Levend geloof 1997.07-08 nr. 389
Persoonlijk… door Gert Jan Doornink
Levend Geloof verschijnt nu een jaar lang in de huidige vormgeving op A4- formaat. Ongetwijfeld ga je dan even de balans opmaken en je afvragen: is het geslaagd of was toch handhaving van het oude formaat beter geweest?
Gelukkig kunnen we voor de volle 100% spreken van een geslaagde verandering! Velen zijn enthousiast, terwijl door de professionele vormgeving het blad ook voor buitenstaanders beter oogt.
Maar wat het belangrijkste was, is en blijft, is dat het gaat om de inhoud! Daar gaan we geen verandering in aanbrengen, dat wil zeggen het evangelie van het Koninkrijk der hemelen, zoals Jezus en de apostelen dat brachten, blieft de basis van alles wat we schrijven. Daarbij proberen we ons principe om te schrijven in een voor iedereen begrijpelijke taal te handhaven.
We richten ons primair op de doelgroep, dat zijn die christenen die met ons op dezelfde geestelijke golflengte zitten. We proberen daarbij anderen te overtuigen dat dit ‘de beste vorm van geloofsbeleving’ is. Waarom zouden we het anders doen dan Jezus en de apostelen? Zij zijn ons voorbeeld. Wat dat betreft hoeven we het wiel niet opnieuw uit te vinden.
Ook blijven we onze ‘onafhankelijkheid’ hoog in ons vaandel houden. Levend Geloof wil een blad zijn ten dienste van alle oprechte gelovigen, ongeacht kerk, groep, gemeente of richting waartoe men behoort. In deze eindtijd is het noodzakelijk dat we als christenen eensgezind doorgroeien naar de volkomenheid in Christus. Ons blad is daarbij één van de hulpmiddelen om dit doel te realiseren.
Bij de voorplaat door redactie
Deze illustratie van Gustave Doré is gebaseerd op Numeri 20 vers 1 tot 11 (Num. 20:01-11). Er is geen water meer en mens en dier dreigen om te komen van dorst. Mozes krijgt opdracht het volk bijeen te roepen en door met zijn staf op een rots te slaan komt er een overvloed van water, waardoor het gehele volk en alle dieren volop kunnen drinken! Jezus wijst later op het ‘andere water’. Wie daarvan drinkt zal nooit meer dorst krijgen, maar het zal worden ‘tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven’ (Joh. 04:14).
Contactadres België
In ons vorig nummer herdachten wij broeder Roger Tuch, die verschillende jaren als financieel contactadres voor België fungeerde. Hij deed dit samen met zijn vrouw Mia. We zijn dan ook bijzonder blij en dankbaar dat zuster Mia Tuch spontaan te kennen gaf dat zij dit werk wil voortzetten.
Voor onze abonnees in België komt er dus geen verandering en kan men bij betaling van abonnementsgelden, nota’s en het overmaken van giften gewoon gebruik blijven maken van ons rekeningnummer bij de Landbouwkredietbank te Hasselt. Nieuwe abonnees, adreswijzigingen, bestellingen, enz., kan men zoals voorheen rechtstreeks blijven opgeven aan ons adres in Nederland.
Zomeractie ‘97
Aan de oproep in ons vorige nummer om het werk van Levend Geloof deze zomer te ondersteunen met het overmaken van een extra bijdrage, werd door verschillende lezers en lezeressen al gevolg gegeven. Vrijwel direct na het verschijnen van het nummer kwamen de eerste spontane reacties binnen.
We hopen dat nog velen zullen volgen want deze jaarlijks terugkerende actie is noodzakelijk om ons werk ook financieel gezond te houden, U kunt uw bijdrage overmaken op één van de banknummers zoals vermeld in de colofon van blz. 2, met vermelding ‘zomeractie 1997’. Al bij voorbaat dank voor uw medewerking!
Waarom wij mogen zijn waar Hij is door Jan W. Companjen
“Vader, ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld” (Jezus in het zogenaamde Hogepriesterlijk gebed in Joh. 17:24).
Het evangelie van Johannes begint precies hetzelfde als het boek Genesis: “In den beginne” (Joh. 01:01). En dan in (Joh. 01:03): “Alle dingen zijn door het Woord geworden”. De schepping ontstond door het Woord Gods. God sprak en het was er en zie het was goed. Toen schiep God de mens en het was goed, ja zeer goed.
God schiep de mens en met de mens komt Hij tot Zijn doel. Bij de zondeval zei Hij al dat het hele aardse gebeuren uitgevochten zou worden tussen het zaad van de vrouw (Eva) en het zaad van Satan: “Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen” (Gen. 03:15). De eerste Adam werd ongehoorzaam. Het goede en het kwade dat hij al wandelende met zijn Schepper zou leren werd hem en zijn vrouw tot een val. De ‘weg’ van de mens werd een moeilijke weg, met vallen en op staan. Het hele Oude Testament verhaalt daarvan. Maar ook de grote reddingen die de mens, en later het volk Israël, uit Gods hand ontvingen als zij in Zijn wegen wandelden.
Een nieuw begin
Toen kwam Jezus Christus als een nieuw begin, een nieuwe schepping met herstel van de gemeenschap met God de Vader. De mens die door God geschapen was om in gemeenschap met Hem te leven, kreeg een nieuw begin met als uiteindelijk resultaat dat de mens in Christus tot volledig herstel zal komen. Door het volbrachte werk van Jezus werden wij weer met God verzoend. Het nieuwe volk van God werd een gr Geestelijk volk van God. Jezus wandelde met de Vader en onderhield dit zo intens dat Hij de Vader openbaarde, God liet kennen zoals Hij is. Maar dat is niet alles, ook Zijn volgelingen kunnen in dat licht wandelen, want Hij wil dat wij zijn waar Hij is, namelijk in de hemelse gewesten.
Het binnengaan van dat Koninkrijk vraagt gehoorzaamheid. De ongehoorzaamheid van Adam werd weer goedgemaakt door de gehoorzaamheid van Jezus Christus. De verzen 18 en 19 van Romeinen 5 (Rom. 05:18-19) geven daar zo’n goed voorbeeld van. Daar lezen we namelijk: “Gelijk het door één daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door één daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven. Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van één mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van één zeer velen rechtvaardigen worden”!
De kern van ons geloof
Hier ligt de kern (kracht) van ons geloof. Jezus voerde Gods opdracht uit. Hij werd het Lam Gods dat de zonde wegnam. De mens kon weer verzoend worden met God. Dat houdt in, toegang krijgen tot het koninkrijk der hemelen, door de uitstorting van de Heilige Geest, aan hen die Hem toebehoren.
Voor die verzoening is het nodig dat wij Jezus Christus aanvaarden als zoenoffer voor onze zonden én Hem aanvaarden als Leidsman. Vooral dat laatste is voor velen een probleem. In Handelingen 2 vers 36 (Hand. 02:36) zegt Petrus, in zijn eerste preek en vol van de Heilige Geest, dat het ganse huis Israël zeker moet weten dat God Hem en tot Here (Leidsman) en tot Christus (Verlosser en Koning) gemaakt heeft.
Voor het aanvaarden van Jezus als Leidsman is wedergeboorte tot een geestelijk mens noodzakelijk. Het afleggen van ons oude leven in de dood, waarvan de doop een teken is, wordt door de grote massa van de christenen niet gezien. Het opstaan met Christus in een nieuw leven wordt dan ook door veel goedwillende gelovigen niet beleefd. Wie in zijn persoonlijk leven Romeinen 6 niet verstaat en ondergaat, blijft in Romeinen 7 steken. (Romeinen 6 is sterven en opstaan met Christus tot een nieuw leven met Hem).
Die grote omkeer van een natuurlijk naar een Geestelijk leven wordt ook zo duidelijk aangegeven in 2 Korinthe 5 vers 15 en 16 (2 Kor. 05:15-16): “Daar wij tot het inzicht gekomen zijn, dat één voor allen gestorven is. Dus zijn ze allen gestorven. En voor allen is Hij gestorven, opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem, die voor hen gestorven is en opgewekt. Zo kennen wij dan van u aan niemand meer naar het vlees. Indien wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer”. En dan (2 Kor. 05:17): “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen”.
Naar een verdere doorbraak
Waarom die uitvoerige aanloop tot dit artikel? Wel, beste mensen, wij leven in een tijd dat de kennis, ook de geloofskennis, vermeerderd wordt. Veel in het geloofsgebeuren is onafgemaakt blijven liggen. We zijn halfweg blijven steken, de één wat meer, de ander wat minder, maar feit is dat er meer is gepraat dan tot doorbraak is gekomen. Het Nieuwtestamentische volk van God is een Geestelijk volk. Zoals Jezus Christus als Hoofd van dit volk, één was met de Vader, zo wil Hij één zijn met ons.
In mijn vorige artikelen heb ik er op gewezen dat Jezus ook waarlijk mens was, zoals u en ik. Hij kon, ondanks zijn verwekking door de Heilige Geest, gehoorzaam en ongehoorzaam zijn. Hij wist wat Hem te doen stond, heeft dit overwogen en is aan die roeping (Lam Gods te zijn) trouw gebleven. Hij -het begin van dat leven in de Geest Gods- ging naar Johannes de Doper om gedoopt te worden, onder de uitroep: “Aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen” (Matt. 03:15). Hij trad als mens aan om datgene wat de eerste Adam misdreven had, als laatste’ Adam te herstellen. Toen Hij in en met Zijn leven bewees dat Hij als Gods Zoon kon handelen en wandelen, bekroonde Hij dit met een volmaakt offer. Hij kon uitspreken: Het is volbracht. Alles is weer in ere hersteld. De weg was weer geopend om weer tot God te kunnen gaan. Zoals reeds is gezegd, er ging zoveel mis. Dat herstel van de Geestelijke verbinding kan niet anders plaatsvinden dan via de mens Jezus Christus.
Gods plan is grenzeloos goed. Hij heeft ons allen onder ongehoorzaamheid gebracht om zich voor ons allen, Jood, heiden, man, vrouw, vrije en slaaf, te ontfermen. Weer tot vrede met God brengen.
Onze Koning en Heer
Dat aanvaarden van Jezus als Koning en Heer is dus meer dan alleen maar ‘ja’ zeggen. Hij wil ons helemaal. De mens is geschapen om een woning te zijn. In 2 Korinthe 6 vers 16b (2 Kor. 06:16b) lezen wij: “Wij toch zijn de tempel van de levende God, gelijk God gesproken heeft: Ik zal onder hen wonen en wandelen en Ik zal hun een God zijn en zij zullen mijn volk zijn”.
En dan de hoofdstukken 14 tot en met 17 van het evangelie van Johannes dat alles betreffende de Heilige Geest zo duidelijk uiteen zet. Juist dat element -het missen van de Geest van Christus in ons- is de reden van een misvormd christendom. Het heeft onder andere tot gevolg gehad dat het christendom uiteen is gevallen in allerlei groeperingen die leringen van mensen volgen.
Onderken dit eens, lieve lezers en lezeressen: Is men bereid de Geest van Christus toe te laten of te ontvangen? Let op: men aanvaardt heel gemakkelijk dat men zaad van Adam en Eva is. Dit aanvaardt men zonder tegenspraak, daar heb je geen geloof voor nodig, dat zie je gewoon om je heen. Een klein beginsel en je best doen om het leefbaar te maken en daar houdt het mee op. Jezus zegt echter: Wordt Mijn eigendom en Ik zal in jullie doen, méér dan je ooit voor mogelijk hebt gehouden! Hoe is de verwachting van waaruit u leeft?
God vraagt blijvende omgang
Zoals Adam van de boom van kennis van goed en kwaad moest afblijven, als daad van gehoorzaamheid voor een blijvende omgang met God, zijn Schepper, zo vraagt nu diezelfde Schepper aan u en mij om Hem weer gehoorzaam te worden en te eten van de Boom des Levens, Jezus Christus. Wie Hem aanhangt wordt één Geest met Hem.
Jezus is de Eerstgeborene van een nieuw geslacht. Dat geslacht bestaat uit de nieuwe Adam (= mens) Jezus Christus en uit allen die door de Geest Gods wedergeboren zijn. Zij vormen de nieuwe schepping waarin Zijn Geest woont.
Waarom nu zo het accent gelegd op het mens-zijn van Jezus (zie daartoe ook het artikel van br. Doornink in het januari/februarinummer van dit jaar onder de titel: Eén God en één Christus). Als wij Jezus als God zien is ons geloven in Hem als eerste mens van een nieuw geestelijk geslacht ijdel en najagen van wind. Elk najagen om meer van Hem te ontvangen is zinloos, wordt zelfs door sommigen als ‘diefstal’ beschouwd. De roep van Paulus in Filippenzen 3 vers 12 (Filip. 03:12) wordt als een utopie gezien. Paulus zegt: “Niet, dat ik het reeds verkregen zou hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door Christus Jezus gegrepen ben”.
Geroepen om te overwinnen
Indien wij ons aan die weg en die waarheid houden, zullen wij ook het leven met en in Christus gaan verstaan. Dat is onze roeping, dat hoeven wij niet allemaal zelf te doen. Neen, Hijzelf komt ons tegemoet. Hij is wachtende op Zijn volk, dat zich als een bruid gaat toebereiden en zoals Eva uit de eerste Adam genomen werd, wordt de Vrouw van Christus, ook uit Hem genomen om samen (nu geestelijk) één te zijn. De bruidsgemeente ontwaakt en komt tot de ontdekking dat van Zijn kant alles gereed is, maar dat er van onze kant nog veel klare wijn geschonken moet worden. Dat wil zeggen dat wij recht door zee moeten gaan om te laten zien dat Hij, Jezus Christus, een almachtig God en Leidsman is, Aan Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde.
Zijn Koninkrijk wordt nu, in onze tijd in de hemel toebereid. Lees daartoe eens Openbaring 12 vers 7 tot en met 9 (Openb. 12:07-09) en vers 11 (Openb. 12:11), over de eindstrijd tussen het zaad van de vrouw en de draak met zijn volgelingen. De draak en de zijnen konden niet standhouden met het gevolg dat hun plaats in de hemel niet meer werd gevonden. De aloude slang werd op aarde geworpen en zijn engelen met hem. In de hemel werd feest gevierd want zij hadden overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis.
Die overwinnaars hadden een opmerkelijke instelling. Zij hadden hun leven (hun eigen ik-leven) niet liefgehad tot de dood. Verheugt u, gij hemelen en wie daarin wonen. Laat ons getuigenis, ons werk in de Heer, er op gericht zijn dat wij deelgenoten $ mogen zijn van dat leven in de Geest. Hij zal ons zegenen en op een machtige wijze zalven met Zijn Geest. De late regen tot herstel van alle dingen van Gods schepping zal niet mislukken maar tot Volkomenheid komen. Maar wel, langs de éne weg: Jezus Christus. Een andere weg is er niet!
Grote God en Vader,
Schepper van ‘t heelal,
U bood ons in Uw liefde,
de Christus tot ons heil.
Een Leidsman, bewogen en sterk,
bekwaam tot elk goed werk.
Hij kocht ons vrij en sprak:
Volg gij Mij!
Jezus onze Koning,
vol gerechtigheid,
U heeft een volk verworven,
daartoe behoren wij.
Eénparig verlangen wij, Heer,
dat U zich openbaart
door ons, Uw heilig volk,
dat zal staan!
Daarom heffen wij op ons hoofd in geloof.
