1996.06 Levend geloof nr.382

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

We leven in de eindtijd. Ik merk nog al eens dat sommigen moeite hebben met het woord ‘eindtijd’. Het komt bij hen nogal negatief over omdat het teveel associatie oproept met het begrip ‘einde’, waarbij men denkt aan een aflopende zaak. Nu vormt de ‘eindtijd’ inderdaad een periode die afloopt. Dat geldt echter alleen voor het rijk der duisternis met zijn negatieve invloed, maar niet voor de waarachtige gemeente van Jezus Christus! De eindtijd is voor de gemeente een tijd van over­gang. Jezus heeft Satan reeds overwonnen, nu is de gemeente aan de beurt om Satan ook te overwin­nen! Satans eindafgang, zoals onder andere in het laatste bijbelboek beschreven, moet nog plaatsvin­den, maar zijn eindaftakeling is al in volle gang. Nu maakt een kat in het nauw soms rare sprongen, en we weten hoe deze ‘laatste tijd’, die in feite al op de Pinksterdag is begonnen, geen gemakkelijke tijd is voor allen die de levende Heer oprecht willen die­nen. Maar we gaan er beslist niet onderdoor! Wanneer de apostel Paulus schrijft aan Timoteüs dat de laatste tijden zwaar zullen zijn, waarbij hij een groot aantal negatieve eigenschappen opnoemt, waarmee de mensen, onder invloed van de vorst der duisternis behept zullen zijn, heeft hij het ook over de taak van de waarachtige gelovigen. Zij zullen funktioneren als lichtende sterren temidden van een ontaard en verkeerd geslacht. En altijd weer mogen we ons realiseren dat wij ook de mogelijkheden ont­vangen om dit waar te kunnen maken. De Heer vraagt van ons niet iets wat we niet kunnen realise­ren. Daarom gaan we ook wat Levend Geloof betreft, met grote blijdschap verder de vele facetten van het evangelie van het Koninkrijk der hemelen te belichten. We gaan het meer en meer ontdekken en beleven dat deze ‘laatste tijd’ geen tijd van neergang en nederlaag is, maar van opgang en overwinning.

 

De openbaring van hemelse heerlijkheid door C.J.R. Doornink

De Bijbel is heel duidelijk als het gaat om onze nieuwe status in Christus. We zijn deelgenoten geworden van alles wat God de mens oorspronkelijk had toege­dacht, maar wat verdonkeremaand werd door de duivel. Het goede, welgevallige en volkomene, waar Paulus van spreekt in Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02), als zijnde de wil van God, komt als hoofdeigenschap van het nieuwe leven, in de mens die van het rijk der duisternis overgeplaatst wordt in het Koninkrijk van Jezus Christus.

Welk een wonder dat te beseffen! En wat een blijdschap en dankbaar­heid heeft dat teweeg gebracht. Eigenlijk zouden we de Heer daar­voor veel meer moeten loven, prij­zen en danken. Onze God is een goede God en blijft dat tot in eeuwigheid!

Waarom geloven nodig is

Dit besef, deze bewustwording van het deelgenoot geworden zijn van Gods heerlijkheid (want zo kunnen dat het beste omschrijven) mag niet aan de kant geschoven worden door de vorst der duisternis, die ook nadat de mens een nieuwe schepping in Christus is, niet stilzit. Hij is voort­durend, zowel openlijk als bedekt, bezig met zijn pogingen tot infil­tratie.

Daarom wordt van ons ook een leven van geloof verwacht. Geen wonder dat de Hebreeënbrief stelt dat het zonder geloof zelfs onmo­gelijk is, God welgevallig te zijn Hebreeën 11 vers 6a (Heb. 11:06a).

Wie geen geloofsleven kent, schakelt als het ware de verbinding met God uit en geeft de vijand gelegenheid binnen te dringen. Geloven is vertrouwen, en behoort de vaste basis van ons denken, spreken en handelen te zijn. En dan bedoelen we natuurlijk het échte geloof, gericht op God en Jezus Christus, vasthoudend aan Gods beloften en funktionerend door de Geest van God die in ons is.

Dit geloofsleven mag niet verschra­len, vandaar dat wij het behoren te voeden door het lezen en bestuderen van de Bijbel, door gebed, kortom door bezig te zijn met de dingen van Gods Koninkrijk.

Natuurlijk staan we als mensen van vlees en bloed nog midden in de wereld, maar onze geestelijke status is in de hemelse gewesten. Daar is ons werkelijk domicilie, daar horen we thuis. Terwijl ons lichaam, zoals we dat thans nog hebben, een lijde­lijke aangelegenheid is, is ons ‘gees­telijk lichaam’ al verankerd in de hemel en blijft bestaan tot in alle eeuwigheid. “Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven” – Johannes 3 vers 36 (Joh. 03:36).

Geen twee levens

Deze nieuwe plaats in de geestelijke wereld is weliswaar een innerlijke aangelegenheid, maar dat betekent niet dat het verborgen blijft op het aardse, natuurlijke vlak! Ten on­rechte wordt dat nog wel eens gedacht. Dat zou dan betekenen dat een christen twee levens zou hebben, en de duivel lacht in zijn vuistje.

 

Want juist op het natuurlijke vlak behoort het nieuwe leven wat in ons is, ook meer en meer tot openbaring te komen.

Want d&ar vinden we de positieve uitwerking van ons geestelijk bezig zijn.

Daar komt tot openbaring dat, zoals Jezus dat formuleert, wij het zout der aarde en het licht der wereld zijn. En daar brengen wij anderen tot jaloersheid, zodat ook zij het ver­langen krijgen de duisternis te ver­laten en het Koninkrijk van het licht binnen te gaan.

