2001.09-10 Levend geloof nr. 414

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

Dit nummer heeft weer een rijk geschakeerde inhoud met onder andere het begin van een nieuwe serie bijbelstudies van Cees Maliepaard. Deze keer over de brief van Paulus aan de Filippenzen. Verder attenderen wij op het uitvoerige gedocumenteerde artikel van Jildert de Boer onder de titel ‘Aardse of hemelse sabbat?’ Reacties, ook op de andere artikelen, zijn van harte welkom. U kunt daarvoor eventueel ook gebruik maken van ons e-mailadres. Vele van onze lezers weten het te waarderen dat Levend Geloof niet mee doet aan allerlei nieuwe trends en modegrillen om het evangelie populair te doen overkomen. Vaak zijn het eendagsvliegen, kortstondige oplevingen die geen geestelijke zoden aan de dijk zetten.

Natuurlijk behoren we alert te zijn op alles wat Gods Geest ons aanreikt. En dat zijn ‘nieuwe- en oude dingen’. Maar we hebben soms de indruk dat men het ‘oude’ overboord zet terwille van het nieuwe en dan is men verkeerd bezig. Eén van de items waarin we in ons blad daarom ook steeds weer de nadruk leggen is dat geestelijke groei noodzakelijk is. Daarbij dienen we ons echter te realiseren dat geestelijke groei alleen mogelijk is vanuit de plaats waar we al naar toe- oftewel ingegroeid zijn en komt dus niet als vervanging van die positie.

Het evangelie dat we hebben leren kennen heeft alles in zich wat wij nodig heb­ben om een gelukkig christen te kunnen zijn. Het is van hoge, goddelijke ‘kwali­teit’ als we dat woord even hanteren. Een vijfsterrenrestaurant gaat zichzelf toch ook niet opheffen om weer van voren af aan te beginnen? Integendeel, het doet er alles aan de topkwaliteit te handhaven.

Christenen die het werkelijke evangelie hebben ontdekt, bouwen van daaruit verder tot de realisatie van het Huis Gods, de werkelijke Gemeente een feit is. En dat gebeurt op gezonde, nuchtere wijze zonder poespas of spectaculaire dingen, maar geïnspireerd door Woord en Geest zal dit grote doel zeker bereikt worden. Wij geloven dat ook de diverse artikelen in dit nummer daarbij weer stimulerend zullen werken.

 

Bij de voorplaat door redactie

Deze keer de impressie die Gustave Doree maakte van Job, die alles kwijtraakte maar desondanks in de meest bizarre omstandigheden op God bleef vertrouwen. Jacobus schreef later: “Gij hebt van de volharding van Job gehoord en gij hebt uit het einde, dat de Here deed volgen, gezien, dat de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming” Jakobus 5 vers 11 (Jak. 05:11),

 

Geef jezelf een kans (gedicht) door Astrid Poldervaart

Je ogen spreken

Meer dan je mond.

Altijd op zoek

Naar wat je nooit meer vond.

 

Een onrustig hart

Altijd op de vlucht.

Bezig en onderweg

Maar nooit opgelucht.

 

Veel geven

Maar zelf met lege handen staan.

Aan anderen denken

Zodat je jezelf kunt overslaan.

 

Veel verdriet

Wat je niet delen wilt.

Een hongerig hart

Dat niet wordt gestild.

 

Wonden zijn geslagen

Woorden zijn gezegd

En zo een lot bezegeld

Een geblokkeerde weg…

 

Geef jezelf een kans

Om hieruit te ontsnappen

Breek de muren van je hart

Om er overheen te stappen.

 

Wat zijn de woorden

Die jouw hart verwarmen?

Wanneer komt de tijd

Dat jij je laat omarmen?

 

Geef Mij je lege handen

Geef Mij je eenzaamheid.

Mijn rust zal jou genoeg zijn

Ik wil niet datje lijdt.

 

Mijn Licht

Voor jouw donkere dagen

Mijn antwoorden

Voor al jouw vragen.

 

Kom tot Mij

En Ik kom tot jou.

Roep Mij aan

Want Ik roep jou.

Astrid Poldervaart

 

De Christus, wie is Hij door Hessel Hoefnagel

In de tijd van geestelijk herstel waar­in wij leven gaan gelukkig steeds meer gelovigen inzien waarom het werkelijk gaat. Toch blijkt vaak dat er ook bij vele waarachtige gelovigen nog veel misverstand en verwarring bestaat over Gods plan en doelstelling met Zijn schepping. In dit artikel geeft de bekende bijbelleraar Hessel Hoefnagel er nog eens duidelijke uit­leg over en hoe wij als leden van de Gemeente van Christus daarin een belangrijke rol mogen vervullen (-red.).

In de openbaring van het plan van God, zoals verwoord in de context van onze Bijbel, worden drie wezens onderscheiden: God, mens en engel.

God is enkel Geest, de Enige, Eeuwige, Onzienlijke, Alomtegenwoordige, Die een ontoe­gankelijk licht bewoont, de Schepper van alle dingen, uit wie, door wie en tot wie alle dingen zijn, de Bron van alle licht en leven.

De mens is een levende ziel, waaraan de Schepper een geest heeft gegeven en daardoor is de mens ook een geestelijk wezen, geest en ziel vormen samen de persoonlijkheid van de mens en zijn onlosmakelijk verbonden met een lichaam van vlees en bloed. Behalve het door de Schepper geschapen eerste mensenpaar, wordt de mens in natuurlijke zin geboren uit een vader en een moeder, waarna een ontwikkeling van afhankelijk kindschap tot zelf­standige volwassenheid volgt.

Een engel is een geschapen geest zonder genetische ontwikkeling, wiens taak het is om de mens in diens ontwikkeling tot het voorge­stelde doel te dienen.

In het plan van God met betrekking tot de mens en de hele schepping staat de aanduiding ‘Christus’ cen­traal. Deze aanduiding is uitsluitend van toepassing op het wezen ‘mens’ die geestelijk door Gods Woord (zaad) is verwekt,

als natuurlijk mens is geboren en innerlijk naast de eigen geest ook verbonden is met de Geest uit God, die ook ‘heilige Geest’ wordt genoemd.

Geen eigennamen

De begrippen Christus en christen zijn ’titels’ en geen eigennamen. Onze Heer Jezus wordt de Christus (= gezalfde) genoemd vanwege de vervulling met de Geest van God ofwel het wezen van de Vader (waar­heid, gerechtigheid, liefde, vrede, barmhartigheid, enz.). Daarvan afgeleid geldt het begrip ‘christen’. Deze aanduiding betreft de innerlijke mens, die door gehoor­zaamheid aan het Woord van God ‘opnieuw geboren’ wordt en vervuld met dezelfde Geest uit God. De aanduiding ‘Christus’ wordt ten onrechte maar al te vaak als een eigennaam gezien en de aanduiding ‘christen’ wordt heel gemakkelijk toegepast op allen, die zich tot één of andere groepering rekenen, welke ergens de naam van Jezus van Nazareth in het vaandel draagt. Zo wordt (on)bewust de grote massa zo genoemde ‘christenen’ over één kam geschoren met Mohammedanen, Boedhisten of mensen met andere godsdienstige opvattingen. Zelfs bij veel serieuze en respectabe­le kerkmensen heerst vaak een groot gebrek aan ‘rechte kennis’ van de ware God en van Zijn eniggeboren Zoon, Jezus (de) Christus, die van­wege God is geopenbaard en uitge­zonden in de wereld tot redding van de mens Johannes 17 vers 3 (Joh. 17:03).

Gods oorspronkelijke doel

Het oorspronkelijke doel van de Schepper met betrekking tot de mens wordt aan het begin van de Bijbel weergegeven: “Laat ons men­sen maken naar ons beeld en als onze gelijkenis…” Genesis 1 vers 26 (Gen. 01:26). Dit ‘eeuwig voornemen’ of ‘plan van God’ is niet ontstaan als een climax van de reeds geschapen dingen, want ze staat daaraan ten grondslag. Terwille van deze ‘mens naar Gods beeld en gelijkenis’ zijn namelijk alle zichtbare en onzichtbare dingen geschapen.

De éérste Adam (mens) is als ‘leven­de ziel’ of ‘levend wezen’ daartoe het middel, waaruit de ‘laatste mens voortkomt. Deze laatste mens was

het éérst in Gods gedachten. Dit is de mens die oorspronkelijk door het eeuwig voornemen van de Schepper is bedoeld. Deze ‘laatste Adam’ is een ‘levendmakende geest’ omdat onze God zich met deze mens kan verbinden door de vervulling met Zijn Geest, Genesis 2 vers 7 en 1 Korinthe 15 vers 45 en Kolossenzen 1 vers 15 tot en met 19 (Gen. 2:7 en 1 Kor. 15:45 en Kol. 1:15-19).

Om de oorspronkelijk bedoelde mens voort te brengen heeft God allereerst de natuurlijke mens geschapen en terwille van de ‘oor­spronkelijke mens in Christus’ zijn alle dingen geschapen! Onze Heer Jezus de Christus, en niet ons aller stamvader Adam, is dan ook de ‘eersteling’ in het voor­nemen van God en wordt als zoda­nig aangeduid. Dat rechtvaardigt niet een theorie van pre-existentie van Jezus, maar hier geldt het god­delijk principe, dat ook aan de zwan­gere Rebecca als vrouw van de patriarch Izak op haar gebed werd geopenbaard al vóór de geboorte van haar twee kinderen, hetwelk door de apostel Paulus wordt aangehaald: “De oudste zal de jongste dienstbaar zijn” Genesis 25 vers 22 en 23; Romeinen 9 vers 10 tot en met 12 (Gen. 25:22-23: Rom. 09:10-12).

Begin van Gods schepping

Dit goddelijk principe heeft een die­pere waarde dan alleen met betrek­king tot de profetisch aangegeven verhouding tussen het nageslacht van de twee zonen van Izak. Het is als een principiële zaak vooral van toepassing op het ‘Israël naar het vlees’ (de oudste) en het ‘Israël naar de geest’ (de jongste). De Heer Jezus behoorde naar het vlees, als kind van Zijn moeder, tot het Israël naar het vlees, maar als Zóón van Zijn hemelse Vader is Hij vanwege de vervulling met de heili­ge Geest van God, niet alleen de Eérsteling van de nieuw-testamen- tische gemeente, maar ook van de totale ‘nieuw mensheid’. Hij is “het begin der schepping Gods” Openbaring 3 vers 4 (Openb. 03:04)

De ‘nieuwe hemel’ en ‘nieuwe aarde’ ontstaan niet noodzakelijker­wijs als gevolg van de zondeval, maar als een oorspronkelijk uit­gangspunt vanwege de grote Schepper.

Jezus de Christus is als mens de Eersteling, die beantwoordde aan de bedoeling van de Schepper. In Hem is het eeuwige Woord of de eeuwige gedachten van God vanaf de eeuwig­heid ‘vlees’ geworden. Maar het Woord Gods wordt eveneens ‘vlees’ in allen, die door geloof in Hem, eveneens deel krijgen aan de bedoeling van God tot het creëren van een gehele nieuwe mensheid, waarin God alles in allen zal zijn 1 Korinthe 15 vers 28 (1 Kor. 15:28).

De realisatie van dat ‘eeuwig voorne­men’ begon in de ‘volheid van Gods tijd’ Galaten 4 vers 4 (Gal. 04:04) in de openbaring van de ‘Christus’. In de aanvang werd daartoe door God zelf de kiem gelegd, toen Gods woord (zaad van de Man) in volkomen overgave ont­vangen werd door de maagd Maria Lucas 1 vers 38 (Luc. 01:38). Maria staat in dit kader niet op zichzelf, maar zij is de verte­genwoordigster van:

het gehele natuurlijke (eerste) mensengeslacht (vrouw) en daarbin­nen:

het gehele natuurlijke (éérste) ‘Israël naar het vlees’.

In de Christus komt God zelf woning maken in de mens, wat Jesaja al weergaf in de profetie over de Immanuël jesaja 7 vers 14 en Matteüs 1 vers 23 (Jes. 07:14 en Matt. 01:23). Uit Jesaja 8 vers 5 tot en met 9 (Jes. 08:05-09) blijkt dat deze profetie ook geldt voor het volk van God temidden van de verdrukking door vijanden… Het aardse nage­slacht van de aartsvaders werd via een door God bepaalde weg gefor­meerd en nota bene in de sfeer van slavernij (Egypte) en dorheid (woe­stijn) tot volk gemaakt. Als volk werd het echter gesteld onder de bepalingen, maar tevens de bescherming van de wet, welke door God aan Mozes werd gegeven en welke werden opgelegd tot de tijden van het eveneens door God bedoelde herstel Hebreeën 9 vers 1 tot en met 10 (Heb. 09:01-10).

Christus is het Hoofd

De Christus, als Zóón van God (‘Man’) en Zoon des mensen (‘vrouw’), staat centraal in het eeu­wig voornemen van onze God met betrekking tot de mens. Onze Heer Jezus staat binnen dit begrip niet alleen, maar Hij is het ‘Hoofd’ van de ware gemeente als ‘lichaam van Christus’.

Hiermee wordt het volmaakte gees­telijk ‘lichaam’ bedoeld, dat bestaat uit vele leden en dat voortkomt uit alle volken, stammen en talen. Dit is het door onze God van tevoren uit­verkoren koninklijke en priesterlijke geslacht, bestemd om de grote daden van onze God (Zijn eeuwig voornemen) te verkondigen vgl. Romeinen 12 vers 5 en 1 Korinthe 12 vers 12 e.v. en 2 Korinthe 1 vers 19 tot en met 21 en Kolossenzen 3 vers 15 en 1 Petrus 2 vers 9 en 10 (Rom. 12:05 en 1 Kor. 12:12 e.v. en 2 Kor. 01:19-21 en Kol. 03:15 en 1 Petr. 02:09-10). De Heer Jezus noemde Zichzelf bij voorkeur ‘Zoon des mensen’, dus Zoon van het nageslacht van de éér­ste Adam als Zijn ‘moeder’. Hij was en is ook ‘Zoon van God’, want God is Zijn Vader. Hij werd als ‘kind’ geboren en als ‘zoon’ gegeven vgl. Jesaja 9 vers 5 (Jes. 09:05).

De aanduiding ‘kind’ en ‘zoon’ gel­den uitsluitend het wezen mens. Het begrip ‘kind’ duidt op de geeste­lijk nog onmondige mens, welke zich nog niet onderscheidt van een slaaf (Galatenbrief). De aanduiding ‘zoon’ echter geldt de met de heilige Geest van God vervul­de mens, welke het ‘kindschap’ is ontgroeid en door de Geest tot een medewerker van God is geworden in de realisatie van Diens ‘eeuwig voor­nemen’. Op de ‘schouders’ van de zoon wordt heerschappij gelegd, het­geen het ‘kind’ niet kan dragen, omdat het niet boven een slaaf uit­steekt zie ook Galaten 4 vers 1 tot en met 3 (Gal. 04:01-03).

De ware gemeente

Als we spreken over de Christus, laat ons bedenken, dat dit de vervul­ling is van het plan van God met betrekking tot de mens en daarmee met de hele schepping. De ‘Christus is het ‘Hoofd’ of de ‘Man’ van Zijn lichaam als ‘vrouw’. Dit is de ware gemeente, welke ook ‘huis(gezin) Gods’ genoemd wordt

1 Timoteüs 3 vers 15 (1 Tim. 03:15).

De gemeente van Jezus Christus is de eerste aanzet tot de vervulling van het doel van God om alle mensen tot erkenning van waarheid te brengen. Ook de term gemeente’ kent een ‘natuurlijke schaduwkant, welke verdiwjnt én een geestelijke werke­lijkheid, welke een blijvende ontwik­keling kent. In de brieven van de apostelen is zo sprake van ‘gemeen­te van Jezus Christus’, maar meerde­re keren ook van gemeente Gods’. Interpolerend vanuit het algehele plan van God is de ‘gemeente van Jezus Christus’ een middel en tus- senfase in het bereiken van de ‘gemeente Gods als doel. In de laatste fase van het plan van God met de mens. de ‘volheid van alle tijden’, zal alles, wat in de heme­len en op de aarde is. onder één Hoofd, de Christus, worden samen­gevoegd in overeenstemming met het welbehagen van God Efeze 1 vers 7 tot en met 12 (Ef. 01:07-12). Dan heeft ons God als ‘Man’ Zijn doel bereikt en zal Hij de mens als Zijn ‘vrouw’ tot zich nemen. Wat uit deze verbinding tevoorschijn komt is nog niet geopenbaard, maar het zal alle verwachtingen verre overtreffen.

