Heiligmaking en evangelieprediking

Alles doe ik terwille van het evangelie, om er zelf deel aan te verkrijgen. (1 Kor. 09:23)

Ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen geroepen te hebben, wellicht zelf niet aangenomen te worden. (1 Kor. 09:27).

Leven in voortdurende gemeenschap met Chris­tus is de grote voorwaarde voor ieder die het Woord predikt om anderen tot den Heiland te mogen leiden.

Menigmaal gevoelen we dat het woord krachte­loos is, dat het niet geladen is met het dynamiet van Gods Geest en dat de hoorders heengingen gelijk zij kwamen omdat de volle persoon van den prediker niet achter het woord stond.

Niet altijd ligt de schuld bij hen die het woord brengt. Ook naar Ezechiël en de andere profeten heeft men geluisterd in onverschilligheid en hard­heid des harten.

Doch het kan zijn dat de schuld bij de bood­schapper ligt, dat het Woord geen ingang vindt omdat het leven niet in overeenstemming is met de prediking.

Natuurlijk kan God, volgens het bij wereldgezinde leraren geliefde woord, met een kromme stok een rechte slag toebrengen. Ook dragen we het evangelie steeds in aarde vaten en is het Woord Gods op zichzelf een kracht, doch dit alles mag nimmer een excuus zijn voor een heilig leven.

Wat moet de wereld van ons denken als we liefde en verdraagzaamheid prediken en zelf in onmin met onze broeders leven. Hoe zullen we de wereld toeroepen zich te bekeren als we staan dat de zonde op eigen terrein doordringt, als we de vermakelijkheden en vleselijke begeer­ten van de wereld tolereren in onze eigen gezin­nen ? Hoe zullen we de jonge mensen afbrengen van de dansvloer als we zelf onze dansavonden hebben ? Is er zo weinig liefde tot verloren gaande zielen bij ons, dat we niet om hun te redden vrij­willig afstand doen ook van veel, wat op zichzelf misschien niet verkeerd zou zijn?

O, de moderne mens wil menigmaal luisteren naar de evangelieboodschap, er is een leegte in veler hart, doch klinkt niet menigmaal na een schone redevoering de vraag:Leeft uzelf zo? Is de blijdschap en vrede van Christus, zijn heilige aanwezigheid waarover u spreekt in uw eigen hart? In uw gesprekken? In uw woning? Is het niet helaas menigmaal zo, dat dit het beste is om de prediker maar niet al te nabij te leren kennen?

Zie dat maakt onze prediking vruchteloos. De wereld heeft genoeg woorden gehoord, ze wil nu eindelijk wel eens daden zien. Ze wil de nederig­heid, de verdraagzaamheid en de liefde van Chris­tus weerspiegelt zien in ons.

Daarom broeders en zusters: jaagt naar de hei­ligmaking. Paulus bedwong zijn lichaam en onder­wierp het om waar hij anderen predikte, zelf niet verloren te gaan. Want zij die leraars zijn, zullen des te strenger geoordeeld worden.

Paulus kon zeggen: alles doe ik terwille van het evangelie. Wordt zó ons leven beheerst door het ene grote verlangen alles te zijn voor allen, om enigen te behouden? Dan zullen wij er voor waken dat onze daden zijn tot eer van Hem. Wiens gezanten wij zijn. Hoe menigmaal heeft niet het werk van God onnoemelijk schade gele­den, doordat het uitlekte, eerst onder broeders, daarna onder de man van de straat, dat het leven van de prediker niet heilig was, dat ontucht, echt­breuk, leugen, oneerlijkheid, zijn leven had ge­schonden.

Laat ons bidden met geheel ons hart om heilig­making, opdat wij een zuivere klank kunnen geven, opdat wij grote vrijmoedigheid mogen hebben in het spreken, en door onreinheid van ons kanaal de stroom des Geestes niet vertroebeld worde.

Geve God aan de gemeente vele mannen, die alles willen geven, eigen lust leren haten en dicht bij den Heiland leven om in deze laatste der dagen een roepstem te zijn van Gods wege tot een onder­gaande wereld.    

  1. v. d. B.

 

 

 

Bij de plaat

“Hij zeide ook tot de scharen: Wanneer u een wolk ziet opkomen in het Westen zegt u dadelijk: Er komt regen, en het gebeurt. En wanneer u de Zuidenwind ziet waaien, zegt u: Er zal hitte komen, en het gebeurt. Huichelaars, het aanzien van aarde en hemel weet ge te onderkennen, waarom onderkent ge deze tijd niet?” (Luc. 12:54-56).

Reeds van oude tijden af heeft de mens getracht uit wol­ken, wind en andere gegevens het komende weer te voor spellen.

Gelijk bij zovele kennis heeft ook deze weersvoorspelling in onze dagen een hoge wetenschappelijke vlucht genomen. De vaak juiste, meer ook vaak onjuiste voorspellingen, die hun bron vonden in de eenvoudige waarneming van feiten, gecombineerd met jarenlange ervaring en overlevering, heb­ben plaats gemaakt voor observaties en metingen van hoog- wetenschappelijke juistheid. Een net van meteorologische ob­servatoria verwerken deze gegevens en het resultaat wordt iedere dag in de krant en per radio aan het publiek bekend gemaakt.

Is het niet opmerkenswaardig, dat de mens ten alle tijde meer belangstelling aan de dag heeft gelegd voor het weer van morgen, dan voor de vraag hoe het met de gang der geschiedenis staat: dat de schare ten dage van Jezus niet begreep, dat ze leefde in een geweldig keerpunt der tijden en dat ook nu nog tienduizenden absoluut niet geïnteres­seerd zijn bij de vraag of het einde der geschiedenis al dan niet nabij is.

Natuurlijk zijn er duizenden die zelfs niet geloven aan een doel dezer wereldgeschiedenis, omdat zij niet geloven aan een God die alles in Zijn hand heeft. Vaag en onbestemd geloven of liever hopen ze dat er een steeds doorgaande evolutie in alles werkt en dat het “over duizend jaar wel beter zal zijn dan nu”.

Doch onbegrijpelijk is deze onverschilligheid bij hen, die zeggen in Gods Woord te geloven en belijden dat deze God deze wereld naar een vast plan heeft geschapen. Zij weten dat alles zich naar het einde spoedt, en dat er een ogenblik komt, waarop deze bedeling overgaat in een andere, als Christus als Koning zal heersen.

Is het niet wonderlijk dat zij dit alles aanvaarden en toch zo vast zitten aan de kleine gebeurtenissen van iedere dag, dat ze meer belangstelling hebben voor het weer, dan voor de tekenen van de tijd waarin ze leven.

Hoe komt dit ? Zijn de gebeurtenissen om ons heen zo onbestemd, zo zonder enig verband, dat het ónmogelijk is er een vaste lijn in te zien ? Was het in de dagen van Jezus onmogelijk om te weten dat God op zeer bijzondere wijze werkte? Immers neen. Zo zal ook niemand kunnen beweren, dat de tekenen in onze dagen niet te herkennen zijn. De ge­weldige spanning van de wereldmachten, de alles opeisende moderne bewapening, de jacht der volkeren om zich voor te bereiden op een nieuwe oorlog, het afgrijselijk wapen der atoombom, de spanning in Palestina, zijn als één grote drei­gende wolk, die de storm van Gods gerichten voorafgaat.

Doch waarom ontwijken dan zovelen angstvallig ieder gesprek over het naderde einde en beschouwt men hen, die erop wijzen als een zeker soort goedaardige dwepers ?

Jezus geeft het éne antwoord voor Zijn, en voor onze dagen, als hij tegen deze wuft-voortlevende schare zegt: “jullie huichelaars”.

In deze onwetendheid omtrent de tekenen der tijden ligt verborgen de onwil en onmacht om naar waarheid te oor­delen over wat om ons heen gebeurt. Zoals de tijdgenoten van Jezus niet wilden erkennen dat het koninkrijk Gods tot hen was gekomen, omdat zij zich dan hadden moeten bekeren, zo willen ook thans velen niet erkennen in welke een oordeelzwangere tijd wij leven, omdat ze dan afstand zouden moeten doen van veel wat zij niet los willen laten.

Bij de beoordeling van het weer spreekt enkel ons ver­stand, doch bij de beoordeling van de tekenen der tijden spreekt ons hart, ons eigen ik, met al zijn vrees, zondelust en aards begeren.

Juist in de dingen waar het hart in mee spreekt, bij­voorbeeld in het beoordelen van de daden van een vijand, zijn we geneigd tot onwaarheid.

Zo is het geveinsdheid dat de mens van onze dag de donkere onweerswolk niet wil zien, die zich boven de wereld samentrekt.

O, dat velen het nog erkenden in deze dag, wat tot hun vrede zou dienen, doch helaas, het schijnt wel of het hoe langer hoe meer verborgen is voor hun ogen. Geve God aan Zijn kinderen die slapen, een ontwaken uit deze zondige en huichelachtige onwetendheid, opdat zij de lampen mogen vullen vóór het te laat is. 

  1. v. d. B.

 

Spreek tot de Heer over zondaren, spreek dan tot zondaren over de Heer.

