De eerste Youth-for-Crist” rally in Nederland

Het waren twee heerlijke avonden.

Maandagavond 30 September ontmoetten we in besloten kring, in het Americane hotel te Amsterdam, de Amerikaanse broeders. die ons vertelden hoe de Youth-For-Christ be­weging ontstond, hoe ze zich uitbreidde. hoe ze naar Neder­land is gekomen en wat haar doel en middelen zijn. Geboren uit gebed, thans gesteund door het gebed van tienduizenden jonge mensen, is ze louter een werk Gods. Natuurlijk heeft de tegenstand niet ontbroken. Doch dit is het bewijs, dat de Satan het de moeite waard vindt zich er mee te bemoeien. Als God voor ons is. wie zal dan tegen zijn?

Dat deze Amerikanen naar Holland komen mag niet op­gevat worden als zou het jeugdwerk hier niet goed zijn of dat hier geen geschikte mensen zouden zijn, die niet kunnen spreken, het enige antwoord is: ”God werkt”. Een andere verklaring is er niet.

Op een enkele vraag werd zeer duidelijk naar voren ge­bracht, dat deze beweging interkerkelijk is en dat ook wil blijven. Aan jonge mensen, die tot overgave komen, wordt aangeraden naar die kerk of kring te gaan, waar hun ouders toe behoorden.

Het was een plechtig ogenblik toen op de vooravond van de campagne de aanwezige predikanten en leidende broeders zich verenigden in gebed om Gods zegen over dit werk af te smeken. Treffend was op te merken, hoe in veler gebed de blijde verwachting tot uiting kwam, dat God in ons land wonderlijk wil gaan werken en het verlangen, dat het tot een doorbraak moge komen door de muren, die ons gescheiden houden,

Dinsdagavond was de eerste avond, die op het programma stond. Reeds een half uur van tevoren was de kerk in de Jacobstraat tot het uiterste gevuld. Het was zelfs zo, dat, helaas, aan de ouderen moest gevraagd worden heen te gaan en hun plaats vrijwillig aan jongeren af te staan. Wat was het een heerlijke aanblik, al die honderden jonge men­sen hier verenigd te zien.

Met wat een ongekend enthousiasme werd er gezamenlijk gezongen onder leiding van Mr. Don Devos, de koorleider, met begeleiding van Mr. Douglas Fisher. Het was onge­twijfeld alles Amerikaans, fel, raak en pittig. Doch de predi­king van Rev. Spencer De Jong, hoewel recht op het hart van de jonge mensen gericht, was door en door Bijbels, het was het goede oude evangelie van de verlossing van alle schuld, enkel door het bloed van Jezus Christus.

Er was een sterke werking des Geestes en het geloof, dat God wonderen zou doen, werd niet beschaamd. Meer dan zeventig jonge mensen gaven aan de uitnodiging gehoor om Jezus aan te nemen als hun Heiland.

Er was een dertig­tal bij, die voor het eerst tot Hem kwamen. Heerlijk was het na afloop te mogen spreken en bidden met deze jonge mensen, die vaak zo vreemd staan tegenover het geloof en zoveel moeilijkheden kennen.

Vanaf deze avond zullen, indien God het wil. zes weken lang iedere avond op onderscheiden plaatsen deze rally’s worden gehouden. Wij vragen onze lezers dit werk te steu­nen met hun gebed. De Geest van God werkt in de jeugd. Moge het leiden tot een grote opwekking ook onder de ouderen en moge God het verhoeden, dat we dit werk zouden smoren in onze beruchte schotjesgeest, die alleen weet te waarderen wat uit eigen kring voortkomt. Wan­neer ons volk verstaat wat God ons te zeggen heeft, dan kan dit een hergeboorte betekenen. God zegene onze broe­ders.      

Br.

 

De inwoning van Christus in ons hart

Herhaaldelijk komt naar voren, dat velen, die zich aan Christus hebben overgegeven, in hun dagelijks leven er zo weinig steun door ondervinden. Dikwijls blijkt Christus, ondanks hun goede wil, te ver weg en te veel slechts een begrip. Daarom gevoel ik behoefte aan anderen mede te delen mijn ervaring, hoe een mens zelf kan medewerken, opdat Christus steeds meer zijn dagelijkse, trouwe, liefde­volle en almachtige Vriend wordt.

Het spreekt van zelf, dat alleen Christus ons tot andere mensen kan maken, maar wij werken Hem dikwijls tegen, terwijl Hij ons toch zo graag met Zijn Geest vervullen wil. Het tegenwerken geschiedt meestal zonder dat wij het ons zelf bewust zijn. Christus zegt, dat wanneer wij Hem lief­hebben, Hij door zijn Geest in ons zal komen wonen. Dit beeld trof mij bijzonder en ik zag mijn binnenste als een woning met een voorportaal en een hall, waarop een aantal vertrekken uitkwamen. Toen Christus bij mij kwam wonen, was eindelijk Zijn kloppen op de deur van mijn innerlijke woning verhoord. De Heiland stond toen eindelijk in het portaal op de mat en zou Zich nooit weer de deur uit laten zetten. In (Joh. 10:27) zegt Hij: “Niemand zal hen uit mijn hand rukken”.

Dit openen van de deur was voor mij van geweldige be­tekenis. omdat daardoor de verzoening tussen God en mij tot stand gebracht was. Ik kon de deur echter slechts openen met Gods hulp en toen ik berouw had over mijn zonden en als een kind geloofde dat Christus. Gods Zoon, door zijn kruisdood deze verzoening mogelijk had gemaakt.

Door dit binnenlaten was ik Gods kind geworden voor de eeuwigheid. Dit was de rechtvaardiging. Ik was weer voor God gerechtvaardigd en buiten het oordeel gesteld, m.a.w.: terwille van Christus had God mij alle vroegere zonden, hoe zwaar ook, vergeven, evenals de toekomstige, als ik deze aan Hem zou belijden.

Toen Christus eenmaal was binnengelaten, verwachtte Hij echter ook, dat ik Hem niet op de mat in het portaal zou laten staan. Hij verlangde bezit te nemen van alle vertrekken, om mijn huis geheel van Zijn Geest te vervullen. Toen zag ik plotseling, dat alle vertrekken van mijn huis bezet waren: de hal door mijn ik, omgeven door mijn karakter. Ik was als een tekening van een cirkel. In de binnenste cirkel staat met grote letters IK. In de buitenste cirkel onvriendelijk, ongeduldig, onoprecht, baatzuchtig enz.

Zo zag God mij (Rom. 03:10-18) en zo ziet Hij ieder mens.

Ik begreep dat Christus al deze slechte bewoners, deze karaktereigenschappen, zo graag wilde uitdrijven en de Zijne er voor in de plaats brengen.

