodschap te trakteren. Je kunt nu denken dat je in die tijd in je eerste liefde was en dat de minder opdringende wijze waar je nu mee vertrouwd geraakt bent, dus een verkoeling van de oor­spronkelijke liefde voor de Heer zal wezen.

Maar wat in zo’n geval aangezien wordt voor de eerste liefde, is dat helemaal niet. Ik weet dat velen (met mij) de eerste tijd na hun bekering eerder door fanatisme dan door lief­de gedreven werden. Het is derhalve geen achteruitgang wanneer iemand afstand neemt van waar hij in eerste instantie in doorgeslagen was. Dat heeft helemaal niets te maken met het teloorgaan van de eerste liefde. Anderen bemerken dat ze door aller­lei omstandigheden niet meer met zoveel animo de samenkomsten bezoeken. Prompt worden ze daarop in hun innerlijk aangeklaagd. Ook, zulke verschijnselen worden vaak aangezien voor het loslaten van de eerste liefde. Maar ook dit heeft hier eigenlijk totaal niets mee uit te staan. Bepalend is niet in hoeverre jou de samenkomsten aanspreken, maar hoe hoog het peil van je liefde tot God zal wezen. Van daar uit zal je betrokkenheid tot de gemeente en tot het leven in het algemeen een plaats kunnen krijgen. Andersom werkt dit nu eenmaal voor geen meter.

Maar zelfs als het zo is. . .

Zelfs als het werkelijk waar is dat iemand niet meer zo warm loopt voor de Here God en voor Christus Jezus, is het echt niet zo dat God de kraan van zijn kant nu ook maar dicht zal draaien. Wij kunnen wel in ons nadeel veranderd zijn, maar dat betekent niet dat God dan met ons mee verandert! Hij zal altijd zichzelf blijven en zich nooit door een ander laten beïnvloeden.

Betekent dit dat de woorden uit Openbaring 2 niet correct zijn weer­gegeven? Neemt God de licht dragende kandelaar niet van z’n plaats bij degenen die hun eerste liefde ver­zaakt hebben? Johannes hoorde bij zijn opgetrokken zijn in de hemel dat dit heel duidelijk gezegd werd. God gaf deze waarschuwing niet voor niets; bij wie de eerste liefde loslaat zal de kandelaar dus zeker verwijderd worden. Maar doet God dat de eeuwen door in alle gevallen afzonderlijk zélf? Dat zou ingaan tegen zijn wezen en daarom zal dit eerder een ingebouwd principe wezen.

Bij wie de liefde tot God op een laag pitje is gekomen, zal er automatisch een verduistering in het denken ont­staan. Het basisprincipe van de vol­maakte liefde is daarmee immers aangetast en daardoor zal het inner­lijk van de betrokken mens niet lan­ger door Gods aanwezigheid verlicht kunnen worden. Het is dus gewoon één van de geestelijke wetmatighe­den uit Gods hemel.

Geen verloren zaak

Wie daar nu tegenaan gelopen denkt te zijn, hoeft er toch nimmer vanuit te gaan dat hij het verder wel zal kunnen schudden. Gods goedertie­renheid en genade zijn altijd toerei­kend genoeg om de vermindering van liefde bij de mens te overvleuge­len.

Wanneer wij weer willen dat de eer­ste liefde zal terugkeren in ons den­ken en doen, zullen we bemerken dat het verlangen van de Here God en Christus Jezus daar naadloos op aansluiten.

Daarom wordt een ieder die de oor­spronkelijke frisheid heeft verspeeld, er toe opgeroepen tot inkeer te komen en de bezigheden in de hemel en op de aarde weer overeen­komstig zijn of haar eerste liefde te behartigen.

Het is dus geen kwestie van wat meer liefde voor de mensen om je heen op te brengen, maar het zal altijd gaan om onze mate van liefde en betrokkenheid bij de Vader en bij zijn plannen binnen het lichaam van de Christus.

Wees jezelf!