Geen verborgen aangelegenheid

Waarachtig christen zijn is dus geen verborgen aangelegenheid. We zijn niet geroepen om geestelijke binnen­vetters te zijn, maar levende getui­gen, werkelijke vertegenwoordigers van Gods Koninkrijk.

Dat houdt ook voor het gewone alledaagse leven konsekwenties in. Jezus is ook in dit opzicht ons grote voorbeeld. Hij stond midden in het gewone leven en had kontakt met mensen uit allerlei milieus. Omdat Hij, in opdracht van de Vader, het evangelie van Gods Koninkrijk verkondigde, werd dit bevestigd door tekenen en wonderen.

Maar velen volgden Hem alleen maar om de tekenen en wonderen die Hij deed, en waren niet bereid de prijs te betalen die het werkelijk volgen van Hem inhield. We lezen dan ook hoe velen van de schare, (de Farizeeën en Schriftgeleerden voor­op), waarmee Hij vrijwel voort­durend omringd was, Hem weer de rug toekeerden. Zij zagen Jezus uitsluitend als de wonderdoener, interressant en spektakulair, maar stonden afwijzend tegenover de werkelijke verandering die Jezus van hen vroeg, namelijk om het rijk der duisternis te gaan verlaten en het Koninkrijk van het licht binnen te gaan. En vooral toen Jezus ook nog omging met tollenaars en zondaars was helemaal het hek van de dam.

Vandaag is het niet anders! Maar als waarachtige gelovigen laten wij ons daardoor niet van de wijs brengen. Wij weten dat onze plaats met Christus is in de hemelse gewesten. Alleen van daaruit kunnen we gees­telijk strijden en overwinnen. En wij zien de medemens, die nog buiten Gods Koninkrijk leeft, ook niet als een vijand, maar als schepsel Gods, die nog in de macht van de vijand is. Daarvoor zetten wij ons met liefde en bewogenheid in. Want zoals de hemelse heerlijkheid in ons is, wil­len wij zo graag dat ook anderen er deelgenoot van zullen worden!

Beeldragers van Gods heerlijkheid

Aan de gemeente te Korinthe schrijft Paulus dat het geestelijke niet eerst komt, maar het natuurlijke en daarna het geestelijke 1 Korinthe 15 vers 46 (1 Kor. 15:46). Dan vervolgt hij: “De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel. Gelijk de stoffelijke is, zijn de stoffelijken, en zoals de hemelse is, zijn ook de hemelsen. En gelijk wij het beeld van de stof­felijke gedragen hebben, zullen wij het beeld van de hemelse dragen “.

Duidelijk is dat we pas na onze wedergeboorte hier oog voor krijgen. Dan is het nieuwe leven van Christus in ons, een leven vol van hemelse heerlijkheid. Maar… zolang we nog met een vergankelijk lichaam van vlees en bloed te maken hebben, is de funktionering van Gods heerlijkheid dus ook via dat lichaam met al zijn beperkingen.

Dit houdt natuurlijk niet in dat we terugvallen in onze oude manier van denken. ‘Denken’ hoort niet bij ons lichaam, maar bij onze geest. Daarom wekt Paulus ook op her­vormd (omgevormd) te worden door de vernieuwing van ons denken. Want alleen dan gaan we meer en meer de goedheid van God ont­dekken en beleven Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02). Het oude leven is voorbij, dat heb­ben we begraven in het watergraf, nu gaat het om het nieuwe leven. Dat is de basis waarin Gods Geest de heerlijkheid Gods tot ontwik­keling brengt.

Van heerlijkheid tot heerlijkheid

De mens vormt een eenheid van ziel, geest en lichaam. Dat betekent dat Gods heerlijkheid reflecteert in en door ons hele bestaan. Het raakt er als het ware hoe langer hoe meer mee verweven. Daardoor weerspie­gelen wij Zijn heerlijkheid en veran­deren wij van heerlijkheid tot heer­lijkheid.

Weer denken we hierbij aan ons grote voorbeeld: Jezus Christus. Hij weerspiegelde in elk opzicht Gods heerlijkheid. Zoals trouwens ook duidelijk wordt verwoord in de He­breeënbrief met de opmerking dat Hij “de afstraling van Gods heer­lijkheid en de afdruk van Gods wezen is” Hebreeën 1 vers 3a (Heb. 01:03a). En zoals Hij naast en niet boven de mensen stond, behoren ook wij naast de mensen te staan.

Juist in de gewone, alledaagse din­gen behoort het ‘nieuwe schepping’ zijn geopenbaard te worden. Soms kan daarom het geven van een bosje

bloemen of een warme handdruk van meer betekenis zijn dan het uit­spreken van een bijbeltekst. Jezus zegt dat als je iemand die dat nodig heeft een beker koud water aanreikt dit al grote waarde heeft! Simpeler kan het niet, maar het voorbeeld is duidelijk. Al ‘het goede’ wat wij mogen doen in de naam van Jezus heeft grote geestelijke waarde Matteüs 25 vers 40 (Matt. 25:40). Het hoort ook ten volle bij de openbaring van Gods heerlijkheid.

Overvloedig in gerechtigheid

Nu zijn er gelovigen die zeggen: ‘Ja maar in de wereld vindt je toch ook nog veel naastenliefde. Hoeveel vrijwilligerswerk wordt er niet ge­daan door mensen die helemaal niet gelovig zijn’. Alsof dat een excuus is om te denken dat wij daaraan voorbij kunnen gaan omdat het niet zo belangrijk zou zijn. Dan hebben we ons ‘geestelijk bezig zijn’ los­gemaakt van ons aardse bestaan. Wat een misvatting! Weet u wat Jezus zegt?: “Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan” Matteüs 5 vers 20 (Matt. 05:20).