Dan ontstaat een andere cirkel. Binnenin staat Christus. Daaromheen nederig, wellevend, onbaatzuchtig, zachtmoedig, niet kwaad sprekend, oprecht, geduldig, plichtsgetrouw, edelmoedig en vriendelijk.

Dit is het volmaakte karakter van Christus en de vol­maakte liefde, 1 Korinthe 13. Hiernaar moeten wij jagen (1 Kor. 14:01); daarin moeten wij ons oefenen (1 Tim. 04:07); dat moeten wij leren (Matt. 11:29) evengoed als een vak, of wetenschap of talen. Dat is de heiligmaking.

Christus moest ook door lijden gehoorzaamheid leren (Heb. 05:08).

Deze heiligmaking geschiedt door de kracht van de Heilige Geest, maar de mens moet volkomen meewerken, zoals bovenstaande teksten leren. De mens alleen kan het niet zonder de Heilige Geest, maar de Heilige Geest doet het niet zonder onze volledige medewerking. Hoe kunnen wij daarin medewerken?

Waarmede iemand omgaat wordt hij besmet. Dit geldt ook in het goede. Als laagstaande mensen met hoogstaande mensen omgaan worden zij naar boven getrokken. Zo moet een gelovige de gehele dag met Christus omgaan, Hem in alle grote en kleine dingen raad vragen, alles met Hem be­spreken, alsof Hij lichamelijk bij hem is en dan ook Zijn raad opvolgen, dus gehoorzamen, door dik en dun en niet eigenwijs zijn. Dan voltrekt zich in hem de karakterverandering zoals boven aangegeven: ”En wij allen, met ongedekt aangezicht de heerlijkheid des Heren als in een spiegel aanschouwende, worden naar Zijn beeld veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heren Geest.” (2 Kor. 03:18).

Toen Mozes van de berg kwam, na zijn samenzijn met God, glinsterde zijn aangezicht. Dan worden wij nieuwe schepsels: ”zo dan indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbij gegaan, ziet, het is alles nieuw geworden’. (2 Kor. 05:17).

Dan zijn wij in Christus, verkrijgen de volheid van de Heilige Geest en de zekerheid des geloofs (Heb. 11:01).

Hoe kunnen wij nog meer medewerken?

Door ijverig de Bijbel te onderzoeken. Dan spreekt Chris­tus door Zijn Woord tot ons. Dan hebben wij door dit Woord gemeenschap met Hem. Dan geeft Hij ons vele geboden, maar wij hebben er niets aan, als wij ze niet op­volgen. Ook en vooral zijn het gebed en het stil-zijn voor God, heerlijke gemeenschapsoefeningen, waarvan een zeer bijzondere kracht en zegen, ook voor anderen uitgaat, terwijl ook het zingen van evangelische liederen de gemeenschap met Christus versterkt. Om nog weer terug te komen op het beeld van onze innerlijke woning, waarin Christus de gehele heerschappij behoort te hebben; dat kan alleen als wij Hem in al onze kamertjes toegang geven en Hem niet op de mat laten staan.

Wanneer laten wij Christus op de mat staan?

Als ouders de moeilijkheden met hun kinderen zelf willen oplossen.

Als wij de strijd om het bestaan alleen willen strijden.

Als een leraar de moeilijkheden met zijn leerlingen alleen in orde wil brengen.

Als een huisvrouw haar zorgen zonder Hem wil dragen.

Als een zakenman zijn zaken problemen zonder Hem wil behandelen.

Als een ingenieur zijn technische vraagstukken alleen wil bestuderen.

Als een regeerder zijn vragen rond het besturen zelf wil beant­woorden.

Als een dokter zijn diagnose zonder hulp van Christus wil stellen.

Als een bedrijfsleider de werkzaamheden alleen wil regelen.

Als een patroon de moeilijkheden met zijn personeel zelf wil oplossen.

Als een Christen zijn geestelijke moeilijkheden alleen wil bestrijden.

Zo laten wij Christus ook op de mat staan, als wij pro­beren:

ons zelf van angst te verlossen, ons zelf rein te maken, ons zelf liefdevol te maken, ons zelf eerlijk te maken, ons zelf te verlossen van drift,

ons zelf onzelfzuchtig te maken.

In al deze gevallen maken wij geen gebruik van de al­macht, die Christus van de Vader heeft gekregen en ons ten dienste wil stellen.

Lezer, staat de Here Jezus nog op de mat van uw inner­lijke woning of hebt U de deuren van alle vertrekken open­gezet voor Hem? Hoevelen houden meerdere vertrekken hardnekkig voor Hem gesloten, zodat er twee regeerders zijn in hetzelfde huis, en er niet steeds kan zijn de vrede, die alle verstand te boven gaat.

Laat ieder van ons zich voor Gods heilig aangezicht onderzoeken: “Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart; beproef mij en ken mijne gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg zij: en leid mij op de eeuwige weg”. (Ps. 139:023-024). D. v.d. W.

 

Contact per brief

  1. V. te V. vraagt: In het blad van 31 Aug. schrijft P. K. onder meer: “de vijf dwaze maagden moesten gaan naar de verkopers om olie’. Hoe kunnen de dwaze maagden olie gaan kopen bij de verkopers, terwijl de wijze reeds ingegaan waren? Deze verkopers gingen dus zelf ook niet in, want als de dwaze maagden te laat waren, waren de verkopers dus véél te laat. Wie zijn deze dan?

Antw. Het antwoord is m.i. zeer eenvoudig. De wijze maagden zeggen tegen de dwaze, gedreven door het ver­langen hen ook nu nog te helpen, dat zij naar de verkopers zullen gaan. We lezen echter niet in de gelijkenis, dat dit hun inderdaad gelukte. Het is hiervoor te laat. Verder moe­ten we, zoals in alle gelijkenissen, niet trachten ieder onder­deel te vergeestelijken. Deze gelijkenis gaat niet over de verkopers, doch over de wijze en dwaze maagden.

Zuster L. L. te W. vraagt: “Kan ik in alle dingen en op iedere tijd weten, dat de Heilige Geest mij stuurt bijv. als ik zieke broeders of zusters bezoek! Zij vraagt dit omdat zij kennis heeft gemaakt met twee zusters, die overal het evangelie brengen en haar vertelden, dat zij nooit ergens kwamen of de Heilige Geest stuurde hen daarheen en ais ze niet mochten gaan, hield de Geest hen tegen.