Aan ons is de, door strijd heen, zege beloofd.
U komt toe alle eer, Jezus ons Hoofd, U volgen wij.
Wanneer alles geheeld en opgericht is
en sporen van ‘t oude zijn uitgewist.
Het heerlijk geheimenis van God zichtbaar is,
in uw zonen zichtbaar is…
dan komt aan onze aanbidding geen eind.
Voor U, onze God, zo wijs van beleid.
Door Jezus tot koningen en priesters geleid.
Hoe groot zijt Gij, Hoe groot zijt Gij!
De rijkdom van Gods genade Wijsheid van Judas deel 3 door Cees Maliepaard
“Want er zijn zekere mensen binnengeslopen – reeds lang tevoren tot dit oordeel opgeschreven – goddelozen, die de genade van onze God in losbandigheid veranderen en onze enige Heerser en Heer, Jezus Christus, verloochenen” (Judas 01:04).
Binnensluipers
‘Bij het krieken van de dageraad’ zou het Duitse leger Nederland binnenvallen, luidde de (daags tevoren verzonden) waarschuwing van de inlichtingendienst. Er werd nauwelijks geloof aan gehecht, want we hadden immers uitstekende contacten en een goede handelsrelatie met onze nazi-buren.
Maar op 10 mei 1940 bleek het maar al te waar te zijn. Het Duitse leger overschreed zonder enige waarschuwing onze landsgrenzen en gespecialiseerde legeronderdelen kwamen (deels in Nederlandse uniformen gekleed) per parachute uit de lucht vallen.
Deze konden vrijwel ongehinderd achter de Hollandse linies doordringen – aanvankelijk zonder op enige tegenstand te stuiten, want ze werden immers voor eigen mensen aangezien! Totdat men een simpele, aan de Bijbel ontleende methode toe ging passen: je liet elke jouw onbekende soldaat ‘Scheveningen’ zeggen, en iedere geïnfiltreerde Duitser viel (struikelend over de sch) feilloos door de mand.
Zo kunnen er ook mensen in onze gemeenten zijn binnengekomen, die als binnensluipers gekenmerkt kunnen worden. Christenen die niet het verlangen hebben de Christus in hun leven groot te maken, maar die vasthouden aan het onmogelijke compromis tussen Gods goede gedachten en Satans slechte streken. Het kan wel eens moeilijk zijn zulke illustere figuren te ontmaskeren.
Als lichtende engelen
Satan doet zich voor als een engel des lichts, staat er in 2 Korinthe 11 vers 14. (2 Kor. 11:14) Hij doet eigenlijk hetzelfde als wat die als Nederlanders voordoende Duitsers deden. Satan doet zich soms zó vroom voor, dat een mens er (zonder onderscheiding der geesten) met open ogen in zou lopen. Vandaar dat ‘vrome geesten’ zich vrij gemakkelijk in allerlei christelijke cultuurgemeenschappen kunnen vestigen. Zij worden pas écht als zodanig ontmaskerd, wanneer een christen de leiding van Gods Geest in z’n leven ervaart.
De boze engelen en hun menselijke geestverwanten zijn nu eenmaal niet te herkennen aan de uitspraak van een woord als Scheveningen of sjibbolet (Richt. 12:06). Iemand die de volheid van Gods Geest (nog) niet ontvangen heeft, behoeft daarom nog niet automatisch het slachtoffer van Satans intriges te worden; hij zal toch wel het duivelse klimaat van gevallen engelen kunnen onderkennen.
Een goede graadmeter voor kinderen Gods, wordt gevonden in wat de betrokken geest voor gedachten over het heil heeft. Om nog eens een voorbeeld uit de samenleving te gebruiken: een hedendaagse nazi zal gebruik maken van het getal 88, staande voor tweemaal de letter ‘H’ uit de slogan Heil Hitler! Het heil dat hem daarbij voor ogen staat, heeft echter totaal niets van doen met Góds bezig zijn in daden van heil voor de mens (Jer. 33:09). En daar ligt de testcase voor hemelgeesten: Zijn zij loyaal aan het plan van God met de mens en bedoelen zij Goddelijk heil mee te bewerkstelligen? Of beogen zij het ‘heil’ van de vorst van het verderf mee ten uitvoer brengen, waardoor de mens uiteindelijk het eigendom van Satan wezen zal?
Ontmasker ze!
Wie als dienaar van God vermomd, de gemeente van de levende Heer met vijandige bedoelingen is binnengedrongen, dient onverwijld als zodanig aan de kaak gesteld te worden. Het zijn namelijk vertegenwoordigers van de antichrist die in het geniep bezig zijn met ondermijnende activiteiten. Satan heeft ze gestuurd met als doel Gods plannen met Zijn huisgezin te verijdelen. Daarom zijn het goddelozen, mensen die tegen Gods gedachten van heil ingaan.
Wij zullen er aan moeten wennen dat niet alle mensen die we in onze samenkomsten tegenkomen, van goede wille zijn. Reeds lang tevoren was het onze God bekend dat bepaalde mensen in Zijn tempel misbruik van Z’n genadeaanbod zouden maken. Mensen die (onder invloed van Satans propaganda) het bewust niet zo nauw zouden nemen met de ontwikkeling die God van de aanvang af voor ogen stond.
Heden ten dage zeggen ze dan: Wat maakt het ook allemaal uit; volmaakt worden we hier op aarde toch niet: dus leidt het leven waar je altijd al mee vertrouwd was, nu maar gewoon door. God vergeeft alles wat verkeerd is tóch immers wel – Hij kan niet anders, want vergeving hoort gewoon bij Zijn beroep!
Ook een test…
In 1 Johannes 4 vers 1 (1 Joh. 04:01) staat: “Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan”. We zullen dus niet stomweg elke engel ons vertrouwen schenken, maar toetsen of zij ons in harmonie met Gods gedachten benaderen. Als dat niet zo is, hebben we met een gevallen engel te maken. Vanzelfsprekend zullen we ons van deze dienaren des duivels direct distantiëren.
Maar vaak komen we de kwade engelen via mensen tegen. Johannes heeft het in dit verband over valse profeten. De inspirerende geesten die ons proberen te benaderen, zijn demonen. Maar hun klankborden, hun mediums, zijn mensen die deel van de zichtbare gemeente uit kunnen maken.
Wil de Heer nu ook, dat wij deze lieden meteen de rug toekeren? Wil Hij dat we ze precies zo behandelen als we dat met hun inspirators doen? Je zou dat uit dit stukje in de eerste Johannesbrief, maar ook uit Judas’ schrijven op kunnen maken.
Toch is dat (zeker weten!) niet de bedoeling. Want onze God is een genadig God. Hij vergeeft niet omdat Hij gewoon niet anders kan, maar Hij vergeeft wel een ieder die vanuit een hart beslissing in Jezus’ naam tot Hem komt – hoe hopeloos de situatie ook lijken mag. Een mens afschrijven omdat de boze in hem werkt, is een natuurlijke, oudtestamentische bezigheid. In het Nieuwe Verbond hebben we in eerste instantie andere middelen tot onze beschikking.
De mens als prooidier
Wanneer een gemeentelid dat in natuurlijke of geestelijke losbandigheid leeft, in het diepst van zijn of haar hart een schreeuw tot God om verlossing uit Satans greep kent, is er wel degelijk hoop. Want de menselijke infiltrant in het huisgezin van God leeft immers nog in het huidige genadetijdperk! Jezus’ bloed reinigt ook van obstructie tegen het plan van de Vader. Wat er voor nodig is, is een oprecht berouw van het verkeerd bezig zijn en de wil om met de duistere machten te breken.
Satan werkt namelijk nooit samen met anderen.
De lagere ‘góden’ in het verduisterde deel van de hemel zijn wel naar hun innerlijk totaal verdorven, maar werken alleen maar onder Satan omdat zij daartoe door hem gedwongen worden. En de vorst der duisternis ziet de mens al helemaal niet als z’n partner – die is voor hem slechts bruikbaar als prooidier en als lokaas voor diens soortgenoten.
Elk willig menselijk werktuig van de boze verloochent in de gemeente z’n Heer en Meester, want (naar het woord van Jezus) is er niemand die twee heren dienen kan. Wie voor Satan blijft kiezen, tekent daarmee het eigen eeuwige doodvonnis. Maar een ieder die in dit leven zich berouwvol tot de Heiland keert, wordt vrijgemaakt van het duivelse juk van eeuwige dienstbaarheid.
Weidt Mijn schapen!
Een ontredderde Petrus, die zich door Satan had laten gebruiken, werd na zijn verloochening van de Heer, op basis van berouw in alles door Jezus hersteld. Hij mocht zelfs de bediening die de Heer Hem toebedacht had, gaan behartigen. Zo goedertieren is onze Meester en zo genaderijk is onze God!
Hoezeer iemand zich ook ingelaten heeft met duivelse praktijken en ongeacht in welke mate het huisgezin van God daarvan te lijden heeft gehad – als er sprake is van berouw over het in losbandigheid veranderen van de genade van onze God, zal blijken dat de genade van de Vader vele malen groter is dan de door Satan afgedwongen losbandigheid.
Uit dit alles blijkt, dat tenslotte alles afhangt van de keus die de mens in het hart maakt. God dwingt geen gehoorzaamheid af, en Satan moet z’n prooi loslaten als de mens een beroep doet op het reinigende bloed van Jezus. Het kan echter nooit een mix wezen! Het is óf Satan, óf (van nu af aan) de Heer der heerlijkheid die de lijnen in ons leven trekken mag.
Het verlangen om Gods wil te doen door Gert Jan Doornink
“Jezus zei tot hen: Mijn spijze is de wil te doen desgenen, die Mij gezonden heeft, en zijn werk te volbrengen. Zegt gij niet: Nog vier maanden, dan komt de oogst? Zie, Ik zeg u, slaat uw ogen op en beschouwt de velden, dat zij wit zijn om te oogsten” (Joh. 04:34-35)
We leven in een consumptiemaatschappij. Dag in dag uit worden we overspoeld met reclame om een bepaald product te kopen omdat het beter is dan het andere, of omdat het die specifieke eigenschappen heeft die de ander net niet heeft. In de televisiereclame zien we de ene minuut reclame om heerlijke kippenboutjes te kopen en prompt erop een reclame om een afslank- of afvalmiddel te kopen. De moderne mens is er zo aan gewend geraakt dat we toch doorgaan met onze manier van leven, hoe ongezond ook.
Onlangs was er voor de tv een programma gewijd aan dikke mensen. En zoals zo dikwijls spant Amerika weer de kroon. Miljoenen mensen zijn daar te dik en proberen er alles aan te doen om af te vallen. Er is zelfs een televisieshow waarbij de eens zeer dikke presentatrice laat zien hoe zij door een vetarm dieet en veel, zeer veel bewegen is afgevallen. Zij wekt anderen op een ludieke wijze op haar voorbeeld te volgen. Ook kerken en christelijke gemeenschappen, zo liet deze reportage zien, roepen dikke gemeenteleden op af te vallen. Ongeveer 300 kerken hebben al speciale cursussen en bidstonden, waarbij gevraagd wordt om Gods hulp om het afvallen vol te kunnen houden…
Beïnvloeding
Dat ook christenen zich laten meesleuren door de invloeden van de consumptiemaatschappij is natuurlijk een feit, al zouden we beter moeten weten. En gelukkig zijn er ook christenen die dit ‘beter wetén’ in praktijk brengen. Eigenlijk zou iedere christen er van doordrongen moeten zijn er dat het in de eerste plaats gaat niet om de beïnvloeding van de verkeerde kant, maar van de goede kant. En u mag raden wat ik daarmee bedoel…
Als christen leven we in twee werelden: de natuurlijke wereld en de geestelijke wereld. In de natuurlijke, zichtbare wereld zijn we al vanaf onze geboorte aanwezig en in de geestelijke, onzichtbare wereld vanaf onze wedergeboorte. Nu is de natuurlijke wereld een tijdelijke aangelegenheid, maar de geestelijke wereld een blijvende zaak. Dus is het laatste het allerbelangrijkst.
Onze levensinvulling
Dat geldt dus ook wat onze ‘levensinvulling’ betreft. In ons natuurlijke bestaan groeien wij op van baby’s tot volwassenen, we gaan naar school, kiezen een beroep, leven en functioneren in de maatschappij. Voor de verzorging en instandhouding van ons lichaam hebben wij natuurlijk voedsel en drinken nodig. Dat is allemaal heel normaal. Er is wat dat betreft niets aan de hand, als we ons maar niet laten beïnvloeden door de vorst der duisternis. Hij probeert ons een rad voor ogen te draaien en te laten zien dat dit soort leven het allerbelangrijkste is.
Jezus, de Zoon van God, laat ons duidelijk zien dat dat niet het geval is! Natuurlijk had Hij voor zijn gewone aardse bestaan ook voedsel en drinken nodig. En we zien dan ook hoe Hij ook in dit opzicht net als ieder ander mens voedsel en drinken toch zich neemt. Al was Hij er voortdurend op uit Zijn discipelen te onderrichten dat dit niet het belangrijkste was.
Zijn discipelen waren nog onvoldoende geestelijk ontwikkeld om dat door te hebben. Zij dachten nog vaak naar aardse, natuurlijke maatstaven. Zo ook hier in Johannes 4. Jezus had zojuist het gesprek met de Samaritaanse vrouw achter de rug en Zijn discipelen zeiden op een gegeven moment: “Rabbi, eet!” (Gr. Nws. Bijbel: “Rabbi, Eet eens wat”). Dat kennen ook wij wel. Je kunt zo opgaan in iets, dat je op het moment dat het etenstijd is er niet aan denkt om te eten en doorgaat met de dingen waar je mee bezig bent.
De les die Jezus gaf
Voor Jezus was de opmerking van de discipelen in ieder geval een unieke gelegenheid om weer een les door te geven. Als sprak Hij in dit geval in eerste instantie alleen over zichzelf door te zeggen: “Mijn spijze is de wil te doen desgenen, die Mij gezonden heeft, en zijn werk te volbrengen”. De Groot Nieuws Bijbel vertaalt:
-Mijn voedsel is: de wil doen van Hem die Mij gezonden heeft en Zijn opdracht te voltooien”).
Jezus was heel zeker van Zijn zaak, Hij liet zich niet afleiden. Waaruit kwam die zekerheid voort? Uit de grote liefde die Hij had voor de Vader. Dr. Berkhof zegt in zijn boek het “Christelijk geloof’: “Als eerste en centrale element van het zoonschap in het aardse leven van Jezus moet zijn liefde voor de Vader worden genoemd”. Ik vind dit prachtig omschreven, want hoe waar is dit! Alle verleidingen en bedreigingen liepen er schipbreuk op deze liefde die onderhouden werd door het intense gebedsleven wat Jezus kende, ‘t Gevolg van deze radicale liefde was zijn absolute gehoorzaamheid aan de Vader. Dat betekende niet dat Jezus zonder wil was ten opzichte van de Vader. Neen, je kunt rustig stellen dat Hij een hartstochtelijke wil had, waarvan de drijfkracht was: eigen wil te doen wijken voor die van de God en niets anders te willen dan wat Hij wil. Daarom komt Hij tot de radicale uitspraak: Mijn voedsel bestaat hierin uitsluitend de wil van de Vader te doen. Jezus vertegenwoordigt daarom God. Het volk ziet in Hem ‘God’. Let wel: Hij is God niet, maar Hij vertegenwoordigt Hem. Zij zagen God in Jezus, Hij belichaamde God. Zoals wij ook kunnen lezen in bijvoorbeeld Matteüs 11 vers 27 (Matt. 11:27) waar Jezus bidt tot Zijn Vader: “Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren”.
