De komst van het Koninkrijk
Uw Koninkrijk kome
Er zijn waarschijnlijk geen woorden van de Here onder de Christenheid meer tot gemeengoed geworden, dan die, welke zich concentreren om de bede: “Uw Koninkrijk kome”. Dit uitgesproken verlangen naar de machtsopenbaring van onzen God heeft alle eeuwen door weerklank gevonden in de harten van hen, die leefden bij Zijn Woord. Het is de enige oplossing van onze wereldnood en de bevrijding uit de macht van de duisternis, waaronder de ganse schepping zucht. In deze bede ligt tevens de afwijzing van de bekoringen, van deze tegenwoordige wereld en de heenwijzing naar de constante vreugde van de toekomstige eeuw. Want wij bidden niet om macht, om geld, om eer, of om enige invloed in dit leven, maar om de vervulling van onze nooddruft, om ons dagelijks brood. En indien wij zoekers zijn naar het Koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid, dan mogen we vertrouwen dat onze Hemelse Vader ook dit laatste zal schenken, ondanks voedselschaarste en rantsoenenvermindering. Dit Koninkrijk is ons beter vaderland en we bidden meer om Zijn komst, naarmate de horizon van de staatkundige toestand verduistert. Het is een teken van afval, dat velen; deze door de Here zelf gegeven oplossing niet aanvaarden. Men kan en wil het eenvoudig niet geloven, dat wij in onze chaotische tijd de vervulling aanschouwen van de bede: “Uw Koninkrijk kome. In hoogmoed en grootsheid des harten: staat men bij de puinhopen van een voorbije tijd en zegt: “De tichelstenen zijn gevallen, maar met uitgehouwen stenen zullen wij wederom bouwen.” (Jes. 09:09).
Er zijn waarschijnlijk in onze tijd geen woorden van de Here meer onwaarachtig overgenomen dan deze vraag om het Koninkrijk Gods. Het is uitgehold tot een ledige formule. Het is een gedachteloos slot geworden in de bijeenkomsten van een afvallig volk. Wij horen deze bede door de radio in de gemechaniseerde liturgieën der wereldkerken. Men bidt: “Uw Koninkrijk kome”, maar men slaat intussen de pinnen van het leven dieper in aardse bodem. Men streeft naar politieke oplossingen, men zoekt heil bij de grootmachten dezer wereld, maar de komst van het Koninkrijk van onzen Heer is niet urgent.
Mijn lezer, bent u geïnteresseerd bij dit rijk. Aanvaard in uw gedachten dan de mogelijkheid, dat deze bede tijdens uw leven, binnen een zeer kort tijdsbestek, verhoord zal worden. Dit betekent voor vandaag het gericht Gods, de stormwind des Heren. En deze zal gaan over de wereld. Israël en kerk. Dit gebed om het Koninkrijk heeft haar lichtzijde in een heerlijke opname in een punt des tijds, in de ontkoming van de toorn van God, en zij heeft haar keerzijde in de ontlading der onweerswolken boven een onboetvaardig naamchristendom, dat als een bliksemafleider het gericht tot zich trekt.
Realiseer het, als gij aldus bidt: “Uw Koninkrijk kome”. Dit betekent het weg vagen van de tegenwoordige wereld met zijn lusten en wellusten, de afbraak van wat u zo zorgvuldig hebt opgebouwd, waar u aan hangt met uw hart. Het maakt een einde aan uw studie, uw zaak, het zal uw gezin misschien uiteenscheuren. Het is de dag van duisternis en donkerheid voor uw geld, uw positie, uw eerzucht, uw hoogmoed. De dorsvloer wordt gezuiverd. De tempel wordt gereinigd van haar stelsels en systemen, haar scheidingsmuren worden omgetrokken, de eindeloze twist over afgeleide waarheden houden op.
Want wij hebben, niettegenstaande onze talloze kerken en meningen, één Heer, één geloof, één rijk.
Onderzoek dan uw gebed, of het waarachtig is, want de Koning zal het wegen op de weegschalen der gerechtigheid. Hij vraagt of u meent wat u bidt. Uw valse rust zal tot wanhoop werden, of u zult de vervulling van uw bede zien in de eeuwige gemeenschap met Jezus Christus in dit rijk van het licht. De Here staat gereed om het gebed te verhoren van wijzen en dwazen. Wanneer? In een verre toekomst of in de vierde nachtwake? Nog zijn er onder ons, die niet geloven willen, niet zien, dat Hij nabij is, voor de deur. Zij zijn als de schoonzonen van Lot, die de boodschap der engelen niet serieus namen en de profetie van het gericht een misplaatste grap noemden.
De komst van het Koninkrijk ligt niet in de wazige verten van de toekomst, wanneer de zandloper van de tijd leeg is. Maar het kan nu zijn, in de tweede of derde nachtwake. Nimmer bindt zij zich aan een vernuftig ineengezet Maranatha-systeem. De Here komt in de ure, die niemand weet, die altijd onverwacht is, omdat men haar steeds verschoven heeft naar het einde van een bepaalde termijn.
Gij bidt: “Uw Koninkrijk kome. Bedoelt u hiermee: nu, vandaag?
Indien niet, dan is Uw bede een leugen. Wij huiveren, indien de Here de som van onze onwaarachtige gebeden eens in een ogenblik zou vervullen.
Indien dit Koninkrijk nabij is, indien het mogelijk is, dat het in 1947 of 1948 komt, dan moesten wij ons leven daar helemaal aan ondergeschikt maken. Dan stond onze kerk, onze organisatie, onze vergadering ook in dit licht. Dan zouden onze geschillen verminderen en wij zouden elkander verdragen, omdat wij allen in een punt des tijds opgenomen zullen worden. Dat ondeelbare ogenblik zal geen voorkeur schenken aan de meest zuivere kerk: Zij zullen komen van het Noorden en van het Zuiden, van het Oosten en Westen en met ons aanzitten in het Koninkrijk Gods.
Geve de Here, dat daarom nu reeds die band gevonden moge worden, die Zijn kinderen verbindt. Want Zijner in het ondeelbare Koninkrijk, hier en voor eeuwig.
J.E.v.d.B.
Over geveinsdheid in het z.g. gebed indien daarin niet om iets bepaalds gevraagd wordt door Dr. John R. Rice
In alle kerken van het land zijn de predikanten gewend zondags het gebruikelijke morgengebed uit te spreken en men zou er haast toe komen te zeggen, dat zulks dikwijls niet dan een sleur geworden is. Bovendien is het gewoonlijk helemaal geen gebed, maar een wel doordracht, vrome toespraak of dikwijls slechts een droog preekje. Het bevat lof, aanbidding, dankzegging en godgeleerdheid en is, naar ik vrees, meestal meer tot de mensen, dan tot God gericht. Ik veronderstel, dat het doel ervan is, het scheppen van een eerbiedige sfeer en de mensen te troosten en te stichten. Dat doel is echter maar zeer zelden wat het zijn moet, n.l. om iets van God te verkrijgen! Er werd niet in gevraagd en er wordt niet in ontvangen. Het is niet werkelijk bidden.
Beste dominee, toets uw openbaar gebed eens naar deze maatstaf: Werd het beantwoord? Werd er een antwoord in verwacht of geëist? De meeste predikers geloven wel, naar ik hoop, dat God op de gebeden antwoordt, maar toch hoorde ik nooit een predikant zeggen: “Ik heb zojuist een heerlijk en bepaald antwoord op mijn “morgengebed” van verleden zondag ontvangen.” Neen, het gemiddelde zondagmorgengebed heeft niet de bedoeling dat er op zal worden geantwoord’. Het vraagt niet om iets. ’t Is geen werkelijk gebed. Het is meestal slechts een vormelijk gedeelte van een ambtelijke dienst. Slechts zelden bevat de toespraak bestanddelen van echt gebed. Hiermee bedoel ik niet goedkope kritiek uit te oefenen op mijn waarde ambtsbroeders. Maar toch, hoe verdrietig moet God zijn over het verkeerde in onze gebedsleer en over het feit, dat we zo vaak nalaten in ons gebed iets bepaalds aan God te vragen!
In opwekkingsdiensten is het mij altijd een vreugde als er vele predikers van het Evangelie tegenwoordig zijn. Het zijn de beste mensen van de wereld en ik heb hun liefde en sympathie, hulp en gebed meer nodig dan van welke andere groep mensen ter wereld ook. Maar als een gevolg van een lange en treurige ervaring, ben ik langzamerhand gewoon geworden om zelf het gebed te leiden wanneer we gedurende een opwekkingssamenkomst in een ernstige crisis komen en er een ernstige behoefte ontstaat, dat God Zich openbaart, hoe vele malen, nadat we aan het einde gekomen waren van een ernstige opwekkingssamenkomst en -zondaars hun handen vouwden om de gelovigen te vragen voor hen te bidden, daar ze zich aan Christus geven wilden en hun redding van Hem verwachtten, hoe vele malen, zeg ik, heb ik niet een van de voorgangers gevraagd om voor te gaan in het gebed en dat er dan geen gebed kwam, maar in plaats daarvan een preek of een vermaning! Ik heb Dr. Blank gevraagd om te bidden, opdat deze ernstige en overtuigde zondaren zouden geloven in Christus en gered worden. In plaats daarvan heeft hij zich tot God gewend en over alles gesproken, God dankend voor Jezus Christus, voor het Evangelie en de Bijbel, God dankend voor ons vrije vaderland, dankend voor ons woord en voor Christelijke kameraadschap en heeft dan zijn z.g. gebed beëindigd, zonder ook maar eenmaal ernstig God te vragen om deze zondaren die in de verzameling voor hun zaten, te redden, zondaren die reeds overtuigd waren en er naar haakten gered te worden! Ik overdrijf niet als ik zeg dat datzelfde smartelijke gebeuren maar steeds weer plaats vond.
In het algemeen wordt er tijdens de openbare gebeden weinig echt gebeden. Men looft God soms, vermaant dikwijls het gehoor, men spreekt dikwijls in prachtige en welsprekende woorden, maar meestal worden de harten niet geraakt en wordt er niet aan gedacht iets bepaalds aan God te vragen. Zo is het, volgens mij, in het algemeen het geval bij bidden in het openbaar. Natuurlijk kan ik mij geen oordeel aanmatigen over persoonlijk bidden, behalve dan over mijn eigen. Al te dikwijls bevind ik dat ik in mijn eigen stille gebeden een neiging vertoon om onbepaald te zijn en een vorm te volgen of gebruikelijke woorden te bezigen, in plaats van God te smeken om bepaalde dingen. Ik denk dat men in ’t algemeen in persoonlijke gebeden minder geneigd is om te pronken tegenover mensen en vermoedelijk hebben persoonlijke gebeden meer neiging tot ernst. Natuurlijk wil ik niet beweren dat het verkeerd is om zijn toehoorders te vermanen. Ik denk integendeel dat zulks vaak zegenrijk door God gebruikt zal worden. Ook zeg ik niet dat loven in ’t openbaar verkeerd is. Ik weet dat loven in ’t openbaar vele malen wordt bevolen en nodig is om God te verheerlijken. Maar men moet al deze dingen niet met bidden verwarren, en ze mogen dan ook geen bidden worden genoemd. Bidden is vragen. Indien het geen vragen is, is het ook geen bidden in de betekenis die de Bijbel er aan geeft.
O, geliefde lezer, ik verzoek u, in Jezus naam, om, wanneer u tot bidden komt, iets aan God te vragen! Breng uw wensen en behoeften tot God, doe bepaalde vragen en verwacht bepaalde zegeningen daarop! God is rijk aan zegeningen, verlangt die uit te delen en Hij wacht slechts op ons vragen, opdat Hij zal kunnen geven.
Woorden van Finney
Breng meer tijd iedere dag en iedere nacht door in gebed en de directe gemeenschap met God. Dit zal U een kracht tot redding maken. Geen grote geleerdheid of studie kan goed maken het verlies aan gemeenschap. Indien wij nalaten de gemeenschap met God te onderhouden zijn we krachteloos als andere mensen”.
Het leven en werk van Joh. C. Blumhardt. door J. Schreuder (21)
Laat me nu nog enkele uitspraken mogen aanhalen uit zijn correspondentie, om een vollediger beeld van zijn wezen en denken te krijgen.