Antw. Ik wil niet betwijfelen, dat deze beide zusters zo niet de stem des Geestes mogen beluisteren, dat zij steeds weten waarheen zij wel en waarheen zij niet moeten gaan. Toch geloof ik, dat we dit nimmer tot een regel mogen stellen. We lezen nergens in de Schrift, dat ons zoiets wordt be­loofd. Wel wordt er gesproken van een leiding des Geestes voor alle kinderen Gods, d.w.z. dat ze, zonder dat ze het zelf soms weten, in hun overleggingen en gedachten zo bestuurd worden, dat ze de goede weg bewandelen. Wan­neer we niet weten wat we doen moeten, is m.i. de juiste weg, dat we in ernstig gebed de Here om wijsheid en leiding vragen en dan doen wat ons geweten en verstand in overeenstemming met Gods Woord ons zeggen, dat we doen moeten. We mogen dan vertrouwen, dat God onze weg zo zal leiden, dat het is tot eer van Zijn Naam en tot heil van onze naaste. Wie zo op God vertrouwt zal niet beschaamd uitkomen. Er zijn kinderen Gods, die in sommige gevallen hun Bijbel openslaan en de tekst, waar hun oog opvalt, als een antwoord van God beschouwen. In dit opzicht zij ieder in zijn eigen geweten overtuigd. Het past mij niet deze weg te veroordelen. Toch geloof ik, dat deze wijze van handelen alleen daar kan worden verdedigd, waar noch Gods Woord, noch ons geweten of verstand enig licht geven in de moeilijkheid waarin wij verkeren.

Zuster B. te H, heeft grote moeite met de opvoeding van haar kinderen. Zij staan vijandig tegenover Gods Woord en als ze de Bijbel voor de dag haalt, kijken ze al lelijk. Ook heeft ze gemerkt dat haar dochtertje rookt. Ze maakt zich in zo’n geval wel eens driftig, hoewel ze weet, dat ze met zachtheid meer gedaan krijgt. Haar oudste dochter zei eens. Moeder, je moet er niet zoveel over praten, want dan krijg ik er een hekel aan. Zelf zit ze altijd in de put en ziet geen uitweg met haar kinderen.

Antw. Natuurlijk mogen we nooit terwille van de kin­deren het Bijbellezen aan tafel nalaten. In dit opzicht moeten we priester in ons huis zijn en niet, zoals Eli onze kinderen meer eren dan God. Toch kan er inderdaad in de opvoeding een tijd komen, waarin het goed is niet veel meer te praten. De kinderen weten het ze hebben het reeds zo vaak van ons gehoord en het heeft op hen geen invloed meer, ja het verbittert hen. Des te sterker moeten wij dan echter voor hen bidden. Het gebed van een rechtvaardige vermag veel. We weten hoe het gebed van Monica voor Augustinus ver­hoord is en zo zijn duizenden gered door de gebeden hunner ouders. Ik geloof, dat er ouders zijn, die door hun ernstig en volhardend gebed hebben goedgemaakt, wat ze door hun hard of onverstandig woord bedierven.

Daarnaast moet echter ook ons leven een getuigenis zijn.

Wanneer u zelf zegt, dat u altijd in de put zit dan is dit geen aanlokkelijk voorbeeld voor de kinderen. Laat het vertrouwen op Christus’ liefde zo sterk in u zijn, dat Zijn blijdschap en vrede in uw woorden en daden tot uiting komt. Hoe menig jongmens is afgeschrikt door de zure, onverdraagzame, korzelige houding van hen. die zich chris­tenen noemen. Het oude spreekwoord is in dit opzicht zo waar: Leringen wekken, doch voorbeelden trekken.

En wat het roken van uw dochter betreft: U kan haar als ouder natuurlijk dit verbieden, doch u loopt de grote kans, dat zij het buitenshuis of in het verborgen toch doet. Al deze dingen liggen aan de buitenkant. Het hart moet veranderd worden. En als God Uw gebed verhoort, wel, dan zal het roken, evenals de omgang met vrienden en vriendinnen en de keuze van haar boeken en de vermake­lijkheden, die zij zoekt, vanzelf veranderen. God geve u de vervulling van Uw bede.        

Br.

 

Brieven uit Amerika door Corrie ten Boom

Kerken in Amerika.

Zijn zij anders dan in Nederland? Ja zeker zijn ze anders.

Zijn de mensen anders dan in Nederland? Ja zeker zijn ze anders. Daarom kunnen wij niet zeggen: de kerken in Nederland moeten worden als de kerken in Amerika. En toch, we kunnen leren van ze.

Ik ga iets vertellen van wat ik zag en ondervond als vreemdeling in de kerken van Amerika.

Amerika is groot en je kunt je eenzaam voelen, eenzaam in het gedrang op Fifth Avenue in New-York en eenzaam in de lichtkleurige woestijnen van Arizona,

Maar dan zijn er gelukkig de kerken. Ik heb grote liefde voor de kerken in Nederland, maar ik vraag mij wel eens af: zal een eenzame daar vriendschap vinden?

Ik treed een grote kerk binnen in New-York. In het portaal staan dames en heren en ontvangen hen die binnenko­men als welkome gasten. Een stelt zich aan mij voor en brengt mij naar een goede plaats vooraan. Aan het einde van de dienst zingt het prachtige koor het “Amen”. Het is nog een ogenblik stil, maar na een minuut is de kerk vol pratende mensen. Een dame vóór mij keert zich om en zegt: “Mag ik mij voorstellen, ik ben Mrs. Macminor, did you enjoy the sermoon? Hebt u genoten.) Ik zie U hier voor ’t eerst, ik hoop, dat U weer terug komt. Ga even naar de dominee om kennis te maken”. (Iedere predikant in Amerika begeeft zich na het uitspreken van de zegen naar de uitgang om meestal met iedereen een handdruk te wisselen). Ook achter mij stellen enkelen zich aan mij voor en zeggen hun vriendelijk “I hope to see you again” Ik hoop u weer te zien) De dominee onderhoudt zich met velen, bekenden en onbekenden. Ik spreek even met hem en hij nodigt mij uit te spreken voor een ladiesmeeting in de komende week.

Deze ervaring is geen uitzondering. Ik ontmoette veel zulke hartelijkheid in de kerken. In Washington D.C. kwam ik een grote kerk binnen. Bij de ingang stonden gemeente­leden en verwelkomden ieder. “U bent een vreemdeling hier, ik zag U nog niet eerder, welkom in onze kerk, wilt U Uw naam en adres opschrijven in dit boek?”

De kerk was overvol. Duizenden mensen vulden de ban­ken. Vóórdat de preek begon, zei de predikant: Er zijn hier vandaag enkele nieuwe bezoekers in de kerk. Hij noem­de ze op en ik hoorde o.a. onze namen. “Miss ten Boom and Mr. ten Have from the Netherlands. Hartelijk welkom.

Hollanders, wij hopen dat U een gezegende morgen zult hebben en als U langer blijft in Washington dat U geregel­de bezoekers wordt van onze kerk.”