Wat heeft dit alles ons nu te zeggen? Welke lessen kunnen wij putten uit het voortdurende verlangen van Jezus de wil van de Vader te doen? Laten we maar eens een paar dingen onder de loep nemen.
Wat is Gods wil?
De wil van God wordt door Paulus op zeer duidelijke wijze omschreven met “het goede, welgevallige en volkomene” (Rom. 12:11). Jezus gebruikt de woorden “leven en overvloed” (Joh. 10:10). Onze conclusie mag duidelijk zijn: God heeft altijd het beste met de mens (Zijn schepping) voor! God is enkel positief Zodra de mens zich hiervoor open gaat stellen komt hij tot de ontdekking hoe waar dit is. En wanneer begint dat? Bij onze wedergeboorte. Dan komt de eerste grote ontdekking; we zijn een nieuwe schepping, we hebben eeuwig leven ontvangen, we mogen delen in de goedheid van
God. Natuurlijk is de duivel er als de kippen bij om ons dat proberen te ontroven. En het spreekt van zelf dat we geroepen zijn om te leren ons af te sluiten voor zijn infiltratiepogingen die veelal begint in onze gedachtewereld. Paulus schrijft daarom ook in zijn brief aan de Kolossenzen dat we de dingen zullen zoeken en bedenken die boven zijn, niet die op de aarde zijn (Kol. 03:01-03). Daarbij komt Gods Geest ons te hulp. Door Gods Geest zijn wij tot wedergeboorte gekomen. Maar dan is het nodig om gedoopt en vervuld te worden en te blijven met die Geest. En weet u wat die Geest in ons ook doet? Die verwekt in ons het verlangen om Gods wil te doen, die stimuleert, leidt en bevordert dat verlangen, want zoals het geestelijk voedsel van Jezus bestond uit het doen van de wil van de Vader, behoort dat ook ons voedsel te zijn!
Ons voedsel
Nu kunnen we misschien denken: ja, voor Jezus was dat misschien belangrijk, maar geldt dat nu wel in dezelfde mate voor ons? Hij had toch alleen en eenmalig de specifieke taak om “Zijn werk te volbrengen, te voltooien”, dat wil zeggen aan het kruis van Golgotha de zonden van de gehele wereld te dragen en de duivel te overwinnen? Inderdaad was Zijn volbrachte werk aan het Golgotha ’s kruis uniek en eenmalig, maar bij het gevolg daarvan zijn wij als nieuwe mensen in Christus volledig ingeschakeld! Jezus is immers niet meer lichamelijk in deze wereld als persoon, maar heeft zich nu vermenigvuldigd in personen. Wij vormen immers nu Zijn lichaam. Hij is de Eerstgeborene onder vele broeders en zusters. En daarom geldt het doen van Gods wil voor ons evengoed als dat voor Jezus gold.
Oproep om te oogsten
Nu kunnen we ook begrijpen dat Jezus hier direct achteraan de opmerking maakt (en Hij richt zich hierbij tot Zijn discipelen en dus ook tot ons): “Zegt gij niet: Nog vier maanden, dan komt de oogst? Zie, Ik zeg u, slaat uw ogen op en beschouwt de velden, dat zij wit zijn om te oogsten”.
Vanuit het natuurlijke wijst Jezus hen op hun geestelijke taak. De discipelen wisten precies wanneer de natuurlijke oogst zou zijn.
Maar Jezus wijst hen op de ‘geestelijke oogst’ die binnengehaald moest worden: allen die nog buiten Gods Koninkrijk leven. Allen die nog leven binnen de invloedssfeer van het rijk der duisternis. Jezus zegt als het ware: ‘Zie toch eens om je heen, merk toch eens op hoeveel mensen Mij niet kennen. Doe er wat aan’. Dat was de taak van de discipelen en dat is ook onze taak! Daar gaat het primair om! Een levend getuige van Hem zijn. Door woord en daad tonen dat het nieuwe-schepping-zijn geen theorie is, maar een levende realiteit in ons! Dan gaan we meer en meer beseffen dat het doen van Gods wil, ons werkelijke geestelijke voedsel is. Dat maakt ons rijk en gelukkig.
Onze opdracht
Er zijn nog al eens christenen die het doen van Gods wil moeilijk vinden. Zij zien het als een soort last die op hen ligt. Iets waarvan men denkt: ik kan daar toch niet aan voldoen, dat is specifiek voor christenen die daartoe geroepen zijn en een speciale taak hebben als zendeling of evangelist.
Dat is een grote misvatting! God legt ons nooit iets op waaraan we niet zouden kunnen voldoen.
Hij wil ons inschakelen. Dat wil zeggen, het unieke wat ieder mens in zich heeft (zijn talenten, zijn bekwaamheden) daarvan wil Hij gebruik maken, die mogen we in Zijn dienst stellen.
Het doen van Gods wil is een vrijwillige aangelegenheid. God dwingt niemand. Maar het is toch een opdracht, kun je opmerken.
Inderdaad, maar een opdracht kunnen we ook naast ons neerleggen. Jezus is daarbij ons voorbeeld. Jezus wil werd niet uitgeschakeld, integendeel: Hij had een zeer sterke eigen wil, die hierin bestond dat Hij de wil van de Vader ging volbrengen. Het doen van Gods wil is onmogelijk zonder je ‘eigen wil’ in positieve zin te stimuleren.
Maar zolang we onwillig, ongehoorzaam zijn gebeurt dit niet. Pas als we onze wil inschakelen, dat wil zeggen als we ‘ja’ zeggen, gebeurt er iets. Dan wordt de knop omgedraaid en gaat het water des levens door ons heen stromen naar de ander toe.
Denk aan de woorden van Jezus: “Wie in Mij gelooft, gelijkt de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien…” (Joh. 07:38). Dan ervaren we het doen van Gods wil ook niet meer als last, maar als een opdracht waaraan we gaarne invulling geven.
Ons gewone werk
Ik wil nu nog enkele opmerkingen maken over ons gewone werk wat we doen in de maatschappij, in ons tijdelijke, natuurlijke leven. Ook dat is belangrijk dat we daar de juiste visie op hebben.
Er zijn nogal eens christenen die daar wat minderwaardig over doen, terwijl daar toch geen enkele reden voor is. We hoeven ons niet op te sluiten in een soort commune voor de boze buitenwereld, maar juist in ons gewone alledaagse leven kunnen we tonen dat ons christen-zijn niet aan de buitenkant zit, maar ons innerlijk leven beheerst.
In de tijd toen de Bijbel tot stand kwam waren er nog geen technische hulpmiddelen zoals wij die kennen, geen auto’s of elektriciteit, geen computers of magnetrons. Klaar de mentaliteit van de mensen was precies hetzelfde. Ook toen waren er christenen die zich ‘ongeregeld’ gedroegen.
In 2 Thessalonicenzen 3 vers 10 tot en met 12 (2 Thess. 03:10-12) , spreekt Paulus over het ‘Ongeregelde gedrag’ van mensen die niet werken. En in de zogenaamde christelijke huisregels van Kolossenzen 3 zegt Paulus: “Wat gij ook doet, verricht uw werk van harte, als voor de Here, en niet voor mensen” (vs. 23).
Het gewone werk mogen we dus nooit zien als straf, waaraan we ons proberen te onttrekken. Maar het hoort bij de tijd waarin wij leven, de tijdelijke overgangstijd naar de voltooiing aller dingen.
Als waarachtige christenen weten wij echter dat het niet het belangrijkste is, want “het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap door de heilige Geest” (Rom. 14:17). Die ‘rechtvaardigheid, vrede en blijdschap’ gaan in en door ons ten volle functioneren als we ‘de wil van God doen’. Dat is ons enige en echte geestelijk voedsel.
En laten we ook de woorden van de apostel Johannes niet vergeten als hij in zijn eerste brief, hoofdstuk 2 vers 17 (1 Joh. 02:17) schrijft: “De wereld gaat voorbij, en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft bestaan tot in eeuwigheid!’’.
Onze conclusie mag duidelijk zijn: Het is een grote heerlijkheid en vreugde om als nieuwe scheppingen in Christus in de dienst van God te staan. En daarbij een voortdurend verlangen te hebben om Zijn wil té doen!
Het vervullen van Gods gerechtigheid door Wim te Dorsthorst
Het is altijd bemoedigend te horen dat artikelen aandachtig gelezen worden. Zo heeft broeder R. Hoekstra uit Den Helder het artikel ‘Vragen over de Heilige Geest’, zoals hij schrijft, met grote aandacht gelezen. Op de enkele opmerkingen die ik in dat artikel schreef over de waterdoop, waarop de doop in de Heilige Geest dient te volgen als de levens Geest van de nieuwe schepping, reageert de broeder als volgt:
“Verder schrijft u, dat de waterdoop zichtbaar is voor iedereen. Het symboliseert het sterven en begraven worden met Jezus en het opstaan uit de dood met Hem. Dan volgt wat volgens mij onjuist is: “Op dat moment (van de doop), wordt hetgeen de doop symboliseert, werkelijkheid”.
Maar wat zichtbaar wordt uitgedrukt door de doop, dient al voor die tijd geestelijke werkelijkheid te zijn.
Dan de zin: “Je staat uit het watergraf (uit de dood dus) op als een nieuwe schepping”. Eerst schrijft u: De doop symboliseert het sterven en opstaan uit de dood en bot erop: “De doop is het sterven met Jezus en de opstanding met Hem uit de dood”. Als dit zo is zijn de meeste christenen geen nieuwe scheppingen. Maar hoe velen van de laatsten zijn uit traditie gedoopt, omdat ze bijvoorbeeld tot de Baptisten behoren? De gedachtegang van de dopeling behoort te zijn: Ik ben met Jezus gestorven en ik ben met Jezus opgestaan tot een nieuw leven door mijn geloof en nu wil ik dit belijden door mij door onderdompeling te laten dopen.
Volgens mij maakt u van de doop in water een occulte aangelegenheid, zoals vele kerken, zowel katholiek als protestant van de kinderbesprenging een occulte aangelegenheid hebben gemaakt”.
Tot zover wat broeder Hoekstra schrijft. Misschien vertolkt hij de mening van nog wel meer lezers en lezeressen. Daarom lijkt het ons goed hierop te reageren.
Het is onmogelijk om in het kort alle aspecten en alles wat de Bijbel zegt van de waterdoop te belichten. Ik zal proberen iets te laten zien van hoe in een zichtbare handeling, in opdracht van God of van Jezus Christus, in de geestelijke wereld dingen hun beslag krijgen en geestelijke werkelijkheid worden, terwijl dat dan in het zichtbare bestaan weer duidelijke gevolgen heeft. Daarbij wil ik vooraf duidelijk stellen dat ik op geen enkele wijze occulte (= verborgen of bovennatuurlijke) kracht toeken aan doopwater. Ik weet dat, in het bijzonder in de Rooms Katholieke kerk, dat het geval is waar het water, waar kinderen mee besprengd worden, volgens een bepaalde rite gewijd is.
Geen ritueel
Nee, het gaat om heel iets anders.
De doop is niet zomaar een ritueel al is het in de loop van de tijd wel veelal zo geworden. Al vroeg in de kerkgeschiedenis heeft de duivel mensen misleid en is de kinderbesprenging ingevoerd. Maar ook in deze tijd is het gevaar aanwezig dat de volwassen-waterdoop weer verzandt tot een ritueel. U merkte dat al op in uw brief. Ook nu kan men het doen omdat anderen het op een bepaalde leeftijd doen, of omdat het nu eenmaal gewoonte is, enz.. Er kan ook een niet-Bijbelse betekenis aan gegeven worden. Kortom, ook nu zal de duivel alles doen om het tot een krachteloze handeling te maken.
Meer dan belijdenis
Het gaat bij de waterdoop ook niet alleen maar om een belijdenis, maar het gaat om het vervullen van alle gerechtigheid Gods. Dat is wat de Heer Jezus ons leert als Hij, aan de mensen gelijk geworden terwille van ons, ons de weg wijst die iedere discipel van Hem zal moeten gaan. Hij zegt: “Want aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen” (Matt. 03:15). ‘Aldus’, op deze wijze, zegt de Heer ‘betaamt’ het ons, is het ‘passend’, is het ‘noodzakelijk’, om ‘alle gerechtigheid’ te vervullen. Het is door God zo gewild en ingesteld. Het woord dat gebruikt is voor ‘vervullen’ kan ook vertaald worden met ‘volmaken’ of ‘voltooien’. De waterdoop is er niet zo maar bij, maar het is een voltooiing of vervulling van de gerechtigheid naar de wil van God voor de mens. Het is een schakel die niet overgeslagen kan of mag worden.
Gods volmacht
De apostel Johannes schrijft de overbekende woorden: “Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, hun die in Zijn naam geloven” (Joh. 01:12).
Het Griekse woord ‘exousia’, hier vertaalt met ‘macht’, wil zeggen: een wettelijke bevoegdheid om iets te doen, een recht, een volmacht. ‘God geeft iemand volmacht tot…’. In dit geval: ‘tot het worden van een kind van God’. Tot het worden van een nieuwe schepping in Christus, die naar de wil van God geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid (Ef. 04:24). Te worden tot de nieuw geboren mens die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil van een man, doch uit God geboren is (Joh. 01:13). Een nieuwe schepping uit water en Geest (Joh. 03:05).
Dat alles is meer dan alleen Jezus Christus aannemen tot vergeving van je zonden. Dat is het begin en dat geeft je ‘recht’ van Godswege tot volgende stappen. Daarvoor moet de mens de weg gaan die God van Hem vraagt en wat de Heer Jezus noemt: “het vervullen of voltooien van alle gerechtigheid Gods”.
Nogmaals, in het doopwater zit niet een of ander geheimzinnige kracht, maar in het woord van God dat zegt dat het aldus geschieden moet, werkt de kracht om tot stand te brengen wat dat woord zegt dat het doen zal.
Gods heerlijkheid geopenbaard
God verbindt het openbaar worden van Zijn kracht wel vaker aan iets wat de mens in de zichtbare wereld moet vervullen. Als het volk Israël mort tegen de HERE omdat het water in Mara bitter is, dan wijst de Here aan Mozes, de man Gods, een stuk hout wat hij in dat water moet gooien. Pas wanneer Mozes dit in gehoorzaamheid doet, wordt het water zoet (zie Ex. 15:24-25). De profeet Elisa is met mannen bezig hout te hakken bij de Jordaan. Iemands bijl, die hij geleend had, valt hierbij in het water van de Jordaan. Elisa, de man Gods, snijdt vervolgens een stuk hout af en werpt dat in het water waarna de bijl komt boven drijven.
God openbaarde ook hier Zijn kracht en heerlijkheid, na die daad van Elisa in het zichtbare (2 Kon. 06:01-07).
Nog zo’n wonderlijke zaak lezen we van de profeet Elisa in 2 Koningen 5. Een geschiedenis die al wat raakvlakken heeft met de doop.
Naäman, een Aramese legeroverste is melaats. Hij krijgt de opdracht van de man Gods: “Ga heen en baad u zevenmaal in de Jordaan, dan zal uw lichaam weer gezond worden en gij zult rein zijn”.