We zingen wel eens: ‘U bent één en enkel positief, U heb ik als Vader, mijn God, ik heb U lief. . . ’ Wel, dat is een absolute waarheid: God is uit­sluitend positief voor de mens, pre­cies zoals Hij alléén maar negatief is voor de machten der duisternis. God is onder alle omstandigheden zich­zelf, Hij zal nooit anders worden dan zoals Jezus Christus ons Hem heeft doen kennen.

Als Gods beelddragers zullen we óók te allen tijde positief ten opzichte van de mensen zijn en negatief voor de machten der duisternis. Daarin mogen we onszelf zijn. Maar dan moet een mens wel eerst iemand wezen! Een bekend puntdicht van De Genestet luidt: ‘Wees jezelf! zei ik tot iemand; maar hij kón niet, hij was niemand’. Nou, wie als gelovige niet in relatie met de Heer leeft, mist in de hemel Gods identiteit. Dan is je mate van zijn dus niet bepaald door het vernieuwingspro­ces binnen de Christus. In zo’n geval zul je niet jezelf moeten blijven, maar krijg je alsnog de kans je in de gezindheid van de Christus te gaan ontwikkelen.

Wie enig inzicht in de geestelijke dingen gekregen heeft, zal ontdekt hebben dat we vooral zullen dienen te blijven wie we in Christus. Alleen in Hém ben je immers een nieuwe schepping! Los van Hem ben je jezelf niet meer, niet degene die God zich gedacht heeft. Maar daar mag je altijd naar terug­keren. Niemand zal ooit van God te horen krijgen: sorry hoor, maar jij hebt je kansen verkeken; je hebt de jou geboden mogelijkheden niet benut en nu is het te laat. . . Ik wil je niet meer kennen.

In onze tekst openbaart de Heer via Johannes dat een mens wel zijn eer­ste liefde verzaakt kan hebben en daarmee van een grote hoogte geval­len kan zijn – maar er volgt gelukkig een ontboezeming op vanuit zijn liefde en barmhartigheid, met de woorden: “bekeer u en doe wéér uw eerste werken”.

Die weg zal dus altijd nog een open weg zijn. We mogen opnieuw begin­nen, naar het oorspronkelijke model dat de Heer ons heeft nagelaten. De Here God schrijft niemand af. Maar Hij houdt ook geen sterveling aan als winkeldochter! Hij stimu­leert ons om inzetbaar te zijn voor de goede zaken van zijn koninkrijk. In alle eenvoud. Zonder pretenties. Maar zeer effectief.

 

Het verlangen naar echte opwekking door Jildert de Boer

Ieder waarachtig christen verlangt naar een echte opwekking. Maar zijn we ook bereid de prijs daarvoor te betalen? In Handelingen 2 vers 42 (Hand. 02:43) schrijft Lucas over de eerste christe­nen: “En zij bleven volharden bij (1) het onderwijs der apostelen en de (2) gemeenschap, (3) het breken van het brood en (4) de gebeden”. Jildert de Boer gaat in dit artikel op deze vier punten in als kenmerken van een blijvende opwekking (-red. ).

Onderwijs

Daar zie je ze -al die gemeenteleden- stevig gewapend met hun Bijbel (+ pen en papier) en vol enthousiasme op naar de onderwijsactiviteiten van de gemeente, zoals onder meer de Alpha-cursus, de introductiekring, het vervolgfundament, een cursus “aanstekelijk christendom”, de huis- kringen, de centrale Bijbelstudie en bijvoorbeeld een bijbelweekend over de heilige Geest, meetings vol moti­vatie tot evangelisatie en zending, verdiepingsstudies over en bedienin­gen voor bevrijding van gebonden­heden en -niet te vergeten- een serie over het doel: de openbaarwording van de zonen Gods!

