2000.07-08 Levend geloof nr. 407

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

Bij de beleving van ons geloof speelt het beeld dat wij hebben van God een belangrijke rol. Wanneer wij een verkeerd Godsbeeld hebben zal dit een nega­tieve uitwerking in ons geloofsleven veroorzaken. En omgekeerd zullen bij een juist Godsbeeld de positieve gevolgen niet achterwege blijven. Ik vind het nog altijd één van de grootste ontdekkingen in mijn leven toen bij mij het feit dat God enkel goed is doorbrak in mijn gedachteleven. Het is eigenlijk heel simpel: Jezus, de Zoon van God, openbaarde in elk opzicht het wezen, karakter en de wil van God. In de Hebreeënbrief wordt het zo duidelijk geformuleerd met de woorden dat Hij de afdruk van Gods wezen en de afstra­ling van Gods heerlijkheid is. Toen Hij op aarde was openbaarde Hij Gods wil en bedoeling. Hij ‘demonstreerde’ iedere dag opnieuw dat Satan niet het laat­ste woord heeft, maar de levende God die wil dat de mens niet beheerst wordt door zonde, angst, vrees, ziekte, neerslachtigheid, enz., maar leeft in de volko­men vrijheid en overwinning die God bedoeld heeft voor alle mensen. De men werd immers geschapen naar Gods beeld? Ja, zelfs de dood, die als ‘laatste vij1 and’ teniet gedaan wordt is al verzwolgen in de overwinning van Jezus. Daarom kennen waarachtige christenen ook geen angst voor de dood, omdat bij hen de overgang van het ’tijdelijke’ naar het ‘eeuwige’ leven al heeft plaats gevonden toen zij van een zondaar een kind van God werden. Op dat moment verlieten zij het rijk der duisternis en gingen het eeuwige en onwankelbare Koninkrijk van God binnen. We willen daarom datgene waar het bij onze geloofsbeleving werkelijk omgaat steeds weer in de schijnwerpers plaatsen. Dat raakt de kern van ons christenzijn. Dat schuift alle franje, alles wat surrogaat is aan de kant. Van daaruit kan het nieuwe leven in Christus werkelijk gestalte krij­gen. Over dat nieuwe leven kunt u ook in dit nummer, vanuit verschillende invalshoeken, weer volop lezen. Uiteraard is het ons verlangen dat het niet alleen bij lezen blijft maar een verdere groei, en eventueel correctie, van ons geloofsleven daardoor tot stand gaat komen. Ontdek samen met ons de volle betekenis en heerlijkheid van het evangelie van het Koninkrijk Gods.

 

Groei door redactie

Een onmisbare factor in ons nieu­we schepping zijn is geestelijke groei. Daar schrijven we veel over, maar in deze kolom willen we het deze keer hebben over een andere groei, namelijk die van ons lezers­bestand. Telkens weer bemerken wij hoe onze lezers gelukkig zijn dat ons blad bestaat. Temidden van alle verwarring, misleiding en afval vinden velen het een verade­ming dat ze in Levend Geloof een duidelijke uitleg aantreffen van het evangelie zoals jezus en de eerste apostelen dat brachten, geactuali­seerd voor de tijd waarin wij leven. Natuurlijk is ons blad geen doel op zich, maar een middel zoals er gelukkig meerdere zijn. Maar ook voor een ‘middel’ is het belangrijk om zo goed mogelijk te functione­ren. Dat blijft wat Levend Geloof betreft gelukkig het geval, maar hangt niet alleen af van degenen die in het blad schrijven, maar ook van hen die het lezen.

Als we zelf door de inhoud geze­gend worden, kan het haast niet anders of we verlangen dat ook anderen erdoor gegrepen zullen worden. Vandaar onze oproep om adressen op te geven waar wij Levend Geloof gratis op proef naar toe kunnen sturen. Ga eens na wie er in uw gemeente, familie of ken­nissenkring in aanmerking zou kunnen komen ons blad te gaan lezen en stuur ons hun adressen op. Het kost u maar weinig moeite maar is dus zeer belangrijk voor het verder bekend worden van het werkelijke evangelie. Doet u mee? Als u ons (schriftelijk) adressen opgeeft sturen wij hen de komen­de nummers gratis en vrijblijvend toe. Bij voorbaat dank voor uw medewerking!

 

De waarde van ons geloof door Gert Jan Doornink

 

Gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood. Deze aan duidelijk­heid niets te wensen overlatende opmerking schreef Jakobus in zijn korte brief die pas in de vierde eeuw aan de canon van de Bijbel werd toe­gevoegd.

Of de schrijver de broer van Jezus was, en met Petrus en Johannes behoorde tot de drie intiemste disci­pelen van Jezus, is niet waarschijn­lijk, maar ook minder belangrijk. Het gaat om de inhoud die ook van­daag nog bijzonder aansprekend is. Sommigen concluderen echter uit de eerste regel waarmee de brief begint dat het een uitsluitend tot de gelovigen uit de Joden gerichte brief was en niet van toepassing zou zijn op de gelovigen uit de heidenen. Hier stuiten we natuurlijk op een verkeerde opvatting over de Gemeente van Christus, die bestaat uit bekeerde Joden en bekeerde hei­denen. Zij vormen het ware Israël, het nieuwe Israël. Belangrijk is ook dat in de brief van Jacobus, al direct in het begin ver­meld wordt dat hij een dienstknecht van God en van de Here Jezus Christus was. Dan kun je alleen maar zeggen: dan zit het wel goed. laten we maar luisteren wat hij tot ons te zeggen heeft.

De kern van ons bestaan

Deze dienstknecht van de levende God maakt zeer duidelijk dat het gaat om de beleving van ons geloof, om het geloof dat uitwerking heeft, dat vrucht draagt. Het geloof vormt het hart, de kern van ons bestaan als christen, ons functioneren in Zijn plan en naar Zijn bedoeling.

Feitelijk komt in elke prediking en in elk artikel ‘het geloof’ wel op een of andere wijze aan de orde, maar in dit artikel willen we specifiek belich­ten wat de waarde van ons geloof is en ook wat het ons waard is dat ons geloof geen dood geloof is, maar een levend geloof.

Wat is de waarde van ons geloof? Dat valt uiteraard niet in geld uit te drukken. Het is geen natuurlijke aangelegenheid, maar een geestelij­ke aangelegenheid. Daarom kunnen we de waarde ervan niet in geld aan­geven, zoals we bijvoorbeeld met alle materiële dingen doen. Het fluctueert ook niet zoals met effecten het geval is. In onze dagen draait alles om geld en de steeds materialistisch ingestel­de mens wil er het liefst zoveel mogelijk van hebben. Hoe meer gele hoe meer mogelijkheden. Toch is de Bijbel zeer duidelijk als het gaat over geld. Niet geld als zodanig is verkeerd, het is een ruil­middel, je krijgt er wat anders voor terug. Maar de zucht naar geld, door Paulus bijvoorbeeld verwoord met de woorden:

“Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht” 1 Timoteüs 6 vers 10 (1 Tim. 6:10).

Als christen kunnen we ook heel gemakkelijk met dit virus besmet en, zeker in de welvaartstijd waarin wij leven. Enfin, daar hoef ik niet verder op in te gaan. Veel belangrijker is dat wij ons reali­seren, dat ook al leven wij als chris­tenen, althans in het deel van de wereld waarin wij wonen, in een tijd van ongekende welvaart, er toch iets is wat ver uitgaat boven alles waar­mee we materieel mee te maken hebben. Dat is het geloof, dat behoort de spil te zijn waar alles omdraait.

Als ons geloof niet meer werkzaam is, niet meer functioneert, zijn we eigenlijk domme mensen, dwaze mensen, zegt Jakobus in hoofdstuk 2 vers 20 (Jak. 02:20). We gooien dan immers het allerbelangrijkste van ons leven overboord. We laten ons dan door de satan een rad voor de ogen draaien en hechten meer waarde aan de ver­gankelijke dingen, dan aan de onver­gankelijke eeuwige dingen. Maar misschien komt dat wel door­dat we de waarde van ons geloof onderschatten, of niet beseffen dat het werkelijke geloof kostbaarder is dan alle schatten van deze wereld.

Tekenen en wonderen

Het zou ook kunnen zijn dat ons geloof teveel verbonden is aan wat wij dan noemen ’tekenen en wonde­ren’, terwijl juist in het gewone leven van elke dag ‘geloof’ de voe­ding is waardoor we geestelijk func­tioneren.

Net als in de dagen van Jezus toen de Schriftgeleerden en Farizeeën Jezus om een teken vroegen en Jezus antwoordde: “Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken ont­vangen dan het teken van Jona, de profeet” Matteüs 12 vers 39 (Matt. 12:39). Geloof is in eerste instantie vaak een verborgen aangelegenheid. Ik denk dat we veel meer in het ver­borgene God zouden moeten zoeken en niet teveel geloof moeten verbin­den met wonderen en tekenen. Die komen heus wel, want ze zijn een gevolg van ons geloof. “Als tekenen en wonderen zullen deze dingen de gelovigen volgen…” Wat zegt de Bijbel: “Uw Vader die in het verborgene ziet, zal het u vergel­den” Matteüs 6 vers 4 (Matt. 6:4). Die uitspraak doet Jezus weliswaar als het gaat om het geven van aalmoezen, maar de bedoeling is duidelijk. We leven een tijd waarin het verlan­gen naar tekenen en wonderen een te grote plaats inneemt in het leven van een kind van God. En dan komen de teleurstellingen: Waarom wordt ik niet genezen? Waarom zijn er bij bepaalde predikers wel gene­zingen? waarom wordt mijn gebed niet verhoord?

Geloof is een zaak van het innerlijk, van het hart. Het is een onvoorwaar­delijk, en temidden van alle omstan­digheden, vertrouwen op God. Zoals Hij een onvoorwaardelijk vertrou­wen en geloof in ons heeft, behoren wij dat te hebben in Hem. Dat geeft rust en stabiliteit aan ons leven en bewaart ons ervoor dat we in een sfeer van teleurstelling en twijfel terechtkomen.

Gehoorzaamheid

Geloof heeft ook alles te maken met gehoorzaamheid. Dat wil zeggen: het is niet in de eerste plaats een kwestie van ‘ontvangen’ maar van ‘geven’, van gehoorzamen aan Gods stem.

En Gods stem is altijd duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Toen God sprak tot Abraham: “Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal” Genesis 12 vers 1 (Gen. 12:01), gehoorzaamde Abraham. Niet pri­mair omdat Hij Gods stem als een bevel ervaarde, maar omdat hij wist: Gód heeft gesproken en dan is het goed. Abraham handelde ook niet uit een soort angst voor God, op de wijze van: Hij heeft gesproken, nu moet ik het doen, of anders zwaait er wat. Zo is het misschien wel eens voorgesteld. Maar gehoorzaamheid heeft niets te maken met angst of vrees, maar vormt een onderdeel van ons geloofsleven. Daarom is hij zo’n geweldig geloofsvoorbeeld voor ons. En lezen we later in de Hebreeënbrief: “Door het geloof is Abraham, toen hij geroe­pen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij ver­trok, zonder te weten waar hij komen zou” Hebreeën 11 vers 8 (Heb. 11:08). Abraham leefde vanuit de zekerheid: God heeft gesproken, dus het zit wel goed. En toen God sprak tot Jozua: “Maak u gereed, trek over de Jordaan hier, gij en dit gehele volk, naar het land, dat Ik hun, de Israëlieten, geven zal” Jozua 1 vers 2 (Joz. 01:02), was Jozua gehoorzaam. En ook het volk was gehoorzaam. Toen God sprak tot de profeten waren de profeten gehoorzaam in het doorgeven van de woorden die de Heer tot hen gesproken had. Zo kunnen we ook talrijke voorbeel­den aanhalen van Jezus en de apos­telen. Zij waren gehoorzaam aan de stem van God. Zoals dat ook in ons eigen leven een vanzelfsprekendheid was op het moment dat Gods Geest ons overtuigde dat we Jezus als Verlosser nodig hadden. Toen Jezus sprak tot ons hart: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”, gingen we geloven dat Hij de enige weg was om vrede met God te ontvangen, om in harmonie met onze Schepper te kunnen leven. En toen Gods Geest ons overtuigde dat we ook die Geest nodig hadden en dat we onze geestelijke plaats met Christus zouden innemen in de hemelse gewesten, omdat we alleen vanuit die plaats geestelijk kunnen strijden en overwinnen, zijn ook wij die weg gegaan in gehoorzaamheid. Geloof is altijd verbonden met gehoorzaamheid.

Geloof in werking

De waarde van het geloof leren we pas kennen als we geloofsstappen durven te zetten. Blijven die achter­wege dan hebben we een geloof zon­der waarde, een waardeloos geloof, dus geen geloof in overeenstem­ming met Gods verlangen. Natuurlijk kan het geloof verschil­lend zijn. De Bijbel haalt voorbeel­den aan van ‘klein geloof’ en van ‘groot geloof’. Daarom behoren we elkaar te helpen. We kunnen niet zonder geloof, maar ook niet zonder elkaars geloof. De sterke in het geloof heeft een taak ten aanzien van de zwakke in het geloof. ‘Geloof in werking’ wordt het beste gedemonstreerd door een, ondanks alles en temidden van alle omstan­digheden, volhardend geloofsleven vanuit onze basis: het Koninkrijk Gods, met Christus als koning. Dat is het vaste fundament van onze geloofsbeleving.

Dan laten we ons niet meesleuren met allerlei stromingen en trends die geen geestelijke waarde in zich hebben, maar net zijn als een stro- vuur: het brandt even hevig en dan is het over.

Toen ik vroeger op de boerderij werkte was er in het voorjaar altijd veel hout dat verbrand moest wor­den. Snoeihout uit bomen en heg­gen. Het werd op een grote hoop gebracht, dan een bos stro eronder, wat petroleum er overheen en een lucifer erbij. Door de felle vlammen van het stro raakten ook de takken in brand en zo werd het hout opge­ruimd.

Maar ons geloofsleven is geen momentleven, zo van de ene keer is het er wel en de andere keer niet. Nee, het is diep verankerd in ons bestaan, althans behoort het te zijn.

Niet voor niets vraagt Jezus op een gegeven moment ‘Doch de Zoon des mensen, als Hij komt zal Hij dan het geloof vinden op aarde?” Lucas 18 vers 8 (Luc. 18:08).

Het is als het ware de grote hartenkreet van God. zijn diepste verlan­gen ten aanzien van de mens die zegt in Hem te geloven. Vindt Hij het geloof bij u? Bij mij? Jezus heeft gezegd: “Niet een ieder, die tot Mij zegt. Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnen­gaan. maar wie doet de wil mijns Vaders. die in de hemelen is” Matteüs 7 vers 21 (Matt. 07:21).

Duidelijke taal, maar wat doen we ermee? Zéggen te geloven alleen is niet voldoende. Jacobus zegt dat het geloof bewezen wordt uit de werken.

Geloofwaardig zijn

Weet u, als ons geloof niet functio­neert, komen we ook niet geloof­waardig over! En dat behoort toch ons verlangen te zijn! Onze geloofwaardigheid bestaat niet in het belijden van een aantal dog­ma’s of leerstellingen, die op zich voor 100% waar kunnen zijn, maar als ze geen uitwerking in de praktijk hebben, heeft het geen werkelijke waarde in de ogen van God.

Geloof wordt door de daad bewezen Abraham ging de weg die God hem aanwees. Jozua ging de weg, Jezus ging de weg, de apostelen gingen de weg. Eén van hen (Paulus) wees er zelfs op dat er een weg is die nog veel verder omhoog voert. Dat is de weg van de liefde. We kunnen alles menen te bezitten, maar als ons hart er niet bij betrokken is, heeft God er geen behagen in. God is liefde. Hij heeft alles over voor ons. Gods liefde hand is over­weldigend over ons leven. Maar hoe reageren wij erop? Zijn wij ontvangers of gevers? Zijn wij ongelovig of gélovig? Je kunt als gelovige toch een leven van ongeloof hebben. We hebben een vrije wil en dat betekent dat we als gelovige steeds weer opnieuw zelf moeten beslissen.

Beantwoorden wij het geloof dat God in ons heeft, met ons geloof in Hem? En dat geloof in Hem is dus niet los te maken van ons geloof in de medemens die Hem nog niet kent. Die is immers ook, net als wij, God schepping.