 

Kerkgeschiedenis

Wat is er ook in de Grieks Orthodoxe kerk, de Russische Staatskerk, veel onschuldig bloed vergoten. Deze kerk die nog veel meer dan de Roomse Kerk in een nacht van bij­geloof en valse godsdienst is verzonken, waarmee de Rus­sische machthebbers, de tsaren, vele eeuwen gehoereerd hebben en waardoor het grote Rusland dronken geworden is van de wijn van haar hoererij (Openb. 17:02) heeft gods­dienstige zonde op godsdienstige zonde gestapeld. Zij is naar Openbaring 17 toch niet anders geweest dan “de grote Hoer”, die daar zat op vele wateren, “de vrouw zittende op het scharlaken rode beest (Satans macht), dat vol was van namen der godslastering”. Ook deze vrouw, deze Rus­sische Staatskerk, is dronken geweest van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus. Ook in deze valse kerk heeft de mens der zonde, de zoon des verderfs. de antichrist, zich doen gelden in het vervolgen van de slachtschapen van Christus.

We denken hier met name aan de vreselijke, bloedige vervolgingen, waaraan de z.g. Stundisten in de tweede helft van de vorige eeuw van de zijde van de Russische Staatskerk hebben blootgestaan. De Stundisten staan ons getekend als eenvoudige, waarlijk vrome mensen, wars van alle revolu­tionaire neigingen, die den Keizer gaven wat des Keizers was, maar ook aan God wat van God is.

In eenvoudigheid dienden zij den Here naar het voorbeeld der Apostolische gemeente te Jeruzalem, elkander en hun dorpsgenoten, ook hun vijanden, helpende waar zij slechts konden,

Hun godsdienstoefeningen hadden enige overeenkomst met die der Darbisten, maar de kerkelijke ambten verwierpen ze niet, zoals dezen doen. Allen behoorden zij tot de boeren­stand. Gestudeerde predikers hadden zij niet; één der ouder­lingen, die daartoe de gave bezat, ging bij de godsdienst­oefeningen voor. Hun eenvoudig geloof versierden ze door een godzalige levenswandel. Plicht was het bij de Stundisten (zo genoemd naar de “Bibelstunden”, die ze gewoon waren te houden), dat ieder lezen leerde, opdat zij zelf dagelijks het Woord Gods konden onderzoeken.

Deze Christgelovigen, die de Orthodoxe Kerk beschouw­den als in strijd met de Heilige Schrift en aan haar zonden geen gemeenschap wilden hebben, werden door de leden der Staatskerk, opgezweept door hun priesters, bitter ge­haat. Een ontzettende vervolging werd vooral in de negen­tiger jaren der vorige eeuw tegen hen ontketend, die Europa met afschuw vervulde. Honderden Stundisten werden ge­vangen genomen, gefolterd of ve bannen naar Siberië, maar zelfs in hun ballingschap zwegen ze van hun geloof niet en predikten het Evangelie aan allerlei medeballingen.

Dit martelaarsbloed is dierbaar geweest in de ogen des Heren. Daarom is God de ongerechtigheden dezer Russische Staatskerk gedachtig geweest (Openb. 18:05). De politieke machten in Rusland (“de hoornen” van Openbaring 17), die eerst haar kracht en macht aan het “beest” hadden overgegeven, om tegen het Lam en die met Hem zijn, n.l. de geroepenen en uitverkorenen en gelovigen te strijden (met de valse kerk mee) hebben zich in de Bolsjewistische revo­lutie van de Staatskerk afgekeerd en zijn toen de valse kerk, waarmee ze vroeger gehoereerd hadden, gaan haten. Ze hebben de . hoer” woest en naakt gemaakt. Dat heeft God de Bolsjewieken in hun harten gegeven, opdat zij daarin Zijn mening zouden doen (lees Openb. 17:15-17). Zij moesten instrumenten zijn in de hand des Heren, om Zijn rechtvaardig oordeel over de Russische Staatskerk:de “hoer”, het grote Babylon van Openbaring 18, te voltrekken.

De gelovigen worden in Openbaring 17 opgewekt dit oordeel Gods, over de valse kerk, niet alleen in Rusland, maar ook in andere landen van Europa op te merken. Want overal zien we de politieke machten (de hoornen) zich in de we­reld keren tegen de valse kerk in haar afgodische machts­organisatie (de grote hoer). En dan moeten wij in “het haten van de hoer” niet zien “geloofsvervolging”. De ge­loofsvervolging moeten wij zien in de valse kerk zelf, die het bloed der heiligen drinkt tot dronken worden toe. Maar in de valse kerkbestrijding komt het rechtvaardig oordeel Gods openbaar. De “hoornen”, hoe Goddeloos in zichzelf ook, voeren, evenals de wereldmachten onder het Oude Tes­tament, Gods heilige gerichten uit. Daarover mogen de ware gelovigen zich zelfs verheugen met beving. “Bedrijf vreugde over haar, gij hemel, en gij heilige apostelen en gij profeten, want God heeft Uw oordeel aan haar (de valse kerk, het grote Babylon geoordeeld” (Openb. 18:20).

B.T.

 

Als altaarvlam brandt mijn verlangen

om in geheiligde gezangen

te spreken van Uw teed’re min,

Gij hebt mij aardse lust ontnomen

verscheurde ’t weefsel mijner dromen

en brak in mij alle eigen zin.

Doch overvloedig deed Gij groeien

als rozen die in herfsttijd bloeien

de vreugden die deez aard’ niet vindt.

Gij hebt in mijn ontledigd leven

Uw leven en dit woord gegeven:

dat Gij mij lief hebt als Uw kind.

  1. v. d. B.

 

We moeten bidden omdat een verhoord gebed het enige onweerlegbare argument is tegen scepticisme, ongeloof, modernisme en trouweloosheid door Dr. John R. Rice.

“Zonder geloof is het on mogelijk Hem welge­vallig te zijn,” zegt (Heb. 11:06). En wat is geloof ? “Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.” Zo vertelt ons dus (Heb. 11:06) dat niemand tot God kan komen, ten­zij hij gelooft dat God het gebed verhoort. En wat hebben we dan te zeggen tot de ongelovigen, de aanhangers van atheïsme en modernisme! Hoe kunnen we hem, die niet in onze God geloven, overtuigen? Wel doordat we antwoord krijgen op ons gebed, ja, door zulke onmiskenbare antwoor­den op ons gebed te krijgen, dat het klaar is dat er een God bestaat die de gebeden hoort en ver­hoort. Om het ongeloof te lijf te gaan moeten we God zelf door het verhoren der gebeden de be­wijzen laten leveren van Zijn bestaan.

Bewijsgrond is soms noodzakelijk. De Bijbel openbaart zich als Gods woord. De gehele natuur toont aan dat er een God is. “De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt het werk Zijner handen” zegt (Ps. 019:001). Er bestaan vele bewijzen dat er een God is die de gebeden be­antwoordt. Maar het enige absoluut onweerleg­bare bewijs is het beantwoorde gebed zelf. Ik kan weten dat er een God bestaat die het gebed ver­hoort, indien ik de antwoorden op de gebeden zó onmiskenbaar waarneem dat ik niet kan twijfelen.

Zo vergaderde Elia, op de berg Karmel, het volk van Israël om het te bewijzen dat de Heer was de ware God en dat de afgod Baal geen God was, die kon waarnemen, horen of helpen. Nadat de 450 priesters van Baal tevergeefs hun god had­den aangeroepen en hij niet bij machte was ge­weest, door vuur van de hemel, te antwoorden, bouwde Elia een altaar, legde daar het hout en het offer op legde er geen vuur onder en goot er 12 vaten water overheen. Toen bad hij tot God om vuur van de hemel te zenden om, in bijzijn van het ganse volk, het offer te verteren en te bewijzen dat Hij God was. Het gebed van Elia luidde: “Heer, God van Abraham. Izaäk en Israël, dat het heden bekend worde dat Gij God in Israël zijt en ik Uw knecht, en dat ik al deze dingen haar Uw woord gedaan heb. Antwoord mij. Heere. antwoord mij: opdat dit volk zal erkennen dat U, o Heer die God zijt en dat U hun hart ach­terwaarts omgewend hebt.” (1 Kon. 18:36-37).

Ontleedt dit gebed zorgvuldig en u zult be­vinden dat het een verzoek is om God te laten bewijzen dat Hij God is, door te antwoorden op het gebed. En indien het antwoord zou komen, zou het niet alleen bewijzen dat God de ware God was, maar tevens dat Elia Zijn knecht was en Elia’s boodschap van God afkomstig was. En zo kwam het antwoord: “Toen viel het vuur des Heren en verteerde dat brandoffer en dat hout en die stenen en dat stof, ja likte dat water op, wat in de greppel was.” (1 Kon. 18:38). En wat was het resultaat ? Wat had dit antwoord voor invloed op het ongeloof van het volk? Vers 39 (1 Kon. 18:39) zegt het ons: “Als nu het ganse volk dat zag. zo vielen zij op hun aangezichten en zeiden: “De Here is God, de Here is God ! Een zicht­baar duidelijk antwoord op het gebed deed in een ogenblik het gehele ongeloof van het volk verdwijnen en het volk “viel op hun aangezich­ten”, zeggende: “De Here is God”.

We behoren dus te bidden, omdat Gods antwoord op het gebed een dusdanig bewijs is, dat het alle modernisme en ongeloof op de vlucht kan jagen. Zolang Gods volk op zijn gebeden geen besliste, kenmerkende en bewijs gevende antwoor­den kan ontvangen, kunnen we verwachten dat onze jonge mensen zullen opgroeien twijfelend aan het bestaan van een wonderwerkend, gebed horend en verhorend God. Om ongeloof te overwinnen is het nodig, dat Gods volk bidt en dat deze gebeden verhoord worden.

Al uw argumenten tegen modernisme, tegen evolutie, tegen atheïsme zullen niet aanvaard wor­den, indien die argumenten niet versterkt worden door enig bepaald bewijs als gevolg van een ver­hoord gebed.