Ze gaan 100% voor de Heer, zijn gegrepen van Jezus’ machtige woor­den en willen die omzetten in leven! In eigen leven en in hoop en verlan­gen naar/voor levens van anderen om hen heen! Ze zoeken vermeerde­ring van inzicht in het plan van God en zijn erdoor gefascineerd!

Vastbesloten zijn ze in alle woorden van God waar ze zo intens verliefd op zijn geraakt dat ze niets liever meer willen dan de wil van God ook echt te doen. Hun harten zijn vol van Woord, niet om er anderen mee om de oren te slaan, maar hen inte­gendeel te zegenen met al het goede van God!

De Geest maakt het Woord levend, zodat er wijsheid en openbaring uit voortkomt, ten dienste van anderen. Het Woord logeert niet af en toe op zondag bij hen, maar het heeft rijk woning gemaakt in hen, zodat het alle dagen van de week levend en krachtig functioneert!

De Bijbel is geen stoffig boek vol dode letters meer, maar een bron van goddelijk leven en geestelijke inspiratie! Dat Woord wil ons recht­uit middenin ons leven raken, zodat ons hart voor God in vuur en vlam gezet wordt!

Gemeenschap

Ze genieten ervan met elkaar op te trekken in gezelligheid en plezier in het natuurlijke, maar wat meer is in het delen van hun relatie met God en met elkaar. Zo scherpen ze elkaar en worden aan elkaar geslepen, waardoor er hechte banden ontstaan. Op die wijze wordt de gemeente een prachtig “relatievlechtwerk”, waar je elkaar niet slechts van naam en van “hoe gaat het” kent, maar er zich relaties van hart tot hart ontwikkelen en verdiepen.

De leden zijn immers door dezelfde Geest tot één lichaam gedoopt. Als men deel wil uitmaken van de gemeente is het dus afgelopen met alle solisme en individualisme, waar onze tijd zo bol van staat. Ze leren samen het geheim elkaar werkelijk christelijke warmte te geven, een aantrekkingskracht van opbloeiend leven Gods die een vuur verspreidt in deze koude en donkere wereld. De gemeenschap met elkaar is er slechts onder de voorwaarde van het wandelen met Jezus in het licht, want vrome kletspraatjes vullen geen zondegaatjes. Naarmate ze dichter bij hun Heer gaan wandelen, komen ze -net als de spaken in een wiel- steeds dichter bij elkaar. Zij zien erop toe dat de machten der duisternis, ook als die kans zien eens een remblokje op het wiel te zetten, geen greep op de gemeen­schap kunnen krijgen om de voort­gaande ontwikkeling (blijvend) te beletten.

Door de liefde als de band der vol­maaktheid staan de broeders en zus­ters onwrikbaar vast in de strijd van het leven en houden ze het voortdu­rend moedig uit in standvastig ver­trouwen op God! Een stok uit het bos valt op zichzelf gemakkelijk te breken, maar een gebundelde bos takken is vrijwel onbreekbaar voor de vijand! Gemeenschap maakt sterk!

We zijn blij met onze jonge mensen die opgroeien in een gemeentesfeer waar -als het gezond is- niet de rod­del heerst, maar het klimaat van het Koninkrijk van God met zijn gerech­tigheid, vrede en blijdschap door de heilige Geest. Ook de alleen gaanden mogen er helemaal zijn op elk ter­rein in de gemeente. Ze horen er ten volle bij en worden niet als een soort “eilandbewoners ”gedoogd. Verre daarvan! Laten zij gewaar­deerd en hooggeacht worden in ons midden, want bij God is er geen aanzien des persoons.

Het is de boze die isolatie en een­zaamheid wil bewerken, maar God beoogt de onderlinge gemeenschap waar niemand zich langer alleen behoeft te voelen, maar “thuis” mag zijn als in een warm nest, waar de geur van Christus heerst.

Hoe belangrijk zijn de contacten na de samenkomst, in het bij elkaar op bezoek gaan, per telefoon, door Sms’jes, via email of door middel van een kaartje. Het zijn zovele blij­ken van een naar elkaar omzien en een elkaar steunen en bemoedigen! De Heer zoekt “omzieners” in aan­dacht en zorg voor die ander.