 

Onder de boom door Duurt Sikkens (verhaal)

Met trillende handen nam de archeoloog het gevonden scherfje in zijn vin­gers en dacht na. Zijn grote kennis stel­de hem in staat om zich voor te stellen waar het een onderdeel van had uitge­maakt. Het had toebehoord aan een prachtige vaas en voor zijn geestesoog zag hij deze vaas met z’n diepgroene kleuren en sierlijke tekeningen staan in de stille hal van een woning; zonlicht speelde op het glanzend glazuur. En dan, daarin, een royaal boeket bloemen van het veld.

Het ontroerde hem, al was er dan wei­nig meer van over. Een kundig potten­bakker zou, uitgaande van zijn aan­wijzingen, de vaas kunnen restaureren, want de vondst was een zeldzame.

Wat kan een mens veel doorgemaakt hebben, gelovig of ongelovig. Niet alleen dat er veel misvormingen zijn opgetreden, maar ook dat er verwach­tingen en dromen die je hebt gekoes­terd, aan scherven zijn geslagen. Dat kan zó erg zijn geweest, datje denkt datje ziel aan scherven ligt, zó stuk voel je je. En je kan David nazeg­gen wanneer hij zucht: “Verdroogd als een scherf is mijn kracht”. Met andere woorden: “Er is niet veel meer van mij over”. De schade in je ziel is bijna te groot om nog verwachtingen te hebben dat het ooit weer goed zal komen. Hoe moet dat nou?

En de scherf verdwijnt onder het zand.

Dan klinkt er een stem: “Ik ben geko­men om het verlorene te zoeken”. En liefdevolle handen graven voorzichtig de resten van het bestaan op, maken het schoon en houden het in het licht. En dan wordt er met zoveel barmhar­tigheid en kennis naar je gekeken door iemand die weet van wat voor maaksel jij bent, dat het kleine beetje hoop datje nog hebt, weer wordt aangeblazen als bij een smeulende kaarsenpit. Het kan! Wanneer je je durft toe te ver­trouwen aan de deskundige handen van de barmhartige dan zal de restau­ratie een aanvang nemen. Je krijgt terug wat je verloren was, of liever, je krijgt jezelf weer terug, degene die God kwijt was en langzamerhand worden alle dingen weer nieuw in je. Wat onmogelijk leek wordt gecreëerd door degenen die al onze smarten heeft gedragen én degenen die je totaal en onvoorwaardelijk tegemoet komen en omarmen. Dat zal je goed doen.

Het woord ‘genadig’ betekent onder­meer ‘weldadig’. Genade is een wel­daad, een goede daad, voor je ziel. En Vader heeft zóveel respect voor jouw leven dat het Hem een intense vreugde is om je te restaurerende terug te bren­gen in je oorspronkelijke wezen. Wat zeg ik? Het gaat uiteindelijk nog veel verder. Je krijgt de gedaante zoals Hij die bedacht heeft van voor de grondlegging der wereld.

Dat is een kostbaar geheim, weggelegd voor de ‘scherven’. En de treurnis

daarom zal niet meer zijn wanneer de amfoor daar staat te pronken met de

schitterende gedachten Gods in zich als een veelkleurig veldboeket.

Ik ben in-blij met zo’n archeoloog, de restaurateur van alle dingen.

Een psalmvers mij eigen gemaakt, luidt dan:

“Ik ontsloot mijn levensweg aan de Heer, ik vertrouw Hem en Hij zal het maken”.

 

De bouw van de hemelse stad door Wim te Dorsthorst

Wij zijn het vorige artikel van deze serie geëindigd met het geweldige gebeuren op die eerste Pinksterdag. De Heer Jezus had Zijn discipelen geboden in de stad te blijven en te wachten op de belofte van de Vader. Hij had ook gezegd: “Maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judéa en Samaria en tot het uiterste der aarde” Handelingen 1 vers 4 tot en met 8 (Hand. 01:04-08).

Machtig werden de 120 in de ‘boven­zaal’ met de heilige Geest vervuld, vergezeld van zichtbare en hoorbare tekenen Handelingen 2 vers 1 tot en met 13 (Hand. 02:1-13). Naar de opdracht van de Heer begint de apostel Petrus te getuigen in Jeruzalem tot de menigte die op het geluid was afgekomen Handelingen 2 vers 14 tot en met 36 (Hand. 02:14-36). Er is kracht van de heilige Geest in z’n prediking, zodat de toehoorders er diep in hun hart door getroffen wor­den. Ongeveer 3000 mensen aan­vaarden Gods woord en worden toegevoegd Handelingen 2 vers 37 tot en met 41 (Hand. 02:37-41).

Het fundament

Zo is daar op die eerste Pinksterdag de gemeente van Jezus Christus beginnen te ontstaan, de bouw van het hemelse Jeruzalem, de stad der gerechtigheid, de getrouwe veste Jesaja 1 vers 26 (Jes. 01:26).

Bij allen die op die eerste Pinksterdag de heilige Geest ontvin­gen, namen de apostelen toch wel een hele bijzondere plaats in. Allen waren zij levende stenen voor het huis Gods, het hemelse Jeruzalem, maar de apostelen vinden we terug in het fundament van de stad. In Openbaring 21 vers 4 (Openb. 21:04) lezen we hiervan: “En de muur der stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf aposte­len des Lams”.

Het is in het kader van onze studie zeker van belang hier aandacht aan te schenken. De Heer Jezus heeft in die prachtige beschrijving van het hemelse Jeruzalem deze woorden niet zonder reden door Johannes op laten schrijven.

Het wijst er op dat de apostelen op betrouwbare wijze het enige waar­achtige fundament hebben gelegd en het evangelie hebben verkondigd, zoals de Heer Jezus zelf het hun heeft geleerd en opgedragen. Dat was nog voor honderd procent zui­ver en betrouwbaar. In Openbaring 21 vers 19 en 20 (Openb. 21:19-20) wordt het daarom benoemd met twaalf zeer kostbare edelstenen. Alleen hierop kan die hemelse stad gebouwd worden.

God zelf is de ontwerper

Ik heb eerder al eens aangehaald (deel 3) Hebreeën 11 vers 10 (Heb. 11:10) waar staat: “Abraham verwachtte de stad Gods met fundamenten, waarvan God zelfde ontwerper en de bouw­meester is”. Hier in Openbaring 21 gaat het over die stad die Abraham in de geest gezien heeft en waar zijn verlangen naar uitging. God zelf is de ontwerper van fundament en stad, de gemeente van Jezus Christus.

In Hebreeën 3 vers 1 tot en met 6 (Heb. 03:01-06) kunnen we lezen dat de Heer Jezus door God is aangesteld om deze stad, het huis Gods, te bouwen en ook dat de Heer getrouw is jegens Zijn Vader die Hem aangesteld heeft. De Heer wist dat Hij na Zijn vol­brachte werk op zou varen om Zijn plaats in te nemen aan de rechter­hand Gods, om alles tot volheid te brengen Efeze 4 vers 10 (Ef. 04:10). Hij delegeert daarom Zijn taken aan betrouwbare dienstknechten.

De 12 apostelen heeft Hij uitgekozen en aangewezen na een nacht van gebed met de Vader Lucas 6 vers 12 tot en met 16 en Johannes 15 vers 16 (Luc. 06:12-16 en Joh. 15:16). De Heer zelf heeft deze apostelen volmaakt toegerust voor hun taak. Dagelijks onderwees Hij de scharen door middel van vele gelijkenissen, “maar afzonderlijk aan Zijn discipelen verklaarde Hij alles”, lezen we in Markus 4 vers 33 en 34 (Mark. 04:33-34). Zo werden zij doorkneed in de geheimenissen van het Koninkrijk Gods.

Zelfs na Zijn opstanding is Hij 40 dagen aan hen verschenen en heeft Hij hen verder onderwezen over alles wat het Koninkrijk Gods betreft.

Voor Hij weggaat geeft Hij door de heilige Geest Zijn bevelen aan hen Handelingen 1 vers 2 en 3 (Hand. 01:02-03). Zij zullen uitgaan en Zijn getuigen zijn tot het uiterste der aarde.

De apostel Paulus is inbegrepen bij die getrouwe getuigen want wat hij verkondigd heeft, heeft hij ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van de Heer Jezus zelf Galaten 1 vers 11 en 12 (Gal. 01:11-12). Alles wat we dus zien in het boek Handelingen is naar de opdracht van de Heer Jezus en overeenkom­stig de wil en het eeuwige ontwerp van de Vader in de hemel. Daarom schrijft de apostel “dat een ieder gebouwd dient te worden op het fundament van de apostelen en de profeten, terwijl Christus Jezus zelf de Hoeksteen is” Efeze 2 vers 20 (Ef. 02:20). In Openbaring 21 vers 15 (Openb. 21:15) lezen we ook nog: “En hij, die met mij sprak, had een gouden meetstok, om de stad op te meten, en haar poorten en haar muur”.

Die gouden meetstok is de goddelij­ke waarheid en waarachtigheid in alle zuiverheid, naar Gods eeuwige ontwerp van fundament en stad, in Jezus Christus.

Het wordt niet gemeten door een mens, maar door de hemel zelf, de engel die met Johannes sprak Openbaring 21 vers 9 (Openb. 21:09). Het gaat er dus niet om wat mensen er van denken of zeggen, maar wat God er voor bepaald heeft!

Alles wat deze hemelse stad betreft, de stad der gerechtigheid, de getrou­we veste, zal aan deze gouden meet­stok gemeten worden. Alleen zó is er sprake van de gemeente van Jezus Christus. De stad is dan gefundeerd op Gods recht en gerechtigheid. Dat lezen we ook in Psalm 89 vers 15 (Ps. 089:015): “Gerechtigheid en recht zijn de grondslag (het fundament) van Uw troon”.

Gods troon, Gods heerschappij, zal uitgaan van dit hemelse Jeruzalem, de gemeente van Jezus Christus. In het duizendjarig rijk en tot in alle eeuwigheden Openbaring 20 vers 6 en Openbaring 22 vers 5 en Daniel 7 vers 18 (Openb. 20:06 en Openb. 22:05 en Dan. 07:18).

Struikelblokken

Alle menselijke leringen en inzettin­gen, die in de loop van de kerkge­schiedenis zijn ontwikkeld en bin­nengeslopen, hoe vroom of religieus of humaan dan ook, het zal blijken ondeugdelijk te zijn. Het zal ver­branden als hout, hooi of stro, zegt de apostel 1 Korinthe 3 vers 12 en 13 (1 Kor. 03:12-13). Er is ook in traditionele kerken wel een verlangen naar vernieuwing, maar als het blijft bij uiterlijkheden dan heeft het geen zin. Jesaja 57 vers 14 (Jes. 57:14) zegt: “Verhoogt, verhoogt, bereidt de weg. Verwijdert de struikelblok­ken van de weg mijns volks”. De weg over de aarde, met allerlei menselijke leringen en inzettingen moet verlaten worden en men zal de hoge weg willen zoeken. Grote strui­kelblokken zijn wel de kinderdoop en het geloof dat men door belijde­nis of rituelen een kind van God zou zijn. Men zal de weg, die God wijst in Zijn woord, moeten willen gaan zie Psalm 32 vers 8 en 9 (Ps. 032:08-09). Wat in Gods woord staat, en wat ten tijde van de Handelingen gepredikt en gepraktiseerd werd, is nog steeds het enige ware fundament en evan­gelie. Het is het eeuwige evangelie! Juist ook in de eindtijd is dat zeer actueel. In Openbaring 14 vers 6 (Openb. 14:06) staat daarom: “En ik zag een andere engel vliegen in het midden des hemels en hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen aan hen, die op de aarde gezeten zijn en aan alle volk en stam en taal en natie”.

Goddank is dat evangelie weer open­baar geworden en wordt, misschien nog niet altijd ten volle, over de hele aarde gepredikt tot een getuigenis voor alle volken Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14). Ik geloof dan ook dat het belangrijk is te zien dat in de begintijd van de gemeenten, er geen leden waren die niet alle gerechtigheid Gods vervuld hadden. Er werd nauwkeurig aan­dacht aan gegeven dat alle drie stap­pen die Petrus noemt in Handelingen 2 vers 38 (Hand. 02:38) en die naar de opdracht van de Heer zijn, ook vervuld werden. We zien het al op de eerste Pinksterdag; allen die het woord van Petrus aanvaardden, lie­ten zich dopen en ze zullen naar de belofte allen de heilige Geest ontvan­gen hebben Handelingen 2 vers 41 (Hand. 02:41).

Voorbeelden uit Handelingen

Het is, denk ik, nuttig om in het kort nog te kijken naar enkele voor­beelden in het boek Handelingen.

– Een mooi en duidelijk voorbeeld is Handelingen 8 vers 26 tot en met 40 (Hand. 08:26-40), waar Filippus de kamerling onder­wijst vanuit Jesaja 53.

Filippus vraagt: “Verstaat gij wat gij leest”? De kamerling antwoordt heel treffend: “Hoe zou ik dit kunnen, als niet iemand mij de weg wijst”? Filippus blijkt dan een echte evange­list van de Heer te zijn. (Ook van­daag heeft de Heer Geestvervulde dienstknechten nodig die een ander de weg Gods nauwkeuriger kunnen uitleggen; zie Handelingen 18 vers 26 (Hand. 18:26). Hij geeft volledig onderricht in de wil van God want we lezen dan: “En ter­wijl zij onderweg waren, kwamen zij bij een water, en de kamerling zeide: Zie, daar is water; wat is ertegen, dat ik gedoopt word? En hij zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, is het geoorloofd. En hij antwoordde en zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is. En hij liet de wagen stilhouden en beiden daalden af in het water, zowel Filippus als de kamerling, en hij doopte hem. En toen zij uit het water gekomen waren, nam de Geest des Heren Filippus weg en de kamerling zag hem niet meer, want hij ging zijn weg met blijdschap” Handelingen 8 vers 36 tot en met 39 (Hand. 08:36-39).

Wanneer is het geoorloofd iemand te dopen? Niet zomaar om dat ande­ren het in de geloofsgemeenschap ook doen of omdat men de gestelde leeftijd bereikt heeft. Er is maar één wettige grond en dat is op het per­soonlijke geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is en voor jouw zonden gestorven en weer opgestaan is. Iemand, die na uitleg, kan begrij­pen wat Jesaja 53 betekent!

– Filippus predikt het evangelie in Samaria Handelingen 8 vers 4 tot en met 25 (Hand. 08:04-25), en de Heer werkt mee met wonderen en teke­nen. Massaal komt de stad tot beke­ring en Filippus doopt hen allen in water, en er kwam grote blijdschap in de stad.

Maar niemand had de heilige Geest ontvangen. Beschouwde Filippus het toch maar als voldoende? Nee! De apostelen Petrus en Johannes kwa­men van Jeruzalem, die voor hen baden dat ze de heilige Geest moch­ten ontvangen. Zij legden hen ver­volgens de handen op en ze ontvin­gen de heilige Geest. Toen pas was het volledig en was het naar de wil en naar de weg van de Vader in de Hemel en konden ze als nieuwe scheppingen gaan leven.

– In Handelingen 10 vers 34 tot en met 48 (Hand. 10:34-48) predikt Petrus het evangelie in het huis van Cornelius en de heilige Geest valt spontaan op allen die het woord horen en ze spreken in ton­gen en verheerlijken God Handelingen 10 vers 44 tot en met 46 (Hand. 10:44-46). Je zou kunnen zeggen: missie van Petrus geslaagd! Maar Petrus kent de wil van God en de opdracht van de Heer Jezus en hij zegt: “Zou iemand het water kunnen weren, om dezen te dopen, die even­als wij de Heilige Geest hebben ont­vangen? En hij beval hen te dopen in de naam van Jezus Christus” Handelingen 10 vers 47 en 48 (Hand. 10:47-48).

Ook, hier bij de heidenen, moest alle gerechtigheid Gods vervuld worden, wilden zij een nieuwe schepping zijn in Christus, naar de wil van God geschapen in waarachtige gerechtig­heid en heiligheid Efeze 4 vers 24 (Ef. 04:24).

– De apostel Paulus treft enkele discipelen aan in Efeze. En hij zei tot hen: “Hebt gij de Heilige Geest ontvangen, toen gij tot het geloof kwaamt? Doch zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet gehoord, dat er een Heilige Geest is.