Oprecht geestelijk leven, de heerlijk­heid des Heren weerspiegelen, door­trekt iedere vezel van ons bestaan. Het blijft niet verborgen, maar als zonen Gods gaan we het meer en meer tot openbaring brengen. Dat kan door niets of niemand worden tegengehouden. Ook al zal de duivel alle registers opentrekken om het te verhinderen, hij zal uiteindelijk de totale nederlaag ondergaan.

‘De openbaring van hemelse heer­lijkheid’, behoort voor ons het ver­langen te zijn dat ons leven beheerst. Het is niet voldoende dat de mensen weten dat we christenen zijn en dat we naar een bepaalde samenkomst of gemeente gaan. We leven in een tijd dat alle maskers afvallen. Al wat surrogaat, wat niet echt is zal geen stand kunnen houden.

Maar wat wèl standhoudt zijn de waarachtige gelovigen die het verlangen in zich hebben, door woord en daad (ook in het gewone dagelijkse leven dus) als nieuwe schepping openbaar te worden.

En al worden we dan niet door iedereen begrepen, en misschien soms wel met de nek aangekeken of bespot en gediscrimineerd, we blijven standvastig, want Hij die in ons is, is meerder dan die in de wereld is!

En weet u wat zo heerlijk is? We hoeven het niet alleen te doen! Hij die ons geroepen heeft, staat volledig aan onze kant. Hij wil ons dagelijks vullen met Zijn Geest. Hij geeft ons nieuwe kracht, nieuwe moed, nieuwe overwinning! Als wij afgestemd blijven op Hem gaat het nieuwe leven er volledig uitkomen en openbaren wij iedere dag op­nieuw hemelse heerlijkheid!

 

 

Gedachten (gedicht) door Piet Snaphaan

Zij komen vaak zo onverwachts,

zo plotseling op je aan.

Zij zijn als wolken aan de lucht,

die komen en die gaan.

 

De vraag is nu, wat doen we ermee,

stellen zij ons gerust?

Of is er twijfel in ons hart,

zijn wij ons dat bewust?

 

Zij kunnen soms verwarrend zijn,

of negatief geladen.

Zij brengen dan veel narigheid,

en doen dan ook veel schade.

 

Wij moeten leren wederstaan,

zulke gedachten laat je gaan.

Wij stellen ons dan op alom,

zij zijn uit de verkeerde bron.

 

Waar het om gaat, beseft dat wel,

dat zijn gedachten van herstel.

Gedachten ook van eeuwig leven,

die wil de Heer ons altijd geven.

 

Gedachten die ons doen herleven,

daar moeten wij dus steeds naar streven.

Wij willen denken zo als ’t moet,

want Gods gedachten, die zijn goed.

Piet Snaphaan

 

 

De macht van het woord. De hemelen (23) door Cees Maliepaard

“Neem het zwaard des Geestes aan, dat is het woord van God” Efeze 6 vers 17 (Ef. 06:17).

Woorden kunnen veel doen; met woorden kun je iemand maken of breken. ‘Schelden doet geen zeer’, zeiden we in onze lagere-school- jaren. Zo kan men zich nu nog steeds boven verbale negatieve benaderingen verheven achten, maar als gemene roddels bij an­deren ingang vinden, kan dat toch wel als heel pijnlijk overkomen. Wanneer lasterlijke aantijgingen gehoor krijgen, ziet men je im­mers anders dan je bent. En als je de veroordelende blikken niet meer ontlopen kunt, kan datje een groot stuk van je levensvreugde ontne­men. Dikwijls is dat nog erger dan wanneer krenkende woorden recht­streeks op je afgevuurd worden.

Het zwaard van de Geest

Het woord van God wordt in dit verband als het zwaard van de Geest aangeduid. Dat zwaard zullen we ter hand nemen als een ons van Gods­wege verschaft geestelijk wapen. In lang vervlogen tijden streden ridders veelal met het zwaard. Een zwaard was een prima aanvalswapen waar­mee je doeltreffend op de vijand in kon hakken, maar evengoed was het een geschikt verdedigingswapen om de slagen van je tegenstander met succes te pareren.

Gingen de ridders van weleer elkaar met aardse wapens te lijf, wij ge­bruiken het zwaard van de Geest uitsluitend in onze strijd in de hemel. De woorden van onze God zijn ons te kostelijk om ze onze broeder of zuster die het met ons oneens is, naar het hoofd te gooien. Waar dat wel gebeurt, is men bezig met een aardse strijd die het niveau van de kruistochten amper te boven komt. Elkaar met bijbelteksten bestrijden heeft nu eenmaal niets uit te staan met het hanteren van het zwaard des Geestes. In m’n jonge jaren zei iemand eens tegen me: ‘In het verleden is het wel gebeurd dat we elkaar bij onenig­heden de inktpotten naar het hoofd gooiden, tegenwoordig doen we dat met bijbelteksten; ik weet niet of dat wel een verbetering is!’ En de vol­maakte wet van de liefde is bij zoiets al helemaal ver te zoeken. Het gelijk datje hebt (of dénkt te hebben!) maakt dat allerminst goed.

Het woord van God is te allen tijde in volmaakte harmonie met Zijn plan. Wanneer we het zwaard van de Geest ter hand nemen, zullen we dus overeenkomstig Gods gedach­ten over de mens bezig zijn. Onze strijd is daarbij niet tegen mensen, niet “tegen bloed en vlees” Efeze 6 vers 12 (Ef. 06:12), maar “tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereld­beheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewes­ten”. En dat is een waarheid die je door verdere innerlijke groei, van lieverlede leert ‘pakken’.