Hem was gevraagd naar zijn mening over “pretjes” als dansen, kaartspel, schouwburgbezoek enz. Hij zegt daarover: “Ik vind, dat men tegenover de wereld nooit het plezier in zulke dingen als zonde mag stellen. Die uitdrukking is altijd te sterk en gaat alleen maar op bij hen, die al dieper geraakt zijn en dus iets beters daarbij verloochenen, Bovendien hangt het er helemaal van af of een bepaald spel of gebruik in een milieu al of niet als abnormaal wordt beschouwd. Er zijn streken, waar dansen tot de algemene volksgewoonten behoort.
Bevindt men zich in dienstverband, dan ligt alles weer anders. Dan moet men gehoorzaam zijn en niet de baas willen spelen. Ga in je beroep dus gerust daar heen, waar je gestuurd wordt.”
Zijn tekst is hier (1 Kor. 07:31): “Laten zij, die in de wereld verkeren, leven alsof ze er niet in opgingen” (vert. Moffat). Dit antwoord, doet denken aan hetzelfde woord op dezelfde vraag, als Naäman afscheid neemt van Eliza en hij met de moeilijkheid zit met het bezoeken van de tempel van Rimmon (2 Kon. 05:18-19).
Meedoen als men speelt of danst? Hij vertelt uit zijn jeugd, dat hij veel plezier had In dammers, schaken en dergelijke spelen. Kaartspel heeft me nooit goed gedaan; ik zou het U niet zonder meer willen afraden: om geen aanstoot te geven zult u zo nu en dan misschien moeten toegeven.” Dansen heeft hij nooit kunnen doen, daarvoor was hij te verlegen en hij vond dat nauwe contact onprettig. Laat men maar weten, dat je niet danst, dan laat men je wel met rust – als je tenminste niet zuur kijkt ondertussen.
“Ook zijn er mensen, die alles meteen raar ongepast noemen, b.v. het prettige samenzijn en het daarbij zingen en muziek maken. Wie zou die velen willen veroordelen, die in moeilijke levensomstandigheden verkeren en zo nu en dan de vrolijkheid zoeken, zoals dat ook bij het volk Israëls ging? Ligt daar niet iets beschavend en opbeurends in? Kan daarbij ook niet het hart en het gemoed van de mens tot zijn recht komen. Denk je al die vreugden eens weg, hoe saai zou dan het menselijk leven worden.”
Er zijn natuurlijk mensen, die het bederven, maar moet men om hen alles veroordelen. Denk ook aan de arbeiders met hun vreugdeloos bestaan vaak; het is beter zich er om te bekommeren, dat ze een voldoende rusttijd krijgen, dan zich te verontwaardigen over de aard van hun ontspanningen.
Ergens anders spreekt hij over de Zondagsviering.
Er zijn dingen, die de Zondag bederven en die men daarom moet nalaten. Hiertoe behoren ook de zang- en muziekuitvoeringen en al die bijeenkomsten, waar men elkaar voor de gezelligheid ontmoet. Dit alles heeft zeker recht van bestaan, maar hij wil zulke feestelijkheden doen plaats hebben op de “Aposteldagen”, die toen in Würtemberg nog gevierd werden. Het waren semiofficiële feestdagen, te vergelijken met Hemelvaartsdag bij ons.
Over werken op Zondag zegt hij: “Het hangt er maar van af of zulk werk gedaan kan worden zonder de Zondag gevoelens van hen, die het werk doen en hen, die het werk zien doen, te storen. Is dat het geval, dan zeg ik er liever niets van, ook al bevalt het mij persoonlijk niet.”
Blumhardt wil de evangelische vrijheid van Jezus’ woord niet door wettische meningen krachteloos maken. Zijn argeloosheid èn zijn zien op Jezus’ woord en daad lossen ook dit probleem voor hem op.
Een dienstmeisje (ze was in dienst bij een banketbakker) vroeg hem eens of ze op Goede Vrijdag tulband mocht bezorgen, zoals haar bevolen werd. Blumhardt zegt haar dan, na ernstig overwegen; “Je bent je meester dienst schuldig. Wees maar trouw en gehoorzaam: en als je dan op die mooie buitenwegen loopt met tulband op je hoofd, kun je fijn aan de Heiland denken, Die voor je gekruisigd is en voor jou een doornenkroon droeg en een kruis. Dan heb je een rijke zegen op je Goede Vrijdag.”
(Wordt vervolgd).
Een gedeelte uit een brief.
… ze is net als ik zo verknocht aan “Kracht van Omhoog” dat ze het heel erg zou vinden, een paar nummers te moeten overslaan. Ik lees het ook altijd helemaal, wat me niet met veel bladen gebeurt. Maar dit is me van a tot z. uit het hart gegrepen. Zegene de Here ook verder uw mooie arbeid”
“Ter ure, dat hij niet weet”
De Here zal spoedig tot Zijn tempel komen.
Denkt u, dat, wanneer Hij terugkomt, Hij een conferentie van eerste ministers bij elkander zal roepen om een procedure op te stellen, of om plannen te beramen, waardoor een uiteindelijke wereldvrede zal verzekerd worden.
Hoe lang had de Zee van Galilea nodig om rustig te worden, nadat Hij gesproken had? De storm luisterde naar de cadens van zijn stem. De orkaan hoorde het woord, dat van Zijn lippen kwam. De onstuimige wind vernam het ritme van Zijn bevel – en toen gebeurde wat. Ging de wind langzamerhand liggen, werden de krachten der natuur Hem gehoorzaam na uren van hevige strijd? In de ene minuut stormde het, de volgende minuut was het doodstil! En tussen de storm en de stilte sprak Hij!
Plotseling! Zonder waarschuwing – zo zal Zijn komst zijn. In een ogenblik. Plotseling! De ene eeuw zal voorbijgegaan zijn en de andere zal aangevangen zijn. Ofschoon de aarde niet klaar was, was de Hemel gereed.
Bent u klaar? De tijd om voorbereidingen te treffen zal ontbreken. Plotseling, te middernacht, klonken de stemmen: “Zie, de Bruidegom komt!” Dan is er geen tijd om die in de lampen te doen. Geen tijd, om die voorbereidingen te treffen, die gedaan moesten zijn gedurende al die voorbije jaren.
Als Hij komt, zal Hij plotseling komen.
- S. Price
Zijn wij dan blind?
Gij hebt hen geslagen, maar zij hebben geen pijn gevoeld. (Jer. 05:03).
Ons volk is door vijf jaren van diepe beproeving gegaan. Wij hebben veel geleden: honger, verwoesting, moord, het is ons niet bespaard gebleven.
Als we nu, enkele jaren na de tweede wereld oorlog vragen: “Heeft deze ellende ons volk dichter bij God gebracht, is er verootmoediging en schuldbewustzijn gekomen?” dan moeten wij welbewust “neen zeggen.
Ja, integendeel, er heerst een zelfvoldane, lichtzinnige geest, die in onze bevrijding de beloning ziet voor trouwe nationale plicht en opoffering. Men redeneert dan ongeveer zo: God heeft gehoord hoe wij bleven bidden voor Koningin en vaderland, hoe wij illegaal werkten en ons verzetten tegen de infiltratie van de nationaalsocialistische denkbeelden. Daarom beloonde Hij ons en gaf ons weer de vrijheid. Zij die stierven voor het vaderland en de goede zaak noemen we dan “martelaren” en op hun ere graf wordt gesproken over het woord: “Zalig zijn de doden, die in de Heer sterven…” En daarmee bewijzen we hoe wij de zaak van ons volk en de zaak des Heren verwarren. Of deze mannen misschien geheel buiten Christus hebben geleefd, doet er niet toe, zij stierven voor het Vaderland, dus zijn zij gezaligd en hun bloed is heilig.
Doch deze ontzettende verblinding heeft rampzalige gevolgen. In plaats dat we ons verootmoedigden omdat God ons zo moest slaan, heeft men zich verzadigd met redevoeringen waarin gesproken werd over Gods rijke beloning van onze dapperheid en trouw. En opgelucht hebben wij besloten om nu van het leven te genieten. Vele christenen, die in dans en spel de bevrijding vierden, hebben nadien steeds meer de lijn tussen het terrein van de wereld en de gemeente overschreden. De ver wereldling der kerk neemt hand over hand toe en men verbeeldt zich als goede christenen te leven in de vrijheid die God ons gaf, gelijk Israël droomde dat God in hun midden woonde. Terwijl de “vaktheologen” in dogmatische, wijsgerige problemen zijn gewikkeld, die duizenden kerkmensen niet meer interesseren, lezen gedoopte en belijdende christenen iedere roman, gaan naar iedere film, vieren kermis, drinken, roken als iedere wereldling en worden rijk in de zwarte handel.
En daarom wordt men steeds meer onbekwaam om te zien wat God ons wil leren. Wij leggen zo gaarne “verband’ tussen onze bevrijding en nationale trouw. Doch waarom leggen we dan thans geen “verband tussen de rampen die ons heden overkomen en onze nationale zonden? Wij doen gelijk Israël dat altijd verband legde tussen Gods uitredding en de trouwe tempeldienst, doch weigerde om verband te leggen tussen de rampen in het jaar 70 en hun schuld aan de dood van Christus, hoewel Hij hun dit duidelijk had voorzegt (Luc. 21:20). Waar in de christelijke pers wordt één woord gesproken over Gods oordeel over ons volk, nu we alweer in een oorlog verkeren waardoor onze jongens ver van huis in dagelijks levensgevaar verkeren? Hoe komt het dat al onze pogingen om vrede te maken mislukken? De ene helft van onze christelijke pers wil vrede ten koste van alles, en ziet slechts één mogelijkheid: toegeven aan iedere eis. De andere helft spreekt slechts over handhaven van recht en gezag en de plicht van bescherming der bevolking. Doch geen enkele stem wordt gehoord, die er op wijst,’ dat God toelaat dat dit over ons volk komt. Men belijdt toch dat geen ding bij geval ons overkomt? Het is God die toelaat, dat onze plantages worden verwoest en onze jongens gedood, zoals Hij toeliet dat Hitlers horden ons land overweldigden.
Als we geloven wat we in de catechismus belijden, dat God alzo regeert, dat regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijs en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede en alle dingen ons niet bij geval overkomen, waarom willen we dan niet vragen waarom Hij ons dit doet overkomen? “Zal er een kwaad in de stad zijn, dat de Here niet doet. Heeft God ons met dit alles niets te zeggen? Is Hij het niet die in maandenlange strenge koude zo’n grote nood over ons bracht en is Hij het niet die nu in wekenlange droogte het gras doet verdorren? Noch in de radio, noch in de pers wordt een enkel woord hierover gesproken. Men spreekt slechts over de blinde natuurkrachten, die we leerden ontleden en wetenschappelijk controleren. Het christelijk dagblad Trouw eindigt een artikel over droge weiden en hongerend vee met de woorden: “jullie weerheren van De Bilt, jullie hebben geen aandachtiger luisteraar dan de Nederlandse boer, die ongeduldig wacht op het ruisen van stortbuien. Dat jullie spoedig hoopvolle klanken laat horen.” Geen woord over Gods almacht. Geen woord over de enige weg van gebed. Als we niet durven ontkennen dat God alles bestuurt zou het dan niet tijd zijn om onze zonden, zedeloosheid en oppervlakkigheid te belijden en Hem om genade te bidden?
God heeft zelfs Sodom gewaarschuwd voor Hij het oordeel bracht. Ze zijn opgeschrikt uit hun valse rust toen Kedor-Laomer hun stad veroverde, ja, één ogenblik zijn zij in aanraking geweest met de vrome aartsvader Abraham en hebben aan zijn daden bemerkt hoe hij het eeuwige hoger schatte dan al de schatten van het tijdelijke. Doch dit alles heeft hen niet veranderd. Zij leefden verder in hun wellust en begeerlijkheid. Toen kwam het oordeel en heeft hen allen verdelgd. Zo heeft God ook ons tot bezinning willen brengen. Hij heeft ons geslagen, doch wij hebben geen pijn gevoeld Daarom zal God niet kunnen ophouden. Als een zweepslag zullen Gods oordelen komen over een volk, dat Hem niet meer vreest, over een kerk die de boodschap van verootmoediging en schuldbelijdenis niet meer durft te brengen. Wee de leiders die het volk slechts hebben voorgehouden de zoete beloften Gods en ook thans slechts spreken over de plichten der regering en wijze raad wensen te geven aan hen, die als overheid over ons zijn gesteld, die slechts begeren grote invloed te hebben op het regeringsbeleid en op ons volk, doch niet willen zien dat het juist de wereldzin en liefdeloosheid van de kerken is, die God vertoornt.