Weet u waarom God zoveel van ons houdt, ons zo waardevol vindt? Omdat we Zijn scheppingen zijn, zegt u. Natuurlijk. Maar dan mogen we geen punt zetten. Juist daarom heeft God geloof in ons en is dat geloof uitgestort in onze harten. He leeft, het vibreert in iedere vezel van ons bestaan.

Jezus leeft en wij met Hem! zingen wij. Inderdaad, maar alleen als we Hem als ons grote geloofsvoorbeeld volgen en blijven volgen. En weet u wat zo geweldig is? Dat we dan, zonder het te beseffen, meer en meer de waarde van een actief, functionerend geloof leren kennen en beleven. Dat functioneert als het ware automatisch. Vol geloof zijn betekent geloofwaar­dig overkomen zodat ook bij ande­ren de vonk overslaat en het verlan­gen ontstaat ook dat geloof te willen bezitten!

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Over liefde is al zoveel gesproken en geschreven dat ik het haast niet durf om daarover nog wat te zeggen. Maar ik waag het toch maar, want er zitten zoveel aspecten aan dat het de moeite waard is sommige nog eens tot je te laten doordringen. En ‘doordringen’ raakt de kern van je bestaan, het hart van je wezen.

Zelf ben ik altijd opgevoed met de gedachte datje altijd maar moest geven en nog eens geven. Daar werd je dan gelukkig van, immers je naaste ontving. Eerlijk gezegd begon ik me steeds onge­lukkiger te voelen. Dat kwam omdat ik ook steeds meer van mezelf ging eisen. Je wilde liever dat anderen het beter ging dan jezelf. En dan om kracht bid­den om dit slavenbestaan vol te hou­den…

De intentie van goed te doen is mooi, maar kan heel licht omgebogen worden tot de gedachte dat de medemens altijd voorgaat. Met jou ging het toch goed? Ik vrees dat vele goedwillenden zich hierin herkennen. En wanneer daaroverheen de verstikkende deken werd gelegd dat de Heer dat van je verlang­de, eiste, waagde je het niet daartegen te protesteren, dan wasje weerspannig en zo. Genoeg daarover.

Liefde betekent in de eerste plaats een heel sterk verlangen om in iemands nabijheid te zijn, aanwezig te zijn bij een geliefde. Samen genieten in elkaars bijzijn, de stilte, de rust. Wanneer je nu beseft dat dat een kant is van Gods liefde, betekent het dat Hij graag in de nabijheid is van degene die Hij zo lief­heeft. Dat is de mens, dat ben jij! Dat lijkt onvoorstelbaar, nauwelijks te geloven, maar wanneer dat tot je diep­ste zijn doordringt, wanneer je hele leven daarmee doordrenkt raakt, is het ontroerend. God die tot rust is gekomen op de plaats van zijn rust: het hart van de mens die Hem zo liefheeft, een mens die ontvankelijk is voor Zijn diepe gene­genheid; mensen met wie Hij eeuwig wil leven.

Jezus was en is de eerste in wie deze liefde volwassen is geworden. Hij heeft lief met de liefde die Hij van de Vader ervaart. Hij wist zich de geliefde van hem. En wanneer je je dat ten volle bewust bent zul je innerlijk genezen van elke vernieling, van elke verdeeld­heid. Onvoorwaardelijk houdt Hij van je, daar hoefje nooit meer aan te ‘wer­ken’. Al ben je nog zo kapot en nóg zo depressief en verdrietig over jezelf en kijkje naar de scherven en de schijn van je bestaan, iemand raakt je voor­zichtig aan en gaat naast je zitten en vraagt of Hij altijd bij jou mag zijn.

‘Omdat ik jou zo liefheb!’

 

Huwelijk en echtscheiding door Cees Maliepaard

Voorbeeld­functie van de wet Deel 8 “U zult niet echtbreken” Exodus 20 vers 14 (Ex. 20:14).

Regel zonder uitzondering?

Het staat er haast als een absoluut gegeven: “U zult niet echtbreken”. Naar is het dat ook: zijn er op deze regel echt geen uitzonderingen mogelijk? Hoe wordt er in de wereld om ons heen doorgaans over gedacht? Eigenlijk precies zoals men daar in grote delen van de christelijke wereld over denkt! Veelal word: het van allerlei kanten ongeveer ais volgt gezegd: Als je als man en vrouw nu eens op elkaar uitgekeken raakt… al gauw na de huwelijkstrekking of wellicht pas na vele jaren, moet je dan toch bij elkaar blijven, het samenzijn gewoon rek­ken dus?

Dat zal stof tot irritaties geven! Als je met iemand koste wat kost moet blijven samenleven (lot het bittere einde toe. terwijl je hoegenaamd niets meer met elkaar gemeen hebt) wordt dat pure ellende, een comple­te ramp voor de echtelieden en mis­schien een nog grotere voor hun nog thuiswonende kinderen. Is dat overeenkomstig de geest van deze tijd. iets typerends voor de 21ste eeuw en voor de laatste decen­nia van de 20ste eeuw? Nou, vergeet dat maar! Ook in Bijbelse tijden wer­den er al huwelijken ontbonden door echtscheiding. God geeft wel te kennen dat Hij de echtscheiding haat Maleachi 2 vers 15 (Mal. 02:15), maar Mozes heeft het in Deuteronomium 24 vers 1 (Deut. 24:01) al over het meegeven van een scheidbrief als een man z’n vrouw weg­zond.

Dat kón in die tijden. Een man kon wel z’n vrouw wegzenden, maar een vrouw haar man niet. Ze kon hoog­stens weglopen. Echter: dan kreeg ze geen scheidbrief, en liep ze de kans een paria te worden, een uitgestote­ne uit de gemeenschap van Israël.

Man en vrouw gelijkwaardig

Mede door de hedendaagse emanci­patie is de positie van de vrouw aanmerkelijk verbeterd. De manier waarop is wellicht niet altijd de onze geweest, maar resultaat heeft het onmiskenbaar gehad. De vrouw hoeft in onze maatschappij niet lan­ger de slavin van de man te wezen. En ook niet z’n sloofje. Maar ook bij de Here God zijn man en vrouw van de aanvang af volkomen gelijk­waardig geweest. Dat een man z’n vrouw weg zou kunnen zenden, heeft onze God bij de schepping niet voor ogen gestaan (andersom net zo min natuurlijk).

Gods bedoeling van stonde aan staat in Genesis 1 vers 27 (Gen. 01:27). We lezen daar: “En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem, man en vrouw schiep Hij hen”.

In het Hebreeuwse taaleigen dient men niet enkel de tussenzin met het voorstuk te verbinden, maar even­goed het sluitstuk. Precies zoals Exodus 20 vers 4 en 5 (Ex. 20:04-05) niet los van elkaar gelezen mogen worden. Anders zouden we uit vers 4 vernemen dat van niets in de hemel en van de aarde enigerlei afbeelding gemaakt zou mogen worden. Zo bezien zouden we zonder pas en rij­bewijs door het leven moeten gaan, want elke pasfoto zou een overtre­ding van het goddelijk gebod vor­men. Door vers 5 begrijpen we dat we geen afbeeldingen mogen creë­ren om die te aanbidden. Zo bedoelt Mozes dat man en vrouw elk voor zich én tezamen naar Gods beeld geschapen werden. Als er dus wel eens wordt beweerd dat Adam Gods beeld zou dragen, is dat maar ten dele waar. Eva comple­teerde wat er aan Adam ontbrak, dat was van de aanvang af in Gods schepping ingebakken. Voor alle duidelijk­heid wil ik hierbij opmerken dat Adam ook alleen wel Gods beelddra­ger was, maar dat gold voor Eva alleen net zo! Wie niet of niet meer getrouwd is, is beslist geen half mens. dat is een gevolgtrekking die men ten onrechte in bepaalde, naar ons idee extreem-christelijke krin­gen maakt. Het is wel zo dat, door­dat God Adam en Eva samenbracht, ze ook samen Gods beeltenis gingen dragen. En het goddelijk principe dat daarin zit, mag niet verbroken worden.

Nooit scheiden?

Jezus zegt volgens Matteüs 19 vers 6 (Matt. 19:06): “Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheidde de mens niet”. Betekent dit dat de hemelse Vader persoonlijk huwelijken pleegt af te sluiten? Zo goed als alle huwelijks­verbintenissen komen tot stand doordat twee mensen voor elkaar kiezen. Alleen van Adam en Eva weten we zeker dat God ze voor elkaar bestemd had. Jezus heeft het in Matteüs 19 dan ook duidelijk over een goddelijk principe, over iets dat in z’n algemeenheid geldt en dat van het begin af aan Gods bedoeling is geweest.

Is het huwelijk dan een eeuwigdurende zaak? Nee, want het geldt alleen voor dit zichtbare bestaan. De natuurlijke dood maakt er onherroe­pelijk een einde aan. Kan een huwelijksrelatie dus niet anders dan door de dood verbroken worden? Toch wel, maar slechts dan als het huwelijksprincipe wordt aan­getast. In Matteüs 19 vers 9 (Matt. 19:09 geeft Jezus aan dat zoiets door het plegen van overspel wordt gedaan. Overspel geeft een reden tot echt­scheiding, want ontrouw haalt een streep door de bij het huwelijk beho­rende trouw. Van de eerste geslachtsgemeenschap zullen man en vrouw elkaar onherroepelijk trouw blijven. Door ontrouw komt er een einde aan het getrouwd zijn, want ontrouw pleegt een streep door de trouw te halen. Het is dan puur een kwestie van genade van de kant van de partner als de relatie toch geconsolideerd wordt. Bij incest met één van de kinderen uit het eigen gezin, zal die genade niet gegeven mogen worden. De partner zal dan de kant van het kind dienen te kie­zen. Anders kiest de onschuldige partner partij voor de overweldiger van het kind. Zo zal het in elk geval door het betrokken kind ervaren worden.

Nóóit op een andere grond?

Zoals gezegd kan een huwelijk alleen maar ontbonden worden als het huwelijksprincipe geweld wordt aangedaan. Dat gebeurt ook bij een gewelddadige benadering van part­ner of kinderen – zeker als dit bij herhaling plaatsvindt. En dan bedoel ik brute handtastelijkheden in de zin van echte mishandelingen. Als er levensbedreigende toestanden ont­staan, die als doorlopende ontrouw ervaren worden, is er geen sprake meer van het door God bedoelde huwelijksprincipe. Ik denk niet dat het redelijk is, ongelimiteerde trouw te verwachten… tot tenslotte door echtelijk geweld de dood scheiding brengt.

Er zijn situaties denkbaar waarin het onverantwoordelijk is de huwelijks­relatie te bestendigen. Iemand kan er bijvoorbeeld na jaren achter komen met een psychopaat getrouwd te zijn. Misschien is de betrokken persoon dat in de loop van de tijd geworden. Wat te denken van een man die meende dat de Heer hem opgedragen had zichzelf van het leven te beroven, teneinde op korte termijn bij Hem in de hemel te komen. Hij zou en passant z’n vrouw, z’n kinderen, z’n moeder, een zus en een oudste van de gemeente met zich meenemen naar boven. Hij heeft daartoe ook serieu­ze pogingen in het werk gesteld. Had de vrouw (nadat twee familiele­den levensgevaarlijk gewond waren geraakt) vast moeten houden aan het principe ’trouw totdat de dood schei­ding brengt’? Dat zou in deze situ­atie luguber geweest zijn! Ik denk niet dat een normaal mens in alle ernst zal kunnen volhouden dat het initiatief tot echtscheiding van deze vrouw, Gods gramschap opgeroepen zou hebben. Haar man was immers degene die de huwelijkstrouw verbroken had. En hij was er nog steeds (on)heilig van overtuigd dat de Heer hem dat geboden had.

Wat te doen?

Christelijk fundamentalisme is star. Dat is niets bijzonders, want élk fundamentalisme is dat. Zo duldt chris­telijk fundamentalisme geen uitzonderingen op Gods regels. Alsof het de Here God om de regeltjes zou gaan! Niet de regels zijn heilig – Gods principes zijn dat. Het godde­lijk principe in het huwelijk is de trouw aan elkaar. Wie de trouw in het getrouwd zijn veronachtzaamt, gaat dan ook tegen een goddelijk principe in.

In de wereld om ons heen gaat men vaak héél gauw tot echtscheiding over. Als je elkaar niet meer zo ziet zitten bijvoorbeeld. Als de liefde weg is en de genegenheid. Of als het de echtelieden om geldelijk gewin te doen is: om allebei een uitkering te kunnen krijgen (ook dat is gebeurd!).

Maar als de liefde weg is, moet je dan maar als twee ijskonijnen verder met elkaar door het leven gaan? Dat zal me een kille bedoening worden! Zo is het zeker niet de bedoeling. Als de liefde is weggeëbd, zal trouw het huwelijk kunnen redden en zal de liefde voor elkaar weer terug kun­nen keren.

Trouwens, hoe lichtvaardig men in de wereld ook met echtscheidingen om pleegt te gaan: toch zal bijna iedereen erkennen dat het iets is dat diep in het leven ingrijpt. Dat is eigenlijk nogal logisch, omdat het immers tegen het scheppingsprinci­pe van de Here God ingaat. Zoiets gebeurt nooit zonder dat het conse­quenties heeft. Een echtscheiding zal dan ook alleen maar kunnen als het écht niet anders kan. In nage­noeg alle gevallen zul je elkaar de zegen van de Heer, heel dit tijdelijke leven lang, mogen doen toekomen. In voor- en tegenspoed, als het mee­zit en als het tegenzit. Zo heeft God het zich gedacht van de aanvang van de schepping af.

De geestelijke realiteit

Het huwelijk is een beeld van Christus en z’n wereldwijde lichaam. Jezus Christus heeft een onherroepelijke, onberouwelijke keuze gemaakt voor een ieder die Hem wil toebehoren. Voor u en mij, voor de meest rechtvaardige onder de kinderen Gods en voor de grootst mogelijke zondaar die een mens zich in de wereld zou kunnen bedenken. Van belang daarbij is niet de ‘staat van dienst’ die iemand meent te hebben in de natuurlijke of de geestelijke wereld, want het gaat slechts om de intentie van het men­selijk hart. Is dat heilbegerig op de Here God en zijn eerste Zoon gericht (en daarmee op het eeuwige plan van de Vader? Dan zal de trouw van onze Meester wegen openen. Ook daarin draagt de Zoon het beeld van zijn liefdevolle Vader vol­komen. Het huwelijk, de verbintenis tussen twee mensen, een man en een vrouw die in liefde voor elkaar geko­zen hebben, wordt nóg mooier en zinvoller als de huwelijkspartners zich het beeld van de Christus en zijn lichaam bewust zijn. En als zij weten dat ze dat in hun relatie gestalte mogen geven. In het lichaam van Christus mogen we ook aan alles en nog wat invul­ling geven. Er is nogal wat in ont­wikkeling… en dat maakt het nu juist zo spannend! Jezus heeft voor ons gekozen en wij voor Hem. Huwelijkspartners hebben ook voor elkaar gekozen en zijn in principe dus net zo onafscheidelijk met elkaar verbonden.

 

 

Duurzame ontwikkeling door Truus van Kaam

Als een lelie tussen de distels…” Hooglied 2 vers 2 (Hoogl. 02:02)

Op de berghellingen bloeien vaak mooie bloemen. Sommige zijn zo verscho­len dat ze niet direct opvallen. Een lelie bijvoorbeeld is een bloem die zelfs bloeit tussen dorens en distels.

We kennen de gelijkenis van Jezus over de lelien des velds. De scnoonheid van deze bloem gaat zelfs de rijkdom van Salomo te boven. De schoonheid van deze lelie is niet belangrijk – hij valt immers ook af- maar de duurzaamheid.

De mens, de kroon van Gods schepping mag leven uit de genade en in Hem groeien en ontwikkelen.

Een duurzaam leven is niet aan tjd gebonden, ze houdt haar waarde en richt zich op alle volheid Gods.

Al zijn de vijanden rondom ons, met Gods kracht kunnen we over hen heer­sen.

Laten we de hand aan de ploeg slaan en uitzien naar de rijkdom van Zijn heerlijkheid en Zijn vernieuwingskracht in ons laten doorwerken. God zegene ons bij deze duurzame ontwikkeling!