Op de achterkant van de banken zijn overal rekken aan­gebracht; daarin staan zangboeken, genoeg voor alle kerk­gangers. In de wanne streken van Kansas. Arizona, Californië enz. waren er ook waaiers. Wat was ’t moeilijk om niet afgeleid te worden, toen ik voor ’t eerst voor zo’n waaierende gemeente moest spreken, maar alles went. Die waaiers zijn de moeite waard om te bestuderen. Ze dienen tot afkoeling, maar ook voor reclame. Ik zag er met aan de voorkant een Bijbelse prent en aan de achterkant een reclame van een begrafenisondernemer.

Programma’s voor de kerkdienst worden zelfs in de klein­ste kerken bij de ingang uitgedeeld. Zij bevatten behalve de vele programmapunten van de dienst ook de uren der Zon­dagsscholen. catechisaties, namen, adressen en telefoonnum­mers der predikanten, berichten en inlichtingen over allerlei kerkenwerk.

In de meeste kerken nemen de ouders de baby’s en grotere kinderen mee. In de kleinere plaatsen maakte ik het dikwijls mee. dat de moeders als de kleintjes gingen huilen, rustig het kindje voeden.

Lang niet altijd zorgen alleen de moeders voor de baby’s. Niet alleen, dat op straat bijna altijd de vader, niet de moe­der, achter de kinderwagen loopt, maar ook in de kerk zorgt de vader dikwijls voor de kleintjes. In een Chinese kerk zat een kleuter rustig een liedje te zingen tijdens de preek en niemand stoorde zich daaraan.

Lange preken worden nooit gehouden. Toen ik pas in Amerika was ergerde ik mij aan de oppervlakkige, vluchtige preekjes, die ik in New-York hoorde maar wat heb ik later zegenrijke preken gehoord. Werkelijk krachtig gaven velen in de korte tijd, die zij tot hun beschikking hadden, hun getuigenis. Ik denk aan de predikanten Bonnell, Zegerius, Ironside e.a.

Al waren soms de kerken stampvol, toch hoefde ik nooit te staan om op een plaats te wachten. Er was geen belletje, vijf minuten voordat de dominee opkwam om de wachters gelegenheid te geven de “eigen plaatsen” te bezetten. Ik weet niet, of er ergens wel “eigen plaatsen” zijn in Amerika, ik ben ze nooit tegengekomen. Plaatsen geld wordt niet ge­vraagd.

Collecte wordt éénmaal in iedere dienst gehouden, als waarlijk onderdeel van de Eredienst. Meestal komen de diakenen eerst naar voren, ontvangen aan het altaar of aan het podium dc schalen, waarna de predikant de collecte aan­beveelt en een kort gebed uitspreekt. Daarna wordt gecol­lecteerd. terwijl het koor zingt of mooie muziek gegeven wordt, het offertorium. Als zij klaar zijn, komen alle diake­nen naar voren en spreekt de predikant een kort dankgebed uit, terwijl het orgel zacht blijft doorspelen.

Overal vindt men envelopjes. Men kan daar zijn geld in doen en naam en adres erop schrijven, maar ook het doel waarvoor men geeft. Dit zijn dan gevallen waarin de linkerhand wel weet, wat de rechter doet.

Aardiger zijn de kaartjes, die men op de collecteschaal kan leggen of bij de uitgang kan inleveren. Het zijn formu­liertjes, waarop men kan invullen: naam. adres, plaats van herkomst, kerkgenootschap, maar ook of men huisbezoek wenst, met moeilijkheden zit enz. Kaartjes van allerlei varia­tie zag ik in de vele kerken die ik bezocht.

In sommige kerken maakte ik mee, dat gemeenteleden, overgekomen vanuit andere plaatsen, voor ’t eerst in hun nieuwe woonplaats in de kerk kwamen. Zij zaten op de voorste banken. De predikant deed hun enige belijdenis­vragen, die ieder persoonlijk moest beantwoorden. Naam en adres werd zeer duidelijk uitgesproken. Daarna sprak de dominee een kort welkomstwoord. Niet alleen aan ouderen, ook aan kinderen werd gelegenheid gegeven hun geloof te belijden, voor hen in zeer eenvoudige formulering.

Ook in de grote steden is elke kerk het middelpunt van een afzonderlijke parochie met eigen predikant, assistent- pastors en kerkeraad.

De kerk in Amerika is meer dan de kerk in Nederland een welkom in een hechte gemeenschap.

 

Tien jaar onder de melaatsen. (13)

Gaarne wil ik U thans nog in kennis brengen met een jong meisje, Jenny, het dochtertje van Dr. med. Keuswil. Zij was slank en fijn gebouwd, de lieveling van haar vader, die in Sommelsdijk districtsarts was.

Jenny was 13 jaar oud toen haar vader stierf. Na de dood van haar echtgenoot huurde mevrouw Keuswil een klein huis in Paramaribo dat zij met haar zonen en vier dochters ging bewonen. Een jaar na de dood van haar vader werd Jenny ziek. De huisdokter, die geroepen werd, had de moei­lijke taak aan de moeder te zeggen dat haar lief dochtertje melaats was geworden.  Jenny moest van af dat vrese­lijke ogenblik geïsoleerd worden van haar zusjes en broers. Een kamertje onder het dak van het huis werd haar ver­blijf. Een oude “menne” stond de moeder met grote trouw en goedhartigheid ter zijde in het verplegen van het kind. De hete tropenzon brandde op het dak, zodat het verblijf in dit kamertje voor het arme meisje menigmaal ondragelijk was. Iedere avond bracht de moeder een tijd bij haar doch­tertje door. Menigmaal als zij binnenkwam vond zij haar onder tranen. Op een avond vroeg de moeder: “Jenny, waarom schrei je toch altijd zo? vertel het toch aan je moeder?” “Och moeder, ik kan het hier niet langer uit­houden in dit hete bedompte kamertje, laat mij toch weer van de frisse lucht genieten! Ik verlang zo mijn vriendinnen weer te zien”. “Maar mijn lief kind, je mag niet naar buiten, je bent ziek; bedenk toch eens hoe vreselijk het zou zijn als de politie je op straat zou aanhouden en je werd met geweld van mij weggenomen en in het gouvernementsgesticht Groot Chatillon gebracht!”

“Maar lieve moeder, wat heb ik dan voor kwaad gedaan, dat ik mijn gehele leven in deze hete kamer moet opgesloten zitten? Breng mij dan op een plantage!”

“Mijn kind ik wil alles voor je doen, want je weet hoe lief ik je heb. maar een plantage heb ik niet”.

“En toch moeder, heeft gisteren mij de oude menne verteld, dat niet zo ver hier vandaan een plantage is, waar zieke mensen, zoals ik, mogen leven, daar kan ik de hele dag buiten in de frisse lucht zijn en ik ben daar met anderen samen en er is ook een kerkje voor de zieken gebouwd, heeft menne mij verteld. Ze noemde die plaats: Bethesda. Moeder laat mij naar Bethesda gaan!”