En hij zei tot hen: Waarin zijt gij dan gedoopt? En zij zeiden: In de doop van Johannes. Maar Paulus zeide: Johannes doopte een doop van bekering en zeide tot het volk, dat zij moesten geloven in Hem, die na hem kwam, dat is in Jezus. En toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen in de naam van de Here Jezus. En toen Paulus hun de han­den oplegde, kwam de Heilige Geest over hen, en zij spraken in tongen en profeteerden” Handelingen 19 vers 1 tot en met 6 (Hand. 19:01-06). Ook hier zien we weer dat alle gerechtigheid Gods vervuld moet worden en daarbij is maar één doop geldig en dat is de doop in de naam van de Heer Jezus. Ze waren al vol­wassen gedoopt in de doop van Johannes, maar er is maar één geldi­ge doop en dat is de doop op of in de naam van de Heer Jezus Christus. Die de gerechtigheid Gods voor de mens vervuld heeft op Golgotha.

-Het verhaal van de gevangenbe­waarder van Filippi is ook nog inte­ressant om te vermelden. Het is niet alleen: “Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en gij zult behouden worden” Handelingen 16 vers 31 (Hand. 16:31). Nadat aan hen het evangelie verkondigd is lezen we: “En in datzelfde uur van de nacht nam hij hen mede om hun striemen af te wassen, en hij liet zichzelf en al de zijnen terstond dopen”.

– Ook bij de evangelie-verkondiging van Paulus in Korinthe lezen we: “En vele van de Korinthiërs, die hem hoorden, geloofden en lieten zich dopen” Handelingen 18 vers 8 (Hand. 18:08).

Als we de brieven lezen die Paulus heeft geschreven aan de Korinthiërs zien we dat deze mensen ook de heilige Geest ontvangen hadden. Allemaal voorbeelden die heel dui­delijk spreken!

Het is ook aan de Korinthiërs dat hij de bekende woorden schrijft: “Naar de genade Gods. die mij gegeven is, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, waarop een ander voortbouwt. Maar ieder zie wel toe, hoe hij daar­op bouwt.

Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen” 1 Korinthe 3 vers 10 en 11 (1 Kor. 03:10-11).

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

Als christenen staan we midden in het gewone leven. Dit betekent dat de leer (theorie) onlosmakelijk verbon­den is met het leven (praktijk). In deze rubriek komen weer verschillen­de onderwerpen aan de orde die zowel met de leer als met het leven te maken hebben. Juist in ons gewone alledaagse leven zal openbaar worden of ons geloof praktische uitwerking heeft. Zou dit achterwege blijven dan heeft ons ‘getuige van Christus zijn’ in deze wereld geen waarde, terwijl we juist daartoe geroepen zijn (-red.).

Van der Leer en de evangelische beweging

In Idea, het blad van de Evangelische Alliantie, troffen wij enkele opmerkelijke uitspraken aan van Teun van der Leer, die na vijf jaar de voorzittershamer heeft neer­gelegd. In zijn afscheidstoespraak wees hij niet alleen op de sterke groei van de evangelische beweging wereldwijd, maar sprak ook zijn bezorgdheid uit dat er vaak weinig diepgang is.

Van der Leer memoreert aan een belangrijke conferentie over discipel­schap, die in september 1999 in het Engelse Eastborne werd gehouden. De explosieve groei van de wereld­wijde kerk werd hier met statistisch materiaal onderbouwd, maar ook werd met zorg geconstateerd dat de gemeente vaak ‘kilometers breed is en centimeters diep’. Als voorbeeld werd Costa Rica aan­gehaald, waar de evangelischen in de jaren tachtig groeiden naar twin­tig procent van de bevolking, maar inmiddels weer zijn teruggevallen naar twaalf procent. Uit onderzoe­ken kwamen de volgende oorzaken naar voren: teleurstellingen over misstappen van Amerikaanse tv-predikanten, gebrekkig leiderschap en het ontbreken van planmatig onder­richt aan nieuwe gelovigen.

Tokumboh Adeyemo, de huidge voorzitter van de WEF, schreef al in 1979: ‘Eén op de drie Afrikanen is nu christen. Dat betekent dat we potentieel genoeg hebben om heel Afrika tot God te brengen, maar jammer genoeg hebben we alleen bekeerlingen gemaakt en geen disci­pelen’.

Van der Leer: “Er is exegetisch gesproken geen twijfel over mogelijk dat ‘discipelen maken’ het hart is van de grote opdracht in Matthéüs 28. Zowel ‘dopen’ als ‘leren onder­houden’ zijn daarvan een nadere uit­werking. Als we de kracht en de vita­liteit van een gemeente willen ‘meten’ moeten we niet naar het aantal gedoopte leden kijken, maar naar het aantal gevormde discipe­len”.

Van der Leer pleit ervoor dat we het maken van discipelen tot het hart van onze evangelieverkondiging maken: “Hoe komt het dat wij dit laatste niet of te weinig doen? Ik denk dat het ermee te maken heeft dat we té activistisch zijn, te weinig geduld hebben en te snel tevreden zijn. Wat we naar mijn diepe overtuiging nodig hebben is méér geduld, een langere adem en minder activiteiten”.

Wat het kruis betekent

Van der Leer gaat ook in op de bete­kenis van het kruis, daarbij opmer­kend: “Wij hebben het kruis geredu­ceerd tot een symbool van verlossing waaraan de Heiland voor ons stierf, zodat wij vrij en vergeven tot God kunnen gaan. Maar het kruis is niet alleen een weg tot God, maar ook een weg om te gaan. Een kerk die een kruis predikt, moet het kruis ook dragen.

Dat betekent dat de ervaringen van ons geloof ook (juist?) kruiservarin- gen zullen zijn. Juist het stellige ‘want ik ben verzekerd’ van Romeinen 8, omdat we ‘meer dan overwinnaars zijn’ wordt genoemd in verband met ‘verdrukking en benauwdheid, honger, vervolging, naaktheid en gevaar’. Pas in de vier­de eeuw, als de kerk staatskerk is geworden, wordt het kruis tot sym­bool van het christendom. Sindsdien dragen mensen het op de borst; daarvoor droegen ze het op hun rug”.

Van der Leer wijst erop dat er geen discipelschap is “zonder verworteling in de héle Schrift met ook de boodschap van de woestijn, de ver­borgenheid Gods, de vreze des Heren, de stilte, het smachten, het klagen en het roepen. ‘Er komen stromen van zegen’, jawel, maar soms ook niet! Een altijd ‘doorweek­te’ grond verhindert de verworteling: pas als de grond droog is, hechten de wortels zich in de diepte. Waarom investeerde Paulus zoveel in mensen die al tot geloof gekomen waren Handelingen 14 vers 21 tot en met 28 en Handelingen 20 vers 22 tot en met 31 (Hand. 14:21-28 en Hand. 20:22-31)? Omdat hij niet uit was op bekeringen, maar op discipelen, op gemeenten die ‘volhardden bij het onderwijs, de gemeenschap, de bre­king van het brood en de gebeden’ Handelingen 2 vers 42 (Hand. 02:42).

Het vijfde evangelie

Daarmee kom ik weer terug bij mijn vraag: zijn wij wel evangelisch genoeg? Ik zou ook kunnen zeggen: zijn wij wel Evangelie genoeg? Iemand moet eens gezegd hebben: er zijn vijf evangeliën. De eerste vier worden tegenwoordig nauwelijks meer gelezen, maar dat vijfde evan­gelie, dat is vaak het enige dat ze nog lezen: dat zijn wij! Daarom is mijn diepe overtuiging dat wij christenen behalve deel van het antwoord, ook deel van het pro­bleem zijn als het gaat om de ver­staanbaarheid en de geloofwaardig­heid van het evangelie vandaag”. Tot zover Teun van der Leer in zijn analyse van de evangelische bewe­ging. Veel van wat hij naar voren bracht zal door iedere waarachtige gelovige kunnen worden onder­schreven. Al misten wij persoonlijk nog een paar belangrijke facetten die juist in het evangelie van het Koninkrijk Gods, zoals Jezus en de eerste apostelen dat verkondigden, naar voren kwamen als essentiële voorwaarden om te kunnen functio­neren naar Gods wil en bedoeling. Wij denken aan de noodzaak om gedoopt en vervuld te zijn met Gods Geest, gepaard gaande met een ver­dere geestelijke groei naar het vol­wassen stadium in Christus. Zonder verwijtend met de vinger naar anderen te wijzen zullen we ons steeds weer af dienen te vragen in hoeverre wij zélf al tot openbaring komen als werkelijke discipelen van Jezus. Zijn we bereid ‘het kruis te dragen’ wat dit met zich meebrengt? Dat ligt niet als een zware last of wet op ons maar mogen we in alle ont­spannenheid en vrijheid waarma­ken. Hij die ons geroepen heeft is getrouw om ook deze belofte in ons leven te vervullen.

Gezond eten, een must voor iedereen

Eén van de gevolgen van de welvaartstijd waarin wij leven is dat er steeds ongezonder geleefd wordt. Velen zijn in een negatieve spiraal terechtgekomen waarvan men vroeg of laat de rekening krijgt gepresen­teerd. De media schenken uiteraard veel aandacht aan dit gegeven. Zo had het magazine Elsevier onlangs als hoofdthema een artikel over de ongezonde eetgewoonten van velen. Onder de kop ‘Gezond eten – langer leven’ schrijft het blad: “De Nederlander eet ongezond: geen vis, teveel vlees en de consumptie van groenten en fruit holt achteruit. Het land van de bloeiende fruitbomen in de Betuwe, de eindeloze kassen vol tomaten en komkommers in het Westland. Sinds mensenheugenis is Nederland het land waar de groen- tenwinkels rijker gesorteerd zijn dan elders. En toch eten steeds Nederlanders steeds minder groenten en fruit.’

“Hoe is dit in hemelsnaam moge­lijk?”, vraagt Simon Rozendaal, de samensteller van het artikel zich af en haalt dan de volgende voorbeel­den aan: “De tienjarige Jesse van Muiden eet nauwelijks fruit. ‘Ik vind het niet lekken Aardbeien bijvoor­beeld eet ik nooit Oh, is fruit gezond? Dat interesseert me niet. Ik eet wat ik lekker vind. Geef mij maar vlees . Zijn dertienjarige broer Nathan blieft op zijn beurt geen groenten. ‘Ik houd niet van groene groenten, niet van witte, niet van rode. Ik weet dat het gezond is en soms probeer ik het wel. Maar ja, het lukt nooit Ik ga ervan kokhalzen’.

Te weinig groenten en fruit

De broertjes staan niet alleen. Nederlanders, vooral jonge Nederlanders, eten veel te weinig groenten en fruit De gemiddelde consumptie van groenten in Nederland is 124 gram per dag. Maar 18 procent van de Nederlanders (vooral ouderen) haalt de op basis van wetenschappelijke inzichten vastgestelde norm van 200 gram per dag. En het lukt slechts één op de vijf om twee stuks fruit per dag naar binnen te werken.

Sterker, op een gemiddelde dag eet bijna één op de twee Nederlanders (42 procent) geen fruit. De consumptie van groenten en fruit daalt in sneltreinvaart. Voedingsdeskundigen maken zich ernstig zorgen over deze trend. Prof. Kromhout, directeur sector volksge­zondheid bij het Rijksintituut voor de Volksgezondheid en milieu en prof. Schaafsma, hoofd van de sector voeding, gezondheid en veiligheid van TNO Voeding in Zeist, zijn una­niem: dit gaat de verkeerde kant op. Juist de afgelopen vijftien jaar – toen de daling van de consumptie van groenten en fruit in Nederland (en uiteraard ook in België -red.) zich manifesteerde – breekt immers het inzicht door dat het bij gezonde voe­ding gaat om een strijd tussen the good, the bad and the ugly. In elk voedingsmiddel zitten gezon­de stoffen (the good), ongezonde stoffen (the bad) en zelfs kankerver­wekkende stoffen (the ugly). Het gaat om het evenwicht tussen de ver­schillende categorieën. Welnu, in groenten en fruit wemelt het van de good guys”.

Tot zover Elsevier die verder ingaat op allerlei oorzaken en gevolgen van de slechte voedingsgewoonten die velen er op nahouden. Men kan zich natuurlijk afvragen of wij als christe­nen ons daar wel zo druk om moe­ten maken. Het gaat bij ons toch pri­mair om het geestelijk leven? Al het andere is toch maar bijkomstig? Daarbij willen we de volgende kante­keningen plaatsen. Vele christenen (en we bedoelen uiteraard échte christenen, dus zij die bewust weten een nieuwe schep­ping in Christus te zijn) maken nog teveel scheiding tussen geest, ziel en lichaam waarbij men het lichaam minder belangrijk acht. Dat is toch maar een sterfelijk, vergankelijk lichaam’, wordt er dan gezegd. Maar juist in dit ’tijdelijke lichaam’ huizen ziel en geest en men is dus verant­woordelijk dat dit lichaam zo goed mogelijk kan blijven functioneren.

Geest, ziel en lichaam

Ook in dit opzicht kunnen we van de apostel Paulus nog iets leren. Hij spreekt namelijk over het ‘in allen dele onberispelijk zijn van onze geest, ziel en lichaam bij de komst van onze Here Jezus Christus’ 1 Thessalonicenzen 5 vers 23

(1 Thess. 05:23). Men kan er over discus­siëren en van mening verschillen, wat men daaronder precies dient te verstaan, maar duidelijk is dat Paulus hier alle drie onderdelen van ons menszijn in één adem noemt en het één niet belangrijker acht dan het ander.

Ons lichaam is dus ook zeer belang­rijk en dient onderhouden te wor­den.

Daarom is gezonde voeding een must.

Daarnaast zijn natuurlijk ook andere factoren van belang die een gezonde leefwijze bevorderen. Wij denken aan voldoende rust en ontspanning waar we in ons vorig nummer over schreven. En uiteraard voldoende beweging! Ook zijn we ons bewust dat het vaak heel moeilijk is een bepaald leefpatroon waar men ‘inge­groeid’ is te doorbreken. Maar waar een wil is, is een weg. En dat geldt zeker voor christenen die vervuld zijn met Gods Geest. We hoeven het niet alleen te doen. De Geest in ons zal ons motiveren, activeren en ons indachtig maken dat we ons lichaam, als onderdeel van onze per­soonlijkheid, niet mogen verwaarlo­zen maar op de juiste wijze dienen te onderhouden en te verzorgen. Daarbij speelt dus ook ons eten een belangrijke rol. Niet alleen gezonde geestelijke voeding, maar ook gezon­de natuurlijke voeding!

Bezorgdheid bij het opvoeden van kinderen

“Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God” Filippenzen 4 vers 6 (Filip. 04:06). Aan deze woorden van Paulus, die hij oorspronkelijk schreef aan de gemeente te Filippi, moesten wij denken toen wij in NRC- Handelsblad een artikel lazen van Lenneke van der Burg onder de titel ‘Mama is bang’. Het gaat in dat arti­kel over het boek dat de Engelse socioloog Frank Furedi schreef onder de titel ‘Paranoid Parenting’. Deze socioloog constateert dat ouders steeds bezorgder worden over hun kinderen: “De trend is onmiskenbaar. Ouders worden angsthazen. Peuters die van top tot teen zijn gehuld in zonwerende pak­ken. Schoolreisjes die steeds vaker worden afgeblazen. En kinderen die steeds minder vaak alleen naar school fietsen of spelen op straat. Ouders, zegt Furedi, proberen ieder risico voor hun kind te vermijden en leren hen niet meer welke uitdaging ze wel en niet moeten aangaan De socioloog schreef erover in ‘Paranoid Parenting. Abandon Your Anxieties and be a Good parent’ (The Penguin Press/Allen Lane) dat in Groot- Brittannië veel stof deed opwaaien.

Toenemende angst

Wat Furedi uit Amerika naar Engeland ziet overwaaien is een toe­nemende angst van ouders voor de veiligheid van hun kinderen. Furedi: ‘Dit is geen angst meer. Dit noem ik paranoia. Overal ziet men gevaar en kinderen worden er de dupe van. Een kind moet leren inschatten wat het wel en niet kan. Daar krijgt het zelfvertrouwen van en daardoor leert het zichzelf kennen. Als je het die kans ontneemt, schaadt dat zijn ont­wikkeling. Het levert onzelfstandige volwassenen op die niet gewend zijn om op hun eigen oordeel te vertrou­wen’.