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

 

“Wij houden niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God.

Zo wordt gij met alle kracht bekrach­tigd naar de macht zijner heerlijk­heid tot alle volharding en geduld, en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heidenen in het licht. Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden” aldus Paulus in Kolossenzen 1 vers 9 tot en met 14 (Kol. 01:09-14).

Het kloppend hart van de gemeente

Wat is het kloppend hart van de gemeente? Is het de voorganger? Of de leidinggevende oudsten? De jeugdleiding of zijn het de kinder­werkers? Of wordt het gevormd door de bidstond of de Bijbelkringen? Of andere activiteiten zoals openlucht­meetings, evangelisatiesamenkom­sten of folderverspreiding? Meer en meer zijn we de laatste tijd tot de overtuiging gekomen dat het de zondagmorgensamenkomst is! Waarmee we natuurlijk niets willen afdoen aan iedereen die een aandeel heeft in het gemeentewerk en aan alle activiteiten die er bestaan. Maar de hoofdsamenkomst op de zondag (op een enkele plaats is dat s’ mid­dags of ’s avonds) behoort de centra­le ontmoetingsplaats te zijn waar de gemeenteleden elkaar ontmoeten, waar de Heer kan spreken door mid­del van profetie en prediking, waar de gezamenlijke lof- en belijdenislie­deren worden gezongen. Waar men na het ‘officiële gedeelte’ op onge­dwongen wijze nog enige tijd bij elkaar blijft om met elkaar te praten, onder het genot van een kop koffie of thee, soms overgaand in een geza­menlijke maaltijd. Wij geloven dat wanneer men hier­voor meer oog zou krijgen, andere activiteiten, zoals speciale evangeli­satieavonden om buitenstaanders te bereiken, zouden kunnen verdwij­nen. Iemand die geen weet heeft van het evangelie of alleen maar is opge­groeid op traditionele wijze, zou bij het meemaken van de samenkomst dan tot de conclusie komen: ‘Hé, dit is veel meer dan een gewone kerk­dienst in een gemoderniseerd jasje. Hier is het écht, de liefde en de warmte straalt je tegemoet’. Denk nu niet dat we aan het genera­liseren zijn, want doordat we al vele jaren in allerlei gemeenten komen, ga je natuurlijk de ene samenkomst met de andere vergelijken. En dan merk je de verschillen die er zijn. Om misverstanden te voorkomen: wij hebben geen enkele moeite, welke christen ook niet te kunnen aanvaarden in de gezindheid van Christus. Voor ons is het ‘etiket’ niet het belangrijkste, al heeft het evan­gelie van het Koninkrijk Gods, waar we door Gods genade steeds verder mogen ‘ingroeien’, ons hart natuur­lijk. En dat proberen we niet onder stoelen en banken te steken. Het is het enige evangelie wat zijn waarde zal blijven behouden in de tijd die voor ons ligt. Al het andere gaat ver­dwijnen of is surrogaat. Het zet geen geestelijke zoden aan de dijk.

Geloofsbeleving

Maar terwijl ‘het geloof uit het horen is en het horen door het woord van Christus’, moet het geloof natuurlijk wel belééfd worden! En daar kan primair op de zondag(morgen) samen­komst gestalte aan gegeven worden. Wij zijn ons bewust dat het heel moeilijk is de structuur van het samenkomen als gemeente te veran­deren. Bovendien hebben te plotse­linge veranderingen vaak een negatieve uitwerking. Maar het is raad­zaam af en toe het samenkomen als gemeente eens kritisch onder de loep te nemen! Bijvoorbeeld het zin­gen. Wie alleen maar eenzijdig opwekkingsliederen zingt, meestal uit de bundel ‘Opwekking’, gaat voorbij aan de behoefte die er is om ook liederen te zingen waarin naar voren komt wat het geloof (voor ons) betekent. We vinden het bijvoor­beeld jammer dat de destijds beken­de bundel ‘Breek uit in gejuich’ bij de meeste gemeenten verdwenen is. We schrijven dit niet uit een soort nostalgisch terugverlangen naar een tijd die voorbij is. Integendeel, we zijn realistisch genoeg om te besef­fen dat we de klok niet terug kun­nen draaien. We staan met beide benen in de werkelijkheid van het jaar 2000! Gelukkig zijn er ook gemeenten die zelf een zangbundel samenstellen en actueel houden. Een goede zaak, want dan kun je uit de verschillende bundels liederen kiezen en af en toe aanvullen met nieuwe liederen. Wat de prediking betreft: steeds opnieuw ontdekken we dat in een half uur (of maximaal drie kwartier) heel veel gezegd kan worden! Het zit hem beslist niet in de lengte van de prediking. Dit is geen water in de wijn doen terwille van de woordver­kondiging, maar ook hier dienen we rekening te houden met het feit dat in de tijd waarin we leven alles een andere invulling heeft. We komen niet meer met paard en wagen naar de samenkomst, maar in de auto. Televisie, computer, internet, mobie­le telefoon en talrijke andere dingen maken gewoon dat we anders leven dan vroeger. Dit hoeft, als we leren er op de juiste wijze mee om te gaan, beslist geen schade te berokke­nen aan de beleving van ons geloof. Nee, het komt er juist op aan dat we temidden van dit alles onszelf blij­ven door ons geloof op ‘blijmoedige en vrijmoedige’ wijze te beleven. Zodanig dat we met vreugde naar het hoogtepunt van het gemeentegebeuren gaan: de zondagmorgensa­menkomst, want daar klopt het hart van de gemeente.

Ondervoeding onderschat gevaar

De Nederlandse Vereniging van Diëtisten startte enige tijd geleden een grootscheepse campagne om artsen, patiënten en ouderen bewust te maken van het gevaar van onder­voeding. Uit onderzoek is gebleken dat 25 tot 45 procent van de patiën­ten die in ziekenhuizen worden opgenomen, ondervoed is. Ofschoon je zou verwachten dat een dergelijke gezondheidssituatie, eenmaal in het ziekenhuis, beter wordt blijkt juist dat het percentage ondervoede patiënten tijdens het verblijf alleen maar toeneemt. In verpleeghuizen bleek de situatie al even bedroevend: maar liefst dertig tot veertig procent van de bewoners kampt met ernstig voedseltekort. In verzorgingshuizen lag dat aantal op tien tot vijftien pro­cent.

Opmerkelijk is verder dat ook zo’n tien procent van de mensen die bij een huisarts onder behandeling staan, ondervoed is, evenals meer dan de helft van de cliënten bij thuiszorg.

Toen we deze berichten lazen dach­ten we hoe groot zou het percentage zijn van kinderen Gods die gééstelijk ondervoed zijn? Al in het begin van de christelijke gemeente had men hier mee te maken. Denk aar wat we kunnen lezen in de Hebreeënbrief, als we daar met de waarschuwende woorden worden geconfronteerd dat hoewel ze naar de tijd gerekend, leraars behoorden te zijn, het weer nodig was dat men de ‘eerste beginselen van de uitspra­ken Gods’ zou moeten leren, met als conclusie: “Want ieder, die nog van melk leeft, heeft geen weet van de rechte prediking: hij is nog een zui­geling. Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad” Hebreeën 5 vers 11 tot en met 14 (Heb. 5:11-14).

De Vereniging van Diëtisten wijst op de gevaren van ondervoeding die onder andere kan leiden “tot het ver­lies van spiermassa’s, wat gevolgen heeft voor bijvoorbeeld de werking van de ademhalingsspieren. Iets wat zeer bedreigend is voor mensen met chronische longziekten. Verder kunnen de darmen en het afweersysteem slechter gaan werken ten gevolge van ondervoeding. Hierdoor neemt de kans op infecties toe en wordt de genezing van won­den negatief beïnvloed. Aangetoond is bovendien dat gewichtsverlies bij mensen met chronische hart- of longaandoenin­gen een onafhankelijke risicofactor voor overlijden is. Ook mensen met hoofd en hals kanker zien hun overlevingskansen verminderen bij een slechte voedingstoestand”, aldus het artsenteam.

Bij geestelijke ondervoeding zijn de gevaren uiteraard ook zeer groot. Men staat dan gemakkelijker open voor al het negatieve waarmee het rijk der duisternis ons belaagt. Door een leven van vallen en opstaan blijft de werkelijke overwinning achterwe­ge. Bovendien komt ons ‘getuige van Christus-zijn’ daardoor op een laag pitje te staan of verdwijnt geheel. Laten we ons niet laten injecteren en infecteren door de vijand, maar geestelijk toegroeien naar het volwassen stadium in Christus. Daarvoor is gezonde geestelijke voe­ding nodig. Voeding die zijn basis en groeimogelijkheden vindt in het evangelie zoals Jezus en de eerste apostelen dat brachten: het evangelie van het Koninkrijk Gods.

Genezing en het placebo-effect

In een artikel over stress en hoe deze te voorkomen in het Elsevier-magazine, werd onze aandacht getrokken door het stukje onder de tussenkop ‘placebo’. Simon Rozendaal, de samensteller van het artikel, schrijft: “een van de sterkste illustraties van de band tussen lichaam en geest is het placebo- effect. Een placebo is een pil waarin geen werkzaam medicijn zit. Een suikerklontje dat, mits toegediend door iemand met een witte jas aan en mits de patiënt erin gelooft, een krachtig medisch effect bewerkstel­ligt.

Naar schatting een derde van de heil­zame werking van elk medicijn komt op het conto van dit placebo- effect. Naarmate een ziekte meer psychosomatisch is, kan het effect nog groter zijn (tot wel driekwart van de geneeskrachtige werking). Het placebo-effect manifesteert zich niet alleen bij pillen en psychothera­pie, maar ook bij chirurgische ingre­pen. Zo verrichte de Amerikaanse chirurg Bruce Moseley in 1994 een experiment in het Houston Veteran Affairs Medical Center, dat in ethisch opzicht dubieus was maar een fascinerende uitkomst had. Moseley opereerde tien patiënten met artritis in hun knieën. Het waren allen ex-militairen, kerels van stavast die niet van soft geleuter hiel­den. Vijf van de tien kregen de standaardbehandeling voor versleten knieën: het gewricht werd afge­schraapt en schoongemaakt. Bij de vijf anderen maakte Moseley de knie open en naaide de wond weer dicht, zonder iets te doen. Het was een keurig dubbelblind experiment: noch de patiënten zelf, noch Moseley wisten wie aan een nepoperatie was onderworpen. Na zes maanden bleek er geen verschil te zijn tussen de patiënten: bij allen was de pijn evenzeer afgenomen”. In het artikel wordt ook het geloof in God genoemd: “Esther Sternberg heeft het in dit verband over ‘The biology of Belief’. Er zijn inmiddels heel wat aanwijzingen dat mensen die vaak ter kerke gaan, minder snel ziek worden, dan wel een betere prognose hebben. Margaret Kemeny van de universiteit van Californië in Los Angeles vond dat het aantal CD4-cellen (maat voor de progressie van aids) bij gelovige seropositieven veel minder snel daalde dan bij niet- gelovigen.

Dit kan volgens Esther Sternberg deels op een placebo-effect berusten. Als gelovigen ziek zijn, vertrouwen ze erop dat God hen zal genezen, en van die gedachte alleen al knappen ze op. Het kan ook te maken hebben met het wegnemen van stress en het verlenen van (schijn)zekerheden ten gevolgen van rustgevende religieuze handelingen”.

Groeiend geloof

Wat kan een werkelijk gelovige (een nieuwe schepping in Christus) van deze dingen leren? In de eerste plaats dat het belangrijk is dat ons geloof een groeiend geloof is. Zonder geestelijke groei ontstaat er geen stabiel, in onze geest veran­kerd, geloofsleven. Dan zijn we met het minste of geringste zuchtje tegenwind al van de kaart. Teveel kinderen Gods beschouwen het vra­gen om voorbede voor genezing (al of niet met handoplegging) in de gemeente nog al, soms onbewust, als een ‘proberen’. Baadt het niet, het zal zeker niet schaden. Dat heeft natuurlijk niets met geloof te maken.

Anderzijds is het belangrijk dat we de wijze hoe de Heer ons wil gene­zen aan Hem overlaten. Dat wil zeg­gen dat de reguliere geneeskunst zeker niet mag worden uitgescha­keld. Dit heeft niets met ongeloof te maken.

Waar wij wèl steeds alert op behoren te zijn, is dat we geen heil gaan zoe­ken bij alternatieve genezers en geneeswijzen. Elke vorm van occul­tisme en esoterische poespas wijzen wij ten sterkste af. Een waarachtig christen wil niets van doen af met alles wat zijn wortels heeft in het rijk der duisternis. Hij is immers verbonden met de levende God, zoals deze zich heeft geopenbaard in Zijn Zoon, Jezus Christus. En wie met Hem verbonden is laat zich op geen enkele wijze een rad voor de ogen draaien. Hij is ook niet teleur­gesteld en raakt niet in paniek als genezing niet direct doorbreekt of soms zelfs helemaal wegblijft.

Gods beloften

Maar de talrijke beloften over licha­melijke genezing, hebben die dan geen waarde? kan men opmerken. Natuurlijk zal elk waarachtig kind van God tijdens zijn of haar leven meerdere malen meemaken hoe waar ze zijn! Maar we leven nu nog in een periode dat het ’tijdelijke’ nog niet vervangen is door het ‘eeuwige’, of zoals Paulus dat onder woorden brengt: “Daarom verliezen wij de moed niet, maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag ver­nieuwd. Want de lichte last der ver­drukking van een ogenblik bewerkt voor ons een alles verre te boven gaand gewicht van heerlijkheid., daar wij niet zien op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare eeuwig” 2 Korinthe 4 vers 16 tot en met 18 (2 Kor. 04:16-18). Dat betekent dat de ‘waarde’ van de beloften die op het laatste betrekking hebben altijd groter is dan de waar­de van de beloften voor het tijdelijke leven. Wanneer Gods Geest ons hiervoor de ogen geopend heeft, geeft dat rust en stabiliteit aan ons geloofsleven en raken we niet zo gauw meer in verwarring of beheerst door twijfel, als de verho­ring van ons gebed soms anders is dan wij hopen of verwachten. Eén ding blijft echter altijd als een paal boven water staan: God geeft geen stenen voor brood. Daar mogen we te allen tijde zeker van zijn. Hij is een goede God en heeft altijd het beste met Zijn kinderen voor!

Drie of vier revoluties?

“De economische crisis, die aanhield tot halverwege de jaren tachtig, mar­keert het definitieve afscheid van de Industriële Revolutie, een periode waarin het denken en het doen van elkaar werden gescheiden. Een Einstein aan de top en robots die uit­voerden wat hij had bedacht”. Dit zegt Wouter Huibregtsen, die al meer dan dertig jaar verbonden is aan het organisatieadviesbureau McKinsey Nederland, in een inter­view met Gert Hage van HP/De Tijd. Hij vervolgt: “Zo halverwege de jaren tachtig begon de Informatie Revolutie. Die bracht ons naar het niveau dat je andere mensen laat denken. Het is een zoektocht naar informatie en kennis in de breedste zin des woords. Van deze revolutie, die enorme consequenties heeft, is het hoogtepunt nog niet bereikt. Dwars daardoorheen loopt nu een derde revolutie, de Emotionele. De mens op zoek naar zichzelf. Voor organisaties betekent het dat je men­sen laat denken en laat doen alsof het hun eigen organisatie is. Alles draait nu om emotie – van markten, van werknemers en van consumen­ten. Soms is die totaal irreëel. Kijk naar World Online, waarvan nie­mand met zekerheid kan zeggen of dit een goudmijn is of de grootste zeepbel ooit. Toch wil iedereen een aandeel”.

Verder merkt Huibregtsen op dat “de Emotionele Revolutie ervoor zorgt dat niet langer de producent, maar de consument de drijvende kracht achter de economische struc­tuur is. Dat maakt de toekomst onvoorspelbaar en chaotisch – wat wil de consument, wat kiest hij? Voor het management betekent dat het maken van een keuze uit funda­mentele onzekerheden. De chaos­theorie is daarbij zeer bruikbaar, zoals ook de gedachte dat complexi­teit alleen met complexiteit bestre­den kan worden”.