Eenieder, die als gelovige de ontwikkeling der gebeurtenissen gadeslaat, kan niet anders dan smeken dat Gods Geest nog eens zo machtig in onze dagen door zal breken door deze muur van onwillige onwetendheid, dat we weer in gebrokenheid onze afgoden wegdoen en ons bekeren, opdat God zich nog over ons en ons volk zal erbarmen.
Zelfs de ongelovigen erkennen dat de maatschappij ziek is. Een botsing tussen de twee wereldmachten Amerika en Rusland is verre van denkbeeldig. Slechts Gods hand kan ons redden en beschermen. Doch waar zullen wij heen vlieden als wij ons niet bekeren tot Hem en Hem om genade smeken vóór het te laat is?
- v. d. B.
Bij de plaat. (Ps. 015:001)
Wie zal wonen op de berg Uwer heiligheid?
Niet enkel liefde, doch ook majesteit zijt Gij!
Gelijk de bergtop rijst in reine eenzaamheid,
ver boven hen, die haastig levend gaan voorbij
en draagt geheimen uit de schoot der eeuwigheid,
wel blij en mild’lijk voedt de klare, diepe stroom,
die vrucht- en leven brengend daalt in de vallei,
doch eenzaam blijft omhuld in nevels als een droom
en onbewogen hoort de stormvlaag langs zijn zij:
zo zijt Gij vreeslijk voor een elk, die ongewijd komt tót Uw heiligheid,
o God der eeuwigheid!
- v. d. B.
We moeten bidden omdat geschreven staat: “Al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden”, door Dr. John R. Rice.
In (Rom. 10:13) staat: “Al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden”. Een verloren zondaar kan op die manier tot God bidden om gered te worden. Zo zien we in Lucas 18 de arme tollenaar zich op zijn borst slaan en uitroepen: “O, God, wees mij, zondaar genadig, en “dien zelfden dag gerechtvaardigd naar huis terugkeren. Zo lezen we ook de heerlijke geschiedenis van de stervende dief, die zich tot Jezus aan het kruis naast hem wendde en zei: “Heer, gedenk mijner wanneer Gij in Uw koninkrijk komt”. En we horen de liefelijke belofte van de Heiland naast hem: “Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn”. (Luc. 23:39-43). Zo hebben dus verloren zondaren recht om te bidden en iedereen die in oprechtheid aan de Heiland om redding vraagt, zal zalig worden.
Natuurlijk, de Bijbel verklaart vele, vele malen dat een gelovig hart, die beslissende factor is, om gered te worden, “Stel uw vertrouwen op de Heer Jezus, en gij zult behouden worden”, zei Paulus en Silas tot de gevangenbewaarder in Filippi (Hand. 16:31). Jezus zeide tot Nicodemus: “Al wie gelooft in Hem (Gods enig geliefde Zoon) zal niet omkomen, maar het eeuwige leven hebben”. Ook zei Jezus: “Voorwaar, voorwaar, zeg ik u, wie gelooft heeft het eeuwige leven” (Joh. 06:47).
Hij, die zijn vertrouwen geheel in Christus stelt, is gered, doorlopend gered en heeft eeuwig leven. Zo is het dus duidelijk dat niemand, om gered ts worden, daartoe een uitdrukkelijk gebed behoef; te uiten. Daar behoeven geen overluid uitgesproken woorden te zijn, daar behoeft niet te zijn, wat mensen in ’t algemeen onder gebed verstaan. Geloof is een omkering des harten tot vertrouwen in Christus. En God hoort ook het meest zwakke roepen van het hart, ook zonder enige zucht, zonder een bewegen der lippen.
Maar vaak worden de onzekere stappen van het geloof gemakkelijker gedaan, indien men bidt en daarbij de roep om genade en vertrouwen bewust in woorden overbrengt.
Hoeveel zondaren hebben, wanneer zij bede van de tollenaar; “O God, wees mij, zondaar genadig” uitspraken daardoor met meer zekerheid hun vertrouwen op de Heer kunnen stellen.
Dus lieve vriend, indien gij, die dit leest, nog niet gered zijt, wees toch volkomen vrijmoedig om tot God te gaan om genade en vergeving te verkrijgen; en wees er van verzekerd dat God horen zal, dat Hij hoort, ja dat Hij al gehoord heeft, indien gij Hem vraagt om vergeving en redding.
leder die genoeg geloof heeft om God ernstig te vragen om genade en vergeving, heeft ook genoeg geloof om er zeker van te zijn dat God hem heeft gehoord, want Jezus zeide: “Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen” (Joh. 06:37). En iedere zondaar mag vertrouwen op de rijke belofte: “Al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden’.
En laat ons nu tot besluit, deze zeven redenen, waarom we moeten bidden, nog eens nagaan:
1e. Het is duidelijk door God bevolen dat Christenen altijd behoren te vragen om alles en voor iedereen, met gebed en smekingen.
2e. Gebed is de door God aangegeven weg voor Christenen om iets te verkrijgen.
3e. Bidden is de weg voor Christenen om volkomen blijdschap te verkrijgen.
4e. ’t Gebed is Gods geneeswijze tegen ellende, de weg om uit de moeilijkheden en angstige zorgen te komen.
5e. Beantwoorde gebeden worden door God gebruikt om ongelovigen de mond te snoeren, en zijn Gods onweerlegbare argumenten tegen ongeloof.
6e. Bidden is de weg om de kracht van de Heilige Geest te verkrijgen ten behoeve van Gods gezegend werk.
7e. “Al wie de naam des Heren aanroept zal behouden worden.”
Daarom, geliefde broeders, laat ons bidden! O, hoe vele en gewichtige redenen zijn er, waarom Christenen behoren te bidden!
Contact per brief
Br. A. v. d, B. te H. vraagt naar aanleiding van het artikel van Dr. Rice over de verhoorde gebeden als argument tegen het ongeloof: “Mogen wij zo maar bidden om een wonder, opdat een ander daardoor tot geloof gebracht worde? Heeft de wereld het recht om te verlangen, dat wij bewijzen dat God bestaat en op wonderlijke wijze kan werken?”
Uw bezwaar tegen deze voorstelling kan ik mij zeer goed indenken. Natuurlijk heeft de wereld geen recht op wonderen, evenmin als de opstandige Joden, doch ze heeft er wel recht op dat de gelovigen spreken uit ondervinding en niet slechts theoretisch. Als U goed leest, zal U zien, dat dit ook de bedoeling van de schrijver is. Wanneer we in ons eigen leven de wonderen Gods hebben leren zien en ook hebben geleerd een vrijmoedig en gelovig beroep op Zijn liefde te doen, waardoor Hij ons wonderlijk kan leiden en onze gebeden verhoren, dan zal ons getuigen tegen de wereld vrijmoediger en krachtiger zijn, dan wanneer we de gebedsverhoring alleen dogmatisch aanvaarden. De discipelen baden (Hand. 04:29-30) dat zij met vrijmoedigheid het woord mochten spreken, doordat God zijn hand uitstrekte tot genezing en dat tekenen en wonderen geschieden door de naam van Jezus. Geve God, dat in de gemeente Zijn kracht weer heerlijk en overtuigend openbaar worde.
- v. d. K. te H. schrijft naar aanleiding van de meditatie over “Zoek eerst het Koninkrijk Gods en alle dingen zullen U toegeworpen worden”: “Ik onderschrijf dit door persoonlijke ervaring, maar wij hebben gezien wat daarvan in de oorlogstijd is terechtgekomen, toen broeders en zusters aardappelschillen aten en voorgangers hun werk niet konden doen door hongeroedeem”.
Deze tegenstelling die U aanwijst tussen Christus’ belofte en de werkelijkheid der ervaring is niet eenvoudig. Zoals, U zelf getuigt en duizenden met u kunnen getuigen heeft God zijn Woord gehouden en Zijn belofte aan u vervuld. Dit neemt niet weg, dat de apostel Paulus en vele kinderen Gods met hem moest zeggen dat zij menigmaal honger hebben geleden. We moeten hier mijns inziens in zien een beproeving van ons geloof, evenals bij Job. God wil dat wij ook, zonder dat het leven beantwoordt aan onze verwachtingen, Hem trouw zullen blijven. Doch laat ons vooral oppassen dat we niet een verkeerd gebruik van Gods beloften gaan maken en ze gaan leggen naast het leven van onze broeders en zusters en dan gaan twijfelen aan hun goede wandel. Dit deden Jobs vrienden ook. De woorden die zij spraken waren op zichzelf waar, doch hun toepassing deugde niet.
Uw vraag betreffende geloofsgenezing en het al of niet gebruik van medicijnen hoopt zuster Ekering in het volgend nummer uitvoerig te beantwoorden.
Uitnodiging
Omdat wij weten dat de hand des Heren zwaar op ons drukt, omdat wij beseffen dat wij als kinderen Gods niet leven naar Zijn heilige wil, ja, dat wij steeds meer dreigen onder te gaan in de vervlakkingen van het leven, zo worden wij gedrongen met elkander onze zonden te belijden en te zoeken een oude en toch altijd nieuwe weg, die ons zal voeren tot een innige gemeenschap met Jezus Christus.
Wij willen dus met elkander, om onze zielen uit haar traagheid op te wekken en haar te noodzaken Jezus met liefde en standvastigheid te zoeken, opdat wij ook niet in het oordeel vallen. Zijn woord ter harte nemen: “Waakt en bidt, want gij weet niet, wanneer de tijd is (Mark. 13:33).
Wilt U met ons deze weg van eendrachtig en volhardend gebed bewandelen?
Wij nodigen U daarom uit ook voor Gorinchem en omstreken een gebedskring te vormen. Wilt u ons schriftelijk Uw instemming betuigen, opdat wij U te gelegener tijd een uitnodiging kunnen zenden. Tevens kunt U dan de namen opgeven, van hen, die met U hetzelfde verlangen koesteren.
Er zullen geen toespraken gehouden worden, geen organisatie of vereniging wordt beoogd.
Slechts de gemeenschappelijke geestelijke nood zal ons tot elkander drijven.
Uw antwoord zenden aan:
“Kracht van Omhoog “, Nieuwe Hoven 19. Gorinchem.
Ditzelfde geldt ook voor Haarlem en omstreken
Zijn wij dan blind?
Gij hebt hen geslagen, maar zij hebben geen pijn gevoeld. (Jer. 05:03).
Ons volk is door vijf jaren van diepe beproeving gegaan. Wij hebben veel geleden: honger, verwoesting, moord, het is ons niet bespaard gebleven.
Als we nu, enkele jaren na de tweede wereld oorlog vragen: “Heeft deze ellende ons volk dichter bij God gebracht, is er verootmoediging en schuldbewustzijn gekomen?” dan moeten wij welbewust “neen zeggen.
Ja, integendeel, er heerst een zelfvoldane, lichtzinnige geest, die in onze bevrijding de beloning ziet voor trouwe nationale plicht en opoffering. Men redeneert dan ongeveer zo: God heeft gehoord hoe wij bleven bidden voor Koningin en vaderland, hoe wij illegaal werkten en ons verzetten tegen de infiltratie van de nationaalsocialistische denkbeelden. Daarom beloonde Hij ons en gaf ons weer de vrijheid. Zij die stierven voor het vaderland en de goede zaak noemen we dan “martelaren” en op hun ere graf wordt gesproken over het woord: “Zalig zijn de doden, die in de Heer sterven…” En daarmee bewijzen we hoe wij de zaak van ons volk en de zaak des Heren verwarren. Of deze mannen misschien geheel buiten Christus hebben geleefd, doet er niet toe, zij stierven voor het Vaderland, dus zijn zij gezaligd en hun bloed is heilig.