Neem zijn eigen zoon Jacob, vijf jaar oud. Hij is aan het oefenen voor de dagelijkse fietstocht van tien kilome­ter naar school en als hij wat groter is, mag hij ook alleen in de uitge­strekte bossen achter de tuin spelen. Op het moment is de boomhut favo­riet. Frank Furedi: ‘Jacob was drie toen hij voor het eerst de ladder beklom en tot nu toe is het goed gegaan. Maar zelfs als het een keer mis gaat, neem ik een gebroken arm graag op de koop toe. Een kind moet de wereld ontdekken. Pijn en teleur­stelling horen daarbij’. Frank Furedi zegt ook: ‘Ik ben niet roekeloos. Een kind moet iets echt graag willen. Dan ga je oefenen. Steeds een stapje hoger op de ladder. Uiteindelijk haalt hij het en is er de voldoening en de trots’. “Is hier een socioloog aan het woord die toevallig ook vader is?” vraagt Lenneke van der Burg in haar artikel zich af en schrijft verder: “Feit is dat Furedi, verbonden aan de universi­teit van Kent, een lange lijst publica­ties op zijn naam heeft staan op het gebied van ‘risico nemen’. Feit is ook dat het boek er nooit gekomen was als Furedi (53) niet op relatief late leeftijd vader was geworden. Hij werd als aanstaand vader overstelpt met adviezen, over risico’s en geva­ren. Miskraam, wiegendood, baby­roof. Het maakte Furedi vooral boos: ‘Waarom al die onrust zaaien? Een zwangerschap en een kind ter wereld brengen zijn doodnormale dingen. Dat doen vrouwen al eeu­wenlang’.

In zijn boek mengt Furedi zich niet in moderne opvoedkundige twist­punten. Een carrière buitenshuis versus thuiszitten, wel of niet je kind dwingen zijn bord leeg te eten, televisie kijken of liever buiten spe­len – die zaken moeten ouders voor zichzelf uitmaken.

Vertrouwen op eigen oordeel

Paranoid Parenting is veel meer een sociologische analyse van de manier waarop ouders in Engeland hun kin­deren tegemoettreden. Daarbij maakt de socioloog een onderscheid tussen de Verenigde Staten en Engeland enerzijds en Scandinavië, Nederland en de rest van Europa anderzijds. Zijn advies: heb vertrou­wen in jezelf als ouder. Laat je niet onzeker maken door al die zoge­naamde deskundigen, maar ver- 1 trouw op je eigen oordeel. Natuurlijk is Furedi net als elke andere ouder niet ongevoelig voor gevaar. Hij verhuisde ervoor van Londen naar het rustige platteland. Maar, zegt hij, je moet niet overdrij­ven en vooral: laat je niets aanpraten door organisaties of de regering. Jij als ouder kent je kind het beste. Als jij denkt dat je kind het aankan om zelf naar school te fietsen, moet je je niet bang laten maken. De overbezorgdheid van ouders staat niet alleen de ontwikkeling van kin­deren in de weg. Een ander nadeel is, zegt Furedi, dat het ouders zoveel tijd kost. Omdat men de straat onveilig vindt wordt er steeds meer onder toezicht gespeeld.

Niet alleen ouders wordt onnodig angst aangepraat, met kinderen gebeurt precies hetzelfde, vindt Furedi. In Engeland bijvoorbeeld werd in het afgelopen schooljaar elke basisscholier erop gewezen dat ze nooit met vreemde mensen moe­ten praten, laat staan meegaan. Sommige ouders klaagden over het wantrouwen dat zo ten onrechte bij kinderen gezaaid wordt. Furedi: ‘Er ontstaat zo een rare verhouding tus­sen de generaties. Kinderen moeten volwassenen niet vooral als een bedreiging zien, ze moeten open- Vj staan voor contact met andere men­sen’.

Met weemoed denkt hij terug aan zijn eigen jeugd in Hongarije. Zijn moeder, een sterke vrouw, had haar handen vol aan het huishouden. Zijn vader was streng maar recht­vaardig. Als hij iets fout had gedaan, kreeg hij klappen. Dat wist hij, maar dat maakte hun relatie niet minder warm. Integendeel, zegt Furedi: ‘Het j is voor een kind goed te weten waar hij aan toe is. Veel mensen vinden mij te liberaal, Jacob mag veel, maar er zijn twee dingen waarover niet te onderhandelen valt. Op het gebied van slapen en eten, waar het om zijn gezondheid gaat, ben ik streng. Op tijd naar bed en zijn bord moet leeg’.

Het artikel eindigt met de vraag: “Hoe koppel je deze twee uitersten aan elkaar? Aan de ene kant mag een kind veel van Furedi, aan de andere kant pleit hij voor een her­waardering van ouderlijk gezag. Furedi gaat ervanuit dat het zelfver­trouwen van ouders de basis is van alle opvoeden. Geen enkele officiële richtlijn, hoe goed bedoeld ook, kan tippen aan jouw kennis van het kind. Ouders weten het beste wat hun kind aankan. Vertrouw daarom op jezelf bij het geven van vrijheid het eisen van discipline”.

Godsvertrouwen

Veel van de gedachten die Furedi in zijn boek naar voren brengt kunnen wij als christenen uiteraard onder­schrijven, al missen we de dimensie ‘geloof. Het gaat namelijk niet alleen om zelfvertrouwen maar ook om Godsvertrouwen. Deze twee behoren met elkaar verweven te zijn. Wie alleen maar vertrouwen heeft in zichzelf hoe in bepaalde situaties te handelen kan toch verkeerde besliss­ingen nemen die schade kunnen berokkenen aan het kind. Aan het begin van dit artikel haal­den we de opmerking van Paulus aan om in geen ding (dus ook niet bij het opvoeden van onze kinderen) bezorgd te zijn. Maar Paulus atten­deert ook op de factoren ‘bidden en danken’ en geeft daarmee duidelijk aan hoe zijn wijze van leven altijd verbonden was met de levende God zoals die door Jezus werd geopen­baard.

Het opvoeden van onze kinderen is in deze tijd verre van gemakkelijk. Dat zijn we ons bewust en willen dat ook niet met een paar bijbelteksten afdoen. Maar een waarachtig chris­ten zal ook in dit opzicht niet in het duister rondtasten maar duidelijk krijgen aangereikt hoe in bepaalde situaties te handelen. De vorst der duisternis zal soms proberen ont­wrichting aan te brengen maar bij een harmonieus gezin dat vrijheid èn discipline, zelfvertrouwen èn Godsvertrouwen kent, zal het hem dat niet lukken. “Hij die in ons is, is meerder dan die in de wereld is” (1 Joh. 4:4) is ook hier van toepassing. Laten we onze kinderen met liefde omringen, voor hen bidden en hen heiligen, zodat ze afgeschermd blijven voor de machten der duisternis.

 

Korte gedachte door Gert Jan Doornink

De geluksleutel

Aan de Italiaanse zanger Mauro Picotto werd onlangs in een intverview de vraag gesteld: “Als je God één vraag zou mogen stellen, wat zou je dan vragen?” De zanger antwoordde: “Wat is de absolute sleutel tot geluk?” Wij weten dat die sleutel Christus is. Door het geloof in Hem heb­ben we het werkelijke geluk gevonden. Maar wat doe je met een sleutel? Die gebruik je om bijvoorbeeld een deur af te sluiten ofte openen. Een christen begint de sleutel te gebruiken zodra hij een nieuwe schepping is geworden: de sleutel van de doop: we laten ons dopen; de sleutel van de doop in de Geest: we worden met Gods Geest gedoopt; de sleutel van bevrijding: als er iets is in ons leven wat ons belemmert en afremt, laten we ons bevrijden; de sleutel van vergeving: als iemand ons iets misdaan heeft, gaan we hem of haar vergeven, het nieuwe leven van Christus is immers in ons? Het is Gods verlangen dat we Zijn sleutel te allen tijde zullen gebruiken. (Gert-Jan Doornink)

 

Een watermolen

Om water zuiver en helder te laten worden kan er gebruik gemaakt worden van een waterzuiveringsinstallatie.

Wanneer het water erg vervuild en troebel is zal het langere tijd in beslag nemen voor het gezuiverd is van allerlei metalen en giftige stoffen. De doorstroming is dan ook overeenkomstig.

Zo is het soms ook een moeizaam proces los te komen van bepaalde zorgen,

lasten en moeiten.

Job heeft dat ook meegemaakt.

In Job 11:16 lezen we: “Ja, dan zult gij de moeiten vergeten, eraan den­ken als aan water wat weggevoeid is”.

In de verzen die volgen lezen we over het positieve resultaat ervan. Jakobus 5 vers 11 zegt over Job: “Gij hebt van de volharding van Job gehoord en gij hebt uit het einde dat de Heer deed volgen, gezien, dat de Heer rijk is aan barmhartigheid en ontferming”.

Voor ons geldt dat, als we ons vertrouwen op de Heer stellen, onze hoop niet beschaamd wordt!

 

Wat heilzaam denken uitwerkt door Cees Maliepaard

Flitsen uit de brief aan de Filippenzen Deel 1

“Ik dank mijn God, zo dikwijls ik uwer gedenk…” Filippenzen 1 vers 3 tot en met 8 (Filip. 01:03-08).

We zijn er voor elkaar!

Paulus schrijft: Ik dank mijn God, zo dikwijls ik aan jullie denk. En als wij aan elkaar denken, hebben we dan ook redenen om onze dank bij de Here God te betuigen? Paulus had dat blijkbaar wel, want hij deed het naar zijn zeggen dikwijls. Als hij aan de Filippenzen dacht, ging hij spontaan danken.

Hoe kwam dat eigenlijk; ging Paulus altijd over in dankgebed als hij aan iemand uit de gemeenten dacht? Dat is niet erg aannemelijk. Maar bij de Filippenzen werkte dat wél zo, want met hen had Paulus een goede rela­tie – ze vertrouwden elkaar volko­men. Dat is des te opmerkelijker, daar het wantrouwen jegens de vroe­gere christenvervolger in verschil­lende andere gemeenten maar lang­zaam taande. Maar Paulus en de gemeente in Filippi hadden van de aanvang af een hechte vertrouwens­band.

Paulus bad dagelijks voor hen allen (vs. 4). Uiteraard zal hij niet elke dag aan iedereen apart aandacht geschonken hebben. Dat zou immers geen doen geweest zijn! Wie zelfs in een kleine gemeente conse­quent dagelijks voor elkeen bidt (en daarbij een voor ieder zinnig, op maat gesneden gebed uitspreekt) heeft daar heel wat werk aan… dat is eigenlijk totaal ondoenlijk! Dan zou je een soort bidautomatiek worden.

Je gooit er een paar gulden in, straks een paar euro, en wat rolt er uit? In dit geval geen kroket, maar een gebed.

In de hemel van Gods heerlijkheid kun je echter niet bezig zijn met geprefabriceerde eenheidsproducten. Voorgebakken formuliergebeden werken niet in de Vader-kindrelatie. Onze gebeden komen tot stand in relatie met Christus Jezus, onder de leiding van Gods Geest. Je kunt je er niet vanaf maken met het Onze Vader, maar net zomin met een nietszeggende kreet als: Heer, wilt U vandaag met haar of met hem zijn? De Heer is immers bij een elk die Hem toebehoort, en het gebed dat Jezus zijn discipelen leerde, was bedoeld als een praktisch voorbeeld van hóe ze zouden kunnen bidden… niet om het klakkeloos na te zeggen. Serieus bidden zou wel eens een veel energie verslindende bezigheide kunnen zijn!

Een écht goed werk…

Paulus zag het in de hemel en op de aarde voor elkaar op de bres staan, niet als een min of meer noodzake­lijk kwaad, maar als een bezigheid die hij met blijdschap volvoerde. Hij schrijft dat dit kwam door hun deel­hebben aan de prediking van het evangelie. Gezien Paulus’ verheu­ging hierover, zullen ze de woorden Gods niet alleen gesproken hebben, maar ook gepraktiseerd. Want dat is een prediking die overkomt: als een mens er uit leeft. Dan kun je er ook met recht over praten! Het evangelie is geen dode theorie, maar een kracht tot zaligheid. En dat zal gemerkt worden. Bij de Filippenzen was zulks het geval, van de eerste dag aan tot op het moment van het schrijven van deze brief (vs. 5)-

God is een goed werk in hen begon­nen (vs. 6). Paulus verwacht dat Hij dit ook ten einde toe zal voortzetten, tot de (grote) dag van Christus Jezus. Daarbij kun je jezelf afvragen wie er nu met dit goede werk bezig is, de Here God of ikzelf. Bedoelt Paulus dat God dit volvoert, ongeacht of de betrokken mens zich daarvoor opent of niet? Of ik het nu wil of niet: ^drukt de Heer het gewoon door in m’n leven, zodat het goede als het ware mijn strot uitkomt en ik er düs over ga praten?

Zo is het vanzelfsprekend niet. De Heer begint alleen maar iets in m’n leven als ik daar zelf een opening voor geef. Zonder de inzet van de mens zelf wil Hij het niet eens. Maar als de mens goed wil – God wil altijd het goede. Hij zal de goede ontwikkeling in onze levens voort­zetten, en wel ten einde toe… tot de dag van Christus Jezus. Die dag staat dus niet voor het macabere einde, dat wel aangekon­digd pleegt te worden met beangsti­gden de opmerkingen als: Bekeer je; tghu kan het nog, morgen wellicht niet meer, want het is twee minuten voor twaalf op de wereldklok! Toen ik een jaar of tien was, heette het al vijf minuten voor twaalf op diezelfde klok te zijn; dan zijn we dus in een periode van 60 jaar al drie minuten gevorderd. Dat schiet ook niet op! Het lijkt wel of er zand in het mechanisme is gekomen; we zitten denk ik dan allang in de blessure­tijd.

Maar zo paniekerig is God niet bezig! Hij heeft het over het glorieu­ze einde, wanneer Hij (naar de schrift) ‘alles in allen’ zal zijn gewor­den. God is in een ieder van ons een goed werk begonnen. En hoe onaf dit nu nog mag zijn, we mogen erop vertrouwen dat het afkomt. Daar hoeven we natuurlijk niet uitgebreid op te gaan zitten wachten, want met puur afwachten zal het doel nooit bereikt worden.

Geroepen als zonen

We zijn door de Here God niet geroepen als wachtmeesters, maar als zonen. We houden immers over zijn rijkdommen niet slechts de wacht, doch we zetten deze met volle vrijmoedigheid in. En Hij zet het goede werk in ons voort door ons tot zelfontwikkeling te laten komen. Jezus Christus staat ons hierin terzijde, mede doordat Hij ons van Gods Geest gegeven heeft. Met welk goede werk is de Heer dan wel met ons bezig: met onze red­ding en met de vergeving van wat verkeerd aan ons was of wellicht is? Daar is het wel mee begonnen, maar het behouden zijn voor de eeuwig­heid is niet het einddoel van het evangelie! Dat was het doel van de bekering. Waar je met de Heer ver­der mag gaan op de weg die Hij geo­pend heeft, mag je voorzichtig je gaan uitstrekken naar de uiteindelij­ke doelstelling: de volheid in Christus.

Waar je die weg met Jezus gaat (Hij is immers de weg die in waarheid naar het leven leidt), doe je dat natuurlijk met behoud van het een­maal door Hem gelegde fundament. Wat houdt trouwens wat men wel noemt het volle zoonschap helemaal in? Ontvang je dan een decoratie, krijg je misschien een lintje opge­speld – is het niet op je rever, dan wel op je ziel? Allesbehalve! Het volle zoonschap gaat niet gepaard met uiterlijk vertoon, ook niet in de geestelijke wereld. En het is beslist geen erebaantje! Zoonschap is niet anders dan in alle eenvoud vanuit de gezindheid van Christus leven. Het vólle zoonschap zal dus daar zijn waar deze gezindheid ten volle door kan werken. Waar de mens Gods de liefde van de Vader in het leven ervaart en dóór kan geven. Beide! De liefde van God dus niet krampachtig voor jezelf houden, maar ook niet dusdanig met ande­ren bezig zijn dat je aan jezelf niet of amper toekomt. Dat zullen we samen op een gran­dioze manier uit kunnen werken. We zullen goed over elkaar kunnen denken omdat God goed over ons denkt. En Hij is immers énkel goed! Als we dus werkelijk zijn zonen zijn, zal die goddelijke goedheid ook bij ons aanwezig zijn. Elke zoon van God is goed, dat is zonder meer waar. Alles wat in mij (nog) niet goed is, zal ik zeker uit m’n leven wegdoen.

En waar een mens het volle zoon­schap heeft bereikt, zal hij in alle opzichten als Jezus zijn. Daar draagt men het beeld van de Vader volko­men en zal men derhalve evenals Hij ‘enkel goed’ wezen. Dit zal nim­mer bereikt kunnen worden door eigen krachtsinspanningen alleen, maar altijd door een gewillig zich openen voor de liefdevolle werking van de ons geschonken heilige Geest. Egocentrisch bezig zijn past niet in de structuur van het Koninkrijk Gods, evenmin als zelf­wegcijferend activisme. We zullen te allen tijde de volvoering van Gods plan in een ieder voor ogen houden.