Geloofsrevolutie

De opmerkingen van Huibregtsen maken ons nog eens weer bewust in welke tijd we leven. Woorden als ‘onvoorspelbaar, chaotisch en onze­kerheid’ confronteren ons met het feit dat, terwijl we leven in een tijd van grote welvaart, niemand kan voorspellen of en hoe lang dit nog doorgaat. De samenleving wordt steeds kwetsbaarder en afhankelijk van alles wat de moderne technolo­gie aanreikt. Wat is het dan heerlijk om christen te zijn, want als waar­achtige gelovige bestaat er geen angst voor de toekomst. We zijn wat dat betreft voor ‘eeuwig veiligge­steld’. Dat wil niet zeggen dat ons moeilijkheden bespaard zullen blij­ven. Paulus spreekt niet voor niets over het feit dat de laatste tijden zware tijden zullen zijn en hij somt dan een groot aantal negatieve eigenschappen op waarmee de mens zonder Christus behept zal zijn. Maar daarom behoren we ons ook bewust te zijn dat we als christenen een geweldige taak hebben. Wij zijn de ‘lichtende sterren’ die, als volge­lingen van Christus, een voorbeeld- functie mogen vervullen. Wij weten dat we. temidden van alle revoluties waarmee de mensheid te maken heeft, betrokken zijn bij de ‘geloofs­revolutie’, die heel wat meer impact heeft dan de drie revoluties die Huibregtsen beschrijft. Door het geloof zijn en blijven we verbonden met de levende God en kunnen we functioneren als levende getuigen van Zijn Koninkrijk.

Hoe gaan wij om met onze tijd?

In vrijwel alle bladen, en ook in allerlei programma’s op radio en televisie, wordt de laatste jaren veel aandacht besteed aan het efficiënt en daardoor anders omgaan met onze tijd. In ons vorig nummer hebben we er onder de kop ‘Onze kostbare tijd’ aandacht aan geschonken. Als aanvulling deze keer nog iets uit een artikel wat we aantroffen in het blad Lijfstijl. Saskia Nicolai had daartoe ‘en gesprek met Mat Teeuwen, die als deskundige trainingen en thema-avonden geeft rond het thema time- management en werkdruk ook ten aanzien van het gezinsleven. Onder de kop ‘Tijd besparen is op tijd keuzes maken’ geeft deze onder andere de volgende tips:

1.Een stabiel huishouden levert veel tijdwinst op!

2.Zeg ‘nee’.

3.Combineer efficiënt het privé- en het zakelijk leven.

4.Pas uw levensstijl en -tempo aan bij uw huidige (gezins) situatie.

5.Probeer niet te veel te hechten aan materie.

Teeuwen merkt op: “Veel jonge mensen kopen een huis van zes a zeven ton, omdat ze goed verdienen. Als er dan kinderen komen, zie je vaak dat de vrouw het niet meer redt. Toch willen ze geen afstand doen van hun huis, vakanties en dure auto, Een dergelijke ‘verslaving’ aan materie is op termijn slopend”. Teeuwen benadrukt keer op keer: “U bepaalt zelf wat er gebeurt. Denk na over wat u zinvol vindt, u bent smid van uw eigen geluk”. Heeft Teeuwen, die als zelfstandig adviseur werkt, niet erg makkelijk praten? vraagt Saskia Nicolai zich af, waarbij ze verder opmerkt: Sommige mensen zitten nu eenmaal vast aan een bepaalde werkomgeving. Dan valt er niet altijd te kiezen.

Houvast en zingeving

“Je bepaalt uiteindelijk zelf hoe druk je het hebt”, is Teeuwens overtui­ging. “Want het is jouw kijk op het leven die bepalend is. Waar veel mensen éigenlijk onder gebukt gaan, is een gemis aan houvast, aan zingeving. Ze denken: waar ben ik mee bezig, is dit het nu? Maar ook daar kun je aan werken”. Zelf vindt Teeuwen het belangrijk om in ieder geval elke dag tenminste een kwar­tier iets inspirerends te lezen. “Elke dag. Dat is 365 keer per jaar een kwartier inspiratie. Na een jaar heeft u een heel andere instelling”. Als je dit als christen leest ben je ongetwijfeld ontzettend dankbaar dat je mag weten wat het houvast en de werkelijke zin van het leven is. Ons geloof in Christus en de dage­lijkse beleving daarvan! Dan gaan we als het goed is op effectieve wijze om met onze tijd en uiteraard ook met onze materiële mogelijkheden.

En wat het opdoen van ‘inspiratie’ betreft. Het begrip ‘stille tijd’ is bij velen een vanzelfsprekendheid. Lees in dit verband ook wat Wim te Dorsthorst elders in dit nummer schrijft over ‘Het gebed in de mor­gen’.

 

Korte gedachten

Gods Geest

Wat een heerlijke gedachte is het te beseffen dat God ons zijn Geest heeft gegeven. Daardoor is de ‘verbinding’ met Hem hecht, vol zeker­heid en leven. Zijn Geest is de levensadem in ons bestaan en inspireert ons de talenten en bekwaamheden die in ons zijn tot ontwikkeling te brengen. Zo ontstaat een vruchtbaar leven in dienst van Gods Koninkrijk. Een leven waarover God en wijzelf ons verblijden.

Geen tegenstelling

Eén van de pijlen die de duivel gebruikt om verwar­ring en misverstand te veroorzaken is de gedachte dat de bijbelschrijvers op verschillende punten elkaar tegenspreken. Moderne theologen laten geen gelegenheid onbenut om dit stokpaardje van stal te halen om hun redene­ringen kracht bij te zetten. Waarachtige gelovigen laten zich echter geen rad voor de ogen draaien. Zij weten dat de ogenschijnlijke tegenstellingen alleen maar verrijkend werken. Het gaat immers om het gééstelijk verstaan van de inhoud van de Bijbel. En de vanuit verschillende invalshoeken belichte geloofsopvattingen van de schrijvers maakt juist datgene wat zij schrijven zo kostbaar en waardevol voor de eigen geloofsbeleving.

Eigenliefde en naastenliefde

Wanneer iemand met zichzelf bezig is wordt dit door sommige christenen als egoïsme bezien. ‘Je moet eerst aan de ander denken en dan pas aan jezelf’, klinkt het dan heel vroom. Wat dat betreft was Jezus, ons grote Voorbeeld, heel wat realistischer! Hij stond mid­den in het gewone leven en toen Hij aangaf hoe wij onze medemens beho­ren lief te hebben stelde Hij de liefde voor onszelf daarbij ten voorbeeld. Eigenliefde is dus niet verkeerd maar behoort een vanzelfsprekendheid te zijn in ieders leven. Want alleen dan kan onze liefde tot de naaste ook echt zijn en functioneren. (Gert-Jan Doornink)

 

Het verhaal achter de letters door Ada Karst

 

Zien en spreken zijn functies van het lichaam. Dat geldt ook voor de Gemeente die ‘het Lichaam van Christus’ is. Aan dat Lichaam zijn geestelijke functies gegeven. Het zien is nodig om dat Lichaam te kunnen onderscheiden; het spreken is nodig om verstandige taal te uiten over wat gezien wordt. Als het geloofsoog en de geloofstaal is hersteld, is het genézen. Volgens de grootse bedoeling van God kan het Lichaam weer functioneren. Jezus heeft veel genezingen verricht. Als een eerste berichtgeving staan de verhalen daarover opgetekend. Maar er staat méér dan er staat. In die eerste berichtgeving huist nog een twééde berichtgeving. Achter het eerste verhaal zit nog een tweede verhaal. Als een geheimenis zit het veilig verborgen achter de letters van het eerste verhaal.

Niet meer op slot

Om dat diepere verhaal te kunnen zien, heeft Jezus Zijn Geest gegeven. De ogen van het verstand zijn daar­door geopend om net even anders naar het opgeschreven verhaal te kij­ken. Het eerste verhaal zit nu niet meer op slot!

Als we oog hebben voor het eerste verhaal, spreken we de taal van het eerste verhaal. Het tweede verhaal ziende, spreken we taal daarvan! Zien en spreken zijn twee onmisba­re functies voor het Lichaam, de Gemeente van Christus. Met deze herstelde functies is de Gemeente op haar plaats gebracht. Op haar plaats? Op Zijn plaats, dat is op Zijn niveau. Dat betekent dat Hij de gemeente op de hoogte stelt. En als je op de hoogte gebracht bent praat je anders over een zaak dan je daarvoor deed.

In Matteüs 12 vers 22 (Matt. 12:22) lezen wij dat Jezus een bezetene geneest die “blind en stom was. Hij genas hem, zodat de stomme zag en sprak”. We gaan van hieruit meteen naar het verhaal erachter. Hoe zien we Jezus? Hoe bezien we Zijn genezingen? Haalbaar voor nu door het letterlijk na te doen? Haalbaar voor later door het letterlijk uit te stellen? Door lettergebruik kun je een beetje verstrengeld raken in het een en ander. Wat is het dan goed om bijtijds uit de verstrenge­ling gehaald te worden. Jezus heeft Zijn Gewest gegeven opdat we gééstelijk zouden zien en niet ziende blind zouden zijn voor het verhaal erachter. Dan komt er geloofskennis tevoorschijn, haalbaar voor ieder. En daarmee bekleedt de Gemeente zich, als met een brui­loftskleed. Dan zijn we niet met stomheid geslagen Matteüs 22 vers 12 (Matt. 22:12). Met verstand kunnen we met Hem en over Hem nadenken en spreken. Wat een rijkdom om te weten wat de Bijbel ‘verstand’ noemt: “Wie roe­men wil, roeme hierin, dat hij ver­stand heeft en Mij kent, dat Ik de Here ben, die goedertierenheid, recht en gerechtigheid op aarde doe” Jeremia 9 vers 24 (Jer. 9:24). Als uitvoerder van Gods grootse bedoeling is Jezus Christus als Zaad in de aarde (dit is de goede grond van ons hart) gevallen. Hij doet ons de Vader kennen in een groots gees­telijk verstaan. Daardoor is, na het aanvankelijk zien en spreken, de tijd van het volwassen zien en spreken gekomen. Een groots herstel voor het Lichaam van Christus! De Gemeente mag de volle oogst genie­ten van wat geschreven staat: “Het koren van de jongelingen, en de most zal de jonkvrouwen sprekende maken” Zacharia 8 vers 17b Statenvertaling (Zach. 8:17b)!

Het koren

De oogst is binnen! Het Woord is door de Geest gerijpt en tot volheid gebracht. De volle betekenis van het Woord van God kan als Brood wor­den gegeten. Jezus Christus, het dagelijks Brood! Het onderwijs van Jezus is de goede grond van Woord én Geest. Het is een goede inbed­ding voor het geloofsleven. Daar kan het geloofsleven tot wasdom komen. “De in goede grond gezaaide is hij die het woord hoort en (geestelijk) verstaat, die dan ook vrucht draagt en oplevert, deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig” Matteüs 13 vers 23 (Matt. 13:23).

In grote volharding heeft Jezus -de Eersteling- Zijn Gemeente geoogst. Door Hem heeft God ons ‘gebaard’ om óók ‘eerstelingen’ te zijn Jakobus 1 vers 18 (Jak. 1:18). In dezelfde volharding levend als hun Heer, zullen de gelovigen van nu de volle geloofsopbrengst aan de volgende generatie (jongelin­gen en jonkvrouwen) kunnen over­dragen. Zo zal er telkens een genera­tie ‘eerstelingen’ zijn die gaat eten van Jezus Johannes 6 vers 48 tot en met 51 (Joh. 06:48-51) en gaat drin­ken van Gods Geest. In eenheid van denken met de Vader en de Zoon kan het rijpingsproces voortgaan tot honderdvoudige vrucht. Zo wordt en is God alles en in allen, Wat een rijp­heid, wat een mondigheid, wat een volwassenheid in zien en spreken! De eerste die van dit alles geniet is de hemelse Landman zelf! Met geduld heeft Hij de opbrengst ver­wacht. Hij heeft gewacht op de tijd dat de grond van ons geloofshart rijp was om daarin na de vroege, de late regen te ontvangen Jakobus 5 vers 7 (Jak. 05:07). De vroege regen van Zijn spreken vanuit het verhaal zoals het er staat, heeft ons gehoorzaamheid, geloof en geduld geleerd.

Door de doop in heilige Geest heeft de late regen van Jezus’ spreken Zijn komst vanuit het verhaal achter de letters, ons geloofsleven zeer ver­diept en tot geestelijke rijpheid gebracht Johannes 16 vers 12 tot en met 15; 1 Korinthe 2 vers 10 tot en met 16 (Joh. 16:12-15 en 1 Kor. 02:10-16). Telkens weer verwachten wij op deze manier Zijn komst bij het lezen van de Bijbel. Zijn komst: een uitgestelde heerlijk­heid voor later?

Zijn komst: de geestelijke werkelijk­heid van nu, door de genezing van het zien en het spreken!

De most

Weer een oogst! Nu, met een ander beeld, de vrucht van de wijnstok, de ware Wijnstok! Het verhaal zoals het er staat kan vergeleken worden met ‘water’. Het verhaal achter de letters kan dan vergeleken worden met ‘wijn’.

Hoe heerlijk heeft Jezus water veran­derd in wijn! Zoals we vreugdevol en leerzaam kunnen lezen vanwege de veranderde betekenissen van de ver­halen Johannes 7 vers 37 tot en met 39 (Joh. 7:37-39) Maar trouw moet blijken. Zal de Gemeente trouw zijn in het blijven in het onderwijs van de ware Wijnstok? De profeten van het Oude Verbond spraken hun waarschuwin­gen hierover uit tot hun tijdgenoten. Door het geestelijk verstaan voor ons nu, kunnen we er iets mee. We nemen zo’n waarschuwing en kijken wat de les ervan is. “Ontucht, wijn en most nemen het verstand weg” lezen we in Hosea 4 vers 11 (Hos. 04:11). Het woord ‘ontucht’ vertalen we met ‘geestelijke ontrouw’. Al is het volk Gods “geplant als een edele druif, als een volkomen zuiver zaad, hoe zijt gij Mij veranderd in wilde ranken van een vreemde wingerd” Jeremia 2 vers 21 en 22 (Jer. 02:21-22).

Het geestelijk zien kan bedwelmd raken. De geloofsbeleving vanuit de letters kunnen je zelfs ‘uit je dak’ doen gaan! Wélke wijn heeft vrolijk gemaakt? Let op de taal die over­blijft. Volwassen, mondige, stabiele geloofstaal? Kinderlijke ‘brabbeltaal’? Waar is “het verstand dat God kent”? Weer “blind en stom”? We nemen de lessen uit de geschie­denis van Gods volk ter harte. Des te meer kan de Gemeente zich volop bewegen in Hem die, als Hoofd van Zijn Lichaam, in alles voorziet.

“… sprekende maken”!

De geloofstaal die de Gemeente heeft leren spreken is niet een taal ‘van de vlakte’, maar ‘van de hoogte’! In Babel Genesis 11 vers 1 tot en met 9 (Gen. 11:01-09) had men een ‘vlakte’ gevonden om samen te bou­wen. Daar klonk het: “Laat óns…” Al was er veel eenheid in taal en spraak, het liep uit op verwarring. De hemel bleef op slot. Het liep niet uit op geloofs-ontwikkeling. Eenheid in taal en spraak is dus geen garan­tie voor succes.

Jezus daarentegen heeft, in eenheid met Zijn Vader, de hemel van het inzicht geopend door Zijn Geest te geven die alle letters verlicht. Dan valt het licht op Zijn verhaal achter de letters! Gelovig lezende, horen we de taal van dat verhaal. Met verba­zing ondergaat de Gemeente de ver­vulling van wat staat in Psalm 86 vers 6 (Ps. 081:006): “Ik hoor een taal die ik niet kende”. De onmondigheid is voorbij! Ieder kan de taal van zijn eigen geloofsontwikkeling spreken zoals Jezus dat door Zijn Geest laat zien (Handelingen 2).

Dat is de genezing achter het genezingsverhaal. Vanuit die genezing spreken we om elkaar op te bouwen. Want: “Zoals men ijzer met ijzer scherpt, zo scherpt de ene mens de ander” Spreuken 27 vers 17 (Spr. 27:17).

 

Het woord des kruises door Wim te Dorsthorst

De apostel Paulus had ontdekt, en hij schrijft dat ook aan de Korinthiërs, dat het kruis het hart is van de ver­kondiging. In 1 Korinthe 2 vers 2 (1 Kor. 02:02) schrijft hij het met deze woorden: “Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd”.