Een niet geringe opdracht voor deze man van aanzien, Naäman. Het was een behoorlijke vernedering om onder het oog van zijn dienaren zich te ontkleden en zeven finaal in dat smerige Jordaan-water onder te gaan. Niet 1 maal, niet 5 of 6 maal maar 7 maal. En in gehoorzaamheid aan het woord Gods dompelde hij zich 7 maal helemaal onder en kracht en de heerlijkheid Gods openbaarde zich naar het woord en hij werd weer gezond en zijn lichaam was rein als” van een kleine jongen (2 Kon. 05:01-14).
Gehoorzaamheid aan het Woord
Ook in het Nieuwe Verbond zijn er voorbeelden te noemen waar, door een handeling of een daad in het zichtbare, de zegen of het heil Gods naar Zijn woord, in werking treedt. De Heer Jezus wordt geconfronteerd met een blindgeborene. En dan lezen we: “De heer spuwde op de grond en maakte slijk van het speeksel en Hij legde hem het slijk op de ogen, en zeide tot hem: Ga heen, was u in het badwater Silóam, hetgeen vertaald wordt door: uitgezonden. Hij dan ging heen, wies zich en kwam ziende terug” (Joh. 09:06-07). Als deze man niet had gehoorzaamd aan het woord van de Heer, was hij niet ziende geworden.
De Heer heeft het avondmaal ingesteld waarin, in een duidelijk zichtbaar teken van brood en wijn, het geven van Zijn lichaam en bloed tot gedachtenis gevierd wordt in de gemeente. Hiermee verkondigt de gemeente de dood des Heren totdat Hij terugkomt (1 Kor. 11:26).
Er is geen bovennatuurlijke kracht in het brood en de wijn (zoals bij de Rooms Katholieken verondersteld wordt) maar toch heeft het deelhebben aan deze zichtbare handeling, eten en drinken, zegen of vloek tot gevolg. Paulus beschrijft dit duidelijk in 1 Korinthe 11 vers 23 tot 29. (1 Kor. 11:23-29)
Heel bekend is Jacobus 5 vers 14 tot 16 (Jak. 05:14-16). Jacobus schrijft daar: “Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de Naam des Heren. En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten. En als hij zonden heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken worden. Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt. Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt”.
Als dit in geloof en gehoorzaamheid aan Gods Woord gedaan wordt, zal het ook doen wat het woord zegt. Ik geloof dat de verschillende genoemde voorbeelden dit wel overduidelijk aantonen.
Helaas wil men het vaak beter weten en spreekt men van een verkeerde lering of niet meer van deze tijd. De tijd van de zichtbare tekenen is voorbij, zegt men dan. Het is echter pure ongehoorzaamheid aan de opdracht van God waardoor dit zegenrijke instrument tot genezing de gelovigen onthouden wordt.
Nogmaals het gaat niet om occulte of magische krachten aan de attributen of voorwerpen maar om kracht, zegen, heil en werking naar het woord van God. Zijn er nog Naamannen in deze tijd, die in alle naaktheid en eenvoud willen gehoorzamen aan de opdracht die Gods woord geeft? Met een variant op Psalm 50 vers 23 (Ps. 050:023) zou ik willen zeggen: “Wie gehoorzaamt aan Mijn woord, eert Mij, en baant de weg dat Ik hem Gods heil doe zien”.
Opdracht en voorwaarde
Zo is de doop méér dan alleen maar een belijdenis van wat in de geestelijke wereld reeds is geschied. De Heer Jezus -wij zagen het reeds- noemt het ook niet een belijdenis maar he In Markus 16 vers 16 (Mark. 16:16) zegt Hij: “Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden”.
Voor Hij weg gaat van de aarde is Zijn opdracht aan de apostelen: “Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb” (Matt. 28:19).
Het eerste antwoord dat Petrus geeft op de vraag: wat moeten wij doen mannen broeders is: “Bekeert u en eenieder van u late zich dopen op de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen” (Hand. 02:37-38).
Verder in het boek Handelingen zien we steeds het grote belang van de waterdoop. Zelfs als de Heilige Geest al ontvangen is, wordt de doop in water niet overgeslagen (Hand. 10:44-48). En als gelovigen wel gedoopt zijn in de doop van Johannes, dan worden ze opnieuw gedoopt op de Naam van Jezus Christus (Hand. 19:01-07).
Nogmaals wil ik het benadrukken, niet omdat het doopwater op zich een of andere bovennatuurlijke kracht zou hebben, maar omdat er geweldige zaken in de geestelijke wereld hun beslag krijgen.
Rechtsgeldig worden, hemelse kracht en autoriteit ontvangen. Het is je leven stellen op een van God gegeven fundament. Het gaat om geloofszekerheden die we als een belijdenis in onze mond mogen nemen en die hemelse autoriteit hebben. Vandaar de taal die Paulus gebruikt in Romeinen 6 als: “Dit weten wij immers” en “zo moet het ook voor u vaststaan”.
Israël als voorbeeld
Wat er beschreven staat van de Israëlieten is ook voor ons tot voorbeeld opgeschreven. Ze hebben in Egypte het paaslam geslacht en gegeten en het bloed aan de deurposten aangebracht. En hierdoor werden ze bewaard voor het vreselijke oordeel wat over Egypte ging in de oordeels- nacht. (Ex. 12:21-23).
Maar ze moesten wél uittrekken. Ze moesten door het water, door de dood heen tot het leven komen. Pas toen ze door het water getrokken waren, stonden ze in de geheel nieuwe situatie. Het oude was in de dood gebracht en het nieuwe was gekomen. Er was een volkomen, definitieve scheiding met Egypte tot stand gebracht. Niet langer in de slavernij van Egypte. (Ex. 14:21-30).
Met Hem begraven
Ik geloof dat dit nu in de waterdoop ook zo zijn beslag krijgt.
“Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat gelijk Christus uit de doden opgewekt is, door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen. Dit weten wij immers, dat onze oude mens mede gekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn; want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde. Indien wij dan met Christus gestorven zijn, geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven” (Rom. 06:03-08).
In de Kolossenzenbrief schrijft Paulus soortgelijke woorden: “In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, daar gij met Hem begraven zijt in de doop. In Hem zijt gij ook mede opgewekt door het geloof aan de werking Gods, die Hem uit de doden heeft opgewekt” (Kol. 02:11-12).
Wij lazen dus: “Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood” en: “Daar gij met Hem begraven zijt in de doop”. Dat krijgt dus duidelijk in de doop zijn beslag en geestelijke rechtsgeldigheid.
Het lichaam der zonde
“Dit weten wij immers, dat onze oude mens mede gekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn”.
Dit heeft een diepe en geweldige kostbare betekenis!
In Romeinen 7 zet Paulus uiteen dat het voor een mens in het vlees onmogelijk is om naar de wet Gods, die heilig, rechtvaardig en goed is, te leven. Hij zegt: “Want ik weet, dat in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed woont. Immers, het wensen is wel bij mij aanwezig maar het goede uitwerken kan ik niet. Want niet wat ik wens, het goede, doe ik, maar wat ik niet wens, het kwade, dat doe ik” (Rom. 07:12; Rom. 07:18-19). En dan zegt hij:
“Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods”? (Rom. 07:24). In Romeinen 6 noemt Paulus dit “Het lichaam der zonde”. En het antwoord is: “God zij dank door Jezus Christus onze Here”! (vs. 25). God heeft Zijn eigen Zoon, Jezus Christus, gezonden in een lichaam zoals wij dat hebben en wat Paulus noemt het lichaam der zonde. “In de gedaante van door de zonde overheerst vlees” (Rom. 08:03, vert. Prof. Brouwer).
God heeft echter de zonde veroordeeld in het vlees, zegt datzelfde vers, en de Heer Jezus heeft onze zonden, (want het waren niet Zijn zonden die Hij in het vlees droeg), in dat door de zonde overheerst vlees op het kruis gebracht (1 Petr. 02:24). Dat lichaam der zonde is veroordeeld tot vernietiging. Het is prijs gegeven in de dood.
Dit werd in de schaduwbedeling uitgebeeld door het lichaam van de offerdieren buiten de legerplaats te verbranden (Lev. 04:21).
Geen slaven der zonde meer
“Bijgevolg, mijn broeders zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus om het eigendom te worden van een ander, van Hem, die uit de doden opgewekt is, opdat wij Gode vrucht zouden dragen. Want toen wij in het vlees waren, werkten de zondige hartstochten, die door de wet geprikkeld werden in onze leden, om voor de dood vrucht te dragen” (Rom. 07:04-05)-
Als wij dus lezen in Romeinen 6: “dat onze oude mens mede gekruisigd is” dan staat daarbij: “Opdat” aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonden zouden zijn”. Niet langer slaaf zijn van die zondige hartstochten en begeerten om daardoor vrucht te dragen voor de dood (zie ook 1 Petr. 02:24). Onze oude mens is er niet meer, die is dood en begraven.
“Wij zijn dan met Hem dood en begraven door de doop in de dood”. (Denk hierbij aan het beeld van de Israëlieten die verlost werden uit de slavernij van Egypte).
Het eeuwige behoud
En dan opnieuw: “Opdat gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen”.
Met Hem gestorven aan het kruis, met Hem begraven door de doop in de dood, maar óók met Hem opgestaan in nieuwheid des levens. De Heer Jezus is óók onze opstanding en het leven (Joh. 11:25).
Hier ligt niet alleen de mogelijkheid om als nieuwe schepping te leven maar ook de geestelijke rechtsgrond voor opstanding en het geestelijke, verheerlijkte lichaam in gelijkheid aan onze Heer (Filip. 03:20-21). Het lichaam der zonde is immers op eer’ wettige wijze vernietigd in de dood van Hem. Opstanding en verheerlijking is voor de gemeente aan het einde van deze bedeling bij de eerste opstanding, en voor de ganse schepping bij de laatste opstanding.
Want Jezus Christus is als Ene voor allen gestorven, dus zijn zij allen gestorven (2 Kor. 05:15). Natuurlijk is er sprake van een samengroeien met hetgeen gelijk is aan Zijn dood (Rom. 06:05), en is er sprake van een veranderen naar Zijn beeld.
Natuurlijk is het ‘door het geloof aan de werking Gods (Kol. 02:12). Maar het zou zelfs ‘tegennatuurlijk’ zijn om nog vanuit de oude mens te blijven leven.
De Heer Jezus stelt de waterdoop tot een voorwaarde van de behoudenis als Hij zegt: “Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden”. Dat is de behoudenis naar geest, ziel en lichaam, bij Zijn komst (Zie 1 Thess. 05:23-24).
Ik geloof dat al deze geweldige zaken die we hiervoor gezien hebben geestelijke rechtsgeldigheid krijgen en tot een geweldige realiteit worden in het leven van iemand die gehoorzaam aan Gods woord zich laat dopen en in geloof er vanuit leeft.
Zalig de mens die alle gerechtigheid Gods alzo wil vervullen!
Hoe gaan wij om met profetie? Door Peter Annotee
“Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren. (…) Maar wie profeteert, spreekt voor de mensen, stichtend, vermanend en bemoedigend”(1 Kor. 14:01).
Het fietspad was lang en kronkelig. Op een gegeven moment splitste het pad zich in tweeën. Er was wel wegwijzer maar die was beschadigd en dus moeilijk leesbaar. “Waar moeten we nu heen?” vroeg de ene broer aan de andere. “Volgens mij naar links.” was het antwoord.
“Weet je zeker dat je het goed gelezen hebt? Ik heb geen idee wat er staat.”
“Volgens mij staat op de linker wijzer de plaats waar we heen moeten.” “Weet je het zeker?”
“Nee, maar de enige manier om erachter te komen is gewoon die kant op gaan.”
Kiezen in vertrouwen
Eén van de mooiste en moeilijkste kanten van ons leven is dat we steeds weer moeten kiezen. En meestal hebben we kennis van de toekomst nodig om een goede keuze te kunnen maken. In de praktijk van ons dagelijks leven bouwen we die kennis ook op. Als we zeggen dat ‘de toekomst niet te voorspellen is’ bedoelen we eigenlijk dat we niet alles kunnen overzien en we dat we dus altijd met onzekerheid moeten leven.
Ondertussen vertrouwen we erop dat morgen de bus op dezelfde tijd als vandaag zal rijden, dat volgende week onze natuurlijke woning er nog zal zijn, dat volgende maand er weer een gemeenteblad zal verschijnen en dat de daarin aangekondigde sprekers ook op de afgesproken dag en tijd in de toekomst zullen verschijnen. Het aantal toekomstverwachtingen waar we als vanzelfsprekend en zonder bedenkingen op vertrouwen is oneindig. Een leven zonder zulke verwachtingen is ook totaal onmogelijk. Als we alleen maar zouden gaan nadenken over al die alledaagse verwachtingen zouden we daardoor geestelijk verlamd raken.
Als we kind van God geworden zijn hoeven we ook niet meer te vrezen voor de onvermijdelijke onzekerheden. Want we zijn, wat er ook mocht gebeuren, veilig in de handen van onze Vader.
Niet bang voor risico’s
Dat we keuzes moeten maken in ons leven waarin we moeten durven te vertrouwen is dan ook niet zo’n groot probleem meer. Want wie verzekerd is dat niets of niemand hem kan scheiden van de liefde van Christus zal risico’s niet vrezen. We kunnen voor het maken van onze keuzes ook terecht bij de Wonderbare Raadsman. Die heeft ons Zijn Woord gegeven als landkaart om onze route te kiezen en Hij geeft ons de ‘gave van profetie’ als wegwijzers langs de route die we kunnen gebruiken om onze koers te bepalen en zonodig te corrigeren. Dat er geen kind van God en geen gemeente zonder het Woord van God kan functioneren zal vrijwel niemand in twijfel trekken maar dat profetie ook nodig is wordt vaak vergeten of gebagatelliseerd. Misschien komt dat wel omdat voorgangers en oudsten van veel gemeenten liever niet hebben dat ‘jan en alleman’ aan het profeteren slaat. Ze weten namelijk uit ervaring dat daar wel eens problemen van zouden kunnen komen. Het is met profetie zoals met de meeste andere gaven van de Geest, je kunt ze niet zonder risico gebruiken. Net zomin als dat je kunt eten zonder het risico te accepteren dat je wel eens wat ongezonds binnenkrijgt. De enige manier om het risico op verkeerd voedsel tot nul te reduceren is helemaal niet meer te eten, wat uiteraard nog veel ongezonder is.
Wat is profetie?
Om goed met de gave van profetie om te kunnen gaan moeten we ons eerst afvragen wat profetie is en waar het voor gebruikt kan worden. Want als we dat weten kunnen we bepalen hoe we er mee om moeten gaan en hoe we profetieën hanteerbaar en beheersbaar kunnen maken.
Om duidelijk te maken wat Bijbelse profetie is zal ik het eerst vergelijken met iets dat het niet is; de voorspellingen in de Griekse tragediën. Als voorbeeld neem ik het verhaal van de held Oedipus. Aan het begin van het verhaal wordt aan de vader van Oedipus voorspeld dat zijn zoon hem zal doden, zijn koningstroon zal bestijgen en met zijn moeder zal huwen. Om te voorkomen dat deze duistere voorspelling uit zal komen probeert de koning zijn zoon Oedipus te doden. Uiteindelijk is het gevolg van de poging om de voorspelling te doorkruisen dat de uitkomst ervan juist veroorzaakt wordt. Oedipus doodt zijn vader en huwt zijn moeder. De les die de tragedie over wil brengen is dat ‘de wil van de góden’ voor de mens een onontkoombaar noodlot is waar de mens niets aan of tegen kan doen. Elke voorspelling krijgt daarmee het karakter van een definitief vonnis zonder hoop of genade.