Breken van het brood

Ze nodigen elkander (zonder voor­keur of afkeur!) regelmatig uit om te komen eten en te delen. De leukste gastvrijheid vinden ze die zonder morren! Ze weten met hun hoofd dat het niet goed is als er sommigen toch nog het idee hebben dat ze zich alleen voelen of eenzaam zijn. In de praktijk zoeken ze met elkaar van harte naar de realisatie van dit ide­aal!

Gemeenschap vind je bij uitstek aan tafel, want daar wordt gepraat, geluisterd en uitgewisseld. Zo gaat dat in het huisgezin van God en wel met blijdschap en een eenvoudig hart, dat niet te nauw is, maar waar­in iedereen in past. Mooi om een deel van je tienden eens te steken in bijvoorbeeld met een ander uit eten te gaan, om open contact te hebben van hart tot hart en samen je noden en je zegen in de Heer te delen. Hoeveel te meer is dit het geval als we denken aan de maaltijd van de Heer, als we samen het brood bre­ken en de vrucht van de wijnstok drinken, om de dood van de Heer te verkondigen. Zo vieren we samen wat Jezus Christus tweeduizend jaar geleden voor ons gedaan heeft en wat Hij nu in ons bewerkt. Als wij de beker van de verlossing opheffen, zijn we immens dankbaar voor het werk van Jezus Christus! Natuurlijk zullen we we naast de vreugde in de Heer in onze lofliederen, dankgebe­den en onze getuigenissen rondom het avondmaal onszelf onderzoeken of er nog “misse” zaken in onze ver­houding tot God of tussen elkaar bestaan. Zo ja, dan zoeken we snel naar wegen om de knik in de broe­derliefde op te heffen door een akke­vietje (samen) recht te zetten. Als we onszelf eerlijk kunnen beproeven wordt het ook onderling een heerlijke liefdesmaaltijd. Ga daar lekker mee door in de ruimte van God en in ruimte voor elkaar tot opbouw! Daar kan geen plaats zijn of blijven voor de zonde(machten)!

Die zullen uit onze levens en uit ons midden moeten wijken!

Gebeden

Schitterend als je hoort over al die gebedscellen in de gemeente, die worstelen in hun gebeden, maar die ook de Heer danken, prijzen en aan­bidden. Wat een gebeden heeft God al verhoord en hoeveel reden tot dank is er daarom!

De gezamenlijke bidstond zien we niet meer voor ogen als “anderhalve man en een paardenkop”, maar als een krachtcentrale. Ik zie een verge­zicht van vele volhardende bidders, die knie-ologie beoefenen en zich uitstrekken naar meer van God in eigen leven, maar niet minder ook in vrucht naar buitenuit, dat ande­ren in eigen omgeving voor de Heer gewonnen gaan worden.

In de bidstonden zie ik het hart van de gemeente kloppen! Daar tintelt het leven vanuit de Geest, die ons aanspoort en stuwt tot geestelijke (kwaliteit) groei en tot (kwantiteit)groei in aantal. Het is geweldig om nieuwe mensen de gemeente te zien binnen groeien en hen te omtuinen met gebed.

Gebed is de motor die de gemeente op gang houdt! Als er gebeden wordt om Gods wijsheid in alle dingen, dan kan de olie van de Geest de raderen van het lichaam soepel geo­lied laten lopen, opdat er uiteindelijk geen geknars, gepiep en geknerp van enige negativiteit vanuit de machten der duisternis meer gehoord zal worden. Bidden is immers bezig zijn in de geestelijke wereld om het doel van het volkomene te bereiken!

Uit eigen ervaring weet ik dat de boze ons vooral van het bidden zal trachten af te houden, omdat hij weet welke klappen het rijk der duis­ternis daarmee oploopt. Ons “een en al” gebed zijn, zoals een psalmist schreef, is een rustpunt in de wacht­en spreekkamer van God temidden van allerlei situaties in deze drukke en jachtige tijd. De roep van God tot bidden heeft immers prioriteit in ons leven.