In 1 Korinthe 1 vers 18 (1 Kor. 01:18) had hij al geschreven: “Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods”.

Wat bedoelt de apostel met de uit­drukking ‘het woord des kruises’? Ik geloof dat hij hiermee bedoelt, de pre­diking van alles wat het kruis betreft en teweeg heeft gebracht. Voor wie dat gelooft is ‘het woord des kruises’ een bron van genade, vreugde en een kracht Gods.

Aanstoot en dwaasheid

Maar hij ontdekte ook hoe juist het kruis weerstand en verzet opriep en een struikelblok bleek te zijn om Jezus als Redder en Verlosser te aan­vaarden. Voor de Joden is het een aanstoot en voor de heidenen een dwaasheid, schrijft hij

1 Korinthe 1 vers 22 en 23 (1 Kor. 01:22-23)-

De Joden konden niet accepteren dat een van God gevloekte, die tot de kruisdood veroordeeld was, hun ver­losser zou kunnen zijn. Ze weiger­den dat te erkennen en de meesten doen dat tot op de huidige dag. Voor de heidenen is het kruis een dwaasheid, schrijft Paulus. Dat was toen zo en dat is vandaag voor velen nog precies hetzelfde. Dat botst met de wijsheid van de wereld. Hoe kan een veroordeelde misdadiger nou verlossing brengen? Onzin, wees toch wijzer!

Ja, en zo heeft de duivel dat van het begin af aangewakkerd om het kruis tot een holle, inhoudsloze klank te maken.

Niet alleen bij onbekeerde mensen, maar ook bij heel wat christenen roept het kruis tegenwoordig wel vragen op. En dat niet in de laatste plaats door alles wat er de laatste jaren gesproken, geschreven en gepubliceerd is over Jezus Christus, wat heel wat verwarring teweeg heeft gebracht.

De vraag komt dan naar voren: Is er wel eens een kruis geweest? En zo ja, wie is er dan aan het kruis gestor­ven? En als het niet Gods eigen Zoon was, wat heeft het dan voor betekenis?

Maar ook vragen als: Kan God de zonde niet gewoon vergeven, zonder die verschrikkelijke kruisdood van Zijn Zoon? Wat heeft dat nou met v vergeven te maken? En alsof dat dan nog niet genoeg is, ook nog die wrede, afschuwelijke geseling van de Romeinen! Waarom toch? Zo erg zijn die paar zonden van mij toch niet, zegt men dan? Is God dan zo’n wrede onbarmhartige God, die in Zijn toorn genoegdoening eist en bloed wil zien?

Het komt best voor dat mensen heel eerlijk met deze vragen worste­len, en dan hoor je wel eens zeggen: Zo’n God hoef ik niet! Een God die Zijn eigen Zoon de dood injaagt? Nee hoor, dat kan niet! Zo’n God is niet enkel goed! En dat klinkt natuurlijk nog heel gewichtig ook. Ik las in een artikel van een evange­list dat er zo bij zo maar weinig zon­debesef meer is en dat het steeds moeilijker geaccepteerd wordt dat een ander heeft moeten sterven voor jouw fouten. Dat past niet meer in de cultuur van de postmoderne mens. “Als ik iets fout heb gedaan dan knap ik dat zelf wel op”! Daarnaast heeft de duivel ook eeu­wen lang mensen geïnspireerd te leren en te geloven, juist ook in ker­ken, dat de kruisdood van Jezus een genoegdoening was aan God. Dat daardoor Zijn brandende toorn gestild moest worden zodat Hij de nietswaardige mens dan toch maar jou vergeven. Al dit soort gedachten versluieren de oneindige liefde en goedheid van God en maken het kruis krachteloos. Juist in het hele verlossingsgebeuren schittert de lief­de en de goedheid van God en van Zijn Zoon Jezus op z’n hoogst.

Is vergeven niet voldoende?

Blijft toch de eerlijke vraag van som­migen: “waarom vergeeft God niet gewoon alles, en klaar is het?” Het behoort immers bij Zijn Naam, bij Zijn wezen dus. Dat lezen we in Exodus 34 vers 6 en 7 (Ex. 34:06-07), waar Mozes vraagt Gods heerlijkheid te zien: “De Here ging aan Mozes voorbij en riep Zijn Naam: Here, Here, God, barm­hartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw, die goedertierenheid bestendigt aan duizenden, die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft…” Dat is dus geen probleem voor God! Hij vergeeft “gaarne” lezen we elders. Maar, met vergeving alleen is de zaak niet opgelost in de schep­ping. Er staat een overvloed aan tekstmateriaal in de Bijbel, waaruit blijkt dat zonden rechtmatige vergel­ding moeten ontvangen, anders zou het als ongerechtigheid in Gods schepping blijven voortwoekeren. Zo ook het bloed dat van de aardbodem roept tot God, van alle mensen die vermoord zijn Genesis 4 vers 10 (Gen. 04:10). Verder lezen we dat zonden uitgewist moe­ten worden. Dat er reiniging moet plaatsvinden en dat dit niet zonder bloedstorting kan geschieden. Dat wil zeggen dat er leven voor gegeven moet worden. Zondigen, het overtre­den van Gods inzettingen en verordeningen, heeft verstrekkende gevol­gen.

In de geestelijke dood

Het duidelijkste voorbeeld is wat de zonde van Adam en Eva teweeg heeft gebracht. Vergaf God dat dan niet? Ja zeker wel, want Hij zoekt ze gelijk weer op in de Hof! Maar God kon de gevolgen niet ongedaan maken. Vanaf dat moment ging er verderf intreden; de wet van zonde en dood ging in werking Romeinen 8 vers 2 (Rom. 08:02), zoals God had gezegd Genesis 2 vers 15 tot en met 17 (Gen. 02:15-17). De mens kwam als direct gevolg in de geestelijke dood, afgesneden van God de levensbron, wat uiteindelijk de lichamelijke dood tengevolge heeft. “Door de overtreding van die ene, is de dood als koning gaan heersen”, onderwijst Paulus in Romeinen 5 vers 17a (Rom. 05:17a).

Door de overtreding van Adam gaf hij zijn koningschap over aan de duivel, die toen de overste van deze wereld geworden is. God zegt tot Adam: “Omdat gij van de boom gegeten heb, waarvan Ik u geboden had: Gij zult daarvan niet eten, is de aardbodem om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, en doornen en distels zal hij u voortbrengen” Genesis 3 vers 17 (Gen. 03:17). Om die ene overtreding? Ja, zegt God! Hij is niet iemand die tot waarheid of werkelijkheid maakt zoals het gelopen is, maar Hij han­delt vanuit Zijn eeuwig onverander­lijk wezen en naar Zijn onverander­lijke raad.

Ja maar, het was toch de duivel daar bij de boom?

Wat we hier helder vast moeten stel­len is: De duivel is wel de smerige verleider Genesis 3 vers 1 tot en met 7 (Gen. 03:01-07) en de dief, maar de méns is het die overtreedt en zondigt en wordt door God aan­sprakelijk gesteld, want hij staat in de scheppingsorde boven de enge­len!

Mens en schepping zijn onder de vloek gekomen en dat kan nooit door vergeving alleen hersteld wor­den. Er is maar één oplossing: de hele schepping moet sterven om onder de vloek uit te komen! Alle zonden voeren naar de dood en de mens kan zich daar zelf niet van verlossen. Als een proclamatie heeft de psalmist dit woord van God opge­schreven in Psalm 49 vers 2 en 3; Psalm 48 vers 8 tot en met 10 (Ps. 049:002-003 en Ps. 049:008-010): “Hoort dit, alle gij volken, neemt ter ore, alle bewoners der wereld, zowel geringen als aanzienlijken, rijken en armen tezamen. Niemand kan ooit een broeder loskopen, noch Gode zijn losprijs betalen, te hoog immers is de prijs voor hun leven, en voor altoos ontoereikend dat hij voor immer zou voortleven, de groeve niet zou zien”.

Klaagliederen 2 vers 13c (Klaagl. 02:13c) zegt: “Want groot als de zee is uw breuk; wie kan u genezing brengen”?

Zonden brengen schade toe

Zonden beschadigen en vervuilen niet alleen de mens zelf, maar bren­gen ook schade toe aan de goede schepping van God, zie Jesaja 24 vers 3 tot en met 6; Jesaja 24 vers 19 en 20 (Jes. 24:03-06 en Jes. 24:19-20). Daar komt nog bij dat bijna altijd de medemens ook scha­de wordt toegebracht. Het is wel goed daar eens bij stil te staan, en te bedenken dat alle mensen van God zijn. De zondaar staat dus schuldig voor God, zijn Schepper. Er is wel geleerd dat de mens schul­dig staat bij de duivel. Dat is een grote misleiding van de duivel zelf. Door te zondigen kom je niet in de ‘schuld’ te staan bij de duivel, maar kom je onder zijn ‘macht’ en sta je schuldig voor God. Dat is, denk ik, nogal een verschil. De mens heeft niet de goede en rechtvaardige veror­deningen van de duivel overtreden, maar van God! En God is nog altijd de enige wetgever en rechter in de schepping, zegt Jacobus. Bovendien is de duivel de dief, de leugenaar, de moordenaar, de slachter en de ver­delger. En wat heel belangrijk is: oorspronkelijk was de duivel een engel die bij de dienende geesten hoorde om de mens te dienen Hebreeën 1 vers 14 (Heb. 01:14). Hij kan dus onmoge­lijk, door zijn val notabene, eigen­dommen hebben in de schepping van God. Er hoeft dus echt niets geofferd of betaald te worden aan de duivel, zoals wel eens verondersteld wordt. Gelukkig heeft de schrijver van de Hebreeënbrief het heel dui­delijk opgetekend in Hebreeën 9 vers 14 (Heb. 09:14): “Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeu­wige Geest Zichzelf als een smette­loos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te die­nen”? Het is een zaak van Jezus Christus, de heilige Geest en van God. De duivel staat hier helemaal buiten! Niets geen transactie of ruil­handel met de grootste leugenaar en moordenaar die er bestaat. Zo is God niet!

God is een jaloers God

De zonden en de ongerechtigheden hebben verschrikkelijke gevolgen. Niet alleen voor jezelf, maar ook voor je nageslacht, je familie, je volk, je land en de schepping. God is een jaloers God en Hij begeert de geest van de mens met jaloersheid. Ook de geest van de kin­deren.

Als God dan zegt in Deuteronomium 5 vers 9 (Deut. 05:09): “Gij zult u voor de afgoden niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Here, uw God, ben een na-ijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen en aan het derde en aan het vierde geslacht”, dan moeten we dat wel leren verstaan. Anders zou de indruk gewekt kunnen wor­den dat God Zijn gram dan maar haalt en Zich wreekt op de onschul­dige kinderen, om zo Zelf genoeg­doening te verkrijgen. Maar zo is God niet! “Hij heeft geen enkel behagen in de dood van de men­sen”.

God laat met dergelijke woorden zien, wat voor afschuwelijke gevol­gen zonden hebben voor het nage­slacht. En dan vooral zonden op het occulte vlak, zaken die met afgoderij te maken hebben, onreinheid en huwelijkse ontrouw, enz. Ouders beschadigen niet alleen zichzelf en maken zich tot gebondenen van boze geesten, maar ook de kinderen beschadigt men en levert ze over in de macht van boze geesten. In zo’n leven is dan een sterke macht bin­nengekomen die alle vermogens van die mens onder zijn beheer houdt. Zo’n mens is dan een slaaf van die boze geest, leert Jezus ons in Matteüs 12 vers 28 en 29 (Matt. 12:28-29). Ieder mensenkindje wordt vanaf de zondeval geboren in het gebied waar de duivel de overste is en waar de dood als koning heerst. Dit kleine mensje heeft zelf nog niet gezon­digd en is ook niet schuldig aan de zonden van de ouders en de voorge­slachten Deuteronomium 24 vers 16 en Ezechiël 18 vers 20 (Deut. 24:16 en Ez. 18:20), maar het ondervindt wel de nadelen en draagt de gevolgen, en maar al te vaak de gebondenheden door de zonden van de voorgeslachten in zich. Vele Bijbelse voorbeelden zijn hier van te noemen o.a. Deuteronomium 5 vers 9 en Jeremia 16 vers 10 tot en met 13 en Klaagliederen 5 vers 7 (Deut. 5:9 en Jer. 16:10-13 en Klaagl. 5:7). En dit zien we om ons heen hand over hand toenemen in een wereld die steeds duisterder en meer en meer gebon­den wordt. Het hele wezen van God komt in opstand als Hij dit ziet. want alle zielen zijn van Hem en Hij houdt intens veel van de mensen. Hij begeert ze met jaloersheid! In Hosea 11 vers 8 (Hos. 11:08) staat van God als hij de zonde en de verdorvenheid ziet: “Mijn hart keert zich om in Mij. ten volle wordt mijn erbarming opge­wekt”. Dat is het ware gezicht van God! Dan kijk je echt in Zijn hart!

Zie, het Lam Gods

Er staat zo mooi in Spreuken 16 vers 6a (Spr. 16:06a): “Door liefde en trouw wordt de ongerechtigheid verzoend”. En de satan staat machteloos als God op deze wijze Zijn recht doet aan de mens.

Wij kennen het beeld uit het Oude Verbond, dat de mens die gezondigd had, met een offerdier naar de tem­pel ging. Hij legde zijn handen op de kop van het dier en beleed daarbij zijn zonden. Op dat moment gingen de zonden over op het dier wat geslacht en geofferd werd en de mens kon weer vrijuit zijn weg ver­volgen. “Het offerdier nam de plaats in van de mens.

Zo is God zelf in de volheid des tijds, met Zijn eigen Lam gekomen en heeft de verantwoordelijkheid van alle schuld en ongerechtigheid van de mensheid afgenomen en dit op Zijn Lam, op Zijn eigen Zoon gelegd. Door deze over te geven ter slachting verlost God zelf de wereld van alle ongerechtigheid. En dan schrijft Paulus die bekende woor­den: “Jezus die geen zonde gekend heeft, heeft God voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods In Hem” 2 Korinthe 5 vers 21 (2 Kor. 05:21).

Zie hier het bewijs van Gods liefde voor u en mij en voor alle mensen! God gaat recht doen in Zijn goede schepping door het bloed van het kruis.

Hij gaat de gehele schepping weer met Zichzelf verzoenen in Zijn Zoon Jezus Christus Kolossenzen 1 vers 20 (Kol. 01:20). Dit verschrikkelijke oordeel komt als een diepe duisternis, met het kli­maat van de dood, over Jezus als Hij in Gethsemané binnengaat. Hij weet dat Hij het nu helemaal alleen moet doen. God had Hem losgelaten, overgegeven in de macht van heide­nen en zondaars. Hij is nu in het gebied waar de satan heerschappij oefent, zonder enige bescherming. De ure van de macht der duisternis was aangebroken. Hij werd dodelijk beangst, schrijft Lucas, en Zijn zweet werd als bloeddruppels, die op de aarde vielen Lucas 22 vers 44 (Luc. 22:44). Jezus kent de Schriften en Hij kent alle oordelen die over de zonden staan opgetekend. De Heer weet dat al die oordelen letterlijk aan Hem vervuld zullen gaan worden. De Heer kende Deuteronomium 28 waar de vloek op de zonde beschre­ven staat en Hij weet: “Ik ga nu de mensheid vrijkopen van de vloek van de wet door nu Zelf voor een ieder een vloek te worden” Galaten 3 vers 13 (Gal. 03:13).

Het is goed daar eens bij stil te staan en te overdenken hoe diep dat gaat en wat een liefde van de Vader en de Zoon daar aan ten grondslag ligt.

Ik wil het nogmaals benadrukken: God heeft geen transactie met de duivel gesloten in de zin van: “jij krijgt Mijn Zoon in ruil voor alle mensen”. De duivel zou dan een aandeel hebben gehad in onze ver­lossing! God zou dan trouwens afda­len naar het niveau van de duivel om dan vervolgens contractbreuk te plegen door Jezus Christus uit de doden op te wekken. Absoluut onmogelijk; dit mogen we een heilig God niet toedichten. “Door liefde (voor mens en schep­ping) en trouw (aan Zichzelf en de schepping) wordt de ongerechtig­heid verzoend”.