Een open deur
In tegenstelling tot dit soort voorspellingen zijn Bijbelse profetieën geen gesloten gevangenissen maar een open deur. Ze zijn bedoeld om een weg van hoop te wijzen in plaats van de blinde muur aan het einde van de doodlopende straat van de wanhoop.
Dat een profetie ‘open’ is wil zeggen dat de uitkomst ervan niet van tevoren vaststaat. Hoe een profetie uitkomt hangt namelijk niet alleen van God af maar ook van de mensen waarop hij betrekking heeft. Een wegwijzer bepaalt niet of ik hem volg. Hij wijst een weg en ik kan zelf bepalen of ik die ga en hoe ik die ga. Ook zal ik zelf de weg moeten gaan om het doel te bereiken waar de wegwijzer toe leidt.
Een profetische belofte voor mijn leven zal niet uitkomen als ik met mijn armen over elkaar afwacht tot hij uitkomt. Als een profetie onheil of straf aankondigt, en dat kan, dan alleen om mij door de duisternis heen, een weg naar God te wijzen. Het einddoel van profetieën is net als de God die ze geeft, enkel goed.
Toen de profeet Jeremia, tegen zijn eigen zin in, profeteerde dat het koninkrijk Juda ten onder zou gaan was dat om de Judeeërs duidelijk te maken dat zij hun aardse koninkrijk, hun afgod, moesten opgeven om terug te kunnen keren bij de enige ware God, de God van Israël. De profetie gaf aan dat het koninkrijk Juda, dat een belemmering geworden was voor het plan van God, ^ou verdwijnen om de weg vrij te maken voor de openbaring van een geestelijk Koninkrijk van God in Christus.
Een machtig wapen
Juist omdat profetie ons kan helpen om over de toestanden en problemen van het heden en de nabije toekomst heen te kijken is het een machtig wapen. Zo kan profetie individuen of groepen waarschuwen als ze de juiste koers kwijtgeraakt zijn of het goede doel langs de verkeerde weg proberen te bereiken.
In de praktijk heeft de ‘openheid’ van profetie nog een andere betekenis. Een profetie is geen eenzijdig dictaat van God, maar dan spreekt God én de profeet.
Ten eerste is dat zo omdat God van mensen geen willoze instrumenten wil maken. Hij kan en wil juist onze karakters en onze keuzes zo veel mogelijk gebruiken om Zijn boodschap over te brengen. Hij doet, ook.- > als Hij ons stimuleert om te profeteren, geen geweld aan.
Ten tweede maakt ons aandeel in de profetie het zo dat we er ons gelijk niet mee kunnen opeisen. Onze profetieën zijn, net als wij, nog onvolmaakt. Dit zegt Paulus, die de profetie één van de belangrijkste gaven vindt, ook heel duidelijk in 1 Korinthe 13.
Toetsing is nodig
Daarom moet profetie getoetst worden. De inhoud van een profetie kan nooit in strijd zijn met de Bijbel. Om te garanderen dat er goed met profetie wordt omgegaan moet profetie ook altijd door meerdere mensen beoordeeld kunnen worden. Als iemand even een ander apart zou nemen om hem, zonder overleg vooraf met zijn leiders, een profetische boodschap in het oor te fluisteren is hij verkeerd bezig.
Profetieën komen het best tot hun recht als ze in het openbaar, dat wil zeggen in de gemeente, uitgesproken worden. Als de inhoud van een profetie van dien aard is dat je hem niet kunt uitspreken waar iedereen bij is dan zul je hem voor dat je hem overbrengt aan diegene waar hij voor bestemd is door minstens één andere persoon moeten laten beoordelen. Goede profetieën zijn kort, duidelijk » passend bij de persoon die ze uitspreekt. Wie veel omhaal van woorden en beelden nodig heeft om door te geven wat God wil zeggen kan kennelijk de boodschap niet goed uit de maalstroom van zijn eigen gedachten filteren. Als ik goed profeteer dan zal ook iedereen die mij kent, mij in mijn profetie herkennen. Een waarachtige profeet is zichzelf en gaat niet allerlei, hem of haar niet eigen, termen gebruiken om indruk te maken.
Duidelijk en concreet
Duidelijkheid in profetieën betekent niet dat een profetie altijd een voorspelling moet doet in de trant van: r op dat tijdstip op die dag zal u dat overkomen.” Zulk soort profetieën komen gelukkig maar zelden voor want ze zouden mensen snel de indruk kunnen geven dat alles voor ze geregeld wordt.
Anderzijds zal een profetie niet zo vaag zijn dat hij inhoudsloos wordt. Wie iemand anders de boodschap “God heeft een plan met uw leven” als een hoogst originele profetie presenteert misbruikt de term profetie om zijn eigen gezag te vergroten in plaats van dat van God.
Hoe duidelijker en concreter een profetie is, hoe groter de kans dat mensen er iets goeds mee zullen doen. Natuurlijk zal een profetie altijd nog naar de situatie van een persoon of gemeente moeten worden ‘vertaald’. Maar hoe helderder de profetie, hoe beter dat gaat.
Onderwerping
Iedere profetie is onderworpen aan het Woord van God en ieder die profeteert moet gehoorzamen aan de leiders die boven hem gesteld zijn. Dat kan zelfs zover gaan dat iemand verboden wordt om nog te profeteren. Omdat profetie getoetst kan worden aan het Woord en onderworpen is aan het gezag van de leiding in de gemeente hoeft niemand de profetie als zodanig aan banden te leggen. Uitingen van profetie kunnen, als ze verkeerd zijn, weerlegd of gecorrigeerd worden.
Het gevolg van verkeerd geïnspireerde profetieën zal daarom altijd minder ernstig zijn dat het gevolg van het uitbannen van de profetie om problemen en teleurstellingen te vermijden. Want profetie hebben we, als geen andere gave van de Geest, nodig. Omdat het profetisch woord ons kan opvoeden tot een volwassen zoon van God. Omdat profetie ons kan corrigeren als we een verkeerde kant opgaan. En bovenal omdat profetie ons steeds weer kan bemoedigen om de weg verder te gaan, als een wegwijzer die bevestigd wat we op eerdere wegwijzers of op de kaart waren tegengekomen.
In de zekerheid dat niets ons kan scheiden van God kunnen we dan het risico nemen te luisteren naar onze broeders en zusters. We kunnen vervolgens het risico nemen te vertrouwen op ons eigen begrip van wat ze zeggen en tenslotte kunnen we het risico nemen van een keuze voor ons leven op basis van een woord van profetie.
Twee lichamen door Duurt Sikkens
“Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam” (1 Kor. 15:44).
Een mens heeft twee lichamen. Een zichtbaar, aards lichaam, dat iedereen zien kan, en een onzichtbaar geestelijk lichaam. Wanneer je het leven van God in je ontvangt doordat je in de opstanding van Jezus Christus gelooft, dan sta je zelf ook geestelijk op en begint je geestelijk lichaam ook opnieuw.
Het opstaan is zichtbaar in de hemel. Het is te vergelijken met het lichaam van een rups dat verandert in dat van een vlinder. Dat is ook het uiteindelijke lichaam, de verschijningsvorm van de echte mens, de mens Gods. En al die opstandingslichamen, al die mensen die in Christus zijn opgestaan, vormen het lichaam van Christus, Zijn gemeente, in het Koninkrijk van de Vader. Ze zijn levend gemaakt door Zijn Woord.
Een natuurlijk lichaam wordt dus niet gezaaid bij een teraardebestelling, maar de mens in wie het woord van God gezaaid is wordt daarmee één en staat op. Wie dit gelooft is niet bang om te sterven want wanneer je je aardse lichaam dan aflegt, heb je het hemelse, onstoffelijke lichaam.
Op de berg der verheerlijking zagen een paar volgelingen van Jezus deze verschijningsvorm van Hem. Dit is dus ook realiteit voor degenen die Jezus geloven en samengegroeid zijn met Zijn opstanding.
Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink
Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here” (Paulus in Romeinen 8 vers 38 en 39 (Rom. 08:38-39).
Op zoek naar het wonder
‘Mensen zijn hartstochtelijk op zoek naar het wonder’. Tot deze uitspraak komt Rex Brico in het Algemeen Dagblad, waarin hij iedere week in een zogenaamde geloofsbrief zijn visie geeft over religie en geloof, meestal inhakend op actuele gebeurtenissen. Onlangs was dat naar aanleiding van het Mariabeeld in Volendam dat bloed gehuild zou hebben. Velen kwamen kijken en dachten dat hier een of andere grappenmaker aan het werk was geweest, maar ondanks alle scepsis, schrijft Brico, ‘weerhield dat een grote groep aanwezigen er niet van het hoofd te buigen voor dit ‘wonder’. Ze baden, hardop of zachtjes, voor zich uit, zongen en profeteerden tegenover omstanders dat dit slecht nieuws voor de nabije toekomst betekende’. Waarom is de mens op zoeken naar wonderen? Dat waren ze vroeger ook al, schrijft Brico, ‘maar toen stelden ze zich doorgaans tevreden met de wonderen waar de kerk hun over vertelde. Vandaag willen ze er zelf bij zijn en toezien hoe de hemel de aarde raakt.
Is de aarde hun dan niet genoeg? Nee en nogmaals nee. Ook al roepen ze luidruchtig dat ze niet in een hemel geloven, in hun hart hopen ze innig dat er meer is dan die korte, vaak teleurstellende gang tussen geboorte en dood op een relatief onbetekenende aarde. Daarbij bestaat die hemel voor hen alleen als hij fysiek valt waar te nemen, als ze kunnen zeggen: Ik heb hem zelf gezien of gehoord! Dat danken we aan de invloed van proefondervindelijk denken. En zo trekken ze met duizenden naar Volendam, of Jomanda, ook als ze helemaal niet ziek zijn’.
Oer christendom
Brico beschrijft verder nog een aantal in zijn ogen echte wonderen, paranormale gebeurtenissen noemt hij ze, en gaat dan terug naar de eerste tijd van het christendom.
Daarover schrijft hij: ‘Het oer christendom meende dan ook dergelijke ervaringen een plaats te moeten geven in het kerkelijk leven. Sommigen werden aangesteld om de gave van genezing te beoefenen, anderen hun gave van de profetie en weer anderen hun gave van het Woord. Maar betekent dit dat zulke ambten ook in de kerk van vandaag thuishoren? We mogen gevoeglijk aannemen dat, wanneer de kerk van na de Reformatie meer belangstelling voor deze gaven getoond had, mensen nu niet massaal uit de kerk en naar Jomanda en de plaatselijke reïncarnatietherapeut gehold zouden zijn. Toch heeft de kerk daar een probleem, is de mening van Rex Brico, ‘want als gelovigen het Godswonder uitsluitend of vooral zoeken in het paranormale, wat moet de kerk dan als vroeg of laat blijkt dat We meeste van die verschijnselen veroorzaakt worden door aardse krachten waarvan wij ons tot dusver niet bewust zijn? Tenslotte is ook het onweer geen stem van God meer en ziekte geen straf voor zonde. En werkt menig alternatief genezer vandaag niet met een goddelijke hotline, maar met kosmische energievelden… Ik denk dat het dan toch veiliger is het wonder te zoeken in wat wij , met ons eufemistisch taalgebruik, ‘normaal’ noemen. De geboorte van een kind bijvoorbeeld, zoals ik enkele weken geleden mocht meemaken. Of het ontvouwen van een waterlelie in een vijver. Zelfs het spontaan
smelten van hars in een Mariabeeld, zodat het lijkt of het beeld huilt. Het gebeurde vorig jaar als gevolg van de hoge zomertemperatuur in Brunssum. En iedereen lachte er zich suf om. Maar dat vond ik nou een wonder’.
Onderscheidingsvermogen
De opmerkingen van Rex Brico kunnen wij ten dele onderschrijven, al blijkt dat hij geen geestelijk onderscheidingsvermogen heeft of de wonderen uit de verkeerde dan wel uit de goede bron afkomstig zijn. De Bijbel spreekt over tekenen en wonderen als bevestiging van het evangelie van
Aet Koninkrijk, zoals Jezus en de apostelen dat brachten. Maar de Bijbel spreekt ook over bedrieglijke tekenen en wonderen, waarin de vorst der duisternis zijn hand heeft. Als gelovigen van de eindtijd is het broodnodig dat we door Gods Geest onderscheiden wat echt is en niet-echt.
Ook hoeven we de tekenen en wonderen als zodanig niet te zoeken; het gaat er primair om dat onze gemeenschap met de levende Heer meer en meer een stabiel geloofsleven tot gevolg heeft, waardoor we niet met het minste of geringste zuchtje tegenwind van de kaart zijn. Bovendien blijft nog altijd het grootste wonder dat er in ons leven plaatsvond de dag toen wij opnieuw geboren werden en het rijk der duisternis verlieten om het Koninkrijk van het licht binnen te gaan.
De euro komt eraan!
Vrijwel iedereen is langzamerhand op de hoogte van de komst van de euro. De euro is de nieuwe Europese munt die in Nederland, België en andere Europese landen (de Economische en Monetaire Unie – de EMU) ingevoerd gaat worden en de plaats inneemt van de frank, gulden, etc. Waarom één muntstelsel?
Daarvoor moeten we teruggaan naar de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog, toen de Europese landen zich realiseerden dat economische samenwerking de kans op oorlog verkleint en dat handel leidt tot meer welvaart. Daardoor werd de Europese Economische Gemeenschap (EEG) opgericht.
De economische samenwerking en het vrije handelsverkeer tussen de Europese landen kwam op gang. De EEG werd later omgedoopt tot EG en nog later tot EU. In de loop der jaren werden nationale wetten op elkaar afgestemd, waardoor er een open Europese markt ontstond met vrij handelsverkeer terwijl men ook gemakkelijker in een ander Europees land kon gaan wonen en werken.
Er bleef echter nog één belangrijke hindernis te nemen voor een volledig vrij handelsverkeer, namelijk de wisselkoersonzekerheid.
Omwisselingskosten en wisselkoersrisico’s gaan door het nieuwe muntstelsel verdwijnen en hoewel nog niet alle hobbels zijn weggenemen, is het wel zo goed als zeker dat over vijf jaar in de meeste Europese landen de euro zal zijn ingevoerd.