Doch deze ontzettende verblinding heeft rampzalige gevolgen. In plaats dat we ons verootmoedigden omdat God ons zo moest slaan, heeft men zich verzadigd met redevoeringen waarin gesproken werd over Gods rijke beloning van onze dapperheid en trouw. En opgelucht hebben wij besloten om nu van het leven te genieten. Vele christenen, die in dans en spel de bevrijding vierden, hebben nadien steeds meer de lijn tussen het terrein van de wereld en de gemeente overschreden. De ver wereldling der kerk neemt hand over hand toe en men verbeeldt zich als goede christenen te leven in de vrijheid die God ons gaf, gelijk Israël droomde dat God in hun midden woonde. Terwijl de “vaktheologen” in dogmatische, wijsgerige problemen zijn gewikkeld, die duizenden kerkmensen niet meer interesseren, lezen gedoopte en belijdende christenen iedere roman, gaan naar iedere film, vieren kermis, drinken, roken als iedere wereldling en worden rijk in de zwarte handel.
En daarom wordt men steeds meer onbekwaam om te zien wat God ons wil leren. Wij leggen zo gaarne “verband’ tussen onze bevrijding en nationale trouw. Doch waarom leggen we dan thans geen “verband tussen de rampen die ons heden overkomen en onze nationale zonden? Wij doen gelijk Israël dat altijd verband legde tussen Gods uitredding en de trouwe tempeldienst, doch weigerde om verband te leggen tussen de rampen in het jaar 70 en hun schuld aan de dood van Christus, hoewel Hij hun dit duidelijk had voorzegt (Luc. 21:20). Waar in de christelijke pers wordt één woord gesproken over Gods oordeel over ons volk, nu we alweer in een oorlog verkeren waardoor onze jongens ver van huis in dagelijks levensgevaar verkeren? Hoe komt het dat al onze pogingen om vrede te maken mislukken? De ene helft van onze christelijke pers wil vrede ten koste van alles, en ziet slechts één mogelijkheid: toegeven aan iedere eis. De andere helft spreekt slechts over handhaven van recht en gezag en de plicht van bescherming der bevolking. Doch geen enkele stem wordt gehoord, die er op wijst,’ dat God toelaat dat dit over ons volk komt. Men belijdt toch dat geen ding bij geval ons overkomt? Het is God die toelaat, dat onze plantages worden verwoest en onze jongens gedood, zoals Hij toeliet dat Hitlers horden ons land overweldigden.
Als we geloven wat we in de catechismus belijden, dat God alzo regeert, dat regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijs en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede en alle dingen ons niet bij geval overkomen, waarom willen we dan niet vragen waarom Hij ons dit doet overkomen? “Zal er een kwaad in de stad zijn, dat de Here niet doet. Heeft God ons met dit alles niets te zeggen? Is Hij het niet die in maandenlange strenge koude zo’n grote nood over ons bracht en is Hij het niet die nu in wekenlange droogte het gras doet verdorren? Noch in de radio, noch in de pers wordt een enkel woord hierover gesproken. Men spreekt slechts over de blinde natuurkrachten, die we leerden ontleden en wetenschappelijk controleren. Het christelijk dagblad Trouw eindigt een artikel over droge weiden en hongerend vee met de woorden: “jullie weerheren van De Bilt, jullie hebben geen aandachtiger luisteraar dan de Nederlandse boer, die ongeduldig wacht op het ruisen van stortbuien. Dat jullie spoedig hoopvolle klanken laat horen.” Geen woord over Gods almacht. Geen woord over de enige weg van gebed. Als we niet durven ontkennen dat God alles bestuurt zou het dan niet tijd zijn om onze zonden, zedeloosheid en oppervlakkigheid te belijden en Hem om genade te bidden?
God heeft zelfs Sodom gewaarschuwd voor Hij het oordeel bracht. Ze zijn opgeschrikt uit hun valse rust toen Kedor-Laomer hun stad veroverde, ja, één ogenblik zijn zij in aanraking geweest met de vrome aartsvader Abraham en hebben aan zijn daden bemerkt hoe hij het eeuwige hoger schatte dan al de schatten van het tijdelijke. Doch dit alles heeft hen niet veranderd. Zij leefden verder in hun wellust en begeerlijkheid. Toen kwam het oordeel en heeft hen allen verdelgd. Zo heeft God ook ons tot bezinning willen brengen. Hij heeft ons geslagen, doch wij hebben geen pijn gevoeld Daarom zal God niet kunnen ophouden. Als een zweepslag zullen Gods oordelen komen over een volk, dat Hem niet meer vreest, over een kerk die de boodschap van verootmoediging en schuldbelijdenis niet meer durft te brengen. Wee de leiders die het volk slechts hebben voorgehouden de zoete beloften Gods en ook thans slechts spreken over de plichten der regering en wijze raad wensen te geven aan hen, die als overheid over ons zijn gesteld, die slechts begeren grote invloed te hebben op het regeringsbeleid en op ons volk, doch niet willen zien dat het juist de wereldzin en liefdeloosheid van de kerken is, die God vertoornt.
Eenieder, die als gelovige de ontwikkeling der gebeurtenissen gadeslaat, kan niet anders dan smeken dat Gods Geest nog eens zo machtig in onze dagen door zal breken door deze muur van onwillige onwetendheid, dat we weer in gebrokenheid onze afgoden wegdoen en ons bekeren, opdat God zich nog over ons en ons volk zal erbarmen.
Zelfs de ongelovigen erkennen dat de maatschappij ziek is. Een botsing tussen de twee wereldmachten Amerika en Rusland is verre van denkbeeldig. Slechts Gods hand kan ons redden en beschermen. Doch waar zullen wij heen vlieden als wij ons niet bekeren tot Hem en Hem om genade smeken vóór het te laat is?
- v. d. B.
Bij de plaat. (Ps. 015:001)
Wie zal wonen op de berg Uwer heiligheid?
Niet enkel liefde, doch ook majesteit zijt Gij!
Gelijk de bergtop rijst in reine eenzaamheid,
ver boven hen, die haastig levend gaan voorbij
en draagt geheimen uit de schoot der eeuwigheid,
wel blij en mild’lijk voedt de klare, diepe stroom,
die vrucht- en leven brengend daalt in de vallei,
doch eenzaam blijft omhuld in nevels als een droom
en onbewogen hoort de stormvlaag langs zijn zij:
zo zijt Gij vreeslijk voor een elk, die ongewijd komt tót Uw heiligheid,
o God der eeuwigheid!
- v. d. B.
We moeten bidden omdat geschreven staat: “Al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden”, door Dr. John R. Rice.
In (Rom. 10:13) staat: “Al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden”. Een verloren zondaar kan op die manier tot God bidden om gered te worden. Zo zien we in Lucas 18 de arme tollenaar zich op zijn borst slaan en uitroepen: “O, God, wees mij, zondaar genadig, en “dien zelfden dag gerechtvaardigd naar huis terugkeren. Zo lezen we ook de heerlijke geschiedenis van de stervende dief, die zich tot Jezus aan het kruis naast hem wendde en zei: “Heer, gedenk mijner wanneer Gij in Uw koninkrijk komt”. En we horen de liefelijke belofte van de Heiland naast hem: “Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn”. (Luc. 23:39-43). Zo hebben dus verloren zondaren recht om te bidden en iedereen die in oprechtheid aan de Heiland om redding vraagt, zal zalig worden.
Natuurlijk, de Bijbel verklaart vele, vele malen dat een gelovig hart, die beslissende factor is, om gered te worden, “Stel uw vertrouwen op de Heer Jezus, en gij zult behouden worden”, zei Paulus en Silas tot de gevangenbewaarder in Filippi (Hand. 16:31). Jezus zeide tot Nicodemus: “Al wie gelooft in Hem (Gods enig geliefde Zoon) zal niet omkomen, maar het eeuwige leven hebben”. Ook zei Jezus: “Voorwaar, voorwaar, zeg ik u, wie gelooft heeft het eeuwige leven” (Joh. 06:47).
Hij, die zijn vertrouwen geheel in Christus stelt, is gered, doorlopend gered en heeft eeuwig leven. Zo is het dus duidelijk dat niemand, om gered ts worden, daartoe een uitdrukkelijk gebed behoef; te uiten. Daar behoeven geen overluid uitgesproken woorden te zijn, daar behoeft niet te zijn, wat mensen in ’t algemeen onder gebed verstaan. Geloof is een omkering des harten tot vertrouwen in Christus. En God hoort ook het meest zwakke roepen van het hart, ook zonder enige zucht, zonder een bewegen der lippen.
Maar vaak worden de onzekere stappen van het geloof gemakkelijker gedaan, indien men bidt en daarbij de roep om genade en vertrouwen bewust in woorden overbrengt.
Hoeveel zondaren hebben, wanneer zij bede van de tollenaar; “O God, wees mij, zondaar genadig” uitspraken daardoor met meer zekerheid hun vertrouwen op de Heer kunnen stellen.
Dus lieve vriend, indien gij, die dit leest, nog niet gered zijt, wees toch volkomen vrijmoedig om tot God te gaan om genade en vergeving te verkrijgen; en wees er van verzekerd dat God horen zal, dat Hij hoort, ja dat Hij al gehoord heeft, indien gij Hem vraagt om vergeving en redding.
leder die genoeg geloof heeft om God ernstig te vragen om genade en vergeving, heeft ook genoeg geloof om er zeker van te zijn dat God hem heeft gehoord, want Jezus zeide: “Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen” (Joh. 06:37). En iedere zondaar mag vertrouwen op de rijke belofte: “Al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden’.
En laat ons nu tot besluit, deze zeven redenen, waarom we moeten bidden, nog eens nagaan:
1e. Het is duidelijk door God bevolen dat Christenen altijd behoren te vragen om alles en voor iedereen, met gebed en smekingen.
2e. Gebed is de door God aangegeven weg voor Christenen om iets te verkrijgen.
3e. Bidden is de weg voor Christenen om volkomen blijdschap te verkrijgen.
4e. ’t Gebed is Gods geneeswijze tegen ellende, de weg om uit de moeilijkheden en angstige zorgen te komen.
5e. Beantwoorde gebeden worden door God gebruikt om ongelovigen de mond te snoeren, en zijn Gods onweerlegbare argumenten tegen ongeloof.
6e. Bidden is de weg om de kracht van de Heilige Geest te verkrijgen ten behoeve van Gods gezegend werk.
7e. “Al wie de naam des Heren aanroept zal behouden worden.”
Daarom, geliefde broeders, laat ons bidden! O, hoe vele en gewichtige redenen zijn er, waarom Christenen behoren te bidden!
Contact per brief
Br. A. v. d, B. te H. vraagt naar aanleiding van het artikel van Dr. Rice over de verhoorde gebeden als argument tegen het ongeloof: “Mogen wij zo maar bidden om een wonder, opdat een ander daardoor tot geloof gebracht worde? Heeft de wereld het recht om te verlangen, dat wij bewijzen dat God bestaat en op wonderlijke wijze kan werken?”
Uw bezwaar tegen deze voorstelling kan ik mij zeer goed indenken. Natuurlijk heeft de wereld geen recht op wonderen, evenmin als de opstandige Joden, doch ze heeft er wel recht op dat de gelovigen spreken uit ondervinding en niet slechts theoretisch. Als U goed leest, zal U zien, dat dit ook de bedoeling van de schrijver is. Wanneer we in ons eigen leven de wonderen Gods hebben leren zien en ook hebben geleerd een vrijmoedig en gelovig beroep op Zijn liefde te doen, waardoor Hij ons wonderlijk kan leiden en onze gebeden verhoren, dan zal ons getuigen tegen de wereld vrijmoediger en krachtiger zijn, dan wanneer we de gebedsverhoring alleen dogmatisch aanvaarden. De discipelen baden (Hand. 04:29-30) dat zij met vrijmoedigheid het woord mochten spreken, doordat God zijn hand uitstrekte tot genezing en dat tekenen en wonderen geschieden door de naam van Jezus. Geve God, dat in de gemeente Zijn kracht weer heerlijk en overtuigend openbaar worde.
- v. d. K. te H. schrijft naar aanleiding van de meditatie over “Zoek eerst het Koninkrijk Gods en alle dingen zullen U toegeworpen worden”: “Ik onderschrijf dit door persoonlijke ervaring, maar wij hebben gezien wat daarvan in de oorlogstijd is terechtgekomen, toen broeders en zusters aardappelschillen aten en voorgangers hun werk niet konden doen door hongeroedeem”.