Indien het Christendom de ware godsdienst is en als God een wonderdoend, gebed horend en verhorend God is, dan heeft de ongeredde wereld ook het recht te verlangen dat wij dat bewijzen zullen aan de hand van verhoorde gebeden.

Hoeveel twijfel zou verdwijnen als we stout­moedig en beslist zouden beginnen te bidden en stellig zouden verwachten dat God iedere dag duidelijke en bijzondere antwoorden op onze ge­beden zou geven!

Let eens op de kracht van het argument van Gideon in (Richt. 06:12-13) :

“Toen verscheen hem de Engel des Heeren en zei tot hem: De Heer is met u, gij strijdbare held’ . Maar Gideon zeide tot Hem: Och, mijn Heer, zo de Heer met ons is, waarom is ons dan dit alles wedervaren? En waar zijn al Zijn wonderen, die onze vaders ons verteld hebben, zeggende: Heeft ons de Heer niet uit Egypte opgevoerd? Doch nu heeft ons de Heer verlaten en heeft ons in de hand van de Midianieten gegeven”.

Niet zonder goede redenen beantwoordde Gi­deon de Engel des Heren en zei: “Zo de Heer met ons is, waarom is ons dan dit alles overkomen? en waar zijn al Zijn wonderen die onze vaders ons verteld hebben, toen ze vertelden: “Heeft ons de Heer niet uit Egypte opgevoerd?”         

Gideon voelde immers wel dat, indien God met hem was, hij het bewijs moest hebben daarvan en, God dan Zichzelf zou vertonen en bewijzen dat

Hij er was, door in antwoord op gebed, bepaalde en concrete openbaringen van Zijn macht te geven. En God verwierp het pleidooi van Gideon niet God zei niet, zoals heden zovele geliefde maar krachteloze godsdienstleraren zeggen: dat won­deren bij het verleden behoren en niet bij het heden. Neen, God was eerder verheugd, dat Gi­deon een bewijs vroeg van Zijn macht en ver­richtte een wonder door Gideon s offer, dat hij had gebracht, door vuur te verteren. Hij maakte ook de schapenvacht eerst droog en daarna nat in antwoord op Gideon s gebed. God is altijd vol­komen bereid om te bewijzen, dat Hij een gebeds- horende en verhorende God is. En dat is het eni­ge. afdoende middel tegen ongeloof en atheïsme.

Nadat God in Egypte voor Mozes gedaan had wat de tovenaars met al hun toverkunsten niet hadden kunnen verrichten, zeiden deze tot Farao: “Dit is Gods vinger.'” (Ex. 08:19).

Een direct antwoord op gebed overtuigde deze goddeloze heidense tovenaars.

God beantwoordde Daniels gebed en onthulde hem de droom van Nebukadnezar, die daardoor overtuigd werd, “op zijn aangezicht viel” en zei: “Het is de waarheid dat uw God een God der góden is en een Heer der Koningen en die de verborgenheden openbaart, omdat gij deze verborgenheid hebt kunnen openbaren.’ (Dan. 02:47).

Later onthulde God aan Daniël de andere droom van Nebukadnezar (hoofdst. 4). voorzeggend hoe de koning, gedurende zeven jaren, als een dier zou leven. En toen de koning van zijn krankzinnig­heid hersteld was en terugkeerde naar zijn troon en zijn roem, vertelt de Schrift dat hij waarlijk rot God bekeerd was. (Dan. 04:34-37). Een verhoord gebed is een middel tegen ongeloof.

(Hand. 13:06-12) vertelt hoe Sergius Paulus, een stadhouder van ’t eiland Cyprus op wonderbare wijze bekeerd werd, toen hij de verhoring meemaakte van het gebed van de Apostel Paulus, om Elymas, de tovenaar, met blindheid te slaan, (Hand. 13:12) luidt: “Als de stadhouder zag hetgeen geschied was. toen geloofde hij, verslagen zijnde over de leer des Heeren.”

We zouden deze kwestie eveneens op juiste wijze onder de ogen moeten zien. Indien in de kerken van ons land wederom de verbazingwek­kende bekeringen van dronkaards en deernen plaats zouden hebben, dan zouden de zondaars tot de kerk komen en vol eerbied naar Gods woord luisteren.

En indien Gods volk bidt en genezing verkrijgt voor zieken, regen ontvangt indien zulks nodig is, betrekkingen, dagelijks brood of opwekkingen krijgt in antwoord op gebed, dan zal het modernisme en het atheïsme hun invloed verliezen op de massa van het volk en zal zelfs de onbekeerde, geloven moeten dat er een wonderwerkend God is, die gebeden verhoort.

We zouden moeten bidden en zouden onze ge­beden verhoord moeten krijgen als een beslist en machtig tegengif voor ongeloof, het enig onweer­legbaar argument tegen atheïsme en ongeloof.

Het is niet altijd Gods wil zieken te genezen. Ook in de Bijbelse tijden was dat niet altijd Zijn wil. Maar Hij genas de zieken vaak genoeg, om te laten zien dat Hij de gebed verhorende God was. God redde niet iedere zondaar onder de ambtsbediening van een ander. Maar het behaag­de God, om de ergste zondaars te redden en in de tijden van de bijbel redde Hij ze. door dat wonderbare uitstrekken van Zijn hand, op een zodanige wijze, dat de ongelovigen overtuigd werden. En God wil heden ten dage nog hetzelfde doen en nog dezelfde macht tonen, indien we slechts vertrouwen in Hem stellen. Zelfs in Bijbelse tijden waren wonderen nooit iets gewoons en nóch een speelgoed voor de onverschilligen, nóch een beloning voor de nieuwsgierigen. Neen, neen! Wonderen op lichamelijk gebied waren altijd zeld­zaam en kwamen slechts voor om daardoor den Heer te verheerlijken. Maar God schonk ook in die tijden vaak genoeg geloof, om te bewijzen dat Hij de wonderwerkende, gebed horende- en ver­horende God is. En Hij wil hetzelfde heden nog doen voor hen. die Hem ernstig zoeken en Hem de mogelijkheid geven zich te openbaren.

te voorzien in dagelijkse behoeften, vrede te schenken, wijsheid bij het uitvoeren van dagelijks voorkomende problemen of door vreugde en kracht van den Heiligen Geest te geven.

We moeten dus bidden, omdat een verhoord gebed het bewijs levert dat er een God bestaat die de gebeden hoort en verhoort. Het is a.h.w. het zeker werkende tegengif bij twijfel en scepticisme, ongeloof of zelfs bij Atheïsme.

 

Ik zie iets

Wij leven al tientallen jaren in een wereld, waarin het christendom enerzijds weg kwijnt en anderzijds worstelt om weer tot overwinning te komen. Dat heeft een diepe oorzaak. Er is een diepe kloof tussen christelijk geloof en christelijk leven. Mensen, die in het leven staan twijfelen aan de waarde van het christelijk geloof voor de wereld. Mensen die het christelijk geloof verdedi­gen, omdat zij weten, dat het de waarheid Gods is, klagen steen en been over de beleving er van in de praktijk. Vandaar dan ook de pogingen in de laatste tijd om op een andere wijze dan via het oude christelijke geloof, de wereld weer te berei­ken en te winnen. Hier ligt een ontzaglijk pro­bleem. We weten wel dat een zeer orthodox geloof kan samengaan met een zeer onzuiver, on­heilig leven en dit ook zo vaak gedaan heeft, dat de wereld bijna onvatbaar is geworden voor de prediking van het oude Bijbelse geloof. Talloze kinderen uit orthodoxe gezinnen, opgegroeid in de sfeer van zuiver geloof, hebben dit geloof afge­schud als “onwaarachtig”, “vroom gepraat, waar­aan de levenspraktijk niet beantwoordt”. De harde werkelijkheid was, dat over verlossing van de zonde de schoonste theorieën werden verkondigd en intussen het leven vol zonden bleef. En het is zo ver gekomen, dat ook de niet-christelijke volken van deze wijde kloof alles afweten en voor het christendom bedanken. Het christendom heeft Christus tot een groot vraagteken gemaakt.

Ook voor zichzelf!

Met uitzondering van enkelingen, verwacht ook de christenheid zelve voor het leven weinig meer van het oude Bijbelse geloof. Christus, ja Christus 1 Aan Hem zal men niet komen, want we zijn nog overtuigd dat Hij is de grote kracht Gods. Maar de Bijbelse leer, die rondom Hem is opgebouwd… ? O zeker, en deel der christenheid houdt fanatiek aan die leer vast, ook vandaag nog. Maar dan is het om godsdienstige redenen ofterwille van het voortbestaan der kerk. Maar niet omdat men in een wereldvernieuwende kracht van het bijbel- geloof gelooft.

 

En zo dreigt het Koninkrijk Gods een eenzaam droomeiland te worden of is het al. waarheen nog enigen van tijd tot tijd roeien, om er te dromen op de oude wijze van dingen, die een sterke be­koring op onze religieuze gevoelens uitoefenen, maar die mijlenver van de werkelijkheid des levens af liggen. En praktische mensen, die nog hopen, dat er toch nog iets kan gebeuren in de wereld, waardoor Christus tot gelding komt, zoeken nieu­we wegen, omdat zij met de oude wegen geen raad meer weten.

Maar tezamen vormen deze dromers en deze praktische mensen toch een hele kleine minder­heid. De grote massa der christenheid is tot de conclusie gekomen, dat men het Bijbelse geloof nodig heeft om zalig te kunnen sterven, maar dat men de levensproblemen moet oplossen in het licht van intellectuele en culturele gegevens. Het leven staat buiten het geloof. Het ligt ermee in dagelijks conflict.