Hoe moeten we als christenen staan tegenover deze ontwikkeling? Als we sommige christelijke en evangelische bladen zouden moeten geloven betekent dit het ‘begin van het einde’, een ontwikkeling die zou leiden tot het grote antichristelijke rijk van de eindtijd. Zoals destijds de torenbouw van Babel desastreuze gevolgen had, en bijvoorbeeld vele eeuwen later het Romeinse rijk ten onder ging) zal de Europese eenheid die tot stand komt ook nu uitlopen op een grote catastrofe. Toch willen we ons liever niet aan allerlei onheilsvoorspellingen wagen om de doodeenvoudig^ reden dat voor een waarachtig christen er geen reden is zich door angst te laten beheersen. Angst is altijd een slechte raadgever, zoals het spreekwoord al zegt. En altijd weer geldt voor een kind van God: ‘Vrees niet, geloof alleen’. Wie zijn vertrouwen op de levende God heeft gesteld, zoals deze zich heeft geopenbaard in Zijn Zoon Jezus Christus, mag zeker weten dat hij volkomen ‘veilig gesteld’ is welke toekomstige ontwikkelingen er ook zullen zijn. Uiteraard weten wij, uit Gods Woord en door Gods Geest, dat de ‘laatste tijd’ voordat de eindafgang van Satan, zoals het laatste Bijbelboek dat beschrijft, definitief zal plaatsvinden niet gemakkelijk zal zijn. Paulus spreekt over ‘zware tijden’ en somt dan een groot aantal negatieve eigenschappen op van de mensen die Christus niet kennen, maar dezelfde Paulus roept ons ook op temidden van deze mensen te schijnen als ‘lichtende sterren’ het woord des levens vasthoudende! Dat is onze taak en door daaraan te gehoorzamen openbaren wij ons als werkelijke vertegenwoordigers van Gods Koninkrijk. Dan weten we ook dat ‘het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegenover de heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden’. Een heerlijkheid die nu al in ons is, maar die uiteindelijk over zal gaan in volle heerlijkheid.
Negatief zelfbeeld bij jongeren
Steeds meer jongeren hebben een negatief zelfbeeld, meent Drs. E. J. van Dijk, docente massacommunicatie en psychologie aan de christelijke hogeschool Ede. Zij hield kort geleden een lezing over ‘Jongeren en media’ op de jaarvergadering van de Hervormd Gereformeerde Jeugdbond. In het Reformatorisch Dagblad, dat een verslag bracht van deze dag bracht, kunnen we lezen hoe mevrouw Van Dijk vaststelde dat we in een multimediale maatschappij leven en met informatie worden overspoeld. Ze probeerde twee vragen te beantwoorden, namelijk: ‘Wat doet dat met ons?’ en ‘Wat hebben we als gemeente voor antwoord?’ Volgens Drs. Van Dijk gaan velen kritiekloos en passief om met alles wat via de media op hen afkomt. Het werpt mensen ook steeds meer op zichzelf. ‘Velen leven wekenlang zonder persoonlijke communicatie. Achter de buis vertellen mensen de meest intieme dingen. Maar dat is geen persoonlijke communicatie. Het wordt niet aan jou verteld’.
Dat er steeds meer jongeren rondlopen met een negatief zelfbeeld komt volgens haar doordat via de media perfecte mensen worden neergezet. ‘Heb je geen gangbaar model of heb je pukkels, dan voldoe je daar niet aan. Bij steeds meer mensen gaat het om hoe je overkomt. Er komt steeds minder ruimte voor individualiteit. In deze tijd zijn mensen op zichzelf gericht. Maar dat is iets heel anders dan jezelf zijn voor een ander’.
Met elkaar praten
De docente wees op de noodzaak met elkaar te praten in het gezin. ‘Bij ons wordt niet gepraat. Er wordt ruzie gemaakt over welk programma op tv komt of wie achter de computer mag.
Ik denk dat persoonlijkheden veranderen. Alles wat irrationeel is, wordt dank zij de media uitgebannen. Steeds minder mensen kunnen met gevoelens omgaan. We praten er niet over. We durven niet meer te zeggen: ‘t Spijt me. Maar wel als er een camera bij staat. Dat is toch absurd. Steeds minder mensen hebben een eigen visie. Ze geven weer wat mén zegt en vindt’. Volgens Drs. Van Dijk moet de christelijke gemeente daartegenover concreet en correct normen en waan den naar buiten brengen. ‘Ze moet niet uitgaan van tradities, maar van persoonlijk geloof. Ik zeg niet dat traditie verkeerd is, maar geloof op grond van traditie wel. Jongeren moeten het waarom van de traditie en de normen weten. In de gemeente moeten we er persoonlijk zijn voor jongeren, als identificatiefiguur. Jongelui zijn geschapen met gaven. Die hebben nodig dat wij hen helpen bij hun ontdekkingstocht door het leven. Leer ze om de dag te zien als een kans door God gegeven’.
Beeld uit de kinderjaren door Truus van Kaam
Een huis met een hoge drempel.
Je wilde naar binnen, hoewel je met je kleine beentjes nog niet over de drempel kon komen.
Maar je bleef proberen, je gaf het niet op; je wilde immers naar binnen.
Uiteindelijk kwam er iemand die je over de drempel heen tilde.
Zo is het ook in het Koninkrijk Gods.
Daar is het huis des Vaders waar je naar binnen kunt gaan.
En als je eenmaal binnen bent wil je er nooit meer weg.
Je voelt je er thuis.
Dit heb je altijd gezocht.
Hier kom je tot rust.
Je leert delen met anderen die jou ook liefhebben.
De liefde des Vaders werkt hier mild en overvloedig.
Ingaan in het Koninkrijk Gods:
Velen willen wel naar binnen maar missen de overgave en volharding, of ze denken via een andere weg binnen te kunnen komen.
Maar een andere weg is er niet en zo blijven ze buiten, ze raken beschadigd en worden uiteindelijk een prooi van de boze.
Zou het dan toch waar zijn dat, zoals de Bijbel ons zegt, we eerst de kosten moeten berekenen?
Laten we het doen en ingaan op de aanwijzingen die God ons steeds weer wil geven vanuit Zijn Woord.
Zodat we ook met Paulus kunnen zeggen:
“Niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij” (Gal. 02:20).
Oorsprong en doel van de schepping De vrede van Jeruzalem deel 1 door Hessel Hoefnagel
In een serie artikelen wil ik vanuit bijbels perspectief nader ingaan op de oorsprong en doel van de schepping. Daarbij met name op het doel van de mens, zoals deze bestemd is om ‘beeld van God’ te zijn en namens de Schepper de schepping te beheersen (Gen. 01:26-27). Ik hanteer daarbij de profetie van Jeruzalem over de ‘puinhopen van Jeruzalem’. Deze werd door de profeet Daniël bestudeerd (Jer. 25:01-14; Jer. 29:01-14; Daniël 9).
Naar aanleiding van deze profetie, welke gold voor het deel van het volk van het koninkrijk Juda, dat in ballingschap was weggevoerd, kreeg Daniël het gezicht van de ‘zeventig weken’ en de openbaring daarvan. Bij het plaatsen van dit gezicht in het perspectief van de gebeurtenissen in de eindtijd waarin wij leven, meen ik steeds meer te zien, dat deze profetie en haar uitlegging vooral betrekking heeft op de gemeente van Jezus Christus waarover ‘het einde der eeuwen’ gekomen is (1 Kor. 10:11).
De stad des vredes
Als titel voor deze studieartikelen koos ik ‘De vrede van Jeruzalem’. De naam Jeruzalem komt al vroeg in de Bijbel voor en heeft met betrekking tot de openbaring van het doel van God met de hele schepping een profetische waarde. Eens zal het ware Jeruzalem, dat onze God van oorsprong af voor ogen heeft, zich openbaren als het centrum van de herschepping van hemel en aarde. De aardse stad Jeruzalem heeft in het geheel van het plan van onze God niet meer dan een ceremoniële waarde.
De aanduiding ‘Jeruzalem’ (stad des vredes) heeft namelijk betrekking op het geheel van de ware gelovigen uit alle tijden en alle plaatsen. Zij genieten binnen hun godsdienstige systemen nóg een zekere bescherming tegen de werken van de genoemde duivel en satan. De profetie van de Bijbel noemt in dit verband de aanduiding van een zwangere ‘vrouw’, die bezig is een kind te baren, hetgeen met sterke en pijnlijke weeën gepaard gaat. De ‘mannelijke zoon’ die zij baart, is een aanduiding van de openbaring van de vele zonen Gods, waar de schepping in haar grote nood, met zuchtend verlangen op wacht (Romeinen 8).
De duivel en de draak heeft er alle belang bij om deze ‘geboorte’ te verhinderen, omdat zij de voortgang van zijn eliminatie betekent. Wat dat betreft houdt hij wél sterk rekening met de profetie van de Bijbel, in tegenstelling tot vele gelovigen.
De genoemde ‘vrouw’ wordt weggeleid in de ‘woestijn’. Daar heeft God voor haar een plaats bereid, waar ze gedurende een bepaalde periode wordt onderhouden buiten het gezicht van de slang (= de draak, ook duivel en satan genoemd – Openb. 12).
In het dorre klimaat van de godsdienstige wereld gaat deze rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal kunnen verslinden (1 Petr. 05:08). Hij zal echter vanwege de bijzondere bescherming vanuit God zelf de ware gelovigen niet kunnen overweldigen, net zo min hij indertijd vanwege deze bescherming het kind van Bethlehem kon uitschakelen (Matt. 02:13-18).
In ballingschap
Daniël leefde in ballingschap. Hij was als jonge hoveling aan het hof van koning Jojakim van Juda met het gros van het volk Israël gevankelijk weggevoerd door de koningen van Assur en Babel (2 Kon. 24). Aan deze ballingschap kwam een eind, toen God zelf daartoe de geest van Kores, de koning van Perzië, opwekte om de ballingen terug te doen keren naar hun eigen land. Dat was vervulling van de door Jeremia uitgesproken profetie inzake de zeventig jaren, waarin het volk Israël in de ballingschap zou worden onderdrukt (Jer. 25:12). In deze gebeurtenis met betrekking tot het natuurlijke volk der Joden zit echter een profetische waarde ten aanzien van het ‘lichaam van Christus’. Deze waarheid werd al aan Daniël geopenbaard.
Het Nieuwtestamentische volk van God (de ware christenen, dus vervuld met de Geest van God) verblijft in ballingschap op aarde. Feitelijk maakt het door het geloof immers deel uit van het hémelse Koninkrijk van onze Heer en Heiland Jezus Christus en van God onze Vader.
Geen decoratie
Als gevolg van een daadwerkelijke bekering en daarop aansluitende innerlijke wedergeboorte, ontvingen zij bewust de heilige Geest als Gods gave. Niet als een soort decoratie, waarmee ze zouden kunnen pronken, maar ten behoeve van de kracht, welke ze nodig hebben om in de ‘hemelse gewesten’ ofwel de ‘eerste hemel’ te kunnen wandelen, strijden en overwinnen (Hand. 01:08; Efeze 6).
In de onzichtbare, geestelijke realiteit is God hun Vader en is Jezus Christus hun Heer. Hij is gezeten aan de ‘rechterhand Gods’, een aanduiding van de Geest van God, welke Hij als Eersteling heeft ontvangen om uit te storten op diegenen, die dat in geloof begeren.
Uit deze hemel zal onze Heer verschijnen, dat is gezien worden op aarde. Echter niet slechts als een enkeling, maar als Hoofd van Zijn ‘lichaam’, de ware gemeente. Wie tot dit lichaam behoren, dus vervuld zijn met dezelfde Geest als het Hoofd daarvan, zullen namelijk met Hem vanuit de hemel in heerlijkheid verschijnen op aarde (Kol. 03:04).
Nog in verborgenheid
Het ware Jeruzalem bevindt zich als ‘stad Gods’ nog in de verborgenheid van de hemel en zal nimmer in geografische zin te lokaliseren zijn op aarde. Het is de stad met fundamenten, welke Abraham reeds in de geest zag en waarvan God Zelf de Ontwerper en Bouwmeester is (Heb. 11:10). Deze ‘stad’ is nog steeds in vorming tot haar voltooiing. Zij bestaat uit lévende stenen, evenals het ‘huis Gods’, waarvan de apostelen spraken en waarvan onze Heer Jezus de Hogepriester is (1 Tim. 03:15; Titus 01:07; Heb. 10:21).
Onze Heer droeg in de volheid van de tijd de zonde der wereld. Dat wil zeggen, dat Hij de oorzaak van de uitzichtloze situatie, waarin sinds de zonde van de eerste Adam de gehele schepping gedompeld is, heeft weggenomen. In vervolg op deze eerste daadstelling zal de Heer zich spoedig openbaren in en met Zijn heiligen.
De eerstvolgende mijlpaal
Deze ‘openbaring van zonen Gods’ is de climax van het geboorteproces dat zich al lange tijd in de onzienlijke wereld afspeelt, maar op een bepaald moment zal geopenbaard worden. Dit is dan de eerstvolgende ‘mijlpaal’ in de vanaf ‘den beginne’ doorgaande openbaring van het plan van onze God. In en met Zijn ‘lichaam’ zal onze Heer na deze openbaring centraal staan in het herstel van alle dingen, zoals het plan van God beoogt. Dit tot heil en zegen van de zuchtende schepping, de mens voorop (Rom. 8). De ‘vrouw’, waarvan in het laatste Bijbelboek Openbaring van Jezus Christus sprake is, vertegenwoordigt de hele in de ware God gelovende mensheid van alle tijden. Ze is hoogzwanger en verlangt (ondanks de pijn in haar weeën haar ‘kind’ voort te brengen. Deze ‘mannelijke zoon’, welke in het proces van verheerlijking tot volkomenheid plotseling wordt ‘weggevoerd’ naar God en Zijn troon’, zal haar namelijk brengen tot de volmaakte ‘vrede van Jeruzalem’. De verzameling, boeken, brieven en geschriften, welke samen onze Bijbel vormen, is een uniek geheel. Daarin wordt de oorsprong, de ontwikkeling en het doel van de schepping beschreven.
De Bijbel begint met de weergave van het begin van de schepping, zoals die volgens de Italiaanse bijbel ‘in principio’ (in principe, uit innerlijke motivatie of beginsel) door de Schepper werd gevormd. Zij eindigt met de profetieën aangaande uiteindelijke voltooiing daarvan. Ondanks de intense invloed van de Dood (persoonlijkheid) en zijn dodenrijk en de tegenwerking van de boze geesten in de hemelse gewesten onder leiding van de duivel, komt de schepping tot haar doel.
Ingrijpende ontwikkeling
Zowel het begin als het eind van de Bijbel geven weer, dat er vóór dit begin en na dit eind een diep ingrijpende ontwikkeling is geweest, respectievelijk zal zijn, beide gerelateerd aan de schepping van hemel en aarde. De strekking hiervan wordt duidelijk door de inzichten, die de Heilige Geest geeft aan diegenen, die de profetische waarden van de Bijbel weten te onderkennen en weten te plaatsen in de lijn van die ontwikkeling.
Hoewel vele honderden jaren na de profeet Daniël, zijn ook wij als christenen bezig met het beloofde herstel voor het volk van God. Wij kunnen nu weten, dat het aardse Jeruzalem niet meer is dan een voorafschaduwing van de hemelstad die de eeuwige Schepper vanaf het begin voor ogen heeft. Deze stad wordt uit de hemel zichtbaar op aarde, terwijl ze dan vervuld is met de heerlijkheid ^n God. De apostel en profeet Johannes zag namelijk dit ‘nieuwe Jeruzalem’, nederdalende uit de hemel, afkomstig van God (Openb. 21).
Geen verlengstuk
Van het begrip ‘hemel’ moeten we niet een plaats maken ergens in het heelal, vergelijkbaar met en als verlengstuk van onze aarde. Het duidt namelijk op de onzichtbare wereld, waarin de ontwikkelingen met betrekking tot het volk van God en daardoor met de gehele schepping, plaatsvinden en gestalte krijgen, alvorens zichtbaar en tastbaar te worden op aarde.