Deze tegenstelling die U aanwijst tussen Christus’ belofte en de werkelijkheid der ervaring is niet eenvoudig. Zoals, U zelf getuigt en duizenden met u kunnen getuigen heeft God zijn Woord gehouden en Zijn belofte aan u vervuld. Dit neemt niet weg, dat de apostel Paulus en vele kinderen Gods met hem moest zeggen dat zij menigmaal honger hebben geleden. We moeten hier mijns inziens in zien een beproeving van ons geloof, evenals bij Job. God wil dat wij ook, zonder dat het leven beantwoordt aan onze verwachtingen, Hem trouw zullen blijven. Doch laat ons vooral oppassen dat we niet een verkeerd gebruik van Gods beloften gaan maken en ze gaan leggen naast het leven van onze broeders en zusters en dan gaan twijfelen aan hun goede wandel. Dit deden Jobs vrienden ook. De woorden die zij spraken waren op zichzelf waar, doch hun toepassing deugde niet.
Uw vraag betreffende geloofsgenezing en het al of niet gebruik van medicijnen hoopt zuster Ekering in het volgend nummer uitvoerig te beantwoorden.
Uitnodiging
Omdat wij weten dat de hand des Heren zwaar op ons drukt, omdat wij beseffen dat wij als kinderen Gods niet leven naar Zijn heilige wil, ja, dat wij steeds meer dreigen onder te gaan in de vervlakkingen van het leven, zo worden wij gedrongen met elkander onze zonden te belijden en te zoeken een oude en toch altijd nieuwe weg, die ons zal voeren tot een innige gemeenschap met Jezus Christus.
Wij willen dus met elkander, om onze zielen uit haar traagheid op te wekken en haar te noodzaken Jezus met liefde en standvastigheid te zoeken, opdat wij ook niet in het oordeel vallen. Zijn woord ter harte nemen: “Waakt en bidt, want gij weet niet, wanneer de tijd is (Mark. 13:33).
Wilt U met ons deze weg van eendrachtig en volhardend gebed bewandelen?
Wij nodigen U daarom uit ook voor Gorinchem en omstreken een gebedskring te vormen. Wilt u ons schriftelijk Uw instemming betuigen, opdat wij U te gelegener tijd een uitnodiging kunnen zenden. Tevens kunt U dan de namen opgeven, van hen, die met U hetzelfde verlangen koesteren.
Er zullen geen toespraken gehouden worden, geen organisatie of vereniging wordt beoogd.
Slechts de gemeenschappelijke geestelijke nood zal ons tot elkander drijven.
Uw antwoord zenden aan:
“Kracht van Omhoog “, Nieuwe Hoven 19. Gorinchem.
Ditzelfde geldt ook voor Haarlem en omstreken
Zijn wij dan blind?
Gij hebt hen geslagen, maar zij hebben geen pijn gevoeld. (Jer. 05:03).
Ons volk is door vijf jaren van diepe beproeving gegaan. Wij hebben veel geleden: honger, verwoesting, moord, het is ons niet bespaard gebleven.
Als we nu, enkele jaren na de tweede wereld oorlog vragen: “Heeft deze ellende ons volk dichter bij God gebracht, is er verootmoediging en schuldbewustzijn gekomen?” dan moeten wij welbewust “neen zeggen.
Ja, integendeel, er heerst een zelfvoldane, lichtzinnige geest, die in onze bevrijding de beloning ziet voor trouwe nationale plicht en opoffering. Men redeneert dan ongeveer zo: God heeft gehoord hoe wij bleven bidden voor Koningin en vaderland, hoe wij illegaal werkten en ons verzetten tegen de infiltratie van de nationaalsocialistische denkbeelden. Daarom beloonde Hij ons en gaf ons weer de vrijheid. Zij die stierven voor het vaderland en de goede zaak noemen we dan “martelaren” en op hun ere graf wordt gesproken over het woord: “Zalig zijn de doden, die in de Heer sterven…” En daarmee bewijzen we hoe wij de zaak van ons volk en de zaak des Heren verwarren. Of deze mannen misschien geheel buiten Christus hebben geleefd, doet er niet toe, zij stierven voor het Vaderland, dus zijn zij gezaligd en hun bloed is heilig.
Doch deze ontzettende verblinding heeft rampzalige gevolgen. In plaats dat we ons verootmoedigden omdat God ons zo moest slaan, heeft men zich verzadigd met redevoeringen waarin gesproken werd over Gods rijke beloning van onze dapperheid en trouw. En opgelucht hebben wij besloten om nu van het leven te genieten. Vele christenen, die in dans en spel de bevrijding vierden, hebben nadien steeds meer de lijn tussen het terrein van de wereld en de gemeente overschreden. De ver wereldling der kerk neemt hand over hand toe en men verbeeldt zich als goede christenen te leven in de vrijheid die God ons gaf, gelijk Israël droomde dat God in hun midden woonde. Terwijl de “vaktheologen” in dogmatische, wijsgerige problemen zijn gewikkeld, die duizenden kerkmensen niet meer interesseren, lezen gedoopte en belijdende christenen iedere roman, gaan naar iedere film, vieren kermis, drinken, roken als iedere wereldling en worden rijk in de zwarte handel.
En daarom wordt men steeds meer onbekwaam om te zien wat God ons wil leren. Wij leggen zo gaarne “verband’ tussen onze bevrijding en nationale trouw. Doch waarom leggen we dan thans geen “verband tussen de rampen die ons heden overkomen en onze nationale zonden? Wij doen gelijk Israël dat altijd verband legde tussen Gods uitredding en de trouwe tempeldienst, doch weigerde om verband te leggen tussen de rampen in het jaar 70 en hun schuld aan de dood van Christus, hoewel Hij hun dit duidelijk had voorzegt (Luc. 21:20). Waar in de christelijke pers wordt één woord gesproken over Gods oordeel over ons volk, nu we alweer in een oorlog verkeren waardoor onze jongens ver van huis in dagelijks levensgevaar verkeren? Hoe komt het dat al onze pogingen om vrede te maken mislukken? De ene helft van onze christelijke pers wil vrede ten koste van alles, en ziet slechts één mogelijkheid: toegeven aan iedere eis. De andere helft spreekt slechts over handhaven van recht en gezag en de plicht van bescherming der bevolking. Doch geen enkele stem wordt gehoord, die er op wijst,’ dat God toelaat dat dit over ons volk komt. Men belijdt toch dat geen ding bij geval ons overkomt? Het is God die toelaat, dat onze plantages worden verwoest en onze jongens gedood, zoals Hij toeliet dat Hitlers horden ons land overweldigden.
Als we geloven wat we in de catechismus belijden, dat God alzo regeert, dat regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijs en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede en alle dingen ons niet bij geval overkomen, waarom willen we dan niet vragen waarom Hij ons dit doet overkomen? “Zal er een kwaad in de stad zijn, dat de Here niet doet. Heeft God ons met dit alles niets te zeggen? Is Hij het niet die in maandenlange strenge koude zo’n grote nood over ons bracht en is Hij het niet die nu in wekenlange droogte het gras doet verdorren? Noch in de radio, noch in de pers wordt een enkel woord hierover gesproken. Men spreekt slechts over de blinde natuurkrachten, die we leerden ontleden en wetenschappelijk controleren. Het christelijk dagblad Trouw eindigt een artikel over droge weiden en hongerend vee met de woorden: “jullie weerheren van De Bilt, jullie hebben geen aandachtiger luisteraar dan de Nederlandse boer, die ongeduldig wacht op het ruisen van stortbuien. Dat jullie spoedig hoopvolle klanken laat horen.” Geen woord over Gods almacht. Geen woord over de enige weg van gebed. Als we niet durven ontkennen dat God alles bestuurt zou het dan niet tijd zijn om onze zonden, zedeloosheid en oppervlakkigheid te belijden en Hem om genade te bidden?
God heeft zelfs Sodom gewaarschuwd voor Hij het oordeel bracht. Ze zijn opgeschrikt uit hun valse rust toen Kedor-Laomer hun stad veroverde, ja, één ogenblik zijn zij in aanraking geweest met de vrome aartsvader Abraham en hebben aan zijn daden bemerkt hoe hij het eeuwige hoger schatte dan al de schatten van het tijdelijke. Doch dit alles heeft hen niet veranderd. Zij leefden verder in hun wellust en begeerlijkheid. Toen kwam het oordeel en heeft hen allen verdelgd. Zo heeft God ook ons tot bezinning willen brengen. Hij heeft ons geslagen, doch wij hebben geen pijn gevoeld Daarom zal God niet kunnen ophouden. Als een zweepslag zullen Gods oordelen komen over een volk, dat Hem niet meer vreest, over een kerk die de boodschap van verootmoediging en schuldbelijdenis niet meer durft te brengen. Wee de leiders die het volk slechts hebben voorgehouden de zoete beloften Gods en ook thans slechts spreken over de plichten der regering en wijze raad wensen te geven aan hen, die als overheid over ons zijn gesteld, die slechts begeren grote invloed te hebben op het regeringsbeleid en op ons volk, doch niet willen zien dat het juist de wereldzin en liefdeloosheid van de kerken is, die God vertoornt.
Eenieder, die als gelovige de ontwikkeling der gebeurtenissen gadeslaat, kan niet anders dan smeken dat Gods Geest nog eens zo machtig in onze dagen door zal breken door deze muur van onwillige onwetendheid, dat we weer in gebrokenheid onze afgoden wegdoen en ons bekeren, opdat God zich nog over ons en ons volk zal erbarmen.
Zelfs de ongelovigen erkennen dat de maatschappij ziek is. Een botsing tussen de twee wereldmachten Amerika en Rusland is verre van denkbeeldig. Slechts Gods hand kan ons redden en beschermen. Doch waar zullen wij heen vlieden als wij ons niet bekeren tot Hem en Hem om genade smeken vóór het te laat is?
- v. d. B.
Bij de plaat. (Ps. 015:001)
Wie zal wonen op de berg Uwer heiligheid?
Niet enkel liefde, doch ook majesteit zijt Gij!
Gelijk de bergtop rijst in reine eenzaamheid,
ver boven hen, die haastig levend gaan voorbij
en draagt geheimen uit de schoot der eeuwigheid,
wel blij en mild’lijk voedt de klare, diepe stroom,
die vrucht- en leven brengend daalt in de vallei,
doch eenzaam blijft omhuld in nevels als een droom
en onbewogen hoort de stormvlaag langs zijn zij:
zo zijt Gij vreeslijk voor een elk, die ongewijd komt tót Uw heiligheid,
o God der eeuwigheid!
- v. d. B.
We moeten bidden omdat geschreven staat: “Al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden”, door Dr. John R. Rice.
In (Rom. 10:13) staat: “Al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden”. Een verloren zondaar kan op die manier tot God bidden om gered te worden. Zo zien we in Lucas 18 de arme tollenaar zich op zijn borst slaan en uitroepen: “O, God, wees mij, zondaar genadig, en “dien zelfden dag gerechtvaardigd naar huis terugkeren. Zo lezen we ook de heerlijke geschiedenis van de stervende dief, die zich tot Jezus aan het kruis naast hem wendde en zei: “Heer, gedenk mijner wanneer Gij in Uw koninkrijk komt”. En we horen de liefelijke belofte van de Heiland naast hem: “Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn”. (Luc. 23:39-43). Zo hebben dus verloren zondaren recht om te bidden en iedereen die in oprechtheid aan de Heiland om redding vraagt, zal zalig worden.
Natuurlijk, de Bijbel verklaart vele, vele malen dat een gelovig hart, die beslissende factor is, om gered te worden, “Stel uw vertrouwen op de Heer Jezus, en gij zult behouden worden”, zei Paulus en Silas tot de gevangenbewaarder in Filippi (Hand. 16:31). Jezus zeide tot Nicodemus: “Al wie gelooft in Hem (Gods enig geliefde Zoon) zal niet omkomen, maar het eeuwige leven hebben”. Ook zei Jezus: “Voorwaar, voorwaar, zeg ik u, wie gelooft heeft het eeuwige leven” (Joh. 06:47).
Hij, die zijn vertrouwen geheel in Christus stelt, is gered, doorlopend gered en heeft eeuwig leven. Zo is het dus duidelijk dat niemand, om gered ts worden, daartoe een uitdrukkelijk gebed behoef; te uiten. Daar behoeven geen overluid uitgesproken woorden te zijn, daar behoeft niet te zijn, wat mensen in ’t algemeen onder gebed verstaan. Geloof is een omkering des harten tot vertrouwen in Christus. En God hoort ook het meest zwakke roepen van het hart, ook zonder enige zucht, zonder een bewegen der lippen.