In de verdediging

“Onderwerpt u dus aan God, maar biedt weerstand aan de duivel en hij zal van u vlieden”, lezen we in Jakobus 4 vers 7 (Jak. 04:07). Hoe kunnen we effectief weerstand bieden als Satan ons aanvalt? Hoe deed Jezus dat? Hoe gebruikte Hij in daarvoor in aanmerking komende gevallen het zwaard des Geestes, het woord van God?

In Matthéüs 4 wordt beschreven hoe Jezus zich niet door Satans willekeurige gebruik van losse bijbelteksten van de wijs liet brengen. Hij ging geen nutteloze woordenstrijd met de meester- verzoeker aan, Hij stapte niet over op de discussievorm in het pareren van Satans vals-glimmende zwaard. Zijn tegenstander gebruikte wel bijbelteksten, maar die waren in diens mond de woorden van God niet meer.

Precies zo is het immers als in onze dagen iemand Johannes 19, 20 of 21 citeert, waar gesproken wordt van Jezus’ liefde tot een bepaalde discipel, en daarmee suggereren wil dat onze enkel-goede Meester homofiele neigingen zou hebben gehad. Vandaar dat Hij ook nimmer getrouwd is, voegt men er nog wel aan toe. De drie teksten uit het evangelie van Johannes maken ongetwijfeld deel uit van de woor­den Gods, maar in de mond van mensen die zich door de boze laten inspireren, zijn ze ingepast in een gedegenereerd denken, dat aan de gedachten van de Vader ten enen­male wezensvreemd is.

Jezus pareerde Satans aanvallen door het zuivere woord van God daar tegenover te stellen. Zonder in te gaan op de misleidende ideeën van de verleider, pareerde Hij diens onbehouwen slagen met meester­lijke precisie vanuit Gods denken. Daar kunnen we heel wat van leren! Zo zei iemand eens spottend tegen me: ‘Jij gelooft toch zeker ook dat het vlees beter is dan de benen?’ Ik heb toen alleen maar gezegd: ‘Nee, dat geloof ik nu juist niet – dat weet ik zeker! Geloven doe ik wat ik niet aan kan wijzen, maar wat ik diep van binnen wél zeker weet’.

Als Satan ons denken probeert aan te tasten door middel van slagen met z’n hopeloos kromme klewang, om ons daarmee tot minderwaardige, aan hem onderworpen schepselen te degraderen, dan zullen we niet eens proberen zijn gedachtengang te ont­zenuwen. In navolging van Jezus Christus, pareren we hem met het zwaard des Geestes uit 1 Korinthe 15 vers 49 (1 Kor. 15:49): “Zoals wij het beeld van de stoffelijke (Adam) gedragen heb­ben, zo zullen we het beeld van de hemelse (Christus Jezus) dragen”.

Nooit aanvallen?

Het is een alleszins juist uitgangs­punt, de duivel niet in z’n hol op te zoeken – ook niet met het zwaard des Geestes in de hand. Doe je dat toch, is het immers een nodeloos vragen om moeilijkheden! We hebben nimmer iets in het donkere hol van de briesende leeuw te zoe­ken, want je vindt er slechts geweld, waardeloos gebrul en diepe duister­nis.

Iets totaal anders is het, wanneer je hetzelfde briesende roofdier op bezet gebied te lijf gaat. In de sec­toren van je leven die Satan zich (misschien al sinds jaar en dag) wederrechtelijk toegeëigend heeft, is het zaak hem met het zwaard des Geestes je geestelijke huis uit te jagen. Daar heb je je geestelijke wapenrusting toch zeker voor gekregen! Onder de liefdevolle supervisie van de Zoon des mensen, zijn we weer helemaal baas in eigen huis geworden.

Satan zet af en toe nog wel eens een grote mond op… de ruiten van je geestelijke huis rinkelen er soms gewoon van! Maar laatje alsjeblieft niet door hem intimideren, want op de keper beschouwd stelt het niet echt veel voor. Hij wekt wel die indruk, dusdanig dat je denken zou met een zich soepel voortbewegend roofdier te maken te hebben, maar sinds Golgotha en Pasen vertoont hij eerder een treffende gelijkenis met de bekende geslagen hond. Als je het woord van de Heer met gezag gebruikt, deinst hij gegarandeerd terug. Want daar kan hij niet tegen­op. Jezus is overwinnaar en hij werkt die overwinning samen met ons in onze levens uit.

Natuurlijk spring je ook in de bres voor je man, vrouw of kind, dat door Satan belaagd wordt. Want ze horen immers bij jou! Net zo sta je voor je broeder of zuster die wankelt onder de slagen van de roofridder uit het rijk der duisternis.

Aangenomen tenminste dat het slachtoffer zich met jou in zijn of haar hemel wilt leren opstellen. En daarbij mag best wel enig geduld met de aangevallene van de strijder Gods verwacht worden. Soms heel veel geduld zelfs!

Het voorbeeld van Jezus

In Matteüs 8 vers 16 (Matt. 08:16) staat er (na de genezing van Petrus’ schoonmoe­der): “Toen het nu avond werd, bracht men vele bezetenen tot Hem; en Hij dreef de geesten uit met Zijn woord en die ernstig ongesteld waren genas Hij allen”. Hij dreef de geesten die het kwaad bewerkt hadden uit, waardoor de mensen zich op konden richten en het herstel z’n intrede deed.

Dat was ongetwijfeld herstel naar het innerlijk, maar evengoed naar het lichaam. Er wordt bij vermeld dat dit gebeurde omdat Jezus onze zwakheden op zich zou nemen en onze ziekten zou dragen.