 

Aardse of hemelse sabbat? door Jildert de Boer

Normaal zijn de artikelen in Levend Geloof nooit langer dan 3 of 4 blad­zijden. Dit artikel vormt hierop een uitzondering. Het onderwerp ‘Aardse- of hemelse sabbat?’ wordt namelijk op een dermate duidelijke en gedetailleerde wijze besproken dat het niet voldoende tot zijn recht zou komen als het in twee delen gepubli­ceerd zou worden (-red.).

In onze tijd zien wij een sterke ‘verjoodsing’ van het evangelie om ons heen. Veelvuldig klinkt de roep dat wij moeten terugkeren tot onze ‘Joodse wortels’. In dit verband zien wij sommigen terugkeren naar de spijswetten, zoals die onder het Oude Verbond golden. De roep om naar de viering van de sabbat terug te keren wint in steeds meer christe­lijke groeperingen aan populariteit. In de Messiasbelijdende gemeente Beth-Yeshua te Amsterdam laten zelfs heidenen zich besnijden uit solidariteit met het Joodse volk. Enkele jaren terug loofde de Sabbatstichting fl. 1000,- uit voor wie uit de Bijbel kon aantonen dat christenen de zondag moeten vie­ren. Uiteraard was niemand daartoe in staat en wisten de mensen achter deze Stichting al op voorhand dat zij deze prijs toch niet hoefden uit te keren. De bedoeling was dat er een bezinning op gang zou komen over dit onderwerp. Immers: in de ker­ken van de Gereformeerde gezindte houdt men de zondag in ere en vooral in de zogenaamde zware kerken en kringen is men er stipt in.

Paulus en de sabbat

De apostel Paulus heeft het over “mijn vroegere wandel in het Jodendom” Galaten 1 vers 13 (Gal. 01:13) en hij merkt daarbij op: “in het Jodendom heb ik het verder gebracht dan vele van (mijn) tijdgenoten onder mijn volk, als hartstochtelijke ijveraar voor mijn voorvaderlijke overleveringen”

Galaten 1 vers 14 (Gal. 01:14). Dat de geestelijke navel­streng met zijn moederkoek bij hem doorgesneden is, blijkt uit het ver­volg: “Maar toen het Hem, die mij van de schoot mijner moeder(= het Jodendom) afgezonderd en door zijn genade geroepen heeft, behaagd had zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem onder de heidenen verkon­digen zou, ben ik geen ogenblik te rade gegaan met vlees en bloed…” Galaten 1 vers 15 (Gal. 01:15).

Daarmee werd Paulus absoluut geen anti-semitist, maar wel een anti-judaïst. Inzonderheid in de Galatenbrief bestreed hij de Judaïsten die aan de Joodse voorva­derlijke overleveringen vast wilden houden.

Paulus was de apostel van het wets- vrije evangelie! Hoewel hij tevens aangeeft: “ik sta onder de wet van Christus” 1 Korinthe 9 vers 21 (1 Kor. 09:21) en in de tot vrijheid oproepende Galatenbrief ook waarschuwt om die vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees te gebruiken Galaten 5 vers 13 (Gal. 05:13). Wij zien in onze dagen dat sommige christenen weer terugkeren tot de wet van Mozes. Kenmerkend voor al deze leringen is, dat de christen weer teruggevoerd wordt naar het uiterlijke ritueel en naar een evange­lie van de aarde. Wij willen echter leven door de Geest van binnenuit en ‘opwieken’ naar het hemelse, “want het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijd­schap door de heilige Geest” Romeinen 14 vers 17 (Rom. 14:17)- In dit artikel willen we nader Ingaan op de kwestie van de zon­dagsheiliging en/of de sabbatsvie­ring en daarbij bezien wat de Bijbel ons hierover leert.

Zondagsheiliging?

Velen, die zich christenen noemen, menen dat zij op bijbelse gronden de zondag moeten heiligen. De zon­dagsrust wil men graag bevorderen en er is zelfs een bijzondere vereni­ging voor opgericht. Vanuit prak­tisch oogpunt is hier wel het een en ander voor te zeggen, want wij zijn ook niet blij met de 24 uurs-economie in onze jachtige maatschappij, die nota bene speciale onthaastings- weekenden kent. De zaak is dat men denkt op te komen voor een bijbels recht. En daar zit ‘m nu de kneep. Over het algemeen ziet men de zon­dag als sabbat. Men leest de tien geboden voor inclusief “Gedenkt de sabbatdag, dat gij die heiligt…”, maar stelt daar de zondag voor in de plaats.

De zogenaamde Zevende Dags Adventisten en andere Sabbattisten hebben niet ten onrechte gewezen op deze vreemde inconsequentie. Sommigen van hen zijn echter weer zover gegaan dat zij de zondagsvie­ring bij uitstek zien als het teken van het beest!

Dat de zondag de sabbat heeft opgevolgd of ingevuld dient te worden als sabbat, daarover zegt de Bijbel niets! Zelfs het woord ‘zondag’ ontbreekt in de Schrift. Wie de Schriftplaatsen over ‘de eerste dag der week’ nagaat, zal eerlijk moeten erkennen, dat er geen zweem in ligt van een overgehevelde sabbat! Men noemt de zondag wel ‘de dag des Heren’, maar het beroep daarbij op Openbaring 1 vers 10 (Openb. 01:10) klopt niet, aan­gezien het daar duidt op het tijdperk van herstel in en door de gemeente.

Opstandingsdag

Christenen zijn op ‘de eerste dag der week’ gaan samenkomen Handelingen 20 vers 7 en 1 Korinthe 16 vers 2 (Hand. 20:07 en 1 Kor. 16:02), omdat zij de opstandingsdag van Christus wilden vieren Johannes 20 vers 1, 19 en 26 (Joh. 20:01; Joh. 20:19; Joh. 20:26). We moeten echter wel bedenken dat volgens de Joodse kalender de eerste dag der week al op onze zaterdag na zonson­dergang begon. Het bewijs van de genoemde teksten voor een zondags­heiliging is dan ook flinterdun. Het is echter belangrijk het heilsfeit van de opstanding van de Heer te gedenken, zoals we lezen in 2 Timoteüs 2 vers 8 (2 Tim. 02:08: “Gedenkt dat Jezus Christus uit de doden is opge­staan uit het geslacht van David”. Hij is gedood naar het vlees, maar levend gemaakt naar de geest en Hij is opgewekt om onze rechtvaardi­ging 1 Petrus 3 vers 18c en Romeinen 4 vers 25 (1 Petr. 03:18c en Rom. 04:25). Hij wil ons redden van de zondedood, die komt als we naar het vlees leven – Romeinen 8 vers 13a (Rom. 08:13a) en onze geest levend maken met Hem, opdat wij in nieuwheid des levens zouden wan­delen Romeinen 6 vers 4 (Rom. 06:04). Daarbij passen niet slechts plechtige, maar vooral ook feestelijke samenkomsten! vgl. Hebreeën 12 vers 23 (Heb. 12:23).

Zondagschristendom

Zullen wij alleen op zondag speciale dingen nalaten, of bijzondere zaken dan juist doen? Vele christenen den­ken zo en leggen elkaar allerlei men­selijke zondagswetten op, kennelijk met sabbatsverboden in het achter­hoofd, maar wezensvreemd aan het Nieuwe Testament. We noemen enkele uitspraken: “zondags werk is niet sterk”, “een zondagse steek houdt geen week”, “wie op zondag gaat schaatsen, zakt door het ijs” en “wie op zondag huiswerk maakt, haalt een onvoldoende”. Het wonderlijke is wel dat men vele dingen op zondag niet mag, waar men op de andere dagen van de week geen enkele moeite mee heeft. De scheiding, die men aan weet te brengen tussen de zondag en de andere dagen, is frappant, alsof God slechts een zevende deel van onze tijd vraagt. Zo bestaat het dat som­migen op zondag geen T.V. willen kijken, maar dat men op andere dagen zich wel ‘rustig’ allerhande programma’s laat voorschotelen. Alsof dan wel geoorloofd zou zijn, wat op zondag niet mag. Hier wreekt zich een zich laten lei­den door wetten, voorschriften en ingeburgerde gewoonten, in plaats van zich te laten leiden door de heili­ge Geest van binnenuit Galaten 5 vers 18 (Gal. 05:18). Velen leven op zondag netjes en fat­soenlijk, maar zijn op de andere dagen van de week soms gemakke­lijke en weinig nauwgezet in hun levenswandel. Bijvoorbeeld: op zon­dag niet breien, want dat zou “wer­ken” heten, maar op maandag “rus­ten” voor de buis bij een film, die ontsierd wordt door vloeken, om nog maar niet te spreken van films vol geweld en waarin huwelijkson­trouw wordt gedemonstreerd. Zulke dingen zijn wel in flagrante tegen­spraak met elkaar. Als er eventueel sprake van is dat “oude schrijvers” en het veelvuldig gebruik van “oude klare” samen kunnen gaan, dan voe­len wij wel dat de lucht dan niet vrij is van “vrome”, religieuze geesten.

Traditionele gewoonten

De zondagse kerkgang hoort bij het traditionele patroon van menig kerk­mens. Wanneer men deze gang slechts maakt, omdat men nu een­maal zo is opgevoed of vanwege de sociale controle, dan is er sprake van een lege vorm. Na de kerk volgt dan nog de koffie bij de familie en een gesprek over de bekende koetjes en kalfjes en verder is het een dag waar­op men zich de gewone geneugten enigermate ontzegt. Bijvoorbeeld men zwemt niet op zondag, men koopt op zondag, ook bij warm weer, geen ijsje en men tankt op die dag geen benzine. Je laat dan immers anderen werken op de rustdag en dat hoort niet.

Heel wat ruzies tussen ouders en kinderen ontstonden over wat wel of niet mocht op zondag. Zondag is dan een heel aparte dag, waarop godsdienst een veel grotere rol speelt dan op de andere dagen van de week. Door de week doet men dingen die men zich op zondag niet in het hoofd zal halen, want dan leeft men onder de wet. Welke wet? Men meent de wet van God, maar wij hebben al gezien dat de Bijbel nergens aangeeft dat de zondag de plaats ingenomen heeft van de sab­bat. Evenmin dat de sabbatsgeboden van het Oude Verbond in het Nieuwe Testament verhuizen naar de zondag.

Toch hebben wij wel gezien bij men­sen, die principieel op zondag wei­gerden te werken, dat God deze keuze zegende volgens de maatstaf “u geschiede naar uw geloof”. Zij deden dit immers oprecht naar hun geweten ter wille van de Here. Maar het traditionele christendom heeft wat de zondag betreft menselijke wetten toegevoegd. We denken onder andere aan het vroeger geldende ‘gij zult niet fietsen’, of wat later ‘gij zult op de dag des Heren de auto laten staan’. De voorgangers/gastsprekers reisden toen op zaterdag af en keerden pas op maandagmorgen terug in hun woonplaats.

De prediking in de orthodoxie had en heeft vaak de teneur dat de mens zich niet kan bekeren, maar dat God dit zou moeten doen met een zware beklemtoning van de trieste uitverkiezingsleer. Ondertussen blies en blaast menigeen na de dienst weer de rook van sigaretten en sigaren de lucht in… Wel een grote tegenstrij­digheid!

Velen van ons zijn opgevoed in de gereformeerde leer. Er was in de ker­ken zonder meer ook oprechtheid te vinden naast huichelarij. Sommigen hebben echter ervaren dat de strin­gente, uitwendige regels op zondag nauwelijks verweven waren in een totaal christelijke leefwijze alle dagen door. We wisten van zondagse kleren, maar de Bijbel sprak er niet van. Door de weeks golden soms hele andere maatstaven. Gelukkig waren er ook ouders die hun kinderen het christelijk geloof in oprechtheid voorleefden naar het licht dat zij hadden. De Heer ziet zulke oprechten aan! Sommigen hebben de zondagsviering ook niet als klemmend ervaren, omdat het een dag was van niet alleen twee keer naar de kerk gaan, maar ook van ruimte voor spelletjes in het gezin en visites uit de gemeente of van familie. Maar bij anderen lag er een bedekking over die dag, wan­neer Mozes voorgelezen werd vgl. 2 Korinthe 3 vers 15 en 16 (2 Kor. 03:15-16). Zij hebben het als drukkend ervaren, totdat zij in Christus tot vrijheid kwamen van die manier van het houden van geboden en verboden op de zondag.

Sabbat vieren?!

Zij die de Schriften naar de letter lezen, trekken daaruit de conclusie dat christenen de sabbat moeten vie­ren. Sommigen onder hen noemen zich zelfs Zevende Dags Adventisten of Zevende Dags Baptisten. Zij halen daarmee deze zaak naar voren alsof deze ‘dagkwestie’ de allerbe­langrijkste zou zijn. Sommige sab- batgroepen gaan zover dat ze ook alle oud-testamentische feesten opnieuw invoeren, in plaats van de geestelijke realiteit ervan te gaan ver­staan. Onder hen bevinden zich zeker serieuze christenen, maar het is merkwaardig hoezeer ze zich op het Oude Testament baseren, ook bijvoorbeeld met betrekking tot de spijswetten. Daarbij hebben ze zo weinig oog voor de vervulling van de schaduw van de sabbat naar de wer­kelijkheid van Christus in het Nieuwe Verbond Kolossenzen 2 vers 16 en 17 (Kol. 02:16-17). Overigens kunnen we wel iets leren van de gezonde leefwijze van de Zevende Dags Adventisten. Statistisch is namelijk aangetoond dat ze gemiddeld tien jaar ouder worden dan de rest van de wereldbe­volking. Wij zullen echter ervoor zorgen dat het hart zijn vastheid vindt in genade en niet in spijzen: 1 wie het hierin zochten hebben er geen baat bij gevonden Hebreeën 13 vers 9 (Heb. 13:09). Dat wil zeggen: wij moeten goed zien dat deze dingen ons in de geestelijke wereld niet verder helpen. Daarom moeten wij onze aandacht niet fixeren op de natuurlijke dingen en ons niet laten meeslepen door allerlei vreemde leringen, die onze blik aardsgericht op het zichtbare concentreren met bijvoorbeeld een complete voedingsleer, waar je moe van wordt.

Van uiterlijk naar innerlijk

Het Nieuwe Verbond trekt alle aan­dacht naar Christus en de gemeentekj en daarmee naar het herstel van de mens. Het biedt een roeping naar de inwendige mens tot een besnijdenis van het hart en tot een ingaan in de geestelijke sabbatsrust. Christus is de grote Rustaanbrenger. Hij sprak: “Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijt (door een leven naar de wet!) en Ik zal u rust geven” Matteüs 11 vers 28 (Matt. 11:28). Zijn last is licht en zijn juk is zacht! Matteüs 11 vers 29 en 30 (Matt. 11:29-30). Dit was geheel in tegenstelling tot de Farizeeën die zware lasten bijeen bonden en die op de schouders der mensen legden, maar zelf wilden zij ze met hun vinger niet verroeren Matteüs 23 vers 4 (Matt. 23:04).

Vanuit Hebreeën 4 kunnen we verstaan wat de sabbat betekent voor het innerlijke leven. Het gaat erom dat de oude mens -het oude, onrusti­ge, door de boze opgejutte leven- afgelegd wordt met zijn praktijken en het nieuwe leven van vrede met God door Jezus Christus Romeinen 5 vers 1 (Rom. 05:01) een aanvang neemt. Dan gaat men rusten van zijn boze werken, om voortaan werken in God verricht Johannes 3 vers 21 (Joh. 03:21) te doen. Jezus was Heer ook over de sabbat en deed wel op deze dag tot gene­zing van de mensen en onder luid protest van de Farizeeën met hun gedram: “Op sabbat mag u niet…”.

Hij leerde dat de sabbat is gemaakt pfcm de mens en niet de mens om de sabbat Markus 2 vers 27 (Mark. 02:27). De repliek waar Jezus de Joden mee diende, luidde: “Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook’ Johannes 5 vers 17 (Joh. 05:17). Dat zei Hij nota bene op sabbat!

Jezus vervulde tevens de sabbat door lichamelijk in het graf te liggen op die dag! Hij volbracht Zijn verlos­singswerk, waaraan wij -zonder inbreng van onze eigen werken deel kunnen krijgen uit genade door het geloof Romeinen 3 vers 24 en 25 (Rom. 03:24-28). Na de opstan­ding lag de zweetdoek van inspan­ning onder de wet opgerold! Johannes 20 vers 7 (Joh. 20:07).