Het gevolg van dit alles is, dat de “evangelist”, of hij nu dominee, zendeling of professor of straat­prediker is, staat tegenover een publiek, dat hem aan kijkt met een schamper gezicht, als het niet voorbijloopt. Het schreeuwt hem, zonder woonden toe: “Jij bent zeker in de middeleeuwen in slaap gevallen en pas wakker geworden?”

Heel het leven en de opvoeding tot het leven zijn in de christelijke wereld honderden mijlen ver van het bijbels geloof verwijderd geraakt en wij moeten ons afvragen of er nog reden is van een christelijke wereld te spreken. Het oor van de doorsneemens in Europa en Amerika beluistert een werkelijke evangelieboodschap als een anachronis­me. De moderne mens gelooft niet meer in eni­gerlei vorm van zaligheid, zoals de oude wereld die kende” schreef dezer dagen een groot dagblad.

Met dit probleem worstelt de kerkganger en de geestelijke op de meest intense wijze. En zij staan tegenover elkaar of in doffe berusting of in ang­stige spanning.

Mijn lezer zegt ; “dit alles zie ik ook en omdat het zo verschrikkelijk is, doe ik mijn best om het niet te zien en maar door te gaan, want ik weet er geen weg mee. Maar U zegt, dat U iets ziet. Wat ziet U dan?

Ja, ik zie iets. Niet alleen, dat de christelijke wereld op sterven na dood is en ook de eertijds “levende kringen” worstelen met de verstikkings­dood en proberen op de een of andere wijze nog verluchting te krijgen in de benauwdheid van het stervensproces, maar ik zie ook, dat deze zware ziekte van het christendom God niet verrast noch verlegen doet staan, al is het een uiterst zwaar geval. “God, de tijden overzien hebbende God leeft, Christus leeft, het Koninkrijk Gods is er, het raadsplan Gods zet zich voort, de Heilige Geest is niet naar de hemel teruggekeerd, maar is nog op de aarde en straks zal toch de van God gezalfde Koning regeren van zee tot zee en van de rivier tot aan de einden der aarde!

Is dit wat u ziet ?

Het is de aanloop ertoe.

Ik zie, dat de tijd rijp is voor een geweldige heroriëntering. Het christendom is ten dode toe ziek, omdat het een surrogaat geworden is van het koninkrijk. Dit eeuwig koninkrijk bestaat niet in woorden, belijdenissen, leerstellingen, cere­moniën, hoe zeer ook een bestanddeel van het leven in het Koninkrijk en het bestaat ook niet in steeds nieuwe organisaties en bewegingen, maar doodeenvoudig in “kracht”. Deze kracht is geen menselijke kracht, maar goddelijke. Het is de kracht van den Heiligen Geest.

Alles wat in de plaats gesteld wordt van de kracht des Heiligen Geestes bevordert de ziekte van het christendom in plaats van ze te helen. Elke poging tot herwinning van invloed van het christendom op de wereld, niet ondernomen onder de leiding en in de kracht des Heiligen Geestes, verergert de toestand en brengt achteruit. Elke kracht, die niet de kracht van Christus is, kan ook niet in het voordeel van Christus zijn. Alleen de Heilige Geest is gekomen om Christus te ver­heerlijken en om het uit het Zijne te nemen om het ons te geven, zoals Hij ook gekomen is om van zonde te overtuigen en tot Christus heen te drijven.

Maar het christendom heeft die kracht ver­loochend en vervangen door menselijke krachten. Het heeft zich op allerlei wijze georganiseerd tot iets indrukwekkends, iets machtigs, iets dat tot de verbeelding en tot de geest van de natuurlijke mens spreekt, maar daarbij het pad verlaten, dat Christus ook zelve bewandeld heeft en waarop Hij Zijne Gemeente heeft geleid, het pad, waarbij de kracht des Heiligen Geestes alles was. “De Geest des Heren is op Mij……

En wat dan nu ?

Nu een geestelijke revolutie ! Niet een com­promis en niet een oplappende restauratie. Maar een algeheel loslaten van wat uit het vlees is voort- gekomen en een nieuw begin “in den Geest”. Weer kinderen des koninkrijks worden. De Koning aanhangen. Zijn dood, opstanding en heerschappij prediken en beleven, door den Geest. De eenheid van Zijn Rijk op aarde demon­streren door in enigheid des Geestes te leven, achtende de een den ander uitnemender dan zichzelf. In Hem blijven en Hij in ons. En eindelijk waarachtig worden en de revolutie doorvoeren in alle levensverhoudingen, vanuit de binnenkamer tot middenin de maatschappij. In de Geest wandelen, midden in het leven van alle dag. In de winkels, in de kantoren, in de fabrieken, overal moet de wereld de Kinderen van dit Koninkrijk aantreffen, die Christus aanhangen, de wil van de Vader doen en in de Geest wandelen. En deze kinderen van het Koninkrijk moeten als van ouds, een blok der liefde en des geloofs vormen, onoverwinnelijk tegenover de geest der wereld, maar de wereld veroverende voor Christus hunnen Heer.

Wij staan in de sterfkamer der cultuur van de “christelijke” wereld. Er hangt een angstige span­ning rondom ons. “Wij zijn verloren” fluistert het in ons aller hart. “Geen wonder ‘, spreekt God, “u hebt mijn wegen sedert lang verlaten ‘. We­gen des levens hebben wij geruild voor paden des doods. Slechts een operatie kan ons redden. Slechts een revolutie kan het ergste afwenden. Terug naar Gods plan.

Wat is de weg ?

Een golf van gebed en verootmoediging, afzon­derlijk in de binnenkamer en tezamen wanneer en waar kinderen der revolutie elkander maar ont­moeten. En dan: het licht volgen, dat God ont­steekt. Doortastendheid ‘ De revolutie moet van binnen naar buiten komen. Het moet anders wor­den met de wandel der kinderen des lichts. Waar­heid en gerechtigheid! Schijnen als lichten in de wereld, temidden van een krom en verdraaid geslacht! Het Koninkrijk gemobiliseerd, dat is het parool voor allen, die de naderende ondergang willen afwenden.

  1. W. F. Waardenburg.

 

Youth for Christ International

De Youth for Christ International hield van 13 tot 20 Juli haar derde jaarlijkse samenkomst in Winona Lake. Met blij enthousiasme werd hier het program voor het vol­gend jaar aanvaard, waarin besloten werd in Augustus 1948 een wereldconferentie te houden in Nederland en verder niet minder dan twintig nieuwe teams gedurende de volgende twaalf maanden uit te zenden, het organiseren van een Youth for Christ rally in ieder district van de Verenigde Staten en alle krachten in te spannen om de wereld in deze generatie met het evangelie van Jezus Christus bekend le maken.

God goot rijkelijk Zijn zegen uit over de 600 afgevaar­digden, bestuursleden en jonge mensen, die deze vergadering bezochten. Niet enkel werd Zijn kracht gevoeld in de zakelijke beslissingen, doch ook hebben niet minder dan 450 jonge mensen gedurende deze zeven dagen Christus als hun  Redder aanvaard of hebben hun leven Hem toegewijd.

In de woorden van Dr. Torrey M. Johnson, die voor de derde maal tot president werd gekozen, klonk Gods oproep om in Zijn kracht uit te gaan naar de evangelisatie fronten over deze aarde en zoveel zielen te winnen voor Hem, als wij kunnen zolang de tijd ons wordt gegeven.

Het budget bedroeg voor de komende twaalf maanden $ 538.000, d.w.z. meer dan twee maal zoveel als het vorige jaar werd uitgegeven. Doch zó gevoelden alle aanwezigen zich voor dit bedrag verantwoordelijk, dat bij de slotmeeting op Zondagavond $ 428.000 was toegezegd of in contanten betaald.

Dr. Johnson vertelde, dat op heden 1400 Youth for Christ- rally’s over de wereld worden gehouden, waarvan 1000 in Noord-Amerika. De 600 afgevaardigden en bestuursleden, die aanwezig waren, kwamen uit 36 staten, uit alle provin­cies van Canada en uit vijf vreemde landen: Engeland, China, Holland, de Filippijnen en Spanje.

De oproep om de wereld het evangelie te brengen bewoog de harten telkens en telkens weer, in het bijzonder na de openingsrede van Dr. Oswald Smith van Toronto, die o.a. zei: “Ik ken geen beweging op deze aarde, die beter ge­schikt is om de jeugd van de wereld tot Christus te brengen dan de Youth for Christ en indien de Youth for Christ deze gelegenheid voorbij laat gaan zal ze de gelegenheid van onze generatie gemist hebben.

In overleg met de delegaties uit vreemde landen werd eenstemmig besloten $ 340.000 uit te geven voor het werk in vreemde landen gedurende het komende jaar. Men ver­bond zich een totaal van $ 100.000 uit te geven tot hulp in de voedsel- en kledingnood en het zenden van Bijbels cn andere christelijke literatuur.

Van de vreemde landen, die verslagen uitbrachten, noe­men we enkel China. Hier waren menigten van 30.000 aan­wezig op de rally’s waar het team van David Morgan en Bob Pierce sprak.

Zes teams trokken om de wereld sinds de vergadering van 1946. waarvan twee nog steeds op vreemde bodem zijn. De voorlaatste dag van de samenkomst werd het Holland- Duitse team van Spencer de Jong, Douglas Fisher, Gene Jordan en Stratton Shufelt hartelijk welkom geheten. Zij waren gedwongen naar huis terug te keren na hun reis door Holland, daar de toestemming voor Duitsland niet was gegeven.