Het voorbeeld dat Jezus hier stelt, behelst niet het op je nemen van de zwakheden van een ander, noch het dragen van andermans ziekten. Dat behoeft ook niet, want dat heeft Jezus al voor eens en al gedaan voor de gehele aangetaste mensheid.

Het voorbeeld zit ‘m in de manier waarop Jezus de boze de pas af­sneed. “Hij dreef de geesten uit met Zijn woord”, staat er. Niet met Gods woord dus, maar met Zijn woord. En dat werkte, omdat Jezus zozeer op de Vader gericht en van Diens denken doortrokken was, dat Zijn woord identiek aan dat van de Vader was.

Overigens mag het duidelijk zijn dat het woord van God veel meer is dan een deel van onze geestelijke wapen­rusting. En bovendien zijn de woor­den Gods niet opgehouden bij de Openbaring van Jezus Christus aan Johannes, de discipel die Hij (nóg meer dan de anderen) liefhad. Wij mogen dagelijks communiceren met Jezus en met de Vader. Daarvoor is ons een wandel in de hemel gegeven.

 

Sion, de plaats van verlosten door Tea Keuper Dijk

“Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen, en tot een feestelijke en plechtige ver­gadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen…” Hebreeën 12 vers 22 en 23 (Heb. 12:22-23).

Dit gedeelte uit de Hebreeënbrief begint met “. Maar…” In tegenstel­ling met het gebeuren op de berg Sinaï in het Oude Verbond, waar ‘vreze en beven’ was, zelfs bij Mozes, zijn de verlosten, de wedergeboren kinderen van God, genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God! Kunnen wij zomaar naderen? Nee! Hieraan is iets voorafgegaan! En dat ‘iets’ is is de keuze, die we bewust hebben gemaakt. Zoals een kinderliedje zegt: ‘Ik kies voor Jezus!’

Door deze keuze worden we ver­anderde mensen. Door het vuur gaande mensen. En door dit vuur smelt alles weg wat niet meer bij ons past.

De wetten worden door de Heer zelf in ons hart geschreven. En we ontdekken dat die wetten niet zwaar zijn, maar goed! Jezus’ last is licht en Zijn juk is zacht. Hij voert ons ‘zachtkens’, geduldig, langs grazige weiden en stille wateren. In een wereld vol geweld en zelf­zucht komt er heel wat op je af, wat indruist tegen ons nieuw geworden leven.

Hoe stellen wij ons dan op? Jezus is ons voorbeeld. Hij werd niet verbitterd of teleurgesteld, maar ging gewoon door om ‘zoutend zout’ en ‘lichtend licht’ te zijn. Hij zocht bij Vader God Zijn steun en heil, en putte kracht uit die Bron van Leven.

Terwijl ik dit schrijf, komt die diepe blijdschap in me boven!

Heer Jezus: U bent mijn Verlosser en Herder en ook mijn Broeder en Leidsman door de Heilige Geest!

Wat een voorrecht heeft een kind van God!

Zo mogen we vrijmoedig de berg Sion beklimmen. Het is goed, dit met elkaar te delen en elke dag te beginnen met Hem te verwel­komen: ‘Goede morgen Vader, goede morgen Jezus, leid mij ook vandaag door Uw Geest!’

Goede morgen, Heer, ik geef U eer! U leidt mij op Uw wegen van goedheid, heil en zegen. Ik ben Uw kind, door vuur en wind; in vreugde en in lijden wil ik m’in U verblijden!

 

Kiezen voor het goede deel door Roel Schipper

“Want Maria heeft het goede deel uitgekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen” Lucas 10 vers 42b (Luc. 10:42b).

Wie kent niet het verhaal in de Bijbel over Maria, Martha en Lazarus? Zij woonden in Bethanië, een dorpje dicht bij Jeruzalem. De materiële omstandigheden waarin dit gezin verkeerde, waren zodanig dat je kon spreken van een zekere welstand. Dit blijkt onder andere uit de mededeling dat Martha een eigen huis had, dat Maria zalfde met een kostbare nardusmirre en dat ze een in de rotsen uitgehouwen graf bezaten.

Bovendien hadden ze veel vrienden onder de Joden uit de kringen van oversten en priesters Johannes 11 vers 19 (Joh. 11:19). Als de Heer bij hen te gast was, was geen moeite hun teveel om Hem van alle goeds te voorzien. Ze dien­den de Heer met wat ze bezaten vergelijk Lucas 8 vers 3 (Luc. 08:03). Jezus waardeerde deze hartelijkheid, want Johannes 11 vers 5 (Joh. 11:05) zegt dat Jezus Martha, Maria en Lazarus liefhad.

Aan de voeten van Jezus

Eens als de Heer in Jeruzalem is, brengt Hij de nacht bij hen in Be­thanië door, wellicht vergezeld door zijn 12 discipelen. Het is dan ook geen wonder dat Maria geheel in beslag genomen wordt ‘door het vele bedienen’. Zij raakt geïrriteerd als ze ziet dat Maria voortdurend ‘aan de voeten van Jezus zit’, een uitdrukking die voor leerlingen gebruikt werd vergelijk Handelingen 22 vers 3 (Hand. 22:03). Ze laat zich dus ongestoord door Jezus onderwijzen. Hij heeft ongetwijfeld veel te vertellen over de gebeurtenissen die plaats hadden gevonden op het vernieuwingsfeest te Jerzualem. (Dit feest werd ge­vierd in december, want het was winter Johannes 10 vers 22 (Joh. 10:22). Vier maanden later zou Jezus gekruisigd worden).

Hij had daar gesprekken gevoerd met de geestelijke leiders, met als gevolg dat de woedende Joden stenen hadden aangedragen om Hem ermee te doden.