Van de aarde naar de hemel

Jezus en de apostelen namen de sab­bat en tilden deze van de aarde naar de hemelse gewesten, van het uiter­lijke rusten en adem scheppen op een speciale dag Exodus 31 vers 16 en 17 (Ex. 31:16-17) naar het ingaan in de innerlijke rust door het geloof in Jezus Christus Hebreeën 4 vers 3 tot en met 10 (Heb. 04:03-10). Elke dag is dan een heden, indien gij zijn stem hoort! Hebreeën 4 vers 7 (Heb. 04:07).

Helaas lezen we wel bij overlijdens­advertenties dat mensen “tot de rust

zijn ingegaan”, waarmee men de rust van God louter naar het hierna­maals verschuift. De bedoeling is dat wij nu reeds gekruisigd zijn met Christus en ons bewust worden wat het met Christus gestorven zijn nu inhoudt! Galaten 2 vers 20; Romeinen 6 vers 7 (Gal. 02:20 en Rom. 06:07). Dan begint Gods rust in ons leven nu reeds volop te functioneren! Deze geestelijke, hemelse sabbat gaat dus veel dieper dan alleen maar een zevende deel van je tijd geen arbeid te verrichten, uiterlijke rust te genieten en God op die dag extra, heel specifiek te dienen. In de Galatenbrief noemt Paulus in het bijzonder het gevaar terug te keren naar de wet van Mozes en opnieuw daaraan dienstbaar te worden. In dit verband zegt hij: “Dagen, maanden, vaste tijden en jaren neemt gij waar. Ik vrees dat ik mij wellicht tever­geefs voor u ingespannen heb” Galaten 4 vers 10 en 11 (Gal. 04:10-11).

Toch verwachtten sommigen hier gerechtigheid door. Dat deden ze in die tijd ook met de besnijdenis. Paulus wist wat werkelijk van bete­kenis was: of men een nieuwe schepping is Galaten 6 vers 15 (Gal. 06:15). Hij zegt: “Maar ik moge ervoor bewaard blij­ven te roemen anders dan in het kruis van onze Here Jezus Christus, door wie de wereld mij gekruisigd is en ik der wereld” Galaten 6 vers 14 (Gal. 06:14). Wat helpt het dan voor ons leven -hoe consequent ook- de zaterdag als sab­bat te vieren, terwijl men zich tij­dens de andere dagen van de week zo wereldgelijkvormig gedraagt? Hetzelfde geldt uiteraard voor de tegenstelling bij anderen tussen het leven op zondag en het leven door de week.

De geestelijke besnijdenis

Waar het wezenlijk om gaat is of ik geestelijk besneden van hart ben en of de uitwerking van de geestelijke sabbat in mij gestalte krijgt. Vrede met God te krijgen is daarvan het begin, maar vrede in God te ervaren in alle omstandigheden is het heer­lijke vervolg. Er is sprake van de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, die onze harten en onze gedachten zal behoeden in Christus Jezus Filippenzen 4 vers 7 (Filip. 04:07). Elders lezen we: “De vrede van Christus regere in uw harten” Kolossenzen 3 vers 15 (Kol. 03:15) en dit maakt ons tot een overwinnaar. Elke dag sabbat te vieren is mogelijk in het Nieuwe Verbond, zoals blijkt uit de fascinerende tekst: “En Hij, de Here des vredes, geve u de vrede, voortdurend, in elk opzicht” 2 Thessalonicenzen 3 vers 16 (2 Thess. 03:16). Wat een machtig doel om ons naar uit te strekken! Het (sabbats)klimaat van het Koninkrijk Gods bestaat immers in gerechtigheid, vrede en blijdschap door de heilige Geest, vergelijk Romeinen 14 vers 17 (Rom. 14:17). Daar waar de onrust zich verheft in mijn leven -Job had er ook zo’n last van Job 3 vers 2 tot en met 6 (Job 03:02-06) mogen wij leren de sabbatsvrede van de Heer van de sabbat te ontdekken en aan te nemen en onszelf reinigen van opgewondenheid, impulsieve oprispingen, of wat dan ook. Het heeft geen zin ons uiterlijk goed voor te doen Galaten 6 vers 12 (Gal. 06:12). Wat werke­lijk zin heeft, is dat mijn hele leven op iedere dag van de week geheiligd wordt, zodat ik door Gods genade en rust leef tot zijn eer! Het Nieuwe Testament spreekt niet van een ver­plichte, uiterlijke viering van de sabbatdag. Noch Jezus, noch de aposte­len hebben iets dergelijks bevolen. Wij zijn hier vrij, maar niet om naar het vlees te leven. Het houden van de sabbatdag kan ons dus niet worden opgelegd, even­min als het houden van de zondags­rust. Wie evenwel een bepaalde dag wil houden, omdat hij daaraan hecht en hij doet het om de Here, die zij voor zijn eigen besef ten volle over­tuigd Romeinen 14 vers 5 en 6 (Rom. 14:05-06). Als wij gewe­tensvol leven naar het licht dat wij hebben, dan kunnen we niet gemak­kelijk of losjes met deze dingen omgaan.

Geen valse vrijheid

Wij hebben in het voorgaande geschreven over een wettisch vieren van zondag of sabbat. Sommige mensen uit de kerken denken: wat jullie allemaal op zondag doen, dat gaat wel erg gemakkelijk. Zo mag het echter onder ons niet zijn, ook al hebben wij volgens ons geweten een bepaalde vrijheid. Al laten wij ons niet door wetten van buitenaf leiden, wij willen graag leven volgens de wet van de Geest in ons binnenste. Dit kan bijvoorbeeld betekenen, dat wij -vanwege het geweten van de buren, die de zondag heiligen- wel­licht onze was niet buiten ophangen en niet op die dag zo nodig in de tuin gaan werken. Wij zijn blij dat we in vrijheid naar de samenkomsten kunnen gaan, die voor ons een feest zijn! Onze vrij­heid geeft echter geen vrijbrief tot een slordig, gemakzuchtig leven! Wij willen wandelen op de smalle, hoge weg van Jezus en daarbij niet in de ene sloot van wetticisme vallen, maar evenmin uit reactie de andere sloot van valse vrijheid kiezen. Laten wij daarom onze samenkomsten niet lichtvaardig verzuimen of onze Bijbel vergeten, maar serieus met Gods woord omspringen. Gods Geest spoort ons van binnenuit aan, om opbouw en gemeenschap te zoe­ken in en na de samenkomsten. Het is wel een zegen daar op zondag ruim de tijd voor te krijgen! Het heeft niet onze voorkeur dat wij vanwege ons werk de zondagse samenkomsten regelmatig moeten missen, al zijn er beroepen waarbij dit noodzakelijk is. Als wij onze kin­deren opvoeden en ze sporten graag, dan is het zoeken naar wijsheid hoe daarmee om te gaan. Vaak zullen wij dan eerder voor sport op zaterdag kiezen. Bijbaantjes naast het school­leven zoeken we niet onder de samenkomsttijd, of onder de gemeentejeugdbijeenkomsten. We denken ook aan de invulling van de zaterdagavond. Als het erg laat wordt, dan heeft dat geen frisse instelling op zondagmorgen. Grenzen, afspraken en regels bieden veiligheid en bewaring, al zal elk ouderpaar naar wijsheid van God en flexibiliteit in de omgang met (oude­re) kinderen moeten zoeken. Als wij voor hen bidden, dan komt de goede engelenwereld ons te hulp waar onze armen te kort zijn om een kind direct te bereiken en kunnen wette­loze machten niet zomaar met een van onze kinderen doen wat zij maar wensen.

Een klimaat van geborgenheid thuis en een sfeer van bescherming, vriendschappen en veilige voorbeel­den in de gemeente geven sterke, goddelijk impulsen, dat kinderen in vrijheid hun keuze kunnen maken voor het goede en voor de Heer! Laten wij als ouders leren zonder krampachtigheid in de rust en ont­spanning van de Heer te zijn in onze houding en onze bijsturing van de kinderen. In stilheid en vertrou­wen zal uw sterkte zijn, ook in dit opzicht Jesaja 30 vers 15 (Jes. 30:15).

Alle dagen gelijk gesteld

In Romeinen 14 lezen we over zwakken en sterken. Daarbij komt ook het al of niet houden van dagen aan de orde. Paulus schrijft: “Deze immers stelt de ene dag boven de andere, gene stelt ze allen gelijk”. Dit probleem kwam naar voren bij een uit Joden en uit heidenen gevormde gemeente. Met het oog op het alles eten of alleen plantaardig voedsel en ten aanzien van het hech­ten aan een bepaalde dag (sabbat of zondag), of het alle dagen gelijk ach­ten, pleit Paulus voor verdraagzaam­heid.

Wie het naar zijn geweten om de Here doet om een bepaalde dag boven de andere te stellen, die late men vrij, maar zij worden door Paulus tot de zwakken gerekend, evenals degene die gelooft dat men alleen plantaardig voedsel mag eten. Hij schrijft: “Wij, die sterk zijn, moeten de gevoeligheden der zwak­ken verdragen en niet onszelf beha­gen” Romeinen 15 vers 1 (Rom. 15:01).

Paulus heeft begrip voor de zwakken en hij oordeelt niet, maar rekent zichzelf tot de sterken die alles eten en alle dagen gelijk achten! Hij waarschuwt in Romeinen 14 voor minachting, oordelen, aanstoot geven, de ander grieven. Hij roept op het geweten van de ander te respecteren en na te jagen hetgeen

de vrede en de onderlinge opbouwing bevordert.

In Paulus’ spoor mogen wij er ook ernst mee maken om alle dagen van ons leven tot Gods rust in te gaan. Dan komen wij weg van de onrust die de zonde geeft en de plagerijen van de onruststokende boze geesten in de hemelse gewesten. Ook al sloeg een engel van Satan hem met vuisten, voor Paulus was Gods gena­de genoeg, dat wil zeggen: toerei­kend, om er tegenop gewassen te zijn en de kracht van Christus te ervaren 2 Korinthe 12 vers 7 tot en met 9 (2 Kor. 12:07-09). Je moet toch wel in de rust van God zijn, om te kunnen uiten: “als ik zwak ben, in de natuurlijke wereld, dan ben ik machtig”, in de geestelijke wereld, 2 Korinthe 12 vers 10 (2 Kor. 12:10). Hij leefde overgegeven in Gods hand en wil en hij had geleerd met de omstandighe­den, waarin hij verkeerde, genoegen te nemen Filippenzen 4 vers 11 (Filip. 04:11). Zo kreeg hij in toenemende mate deel aan de goddelijke natuur 2 Petrus 1 vers 4 (2 Petr. 01:04). Er blijft dus een sabbatsrust over voor het volk van God Hebreeën 4 vers 9 (Heb. 04:09). De rust waarin Jozua het aardse Israël via strijd tegen bloed en vlees gebracht had, was slechts een scha­duw van de rust van binnen bij het geestelijke Israël, dat daartoe strijdt tegen de boze geesten in de hemelse gewesten en dit niet vanuit een opgejaagd bezig zijn, maar in de rust en veiligheid van God. De volle vervulling van de sabbat zullen wij nog beleven in het zogenaamde dui­zendjarige vrederijk!

Het begin van een weg

Er komt al een vrede en rust over ons door de vergeving van zonden bij het aanvaarden van Jezus Christus als Heer en Heiland. Dit is echter slechts het begin van een weg. Wij hebben dan nog lang niet alle vrede en rust van God, al is het mooi dat we reeds vrede met God hebben. Om het met een oud-testa- mentisch schaduwbeeld te zeggen: de ware, diepe, innerlijke rust ligt

achter het voorhangsel -symbool van Jezus’ vlees Hebreeën 10 vers 20 (Heb. 10:20)- in het hei­lige der heiligen, waar God troont, Hij die altijd volkomen in de rust is. Hoe de machten der duisternis ook woedden, God raakt nooit in paniek, maar Hij is de Rust zelve! Denk eens in dat wij een geloofs­strijd te voeren hebben met de boze, maar dat het ook in ons binnenste bladstil kan worden. De Psalmist getuigde reeds: “Ik ben een en al vrede, maar als ik spreek, dan zijn zij uit op de strijd” Psalm 120 vers 7 (Ps. 120:007). Of met een ander voorbeeld: als wij vanuit de ‘brandende vuuroven’ komen dat men dan aan ons geen brandlucht ruikt! Daniel 3 vers 27 (Dan. 03:27). Een dergelijke rust en vrede is god­delijk en hemels!

Die valt met de beste menselijke wil ter wereld niet op te brengen! Mijn omgeving kan nog wel eens een ‘brandlucht’ bij mij merken na een strijd. Wij verstaan dat er een ont­wikkeling van goddelijk leven in onszelf voor nodig is, opdat we vrij komen van alle uitwas van boosheid vgl. Jakobus 1 vers 21 (Jak. 01:21).

Zo komen we op de weg van God, die we in de kracht van de heilige Geest mogen gaan, onze geestelijke vijanden tegen, die aanzetten tot bij­voorbeeld bezorgdheid, stress, onge­duld, mopperen en irritatie. Wij heb­ben een levende hoop dat -ondanks de ‘stoorzenders’ in de lucht- in plaats daarvan vrede, ontspannen­heid, geduld, dankbaarheid en zelf­beheersing opstaan in ons nieuwe leven als vrucht van de Geest (denk aan de bloeiende staf van Aaron in de ark, in het heilige der heiligen). In de rust van God leren we wat het is Zijn stem te verstaan in de levens­situaties. Veel mensen leven bijna altijd in het lawaai om zich heen van bijvoorbeeld de radio, maar wij nemen onze ‘stille tijd’ -ons sabbats- uurtje- met de Heer en hebben de dag door onze ‘onderonsjes’ met Hem, in eerbied gesproken. Wat een verademing in ons drukke leven! En dat gebeurt soms zomaar op de fiets, of in de natuur, of zelfs op de W.C. Laten wij er -ook tijdens ons werken- ernst mee maken tot Gods rust in te gaan! Hebreeën 4 vers 11 (Heb. 04:11). Die ernst, waartoe opgewekt wordt, heeft alles te maken met gehoorzaamheid aan de woorden van de Heer! Dan leidt Hij ons binnen in de werken, die Hij van te voren bereid heeft Efeze 2 vers 10 (Ef. 02:10).

Gods rust heeft niets te maken met enerzijds traagheid, of anderzijds afmatting. Wij mogen als Zijn navol­gers de werken Gods doen, in plaats van bezig te blijven met dode wer­ken. Oppervlakkigheid en gezapig­heid zijn vormen van valse rust, waarbij een afstomping plaatsvindt van het scherpe zwaard van het alles doordringende woord van God, Hebreeën 4 vers 12

(Heb. 04:12).

Nieuw, hemels inzicht

Het duurt meestal een behoorlijke tijd om begrip te krijgen van Gods woord en menselijke overleveringen uitsluitend daaraan te toetsen en zo nodig overboord te gooien. Dat geldt ook voor een aards sabbatsinzicht of een wettische zondagsvisie, als wij inzien dat Paulus alle dagen gelijk achtte.

Verliezen we daarmee vertrouwde en dierbare zaken? Dat kan in het begin zo lijken, maar de hoofdzaak is dat alles gestoeld is op de leer en het leven van Jezus en de apostelen, zodat we een kostbaar verlangen krijgen, om zeven dagen per week Gods wil te doen! Wij zijn niet slechts geroepen de sabbat te heiligen, maar de heilige God spreekt tot ons: “wordt zo ook gijzelf heilig in AL uw wandel” 1 Petrus 1 vers 15 (1 Petr. 01:15). Dit gaat op voor alle zeven dagen van de week zonder onder­scheid! Ons intense verlangen is: “Dat de Here ons zou geven, uit de hand der vijanden verlost, Hem te dienen in heiligheid en gerechtig­heid voor zijn aangezicht al onze dagen”! Lucas 1 vers 74 en 75 (Luc. 01:74-75).

 

Vertrouwensherstel –in de Bijbel. Door Ada Karst

De Bijbel is voor ons van jongsaf aan een vertrouwd boek. Bij het lezen ervan verbonden we ons geloofsle­ven er aan. De Bijbel was voor ons min of meer God zélf. En de passa­ges die we niet begrepen? We namen ze onbegrepen aan. En het zal toch niet voor niets in de Bijbel staan, dachten we dan. Het bijbelgebruik heeft velen aan het denken gezet. Niet alleen men­sen binnen maar ook de mensen buiten de geloofsgroeperingen. Niet alleen wetenschappers, ook leken. Niet alleen mannen, ook vrouwen. Want is het niet wreed, zoals er met bijbelwoorden is omgegaan? Wreed naar ‘buiten’, naar de wereld toe en wreed naar ‘binnen’, naar elkaar toe. Verleden tijd?