Onze gebeden zijn echo’s op Gods roepstem, die mogen weerklinken ten overstaan van de tirannie van de demonen en de noden en lasten van mensen. Wij hebben geleerd Gods stem voor te laten sorteren in eigen leven. Wij weten keuzes te maken in het gebruiken van onze tijd, zodat er heel wat uit gesorteerd kan worden dat ons alleen maar afhoudt en afleidt van Woord en gebed. (U kunt dit zelf in uw eigen omstandigheden het beste invullen).

Eenheid

Nu we deze “vier op een rij” vanuit de eerste gemeente hebben aange­reikt, is het belangrijk nog op te merken dat het woord bevestigd werd met vele wonderen en tekenen Handelingen 2 vers 43 (Hand. 02:43). De sleutel daartoe ligt in het -na de bekering, de doop en het vervuld worden met de heilige Geest Handelingen 2 vers 38 tot en met 41 (Hand. 02:38-41)- Volharden in het onderwijs, de gemeen­schap, het breken van het brood en de gebeden.

Een nog groter wonder is mogelijk dat de eerste gemeente opviel door hun eendrachtig bijeen zijn Handelingen 2 vers 46 (Hand. 02:46). Op basis van dit één van hart en ziel zijn, kon de Here dagelijks toevoegen en konden de apostelen met grote kracht hun getuigenis van de opstanding van de Here Jezus geven en was er grote genade over hen allen Handelingen 2 vers 47 en Handelingen 4 vers 32 en 33 (Hand. 02:47 en Hand. 04:32-33). Men kon inderdaad zien: “zie, hoe lief ze elkaar hebben”! Jezus heeft gebeden voor deze een­heid tussen zijn leerlingen, opdat de wereld gelove en erkenne Johannes 17 vers 20 tot en met 23 (Joh. 17:20-23). Partijschappen en twist zijn werken van het vlees. Verdeeldheid en scheuring zijn een antireclame van de duivel en een struikelblok voor buitenstaanders om tot het christelijk geloof te komen.

Als ik het goed versta is hier nog heel wat uit te reinigen, te beginnen met het zelf ongedeeld voor de Heer te zijn en vervolgens in het gereinigd worden tot oprechte, bestendige broederliefde. Het is dan ook zonneklaar dat interne eenheid externe evangelisatiekracht geeft!

Doorgaande opwekking

Misschien is dit in zekere zin een beetje een profetisch artikeltje, maar ik heb ook naar mezelf in de spiegel gekeken en gezegd (geprofeteerd): “joh, jij bent een man die God hele­maal veranderen kan”! De Heer gaat je dan ook gaandeweg dingen tonen, zoals Hij ook mij richtte op het toe­zien op mezelf, en aanreikte: doe iets op die levensgebieden waar het nog zo krampachtig is en dwangma­tig gaat en er wellicht dode werken overgebleven zijn.

Werk eens aan dat terrein waar de impulsiviteit of juist de naïviteit met je op de loop gaat en -als je niet oplet- je de machten in de kaart speelt. Kom toch los van dat kunst­matige en menselijke geregel en ga eens echt leven met Mij en van daar­uit aan de slag met een aantal zaken. Dat is fijn als de Geest het zo voor je gaat verhelderen, direct of indirect door anderen heen.