Maar vaak worden de onzekere stappen van het geloof gemakkelijker gedaan, indien men bidt en daarbij de roep om genade en vertrouwen bewust in woorden overbrengt.
Hoeveel zondaren hebben, wanneer zij bede van de tollenaar; “O God, wees mij, zondaar genadig” uitspraken daardoor met meer zekerheid hun vertrouwen op de Heer kunnen stellen.
Dus lieve vriend, indien gij, die dit leest, nog niet gered zijt, wees toch volkomen vrijmoedig om tot God te gaan om genade en vergeving te verkrijgen; en wees er van verzekerd dat God horen zal, dat Hij hoort, ja dat Hij al gehoord heeft, indien gij Hem vraagt om vergeving en redding.
leder die genoeg geloof heeft om God ernstig te vragen om genade en vergeving, heeft ook genoeg geloof om er zeker van te zijn dat God hem heeft gehoord, want Jezus zeide: “Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen” (Joh. 06:37). En iedere zondaar mag vertrouwen op de rijke belofte: “Al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden’.
En laat ons nu tot besluit, deze zeven redenen, waarom we moeten bidden, nog eens nagaan:
1e. Het is duidelijk door God bevolen dat Christenen altijd behoren te vragen om alles en voor iedereen, met gebed en smekingen.
2e. Gebed is de door God aangegeven weg voor Christenen om iets te verkrijgen.
3e. Bidden is de weg voor Christenen om volkomen blijdschap te verkrijgen.
4e. ’t Gebed is Gods geneeswijze tegen ellende, de weg om uit de moeilijkheden en angstige zorgen te komen.
5e. Beantwoorde gebeden worden door God gebruikt om ongelovigen de mond te snoeren, en zijn Gods onweerlegbare argumenten tegen ongeloof.
6e. Bidden is de weg om de kracht van de Heilige Geest te verkrijgen ten behoeve van Gods gezegend werk.
7e. “Al wie de naam des Heren aanroept zal behouden worden.”
Daarom, geliefde broeders, laat ons bidden! O, hoe vele en gewichtige redenen zijn er, waarom Christenen behoren te bidden!
Contact per brief
Br. A. v. d, B. te H. vraagt naar aanleiding van het artikel van Dr. Rice over de verhoorde gebeden als argument tegen het ongeloof: “Mogen wij zo maar bidden om een wonder, opdat een ander daardoor tot geloof gebracht worde? Heeft de wereld het recht om te verlangen, dat wij bewijzen dat God bestaat en op wonderlijke wijze kan werken?”
Uw bezwaar tegen deze voorstelling kan ik mij zeer goed indenken. Natuurlijk heeft de wereld geen recht op wonderen, evenmin als de opstandige Joden, doch ze heeft er wel recht op dat de gelovigen spreken uit ondervinding en niet slechts theoretisch. Als U goed leest, zal U zien, dat dit ook de bedoeling van de schrijver is. Wanneer we in ons eigen leven de wonderen Gods hebben leren zien en ook hebben geleerd een vrijmoedig en gelovig beroep op Zijn liefde te doen, waardoor Hij ons wonderlijk kan leiden en onze gebeden verhoren, dan zal ons getuigen tegen de wereld vrijmoediger en krachtiger zijn, dan wanneer we de gebedsverhoring alleen dogmatisch aanvaarden. De discipelen baden (Hand. 04:29-30) dat zij met vrijmoedigheid het woord mochten spreken, doordat God zijn hand uitstrekte tot genezing en dat tekenen en wonderen geschieden door de naam van Jezus. Geve God, dat in de gemeente Zijn kracht weer heerlijk en overtuigend openbaar worde.
- v. d. K. te H. schrijft naar aanleiding van de meditatie over “Zoek eerst het Koninkrijk Gods en alle dingen zullen U toegeworpen worden”: “Ik onderschrijf dit door persoonlijke ervaring, maar wij hebben gezien wat daarvan in de oorlogstijd is terechtgekomen, toen broeders en zusters aardappelschillen aten en voorgangers hun werk niet konden doen door hongeroedeem”.
Deze tegenstelling die U aanwijst tussen Christus’ belofte en de werkelijkheid der ervaring is niet eenvoudig. Zoals, U zelf getuigt en duizenden met u kunnen getuigen heeft God zijn Woord gehouden en Zijn belofte aan u vervuld. Dit neemt niet weg, dat de apostel Paulus en vele kinderen Gods met hem moest zeggen dat zij menigmaal honger hebben geleden. We moeten hier mijns inziens in zien een beproeving van ons geloof, evenals bij Job. God wil dat wij ook, zonder dat het leven beantwoordt aan onze verwachtingen, Hem trouw zullen blijven. Doch laat ons vooral oppassen dat we niet een verkeerd gebruik van Gods beloften gaan maken en ze gaan leggen naast het leven van onze broeders en zusters en dan gaan twijfelen aan hun goede wandel. Dit deden Jobs vrienden ook. De woorden die zij spraken waren op zichzelf waar, doch hun toepassing deugde niet.
Uw vraag betreffende geloofsgenezing en het al of niet gebruik van medicijnen hoopt zuster Ekering in het volgend nummer uitvoerig te beantwoorden.
Uitnodiging
Omdat wij weten dat de hand des Heren zwaar op ons drukt, omdat wij beseffen dat wij als kinderen Gods niet leven naar Zijn heilige wil, ja, dat wij steeds meer dreigen onder te gaan in de vervlakkingen van het leven, zo worden wij gedrongen met elkander onze zonden te belijden en te zoeken een oude en toch altijd nieuwe weg, die ons zal voeren tot een innige gemeenschap met Jezus Christus.
Wij willen dus met elkander, om onze zielen uit haar traagheid op te wekken en haar te noodzaken Jezus met liefde en standvastigheid te zoeken, opdat wij ook niet in het oordeel vallen. Zijn woord ter harte nemen: “Waakt en bidt, want gij weet niet, wanneer de tijd is (Mark. 13:33).
Wilt U met ons deze weg van eendrachtig en volhardend gebed bewandelen?
Wij nodigen U daarom uit ook voor Gorinchem en omstreken een gebedskring te vormen. Wilt u ons schriftelijk Uw instemming betuigen, opdat wij U te gelegener tijd een uitnodiging kunnen zenden. Tevens kunt U dan de namen opgeven, van hen, die met U hetzelfde verlangen koesteren.
Er zullen geen toespraken gehouden worden, geen organisatie of vereniging wordt beoogd.
Slechts de gemeenschappelijke geestelijke nood zal ons tot elkander drijven.
Uw antwoord zenden aan:
“Kracht van Omhoog “, Nieuwe Hoven 19. Gorinchem.
Ditzelfde geldt ook voor Haarlem en omstreken
1947.02.01
Valse Profeten
Velen zullen in die dagen tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in Uwe Naam geprofeteerd?… En dan zal Ik hun openlijk zeggen; Ik heb u nooit gekend, gaat weg van Mij, jullie werkers der ongerechtigheid. (Matt. 07:22-23).
Onze Here Jezus Christus heeft Zijn discipelen, aan ‘t eind van de Bergrede, voorgehouden, dat niet ieder die “Here, Here” zei, het koninkrijk der hemelen zou binnengaan, maar alleen, die de wil van de Vader deed.
Dat doen van de wil van de Vader geldt ook het profeteren.
Als de Here Jezus aan ’t eind der dagen alle mensen voor Zijn rechterstoel roept, zullen er velen zijn die zeggen, dat ze in Zijn Naam geprofeteerd hebben.
De Here zal hun dat niet betwisten.
Want het is waar, ze hebben gezegd: zo spreekt de Here, ze hebben gestaan als “profeten” en hebben het volk ingeleid in de “waarheden” en de naam van Jezus daarbij genoemd.
En toch zal de Christus hen wegzenden naar de hel.
Ze hebben wel geprofeteerd, maar ze hebben vals geprofeteerd, met hun eigen hart.
Onder die velen die tot de Here Christus zeggen zullen: Wij hebben toch in Uw Naam geprofeteerd, zullen ook staan Hananja en de valse profeten, die vlak voor het einde van Judas volksbestaan hebben gesproken.
Jeremia had in de dagen van Jojokim moeten zeggen, dat de Here Zijn volk verlaten zou en het overgeven aan het zwaard en de honger, maar de valse profeten hadden het volk gerustgesteld. Het was immers het volk des Heren! Nee, er zou geen zwaard en geen honger in het land wezen, “maar Ik zal u een gewisse vrede geven in deze plaats.” (Jer. 14:13-15) Dat was “Schriftuurlijke taal!”
Hananja heeft enkele jaren later, toen het oordeel toch gekomen en Jojachin naar Babel gevoerd was en Nebukadnezar veel vaatwerk uit de tempel te Jeruzalem geroofd had, zelfs in de naam des Heren, de Verbonds-God dus. gepreekt “Zo spreekt de Here der heirscharen, de God Israëls: Ik heb het juk van de koning van Babel verbroken; ‘t zal maar twee jaar meer duren en dan zal Ik al het vaatwerk in Jeruzalem terugbrengen.”
Dat was in zijn ogen, én voor de oren van het op hun “principiële-schoonheid-vertrouwend volk” (Ez. 16:14-15) “Schriftuurlijke taal”. Zij lieten als profeten een “principieel” geluid horen.
Het stond immers in de wet van Mozes, in Leviticus: Gij zult brood eten tot verzadiging toe, en zult veilig wonen in uw land en het zwaard zal door uw land niet doorgaan. (Lev. 26:05-06.) Wat zij zeiden van: Er zal geen zwaard, noch honger in het land zijn, dat kwam daarmee precies overeen.
En Hananja had ook gelijk, toen hij zeide, dat de Here gerei zou terugbrengen uit Babel en alle gevangenen zou doen weerkeren. Het kon immers niet bestaan, dat de Verbonds-God zou toelaten, dat Zijn tempeldienst blijvend in het ongerede zou liggen en Zijn volk uit elkaar geslagen zou zijn. Hij kon wijzen op Psalm 46: God is in het midden van de stad, zij zal niet wankelen (Ps. 046:006) en de Here der heirscharen is met ons (Ps. 046:012).
Allemaal zuiver principiële woorden!
En toch zijn ze geen van allen uitgekomen.
En dat kon ook niet anders. Want het waren wel “principiële’ woorden, maar geen woorden naar de Schrift.
Die valse profeten hadden uit hun hart geprofeteerd. Ze maakten die Schriftwoorden over de stad Gods, over het Verbondsvolk: God is in het midden van haar – zij zal niet wankelen, tot algemeen geldige principes.
Geabstraheerde Schriftwoorden, die als “altijd-geldende” verklaard werden. En ze vergaten daarbij, dat Gods Woord nooit zo sprak vanuit starre principes, maar dat het spreekt in levende woorden temidden van de telkens wisselende verhoudingen van het mensenleven, levende woorden van den levenden God. En de Here spreekt heus niet over een Verbondsvolk in tijden van afval hetzelfde als wanneer Zijn volk trouw is. In het eerste geval kan men met het “principe”: God is in het midden van haar, niets beginnen. Want dan is de Here haar allerminst nabij. Integendeel, dan verlaat Hij de meest principiële werker, die met Zijn Woord scharrelt, die het fundamentele “indien”, indien gij in mijn inzettingen wandelen zult, uit (Lev. 26:03), uit het oog verloren heeft.
Want dat is de voorwaarde.
Ja, God is met Zijn volk, geen zwaard zal door het had doorgaan en geen honger zal er wezen, indien gij in mijn inzettingen wandelen en mijn geboden houden en die doen zult.
De valse profeten hebben daar geen acht op geslagen en ze hebben ook niet de houding van het Verbondsvolk als een zondige tegenover den Here gekend in hun dagen (Jer. 16:10). Zij zagen niet, dat er naar de Schriften een vloek over het volk lag, vanwege de ongerechtigheid (die niet zo gering was, vgl. Jer. 07:05-10).
En zij kenden den Here, de levende God niet. Ze meenden met Hem in gemeenschap te leven, maar in werkelijkheid leefden ze uit principes, door hen zelf zo geformuleerd. Ze profeteerden, maar uit hun hart!