“Jenny mijn kind wil je je moeder verlaten

“Moeder zo ver is het toch niet? U mag mij daar be­zoeken!”

Een ogenblik streed de moeder met zich zelve, maar de ware moederliefde overwon. Het lepra bestuur was dadelijk bereid Jenny in Bethesda op te nemen en weinige dagen later voer een van onze diaconessen met de tentboot naar Paramaribo om Jenny te halen. Tegen middernacht verlie­ten zij Paramaribo en in de vroege morgen omstreeks vier uur hoorden wij de roeislagen. Mijn echtgenoot ging dadelijk naar de rivier om het meisje te ontvangen. Toen hij terug­kwam vertelde hij mij, dat Jenny zo ontzettend zwak was, dat twee zusters haar naar haar kamertje moesten leiden, ze kon haast niet meer lopen. “Lang zullen wij haar niet meer hij ons hebben was de gedachte van mijn man.

Toen ik later op de dag haar een bezoek bracht, schrok ik. Een hoog opgeschoten meisje van zestien jaar, bleek, mager en met wonden bedekt, stond voor mij. Niets had de vreselijk ziekte haar gelaten dan haar mooi goudkleurig haar en twee grote sprekende ogen, ‘s Middags ging ik nog eens naar haar kijken. Toen zat ze in een gemakkelijke leun­stoel op de galerij van haar huisje in de frisse lucht: haar wens was vervuld. Op de veranda stonden haar bloemen en planten, die ze uit de stad had meegebracht.

(Wordt vervolgd).

 

 

1946.06.29

De Krans der Rechtvaardigheid

…allen, die Zijn verschijning hebben liefgehad. (2 Tim. 04:08b).

Een wolk ontnam aan de discipelen de blik op hun schei­dende Meester.

Vele wolken zijn sinds die dag voorbijgegleden; donkere wolken, die herinnerden aan de dreiging der zondvloed; zwarte onweerswolken, die ons door bliksemflitsen op­schrikten voor de majesteit van God; lichte veder-tere wol­ken, die ’t verlangen opwekten naar de verre hemelse oorden…

Doch de eerste discipelen hebben toch bovenal, als zij opzagen naar die voorbij drijvende grillige vormen, gedacht aan Hem, die tot hen zou komen op de wolken des hemels, zoals Hij van hen was weggegaan.

Voor hen was Jezus geen vaag begrip, geen historisch schier legendarisch figuur, geen louter geloofsartikel. Hij was hun vriend, hun Meester. Zij kenden de kleur van Zijn ogen en de klank van Zijn stem en de vorm van Zijn han­den, waarin ze na Zijn opstanding de littekens hadden gezien, als rode strepen in de blanke huid.

Het was alles zo reëel, en zij hadden Zijn verschijning lief. Dagelijks dachten zij aan Hem als aan een Vriend, die een verre reis onderneemt, doch ieder ogenblik kan terug­keren. Een Vriend, die bezig was een woning voor hen te bereiden om hen dan tot Zich te nemen, zoals Hij beloofd had.

Hoe veel verder is het beeld van Jezus van ons verwijderd, hoe moeilijk is het voor ons Hem voor te stellen als een mens van vlees en bloed.

Jezus heeft het tegen Thomas gezegd. “Zalig zij, die niet zullen gezien hebben en toch geloven’ (Joh. 20:29).

Jezus’ verschijning liefhebben, met verlangen uitzien naar Zijn komst – hoe weinig wordt het onder ons gevonden.

De wereld der zichtbare dingen sleurt onze aandacht mede van het opstaan tot het naar bed gaan. De nieuwsberichten, de radio, de krant, de spanning onder de volkeren, de poli­tiek de stakingen, de distributie, de moeilijkheid om te krijgen wat we nodig hebben aan kleren en schoeisel, de stijgende prijzen, het trekt onafgebroken als een bont jour­naal door het blikveld van ons bewustzijn.

We verlangen naar voorspoed, naar betere kleding, naar rustig leven, naar afwending van een nieuw conflict onder de volkeren.

Verlangen we ook naar Jezus wederkomst?

Ik geloof, dat er in het hart van vele gelovigen meer verlangen is naar een zalig sterven, dan naar de verschijning van Jezus.

’t Sterven is voor velen het einde van alle onrust dezer wereld, het ingaan in de vreugde des hemels waar zij hun geliefden zullen weerzien. Zij kunnen het woord van Paulus zo begrijpen: ”ik wenste wel ontbonden en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste…” Doch verlangen naar Jezus wederkomst ligt buiten hun gedachtekring. Jezus’ verschijning is in hun denken onlos­makelijk verbonden met het apocalyptische visioen van vallende sterren en bloedrode maan, fiolen van toorn, verschroeiing der wereld, hagelstenen van een talent zwaar, één lange lijst van verschrikkingen, die de Openbaring ons opsomt.

En wie zou hier niet voor terugschrikken en huiveren?

Zalig sterven in de Heer is toch veel rustiger.

Doch Paulus dacht zo niet en de eerste christenen even­min. Ze schoven niet deze lange lijst van onheil en rampen tussen hen en Christus’ wederkomst. Zij geloofden in een wederkomst, die deze avond nog kan geschieden of van­nacht… Zij geloofden in een opname tot hun Heiland vóór de oordeelsdag over de wereld, die in Openbaring ons zo fel wordt geschilderd.

Zij kenden Jezus’ woord; Bid de Heer, dat gij moogt waardig gekeurd worden deze dingen te ontvlieden en te staan voor de troon van God.

Voor wie niet gelooft in de opname der gelovigen vóór de nacht van de grote verdrukking, is het wel zeer moeilijk Jezus verschijning lief te hebben.

Jezus’ verschijning liefhebben wijst op een zeer bijzondere en begenadigde zielstoestand.

Het betekent: innerlijk los te zijn van de dingen dezer wereld.

Het betekent: te weten dat men verlost is door het bloed van Christus en vrijmoedig op Zijn beloften durft vertrou­wen.

Het betekent: zich dagelijks te laten reinigen door de werking des Heiligen Geestes, want een iegelijk, die deze hoop op Hem heeft, die reinigt zichzelf, gelijk Hij rein is (1 Joh. 03:03).

Daarom is het liefhebben van Jezus’ verschijning slechts mogelijk als wij kennen de diepe werking van de Heilige Geest en het vertrouwelijk gebed met de Heiland waarin wij meer en meer met Hem verbonden worden en Hem leren liefhebben.

Vervulling des Geestes en het blijde uitzicht op Jezus’ komst gaan altijd samen. Het tweede is een noodzakelijk gevolg van het eerste.

Immers de uitstorting van de Heilige Geest heeft tot doel de gemeente innig met de opgevaren Heiland te ver­binden, inniger zelfs dan de gemeenschap op aarde, die de discipelen kenden, mogelijk maakte. Ze heeft tot doel; de gelovigen hun Meester te leren liefhebben, gelijk de eerste disci­pelen hun Meester liefhadden en hen zo te brengen tot dit zelfde verlangen naar Zijn wederkomst.