De Heer Jezus heeft de mensheid vrijgekocht van de vloek der wet, door zelf voor een ieder een vloek te worden Galaten 3 vers 13 (Gal. 3:13).

 

 

Het gebed in de morgen door Wim te Dorsthorst

 

Hoe bepalend kan het zijn hoe iemand de dag begint. Je kunt opstaan en nog de moeheid van de vorige dag voelen. Misschien slecht geslapen of last van een ochtend­humeur. Misschien een ziek kind dat je uit de slaap hield, een pijnlijk lichaam bij het ouder worden, mop­perend op alles en iedereen omdat je eigenlijk te laat bent opgestaan. Misschien zie je de bergen werk die weer verzet moeten worden van­daag.

Is dat het begin van de nieuwe dag voor jou? De kans is dan groot dat het een rotdag wordt. David was koning van Israël en dat zal voor hem best wel een behoorlijke dag­taak zijn geweest. Maar voor hij in het werk duikt, richt hij eerst zijn aandacht op de Here. Hij bidt: “Neem mijn redenen ter ore, o Here, let op mijn verzuchtingen. Sla acht op mijn hulpgeroep, o mijn Koning en mijn God, want tot U richt ik mijn gebed. Here, des mor­gens hoort Gij mijn stem, des mor­gens leg ik het U voor, en zie uit” Psalm 5 vers 2 tot en met 4 (Ps. 005:002-004).

Geweldig om dit met David te kun­nen zeggen. Heeft de Vader de stem van Zijn kind gehoord in de mor­gen? Weet je, Hij verlangt er zo naar en Hij heeft er toch ook wel recht op. Zijn enige Zoon heeft Hij uit liefde prijs gegeven om ons te verlossen van de eeuwige dood en ons zo tot Zijn kinderen te maken. Hoeveel van Zijn kinderen nemen ’s morgens even de tijd voor een gesprekje met Vader voor ze weer de drukte van de dag ingaan? Hij wil ons helpen, zegenen, onder­steunen met Zijn heilrijke rechter­hand. Beschermen in het drukke verkeer, tegen overmoed, tegen stress, bij de drukte in het gezin, bij het moeilijke klimaat op school, enz. Maar zoals een liefdevolle Vader is, wil Hij ’s morgens zo graag onze stem horen en dat we Hem deelge­noot maken van alles wat ons leven betreft.

“Here, des morgens hoort Gij mijn stem, des morgens leg ik het U voor, en zie uit” (vs. 4). Wat geweldig dat ook ’s morgens al de liefdevolle oproep klinkt: “Werpt uw bekom­mernis op de Here, Hij zal voor U zorgen; Hij zal nimmer toelaten, dat de rechtvaardige wankelt” Psalm 55 vers 23 (Ps. 055:023).

Belijdt zo’n woord, als het mogelijk is hardop, zodat het in de hemel en op de aarde gehoord wordt. Niet als een toverspreuk, maar als een Woord van God en de heilige enge­len zullen er dan ook zijn om dit Woord te volvoeren Psalm 103 vers 20 (Ps. 103:020). Door de jonge vaders en moeders met kinderen is het van levensbe­lang om als priesters de kinderen voor het aangezicht van de Here te brengen. Zijn Naam daarover uit te roepen, want Zijn Naam is een sterke toren. Zijn Naam is bescherming en bewaring, is als een banier tegen de vijand. De kinderen heiligen in de Naam van Jezus is de prachtigste priesterdienst van het ouderschap. (Trouwens ook voor de opa’s, oma’s en alle gemeenteleden!) Wat krijgen de kinderen niet allemaal te verstou­wen wat hen zou kunnen beschadi­gen? De duivel moet het horen: “Het groene gras zal niet verbranden”. Dat is een belofte die wij op onze lippen mogen nemen. Voor wie de dag zo met God begint, kan het niet meer stuk.

David zegt ook nog: ‘”s Morgens leg ik het U voor en zie uit”. David kende zijn God en wist dat hij volko­men op Hem kon vertrouwen. Hij zag niet uit met twijfel, maar met zekerheid in zijn hart dat God zijn gebed had gehoord en Zijn Woord zou volvoeren.

Tien tegen één dat je aan het einde van de dag ook met David kunt zeg­gen: “Van ganser harte wil ik u dan­ken o Here, U roemen hoog boven de goden: want Gij hebt mijn sme­ken gehoord. Ik werp mij neer naar Uw heilige tempel gericht, en ver­heerlijk Uw Naam, om Uw genade en trouw. Gij hebt onnoemelijk meer gedaan, dan Gij hebt beloofd, Gij hebt mij verhoord toen ik tot U riep en mijn zielskracht vermeer­dert” Psalm 138 vers 1 tot en met 3 Petrus Canisius vertaling (Ps. 138:001-003).

 

Vorm en inhoud van de waterdoop door Jildert de Boer

Dit artikel is in de eerste plaats bestemd voor christenen die zich nog niet hebben laten dopen. Op duidelij­ke wijze laat Jildert de Boer zien waarom de zogenaamde doop door onderdompeling de enige echte doop is. Maar ook degenen die korte of lange tijd geleden al gedoopt zijn zul­len van dit artikel nog veel kunnen opsteken. Zeker als men zich reali­seert dat het na de doop erom gaat dat het nieuwe leven in Christus vol­ledig tot ontwikkeling behoort te komen (red.).

Menige doopdiscussie heeft zich afgespeeld in een sfeer van ‘hete hoofden en koude harten’. In zo’n klimaat maken ook degenen die ogenschijnlijk gelijk hebben zichzelf ongeloofwaardig door hun felle hou­ding. Daardoor is de kernzaak van de doop, namelijk het gaan leven volgens Romeinen 6, wel eens in de schaduw komen te staan. Het met Christus gekruisigde leven is van het hoogste belang, evenals de openba­ring van het nieuwe leven, dat met Christus is opgestaan. Bijbelse waarheden zullen wij echter niet met geweld aan de mensen opdringen. Iedere gelovige mag de kosten berekenen, of hij of zij bereid is, om de prijs te betalen. Als mede­werkers van God mogen wij de men­sen verlokken, om de doopkwestie aan de hand van hun eigen Bijbel te toetsen, als een aanmoediging tot het zetten van de geloofsstap, om zich te laten dopen.

De buitenkant

De vorm van de doop is niet het allerbelangrijkste. Toch is ook dat een hulp om de binnenkant, de inhoud, van de doop te verstaan. In Leviticus 14 vers 15 en 16 (Lev. 14:15-16) worden drie woorden gebruikt: gieten, dopen en sprenkelen. Wij willen Gods Woord eenvoudig nemen zoals het is en daar verder niet over rede­neren. Welk woord is in deze zaak het juiste? Als wij afgaan op de ker­kelijke traditie, dan weten wij dat daar een predikant is, die zijn vin­gers doopt in een bakje water en vervolgens een kind besprenkelt. Uit de kerkgeschiedenis weten wij ook dat er een periode was in de vroege christenheid, waarin men de neiginghad de doop almaar uit te stellen. Men sprak van een bejaardendoop en in die tijd gebeurde het dat bejaarde mensen op hun sterfbed werden begoten met water. Maar als het Woord van God in het Nieuwe Testament spreekt over de doop, dan is dat altijd onderdompe­ling. Dat is helemaal kopje onder! Waarom doet God dat nu met zo’n teken? Omdat wij werkelijk van voet­zool tot schedel gezondigd hebben Jesaja 1 vers 6 (Jes. 01:06). Dit feit roept om een radi­caal symbool van reiniging van zon­den. We zijn immers met onze voe­ten ingegaan op de verleidingen van de duivel als overste van deze wereld en we hebben ons hoofd gevuld met allerlei gedachten, die niet overeen­stemmen met Gods gedachten vol­gens zijn Woord.

In het watergraf

Als wij dit gaan beseffen, dan begrij­pen wij het beeld van de totale ondergang in het watergraf! Degenen die nu door Gods genade tot een vast besluit komen, om te breken met de zonde en voortaan te leven naar de wil van God, die kun­nen dit laten zien door zich hele­maal over te geven aan het water van de doop. Zij worden helemaal onder­gedompeld. Al het oude -het zondige verleden- wordt begraven en de nieuwe gezindheid is om Jezus voor 100% te volgen!

Toen eertijds Bonifatius de Friese stadhouder Radbout onderdompel­de, hield deze voormalige vechters­baas één vuist opgeheven boven water. Bonifatius nam daar geen genoegen mee en doopte hem nog­maals, maar nu compleet met dat element, dat in het oude leven zo’n grote rol gespeeld had. In het Nieuwe Testament lezen we dat Jezus zijn discipelen liet dopen Johannes 3 vers 22; Johannes 4 vers 1 en 2 (Joh. 03:22 en Joh. 04:01-02). Maar ook Johannes doopte in de Jordaan. Dit deed hij bij Enon bij Salim. Waarom op die plek? Wel. omdat daar VEEL water was Johannes 5 vers 23 (Joh. 05:23). Nu zijn er sommigen die beweren, dat er in Enon bronnen en spuitende fonteinen waren. Dit argument doet een beetje flauw aan. Alsof wij in onze tijd ook wel een doopdienst zouden kunnen houden met behulp van een sproei-installatie, of door middel van het inhuren van de plaatselijke brandweer…

In of met water?

In de Bijbel lezen we echter over een (water)bad der wedergeboorte Titus 3 vers 5 (Titus 03:05) en over mensen die IN het water gaan en UIT het water opstijgen. Dat is heerlijk radicaal! Wanneer wij in onze vertalingen lezen dat Johannes kwam om te dopen met water en dat Jezus kwam om te dopen met de heilige Geest en met vuur, dan is het opmerkelijk hoe de vertalingen op dit punt zijn aangepast aan de kerke­lijke traditie. In de kanttekeningen bij de Statenvertaling staat evenwel: het Grieks zegt ‘in’. In de oorspron­kelijke versie staat er dus: in water, in heilige Geest en in vuur Matteüs 3 vers 11 (Matt. 03:11).

‘Dopen met’ is een veel te zwakke uitdrukking -op de keper beschouwd zelfs geen goed Nederlands- maar het sluit beter aan bij de kerkelijke besprengingspraktijk. Misschien zou nog als het gaat om de bewuste

vergeving van zonden van een gelo­vige dit enigszins kunnen uitbeel­den door besprenging. Maar als wij de doop in Jezus’ dood en opstanding naar Romeinen 6 zien als ‘opstart’ naar een volkomen overwinningsleven -van hoofd tot voeten- dan kiezen wij voor de Bijbelse onderdompeling. Daar is de Schrift zonneklaar over. Het woord ‘baptizein’ met de aflei­dingen daarvan betekent immers indopen of onderdompelen. Gaat het om een ceremonie of ritueel? In het­ zelfde Johannes 3. maar dan in vers 25 (Joh. 03:25) lezen we: “Er rees dan geschil tussen de discipelen van Johannes met een Jood over de reiniging”.

Ritueel of inhoud?

Op soortgelijke wijze hebben velen getwist over de doopvorm. Dan wordt een religieus ritueel belangrij­ker dan de inhoud van de doop. De doop verwordt op die wijze tot een plechtig, ceremonieel gebeuren, of ook wel tot een luchtige, oppervlak­kige ‘happening’, terwijl de diepe betekenis naar de achtergrond verdwijnt. ‘Doop’ en ‘diep’ komen ech­ter juist van hetzelfde grondwoord. We noemen iets van deze geschillen. Er bestaan groepen, die drie keer onderdompelen (blijkbaar op grond van een doorgevoerde drie-eenheids­leer) en er zijn er die eenmaal onderdompelen. Die ‘drie-plonzers’ zijn niet zaliger dan de ‘één-plonzers’! Allerlei poespas en uiterlijk vertoon heeft geen waarde voor God en helpt je in de geestelijke wereld niets verder, al kan het voor vleselij­ke ogen nog zo indrukwekkend lij­ken. Drie keer onderdompelen brengt je niet tot een grondiger over­winningsleven. Er zit geen hulp in, om tot overwinning te komen en dit soort zaken hebben dan ook niets met het leven te maken. Een ander voorbeeld is dat van ‘The Old Order River Baptists’. Deze oude Baptistengroep wil uitsluitend dopen in het stromende water van een rivier. Dopen in stilstaand water beschouwen ze als een surrogaat. Om nog maar niet te spreken van die christenen, die persé in het water van de Jordaan gedoopt willen worden, alsof dit een heiligende of magische werking zou hebben…

Innerlijke overtuiging

Johannes de Doper geeft in het gedeelte Johannes 3 vers 22 tot en met 36 (Joh. 03:22-36) enkele antwoorden. Als de mensen Johannes wijzen op Jezus met: “zie die doopt en allen gaan tot Hem”, dan antwoordt Johannes: “Geen mens kan iets aannemen of het moet hem uit de hemel gegeven zijn” Johannes 3 vers 26 en 27 (Joh. 03:26-27). De gevolgtrekking van bekering, om tot de doop in water te komen -voor ons de doop in Christus Jezus- berust op een innerlijke overtuiging van Gods Geest. Het heeft geen zin, om iemand geforceerd -als het ware met een touwtje- mee te nemen naar het waterbad. Zo werkt dat niet!

De doop is van binnenuit een geloofs­keuze van de persoon zelf, op grond van de ware besnijdenis van het hart, naar de Geest Romeinen 2 vers 28 en 29 (Rom. 02:28-29). Deze innerlijke besnijdenis is geen werk van mensenhanden, maar geschiedt door Gods hand, dat is door zijn Geest. Dit toon je door het lichaam des vleses (de oude mens) te begraven in de doop Kolossenzen 2 vers 11 en 12 (Kol. 02:11-12).

Levensvernieuwing

In Kol. 02:11-12 spreekt Johannes over: “Hij moet wassen, ik moet minder worden”. Dit betreft allereerst Johannes’ eigen leven: zijn bediening zou steeds meer op de achtergrond raken en verdwijnen en de dienst van Jezus zou op de voor­grond komen en opbloeien. Wij kunnen echter dit woord ook goed toepassen op dopelingen. Hebben zij het verlangen dat het leven van Jezus zich in hen zal gaan ontwikkelen? Zijn zij erop ingesteld dat Jezus’ karaktertrekken in toenemende mate in hen gestalte zullen gaan krijgen?

De wezenskenmerken van Jezus zijn zachtmoedigheid en nederigheid van hart Matteüs 11 vers 29 (Matt. 11:29). Met deze edele mentaliteit mogen de dopelin­gen in het leven dat op de doop volgt zich meer en meer gaan bekleden. Dit is een heel andere gezindheid dan die van: “wij flinke christenen, wij zullen wel eens even laten zien…” Zo’n instelling mist de diepe afhankelijkheid zonder Hem niets te kunnen doen Johannes 15 vers 5b (Joh. 15:5b) en in een dergelijke houding van menselijke sterkte proef je een ego dat minder en minder mag worden. Niet dat onze persoonlijkheid eraan moet, maar deze mag herstellen naar de gelijkenis Gods, waarin Hij de mensen schiep Jakobus 3 vers 9b (Jak. 03:09b) Met een sterke ‘ik’-gerichte persoonlijk­heid bouwt God geen nieuwe schep­ping op. Wij worden vernieuwde persoonlijkheden in Christus, in afhankelijkheid van Hem. Daarbij hoort tevens het afleggen van de oude mens, de oude levensinstel­ling, met zijn praktijken of leefwijze. De mens Gods mag echter helemaal uit de verf gaan komen! Wat een man was die Johannes de Doper! Hij was nota bene de groot­ste van het Oude Verbond Matteüs 11 vers 11  (Matt. 11:11) en hij had een gestalte onder de mensen, maar hij wist dat hij slechts wegbereider was en trad daarom langzamerhand terug. “De vriend van de bruidegom, die erbij staat en naar hem luistert, verblijdt zich met blijdschap over de stem van de Bruidegom. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld” Johannes 3 vers 39 (Joh. 03:29). Hij verheugde zich kolossaal over de komst van de Christus. Voor dopelingen geldt ook dat hun intelligentie, hun beroep, hun geld en hun afkomst naar het vlees voor het Koninkrijk Gods niet van belang is. Eén ding is nodig: de stem van de Meester volgen! Eveneens is het van grote betekenis voor dopelingen in te zien, dat eigengereidheid, heers­zucht, een sterke mening, het men­selijk gelijk en hun wil naar het vlees ‘kopje onder’ kan: met Christus gekruisigd, gestorven en begraven! Als de Here Jezus oproept Hem te volgen brengt Hij dit vaak in verband met zelfverloochening! In een gemeente komen er altijd pro­blemen met mensen die hun eigen haan nog koning willen laten kraai­en en die hun geldingsdrang willen doordrukken. Met in Christus gestorven mensen krijg je geen trammelant in de gemeente! Wat een goddelijke rust gaat er van hen uit en zij laten zich niet meer ophit­sen vanuit het rijk der duisternis. Zij zijn finaal opgehouden met hun eigen manier van leven, dat voor­heen gevoed werd door de inspira­ties van de geesten in de lucht. Voortaan is hun getuigenis: “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, (dat is) niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij” Galaten 2 vers 20 (Gal. 02:20). In geloof en gehoorzaamheid kiezen zij ervoor om nu Gods wil te doen en Gods meningen -Zijn gedachten in zijn Woord- te laten prevaleren boven al het menselijke en natuurlijke.