Na alle tegenwerpingen en bedrei­gingen, was het dan ook een ver­ademing voor de Heer om met Maria maaltijd te houden. Had Hij niet gezegd: “Mijn spijze is, de wil te doen van Hem, die Mij gezonden heeft, en Zijn wil te volbrengen”? In dit verband is de reaktie van Jezus te begrijpen: “Want Maria heeft het goede deel uitgekozen”. Letterlijk staat er voor ‘deel’: gerecht, portie. Hetzelfde woord komt onder andere voor in de Septuagint Genesis 43 vers 34 (Gen. 43:34): “En het deel (gerecht) van Benjamin was vijf maal zo groot als het deel van ieder hunner”.

Tweeërlei dienen

Opmerkelijk is dus het antwoord van de Heiland aan Martha. Haar bezorgdheid om smakelijke spijzen te bereiden doet haar het ware ge­recht missen. Ze maakt zich druk om veel dingen. Letterlijk staat er: ze werd van de ene naar de andere kant getrokken (!) Ze meent het echter zo goed en doet het allemaal uit liefde voor haar Heer.

Toch wordt ze niet door Jezus geprezen, maar berispt. De Heer zou met een eenvoudig maal tevreden zijn geweest, als zij haar aandacht in de eerste plaats op Hem

gericht had en zich had laten bedie­nen. Daarom is de volgorde op­vallend in de woorden die de ver­heerlijkte Heiland spreekt tot degene die gehoor geeft aan Zijn roepstem: “Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar Mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij” Openbaring 3 vers 20 (Openb. 03:20).

De Heer verlangt in de eerste plaats maaltijd met ons te houden. Maria had dit begrepen. Of anders gezegd: de Vader had het haar geopenbaard. Duidelijk wordt vermeld dat zij een keuze had gemaakt. Ze had het goede deel gekozen. Daarom wordt zij door de Heer geprezen. Zij had alles ondergeschikt gemaakt aan datgene wat de Heer haar te zeggen had. Dat zou z’n uitwerking in haar leven zeker niet missen, want dit goede deel zou haar niet meer worden ontnomen (door de boze) – zelfs niet door de dood. Wat een heerlijke toezegging!

Onze les geleerd

Voor ons persoonlijk, maar ook voor de gemeente waartoe wij behoren, zit er in deze geschiedenis een belangrijke les. Dikwijls hebben we de Heer veel te zeggen of te vragen. Onze plannen brengen we onder zijn aandacht. We willen zo graag dat Hij z’n zegen erover uit­spreekt. We zijn bereid voor Hem te hollen en te draven, omdat we den­ken dat Hij dit van ons verwacht en het daarom fijn vindt als we veel voor Hem doen. De Heiland deed immers zoveel voor ons, nu be­taamt het ons wat voor Hem te doen.

Veel gelovigen vergeten echter het belangrijkste, namelijk het goede deel te kiezen. De Heer nodigt ons uit, eerst aan Zijn tafel te komen aanzitten om maaltijd met Hem te houden. Hij zegt: “Doch Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijn­stok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk van mijn Vader”. Het accent ligt ook hier op wat de Heer met ons wil delen: Hij wil Zich graag aan ons openbaren Johannes 14 vers 21 (Joh. 14:21). Al het andere, ook elke aktiviteit die de Heer van ons verlangt, is een gevolg van een intieme ge­meenschap met Hem en komt daar­door op de tweede plaats.

Voordat we als volwassen zonen te­voorschijn komen, zullen we dage lijks onze keuzes moeten doen, waarbij Maria ons ten voorbeeld is.

Zoals het deel van Benjamin (de ware broer van Jozef) vijfmaal zo groot was als dat van zijn (half­broers en hij overvloedige spijze had in een tijd van hongersnood, zo zullen wij die de Heer met ons hele hart zoeken, in onze bedeling op overvloedige wijze door Hem, die het levende brood is, verzadigd worden.

Wees echter waakzaam en laat dit goede deel je niet ontnemen. Want er staat niet voor niets: “Zalig die slaven die de heer bij zijn komst wakende zal aantreffen. Voorwaar, Ik zeg u, hij zal zich omgorden en hen aan tafel nodigen, en bij hen komen om hen te bedienen” Lucas 12 vers 37 (Luc. 12:37).

 

 

Verandering van formaat door Gert Jan Doornink

Zoals wij in ons vorige nummer al hebben geschreven gaat Levend Geloof vanaf het juli/augustusnummer over van het huidige A5 formaat naar het veel grotere A4 formaat. Het blad wordt dan een tweemaandelijkse uitgave, maar doordat het aantal pagina’s gehandhaafd blijft op minimaal 32, betekent dit beslist geen achter­uitgang. Integendeel, wij geloven dat het blad daardoor veelzijdiger gaat worden, meer impact zal hebben en daardoor meer lezers en lezeressen zal aanspreken. En daar gaat het uiteindelijk om. Meer­malen hebben wij in het verleden geschreven dat Levend Geloof geen doel is, maar middel, één van de vele middelen die de Heer wil gebruiken om Zijn Koninkrijk te openbaren. Nu komt een ‘middel’ het best tot zijn recht als het zo goed mogelijk gepresenteerd wordt. Binnen het kader vart onze mogelijkheden hebben wij daarom deze beslissing tot verandering, wat de verschijningsvorm betreft, met volle overtuiging genomen.

 

Reiniging

‘Water dat steeds opnieuw troebel wordt’.

Dit beeld kennen wij.

Maar hoe komt het dat het water niet helder blijft? Misschien is het water besmet, van binnenuit of van buitenaf. Laten we er eens over nadenken. De Bijbel spreekt over reiniging. Zou dat elke dag nodig zijn, of af en toe?