In onze tekst is sprake van een krans die Paulus zal ontvangen en die uitgereikt zal worden aan allen, die met hem de verschijning van Christus liefhadden.

O, die duizenden, duizenden lauwen in onze dagen, die de wereldse vermaken zo nodig hebben om het leven als ge­lovige toch niet al te saai te vinden en die groep van kleingelovigen, die nooit uitbreken uit de vrees voor Christus’ komst omdat zij nimmer Zijn grote liefde hebben leren ken­nen en niet durven vertrouwen op Zijn beloften en daarom geen hoop hebben.

en die velen, die zich verliezen in spitsvondige dogmatische kwesties en de liefde tot de medechristen daardoor zien verschrompelen in hun hart…

weet toch dat de kroon slechts zal uitgereikt worden aan hen, die Christus’ verschijning liefhadden.

Bidt om vurig geloof, tegenover uw lauwheid.

Bidt om heilige vrijmoedigheid en sterke hoop tegenover uw klein geloof.

Bidt om brandende liefde tegenover uw toegespitst ratio­nalisme.

Slechts daar waar het hart de warme gloed leerde kennen van de Pinkstervlam wordt de donkere golfslag beluisterd van het verlangen des Geestes; “Kom Here Jezus, ja kom spoedig!”

Laat ons daarom bidden om een machtige werking van Gods Geest in onze harten en in de harten van al onze mede­christenen. Amen.        

Br.

 

Ik geloof in de wederopstanding des vlezes (6)

Op meerdere plaatsen leert in het bijzonder het Nieuwe Testament duidelijk, dat de eerste gebeurtenis op de Dag des Heren zal zijn het komen van Christus op de wolken des Hemels, om Zijn Gemeente, als Zijn Bruid op te nemen om haar te onttrekken aan de verschrikkingen, die de aarde en haar inwoners dan eerst recht zullen treffen. De opstan­ding. die ten laatste allen omvatten zal, zowel recht­vaardigen als onrechtvaardigen, heeft n.l. niet op éénmaal plaats. Na Christus, die op de derde dage verrees, zullen éérst opstaan, die van en in Hem zijn. Dit vinden we in (1 Thess. 04:16b). “Die in Christus gestorven zijn, zullen eerst ópstaan”. Hetzelfde lezen we in (1 Kor. 15:22-23). Allen zullen wel levend gemaakt worden, doch “een iegelijk in zijn orde”, de Eersteling Christus, Daarna die van Christus zijn, in Zijn toekomst.

We lezen voorts van een opstanding “van tussen de doden uit”, terwijl in de Openbaring van Johannes diegenen wor­den zalig geprezen, die deel hebben aan de eerste opstanding.

Het feit en het hoe dezer opstanding wordt wel het duidelijkst beschreven in het reeds meer genoemde 1 Korinthe 15. Over de heerlijkheid en de begeerlijkheid er van spreekt welhaast ieder Bijbelboek, zeer in het bijzonder de Nieuwtestamentische boeken.

1 Petrus. 1 Het hoofdstuk van de Christelijke hoop (zoals Hebreeën 11 dit is van het geloof en 1 Korinthe 13 van de liefde, spreekt van een onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen voor ons wordt bewaard. Hetzelfde hoofdstuk leert ons, dat deze hoop ons leven moet beheersen, immers wij zijn wedergeboren, niet allereerst om “in de hemel te komen”, doch tot een levende hoop, waarvan de opstanding van Jezus Christus ons de waarborg is. Vooral het Boek Open­baring, dat zich nagenoeg geheel met de eschatologie of “leer, der laatste dingen” bezig houdt, schildert met de schoonste kleuren het heerlijk lot van de gelovigen in deze eerste opstanding. Zij zijn het die met Christus zullen heersen in het Duizendjarig Rijk en zij zijn het, die eenmaal zullen aanzitten aan de Bruiloft des Lams. Wie dit Duizendjarig Rijk of Millennium niet aanvaarden wil of het poogt te vergeestelijken, scheurt uit Gods Boek de bladzijde, waarop ons de ontknoping der wereldgeschiedenis wordt vermeld en neemt de prikkel van de Christenhoop weg uit de harten…, en blijft met een groot aantal onverklaarbare Bijbelteksten zitten, of vlucht in een steeds doorgaande “vergeeste­lijking”, die ons alle grond onder de voeten wegslaat.

In deze duizend jaren zal de Satan gebonden zijn en de verheerlijkte gelovigen met hun Heer koningen en priesters zijn. Daarna wordt de Satan voor een korte tijd opnieuw ontbonden en zullen nieuwe verschrikkingen over deze aarde gaan. Eerst daarna mogen we de tweede, algemene op­standing verwachten, met het laatste oordeel, waarop de nieuwe aarde en de nieuwe hemel zich zullen vertonen en het Nieuwe Jeruzalem zal nederdalen uit de Hemel der heer­lijkheid.

Dit alles nader uit te werken zou teveel worden voor deze serie artikelen. Slechts nog enkele algemene opmer­kingen. De leer van het Duizendjarig Rijk, of het zogenaamde Chiliasme, hetwelk voornamelijk gegrond is op de laatste hoofdstukken van het Boek der Openbaring, is tot ons ge­komen uit de tijd van het oudste Christendom, doch in de officiële kerkelijke belijdenissen niet opgenomen. Merkwaar­dig in dit opzicht is, dat toen in de derde, vierde, vijfde eeuw na Christus de canon van het Nieuwe Testament zich vormde en ten laatste definitief werd vastgesteld, het heel wat voeten in de aarde heeft gekost eer de “Openbaring” daarin haar plaats vond. Men twijfelde er niet zozeer aan, of dat boek wel van Apostolische oorsprong was, doch, het leerde het Chiliasme, en daarvan had de wordende Katholieke Kerk van die dagen zich al afgekeerd.  

  1. V.

 

Brieven uit Amerika

Strijd

Amerika is nog niet ontdekt door ons. Wat is het moei­lijk de weg te vinden. Daar weet Columbus van mee te praten.

Ik heb een zware dag gehad. Vele bezoeken gebracht en overal was er ontmoediging. De uitdrukkingen: ”I am so glad to meet you”, “I hope to get in touch with you”. zo vriendelijk klinkend, maar een afwijzing bedoelend, hoorde ik zelfs vandaag niet. Men zei nu: “Ik begrijp niet waarom U hier gekomen bent. U had vooruit moeten schrijven, dan hadden we het U afgeraden. Amerika wil niets meer horen over de concentratiekampen

Een hoogstaande, vrome man zei mij: “U hebt U vergist, dit is Gods bedoeling niet geweest, u had thuis moeten blijven”.