Zo over jezelf en over anderen te profeteren met geloof in Gods mogelijkheden is een kolossale taak! Het is waar: door de kracht van de heilige Geest kunnen wij Gods heer­lijkheid gaan weerspiegelen! Doe mee in het jezelf geven en wees trouw in de opbouw van de gemeente, want afbraak is er al genoeg in deze wereld en zelfs -het moest niet zo zijn- helaas soms zelfs in de gemeente! Stel je maar gewoon dienstbaar op in de broeder­schap en geef een veilig voorbeeld van het wandelen in Jezus’ voetstap­pen voor anderen! Zo verlok je ande­ren om in ijver de Heer te dienen. Opwekking? Nou en of! Als we ten­minste volhardend aan “vier op een rij” doen en niet meer zeuren over allerlei “vijven en zessen”, dingen die zogenaamd allemaal niet zouden deugen. We jagen immers naar het trachten uit te munten tot opbouw van de gemeente 1 Korinthe 14 vers 12 (1 Kor. 14:12)? Op je schoolrapport is/was uitmuntend het halen van een tien! De gereed­schappen daarbij zijn de geestelijke gaven.

In het Oude Verbond klonk de zucht: “Och, ware het gehele volk des Heren profeten, doordat de Here zijn Geest op hen gave” Numeri 11 vers 29 (Num. 11:29). In het Nieuwe Verbond treedt zo machtig naar voren: “Want gij kunt allen 1 voor 1 profeteren, opdat allen lering en allen opwekking erdoor ontvangen” 1 Korinthe 14 vers 31 (1 Kor. 14:31).

Geen opwekking van opgaan, blin­ken en verzinken en niet een opwek­king van stijgen, consolideren en afzakken.

Evenmin een oudtestamentische opwekking waarbij de ene Godsman sterk op de voorgrond trad, maar juist een voortdurende, blijvende opwekking doordat het lichaam van Christus in alle geledingen gaat leven, bewegen en functioneren in heilige Geest! Het niveau blijft daar­bij niet constant, maar het stijgt in peil, in beleven, kortom: in diepte en inhoud. Halleluja!

 

De naam van Jezus door Froukje Huis

We zijn net teruggekeerd van een fijne, zonnige vakantie. ’t Was heer­lijk weer, zodat we zelfs genoten hebben van het zwembad.

Toch zat er ook een donker tintje aan die stralend blauwe lucht. Nauwelijks was de vroege ochtend­nevel opgetrokken of de straaljagers gingen op pad. Sommigen pal over ons hoofd met oorverdovend lawaai, anderen wat verder af, maar altijd erg rumoerig.

Vooral de jonge kinderen raakten de eerste keer in paniek, legden hun handjes tegen de oren en vluchtten naar de vertrouwde schoot van vader of moeder. Het hielp niet dat je ze vertelde dat er niets kon gebeuren. Nauwelijks hoorden ze een vliegtuig of ze kwamen aanrennen, roepend: “Daar kom er weer één!”

En dan, plotseling, merk je dat de situatie veranderd is. Je staat klaar om zo’n vluchtend hoopje mens op te vangen als er weer een straaljager de lucht ingaat en. . . dan komt er niemand!

Kijk, daar staat hij dapper op het grasveld, wijst met zijn vingertje in de lucht en roept: “Daar gaat ie!”.

Herkent u ook uzelf daarin? Je bent pas op de weg en daar komt met veel lawaai de boze aan!

Angstaanjagend, overweldigend. Je vlucht naar Vader: “O, Heer, dat kan ik niet aan, ik ben nog maar net op de weg! Help me toch!” Natuurlijk helpt Vader. Hij vertelt dat je niet bang behoeft te zijn: “Vrees niet, want Ik ben met u, zie niet angstig rond, want Ik ben uw God, Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met mijn heilrijke rechterhand” Jesaja 41 vers 10 (Jes. 41:10).

Maar op zekere dag hoor je iets anders: “De naam des Heren is een sterke toren, de rechtvaardige ijlt daarheen en is onaantastbaar!” Spreuken 18 vers 10 (Spr. 18:10).

God heeft ons de naam van Jezus – gegeven om die te gebruiken!

Jezus zegt het zelf: “In Mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven en zieken genezen” Markus 16 vers 17 en 18 (Mark. 16:17-18).

“Op slangen en schorpioenen zult gij treden (in Jezus’ naam) en niets zal u enig kwaad doen” Lucas 10 vers 19 (Luc. 10:19).