Volledige gehoorzaamheid

In Johannes 3 vers 36 (Joh. 03:36) lezen we: “Wie de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, doch wie aan de Zoon onge­hoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem”. De laatstgenoemde categorie geeft God over aan de boze geesten, die werken in de kinderen der onge­hoorzaamheid Efeze 2 vers 2 (Ef. 02:02). Als wij het leven willen zien én wil­len zien toenemen, dan gaat het om pure geloofsgehoorzaamheid. Daarom is een vastberaden besluit belangrijk: laat je dopen! Het teken van onderdompeling toont die gezindheid van volledige gehoorzaamheid. Daarbij hoort: helemaal het oude wegdoen voor zover je je dat nu bewust bent. Het teken van de doop en het geloofsfeit dat je je mag identificeren met Christus, geeft je een wapen in de strijd in je latere christenleven. De doop markeert de breuk, de scheids­lijn tussen het oude en het nieuwe leven. Het is nu immers afgelopen in je leven met zondigen en de colla­boratie met het rijk der duisternis. De doop is de dood aan het oude, zondige leven en biedt het perspectief in nieuwheid des levens te gaan wandelen Romeinen 6 vers 3 en 4 (Rom. 06:03-04). De doophandeling op zichzelf geno­men is een kwestie van luttele seconden, maar heeft een verstrek­kende betekenis in de geestelijke wereld. Al betreft de doop slechts een kort moment van onderhouden, daarna komt het leven vanuit de doop en leer je te onderhouden AL wat Jezus ons bevolen heeft Matteüs 28 vers 19 (Matt. 28:19).

De vernieuwing van denken en leven komt op gang en een aanspo­ring tot verdere ontwikkeling vinden we bijvoorbeeld in 1 Korinthe 14 vers 20 (1 Kor. 14:20): “Broeders, weest geen kinderen in het verstand, maar in de boos­heid; wordt in het verstand volwas­sen”. Met andere woorden: verzamel geestelijke kennis, pas die in je leven toe en bouw daar de gemeente mee op tot volwassenheid, tot volle wasdom in Christus. Maar wat de boosheid betreft: die mag kleiner en kleiner, minder en minder worden! God heeft voor u zijn knecht doen opstaan en Hem tot u gezonden, om u te zegenen, door een ieder uwer af te brengen van zijn boosheden Handelingen 3 vers 26 (Hand. 03:26).

Een goed geweten

In 1 Petrus 3 vers 21 (1 Petr. 03:21) lezen we: “Als tegenbeeld daarvan (namelijk van de zondvloed met een enorme water­massa) redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus”. De doop is geen douche aan de buiten­kant, niet alleen een teken voor de daadzonde die buiten het lichaam komt, maar een verbond (Lutherse vertaling) van een goed geweten tot God. Bij baby’s is er uiteraard nog geen sprake van een geweten. Een rein geweten functioneert van binnen. Als wij in Christus zijn, dan worden wij innerlijk gereinigd in zijn bloed. De reinen van hart zullen God zien Matteüs 5 vers 8 (Matt. 05:08). Wij hoeven niet langer te zondigen, maar kun­nen overwinnen in de kracht van de heilige Geest. Door de kracht van Jezus Christus’ opstandingsleven kunnen engelen, machten en krach­ten ook ons onderworpen zijn 1 Petrus 3 vers 22 (1 Petr. 03:22) en zullen ze ons leven niet langer ringeloren, om ons tot zonde te verleiden. Waar ben je thuis? Noach veroor­deelde een hele oude wereld! Hij bereidde eerbiedig de ark toe en bouwde nauwkeurig volgens de aan­wijzingen van God Hebreeën 11 vers 6; Genesis 6 vers 22 (Heb. 11:06; Gen. 06:22).

Hoe is het met onze ‘eindtijdark’? Is die ook van binnen en van buiten met pek bestreken Genesis 6 vers 14 (Gen. 06:14), zodat de golven van de stromingen en de wereldmassa niet binnendringen in de gemeenten en in onze gezinnen? Dopelingen behoren mensen van stavast te zijn, pal in hun beslissing om Jezus trouw te zijn en de wereld met haar begeerten op te geven. Zijn wij onberispelijk onder onze tijdge­esten? Zijn wij bereid elke werelds­gezindheid los te laten, teneinde onze kinderen en jonge mensen te redden in de zondvloed van demo­nie die opkomt? Laten wij de duif van nieuw leven, van de Geest Gods, over ons leven uit? Dan wor­den wij vreemdelingen op aarde, maar thuis in het Koninkrijk van God en treden daar op onze hoog­ten. Bij sommige christenen heb je het idee dat ze zich prima thuis voe­len op de aarde, maar dat het functioneren in de hemelse gewesten vreemd voor hen is. Geestelijke activiteiten, zoals het opbouwen van een gebedsleven in geest en waarheid, het je eigen maken van de gedach­ten Gods, het gericht strijden tegen de machten der duisternis en het je bewust worden van een meedienende goede engelenwereld, zijn zaken die een vleselijk christen vrij weinig zeggen.

Geestelijke realiteit

De christen, die werkelijk geestelijk wil worden, beseft dat de zichtbare waterdoop een uitbeelding is van een geestelijke realiteit. Hij is zich bewust van een getrokken zijn uit de macht der duisternis naar het Koninkrijk van het licht, het Koninkrijk van de Zoon van Gods liefde Kolossenzen 1 vers 13 (Kol. 01:13). Dit gegeven wil hij met Gods hulp concreet en praktisch in zijn leven verder uitwerken naar

Gods bedoeling, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust 2 Timoteüs 3 vers 17 (2 Tim. 03:17)

De doop is geen vrijblijvende zaak! Het is volle ernst, om niet alleen af te rekenen met het oude leven, maar tevens consequent het nieuwe leven uit te leven. “Wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde” Romeinen 6 vers 7 (Rom. 06:07). Vroeger waren we dood voor God en levend voor de zonde, maar nu zijn we dood voor de zonde en levend voor God in Christus Jezus. Dit moet voor ons vaststaan Romeinen 6 vers 11 (Rom. 06:11). Nu zullen wij onze leden -van top tot teen- in dienst van God stel­len en de zonde niet langer als koning laten heersen Romeinen 6 vers 12 en 13 (Rom. 06:12-13). Kortom: een reine blik in je ogen, geen halsstarrige, maar een buigza­me nek, een positief belijdende tong, een zacht en warm hart, een goede spijsvertering van het Woord tot omzetting in leven Gods, handen om te dienen en voeten die de bereidvaardigheid van het evangelie hebben.

En als er, figuurlijk gesproken, iemand op je tenen gaat staan, wat voor reactie geef je dan? Merk je dan nog iets van het sissen van de slang, of veeleer van de stromen van levend water vanuit je binnenste? Groeit het leven van Christus in je? Zulke dingen behoren tot de lessen die je na je doop mag leren. Vooreerst gaat het om de geloofsstap zelf: je ’terstond’ laten dopen Handelingen 16 vers 33 (Hand. 16:33) en je door geen mens of macht -koste wat het kost- meer tegen te laten houden, om God te gehoorzamen!

Wat een vreugde om de Heer geheel te behagen en alles wat daar niet mee strookt aan het watergraf prijs te geven! Kom binnen in deze blijd­schap door je leven over te geven aan Jezus de Heer en daarvan getui­genis af te leggen in de doop! Ga van harte de nieuwe en levende weg van Jezus en de Here zal je krachtig daarin sterken!

 

Leven vanuit Gods gerechtigheid door Margreet Gast

“Zalig, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen ver­zadigd worden” Matteüs 5 vers 6 (Matt. 05:06)

Gerechtigheid is een Bijbelse term waarvan de betekenis moeilijk te vat­ten is. Het heeft in elk geval te maken met recht en onrecht. Maar als we op ons eigen ‘rechtvaardig­heidsgevoel’ afgaan, om de bedoe­ling van gerechtigheid te kennen, komen we verkeerd uit. Wij denken nog te veel in termen van misdaad en straf, van wraak en vergelding.

Gods rechtsorde

In Jesaja 59 vers 13 (Jes. 59:13) lezen we dat ongerechtigheid is: “overtreden, ver­loochenen van de Here, afvallen van onze God, spreken van onderdruk­king en afwijking, zwanger gaan van leugentaal en die uit het binnenste voortbrengen”.

Hieruit blijkt duidelijk dat (onge­rechtigheid te maken heeft met de verhouding tussen God en mens. Het gaat verder dan het aardse rechtvaardigheid denken. Gerechtigheid, uitgaande van God naar de mens, wordt in Psalm 103 prachtig omschreven met: “vergeven van ongerechtigheden, genezen van krankheden, mensenlevens verlos­sen van de groeve, mensen kronen met goedertierenheid en barmhar­tigheid”, kortom: recht doen aan de verdrukten.

Gerechtigheid is dat God zorgt voor de vervulling van Zijn beloften aan de mens, door hem genadig te zijn en vergeving van zonden aan te bie­den. Dat is volstrekt anders dan het voor-wat-hoort-wat-principe in de wereld, of het uitgangspunt ‘je moet het wel verdienen’. Gerechtigheid is dat God er alles aan doet om de mens naar zijn hemelse bestemming te brengen. Hij wil immers dat Zijn goddelijk leven in en mij openbaar wordt. God stelt orde op zaken: Satan moet de mens loslaten en vrijuit laten gaan. God aanvaardt de mens dan als Zijn kind en voedt hem naar Zijn rechtsorde op tot volwassen zoon. Gods gerechtigheid is volmaakt geworden in Jezus Christus. Wie gelooft in de Zoon van God, is onder Gods bevrijdende rechtsorde geko­men. Wie niet gelooft, leeft nog ver­der onder Satans rechtsorde van dood en verderf.

Vergeving en respect

De Vader houdt zich aan Zijn rechts­orde. Hij wijkt daarvan niet af. En deze rechtsorde over het leven van een gelovige, omvat allereerst verge­ving. God straft ons niet, maar ver­geeft ons onze zonden in Jezus Christus. En wij passen dan diezelf­de rechtsorde toe ten opzichte van een ander mens. Wij vergeven een ander ook! Dat is de enige mogelijk­heid voor een kind van God. Als wij niet van harte vergeven, zoals wij vergeving ontvangen, dan stellen wij ons buiten Gods rechtsorde Matteüs 6 vers 15 (Matt. 06:15). Wij ontvangen -ook dat is een deel van Gods rechtsorde- onze waardigheid, als unieke schepping Gods, weer terug. Respect en eerbe­toon vallen ons ten deel, ook al zijn we nog lang niet volmaakt.

En zoals God rechtvaardig is over ons, zo zijn wij dat ook naar de ander. Dan zullen wij vanzelfspre­kend elk ander ook erkennen in zijn unieke waarde, en dus met respect met een ander omgaan. Ons respect voor de ander zal onder andere blijken uit ons spreken. We zullen open zijn, onszelf laten zien aan de ander. We zullen waarheid spreken, onszelf uitdelen, echt zijn, met oprechte aandacht luisteren naar anderen. Dat is genade bewij­zen aan elkaar. Zo is God naar ons toe immers ook.

De ander negeren, halve waarheden spreken, huichelachtig vriendelijk zijn, dingen bewust achterhouden, achter andermans rug om praten, ge gezichten hebben, is ondenk­baar voor de mens die leeft vanuit gerechtigheid

De waarheid corrigeert

Het toppunt van gerechtigheid is dat we door God als zonen behandeld worden! Hebreeën 12 vers 7 (Heb. 12:07 e.v.)  is daar duidelijk over: Het is gerechtig­heid dat we niet als bastaards wor­den beschouwd. God zou ons dan onverschillig ‘vanzelf laten opgroei­en’. Hij zou ons geen aandacht geven, zich niet met ons bemoeien. Dat is grote ellende voor een mens. Dan is hij ten dode opgeschreven. Nee: God behandelt ons als zonen. Zijn ’tuchtiging’ is een uiting van Zijn liefde en hoogachting voor ons. De mens gaat Hem zeer ter harte! Dus besteedt God aandacht aan ons, doet er moeite voor ons te bereiken en de weg te wijzen. Hij onthoudt ons de waarheid niet maar corrigeert ons. Dat is genade: door de heilige Geest geleerd worden, die de Geest der waarheid is.

Laten wij dan ook de ander genade bewijzen en hem de bevrijdende waarheid van onze Heer niet ont­houden! “Wie waarheid spreekt, deelt mee wat recht is, maar een leu­genachtig getuige deelt bedrog mee” Spreuken 12 vers 17; Spreuken 27 vers 16 (Spr. 12:17 en Spr. 27:16). Altijd een ander naar de mond praten en vleien is ongerechtigheid. De boze geesten hun zin geven -want die willen niet dat het evangelie wordt doorverteld- is ongerechtigheid. Dit is uiteraard geen vrijbrief om de ander veroordelend om de oren te slaan met de waarheid. Er is geen veroordeling onder Gods rechtsorde! We zijn niet geroepen om de ander te wijzen op de splinter in zijn oog, als we zelf nog een balk moeten meetorsen Matteüs 7 vers 4 (Matt. 07:04). Eerst moeten we zelf gecorrigeerd willen en kunnen worden door het woord van God en werkelijk gaan leven vanuit Gods ontferming. Daaruit ontstaat echte bewogenheid met een ander, en kan de waarheid tegen hem gezegd worden.

Wat gerechtigheid is

We willen tot slot nog even op een rijtje zetten wat leven vanuit Gods gerechtigheid voor ons betekent:

Geloof in God Galaten 3 vers 6 (Gal. 03:06).

Bidden voor hen die zelf niet aan bidden toekomen.

Geloven dat Jezus de voleinder is van ons geloof.

Aangenomen worden als zonen.

Van rechteloze, erfgenaam met Jezus geworden zijn.

Delen in Jezus heerlijkheid én lijden

Onrecht willen verdragen 1 Korinthe 6 vers 7 (1 Kor. 06:07).

De pas inhouden terwille van hen die achterop dreigen te raken.

Jezus Christus, Amen.

 

Jezus ons grote voorbeeld door Roel Schipper

“Wie zegt dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zó te wandelen als Hij gewandeld heeft” 1 Johannes 2 vers 6 (1 Joh. 02:06).

Veel mensen zeggen dat ze geloven in God. Ze zijn van mening dat er wel een Opperwezen moet zijn, een hogere macht die z’n hand heeft in het wereldgebeuren. Anderen hebben diepe bewondering voor de wondere wereld van de natuur, omdat ze daarin bewijs­kracht vinden voor het bestaan van God. Weer anderen zeggen: Ik heb de Here Jezus lief, omdat Hij voor mij gestorven en opgestaan is. Ze gaan regelmatig naar kerk of samen­komst en spreken graag over zaken die met het geloof in God te maken hebben. De Here Jezus doet in dit verband een opmerkelijke uitspraak. Hij zegt: “Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloei­en”. Geloven in de Christus heeft dus alles te maken met wat de Schrift van Hem getuigt. Welk getui­genis geeft de Schrift dan van de Christus? God heeft zijn Zoon de wereld ingezonden om Zichzelf aan de mensen bekend te maken. De levensopdracht van Jezus is de mens terug te brengen tot zijn Schepper, van wie hij vervreemd en afgedwaald is. Daartoe heeft de Heiland zich vol­komen ingezet en de losprijs betaald met zijn leven. Nog steeds is Hij op zoek naar het verlorene.