“En toch ben ik er zeker van, dat God mij geroepen heeft en mij er uit en door zal helpen,” antwoordde ik.

Een uitgever, bij wie ik gehoopt had mijn boek vertaald te krijgen, zei: De tijd voor oorlogsboeken is voorbij, ik geef het niet uit en U zult hier niemand voor vinden.”

We aten in Nedick. een goedkoop restaurantje waar je staande kunt eten. Ik ben moe en mijn duim zweert onder mijn nagel. Stel je eens voor dat die nagel eraf moet. Waar zal ik het geld vandaan moeten halen en wat zal het een pijn kosten. Als er nu eens helemaal geen inkomsten meer komen, waar moet ik dan van leven en hoe moet ik dan het geld voor de terugreis krijgen? Wat is Amerika akelig groot en verschrikkelijk ver van Holland! Als het eens niet was, dat God mij hierheen heeft geroepen. Stel je eens voor, dat het alleen maar is geweest een toegeven aan een na­tuurlijk verlangen om de wereld door te reizen, wat bij vele gevangenen is voor gekomen.

“Als ik niet wist dat je geroepen was, zou ik het een brutaliteit vinden”, zei iemand mij bij het vertrek uit Neder­land.

Kunnen wij eigenlijk wel onderscheiden of wij Gods stem horen of onze eigen stem? Er zijn zovelen in Nederland, die met mij meeleven. Zal ik die eens moeten zeggen: “’t Was een vergissing”.

“O Heer, maak mij niet te schande. Laat deze reis niet een mislukking worden. Uw eer is ermee gemoeid, want men zal zeggen: ”Zie je wel, een mens kan Gods leiding niet weten, en dat is wel waar. U hebt mij toch altijd geleid en mij beloofd mij tegen te houden vóór ik verkeerde onder­nemingen zou beginnen. Heer, ik waag het met U”.

Ik sla mijn gezangenboekje op en lees:

“Uw liefde en trouw omringen

Mijn wankelende schreên’.

Wat is dat heerlijk, ik ben omringd van Gods liefde en trouw. Wat ben ik toch dom en kleingelovig! Ik moest me schamen.

Zou Hij, Die in het concentratiekamp, me van minuut tot minuut geleid heeft, mij nu alleen laten? Ik moet deze moei­lijkheden meemaken om mijn eigen kleinheid te zien en meer in afhankelijkheid te teven. Wat hebben de mensen mij de laatste tijd in Holland, met woorden en blikken dikwijls ge­zegd, dat ze me toch maar kranig vonden en nu moet ik leren, dat, als je naar Amerika gaat er van je kranigheid niet veel terecht komt, als dat je eeuwige steunpunt zou wezen. Nee, de Heer zal mij uitredden, koninklijk, God­delijk uitredden. Er zullen zegeningen komen. Ik doorblader mijn bijbel en lees hoe Paulus een pech heeft gehad, een tegenwerking en tegenslag, waar mijn moeilijkheden bij ver­geleken, een molshoop zijn. Ik lees hoe hij gegeseld was en als dood op de grond lag en hij stond op en ging verder werken.

Foei, wat ben ik toch kleingelovig. Ik ben benieuwd hoe God mij uitredden zal.

“Je zult mij er eens voor danken”, zegt de Heer. “Be­kommer je niet om Mijn eer, daar zorg Ik zelf voor. Ik ben bij je en zal je nooit loslaten.

Het gedrukte gevoel van binnen waar ik de laatste dagen mee opstond s morgens, valt ineens weg. Wat is ’t heerlijk dat we geen groot geloof nodig hebben, maar ’t geloof in een grote Heiland, zoals Hudson Tailor zegt.

Verblijdend nieuws

Na het plaatsen van bovenstaande brief ontvingen wij het verblijdende bericht, dat een grote opwekking rondom Mej. Corrie ten Boom is begonnen. Het vertrouwen, waarmee zij de reis aanving en dat uit haar brieven spreekt is niet beschaamd. Ze houdt thans meerdere lezingen per dag en honderden komen tot haar om geestelijke hulp. Ook wordt haar boek uitgegeven in Canada en Amerika onder de titel “A prisoner… and yet… ‘ Ze werkt enorm en spreekt voor duizenden. “Er is”, schrijft ze, “een sterke verwachting van Christus’ spoedige wederkomst ‘.

We hopen in het volgend nummer de eerste brief te plaat­sen, waarin zij van deze gebedsverhoring vertelt.

 

Contact per brief

Van een ex-politieke gevangene, die rast en vrede vond in Christus, ontvingen wij de volgende brief, die we in zijn geheel plaatsen omdat hij zo rijk getuigt van de liefde van Christus tot ieder die vermoeid en belast is.

De poorten van het kamp politieke gevangenen sloten zich achter mij, ik was vrij.

Als lid van de Nationale Jeugdstorm was ik een half jaar in arrest geweest. In het kamp liet ik mijn ouders en zuster achter!

Daar stond ik dan, middenin de wereld, zonder familie, zonder tehuis en zonder geld. Mijn hart was gebroken en ik had zoveel verdriet over hen, die ik daar achterliet.

Ik kwam in een betrekking voor de huishouding, waar ik als een verschoppeling behandeld werd. ’s Avonds schreide ik met mijn hoofd diep in mijn kussen, terwijl ik vijf gulden in mijn hand hield, die ik mijn eerste week verdiend had. Niemand begreep mij, niemand troostte mij, niemand die aan mij dacht, ik wilde niet meer leven, waarvoor moest ik nog langer op deze afschuwelijke wereld blijven.

Dan ging ik in een andere betrekking. Ik hoorde al spoe­dig, dat het ontzettend christelijke mensen moesten zijn. In mijn hart verafschuwde ik toen die betrekking al. Christelijk, ik wilde het niet horen, ik wilde niets van God weten, ik wilde niet meedoen aan dat vrome gedoe. Ja, ik belasterde iets, waarvan ik eigenlijk niet eens wist wat het was. Ik wist niets van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, een Bijbel had ik nog nooit gelezen. Thuis bemoeiden ze zich nooit met die dingen en op school was het mij even­eens onthouden. Ik verachtte het en wilde er niets van weten. Totdat ik in mijn nieuwe betrekking kwam. Och, ik verwachtte er niets van, ik dacht er weer mensen te zullen vinden, die mij afsnauwden en als minderwaardig behandel­den. Maar wat had ik mij schromelijk vergist in deze familie, met hun groot geloof. Alles deden ze voor mij, alles offerden ze voor mij op en omringden mij met hun liefde. Ik zag hoe zij alles voor anderen over hadden en hoe zij steeds ver­trouwden op God. Ja, toen ging ik vragen over Christus, ik wilde ook zo gelukkig worden als zij. Toen vertelden zij mij van Christus, de Zoon van God, die voor ons zondaars gestorven is aan het kruis op Golgotha en zoveel voor ons heeft geleden. Ze vertelden van Zijn grote liefde en erbar­men. O, ja, er was ook voor mij genade. Het was zo heer­lijk, die avond, die wonderlijkste en schoonste van heel mijn leven. Het was of ik Jezus voor mij in de kamer zag en Hij Zijn armen uitbreidde om mij met Zijn liefde te omvatten. Ja, ik wilde toen een kind van God zijn en aanvaardde dat grote offer en Zijn genade, die voor ons alles is. Op dat moment ging er een stroom van geluk door mij heen, plot­seling verdwenen zorgen, verdriet en angst. Alles nam Hij in Zijn handen en ik kon rusten. O, ik heb nu zoveel troost en liefde. Voorbij is mijn strijd, voorbij is mijn lijden. Ik kan weer leven, leven want God geeft kracht.