Het is noodzakelijk daar acht op te geven als we onze relatie met Hem willen verdiepen.

Laten we niet wachten tot het weer troebel is geworden, maar erover spreken met onze Heer.

We geloven immers dat Hij onze diepste gevoelens kent en ons volledig wil herstellen?

Laat de natuur ons niet zien dat troebel water onvoldoende vrucht geeft? Wij verlangen ernaar vrucht te dragen.

Om dat te bereiken is een dagelijkse reiniging en heiliging nodig. De Heer zoekt een relatie met ons. Willen wij dat ook?

Wij mogen elkaar daarin aanvuren en leren geduldig te zijn. Opdat Zijn plan kan werken in ons aller hart en zichtbaar wordt. Het levende water stroomt in ons en komt naar buiten, tot verkwikking voor een ieder.

Zelfs een musje reinigt zich van het stof…

 

Liefde tot de waarheid in de eindtijd door Wim te Dorsthorst (4)

De grote afval

In de voorgaande artikelen hebben we gezien hoe moeilijk de eindtijd is voor het volk van God en voor de gehele schepping. De Heer Jezus spreekt over een wereld die te vergelijken is met de dagen van Noach. Dat is een wereld vol van wetteloosheid, verderf en gewel­denarij. Ook spreekt Hij van een verzoeking die over de gehele aar­de komen zal en waarbij het er voor de christenen op aan zal komen staande te blijven in het geloof en toe te zien dat niets en niemand hun de kroon zal roven Openbaring 3 vers 10 (Openb. 03:10).

Het is de tijd voorafgaande aan de komst van de Heer, dat de grote afval zal komen en de mens der wetteloosheid zich zal openbaren (2 Thess. 02:01-03). Die grote afval is, naar ik meen, duidelijk in werking en heeft de wetteloosheid als onher­roepelijk gevolg. Matteüs 24 vers 12 (Matt. 24:12) zegt: “Door het hand over hand toenemen van de zonde zal de lief­de van de meesten verkoelen” (Willibr. vert.).

Binnen niet al te lange tijd zal het evangelie van het Koninkrijk Gods, de enige weg ten leven voor de mens, niet meer gepredikt kunnen worden. De Heer Jezus zegt hier­van: “Wij moeten werken Des­genen, die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; er komt een nacht, waarin niemand werken kan” Johannes 9 vers 4 (Joh. 09:04). Woorden van de Heer die geladen zijn met liefde en zorg voor de mensheid en toch ook een ernstige waarschuwing inhouden.

Die nacht is duidelijk bezig over de schepping te komen, maar zolang het nog mogelijk is heeft iedere christen van de Heer de opdracht, mee te werken aan de verbreiding van het evangelie. Immers: “Dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn” Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14).

Bij alles echter wat er geschiedt, is en blijft de grote opzet van het rijk van satan de gemeente, de heiligen des Allerhoogste, te gronde te rich­ten zegt Daniël 7 vers 25 (Dan. 07:25).

Maar er is redding!

Er is behoudenis in deze tijd van het einde, zegt Gods Woord, “door de liefde tot de waarheid te aanvaarden”.

Waarom is het niet voldoende de waarheid te onderschrijven en zo goed mogelijk naar de waarheid te leven? Dat is uiteraard goed en zelfs noodzakelijk, maar ik geloof dat de tijden zó zwaar zullen zijn, dat er een diepere innerlijke drijf­veer zal moeten zijn om te volhar­den tot het einde. De Heer Jezus zegt immers: “Indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch terwille van de uit­verkorenen zullen die dagen wor­den ingekort” Matteüs 24 vers 22 (Matt. 24:22). En ook de psalmdichter heeft hier al van gesproken in Psalm 125 vers 3 (Ps. 125:003): “Want de scepter der goddeloosheid zal niet blijven rusten op het erfdeel der rechtvaardigen, opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken naar het onrecht”.

De tekenen, de wonderen en de verlokkende ongerechtigheid van het antichristelijke rijk zullen zó groot zijn, zó indringend zijn, dat ook de uitverkorenen verleid kun­nen worden de handen uit te strek­ken naar het aangeboden onrecht.

Geloof en volharding

In Daniël 8 vers 25a (Dan. 08:25a) staat immers: “En door sluwheid zal hij het be­drog dat hij aanwendt, doen geluk­ken”.

Het zou verkeerd zijn om daar als christen de ogen voor te sluiten en te proberen in een soort roes te gaan leven en te geloven dat het steeds makkelijker zal gaan wor­den naarmate de eindtijd vordert. Ik kan het niet genoeg benadruk­ken dat alles aan de Schrift getoetst dient te worden, zeker ook wat eindtijd-leringen betreft.

Iemand schreef in dit verband in een bekend evangelisch tijdschrift: ‘En juist het onderwaarderen of zelfs loslaten van de Bijbel als absolute toetssteen, om de waar­heid van de leugen te onderscheiden, geeft het rijk der duisternis vrij baan om te infiltreren. Wanneer we niet alles brengen on­der de kritiek van Gods Woord, bevinden we ons als gemeente in de positie van een stad zonder muur, onbeschermd tegen alle listen en lagen van de satan’.

Vlak voor de wederkomst van de Heer zal de geestelijke duisternis zó totaal zijn wat de Heer Jezus uitdrukt met de woorden: “Ter­stond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd wor­den en de maan zal haar glans niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de machten der hemelen zullen wankelen” Matteüs 24 vers 29 (Matt. 24:29).