En. . . wij hoeven niet naar die naam toe te ‘ijlen’, want door de heilige Geest woont Jezus in ons hart. Wij kunnen te allen tijde over de naam van Jezus beschikken.

Dan komt de dag dat de boze, drei­ging en moord blazend, ons onaan­tastbaar op het geestelijke grasveld ziet staan, de voeten geplant in het Woord, de naam van Jezus op de lip­pen, de vinger uitgestrekt: “Daar gaat hij!”.

En hij gaat. Prijst de Heer!

 

Om over na te denken. Door Cees Maliepaard

Volledig verzekerd.

In de verzekeringsbranche kent men de clausule eigen risico. Bij schade zal een bepaalde van tevoren afgebroken som niet uitbetaald worden. Die zal de verzekerde uit eigen middelen moeten bekostigen. Alles wat dit bedrag te boven gaat, wordt wel door de assuradeur vergoed. Het voordeel is, dat daar een lagere premie tegenover staat. De Here God kent een dergelijke regeling niet. In Christus Jezus geeft hij louter absolute zekerheden. Dat is zo omdat de volledige premie voor ons betaald is. Eenmaal voor altijd, heeft de heer voor ons leven zijn leven afgelegd, Omdat wij nieuw leven zouden ontvangen. Korting op de premies is niet mogelijk. Jezus heeft geen regeling voor sommigen waarvoor hij minder dan met zijn leven heeft betaald. Daarom is de uitbetaling ook voor ieder hetzelfde. Volledig nieuw leven in Eendracht met onze heer en meester.

Wat is van belang?

In het leven van alledag spelen allerlei zaken een rol. Sommigen zijn van groot belang, anderen zijn dat in mindere mate. Onder ons denkt men daarbij nog wel eens dat alles wat geestelijk is echt van belang is, terwijl de natuurlijke zaken als vanzelf tot een lagere rangorde behoren. Toch wordt deze stelling In de praktijk nogal eens gelogenstraft. Weliswaar zijn de dingen van het Koninkrijk Gods van een hogere orde dan die van aardse zaken, Maar dat neemt niet weg dat er geestelijke items van min of meer ondergeschikte waarde kunnen wijzen en natuurlijke aspecten die zonder meer van levensbelang kunnen zijn. Ieder zal daar zelf wegwijs in mogen worden, Zonder dat zoiets redenen tot starre regelgeving en nog minder tot afwijzing of achterklap zal geven. We zijn in Christus lichaam immers vrijgemaakt van de werken van het vlees, zodat we de stem van de geest zullen kunnen horen. en het is gelukkig nog steeds een heerlijke waarheid dat Gods Geest waait waarheen hij wil.

Volledig betrouwbaar

In wereld valt vandaag de dag niet veel aan zekerheden te beleven. Wat heden zo vast als een huis lijkt zijn, blijkt morgen zo wankel als wat te wezen en andersom. Dit valt op het internationale vlak te onderscheiding, maar even zo goed binnen onze landsgrenzen. Je komt In de wereld van vandaag nog mensen tegen. Die voor 100% betrouwbaar zijn, Maar het lijkt onderhand wel of je ze met een lantaarntje op zal moeten zoeken. Over een bekende Nederlandse politicus werd kort geleden door iemand opgemerkt. Hij is ongrijpbaar als een stukje zeep. Hij glibbert alle kanten op.! Het is niet bijster verstandig met zo iemand in zee te gaan; Je weet nooit waar je dan terecht komt. Daarom is het een verademing in het Koninkrijk van de Vader te vertoeven. Jezus is daar als de door God aangestelde koning volledig betrouwbaar. Het is gewoon een feest dat een burger van dit hemelse Rijk hier onbekommerd verkeren kan. Hij is de rots waarop we staan, en in hem ingevoegd. Zullen we dezelfde zekerheid aan elkaar en anderen mee kunnen delen.