Ik ben zo gelukkig, O Christus mijn Redder ’

A.F.

 

Avondgebed

Wij loven U. o Heer, om onzen broeder de nacht, die Gij ons geschonken hebt, opdat hij ons zou hul­len in zijn milde, donkere mantel en opdat wij een weldadige slaap zouden vinden aan zijn brede borst. Wil onze moede leden ontspannen en de rimpels van on­ze aardse zorgen wegstrijken met Uw koele Hand. Verjong ons in het smetteloos bad van Uw Genade, doe ons het levend water drinken van Uw barmhartig­heid. opdat wij gelouterd en verkwikt de nieuwe dag aanschouwen, die Gij ons schenken wilt en die wij ontvangen mogen uit Uw Hand.

Schenk verlichting. Heer, aan hen die lijden en de slaap niet vinden kunnen.

Druk Uw Lippen op hun gloeiend voorhoofd, opdat zij Uw Aanwezigheid bespeuren.

Troost hen met de zalige nabijheid van Uw Heiligen Geest.

Bewaar hen voor duistere gedachten, voor wanhoop en vertwijfeling.

Maak hen sterk in U. en maak óók ons sterk in U, opdat onze slaap gerust zij. een lafenis voor lichaam en ziel tot Uw Eer.

Amen.

 

Een gevangene en toch… (46) door Corrie ten Boom

Slotakkoorden.

In een mooi huis in een prachtig bos kijk ik rond. Door een raam waaien bloemengeuren naar binnen. Vogels jubelen. Ik sta even bij het raam en staar naar een veld vol kleuren, met vakken zwaar van bloe­men. Vele tinten groen hebben de bomen.

Neen, ik ga geen sprookje vertellen; het is echt waar wat ik beleef.

“Ziet u wel, hoe mooi het houtwerk is?” vraagt de eigenaresse. Ze strijkt met liefde langs de mooie panelen.

Ik denk aan een donkere nacht in het concentratie­ kamp in Ravensbrück. Betsie maakt mij wakker: “ons huis is zo prachtig, het houtwerk is door het hele huis even mooi. Dat moet ook, want de men­sen hebben een omgeving nodig, zo heerlijk, dat ze het grauwe kamp ver­geten.”

Is Betsie profetisch ge­weest?

Hier in dit huis zullen straks mensen genieten, die bevrijd zijn uit de sombere gevangenschap. Wij zul­len samen werken op het veld, in het bos. in de tuin, in het huis. Er zal veel gezongen en muziek ge­maakt worden. Het moet niet alleen een rusthuis worden, maar een herstel­lingsoord. waar Nederland wordt gebouwd, waar een klein stukje van de ont­reddering wordt genezen, waar mensen weer liefde voor het leven en voor de arbeid zullen krijgen. Later zullen ook anderen, die nooit in een gevangenis geweest zijn, hier genezing vinden. Welke? Ik weet het niet. God zal ze ons sturen.

Er zullen moeilijkheden te overwinnen zijn. Er zal geld, veel geld nodig zijn en ons land is arm. Hoe zal ik aan brandstof en goede voeding komen? We moeten gauw be­ginnen en nog is er gebrek aan veel wat nodig is.

Hoe? 

Als ik terug zie, fluister ik: “Verdrukking, benauwdheid, honger, naaktheid, in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, Die ons liefgehad heeft.’’ En dan bid ik: “Heer, ik verwacht veel van U. Neem mijn hand in Uwe handen en geleid mij als Uw kind.

Laten velen in dit huis U vinden.”

Ik denk aan de uitdrukking, die vader wel gebruikte:

“De Heer heeft mij geleid met een heel bijzondere voor­zienigheid,”

Ik zie vooruit en weet: Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. In het dal van de scha­duw van de dood was Hij bij mij en als straks de grazige weiden en de zeer stille wateren komen, ook dan zal zijn hand mij geleiden.

In het Kenaupark te Haarlem staat een mooie boom, een wilde kers, geloof ik. Altijd als het lente werd, kwam er zo’n overvloed van bloesems aan, dat de Haarlemmers deze boom “de bruid van Haarlem” noemden. Als je er onder stond, en naar boven keek, was het één weelde van witte bloesems. Vader ging er elk jaar naar kijken. We zagen de bloesems groter en groter worden en stonden er samen onder, arm in arm, als de boom op zijn prachtigst was, en dan ‘iepen we op onze morgenwandeling nog da­gen lang over het tapijt van afgevallen blaadjes,

Nu is de bruid van Haar­lem omgehakt. De gestutte stam was zelfs voor niet- deskundigen klein te krij­gen en de Haarlemmers hadden geen brandstof meer om het schamele eten op te koken. Ze dachten in hun honger en koude niet aan lentepracht en traditie.

Ik loop te zoeken in het Kenaupark. maar zie dat de boom weg is. Ik loop alleen. Vader is er ook niet meer. De bruid van Haar­lem is omgehakt en Haar­lems “Good Old Fellow” is in de gevangenis gestor­ven.

Ik kijk naar boven.

Aprilwolken bedekken de overleden te Scheveningen zon, maar ze zijn zelf be­

schenen met gouden glans en geven een gloed op de aarde, die alles kleur verleent. Wolken kunnen ook licht geven, als de zon ze maar beschijnt.

Einde  (Zomer ’45)

 

De tweede druk van Een gevangene … en toch . . .

is verschenen Prijs f 4.25

Ten dienste van hen, die dit boek willen bestellen, leggen wij een bestelkaart in. Men behoeft op deze kaart slechts een postzegel van cent te plakken en in te vullen naam en adres en hoeveel ex. men wenst. Wij raden aan dit niet uit te stellen, daar ook de 2de druk spoedig zal zijn uitver­kocht.

Wie kan mij helpen aan Evangelisatie- lectuur? Ter gratis verspreiding onder schippers.

Ds. J. Brouwer Veendam (Gr.)