Een belangrijk principe in de openbaring van het plan van God is, dat het onzichtbare en eeuwige in de éérste plaats komt en het zichtbare en tijdelijke daarvan slechts een nauwkeurige afbeelding is. Voor de geestelijk georiënteerde mens geldt, dat deze zich moet bezighouden met de werkelijkheid en de schaduw slechts moet hanteren om deze werkelijkheid te leren verstaan.
Een schaduwbeeld
Het aardse Jeruzalem gold in de tijd van het door de christen zo genoemde ‘Oude Verbond’ als centrum van de eredienst aan de ‘God des hemels’. Het was daarmee een schaduwbeeld van het nieuwe Jeruzalem, dat wij als christenen behoren te verwachten. De genoemde profetie van Jeremia is daarom te plaatsen in de lijn van deze verwachting. Hierbij is aan te sluiten bij de profetieën in het laatste Bijbelboek ‘Openbaring van Jezus Christus’ (Openb. 01:01).
Als wij als volgelingen van Jezus Christus ons richten op het herstel van de puinhopen van Jeruzalem, laten we dan het hémelse Jeruzalem bedoelen, want dit is de ‘stad van de grote Koning’. Nu nog laat deze hemelstad, in de aankondiging van haar openbaring aan de wereld, een verwarrende kakofonie van geluiden horen. Als gevolg van de zuivere prediking van het evangelie van Jezus Christus door de zich eerst openbarende vele ‘zonen Gods’, zal ze zich echter steeds helderder gaan structureren in de hemel. Van daaruit zal dan deze ‘stad Gods’ als het centrum van het Koninkrijk Gods zich gaan openbaren op aarde temidden en ter- wille van een zuchtende en beschadigde schepping, de mens voorop.
De gezegenden des Vaders
De geopenbaarde ‘hemelstad’ heeft haar poorten wijd open, zodat de ‘gezegenden des Vaders’ kunnen ingaan om het Koninkrijk te beërven en deel te hebben aan de ‘vrede van Jeruzalem’. Hiervoor zonden de ouden reeds hun gebeden op (Ps. 122). Deze ‘gezegenden des Vaders’ hebben in eigen ogen niet veel gepresteerd, waardoor ze meenden enig recht te kunnen laten gelden. Hun schijnbaar onbetekenende ‘stukje brood’, ‘beker water’ of eenvoudig ‘kledingstuk’, aan de behoeftigen gegeven, hebben echter voor de barmhartige Heer en Zoon des mensen, welke namens de Schepper het oordeel uitvoert, een enorme waarde (Matt. 25:31-40).
De vrede van dit ware Jeruzalem zal een volledig herstel bewerken, zodat alle wonden en beschadigingen naar geest, ziel en lichaam zullen plaatsmaken voor een algehele gezondheid. De individuele mens wordt in haar sfeer weer tempel van de levende God, in staat om namens de hemelse Vader de gehele schepping tot de van oorsprong beoogde volheid te brengen.
Het scheppingsgegeven
De Bijbel begint met het scheppingsverhaal. In de zes zogenoemde scheppingsdagen wordt de wording van hemel en aarde vermeld. Daarin komt al direct de eeuwige uitwerking van het geweldige plan van God (Zijn ‘eeuwig raadsbesluit’) met betrekking tot Zijn schepping naar voren en de belangrijke plaats van de mens daarin.
Al direct na de zondeval van het eerste mensenpaar gaf de Schepper al een aanzet tot Zijn doel met de mens in de zogenoemde ‘moederbelofte’ (Gen. 03:15).
Het is mijn verlangen, dat wij op basis van een juiste interpretatie van deze scheppingsgegevens inzicht krijgen in de door de Geest van God aangereikte openbaringen met betrekking tot de zin van de gehele schepping. Vanuit dat verlangen heb ik de onderdelen van deze studie geschreven. Ik hoop en verwacht, dat ze zullen bijdragen aan het opscherpen van de gedachten van de lezers. Met name denk ik hierbij, die met mij de levende en waarachtige God willen dienen en de komst van Zijn Zoon uit de hemelen verwachten (vgl. 1 Thess. 01:10).
Vanuit deze intentie wil ik vanuit Bijbelse gegevens en met name daarin de profetische benadering een aantal dingen nader belichten, niet om bestaande funderingen af te breken, maar meer om te komen tot een gezond ‘bouwwerk’, waarin we onze grote Schepper kunnen eren in Zijn eeuwige doelstelling.
Geestelijke vrijheid door Tineke Annotee
Gedachten over vrijheid en rijkdom naar aanleiding van Lucas 18 vers 18 tot en met 27 (Luc. 18:18-27).
Een nieuwbouwwijk ergens in Nederland anno 1997. Prachtige eengezinswoningen. In de huizen marmeren vloeren. Op iedere verdieping sanitair. Centraal verwarmd, zelfs iedere vloer. Een eigen kamer voor iedere bewoner van het huis. Alles even luxe. Aan de straatkant voor het huis ook nog voor ieder z’n eigen auto.
Een doorsnee Nederlands gezin. Hardwerkende mensen, want alle mensen in dat huis, uitgezonderd schoolgaande kinderen, werken hard. Zij betalen op tijd hun belasting en hebben, na hun gewone werktijden, allemaal nog wel ergens zitting in. In een of andere adviesraad, raad van beheer, familieraad of wat voor raad het dan ook moge zijn (tot ze zich geen raad meer weten). Bezoeken zoveel mogelijk hun oude of zieke familieleden in de daarvoor bestemde bejaardencentra of verpleeghuizen. Gaan keurig naar een door de omgeving erkende kerk… en doen eigenlijk wat er van een goede burger verwacht mag worden.
De rijke jongeman
En dan worden we in de Bijbel geconfronteerd met het verhaal over de rijke jongeman. Wat een goede en aardige jongeman. Hij was voor iedereen vriendelijk en goed. Maakte zijn huwelijk niet kapot. Bedroog z’n vrouw niet met een andere vrouw. Had nooit iets gestolen. Liegen was hem vreemd. Was zijn ouders gehoorzaam geweest. Hield van God en de mensen om zich heen.
Als een Pietje Precies had hij zich aan de regels van de wet gehouden. En zijn verantwoordelijkheidsgevoel voor al zijn bezittingen was, menselijke gesproken, alleen maar een heel goede karaktertrek.
Maar dan spreekt God, door Jezus heen, en zegt dat er nog één wet is die overblijft. De wet der vrijheid. Vrijheid dus! Jezus zegt: ‘Ga naar huis, geef al je bezittingen weg en volg mij… en je zult vrij worden!’ Want dat zou het uiteindelijke doel zijn voor de jongeman in de Bijbel… maar ook voor alle christenen: geestelijke vrijheid! Deze jongeman zei eigenlijk dat hij alles gedaan had wat God van hem vroeg. Toch had hij geen goede kijk op zichzelf want God vraagt van geen mens om zich aan allerlei regeltjes te houden. Hij vraagt of je alles wilt geven wat je hebt en wat je bent.
Of een christen werkelijk gelooft zal blijken op het moment dat God iets van hem vraagt. Werkelijk geloof blijkt als mensen wordt gevraagd om iets van henzelf te geven.
Het belangrijkste van de wet, dat is God liefhebben boven alles, daar had die rijke jongeman zich niet aan gehouden, want hij had God niet lief boven alles. Jezus vroeg aan hem de uiterste consequentie van de wet. Deze jongeman dacht verkeerd. Hij dacht: Ik doe het goed want ik houd mij aan de regels.
Nu wij, als christenen anno 1997, hoe gaan wij om met onze ‘rijkdom’? Vragen wij aan de Heer om ons dagelijks brood of om de complete sterreclame? Geloven wij voor de toekomst werkelijk dat het ons aan niets ontbreken zal? En zoeken wij allereerst het Koninkrijk van God? En… en… mogen deze vragen eigenlijk wel gesteld worden?
De wet van de eeuwigheid
Om nog even op de wet terug te komen: Wetten zijn tijdgebonden hebben geen eeuwigheidswaarde.
Alleen de wet van de Goddelijke liefde is een wet van de eeuwigheid. Als bijvoorbeeld in een goed gezin de wet van de liefde werkt dan zijn spt* ciale wetten niet nodig, maar als er iets verkeerds dreigt te gaan dan komen er wetten. De wet is een wezensvreemd element in een vrij mens waarin de wet van God functioneert, niet vanzelf maar door de werking van de Heilige Geest. Het kenmerk van de wet is: doe dit en doe dat en je zult leven.
Maar het kenmerk van Gods vrijheid is: gelóóf en je zult leven!
Wij die tot geloof zijn gekomen zijn die sabbatsrust ingegaan, zoals ook God rustte van Zijn werken. Wij hoeven niet meer door inspanning ons doel te bereiken. Als wij geloven dat Jezus onze levensproblemen kan oplossen zijn wij tot Gods rust ingegaan. Zijn wij tot rust gekomen! Een vrij mens is een mens die z’n leefregels niet meer opgelegd krijgt door traditie, familie, collega’s, de buurt, de klas…, enz.
Een vrij mens is een mens die zichzelf geworden is in Jezus Christus. Want een mens is pas vrij als hij weet wie hij is in Jezus Christus. En zo’n mens leeft niet met allerlei wetten aan de buitenkant, maar die leeft met de wet van God in zijn hart. Niets opgelegd…, maar graag gedaan!
Gééstelijke vrijheid! Dat is pas échte rijkdom.
Wordt vervuld met de Geest door Wim te Dorsthorst
“Wordt vervuld met de Geest”. Deze woorden van Paulus staan in een gedeelte, waarin hij de gemeente op het hart drukt dat ze geheel anders dienen te zijn in hun levenswandel, omdat ze Christus hebben leren kennen (Ef. 04:20). Het moet zelfs ondenkbaar zijn dat waarachtige christenen nog leven en zich gedragen als onveranderde mensen. Dat noemt hij: “Wandelen zoals de heidenen wandelen” (Ef. 04:17).
Nee, zegt hij: “Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen, en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad” (Ef. 05:01). Dat is je gedragen als hemelburgers en als huisgenoten Gods.
En dan is aan het slot van dit gedeelte zijn raadgeving: “Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijze, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad. Weest daarom niet onverstandig, maar tracht te verstaan, wat de wil des Heren is. En bedrinkt u niet aan wijn, waarin bandeloosheid is, maar wordt vervuld met de Geest, en spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte, dankt te allen tijde in de naam van onze Here Jezus Christus God, de Vader, voor alles, en weest elkander onderdanig in de vreze van Christus”. (Ef. 05:15-21).
Vóór de apostel spreekt over het vervuld worden met de Heilige Geest bindt hij de lezers dus eerst op het hart dat ze nauwkeurig toe moeten zien op een heilige, Godvrezende levenswandel.
Bedrinkt u niet aan wijn
Als de mens in de wereld blij en vrolijk wil zijn gebruikt hij wijn of andere alcoholica. Prediker 10:19 (Pred. 10:19) zegt: “Voor genoegen richt men een maaltijd aan, en wijn maakt het leven vrolijk”. God gunt de mens heus wel een glas wijn. Bij al het goede wat God aan de mens gegeven heeft in de schepping noemt de Psalmist: “En wijn die het hart der mensen verheugt” (Ps. 104:015). Helaas, maar al te vaak gaat men zich bedrinken want men wil daarin ruimte en vrijheid beleven.
Maar daarin, zegt Paulus, is nu juist bandeloosheid. Andere vertalingen spreken van “liederlijkheid” of “losbandigheid”. Grenzen vervagen dan, remmingen vallen weg en de mens raakt z’n stuur kwijt. De Bijbel geeft heel veel negatieve kenmerken ten gevolge van het bedrinken aan wijn. Zo lezen we dat iemand die zich bedrinkt bedwelmd raakt. Toorn en gramschap kunnen opgewekt worden. Men raakt verhit, het stijgt naar het hoofd, men verliest z’n zelfbeheersing, het neemt het verstand weg, enz..
De profeet Jesaja klaagt de leidslieden van die tijd aan als hij zegt: “En ook dezen waggelen van wijn en tuimelen van bedwelmende drank: priester en profeet waggelen van bedwelmende drank, zijn verward door wijn, tuimelen van bedwelmende drank, waggelen bij een gezicht, wankelen bij een rechtspraak. Ja, alle tafels zijn vol walgelijk braaksel, geen plek is er over” (Jes. 28:07-08). Dit is een geweldige aanklacht van de profeet want dit gaat lijnrecht in tegen Gods geboden.
Het is voor gezagsdragers, priesters, leraren, profeten, enz., van het allergrootste belang om helder van geest, nuchter en goed bij het verstand te zijn.
“De Here sprak tot Aaron: Wijn of bedwelmende drank zult gij niet drinken, gij noch uw zonen, wanneer gij de tent der samenkomst binnengaat, opdat gij niet sterft. Het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten, opdat gij scheiding kunt maken tussen heilig en onheilig, tussen onrein en rein, en opdat gij de Israëlieten kunt onderwijzen in al de inzettingen die de Here door de dienst van Mozes tot hen gesproken heeft” (Lev. 10:08-11).
De gemeente van Jezus Christus bestaat enkel uit koningen en priesters en daarvoor gelden zulke woorden dus zeker. Ook wat de Spreuken- dichter zegt in 31:4-5 (Spr. 31:04-05): “Het past koningen niet, o Lemuel, (= “Godgewijde”) het past koningen niet wijn te drinken, noch machthebbers bedwelmende drank te begeren, opdat hij niet drinke en de inzettingen vergete en het recht van alle verdrukten verkere”.
Ook hier geldt: “Sterke drank maakt meer kapot dan je lief is”!
Een God van orde en vrede
Ik denk dat Paulus, de grote schrift- kenner, dit alles voor ogen staat als hij zegt: “Bedrinkt u niet aan wijn, waarin bandeloosheid is”.
En dan zegt hij niet als tegenstelling: “Maar wordt dronken van de Heilige Geest, of in de Geest”. Helaas wordt deze uitdrukking veel gebruikt tegenwoordig. Dronken zijn van de Heilige Geest door de nieuwe wijn, zegt men dan. Maar al te vaak doen zich dan verschijnselen voor zoals hiervoor vanuit Gods woord genoemd zijn betreffende het bedrinken aan wijn. De niet meer beheerste lichamelijke reacties en emotionele (psychische) uitingen, of in een toestand geraken waarin men niet meer aanspreekbaar is, zijn dan de hoogste ervaringen die aan de Heilige Geest worden toegeschreven. Als de apostel zegt: “maar wordt vervuld met de Geest”, dan wijst hij ook hierin een (geestelijke) weg die verder omhoog voert.
In tegenstelling met de bandeloosheid, de beneveling van het verstand en het onwelvoeglijke gedrag bij het bedrinken aan wijn, is het werk van de Heilige Geest vol van Gods orde, heiligheid, zuiverheid, helderheid van geest en verstand en welvoeglijkheid. “God is geen God van wanorde, maar van vrede” is de onderwijzing aan de Corinthiërs, die moeite hadden met de werkingen van de Heilige Geest (1 Kor. 14:33).
De gezindheid van Christus
Als Paulus hier spreekt over het vervuld worden met de Heilige Geest, dan heeft hij het duidelijk over een gemeentegebeuren. Het komt niet tot stand door bedieningen van ‘gezalfde dienstknechten’, maar door als geheiligde mensen die nauwlettend toezien op hun dagelijkse levenswandel, in de samenkomst onder elkaar spreken in psalmen en liederen zingen in de Geest.