Voor veel gelovigen was en is het een verontrustende gedachte dat de Bijbel algemeen ter discussie is gesteld. Iedereen mag dus ‘aan de bijbel’ komen.

Doen wij mee aan de hérbezinning of laten we deze situatie zomaar aan ons voorbijgaan? Ik pleit voor méé- doen, in de zin van opletten wat er wordt gezegd en gedacht. Of het nu van ‘binnen’ of van ‘buiten’ een geloofsgroepering komt. In zo’n tijd van hérbezinning gaat alles ‘op de schop’! Dat werkt eraan mee dat het ‘wankelbare’, dat wat niet ter zake doet, achtergelaten wordt. En des te méér is er in ons geloofsleven de vernieuwende wer­king van Woord en Geest., Wat we in een vroeger geloofsstadium nooit gedacht zouden hebben: het is door de werking van Woord en Geest dat we bestand zijn tegen… bijbelwoorden!

Het Woord is niet geboeid

Jezus, het Woord Gods. Op Hém zijn bijbelwoorden (woorden uit wet en profeten) afgekomen. Hij was ertegen bestand! In eenheid van Geest met de Vader verbonden, kon Hij onderscheiden wat uit een ande­re geest voortkwam. Het te rade gaan bij de Schriften alléén was niet voldoende.

“Er staat geschreven…”, zegt de ver­zoeker van de hele wereld. “Er staat óók geschreven…”, zegt Jezus, de verzoener van de hele wereld. Géén bijbelwoordengebruik voor een opzienbarende machtspositie of voor erkenning in of verbetering van de wereld.

Hoe góed is Jezus ons voorgegaan! Hij ontsteeg dit bijbelwoordgebruik. Het kon Hem niet achterhalen door Hem daarin vast te houden. Het zou de dood zijn voor Zijn en onze gééstelijke ontwikkeling. Maar, gelukkig, het Woord is niet geboeid! Het geloofsleven is losgekoppeld geworden aan het eerste “er staat geschreven” (waarin veel geestelijke wreedheden) en is opgenomen in het tweede “er staat óók geschreven”. En in dat laatste zit een geheimenis.

Vrijuit spreken

Jezus en de Vader, hoe zullen ze met elkaar hebben gesproken? In geheimenissen? We zullen begrijpen dat ze ‘vrijuit’ met elkaar met elkaar spraken. Dat hoefde niet met omwe­gen. Ze hoefden dus geen beeld­spraak te gebruiken om elkaar iets duidelijk te maken. Ze waren immers zélf de ondeelbare eenheid van Woord en Geest. Voordat men­sen eenheidspogingen gingen ondernemen, stond deze enig echte Eenheid al als grote Werkelijkheid opgericht.

En de schare, hoe sprak Jezus met hen? Het was de discipelen opgeval­len dat Jezus tot de ‘scharen’ anders sprak dan met hen. “Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk te kennen.” Als de geheimenissen gekend wor­den kan er vrijuit worden gespro­ken. Verheugd riepen de discipelen dan ook op zeker moment uit “Zie. nu spreekt Gij vrijuit, zónder beeld­spraak te gebruiken”, Matteüs 13 vers 10 tot en met 17 en Johannes 16 vers 25 tot en met 32 en Jesaja 55 vers 8 tot en met 12 (Matt. 13:10-17 en Joh. 16:25-32 en Jes. 55:8-12)! Maar de ‘schare’, hóórde Hem toch spreken en ze zagen toch zijn won­deren?

Ze hadden zelfs van de broden gege­ten! “Maar jullie zijn bij de broden niet tot inzicht gekomen”, zegt Jezus. Want daar ging het om en daar gaat het nog steeds om. Blijven vertoeven bij de beeldspraak van de gelijkenissen? Dat mag best natuur­lijk. Maar wil je ‘Gemeente’ zijn of gemeente’!

‘Gemeente’ en ‘gemeente’

‘Gemeente’ (met een hoofdletter) is niet hetzelfde als ‘gemeente’ (met een kleine letter). Zalig is het voor de Gemeente om Brood te eten in het Koninkrijk van God. Daar hoort de Gemeente, zit­tend met Hem aan Zijn tafel, het vrijuit spreken van Jezus die de geheimenissen van het Koninkrijk verklaart.

Dan delen we in de ondeelbare, onverbrekelijke eenheid van Woord en Geest.

Maar als de Gemeente weer terugvalt op de verhalen en gelijkenissen zoals het er staat, wordt ze weer ‘gemeente’. Dan héét ze wel ‘een liefdevol huisgezin’ te zijn, maar in de praktijk is het vaak nog een heel ouderwets huisgezin, met naar bui­ten toe ‘vrede, vrede’ en tegelijk naar binnen toe: stil jij, mond dicht (monddood). In ‘gemeente’ is dan ook altijd moeite, strijd en geloofs- problematiek.

Het is zéker de bedoeling dat ‘gemeente’ ‘Gemeente’ is. Maar dat is een zaak van kunnen hóren, waar­door de gedachten worden opge­hoogd.

Ieder zal kunnen begrijpen dat er in de Gemeente grote vreugde is van­wege deze, wat ik noem, gouden uit­weg uit alle geloofsproblematiek! Een niet te achterhalen heilsfeit! Vandaar dat de taal van de Gemeente zeer beslist klinkt. En… we kunnen ermee midden in het leven staan.

De Gemeente en de wereld

Wat betreft onze verhouding tot ‘de wereld’ (en we hebben het hierbij natuurlijk niet over allerlei perversi­teiten in de wereld): alles is rein voor de reinen.

Ook wij zijn wereldburgers. En voor alle wereldburgers heeft Jezus Zijn Leven gegeven en verzoening bereid. Dat wil zeggen dat in het leven van alle mensen de Geest werkzaam kan zijn. Voor de Gemeente is niet ‘de wéreld’ zondig! Maar de Geméénte… zij heeft erop toe te zien dat zij zélf niet tot zonde komt. Het zou voor haar ‘zonde tot de dood’ zijn, als ze de openbaring in Woord en Geest niet bij zou houden 1 Johannes 5 vers 16 en 17 (1 Joh. 05:16-17). Met respect kunnen we dus omgaan met onze mede-wereldburgers. In de wereld is zelfs veel wijsheid Lucas 16 vers 8 (Luc. 16:08). In de wereld worden dan ook vaak openlijk misstanden, óók die in het christendom, aan de kaak gesteld. Dat is een goede zaak. De wereld heeft er dan ook geen belang bij dat we ons met een menselijke, uiterlijke eenheid aan haar vertonen. De Gemeente moet haar eigen zaken góed op orde hebben. Om te behouden datgene wat ons zeer ver­rijkt, zullen we als Gemeente vérder leven in de stille verborgenheid mét Christus in God.

 

De strijd van Jezus – die van ons door Jildert de Boer

 

Onlangs hoorden we tot onze verba­zing in een evangelische gemeente, “dat Jezus de aanvechtingen niet had die wij hebben, omdat Hij zondeloos was”. Dit riekt naar een andere Jezus, dan zoals Hij in de Schriften geopenbaard wordt! Een dergelijke Jezus is voor ons onnavolgbaar, omdat hij dan een soort hemels lichaam zou moeten hebben gehad (maar hoe kon Hij dan bijvoorbeeld moe worden? Johannes 4 vers 6 (Joh. 04:06). Of dat Hij ook tijdens zijn ont- lediging en vernedering als mens tegelijkertijd God geweest zou moe­ten zijn, terwijl het Woord leert, dat Hij nu juist de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen en aan de mensen gelijk geworden is Filippenzen 2 vers 7 (Filip. 02:07).

Christus’ dagen in het vlees

Hij was evenwel geboren uit een vrouw, Maria Galaten 4 vers 4 (Gal. 04:04), uit het geslacht van David naar het vlees Romeinen 1 vers 3 (Rom. 01:03) en daarom moest hij con­tinu leren zeggen: “niet mijn wil, maar de wil van Hem die Mij gezon­den heeft” Johannes 5 vers 30; Johannes 6 vers 38; Lucas 22 vers 53 (Joh. 05:30 en Joh. 06:38 en Luc. 22:53), namelijk de wil van Zijn Vader! Dit koste hem voortdurende zelfverloochening en trouw! Naar de geest der heiligheid heeft Hij door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht, Jezus Christus, onze Here Romeinen 1 vers 4 (Rom. 01:04). Omdat Hij nimmer zon­digde, was het voor de dood niet mogelijk Hem vast te houden Handelingen 2 vers 24 (Hand. 2:24).

Wij hebben echter vanuit Gods woord geleerd en met ons hart ver­staan, dat Jezus is gezonden in een vlees aan dat der zonde gelijk Romeinen 8 vers 3 (Rom. 08:03). Hij heeft exact dezelfde strijd gekend en ondervonden, die wij nu op onze beurt voeren en waarbij Hij als Hogepriester kan meevoelen met onze zwakheden. Immers: “Hij is in alle dingen op gelijke wijze als wij verzocht geweest” Hebreeën 4 vers 15 (Heb. 04:15). Zonder te zondigen kwam hij uit deze verzoekingen tevoorschijn en overwon! Daarom kon Hij op een gegeven moment spreken: “De over­ste der wereld komt en heeft aan Mij niets” Johannes 14 vers 30 (Joh. 14:30).

Verschil en overeenkomst

Wat is het verschil en wat zijn de overeenkomsten tussen Jezus en ons? Voor ons geldt dat wij eerst ver­geving van zonden nodig hebben over ons oude leven en daarvoor heeft Jezus Christus verzoening bewerkt aan het kruis van Golgotha, als rechtvaardige voor onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou bren­gen 1 Petrus 3 vers 18 (1 Petr. 03:18).

Jezus was verwekt vanuit een godde­lijke zaadcel, die versmolt met een menselijke eicel. Ook Hij heeft op gelijke wijze als de kinderen aan bloed en vlees deel gekregen Hebreeën 2 vers 14 (Heb. 02:14). Jezus had immers het vlees van Maria aangenomen, heeft daarin echter nooit een oud leven geleefd, omdat Hij zijn eigen wil opgaf, om Gods wil uit te leven en de boze kon geen enkele vat op Hem krijgen.

Van meetaf aan was Hij uit God geboren, iets wat bij ons pas bij de wedergeboorte het geval is.

In Zijn voetstappen

Nu staan wij na onze wedergeboorte en met dezelfde kracht van de Geest -waardoor Hij ontvangen was Lucas 1 vers 35 (Luc. 01:35) in de strijd, om niet te zondi­gen, maar in de voetstappen van Jezus te treden 1 Petrus 2 vers 21 en 22 (1 Petr. 02:21-22) en zo -via het verloochenen van onze eigen wil, teneinde Gods wil te doen- Zijn leven te openbaren onder de men­sen.

Hoe heerlijk is het dat de Zoon van God is te volgen op Zijn weg! Hij ontledigde en vernederde Zich tot Zoon des mensen Filippenzen 2 vers 6 en 7 (Filip. 02:06-07) en werd tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem 2 Korinthe 5 vers 21 (2 Kor. 05:21), opdat wij deel zouden krijgen aan de goddelijke natuur 2 Petrus 1 vers 4 (2 Petr. 01:04) en als zonen Gods openbaar zouden worden Romeinen 8 vers 19 (Rom. 08:19).

Veel mensen proberen slechts Jezus te volgen, maar in de kracht van de Geest is het werkelijk mogelijk Zijn voetstappen te drukken!

De realiteit van de strijd

Natuurlijk gaat dit gepaard met veel strijd, maar onze troost is dat Hij diezelfde strijd aan den lijve heeft ondervonden. Ook Hij had kunnen vallen tijdens de verzoeking door de duivel in de woestijn, want dit was geen toneelstukje of demonstratieve opvoering, maar harde realiteit. Het geweldige is dat de Zoon des mensen in de afhankelijkheid van de Vader bleef, en met het zwaard van het Woord en in de kracht van de Geest, de duivel weerstond. De strijd was evenwel geen farce en het ging Hem beslist niet van een leien dakje af. Het was een echte strijd, waarin Hij overwon!

Nu kent Hij onze strijd uit eigen ervaring en Hij staat ons als barm­hartig en getrouw Hogepriester bij en Hij bidt en pleit voor ons, opdat wij niet alleen het fundament van zondenvergeving in ons leven heb­ben, maar opdat Hij ons overwin­ning op de zonde kan laten smaken. Zelf was Hij al jong met die strijd begonnen: “Boter en honig (beeld van overwinning) zal Hij eten, zodra Hij het kwade weet te verwerpen en het goede te verkiezen” Jesaja 7 vers 15 (Jes. 07:15).

Achter de Voorloper aan

Het is duidelijk dat om dit heerlijke doel -gelijkvormigheid aan het beeld van Jezus, Gods Zoon, de eerstgebo­rene onder vele broeders Romeinen 8 vers 29 (Rom. 08:29) te bereiken er een weg van gehoorzaamheid gegaan dient te worden. Zo heeft Hij -hoewel Hij de Zoon was- de gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft gele­den, namelijk in de verzoekingen Hebreeën 5 vers 8; Hebreeën 2 vers 18 (Heb. 05:08 en Heb. 02:18).

Op die weg door het vlees of de aardse natuur heen Hebreeën 10 vers 20 vertaling Brouwer (Heb. 10:20) en het proces dwars door de geestesmachten in de hemelse gewesten heen Hebreeën 4 vers 14; Efeze 6 vers 12 (Heb. 04:14 en Ef. 06:12) leren we het kruis op te nemen, onszelf te verloochenen en Hem te volgen.

In Jezus’ strijd en ontwikkeling was er een toename in wijsheid Lucas 2 vers 52 (Luc. 02:52) en als wij trouw zijn in Hem en God daarom bidden Jakobus 1 vers 5 (Jak. 01:05) zal deze goddelijke wijsheid ook gaan­deweg ons deel worden. Het is Gods bedoeling dat wij zoals Hij wandelen 1 Johannes 2 vers 6 (1 Joh. 02:06), onszelf reinigen gelijk Hij rein is 1 Johannes 3 vers 3 (1 Joh. 03:03) en overwinnen gelijk Hij heeft over­wonnen, om met Hem op de troon (= heerschappij) mee te zullen rege­ren Openbaring 3 vers 21 (Openb. 03:21).

Onze Voorloper Hebreeën 6 vers 20 (Heb. 06:20) heeft tijdens Zijn dagen in het vlees een immense strijd geleverd Hebreeën 5 vers 7 (Heb. 05:07) en langs die weg alle goddelijke heerlijkheid in Zich opgenomen, die Hij bij Zijn vleeswording had afge­legd Kolossenzen 1 vers 19; Kolossenzen 2 vers 9; Filippenzen 2 vers 6 tot en met 8 (Kol. 01:19 en Kol. 02:09; vgl. Filip. 02:06-08).

Geestelijke ontwikkeling

Laten wij beseffen dat er nog veel aangroeisels van de boze weg moe­ten, door de Geest bewust te maken de werkingen des lichaams te doden Romeinen 8 vers 13 (Rom. 08:13) en menselijke dwaashe­den en onrijpheden af te leggen in ons leven. Op die wijze komt de vrucht van de Geest, het wezen van de Christus oftewel de goddelijke natuur in ons tot verdere openba­ring.

Willen wij deze weg tot heil voor 100% gaan? Alleen via dit ontwikke­lingsproces worden we geschikt voor de grootste taak van meeregeren, om met Hem te dienen, te bevrijden, in wijsheid te handelen en met hem te oordelen over de wereld en de enge­len 1 Korinthe 6 vers 2 en 3 (1 Kor. 06:02-03).

Geve God ons genade in de situaties en verzoekingen van ons leven de ontwikkelingsmogelijkheden te benutten, om in waarheid en liefde in elk opzicht naar Hem toe te groei­en die het hoofd is, Christus Efeze 4 vers 15 (Ef. 04:15).

Want het voegde Hem, … dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman van hun behoudenis door lijden heen zou volmaken Hebreeën 2 vers 10 (Heb. 02:10).

 

De impact van hemelse wijsheid door Cees Maliepaard

De apostel Jakobus stelt in zijn brief aardse wijheid tegenover hemelse wijsheid en geeft aan dat het uiter­aard gaat om de beleving van deze ‘wijsheid van boven’. Cees Maliepaard bespreekt in dit artikel de verschillende aspecten van deze wijs­heid en geeft op duidelijke wijze aan hoe deze een positieve invloed bij het functioneren van ons geloofsleven behoren te hebben (-red.).