De Britse Youth for Christ vroeg om zes teams voor het werk in Engeland, de Philippiinen verzochten vier werkers, die al hun tijd konden geven, China drong aan op hulp daar de beweging als een vuur zich verspreidt door het land.

De nood in de Verenigde Staten werd niet vergeten. Een gehele dag werd hieraan besteed. Hoe groot deze nood is blijkt wel uit het feit, dat 18.000 landelijke kerken hun deu­ren moesten sluiten en 30.000 gemeenten in de Verenigde Staten geen herder hebben. Men besloot tot een alles om­vattende poging om een Youth for Christ-rally te beleggen in iedere sleutelstad in ieder district van het land. Een som van $ 108.000 werd voor dit doel bestemd.

“God heeft ons een werk te doen gegeven”, zo besloot President Johnson de samenkomst, “en zolang als er nog jonge mensen zonder Christus in de wereld zijn, zal Youth for Christ bestaan, groeien en zich verspreiden in iedere hoek van de wereld, totdat de wereld in onze dagen het evangelie zal hebben gehoord. We hebben een diepe over­tuiging, dat de tijd ten einde spoedt. Wat wij doen willen, moeten wij nu doen. Gods vijanden wagen hun leven, wij ook moeten gewillig zijn en alles op het spel zetten voor het evangelie. We zullen in gevaar komen, in moeilijkheden, doch met vertrouwen, dat in Christus een glorierijke over­winning zeker is.”

 

Gebeds onderwerpen

Maandag 4 Augustus hadden we te Utrecht onze tweede samenkomst voor gemeenschappelijk gebed. Deze gebedkring wil geen nieuwe organisatie zijn, er is geen voorzitter of bestuur, ze gaat niet uit van een of andere kerk of kring, er worden geen toespraken gehouden Het is een samen­komen van broeders en zusters uit allerlei plaatsen van ons land, die gemeenschappelijk de velerlei nood van de ge­meente en de wereld bij God brengen en smeken of Hij een nieuwe opwekking wil geven en daartoe smeken om ook persoonlijk geheiligd te worden en met nieuwe toewijding te mogen dienen.

Voor het van elkander gaan heeft ieder der aanwezigen die onderwerpen genoemd, waarvoor hij speciale voorbede vraagt gedurende deze maand.

Omdat er velen zijn, die met ons mee zouden willen doen in deze gebedsactie, doch wegens de grote afstand of door tijd- of geldgebrek niet konden komen, geven we de belang­rijkste van deze onderwerpen door en vragen: strijd met ons mee in de gebeden. Iedere maand hopen we de onder­werpen te noemen waarvoor voorbede is gevraagd.

Hier volgen dan enkele dezer onderwerpen :

Heiliging van de gemeente allerwege, zowel in ons land als daarbuiten en een nieuwe opwekking door Gods Geest, waardoor de gelovigen voor de wereld weer een licht en zoutend zout kunnen zijn.

Het evangelisatiewerk in de bewaringskampen, speciaal in het kamp voor de Duitsers, bij Nijmegen, waar de zusters Lange, Luitingh en Kruisinga werken.

Het werk van Kracht van Omhoog, het Zoeklicht en andere bladen, opdat zij krachtig mogen dienen tot uitbrei­ding van Gods Koninkrijk en verdieping van de gemeente.

Het herstel van broeder Joh. de Heer.

Het werk van de Europa-Zending.

Het evangelisatiewerk van broeder Looy in Noord-Brabant.

Kracht voor broeder Kits en zegen op het belangrijke werk, dat geschiedt in het Brandpunt.

Het werk van Miss Paxon, die in de komende maanden in acht landen haar boodschap hoopt te brengen en in het bijzonder voor haar werk in Hongarije.

De verspreiding van het evangelie onder de zakenmen­sen. waarmee broeder Van der Woude is begonnen.

Het evangelisatiewerk onder de kinderen met behulp van de flannel-graph, door zuster Waardenburg.

De nieuwe campagne van de Youth for Christ, die in September zal beginnen.

Tenslotte als één der belangrijkste onderwerpen ;

Eenheid tussen hen, die geloven in de verlossing door het bloed van Jezus Christus, opdat de verscheurdheid en verbittering moge plaats maken voor de band der liefde.

Laat ons bij dit alles niet vergeten God te danken, dat er nog zoveel geschiedt tot uitbreiding van Zijn Koninkrijk.

Zij, die aan deze gebedssamenkomsten willen deelnemen, welke op de eerste Maandag van iedere maand te Utrecht worden gehouden, kunnen een uitnodiging vragen aan de administratie van ons blad.           

 

Het leven en werk van Johann Chr. Blumhardt door J. Schreuder (18)

Zijn preek deelde hij in, in twee of drie gedachten ; aan het slot herhaalde hij dan: ..En houdt nu dus vast ten eerste, ten tweede… en ten derde.” Alles zo doodgewoon en van hart tot hart En toch wordt men bij het lezen van zijn preken getroffen door de goede stijl en bouw ; van de hak op de tak springen deed hij niet, overal voelt men de rechte lijn van het heldere denken. Zijn thema is altijd weer het: “Bekeert U” en “Ziet uit naar de komst van Gods rijk.”

Eens zag hij onder zijn hoorders een paar journalisten, die waren gekomen “opdat zij hem waarnamen” en nu ijverig copy zaten te verzamelen voor een anti-Blumhardt artikel. Midden onder de preek sprak hij hen toe zonder een spoor van goedkoop effect of leedvermaak, maar als een herder, die op zoek is naar een koppig schaap: Ik weet best, dat jullie hier zijn en waarom, maar geloof maar niet, dat jullie lang ongestraft met ons het woord van genade kunt horen! Het krijgt jullie ook nog wel te pakken. Ge­loof zelf wat je hoort en merk, dat God ook jullie liefheeft en zoekt.”

Vurig en meeslepend als Barth sprak hij niet, maar hier ging niets verloren en aan slapen dacht niemand meer.

Een belangrijk onderdeel van de dienst was het zingen. Wie zo nu en dan in Duitsland kerkdiensten heeft bijge­woond. weet hoe fris en muzikaal er de gezangen klinken, ook in de kleine boerengemeenten. Maar wat moet het heer­lijk geweest zijn het zingen aan te horen in die stampvolle Möttlinger kerk, waar het lied was als het dankoffer op Gods altaar van een gemeente, die wist dat ze Hem niet kon, en toch zo vurig graag wilde, haar dank betalen. Blumhardt zelf zong ook graag. “Als een Christen niet van ganser harte lofliederen mee kan zingen, mankeert hem in­nerlijk iets.”

Als kind ging hij altijd dicht bij den voorzanger zitten in de kerk, om maar niets te missen en hem de kunst af te kijken. In zijn eerste Möttlinger jaren heeft hij meegewerkt aan het tot stand komen van een nieuw kerkelijk gezang­boek, waar toen grote behoefte aan was en waarvoor een commissie was ingesteld. Met schrik zag hij het dreigende gevaar van een al te voorzichtige commissie, die de kerk van Würtemberg een bundel verwaterde verzen zou aan­bieden. terwijl enige musici, die groot behagen hadden in eigen composities, voor het muzikale gedeelte zouden zor­gen, Blumhardt heeft toen een aantal oude, vertrouwde melodieën en koralen opnieuw geharmoniseerd, liet ze zijn schoolkinderen proef zingen en als ze bleken te voldoen be­val hij ze bij de redactie van het gezangboek aan.

Wordt vervolgd.

 

 

1947.02.01

Valse Profeten

Velen zullen in die dagen tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in Uwe Naam geprofeteerd?… En dan zal Ik hun openlijk zeggen; Ik heb u nooit gekend, gaat weg van Mij, jullie werkers der ongerech­tigheid. (Matt. 07:22-23).

Onze Here Jezus Christus heeft Zijn discipelen, aan ‘t eind van de Bergrede, voorgehouden, dat niet ieder die “Here, Here” zei, het koninkrijk der hemelen zou binnengaan, maar alleen, die de wil van de Vader deed.

Dat doen van de wil van de Vader geldt ook het profeteren.

Als de Here Jezus aan ’t eind der dagen alle mensen voor Zijn rechterstoel roept, zullen er velen zijn die zeggen, dat ze in Zijn Naam geprofeteerd hebben.

De Here zal hun dat niet betwisten.

Want het is waar, ze hebben gezegd: zo spreekt de Here, ze hebben gestaan als “profeten” en hebben het volk inge­leid in de “waarheden” en de naam van Jezus daarbij ge­noemd.

En toch zal de Christus hen wegzenden naar de hel.

Ze hebben wel geprofeteerd, maar ze hebben vals geprofe­teerd, met hun eigen hart.

Onder die velen die tot de Here Christus zeggen zullen: Wij hebben toch in Uw Naam geprofeteerd, zullen ook staan Hananja en de valse profeten, die vlak voor het einde van Judas volksbestaan hebben gesproken.

Jeremia had in de dagen van Jojokim moeten zeggen, dat de Here Zijn volk verlaten zou en het overgeven aan het zwaard en de honger, maar de valse profeten hadden het volk gerustgesteld. Het was immers het volk des Heren! Nee, er zou geen zwaard en geen honger in het land wezen, “maar Ik zal u een gewisse vrede geven in deze plaats.” (Jer. 14:13-15) Dat was “Schriftuurlijke taal!”