Verlangen tot openbaring

Maar er is meer. Hij verlangt ernaar Zich nu aan de zijnen te openbaren, dat wil zeggen te laten zien wie God werkelijk is, en welke bedoelingen

de Vader heeft met de kroon van zijn schepping.

Om dit volledig gestalte te kunnen geven, heeft de Vader Zich eerst vol­komen aan de Zoon bekendge­maakt. Dit ontwikkelingsproces wordt ons duidelijk in de Schrift getekend. De Meester was bereid alle gerechtigheid Gods te vervullen. Hij wilde Gods wil doen en diens eeuwig voornemen volkomen uit­werken in zijn leven. Hiervoor moest Hij een (leer)weg gaan. Hij diende de gedachten van God eerst te leren kennen, om ze vervolgens in zijn leven te praktiseren. Om hiertoe in staat te zijn schonk de Vader Hem de vervulling met de heilige Geest, en kreeg Hij deel aan de goddelijke natuur. Ongekende mogelijkheden lagen nu voor Hem open.

Het begon bij Jezus met de theorie het horen van de Thora, de onderwij­zing van God. Toen Jezus 12 jaar was ging Hij voor het eerst met z’n vader en moeder mee naar de tempel. Het betekende zijn volledige opname in de gemeenschap van Israël. Zo telde Hij mee bij de 10 mensen, wier aan­wezigheid vereist was om de ere­dienst in de synagoge te houden. Over de tijd die er ligt tussen z’n 12de en 30ste levensjaar, geeft de Bijbel ons nauwelijks of geen infor­matie. Lucas schrijft dat Hij ‘volgens zijn gewoonte’ naar de synagoge ging. Die uitdrukking kan al gauw de negatieve gevoelswaarde krijgen van sleur, een routinematige handeling.

Toch mogen we er zeker van zijn dat de opgroeiende Jezus met z’n hele hart en met volle aandacht betrokken was bij zijn geestelijke vorming en toerusting. Het werd Hem van lieverlede duide­lijk dat Hij de vervulling was van de profetie van Mozes: “Een profeet uit uw midden, uit uw broederen (zoals ik ben) zal de HERE uw God u ver­wekken; naar hem zult gij luisteren” Deuteronomium 19 vers 16 (Deut. 19:16).

Een aan het slot van de Thora lezen we: “Zoals Mozes, die de HERE gekend heeft van aangezicht tot aan­gezicht, is er in Israël geen profeet meer opgestaan” Deuteronomium 54 vers 10 (Deut. 54:10)

Voorbereiding en vervulling

Daarmee eindigt de Thora. Het wach­ten was op de vervulling van de pro­fetie van Mozes. Wanneer zou de nieuwe profeet opstaan? 18 jaar lang zijn die woorden tot Jezus gekomen. De hemelse Vader heeft zijn gedach­ten op de tafel van het hart van Jezus kunnen schrijven. Daar was heel wat tijd voor nodig. Jezus’ voor- en toebereiding geschiedde dus in alle rust. Het is bekend dat in de joodse synagoge in een tijdsverloop van drie jaar de Thora gelezen werd vanaf Genesis tot en met Deuteronomium. Jezus had dus zes keer de gedachten van de Vader gehoord. Waren niet de Israëlieten zesmaal om de stad Jericho getrokken, terwijl de ark (met daarin de tien woorden) voor­opging? De zevende dag werd de dag van bevrijding voor het volk van God. Gods heil kwam openbaar in en door Zijn volk. Zo ook in het leven van Jezus. Hij heeft Zich verzadigd aan het ware brood uit de hemel. Dat heeft Hem geestelijk doen groeien, zodat Hij volkomen op de hoogte was van Gods voornemen.

Als voor Jezus de ‘zevende dag’ aan­breekt, komt al Gods heil in Hem openbaar. Het ‘aangename jaar des Heren’ breekt dan aan. Achttien jaar had de Heer gelezen; nu kon Hij gelezen wórden… want Hij was het woord van God geworden! Hierin is de Heer ons ten voorbeeld. Het begon bij Jezus met het verstaan wat het woord over God zegt en leert. Johannes zegt: “Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon die aan (letterlijk: in) de boe­zem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen” Johannes 1 vers 18 (Joh. 01:18). Uit deze tekst blijkt dat Jezus een intieme relatie met zijn Vader had. De Vader kon Zich volkomen aan hem open­baren. mede dank zij zijn volstrekte gehoorzaamheid.

Kennen we Hem?

Nu worden wij door de Vader geno­digd gemeenschap met zijn geliefde Zoon te hebben en naar Hem te horen. Hij heeft voor ons woorden van eeuwig leven. Als wij willen weten wie en hoe God is, moeten we de Christus leren kennen. De kernvraag is dan ook: Kénnen we Hem? Als we deze vraag bevesti­gend beantwoorden, kunnen we niet heen om wat er staat in 1 Johannes 2 vers 6

(1 Joh. 02:06): “Wie zegt dat hij in Hem blijft (dus Hem kent) behoort ook zelf zó te wandelen als Hij gewan­deld heeft”.

Het kennen van de Christus dient dus te leiden tot een praktische, hei­lige levenswandel. Al lijkt dit (te) hoog gegrepen, toch is Gods bedoe­ling met ons leven voor het hier en nu: zijn zoals Jezus was en doen wat Jezus deed en doet. Petrus zegt: “Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden” 1 Petrus 2 vers 21 (1 Petr. 02:21). Als er één discipel was waarvan gezegd kon worden dat hij de Meester kende, was het Johannes wel.

Hij was altijd in de nabijheid van de Heer te vinden. Gods woord getuigt van hem dat de Heer hem liefhad Johannes 19 vers 26; Johannes 21 vers 7 (Joh. 19:26 en Joh. 21:07). Waarom wordt dit zo nadrukkelijk van Johannes vermeld? Omdat hij erop gespitst was Gods gedachten te verstaan en die zich toe te eigenen. Evenals Maria, die alles op de twee­de plaats stelde om maar niets te missen van hetgeen de Heer te zeg­gen had. Zij hadden Jezus lief en daarom kon Hij Zich aan hen open­baren.

Gelijk Hij… ook wij!

Johannes had de geweldige reikwijd­te van de boodschap van zijn Meester begrepen. Daarom durfde hij te zeggen: “Want gelijk Hij is, zijn ook wij in deze wereld” 1 Johannes 4 vers 17 (1 Joh. 04:17). Dit was zijn belijdenis, en zo’n belijdenis vraagt geloof. Belijden betekent letterlijk in de (Griekse) grondtekst: hetzelfde spre­ken. ‘De Zoon belijden’ wil dus zeg­gen: belijden wat Jezus belijdt en spreken wat Jezus spreekt. Jezus zegt: “Een ieder dan die Mij belijden zal voor de mensen, die zal ook Ik belijden voor mijn Vader, die in de hemel is”. Hij wordt de hoge­priester van ónze belijdenis genoemd Hebreeën 3 vers 1 (Heb. 03:01). Hij komt als hogepriester met onze belijdenis bij de Vader. Hij gaat onze woorden tot werkelijkheid maken, als wij in geloof spreken wat Hij spreekt. Jezus geloofde en beleed in de ure van de diepe duisternis dat Hij over­winnaar zou zijn Psalm 116 vers 3 tot en met 9 (Ps. 116:003-009). Op grond van die belijdenis kon de Vader Hem maken tot een leidsman voor zijn volk.

Jezus en wij hebben dezelfde oor­sprong Hebreeën 2 vers 11, vertaling Brouwer (Heb. 02:11). Jezus en wij behoren dus in beginsel bij elkaar. Daarom beho­ren ook wij te wandelen zoals Hij gewandeld heeft. Dat is onze roe­ping. Dat is onze verantwoordelijkheid.

Professor Martin Buber zegt in zijn ‘Vertellingen van Rabbi Nachman’: ‘Het feit dat de mens vallen kan, betekent tevens dat hij stijgen kan. Voor het stijgen van de mens bestaan er geen grenzen en het hoogste is voor ieder bereikbaar. De enige heerser is uw keuze’. Dit is een uitspraak om een goed over na te denken. Jezus zegt: “Velen zijn geroepen (tot dat hoog­ste) maar weinigen uitverkoren” Matteüs 22 vers 24 (Matt. 22:14).

Als velen geroepen zijn, hoe komt het dan dat maar weinigen uitverko­ren zijn? Omdat velen zich helaas niet beijveren om hun (hoge) roe­ping en verkiezing (door de Vader) ook daadwerkelijk te bevestigen 2 Petrus 1 vers 10 (2 Petr. 01:10). Ze blijven steken in de zaken en bezigheden van de natuur­lijke wereld. Hun keus wordt mede bepaald en beïnvloed door boze geesten. Die willen koste wat kost verhinderen dat het zaad Gods (het woord van God) in de mens tot volle vrucht komt. God echter roept een ieder door zijn evangelie tot het ver­krijgen van de heerlijkheid van zijn Zoon Jezus Christus 2 Thessalonicenzen 2 vers 14 (2 Thess. 02:14). Het is dus voor allen bedoeld en voor allen bereikbaar. De Heer zet ons niet onder dwang om zijn weg te gaan. Het is onze vrije keus. Prijs God voor deze onvoorstelbaar grote genade!

 

De volmaakte Leraar door Tea Keuper

 

Al vele jaren schrijft Tea Keuper perio­diek stukjes in ons blad die veelal geba­seerd zijn op belevenissen en ervaringen in eigen leven. Deze keer een herinnering aan de dag dat zij haar oude leven aflegde in het watergraf en met Christus het nieuwe leven begon. In deze persoonlijke ontboezeming zullen ook vele lezers zich kunnen herkennen wat betreft hun geloofsbeleving. Vooral ook vanwege het accent dat nog weer eens gelegd wordt op het belangrijke gegeven dat het als nieuwe schepping onmogelijk is goed te kunnen functione­ren naar Gods bedoeling als we niet gedoopt en vervuld zijn met Gods Geest. Deze ‘volmaakte Leraar’ wil ons dagelijks op de juiste wijze inspireren en inzicht geven bij alles wat we doen en niet moeten doen (red.).

Dezer dagen, terwijl ik mij bewust werd in gedachten te worden aange­vallen door allerlei beweringen van mensen, die mij overigens lief zijn, bepaalde de Heer mij bij de profetie, die bij mijn doop is uitgesproken. In onze trouwbijbel vond ik de doopkaart, 12 januari 1969, Almelo en de dooptekst sprak mij weer opnieuw aan: “Wij nu hebben niet de Geest der wereld ontvangen, maar de

Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is” 1 Korinthe 2 vers 12 (1 Kor. 02:12). De profetie, die toen uitgesproken werd, luidde: “Zie mijn kind, spreekt de Heer, Ik heb u geroepen uit de duisternis van uw leven. Ik heb u gesteld in mijn wonderbaar licht opdat gij vrij en blijmoedig zoudt getuigen van dit licht, dat Ik in uw hart heb ontstoken. Ik wil dat gij dit licht zult laten schijnen in de omgeving waar je woont, de plaats uwer inwoning en verder weg, opdat men vanuit uw leven zal bemerken, dat ik een levende Heiland ben. Onderzoek mijn woord en zie welk een machtige schatten Ik verborgen heb voor degene, die graaft in mijn dienst. Weet dat Ik mijzelf wil open­baren in uw leven en dat in stilheid en vertrouwen uw kracht en sterkte gelegen is. Ik zal u machtig leiden, maar Ik vermaan u ernstig, mijn kind, laat u leiden door mijn Geest. Beproef de geesten, die gij zult ont­moeten, of zij uit Mij komen of uit de boze, want hij zal u trachten te verleiden. Hij zal verschijnen in uw leven als een engel des lichts, maar Ik heb u onderscheiding van geesten gegeven. Daarom geef mijn Geest de ruimte, opdat gij zult ervaren, wat mijn weg is en Ik zal u machtig zegenen”. Onlangs ging de preek over gedenkstenen. Over de zegen van achterom zien maar ook het ver­keerde daarvan. Als ik kijk naar wat God in al die jaren voor mij en mijn gezin, en ook in mijn gemeenten en in de omgeving waar ik mocht en mag leven, heeft gedaan, dan heeft Zijn genade mij gedragen en gehol­pen en licht in mij ontstoken. Wat de vijand deed en probeerde, daar wil ik geen aandacht meer aan geven. God heeft gedragen en gene­zen en gezorgd! In deze woelige tijd met allerlei dingen die gebeuren, worden geschreven en gezegd, boe­ken en bladen vol, wil ik me blijven richten op Gods Geest, wiens leiding ik elke dag. samen met mijn man, vraag. Ik wil me bewust zijn, dat onze eigen geest soms zwak is en mat. Dat komt doordat wij de stilte en het wandelen met God niet of nauwelijks hebben gezocht. Elke keer brengt Jezus me, desgevraagd, te binnen: ‘Zoek Mijn aangezicht en laat je niet misleiden!’ Dank U Heer, dat U een volmaakte Leraar hebt geschonken en dat Uzelf de weg, de waarheid en het leven bent!

 

De mieren door Froukje Huis

“Ze zijn er weer!” zeg ik op een zon­nige ochtend tegen Dick. “Wie zijn er weer? “Kijk maar: de mieren!” en ik pro­beer met vinger en duim er een van de tafel te schieten. Maar hij is opeens verdwenen. “Alle zoetigheid goed opbergen, desnoods zetten we het in een bakje water net als vorig jaar”, vindt Dick monter.

“Ja, ja, makkelijk praten: de suiker­pot in water, de jampot in water en de koek? Ook in water soms?” Nee, ik ben er niet over te spreken, maar wat doe je eraan?

Jaren geleden, toen de kinderen nog thuis waren, hadden we ook vrese­lijk veel last van mieren. Iedereen wilde ze vergiftigen, maar ik had net op de Bijbelstudie verteld dat Salomo bad als er overlast was van ongedier­te of droogte en God verhoorde die gebeden. Ik vond dus dat ik er ook voor moest bidden tot grote hilariteit van de familie.

Elke morgen hoorde ik: “Ze zijn er. Maar het waren er steeds minder…

Na een week kwam ik op het balkon. “Kom nou eens kijken!”, riep ik de hele familie naar buiten! Een stroom mieren, vier rijen dik, liep naar de keukendeur tot de drempel, boog daar af naar het balkon en zo de tuin in. We hadden geen mier meer in huis!

Dan ligt de oplossing dus voor de hand, zult u zeggen. Bidden! Dat heb ik gedaan en de mieren in Jezus’ naam bestraft, maar ze zijn er nog.

Vanmorgen bedacht ik dat de Heer me misschien iets wil leren. De Bijbel spreekt immers ook over mie­ren!

“Ga tot de mier, gij luiaard, zie haar wegen en word wijs” Spreuken 6 vers 6 (Spr. 06:06). Zonder te beweren dat iemand een luiaard is, wil ik toch vragen: hebt u de wegen van de mieren weleens bekeken?

Om ons terras te verbeteren moes­ten de tegels opgelicht worden. Onder de tegels hadden de mieren zich geïnstalleerd. In keurige rijen lagen de ‘poppen’ in de aarde. Maar nauwelijks was de steen weg of tien­tallen mieren haastten zich om de poppen in veiligheid te brengen. In een oogwenk was het gebeurd. Toch zegt de Bijbel: “… hoewel zij geen aanvoerder, noch leidsman, noch heerser heeft…” Volgens Spreuken 30 vers 25 (Spr. 30:25) zijn de mieren een volk zonder kracht, toch berei­den zij hun spijs in de zomer. Zij zijn dus zorgzaam, gaan met overleg te werk en werken uitstekend samen. De Bijbel noemt hen boven­mate wijs! Deze wijsheid is hun door God ingeschapen en doordat zij naar deze wet handelen zijn de mie­ren een wijs volkje.

Door het geloof in de Here Jezus zijn wij kinderen Gods geworden, Gods volk, en door de doop in de heilige Geest heeft God ook een wet in onze harten gelegd: een wet van liefde voor God en voor onze naaste. Als wij even strikt handelen naar onze wet als de mieren naar de hun­nen, zal God ook ons ook een wijs volk noemen en Hij zal zich met vreugde over ons verblijden! Doet u mee?