Waar wij in deze dagen telkens een oproep horen, dat ons volk principieel moet zijn en vanuit principes zal moeten gaan leven, daar mogen wij wel ten scherpste toezien. Ook, en juist ‘wanneer men ons voorhoudt, dat wij moeten leven uit de principes van het Christendom. Want leven uit principes van het Christendom en niet in de levende gemeenschap met de Here, waarin men Zijn Woord hoort in de steeds wisselende verhoudingen van het leven, is even gevaarlijk, zo niet nóg gevaarlijker dan leven uit de Geest van humanisme en heidendom, omdat men in de Naam des Heren gaat spreken, doch in feite uit eigen hart profeteert.
Wij zullen moeten profeteren uit het levende Woord Gods; uit dat Woord leren spreken en daar onze wijsheid uit putten en niet leven bij door mensen geformuleerde beginselen, die over alle situaties – afval of geen afval – hetzelfde spreken. Want dan profeteert men uit het hart en waar dat op uitloopt? Op ondergang van het Verbondsvolk van de Heer!
En voor die profeten? Men leze hun einde in (Jer. 29:20-23) en in de tekst die boven dit stukje staat.
Brieven uit Amerika door Corrie ten Boom
Dodenzorg en geld verdienen.
Ik zit in een auto in Zuid-Californië. Een prachtig park is rondom mi). Een park? Nee, ’t is een begraafplaats. Maar niets doet daaraan denken. Er zijn grafstenen maar zij liggen plat en verscholen tussen gras en bloemen. Een wijd uitzicht rondom toont ons bergen en bomen. Ik zie palmen en sinaasappeltuinen. Ik zie ook een groot reclamebord. “Wacht niet tot het te laat is. Zoek nu vast een mooie rustplaats uit. Nu hebt u de tijd.’
In de auto schakelt de chauffeur de radio op de uitzending van deze begraafplaats, ’t Is het einde van een zojuist gehouden kerkdienst. Ik hoor nog het laatste zingen en het uitspreken van de zegen. Nu hoor ik reclameslagwoorden. “Een schone omgeving, wacht niet te lang met het plaats- bespreken op onze prachtige begraafplaats”. Nu volgt er een concert, frivole, lichte dansmuziek.
“Is dit ook een begrafenisonderneming”?
Ja, zij zijn geweldig rijk, ’t is de rijkste onderneming van de wereld. Zij hebben een eigen radio en studio. Het is ook de duurste begraafplaats van de wereld. Je moet heel rijk zijn om hier begraven te worden. De radio geeft van alles wat in Amerika bij een echte uitzending behoort.
“Kun je er ook “Queen for a day” worden? vraag ik. “Jazeker, zoiets hebben ze ook en je krijgt er prachtige cadeaus.”
Ik zie een kleurige mooie tent en kijk naar binnen. Onder het gespannen tentdoek zie ik een geopend graf.
“Wij zorgen in Amerika goed voor de doden. You have only to die, we do the rest.) En die rest is heel wat.
Ik wil nu meer weten en tref het dat in een dorp een man zojuist is gestorven. Ik bel aan bij den begrafenisondernemer.
Onmiddellijk na het sterven haalde deze het lichaam naar zijn huis en balsemde het. Ik word in een kamer gelaten en op een prachtig bed ligt de dode. Zijn gezicht is opgeschilderd en heeft een rode blos. De ondernemer strijkt liefkozend langs de hals. “Hier heb ik moeite mee gehad, ik heb het helemaal moeten opvullen, zegt hij. Hij vertelt van het hele balsemproces. ik wil het niet herhalen, ’t is weerzinwekkend.
Buiten rolt de donder. Het onweer is vlak boven de stad. Ik kan mijn ogen niet van het lijk afhouden. Er is iets zo griezeligs in deze aanblik dat ik onpasselijk word. De blanke reinheid, die de dood vaak brengt, is hier verborgen onder de dure make-up. die de verschrikkelijkheid van de laatste “verschrikking” niet verbergt, maar veel meer doet uitkomen.
Ik denk aan de dode vrouw in ’t concentratiekamp, die in de sneeuw lag met gevouwen handen. In ’t grauwe kamp stierf de witte bloem.
U moet nog de doodkisten bewonderen. Ik moet het zachte satijn over de verende matras voelen en kijken naar overvloedig geplooide zijde en kant en strikken en kussens in de meest uiteenlopende kleuren. Er hangen overal keurige geperste pakken die men kan kopen als de dode niet netjes genoeg gekleed is. De kisten zijn van glinsterend metaal of gepolitoerd, prachtig hout. Wat is dit hier voor verschrikkelijks? De donder rolt, een ratelende slag volgt het helle licht.
“Deze kost 600 dollar, balsemen inbegrepen. 800 dollar, maar dit is koper.”
Ik wil weg.
In een concentratiekamp is geen eerbied voor de dood maar dit is ook vreselijk. Dit is niet alleen gebrek aan eerbied, maar geld, vuil geld dat de blanke eenvoud van de dood besmeurt.
Als ik buiten kom zie ik om mij heen de pracht van bliksemstralen die wijde verten verlichten. Ik was bang daarbinnen. Hier niet. Hier is natuur en ik sla mijn ogen naar de hemel en dank Hem, die de dood heeft overwonnen.
U behoeft enkel te sterven, wij doen de rest.
Oecumenische Flitsen
Het doden van mensen uit barmhartigheid.
De Bijbel zegt: “Gij zult niet doodslaan”. Het is een privilege van God en niet van de mens om te bepalen, wanneer iemand sterven zal. Maar vierenvijftig geestelijke leiders in de staat New-York hebben het gewaagd een stuk te ondertekenen, waarin zij verklaarden, dat een pijnloze dood voor ongeneeslijke zieken, die zulks verlangen, niet als in strijd met de leer van Christus of de grondslagen van het Christendom moet worden beschouwd.
Zij tekenden deze uitspraak ten behoeve van de “Euthanasia Society of America”, die een wettelijke grondslag tracht te verkrijgen in de staat New-York voor de vrijwillige euthanasie (doodslag uit overwegingen van barmhartigheid). Onder de ondertekenaars behoren enkelen van de meest vooraanstaande figuren uit het kerkelijke leven,
“Het doden uit barmhartigheid” is een zeer vrome uitdrukking, maar is het werkelijk “barmhartig”. Wat is eigenlijk het verschil tussen een doktersverklaring die het recht geeft een eind aan je leven te maken en doodgewone zelfmoord? Euthanasie kan weliswaar een mens in dit leven van pijn verlossen, maar wat te denken van een eeuwige wroeging, die alle moordenaars wacht, hetzij moordenaars van anderen of van zichzelf?
Maar daar deze moderne predikers alle geloof in eeuwige straf overboord geworpen hebben, daarom kunnen zij hun zegen schenken aan dit Satanisch plan.
Jezus zei: “Ik ben gekomen opdat zij het leven mogen hebben” – niet de dood. Hij zond Zijn apostelen uit om een evangelie des levens te prediken en zieken te genezen. Juist die zogenaamde zieken werden genezen. Zelfs de doden werden opgewekt. Aan de armen, de zwakken van geest, de mensen die lijden, werd het evangelie gepredikt, maar deze moderne predikers zijn zover van dit geloof verwijderd, dat zij het uitspreken, dat sommige mensen ongeneeslijk ziek zijn, dat er geen hoop op herstel meer is en dan geven zij hun de raad om zelfmoord te plegen!!
“Apostelen des doods” zegt ergens een bekend blad van hen. Er zullen ongetwijfeld nog genoeg Bijbelgelovigen zijn, die beletten zullen, dat dit voorstel voorlopig wet wordt. (Pentecostal Evangel.)
Een bekeerde acteur.
Ku Jan-en, een bekeerde filmspeler, trekt grote menigten naar de “Youth for Christ” meetings in Korea en Noord-China,
Zonder gebed geopend.
Er was geen openbaar gebed toen de Algemene vergadering van de Verenigde Naties in New-York vergaderde in Oktober van het vorige jaar. De enige heenwijzing naar God werd gedaan door de president der Ver. Staten, die aan het einde van zijn reden zei: “Moge de Almachtige God in Zijn oneindige wijsheid en barmhartigheid ons geleiden en ondersteunen in ons zoeken naar een eeuwigdurende vrede op deze wereld. Met Zijn hulp zullen we slagen.” Maar er werd geen verenigd smeekgebed tot Hem gericht om Zijn hulp. De officiële reden was: Te veel verscheidenheid in geloof. Maar de ware reden zal wel geweest zijn: Te veel gebrek aan geloof.
Volledige zelfovergave
Natuurlijk zullen we nog menige geestelijke crisis moeten doormaken, voor we onze weg hebben voleindigd, want de ziel groeit door een reeks van crisis. Maar ik bedoel: een tweede, beslissende crisis, zoals de bekering? Ja, ik geloof, dat dit gewoonlijk noodzakelijk is. Want we kunnen niet blijven voortleven als we vernieuwd zijn, in ons bewuste leven en onveranderd of slechts ten dele veranderd in ons onderbewustzijn. Het gebied van de instincten moet worden geannexeerd. Als er in ons binnenste geen eensgezindheid heerst, zullen we uiterlijk een nederlaag lijden. We kunnen niet tegelijk een burgeroorlog en een buitenlandse oorlog voeren.
Het is leerzaam eens na te gaan, hoeveel verschillende soorten bewegingen er zijn: de Apostolische, de Pinksterbeweging, de Weshyanen de Keswick-, de Oxfordgroepen. en nog zo vele andere, die alle draaien om dit ene feit: namelijk dat het noodzakelijk is het gehele leven in harmonie te brengen met de wil Gods Onvoorwaardelijk moeten wij achter deze zaak staan. En alle stemmen ze hierin overeen, dat terwijl de bekering het begin is van het proces, er een volgende crisis nodig is in de een of andere vorm om alles in harmonie te brengen. Zouden ze daarin allemaal ongelijk hebben! Dat ze in velerlei opzicht ongelijk hebben, geef ik onmiddellijk toe, want er is om die bewegingen heen allerlei bijgeloof ontstaan. Maar in de kern van de zaak geloof ik, dat ze ook dit punt een diepe waarheid naar voren brengen. Tenminste ik heb dat ook zo ervaren en ik heb het gezien in het leven van duizenden anderen, met wie ik zeer intiem verbonden was.
Honderden zendelingen heb ik uit zien komen in India: de toewijding voor hun werk helpt hen heen door hun eerste jaar, misschien nog iets langer. Maar de veranderde omgeving berooft hen tenslotte van hun laatste restje geestkracht. India krijgt ze te pakken. Dan worden ze gedreven tot een dieper en vollediger zelfovergave en komen zo tot de overwinning, of ze zakken af en worden zeer middelmatige Christenen – ze dienen Hem, maar gelijken Hem niet. Ze worden humeurig en krijgen superioriteitscomplexen en zijn neerbuigend en bereiken zo een compromis tussen Christus en de oude instincten. Zo zijn ze geen klare weerspiegeling van het Christendom, maar een geestelijke vlek.”
Stanley Jones.
Aan de lezers
Door de vele bestellingen hebben enkelen even moeten wachten op de toezending der traktaten. Alles is thans verzonden.
Dc tweede druk van “Het Naderend Verderf” is geheel uitverkocht. Thans zijn nog verkrijgbaar:
“Er is geen andere Weg”.
Het nachtelijk rumoer bij een gesloten Feestzaal”.
De prijs ervan is: ƒ 0.05 per ex.; f 1- per 100 en ƒ 15. ~ per 500 ex.
“De inwoning van Christus in ons hart”.
Hiervan is de prijs ƒ 0.03 per ex.; ƒ 2.50 per 100 en ƒ 10.- per 500 ex. Proefnummers gratis op aanvrage. Wij sluiten vanaf heden bij iedere bestelling enkele evangeliën in om gratis te verspreiden.
Met hartelijke dank vermelden wij de volgende giften:
Het leven en werk van Joh. C. Blumhardt door J. A. Schreuder (3)
Na vier jaar in Schönthal wordt hij student aan de universiteit in Tübingen; dat wordt een heerlijke tijd. Hij leeft er dicht bij de Heer: “God hielp me er doorheen; verschillende keren ondervond ik gebedsverhoringen die me telkens meer versterkten in het levend geloof in God”. Meestal ziet een studentenleven er anders uit en men zou verwachten, dat hij in Fubingen eenzaam onder de velen zou zijn. Toch had hij hier veel goede, gelijkgezinde vrienden.