Hananja heeft enkele jaren later, toen het oordeel toch gekomen en Jojachin naar Babel gevoerd was en Nebukadnezar veel vaatwerk uit de tempel te Jeruzalem geroofd had, zelfs in de naam des Heren, de Verbonds-God dus. ge­preekt “Zo spreekt de Here der heirscharen, de God Israëls: Ik heb het juk van de koning van Babel verbroken; ‘t zal maar twee jaar meer duren en dan zal Ik al het vaat­werk in Jeruzalem terugbrengen.”

Dat was in zijn ogen, én voor de oren van het op hun “principiële-schoonheid-vertrouwend volk” (Ez. 16:14-15) “Schriftuurlijke taal”. Zij lieten als profeten een “prin­cipieel” geluid horen.

Het stond immers in de wet van Mozes, in Leviticus: Gij zult brood eten tot verzadiging toe, en zult veilig wonen in uw land en het zwaard zal door uw land niet doorgaan. (Lev. 26:05-06.) Wat zij zeiden van: Er zal geen zwaard, noch honger in het land zijn, dat kwam daarmee precies overeen.

En Hananja had ook gelijk, toen hij zeide, dat de Here gerei zou terugbrengen uit Babel en alle gevangenen zou doen weerkeren. Het kon immers niet bestaan, dat de Ver­bonds-God zou toelaten, dat Zijn tempeldienst blijvend in het ongerede zou liggen en Zijn volk uit elkaar geslagen zou zijn. Hij kon wijzen op Psalm 46: God is in het midden van de stad, zij zal niet wankelen (Ps. 046:006) en de Here der heirscharen is met ons (Ps. 046:012).

Allemaal zuiver principiële woorden!

En toch zijn ze geen van allen uitgekomen.

En dat kon ook niet anders. Want het waren wel “prin­cipiële’ woorden, maar geen woorden naar de Schrift.

Die valse profeten hadden uit hun hart geprofeteerd. Ze maakten die Schriftwoorden over de stad Gods, over het Verbondsvolk: God is in het midden van haar – zij zal niet wankelen, tot algemeen geldige principes.

Geabstraheerde Schriftwoorden, die als “altijd-geldende” verklaard werden. En ze vergaten daarbij, dat Gods Woord nooit zo sprak vanuit starre principes, maar dat het spreekt in levende woorden temidden van de telkens wisselende ver­houdingen van het mensenleven, levende woorden van den levenden God. En de Here spreekt heus niet over een Verbondsvolk in tijden van afval hetzelfde als wanneer Zijn volk trouw is. In het eerste geval kan men met het “principe”: God is in het midden van haar, niets beginnen. Want dan is de Here haar allerminst nabij. Integendeel, dan verlaat Hij de meest principiële werker, die met Zijn Woord scharrelt, die het fundamentele “indien”, indien gij in mijn inzettingen wandelen zult, uit (Lev. 26:03), uit het oog verloren heeft.

Want dat is de voorwaarde.

Ja, God is met Zijn volk, geen zwaard zal door het had doorgaan en geen honger zal er wezen, indien gij in mijn inzettingen wandelen en mijn geboden houden en die doen zult.

De valse profeten hebben daar geen acht op geslagen en ze hebben ook niet de houding van het Verbondsvolk als een zondige tegenover den Here gekend in hun dagen (Jer. 16:10). Zij zagen niet, dat er naar de Schriften een vloek over het volk lag, vanwege de ongerechtigheid (die niet zo gering was, vgl. Jer. 07:05-10).

En zij kenden den Here, de levende God niet. Ze meenden met Hem in gemeenschap te leven, maar in wer­kelijkheid leefden ze uit principes, door hen zelf zo geformu­leerd. Ze profeteerden, maar uit hun hart!

Waar wij in deze dagen telkens een oproep horen, dat ons volk principieel moet zijn en vanuit principes zal moeten gaan leven, daar mogen wij wel ten scherpste toezien. Ook, en juist ‘wanneer men ons voorhoudt, dat wij moeten leven uit de principes van het Christendom. Want leven uit principes van het Christendom en niet in de levende gemeen­schap met de Here, waarin men Zijn Woord hoort in de steeds wisselende verhoudingen van het leven, is even gevaarlijk, zo niet nóg gevaarlijker dan leven uit de Geest van humanisme en heidendom, omdat men in de Naam des Heren gaat spreken, doch in feite uit eigen hart profeteert.

Wij zullen moeten profeteren uit het levende Woord Gods; uit dat Woord leren spreken en daar onze wijsheid uit putten en niet leven bij door mensen geformuleerde be­ginselen, die over alle situaties – afval of geen afval – hetzelfde spreken. Want dan profeteert men uit het hart en waar dat op uitloopt? Op ondergang van het Verbonds­volk van de Heer!

En voor die profeten? Men leze hun einde in (Jer. 29:20-23) en in de tekst die boven dit stukje staat.

 

Brieven uit Amerika door Corrie ten Boom

Dodenzorg en geld verdienen.

Ik zit in een auto in Zuid-Californië. Een prachtig park is rondom mi). Een park? Nee, ’t is een begraafplaats. Maar niets doet daaraan denken. Er zijn grafstenen maar zij liggen plat en verscholen tussen gras en bloemen. Een wijd uitzicht rondom toont ons bergen en bomen. Ik zie palmen en sinaasappeltuinen. Ik zie ook een groot reclame­bord. “Wacht niet tot het te laat is. Zoek nu vast een mooie rustplaats uit. Nu hebt u de tijd.’

In de auto schakelt de chauffeur de radio op de uitzending van deze begraafplaats, ’t Is het einde van een zojuist ge­houden kerkdienst. Ik hoor nog het laatste zingen en het uitspreken van de zegen. Nu hoor ik reclameslagwoorden. “Een schone omgeving, wacht niet te lang met het plaats- bespreken op onze prachtige begraafplaats”. Nu volgt er een concert, frivole, lichte dansmuziek.

“Is dit ook een begrafenisonderneming”?

Ja, zij zijn geweldig rijk, ’t is de rijkste onderneming van de wereld. Zij hebben een eigen radio en studio. Het is ook de duurste begraafplaats van de wereld. Je moet heel rijk zijn om hier begraven te worden. De radio geeft van alles wat in Amerika bij een echte uitzending behoort.

“Kun je er ook “Queen for a day” worden? vraag ik. “Jazeker, zoiets hebben ze ook en je krijgt er prachtige cadeaus.”

Ik zie een kleurige mooie tent en kijk naar binnen. Onder het gespannen tentdoek zie ik een geopend graf.

“Wij zorgen in Amerika goed voor de doden. You have only to die, we do the rest.) En die rest is heel wat.

Ik wil nu meer weten en tref het dat in een dorp een man zojuist is gestorven. Ik bel aan bij den begrafenisonder­nemer.

Onmiddellijk na het sterven haalde deze het lichaam naar zijn huis en balsemde het. Ik word in een kamer gelaten en op een prachtig bed ligt de dode. Zijn gezicht is opgeschil­derd en heeft een rode blos. De ondernemer strijkt liefkozend langs de hals. “Hier heb ik moeite mee gehad, ik heb het helemaal moeten opvullen, zegt hij. Hij vertelt van het hele balsemproces. ik wil het niet herhalen, ’t is weerzin­wekkend.

Buiten rolt de donder. Het onweer is vlak boven de stad. Ik kan mijn ogen niet van het lijk afhouden. Er is iets zo griezeligs in deze aanblik dat ik onpasselijk word. De blanke reinheid, die de dood vaak brengt, is hier verborgen onder de dure make-up. die de verschrikkelijkheid van de laatste “verschrikking” niet verbergt, maar veel meer doet uit­komen.

Ik denk aan de dode vrouw in ’t concentratiekamp, die in de sneeuw lag met gevouwen handen. In ’t grauwe kamp stierf de witte bloem.

U moet nog de doodkisten bewonderen. Ik moet het zachte satijn over de verende matras voelen en kijken naar over­vloedig geplooide zijde en kant en strikken en kussens in de meest uiteenlopende kleuren. Er hangen overal keurige geperste pakken die men kan kopen als de dode niet netjes genoeg gekleed is. De kisten zijn van glinsterend metaal of gepolitoerd, prachtig hout. Wat is dit hier voor verschrik­kelijks? De donder rolt, een ratelende slag volgt het helle licht.

“Deze kost 600 dollar, balsemen inbegrepen. 800 dollar, maar dit is            koper.”

Ik wil weg.

In een concentratiekamp is geen eerbied voor de dood maar dit is ook vreselijk. Dit is niet alleen gebrek aan eer­bied, maar geld, vuil geld dat de blanke eenvoud van de dood besmeurt.

Als ik buiten kom zie ik om mij heen de pracht van bliksemstralen die wijde verten verlichten. Ik was bang daarbinnen. Hier niet. Hier is natuur en ik sla mijn ogen naar de hemel en dank Hem, die de dood heeft overwonnen.

U behoeft enkel te sterven, wij doen de rest.

 

Oecumenische Flitsen

Het doden van mensen uit barmhartigheid.

De Bijbel zegt: “Gij zult niet doodslaan”. Het is een privilege van God en niet van de mens om te bepalen, wanneer iemand sterven zal. Maar vierenvijftig geestelijke leiders in de staat New-York hebben het gewaagd een stuk te ondertekenen, waarin zij ver­klaarden, dat een pijnloze dood voor ongeneeslijke zieken, die zulks verlangen, niet als in strijd met de leer van Christus of de grondslagen van het Christen­dom moet worden beschouwd.