“Maar de wijsheid van boven is voor­eerst rein, vervolgens vreedzaam, vrien­delijk, gezeglijk, vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdig en onge­veinsd” Jakobus 3 vers 17 (Jak. 03:17).

Het allernoodzakelijkste

Wie zich de hemelse wijsheid wil eigen maken, zal allereerst rein van hart dienen te zijn. Vanzelfsprekend wordt dat niet bereikt door de dage­lijkse wasbeurten die mensen ple­gen aan te wenden, want lichamelij­ke reinigingshandelingen zijn wel uit hygiënisch oogpunt wenselijk, maar hebben nu eenmaal niets van doen met een reine levenswandel. Wat ons aan de buitenkant aankleeft is gemakkelijk met water en zeep of badschuim te verwijderen, maar wie naar de innerlijke mens bezoedeld is, kan zich beter reinigen met het badwater van het Woord en met het bloed van Jezus. Dóet iemand dat, dan zal hij bemerken dat een goed resultaat absoluut gewaarborgd is. Het zal ieder die met Gods heilsplan op de hoogte is, opgevallen zijn dat de door God geboden mogelijkheid tot reiniging van geest en ziel uit twee delen bestaat: Een mens wordt rein door de waarde van Jezus’ bloed aan te wen­den, en daardoor vrij te komen van elke bezoedeling van geest en ziel. x Die mens blijft rein door de inwer­king van Gods woorden uit de Schrift en door aan de woorden gehoor te geven die de Heer in het hart spreekt.

Wie rein van denken is geworden, zal van daar uit vreedzaam bezig kunnen zijn. Andersom werkt het niet. Wie als natuurlijk mens een vreedzame instelling heeft, zal best een prettig mens om mee om te gaan kunnen wezen. Zo iemand zal een ander niets opdringen, ook geen onreine handelingen. Maar hij of zij zal nooit voor zichzelf reinheid van denken kunnen bewerkstelligen. Want dat lukt slechts onder invloed van Gods hemelse wijsheid, die het schepsel volkomen gaaf doet zijn.

Vredestichters

Van Jezus is bekend dat Hij destijds niet gekomen is om vrede op aarde te brengen Matteüs 10 vers 34 (Matt. 10:34). Dat kon ook niet, want vóór dat Hij als de Vredevorst kon opereren, dienden eerst de vorst der duisternis en Koning Dood van hun tronen gestoten te worden. Hij is trouwens nog steeds mét ons als de grote triomfa­tor in de strijd die wij te voeren heb­ben, maar tegelijkertijd als degene die garant staat voor de vrede met God in het milde klimaat van het hemelse Jeruzalem. Wanneer de boze ons aanvalt, zullen we de strijd niet schuwen. Maar dat betekent allerminst dat we op voor­hand al op het oorlogspad zijn, want Jezus helpt ons al vanaf het begin onze voeten te richten op de weg van de vrede Lucas 1 vers 79 (Luc. 01:79). Later geeft Hij z’n discipelen een ‘meesterlijke’ zegen met de woorden: “Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u” Johannes 14 vers 27 (Joh. 14:27). Vrede is één van de kenmerken van de Geestvervulde christen. Het is dan ook volkomen terecht dat Paulus in Romeinen 8 vers 6 (Rom. 08:06) schrijft: “De gezindheid van de Geest is leven en vrede”.

Hij geeft in diezelfde brief te ken­nen: “Gerechtvaardigd uit het geloof hebben we vrede met God door onze Heer Jezus Christus” Romeinen 5 vers 1 (Rom. 05:01). Maar daar blijft het niet bij! We heb­ben niet alleen vrede met God en met diens eerste Zoon, maar (voor zover het van ons afhangt) zullen we “vrede met alle mensen hebben” Hebreeën 12 vers 14 (Heb. 12:14). Ik denk dan ook dat iedere oprechte christen de vrede “”Gods in zich zal hebben en daar ten volle vrede mee heeft.

Vriendelijk en gezeglijk

Wie zich door de Geest laat leiden, zal nimmer als een kribbig mens te boek staan. God snauwt nooit, Jezus blaft nimmer iemand af en van ons zal gezegd mogen worden: “Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend” Filippenzen 4 vers 5 (Filip. 04:05). Het is gewoon een genot in een gemeenschap vol vriendelijke mensen te verkeren, want dat geeft een duidelijke indica­tie van het leven in het geestelijke klimaat van het Koninkrijk van God. Ook als men tegen iemand in moet gaan, zal dat op een vriendelijke, de mens aanvaardende manier kunnen wezen. Gods rechterhand staat immers voor de werking van zijn Geest? Nou, van die Geest heeft Hij aan ons gegeven. Dus kunnen we vrijuit met onze rechterhand de hand van een ander drukken! Iemand die ongezeglijk is, zal eigen­lijk niet in het lichaam van Christus kunnen functioneren. Dat betekent overigens niet dat je alles wat in de gemeente naar je toe­komt, maar voor zoete koek zal moe­ten slikken. Zelfs de profetieën die­nen getoetst te worden, dus zeker ook de preken, de artikelen en de bijbelstudies. Want echt hoor: als ik in een gemeente een preek houd, heb ik niet de gedachte een ver­meende pauselijke onfeilbaarheid te bezitten. Iedereen zal (op een vrien­delijke manier) corrigeerbaar moe­ten wezen. Zelfs wanneer een cor­rectie onterecht is, zal de reactie erop vanuit de gezindheid van Christus dienen te zijn. Want onze vriendelijkheid mag immers aan alle mensen bekend wezen! Natuurlijk zijn er situaties waarin het niet terecht is van iemand een vriendelijke reactie te verwachten. Jezus zal de Farizeeën écht niet al glimlachend ‘Adderengebroed!’ toe­gevoegd hebben. Hij onderkende dat de meeste Farizeeën niet meer dan ordinaire farizeeërs waren! Zo zal ook niemand de eventuele verkrach­ter van z’n kind met uitgestoken hand tegemoet treden. Ik mag hopen dat zulks voor iedereen dui­delijk is.

Waar ben je vol van?

Een volgroeide zoon van God zal (naar het evenbeeld van zijn Vader) vol van ontferming en goede vruch­ten zijn. De Vader ontfermt zich over ieder die tot Hem komt, onge­acht iemands voorgeschiedenis. Zo zullen ook wij een eventuele zondaar waar we mee geconfron­teerd worden, niet afwijzen ofwel eens even ‘fijntjes’ de waarheid zeg­gen. Trouwens, werd dat laatste maar écht gedaan. Zou men de ont­spoorde mens in zo’n geval altijd maar met Gods waarheid confronte­ren! Want dat is immers de door Jezus aan het kruis behaalde over­winning op basis van de door Hem betaalde losprijs, waardoor zelfs de grootste crimineel (bij oprecht berouw) met de eeuwige God voor altijd verzoend kan worden. In de gemeente zullen we ons ont­fermen over hen die op een bepaald moment zwak zijn. Vandaag is dat iemand waarover jij je ontfermen kan, morgen heb je wellicht zelf hulp nodig. Dat is geen schande hoor, want daarvoor heeft God ons immers aan elkaar gegeven. We zul­len elkander tot een hand en een voet zijn, tot een oog en een oor en (af en toe) ook tot een mond! De ander aanhoren en dingen opmer­ken is meestal van groter belang dan het woord tot iemand richten.

Je mag jezelf zijn!

Jacobus bedoelt met onpartijdig zijn niet dat je nooit partij zou mogen kiezen, want dan zou geen mens ooit nog ergens mee in kunnen stemmen of iets verkeerds af kun­nen wijzen. Hij wil hiermee zeggen dat we nimmer vooringenomen zul­len wezen.

We zullen het niet op voorhand oneens zijn met ideeën die niet uit onze ‘club’ komen, en net zomin dienen we achter opvattingen te gaan staan, alleen omdat de verkon­diger ervan binnen onze gelederen gevonden wordt. Het enige dat telt, is of onze Heer er de bron van is. We dienen er evenzo voor te waken, hypocriet te wezen. Voor huichelarij is in het Koninkrijk Gods nu een­maal geen plaats. Daarom zullen we niets voorwenden wat in ons geeste­lijke hart geen wezenlijke klankbo­dem vindt. Iemand die alle facetten van het leven met de Heer nog niet bevatten kan (en wie kan dat wel!) moet niet de indruk geven of hij een allround ingezetene van het hemelse koninkrijk is.

Daar groeien we naar toe. En daar­om mogen we te allen tijde gewoon onszelf, echt écht zijn!

 

De uitnodiging door Jan H. Weerd

 

“Ik ben gekomen van de hemel, om de wil te doen van degene, die Mij gezonden heeft” Johannes 6 vers 18 (Joh. 06:18).

Wat een uitspraak van de Heer! Hij is gekomen om Gods wil te doen! Het is bijna niet te vatten, als je bedenkt hoe Hij dat in praktijk gebracht heeft. Onbegrepen, ver­guist en uiteindelijk vermoord. Anders kan ik het niet noemen. Wat had Hij fout gedaan? Water in wijn veranderd, mensen genezen, men­sen bevrijd, mensen gevoed met brood zoals van de bakker en met geestelijk brood, mensen bemoe­digd, vermaand, de weg gewezen, geleerd, mensen gewaarschuwd voor gevaren en verkeerde gedachten, voor mensen op de bres gestaan door voor hen te bidden en ga zo maar door.

Die Jezus is voor jou en mij geko­men. Geweldig, nietwaar? Wat moet Hij veel van zijn Vader hebben gehouden en nog steeds houden. Zeg nou zelf, wie deed en doet Jezus dit na?

Wat moet Hij ook veel van ons hou­den. Het ging immers om ons, dat Hij is gekomen! De Here Jezus had maar één ding op het oog: Hoe kan ik de kroon op de schepping, de mens, redden van een totale onder­gang?

Overwinning

En het is Hem gelukt! Tot het einde toe heeft Hij Gods wil volbracht! Het leek een totale ondergang te worden. Van God en mens verlaten. Hoe moet de Here Jezus zich gevoeld hebben? Eenzaam, in de steek gela­ten, een afschuwelijke pijn in Zijn lichaam, hoon en spot. En toch: Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen!

Ik kan het niet begrijpoen, om zulke woorden te spreken op zo’n moment. En toch weer wel! De Here Jezus was vol van Gods kracht, de heilige Geest. Hij wist ook wat er ging komen. Een ontmoeting met het rijk der duisternis, alle zonde­machten en ziektemachten zouden Hem opwachten in het dodenrijk. In de Hof van Getsémané had Hij de strijd gestreden.

Het was echter ook de plaats waar God opnieuw tot Hem gesproken had door een engel. Een moment, dat doet denken aan de verheerlij­king op de berg, waar Mozes en Elia met Jezus spraken over het einde in Jeruzalem. Maar ze zullen daar vast ook met de Heer gesproken hebben over het nieuwe begin. Dat Hij genoeg kracht zou bezitten om het rijk der duisternis te ver­slaan.

Wij weten nu wat er gebeurd is! Hij kwam tot opstanding uit de doden! Als eerste mens overwon Hij de dood en het dodenrijk. Ze konden Hem niet vasthouden! De Here Jezus nam zelfs een schare krijgsgevangenen mee, mensen die gevangen waren genomen door machten der duisternis. Jezus pre­dikte de boodschap van bevrijding en herstel in het dodenrijk en bevrijdde mensen die gebonden en gevangen waren en leidde ze uit de hel naar het Koninkrijk Gods.

Essentie

Dat is het nu juist waar het in het evangelie om gaat! De boodschap die we mogen uitroepen en verkon­digen, proclameren! De boodschap van bevrijding en herstel, van nieuw leven! We mogen mensen vertellen dat Jezus je wil meenemen en wil leiden uit de hel van het leven en het Koninkrijk Gods wil binnenleiden! Het gaat zelfs nog een stapje verder.

De Here Jezus nodigt ons uit om met Hem nieuw te drinken van de wijnstok in het Koninkrijk Gods. Hij verlangt er naar dat we zijn waar Hij is, zodat we zijn Heerlijkheid, die Hij van van Zijn Vader heeft gekre­gen, aanschouwen, ervan genieten en er door gesterkt worden.

Wonderlijk, nietwaar? En gaaf! Op aarde zijn en toch tegelijkertijd in het ‘Heilige der Heilige’ kunnen ver­toeven. De Here Jezus is ons voorge­gaan en heeft de weg gebaand! Zo zien we waar het toe kan leiden als je bereid bent om de wil te doe%r van degene die je gezonden hebt. Ik bid dat, als je dit leest, er een verlan­gen zal zijn om in de voetsporen van de Here Jezus te volgen. Laten we ons leven met Hem delen.

Misschien is het nodig opnieuw een keuze te maken. De Heer zegt: Volg Mij! God zei: Deze is mijn Zoon, de Uitverkorene, hoort naar Hem! Laat je hart naar hem uitgaan! Bid en je zal gegeven worden. Klopt en er zal opengedaan worden. Zoekt en je zult vinden, want God en Jezus zoe­ken jouw en mijn hart. Opdat wij één zijn.

 

Doe dit en gij zult… door Froukje Huis

Ik moet wel om half elf thuis zijn, want dan komen mijn schoonou­ders”, zeg ik tegen de instructeur, terwijl ik achter het stuur schuif. “Komt dik voor mekaar!”, stelt hij mij gerust. “Alles in orde?” Kijkend in de spiegels, voel ik of ik bij de pedalen kan komen en maak mijn riem vast.

Dan start ik de auto en wil wegrijden. “Ho!, eerst kijken!” Gehoorzaam ‘kijk’ ik, er komt niets aan en voorzichtig rij ik de straat uit. Tegen tienen zijn we midden in het dorp. “Hier links af”, zegt de instructeur en we rijden de hoofd­weg op.

“Hé daar gaan mijn schoonouders”, roep ik opeeens.

“Stoppen!” beveelt mijn leermeester en keurig langs de rand van de stoep stop ik.

Hij opent het portier en zegt: “Wilt u misschien meerijden?” Verbaasd kij­ken de oude mensen op, maar dan zien ze mij achter het stuur zitten. “O, nee, geen sprake van!” zegt oma ‘angstig. “Zij moet het nog leren. Ik ga niet mee”.

“Nou ik wel”, vindt opa, “er kan je niks gebeuren!” En hij zit al achter­in. Oma aarzelt nog maar alleen een half uur lopen, lokt haar ook niet aan, dus stapt ze ook maar in. “Aan het eind van het dorp linksaf”, beveelt de instructeur. “Bij het vol­gende verkeerslicht rechts… Denk aan het voorsorteren… Goed uitkijken, van rechts komt een auto aan- racen”.

Stipt volg ik zijn bevelen op en zo bereiken we veilig, precies om half elf, ons huis. Opa bedankt de instructeur dat ze mee mochten rij­den en oma is blij dat het vanmor­gen zo gemakkelijk ging. “Hoe vond u het?” vraag ik. “Och er is eigenlijk niks aan, hè? Die man zegt je precies voor wat je moet doen!”

Aan deze gebeurtenis van vijfender­tig jaar geleden moest ik denken, toen ik vanmorgen in de Bijbel las: “Doe dat en gij zult leven”. Bij het autorijden had ik de meeste moeite met schakelen en juist het steeds veranderen van richting kostte me veel inspanning. Oma dacht: ‘Doe dat en gij zult (goed) autorijden’ en daar had ze gelijk in. Jezus zegt het ook zo eenvoudig tegen de man die Hem vraagt hoe hij eeuwig leven kan ontvangen. “Hoe staat het in de wet?” “God lief­hebben met geheel uw hart, ziel, kracht en verstand en uw naaste als uzelf”, antwoordt de man. Dan zegt Jezus: “Doet dat en gij zult leven”. Alsof het zo gemakkelijk is om de wet te houden! Petrus zegt er dit van in Handelingen 15 vers 10 en 11 (Hand. 15:10-11): “Nu dan, wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals van de disci­pelen te leggen, dat noch onze vade­ren, noch wij hebben kunnen dra­gen?”.

Dan geeft hij echter ook de oplos­sing: “Maar door de genade van de Here Jezus geloven wij behouden te worden op dezelfde wijze als zij”. Deze blijde boodschap mochten zij verkondigen en die heeft na 2000 jaar ook ons bereikt. Jezus heeft voor ons de wet vervuld en wie in Hem gelooft heeft eeuwig leven. Door genade ben ik behouden. U ook?