Door vanuit het hart de Heer te bejubelen en te zingen en door God, de Vader, te danken in de naam van Zijn Zoon. En dit alles in een sfeer van eenheid en verbondenheid met elkaar. In een klimaat waar eerbied, ontzag en onderdanigheid is ten opzichte van elkaar, in de vreze van Christus en waarin men niet slechts bezig is met het eigen belang, maar vooral ook let op het belang en het welzijn van de ander. In een gezindheid waar de één de ander uitnemen- der acht dan zichzelf.
Dat is wat Paulus zo ongeveer beschrijft in Efez. 5:19-21 en Filip. 2:3-4. (Ef. 05:19-21; Filip. 02:03-04) In zo’n klimaat kan er sprake zijn van een vervuld worden met de Heilige Geest.
Als deze zaken ontbreken en er is onheiligheid, onwaarachtigheid, hardheid, liefdeloosheid, verwarring, verdeeldheid, partijschappen, zelfzucht of zelfs hoogmoed dan wordt de Geest bedroefd en uitgeblust. Als er geen ruimte en vrijheid is kan het eveneens niet werken. Ook als de uitingen en werkingen van de Heilige Geest, door leringen aan banden zijn gelegd. Er kan dan geen sprake zijn van vervuld te worden met de Geest en de blijdschap des Heren.
De profeet Jesaja zegt van zo’n dorre situatie: “Zo zijn vreugde en jubel geweken uit de gaarde, en in de wijngaarden wordt niet gejubeld noch gejuicht; de treder treedt geen wijn in de perskuipen, het vreugdegeroep heb Ik doen ophouden” (Jes. 16:10).
En de profeet Joël zegt in 1:12 (Joël 01:12): “De wijnstok is verdord en de vijgenboom is verwelkt; granaatappelboom, ook palm en appelboom, alle bomen des velds zijn verdord. Voorwaar, de blijdschap is beschaamd van de mensenkinderen weggevlucht”.
Wil men het toch tot stand brengen< dan wordt het een vleselijk surrogaa. waarin de machten van Satan hun slag proberen te slaan.
Als verstandige mensen
Vers 15, waar Paulus mee begint aan het slot van zijn onderwijzing over de nieuwe levenswandel, wordt in de Willibrordvertaling weergegeven met: “Let dus nauwkeurig op hoe ge u gedraagt: als verstandige mensen, niet als dwazen”.
En de vertaling van Prof. Brouwer heeft: “Ziet daarom nauwlettend op uw leven toe, hoe gij dat leidt, niet als dwazen, maar als wijzen”. Ook als kinderen Gods vervuld worden met de Geest blijft dat gelden.
In geloof dat de Heilige Geest samen met de mens nauwkeurig toe zal blijven zien dat het gedrag te allen tijde Gode waardig is.
God heeft de mens lief, wat Hij over duidelijk bewezen heeft in het geven van Zijn eigen Zoon. De Heilige Geest zal dus altijd voorzichtig en respectvol met de mens omgaan. Hij zal nooit iets doen in de mens waarvoor deze zich later zou moeten schamen, of waardoor anderen in verlegenheid gebracht zouden kunnen worden.
Een vrucht van de Geest is “zelfbeheersing”. Niemand zal dus door Hem in een toestand gebracht kunnen worden waarin de zelfbeheersing ontbreekt. Ook zal de Heer Jezus door het werk van de Geest altijd verheerlijkt worden en dus ook Zijn gemeente. Alles wat de gemeente een slechte naam bezorgt naar de wereld toe kan Hij niet bewerken.
Bovennatuurlijke werkingen
Met het vervuld worden van de Geest bedoelt Paulus hier niet een mate van geestelijke volwassenheid of volheid. Zoals bijvoorbeeld een glas steeds voller en voller wordt totdat het overstroomt. Meer letterlijk zegt de tekst: “Wordt telkens opnieuw vervuld met de Geest door onder elkander… enz.”.
als waarachtig wedergeborene heeft de Heilige Geest ontvangen als een onderpand van de hemelse erfenis, zegt Paulus in Efez. 1:13 en 14 (Ef. 01:13-14) (zie ook 2 Kor. 01:22 en 2 Kor. 05:05). En wij zullen allen steeds meer door die Geest geleid dienen te worden (Rom. 08:14).
Het is ook de Heilige Geest waardoor wij van dag tot dag veranderen naar het beeld van onze Heer en groeien naar de volwassenheid in Christus (2 Kor. 03:18 en Ef. 04:13). Het vervuld worden met de Geest, hier als tegenbeeld van het bedrinken aan wijn, waarin bandeloosheid is, is een toestand van grote blijdschap en vreugde des harten. Het is uitgetild worden boven de situatie van dat moment en aangedaan worden met kracht uit de hoge. Het is dynamisch en schept ruimte en vrijheid. Het zijn voor het volk van God momenten van verademing.
Er ontstaat een hogere vorm van aanbidding en lofprijzing. “Zingt en jubelt de Here van harte en dankt te allen tijd God, de Vader,” zegt Paulus. Er zullen liederen gezongen worden rechtstreeks door de Heilige Geest geïnspireerd, op misschien wel nieuwe melodieën.
De gaven van de Heilige Geest kunnen en zullen in dat klimaat geweldig werken. Woorden van wijsheid en van kennis zullen er gesproken worden. Profetie en menigerlei tongen en vertolking hiervan. Geloof, krachten, bevrijdingen, genezingen, enz. Het zal een heerlijke, verfrissende geestelijke bewustwording en werking zijn. Het hele gemeentegebeuren zal er door versterkt worden en op een hoger plan komen. De onderlinge liefde, harmonie en verdraagzaamheid zullen toenemen.
Bijbelse voorbeelden
Van het vervuld worden met de Geest zien we prachtige voorbeelden in de Bijbel. Heel bekend is Handelingen 4. De apostelen Petrus en Johannes wordt dreigend geboden door de Joodse Hoge raad niet meer tot het volk te spreken in de naam van de Here Jezus. Ze duiken niet onder uit angst voor de dreigementen, maar gaan na hun vrijlating direct naar de gemeente en vertellen hun wedervaren met de overpriesters en oudsten. En dan staat daar zo prachtig: “En toen deze het hoorden, verhieven zij eenparig hun stem tot God” (Hand. 04:24a).
In de verzen 24 tot en met 28 (Hand. 04:24-28) kunnen we lezen hoe ze de God van hemel en aarde, eer en aanbidding brengen en Zijn grote daden verkondigen.
In de verzen 29 tot en met 31 (Hand. 04:29-31) lezen we dan: “En nu, Here, let op hun dreigingen en geef uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid uw woord te spreken, doordat Gij uw hand uitstrekt tot genezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door de naam van uw heilige knecht Jezus. En terwijl zij baden, werd de plaats, waar zij vergaderd waren, bewogen; en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en spraken het woord Gods met vrijmoedigheid”.
Dit is een prachtig voorbeeld hoe een hele gemeente “eenparig” tot God gaat en dat ze “allen” vervuld worden met de Heilige Geest.
Het waren niet alleen de apostelen of vooraanstaanden, maar “allen”. Er vonden dus geen bedieningen plaats, maar “eenparig” begaven ze zich al biddende en belijdende in de stroom van de Heilige Geest en werden vervuld met blijdschap, kracht en vrijmoedigheid om tegen alle dreigementen van de hoge raad in het woord Gods met vrijmoedigheid te verkondigen.
In Handelingen 13 vers 50 tot 52 (Hand. 13:50-52) lezen we hoe de Joden een vervolging tegen Paulus en Barnabas verwekten. Deze gaan vervolgens naar de gemeente van Iconium en dan zegt vers 52: “En de discipelen werden vervuld met blijdschap en met de Heilige Geest”.
De Heer laat Zijn volk en Zijn dienstknechten niet in de steek in moeilijke omstandigheden, maar schenkt in grote blijdschap des Heiligen Geestes weer moed en kracht en vrijmoedigheid om door te gaan.
De Heer Jezus had de apostelen gewaarschuwd (Lucas 21) voor hoon, spot, vervolging, rechtbanken, enz.. Maar zegt Hij in vers 14 en 15: “Neemt u daarom in uw hart voor, niet vooraf te bedenken hoe gij u zult verdedigen, want Ik zal u mond en wijsheid geven welke al uw tegenstanders niet zullen kunnen weerleggen”! Als Petrus en Johannes dan later voor de hoge raad staan, dan lezen we: “Toen zeide Petrus, vervuld met de Heilige Geest tot hen: Oversten van het volk en oudsten, enz. (Hand. 04:08). En al de geleerde heren staan verbaasd en weten nauwelijks wat nog te zeggen. Zo werd het woord van de Heer letterlijk vervuld.
Door vervulling met de Geest worden situaties in de geestelijke wereld helder. Paulus ziet hoe een valse profeet, een tovenaar, Elymas genaamd, de landvoogd Sergius Paulus afkerig tracht te maken van het evangelie van Jezus Christus. In Handelingen 13 vers 9 enio lezen we dan: “Doch Saulus, anders gezegd, Paulus, vervuld met de Heilige Geest, zag hen scherp aan, en zeide: “Zoon des duivels, vol van allerlei list en streken, vijand van alle gerechtigheid, zult gij niet ophouden de rechte wegen des Heren te verdraaien”?
Vreugde en blijdschap
Een prachtig gedeelte in de Bijbel, waar sprake is van vervuld zijn met de Heilige Geest, is rond de geboorte van Jezus Christus in Lucas 1 en 2. Daar heeft niet de mens de leiding, maar de Heilige Geest.
In het gedeelte Lucas 1:39-55 lezen we van de twee vrouwen Maria en Elizabeth. Beiden worden vervuld met de Heilige Geest. En dan kunnen we lezen van grote vreugde en blijdschap en geweldige profetie. Ik geloof dat dat kenmerkend is voor het vervuld zijn met de Geest. Zelfs het kind, Johannes de Doper, springt op van vreugde in de schoot van Elizabeth (vs. 4) als de stem van de moeder des Heren gehoord wordt! Ook de vader van Johannes de Doper, Zacharias, werd vervuld met de Heilige Geest en profeteerde. Een grootse profetie op de grens van het Oude en Nieuwe Verbond (lees Luc. 1:67-79). De oude Simeon en ook Anna werden eveneens door de Geest geleid (Luc. 2:25-38). “De Heilige Geest was op Simeon”, lezen we in vers 25.
Ook van de Heer Jezus zelf lezen we van het vervuld worden met de Geest. De Heer loopt steeds weer tegen het ongeloof en de haat van de Joodse leidslieden aan. Maar Hij ziet ook dat de eenvoudigen, de schare, Zijn woorden indrinken. En dan lezen we in Lucas 10 vers 21: “Terzelfdertijd verblijdde Hij Zich door de Heilige Geest en zeide:…”. De Willibrordvertaling begint dit gedeelte met: “Op dat uur jubelde
Hij het uit, vervuld van de Heilige Geest en sprak: Ik prijs U Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kleinen”.
Kenmerkend voor het vervuld zijn met de Geest is:
Grote blijdschap, jubelstemming, God verheerlijken, God danken en aanbidden en spreken van Zijn grote daden. Geweldige profetie en zicht in de geestelijke wereld. Het is sprankelend, dynamisch en het tilt de mensen uit boven de gewone situatie. Het geeft inzicht, vrijmoedigheid en kracht. Het zal steeds weer het geloofsleven op een hoger niveau brengen.
Wordt telkens opnieuw vervuld
Zo wil de Heer met Zijn volk die moeilijke eindtijd feestvierend doorgaan. Dat het een uitermate zware tijd wordt leert de hele Schrift, maar in het bijzonder de profeten Ezechiël, Daniël en het boek Openbaring. Ook de Heer Jezus spreekt er van in de rede over de laatste dingen, in de evangeliën.
Het is goed en geestelijk gezond, het vervuld worden met de Geest te zoeken en er na te streven. In de gemeentelijke samenkomsten, maar ook individueel in bepaalde situatie. En dat in een houding van ootmoed, eerbied, respect en afhankelijkheid. Niet proberen in vleselijke kracht iets tot stand te brengen want dat zal niet lukken. We kunnen (gelukkig) de Heilige Geest niet dwingen, gebruiken of manipuleren. Wel er open voor staan en het zoeken met een oprecht hart. Voor alles letten op een heilige levenswandel en wat de apostel tevoren zegt: “Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad. Weest daarom niet onverstandig, maar tracht te verstaan, wat de wil des Heren is”
Twee verhuizingen door Froukje Huis
“Waarom lopen ze zo te smoezen?”, vroeg ik me verontwaardigd af. Ik was toch zeker een volwaardig lid van het gezin!
‘Ze’ dat waren mijn ouders.
‘Ik’ was hun enige dochter, 15 lentes tellend en 3e-klas HBS-er (vandaar dat ‘volwaardig’ lid), woonachtig te Leeuwarden.
“Wat hebben jullie toch?”
‘Ze’ keken elkaar aan met een blik
: ‘zullen we dan maar?’
En vader begon: “We gaan verhuizen
-pauze- naar Den Haag!” “Verhuizen? Naar Den Haag?” Dat moest ik even verwerken. Interessant: mooie stad,
Scheveningen met duin en strand, historische gebouwen, heel nieuwe omgeving.
Griezelig: Geen vriendinnen, nieuwe school, geen tuin, niets vertrouwds.
Op school was ik ‘t middelpunt van de belangstelling.
‘Ze gaat naar Den Haag’, ‘Mag ik komen logeren?’. ‘Wat interessant’. Ga je naar de koningin?’
Maar thuis: hoe ver zouden ze op school zijn? Zou ik een vriendin krijgen?
We verhuisden in de paasvakantie en ‘t was enig: het huis, de straat, de omgeving.
Toen de eerste schooldag. Met lood in de schoenen stapte ik erheen en met nog meer lood naar binnen. Alles was anders, zelfs de spraak en al gauw kreeg ik bij elk woord dat ik zei een echo, waarmee ze me probeerden te bespotten.
Met enkele vakken was ik een stuk achter en wat waren de kinderen vrijmoedig tegen de leraars!
Het wende wel, maar ik voelde me erg eenzaam.
Tot ik op zekere dag werd ingehaald door een buurjongen, die ook op weg was naar school. Hij bood aan me wegwijs te maken in Den Haag en hij bracht me in kennis met zijn zus, die mijn nieuwe vriendin werd.
23 jaar later verhuisde ik weer.
Nu van de aarde naar de hemelse gewesten.
Wat een vreugde te ervaren dat de Heer met Zijn Geest woning in mij had gemaakt!
Wat werd de Bijbel interessant, een heel nieuwe wereld ging voor mij open. En de vrijmoedigheid van de broeders en zusters, waarover ik eerst versteld stond, werd ook mijn deel.
Maar…, toen kwam de spot.
“Jij denkt zeker dat je er ook bij hoort. Ha, je spreekt niet eens in tongen! Denk je soms dat je net zoveel weet, als je broeders en zusters in de gemeente? Je loopt helemaal achter. Dat bidden van jou stelt niets voor. Je kunt beter je mond houden!”
De boze, die ook ‘nog’ in de hemelse gewesten woont, probeerde me te isoleren.
Maar wat heerlijk als er dan een ‘buurjongen’ komt, die belang in je stelt en je verder wegwijs maakt in die hemelse gewesten.
Die je leert het Woord te hanteren tegenover de boze en die je wijst op je grote Vriend Jezus en op de gemeente die altijd klaar staat om je te helpen.
Wie wil zo’n buurjongen zijn?