Zij tekenden deze uitspraak ten behoeve van de “Euthanasia Society of America”, die een wettelijke grondslag tracht te verkrijgen in de staat New-York voor de vrijwillige euthanasie (doodslag uit overwegingen van barmhartigheid). Onder de ondertekenaars behoren enkelen van de meest vooraanstaande figu­ren uit het kerkelijke leven,

“Het doden uit barmhartigheid” is een zeer vrome uitdrukking, maar is het werkelijk “barmhartig”. Wat is eigenlijk het verschil tussen een doktersverklaring die het recht geeft een eind aan je leven te maken en doodgewone zelfmoord? Euthanasie kan weliswaar een mens in dit leven van pijn verlossen, maar wat te denken van een eeuwige wroeging, die alle moordenaars wacht, hetzij moordenaars van an­deren of van zichzelf?

Maar daar deze moderne predikers alle geloof in eeuwige straf overboord geworpen hebben, daarom kunnen zij hun zegen schenken aan dit Satanisch plan.

Jezus zei: “Ik ben gekomen opdat zij het leven mogen hebben” – niet de dood. Hij zond Zijn apostelen uit om een evangelie des levens te predi­ken en zieken te genezen. Juist die zogenaamde zieken werden genezen. Zelfs de doden werden op­gewekt. Aan de armen, de zwakken van geest, de mensen die lijden, werd het evangelie gepredikt, maar deze moderne predikers zijn zover van dit geloof verwij­derd, dat zij het uitspreken, dat sommige mensen ongeneeslijk ziek zijn, dat er geen hoop op herstel meer is en dan geven zij hun de raad om zelfmoord te plegen!!

“Apostelen des doods” zegt ergens een bekend blad van hen. Er zullen ongetwijfeld nog genoeg Bijbelgelovigen zijn, die beletten zullen, dat dit voorstel voorlopig wet wordt.        (Pentecostal Evangel.)

Een bekeerde acteur.

Ku Jan-en, een bekeerde filmspeler, trekt grote me­nigten naar de “Youth for Christ” meetings in Korea en Noord-China,

Zonder gebed geopend.

Er was geen openbaar gebed toen de Algemene vergadering van de Verenigde Naties in New-York vergaderde in Oktober van het vorige jaar. De enige heenwijzing naar God werd gedaan door de presi­dent der Ver. Staten, die aan het einde van zijn reden zei: “Moge de Almachtige God in Zijn oneindige wijsheid en barmhartigheid ons geleiden en onder­steunen in ons zoeken naar een eeuwigdurende vrede op deze wereld. Met Zijn hulp zullen we slagen.” Maar er werd geen verenigd smeekgebed tot Hem gericht om Zijn hulp. De officiële reden was: Te veel verscheidenheid in geloof. Maar de ware reden zal wel geweest zijn: Te veel gebrek aan geloof.

 

Volledige zelfovergave

Natuurlijk zullen we nog menige geestelijke crisis moeten doormaken, voor we onze weg hebben voleindigd, want de ziel groeit door een reeks van crisis. Maar ik bedoel: een tweede, beslissende crisis, zoals de bekering? Ja, ik geloof, dat dit gewoonlijk noodzakelijk is. Want we kunnen niet blijven voortleven als we vernieuwd zijn, in ons bewuste leven en onveranderd of slechts ten dele veranderd in ons onderbewustzijn. Het gebied van de instincten moet worden geannexeerd. Als er in ons binnenste geen eensgezindheid heerst, zullen we uiterlijk een nederlaag lijden. We kunnen niet tegelijk een burgeroorlog en een buitenlandse oorlog voeren.

Het is leerzaam eens na te gaan, hoeveel verschillende soorten bewegingen er zijn: de Apostolische, de Pinkster­beweging, de Weshyanen de Keswick-, de Oxfordgroepen. en nog zo vele andere, die alle draaien om dit ene feit: namelijk dat het noodzakelijk is het gehele leven in har­monie te brengen met de wil Gods Onvoorwaardelijk moe­ten wij achter deze zaak staan. En alle stemmen ze hierin overeen, dat terwijl de bekering het begin is van het proces, er een volgende crisis nodig is in de een of andere vorm om alles in harmonie te brengen. Zouden ze daarin allemaal ongelijk hebben! Dat ze in velerlei opzicht ongelijk hebben, geef ik onmiddellijk toe, want er is om die bewegingen heen allerlei bijgeloof ontstaan. Maar in de kern van de zaak geloof ik, dat ze ook dit punt een diepe waarheid naar voren brengen. Tenminste ik heb dat ook zo ervaren en ik heb het gezien in het leven van duizenden anderen, met wie ik zeer intiem verbonden was.

Honderden zendelingen heb ik uit zien komen in India: de toewijding voor hun werk helpt hen heen door hun eerste jaar, misschien nog iets langer. Maar de veranderde om­geving berooft hen tenslotte van hun laatste restje geest­kracht. India krijgt ze te pakken. Dan worden ze gedreven tot een dieper en vollediger zelfovergave en komen zo tot de overwinning, of ze zakken af en worden zeer middel­matige Christenen – ze dienen Hem, maar gelijken Hem niet. Ze worden humeurig en krijgen superioriteitscomplexen en zijn neerbuigend en bereiken zo een compromis tussen Christus en de oude instincten. Zo zijn ze geen klare weer­spiegeling van het Christendom, maar een geestelijke vlek.”

Stanley Jones.

 

Aan de lezers

Door de vele bestellingen hebben enkelen even moeten wachten op de toezending der traktaten. Alles is thans ver­zonden.

Dc tweede druk van “Het Naderend Verderf” is geheel uitverkocht. Thans zijn nog verkrijgbaar:

“Er is geen andere Weg”.

Het nachtelijk rumoer bij een gesloten Feestzaal”.

De prijs ervan is: ƒ 0.05 per ex.; f 1- per 100 en ƒ 15. ~ per 500 ex.

“De inwoning van Christus in ons hart”.

Hiervan is de prijs ƒ 0.03 per ex.; ƒ 2.50 per 100 en ƒ 10.- per 500 ex. Proefnummers gratis op aanvrage. Wij sluiten vanaf heden bij iedere bestelling enkele evangeliën in om gratis te verspreiden.

Met hartelijke dank vermelden wij de volgende giften:

 

Het leven en werk van Joh. C. Blumhardt door J. A. Schreuder (3)

Na vier jaar in Schönthal wordt hij student aan de universiteit in Tübingen; dat wordt een heerlijke tijd. Hij leeft er dicht bij de Heer: “God hielp me er doorheen; ver­schillende keren ondervond ik gebedsverhoringen die me telkens meer versterkten in het levend geloof in God”. Meestal ziet een studentenleven er anders uit en men zou verwachten, dat hij in Fubingen eenzaam onder de velen zou zijn. Toch had hij hier veel goede, gelijkgezinde vrien­den.

Over zijn studie verneemt men niet veel, geen der professoren heeft een grote, vormende invloed op hem gehad. Hij is hun dankbaar voor de rust, en de degelijkheid van hun onderwijs, waarmee ze hem inleidden in de theologie, die hij bestudeerde met verlichte ogen, zodat de bevrediging van zijn verstand die van zijn hart niet in de weg stond. Zijn basis was het geloof in de goddelijke openbaring in de Bijbel, nooit een speculatief denken.

Hij wilde niets weten van studie, die alleen aan het ver­stand of de fantasie voedsel verschaft. In en na zijn studentenjaren heeft hij getoond, dat deze houding tegen­over de wetenschap hem niet verhinderde een goed theoloog te zijn, alleen, “dat Blumhardtje is origineel, echt origineel” zei iemand van hem; en dat was een lof. Een geschoold denken en een kinderlijk eenvoudige manier van zeggen maakten hem tot de grote prediker, die zo veel kon zijn voor de hoogst ontwikkelden en voor de eenvoudigen van geest.

Hij is heel arm in deze jaren. Om zijn moeder geldelijk te kunnen helpen, verdient hij wat met vertalen uit het Engels. Later, in zijn werk voor de zending, heeft hij de vruchten geplukt van zijn grondige kennis van het Engels.

  1. Scholing van het ambt. In 1829, Blumhardt is dan 24 jaar – eindigt zijn studie­tijd. AI gauw krijgt hij een beroep als hulpprediker naar Dürrmenz. een grote gemeente, waar een van zijn vroegere leraren uit Schönthal dominee is. Voor wie de theoretische opleiding van de universiteit achter de rug heeft, is het altijd weer een vraag, of hij in de praktijk voor zijn werk geschikt zal zijn, Een jaar heeft Blumhardt in Dürrmenz gewerkt, en hier ondervindt hij hoe zijn ambt de vervulling is van al zijn gaven en verlangens. Een jonge gymnasiast, die vaak in de pastorie logeerde, vertelt hoe hij met de splinternieuwe hulpprediker’ mee mag de wijk in.

Onderweg vraagt hij hem uit over Tübingen, en Blum­hardt vertelt. Dan onderbreekt hij zijn verhaal opeens, omdat hij even het huis van een zieke in moet, om een paar woorden spreken. Het duurt lang, Gundert verveelt zich al. Als Blumhardt terug komt, verontschuldigt hij zich: “weet je, ze hebben zo veel ditjes en datjes, dan moet je dat aan­horen en niet ongeduldig worden”. Zielzorger bij de Gratie Gods, toen al, dat was hij. Wist dat ploegen zijn taak was. en dat God voor het groeien zorgt.

Een wonderlijke loop der dingen maakt plotseling een eind aan zijn werk in Dürrmenz. Uit Bazel krijgt hij een brief van zijn broer Karl, die daar tot bekering is gekomen en nu zijn oudere broer tracht over te halen zich ook aan de Heiland over te geven.