Over zijn studie verneemt men niet veel, geen der professoren heeft een grote, vormende invloed op hem gehad. Hij is hun dankbaar voor de rust, en de degelijkheid van hun onderwijs, waarmee ze hem inleidden in de theologie, die hij bestudeerde met verlichte ogen, zodat de bevrediging van zijn verstand die van zijn hart niet in de weg stond. Zijn basis was het geloof in de goddelijke openbaring in de Bijbel, nooit een speculatief denken.
Hij wilde niets weten van studie, die alleen aan het verstand of de fantasie voedsel verschaft. In en na zijn studentenjaren heeft hij getoond, dat deze houding tegenover de wetenschap hem niet verhinderde een goed theoloog te zijn, alleen, “dat Blumhardtje is origineel, echt origineel” zei iemand van hem; en dat was een lof. Een geschoold denken en een kinderlijk eenvoudige manier van zeggen maakten hem tot de grote prediker, die zo veel kon zijn voor de hoogst ontwikkelden en voor de eenvoudigen van geest.
Hij is heel arm in deze jaren. Om zijn moeder geldelijk te kunnen helpen, verdient hij wat met vertalen uit het Engels. Later, in zijn werk voor de zending, heeft hij de vruchten geplukt van zijn grondige kennis van het Engels.
- Scholing van het ambt. In 1829, Blumhardt is dan 24 jaar – eindigt zijn studietijd. AI gauw krijgt hij een beroep als hulpprediker naar Dürrmenz. een grote gemeente, waar een van zijn vroegere leraren uit Schönthal dominee is. Voor wie de theoretische opleiding van de universiteit achter de rug heeft, is het altijd weer een vraag, of hij in de praktijk voor zijn werk geschikt zal zijn, Een jaar heeft Blumhardt in Dürrmenz gewerkt, en hier ondervindt hij hoe zijn ambt de vervulling is van al zijn gaven en verlangens. Een jonge gymnasiast, die vaak in de pastorie logeerde, vertelt hoe hij met de splinternieuwe hulpprediker’ mee mag de wijk in.
Onderweg vraagt hij hem uit over Tübingen, en Blumhardt vertelt. Dan onderbreekt hij zijn verhaal opeens, omdat hij even het huis van een zieke in moet, om een paar woorden spreken. Het duurt lang, Gundert verveelt zich al. Als Blumhardt terug komt, verontschuldigt hij zich: “weet je, ze hebben zo veel ditjes en datjes, dan moet je dat aanhoren en niet ongeduldig worden”. Zielzorger bij de Gratie Gods, toen al, dat was hij. Wist dat ploegen zijn taak was. en dat God voor het groeien zorgt.
Een wonderlijke loop der dingen maakt plotseling een eind aan zijn werk in Dürrmenz. Uit Bazel krijgt hij een brief van zijn broer Karl, die daar tot bekering is gekomen en nu zijn oudere broer tracht over te halen zich ook aan de Heiland over te geven.
Vol vreugde reist Blumhardt naar hem toe, om hem te vertellen, dat ze één zijn. In Bazel ontmoet hij zijn oom, die verbonden is aan het Bazelse Zendings Genootschap en die hem weet te winnen voor de zendingsschool.
Nu is hij leraar, met als hoofdvak Hebreeuws. Dagelijks komt hij in contact met de grondtaal van het Oude Testament; inniger nog raakt hij vertrouwd met de Bijbel, zijn kennis wordt groter en dieper. Daarnaast moet hij les geven in wat men noemde “Nuttige kennis, een allegaartje van natuur-, schei- en wiskunde, waarvan men dacht, dat de zendeling later op zijn arbeidsveld praktisch nut zou hebben. Bovendien preekte hij vaak en gaf hij Bijbel les aan kinderen, zodat zijn dagen over vol waren.
(Wordt vervolgd).
Dagelijks brood
Zondag 2 Februari:
Want allen, die zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan en allen, die onder de wet gezondigd hebben, zullen naar de wet geoordeeld worden (Rom. 02:12).
Er zijn mensen, die het overbodig vinden, dat het evangelie aan heidenen gepredikt wordt. “Laat hen toch zoals ze zijn,” zeggen ze, “ze zijn gelukkig in hun eigen geloof.’ Doch Gods Woord leert anders. Ook de heidenen zijn zondaren en gaan daarom verloren. Ook zij kunnen zich niet verontschuldigen, want zij volgden hun boze driften hoewel hun geweten hen aanklaagde en het werk der wet in hun hart geschreven was.
Hoeveel temeer zijn zij schuldig, die de rijkdom der bijzondere Godsopenbaring bezitten en er niet naar leven. Allen hebben wij genade nodig. Slechts door het geloof kunnen wij het waarlijk goede doen. Dan werkt God door Zijn Heilige Geest in ons het willen en het kunnen. De mens vindt slechts rust in Christus. Laten wij daarom vurig bidden dat het evangelie van Jezus Christus overal met kracht gepredikt worde. Lezen: (Matt. 11:20-28.
Maandag 3 Februari:
Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zich zelven tot wet. (Rom. 02:14).
Velen willen liefdevoller zijn dan God. Zij vragen steeds: Zal God de heidenen ook straffen! Zij vergeten dat God volmaakt rechtvaardig en volmaakte liefde is en dus nooit iemand te zwaar kan straffen. Zijn oordeel is altijd recht.
Ook de heidenen kennen het onderscheid tussen goed en kwaad. En dit oordeel valt meestal samen met Gods wet. Ook getuigt hun geweten en beschuldigt hen als zij deze innerlijke wet overtreden.
Maakt nu deze innerlijke wet en de stem van het geweten de prediking overbodig? Neen. Immers de wet in ons is niet volmaakt (Rom. 07:07). Ook het geweten is onzuiver en staat onder invloed van omgeving en opvoeding. Het spreekt niet Gods sprake, doch een eigen taai. Beiden spreken slechts van eis en oordeel. De genade en Liefde Gods komen enkel tot ons in Jezus Christus, die ons met den Vader verzoent. Lezen: (Ef. 02:01-10).
Dinsdag 4 Februari.
De dag, dat God het in de mensen verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Jezus Christus. (Rom. 02:16).
Of de mens naar zijn geweten heeft gehandeld of deze stem heeft gesmoord, zal openbaar worden in de dag des oordeels. Hoevelen, die doorgaan voor rechtvaardig zullen dan beschaamd staan. Vele zogenaamde edele daden zullen dan blijken te zijn gesproten uit puur egoïsme. Dit oordeel zal beantwoorden aan de eis van het evangelie dat ons dagelijks is gepredikt; dat alleen de liefde de vervulling is der wet. t »Hier wordt door Paulus gesproken over het oordeel dat de mens door zijn eigen daden zich bereidt en niet over de genade Gods geopenbaard in Jezus Christus. Er wordt niet gezegd hoever deze genade zich ook over de heidenen uitstrekt.
Gelukkig hij, die thans reeds weet dat hij veilig is in deze dag der verschrikking. Indien gij het eigendom zijt van Christus, en in Hem gelooft hebt gij deel aan Zijn rechtvaardigheid. Want die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, wie niet gelooft, is reeds geoordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van den Eniggeboren Zoon van God (Joh. 03:18). Lezen: (Joh. 03:14-21).
Woensdag 5 Februari:
Indien gij u nu Jood laat noemen, steunt op de wet. (Rom. 02:17a).
De Joden noemden zich, in religieuze trots gaarne Jood d.w.z. god loven Toch waren zij geen lovers van god (Openb. 02:09; Openb. 03:09). Hun roem was vals.
Zij hadden van God de wet gekregen. Deze had hen tot nederig schuldbesef moeten brengen. Immers hoe vele malen hadden zij in eigen leven en in de geschiedenis van hun volk deze wet overtreden. Doch in plaats hiervan waren zij hoogmoedig geworden omdat Gods openbaringen bij hen behoorden. Zij roemden als bezitters en verhieven zich trots boven de heidenen.
Komt dit ook niet bij duizenden zogenaamde christen voor? Zij zouden zich beledigd gevoelen als men hen tot de ongelovigen rekende. Zij zijn er trots op dat zij de Bijbel kennen, zij zijn gedoopt, gaan trouw ter kerke, hun huwelijk is ingezegend en zij gebruiken regelmatig het Avondmaal. Doch het heeft hen niet klein gemaakt dat zij met zoveel rijkdom nog zo onwaar, liefdeloos en onrein zijn. Hun hart is niet veranderd. Dit steunen op geestelijk bezit is zeer gevaarlijk. Lezen: (Jak. 03:13-18).
Donderdag 6 Februari
…en u beroemt op God. (Rom. 02:17b).
Er is een roemen in God, dat heerlijk is. Paulus spreekt ervan op menige plaats (1 Kor. 01:31), Het is de blijde uiting van de mens, die zichzelf kent als een onwaardige zondaar doch met dankbaarheid getuigt van de rijkdom, die God hem schonk.
Doch er is ook een roemen in God, dat voortkomt uit een trots ongebroken hart, dat zelfs God tot zijn dienaar denkt te maken. Zo beriep Israël tijdens zijn meest goddeloze periode zich erop, dat des Heren tempel in hun midden was en zeiden de Farizeeën dat God hun Vader was.
Volkeren, die zich om Gods wet niet meer bekommeren, vragen dat God hun wapenen zal zegenen. Een kerk, die in wereldgelijkvormigheid haar kracht heeft verloren, wil toch de openbaring van het lichaam van Christus op aarde heten.
Laat ons toch waken, dat we niet al roemende onwijs worden en ons verbeelden dat God aan onze zijde staat, terwijl Hij reeds lang onze tegenstander is geworden. Dan zijn We gelijk aan Simson wiens lokken waren afgesneden en dacht in de kracht des Geestes de vijand te kunnen verslaan. Dan denken we rijk te zijn en we weten niet dat we arm en blind en naakt zijn. Lezen: (Openb. 03:14-22),
Vrijdag 7 Februari.
Indien gij Gods wet kent en weet te onderscheiden waarop het aankomt. (Rom. 02:18).
Is er iets dat meer waarde heeft voor deze dag dan Gods wil te kennen en te weten waarop het aankomt? Paulus schrijft dat hij niet ophoudt te bidden dat de Kolossenzen met rechte kennis van Gods wil vervuld mogen worden In alle wijsheid en geestelijk inzicht, zodat zij wandelen waardig de Here. (Kol. 01:09, zie ook Filip. 01:09.)
Hoe voorzichtig moeten wij leven. Want het blijkt uit onze tekst, dat er ook een vermeende kennis van Gods wil is. Een kennis, die louter verstandelijk is. Deze kennis maakt opgeblazen.
Het rechte kennen is het kennen met het hart, door de verlichting van den Heiligen Geest (Ef. 01:09). Dit kennen wordt gevonden in de ziel, die de verborgen omgang des Heren zoekt en geoefend is in het dagelijks toetsen van alle dingen, omdat het ernstig verlangt naar Gods wil te leven. Lezen: (Kol. 01:09-14).
Zaterdag 8 Februari.
Gij, die u overtuigd houdt, dat gij een leidsman van blinden zijt, een licht voor hen, die in duisternis zijn. (Rom. 02:19).
Verstandige kennis gaat vaak samen met een vurige zendingsijver. Men wil gebrek aan ware liefde verbergen door een sterke wil anderen tot eigen mening te bekeren.
Zo deed Israël, dat stad en land omreisde om één joden genoot te maken.
Toch is het merkwaardig hoe weinig resultaat zulk een ijver heeft. Dikwijls klagen mensen dat zij steeds hun huisgenoten en kennissen het goede voorhouden en dat deze er niet naar willen luisteren. Zou de oorzaak misschien zijn dat ons liefdeloos en hoogmoedig leven tegenstrijdig is met onze vrome en nederige woorden? Dit zien onze huisgenoten zoals de heidenen dit zagen bij de joden.
Het is goed anderen te willen bekeren. Doch dit verlangen moet voortkomen uit ware liefde en gepaard gaan met het diepe besef, dat we in geen enkel opzicht beter zijn dan anderen en slechts door genade gered zijn. Lezen: (Jak. 03:13-18).