Vol vreugde reist Blumhardt naar hem toe, om hem te vertellen, dat ze één zijn. In Bazel ontmoet hij zijn oom, die verbonden is aan het Bazelse Zendings Genootschap en die hem weet te winnen voor de zendingsschool.

Nu is hij leraar, met als hoofdvak Hebreeuws. Dagelijks komt hij in contact met de grondtaal van het Oude Testa­ment; inniger nog raakt hij vertrouwd met de Bijbel, zijn kennis wordt groter en dieper. Daarnaast moet hij les geven in wat men noemde “Nuttige kennis, een allegaartje van natuur-, schei- en wiskunde, waarvan men dacht, dat de zendeling later op zijn arbeidsveld praktisch nut zou hebben. Bovendien preekte hij vaak en gaf hij Bijbel les aan kinderen, zodat zijn dagen over vol waren.

(Wordt vervolgd).

 

Dagelijks brood

Zondag 2 Februari:

Want allen, die zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan en allen, die onder de wet ge­zondigd hebben, zullen naar de wet geoordeeld worden (Rom. 02:12).

Er zijn mensen, die het overbodig vinden, dat het evange­lie aan heidenen gepredikt wordt. “Laat hen toch zoals ze zijn,” zeggen ze, “ze zijn gelukkig in hun eigen geloof.’ Doch Gods Woord leert anders. Ook de heidenen zijn zon­daren en gaan daarom verloren. Ook zij kunnen zich niet verontschuldigen, want zij volgden hun boze driften hoewel hun geweten hen aanklaagde en het werk der wet in hun hart geschreven was.

Hoeveel temeer zijn zij schuldig, die de rijkdom der bij­zondere Godsopenbaring bezitten en er niet naar leven. Allen hebben wij genade nodig. Slechts door het geloof kunnen wij het waarlijk goede doen. Dan werkt God door Zijn Hei­lige Geest in ons het willen en het kunnen. De mens vindt slechts rust in Christus. Laten wij daarom vurig bidden dat het evangelie van Jezus Christus overal met kracht gepredikt worde. Lezen: (Matt. 11:20-28.

 

Maandag 3 Februari:

Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zich zelven tot wet. (Rom. 02:14).

Velen willen liefdevoller zijn dan God. Zij vragen steeds: Zal God de heidenen ook straffen! Zij vergeten dat God volmaakt rechtvaardig en volmaakte liefde is en dus nooit iemand te zwaar kan straffen. Zijn oordeel is altijd recht.

Ook de heidenen kennen het onderscheid tussen goed en kwaad. En dit oordeel valt meestal samen met Gods wet. Ook getuigt hun geweten en beschuldigt hen als zij deze innerlijke wet overtreden.

Maakt nu deze innerlijke wet en de stem van het geweten de prediking overbodig? Neen. Immers de wet in ons is niet volmaakt (Rom. 07:07). Ook het geweten is onzuiver en staat onder invloed van omgeving en opvoeding. Het spreekt niet Gods sprake, doch een eigen taai. Beiden spre­ken slechts van eis en oordeel. De genade en Liefde Gods komen enkel tot ons in Jezus Christus, die ons met den Vader verzoent. Lezen: (Ef. 02:01-10).

 

Dinsdag 4 Februari.

De dag, dat God het in de mensen verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Jezus Christus. (Rom. 02:16).

Of de mens naar zijn geweten heeft gehandeld of deze stem heeft gesmoord, zal openbaar worden in de dag des oordeels. Hoevelen, die doorgaan voor rechtvaardig zullen dan beschaamd staan. Vele zogenaamde edele daden zullen dan blijken te zijn gesproten uit puur egoïsme. Dit oordeel zal beantwoorden aan de eis van het evangelie dat ons dagelijks is gepredikt; dat alleen de liefde de vervulling is der wet. t »Hier wordt door Paulus gesproken over het oordeel dat de mens door zijn eigen daden zich bereidt en niet over de genade Gods geopenbaard in Jezus Christus. Er wordt niet gezegd hoever deze genade zich ook over de heidenen uitstrekt.

Gelukkig hij, die thans reeds weet dat hij veilig is in deze dag der verschrikking. Indien gij het eigendom zijt van Christus, en in Hem gelooft hebt gij deel aan Zijn rechtvaardigheid. Want die in Hem gelooft, wordt niet veroor­deeld, wie niet gelooft, is reeds geoordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van den Eniggeboren Zoon van God (Joh. 03:18). Lezen: (Joh. 03:14-21).

 

Woensdag 5 Februari:

Indien gij u nu Jood laat noemen, steunt op de wet. (Rom. 02:17a).

De Joden noemden zich, in religieuze trots gaarne Jood d.w.z. god loven Toch waren zij geen lovers van god (Openb. 02:09; Openb. 03:09). Hun roem was vals.

Zij hadden van God de wet gekregen. Deze had hen tot nederig schuldbesef moeten brengen. Immers hoe vele malen hadden zij in eigen leven en in de geschiedenis van hun volk deze wet overtreden. Doch in plaats hiervan waren zij hoogmoedig geworden omdat Gods openbaringen bij hen behoorden. Zij roemden als bezitters en verhieven zich trots boven de heidenen.

Komt dit ook niet bij duizenden zogenaamde christen voor? Zij zouden zich beledigd gevoelen als men hen tot de ongelovigen rekende. Zij zijn er trots op dat zij de Bijbel kennen, zij zijn gedoopt, gaan trouw ter kerke, hun huwelijk is ingezegend en zij gebruiken regelmatig het Avondmaal. Doch het heeft hen niet klein gemaakt dat zij met zoveel rijkdom nog zo onwaar, liefdeloos en onrein zijn. Hun hart is niet veranderd. Dit steunen op geestelijk bezit is zeer gevaarlijk. Lezen: (Jak. 03:13-18).

 

Donderdag 6 Februari

…en u beroemt op God. (Rom. 02:17b).

Er is een roemen in God, dat heerlijk is. Paulus spreekt ervan op menige plaats (1 Kor. 01:31), Het is de blijde uiting van de mens, die zichzelf kent als een onwaardige zondaar doch met dankbaarheid getuigt van de rijkdom, die God hem schonk.

Doch er is ook een roemen in God, dat voortkomt uit een trots ongebroken hart, dat zelfs God tot zijn dienaar denkt te maken. Zo beriep Israël tijdens zijn meest goddeloze pe­riode zich erop, dat des Heren tempel in hun midden was en zeiden de Farizeeën dat God hun Vader was.

Volkeren, die zich om Gods wet niet meer bekommeren, vragen dat God hun wapenen zal zegenen. Een kerk, die in wereldgelijkvormigheid haar kracht heeft verloren, wil toch de openbaring van het lichaam van Christus op aarde heten.

Laat ons toch waken, dat we niet al roemende onwijs wor­den en ons verbeelden dat God aan onze zijde staat, terwijl Hij reeds lang onze tegenstander is geworden. Dan zijn We gelijk aan Simson wiens lokken waren afgesneden en dacht in de kracht des Geestes de vijand te kunnen verslaan. Dan denken we rijk te zijn en we weten niet dat we arm en blind en naakt zijn. Lezen: (Openb. 03:14-22),

 

Vrijdag 7 Februari.

Indien gij Gods wet kent en weet te onderscheiden waarop het aankomt. (Rom. 02:18).

Is er iets dat meer waarde heeft voor deze dag dan Gods wil te kennen en te weten waarop het aankomt? Paulus schrijft dat hij niet ophoudt te bidden dat de Kolossenzen met rechte kennis van Gods wil vervuld mogen worden In alle wijsheid en geestelijk inzicht, zodat zij wandelen waardig de Here. (Kol. 01:09, zie ook Filip. 01:09.)

Hoe voorzichtig moeten wij leven. Want het blijkt uit onze tekst, dat er ook een vermeende kennis van Gods wil is. Een kennis, die louter verstandelijk is. Deze kennis maakt opgeblazen.

Het rechte kennen is het kennen met het hart, door de verlichting van den Heiligen Geest (Ef. 01:09). Dit ken­nen wordt gevonden in de ziel, die de verborgen omgang des Heren zoekt en geoefend is in het dagelijks toetsen van alle dingen, omdat het ernstig verlangt naar Gods wil te leven. Lezen: (Kol. 01:09-14).

 

Zaterdag 8 Februari.

Gij, die u overtuigd houdt, dat gij een leidsman van blin­den zijt, een licht voor hen, die in duisternis zijn. (Rom. 02:19).

Verstandige kennis gaat vaak samen met een vurige zen­dingsijver. Men wil gebrek aan ware liefde verbergen door een sterke wil anderen tot eigen mening te bekeren.

Zo deed Israël, dat stad en land omreisde om één joden genoot te maken.

Toch is het merkwaardig hoe weinig resultaat zulk een ijver heeft. Dikwijls klagen mensen dat zij steeds hun huis­genoten en kennissen het goede voorhouden en dat deze er niet naar willen luisteren. Zou de oorzaak misschien zijn dat ons liefdeloos en hoogmoedig leven tegenstrijdig is met onze vrome en nederige woorden? Dit zien onze huisgenoten zoals de heidenen dit zagen bij de joden.

Het is goed anderen te willen bekeren. Doch dit verlangen moet voortkomen uit ware liefde en gepaard gaan met het diepe besef, dat we in geen enkel opzicht beter zijn dan anderen en slechts door genade gered zijn. Lezen: (Jak. 03:13-18).