De apostel Paulus moest in zijn dagen ook al waarschuwen voor verkeerde verwachtingen betreffen­de de wederkomst van de Heer zie 2 Thessalonicenzen 2 vers 1 tot en met 3 (2 Thess. 02:01-03). ‘Volharding “zal het sleutelwoord zijn, tot het einde toe. Hiervan zegt de Heer: “Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden” Matteüs 24 vers 13  (Matt. 24:13). En ook in Openbaring 13 vers 10c (Openb. 13:10c): “Hier blijkt de volhar­ding en het geloof der heiligen”.

De Goddelijke liefde

Liefde tot de waarheid gaat veel dieper dan de waarheid geloven en onderschrijven. Watje liefheb dat koester je, daar is je hele hart bij betrokken, daar heb je alles voor over.

Als de apostel spreekt over de lief­de tot de waarheid, dan gebruikt hij voor “liefde” niet het Griekse woord “Philo” wat globaal bete­kent: hartelijk liefhebben, veel hou­den van. Dat is de menselijke lief­de in de onderlinge relaties. Hij gebruikt het bijzondere Nieuw Testamentische woord “Agapè”. Dat is de bovennatuurlijke liefde.

Dat is de Goddelijke liefde die uit God is 1 Johannes 4 vers 7 en 8 (1 Joh. 04:07-08).

In Romeinen 8 vers 36 tot en met 39 (Rom. 08:36-39) wordt de liefde (Agapè) van God, welke is in Christus Jezus onze Heer, ons voorgesteld als een kracht, als iets dat alles overwint en alles te boven gaat. Het is déze liefde die de Vader, Zijn Zoon voor ons deed over­geven Johannes 3 vers 16 en Romeinen 8 vers 32 en 1 Johannes 4 vers 9 (Joh. 03:16 en Rom. 08:32 en 1 Joh. 04:09). En het is déze liefde die in Jezus Christus onze Here is, en die Hij volmaakt geopenbaard heeft en alleen in Hem gekend kan worden.

Dit is de liefde die over zal blijven 1 Korinthe 13 vers 13 (1 Kor. 13:13) en de draagkracht, de verbindende kracht en gezind­heid zal zijn van de nieuwe schep­ping in de toekomende eeuwen.

Voor de nieuwe schepping in Christus, de mens Gods in de gemeente, is dit nu al werkelijk­heid aan het worden, omdat “de liefde (Agapè) van God in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest, die ons gegeven is” Romeinen 5 vers 5 (Rom. 05:05).

Christus, het geheimenis Gods

Deze Goddelijke liefde, die in ons hart is uitgestort, verdringt de men­selijke liefde niet, maar zoekt daar­mee samen te groeien tot één. Zo staat er: Man en vrouw hechten zich aan elkaar in het huwelijk en zijn één vlees. “Maar die zich aan de Here hecht is één Geest met Hem” 1 Korinthe 6 vers 16 en 17 (1 Kor. 06:16-17). Het is als een grote genade en als een gewel­dige kracht, waarmee God de lief­de van de mens opwekt en om­vangt waardoor het wordt tot één. Het is een krachtbron die de mens staande kan houden in de moeilijk­ste omstandigheden en behoudenis kan bewerken.

De mens kan niet van zichzelf op­klimmen tot die hoogte. Paulus spreekt van: “Het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verbor­gen is geweest, maar thans geopen­baard aan zijn heiligen”.

En dat geheimenis zegt hij is: “Christus in u, de hoop der heerlijk­heid. Christus, het geheimenis Gods, in wie alle schatten der wijs­heid en kennis verborgen zijn” Kolossenzen 1 vers 26 en 27 en Kolossenzen 2 vers 2 en 3 (Kol. 01:26-27 en Kol. 02:02-03). Van binnenuit werkt deze kracht in de mens en daarom heet het: “God is het immers die zowel het willen als het doen bij u tot stand brengt, om Zijn heilsplan te verwezenlij­ken” Filippenzen 2 vers 13 Willibrord vertaling (Filip. 02:13).

De genade en liefde van God voor de mens is wonderbaar groot! De apostel spreekt van “de overweldigende rijkdom Zijner genade in Jezus Christus” Efeze 2 vers 7 (Ef. 02:07). De vraag is, wil de mens deze lief­de tot de waarheid aanvaarden of afwijzen? Nogmaals de mens wordt niet overweldigd door de liefde van God. Het wordt niet opgedrongen, maar als een liefde­geschenk aangeboden, mogelijk gemaakt. Maar het is de mens die beslist!

De Geest Gods bedroeven

De tekst: “Omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen be­houden worden” 2 Thessalonicenzen 2 vers 10b (2 Thess. 02:10b), wordt in de Petrus Canisius-vertaling vertaald met: “Omdat ze de liefde voor de waarheid niet hebben aangekweekt tot hun redding”. En de Willibrord-vertaling heeft: “Omdat zij zich hebben afgesloten voor de liefde tot de waarheid die hen had kunnen redden”. Uit bovenstaande blijkt wel heel duidelijk, dat niet iedereen die tot het lichaam van Christus behoort, er met z’n hele hart bij betrokken is. Duidelijk is ook dat het niet buiten de mens omgaat, maar dat het van de intentie en de wilsbeslissing af­hangt of er iets met de liefde (Agapè) van God, die door de Heilige Geest in onze harten is uit­gestort, wordt gedaan.

Zo is het mogelijk de Heilige Geest te bedroeven, door een leven te leiden waarin de Heilige Geest niet aanwezig kan zijn. Dit kan, als

niet de oprechte wil aanwezig is om te breken met alle zonde en ongerechtigheid. Dit kan ook door niet gewillig te zijn en een leven te leiden wat meer vlees is dan Geest. En dat is vijandschap tegen God zegt Romeinen 8 vers 7 (Rom. 08:07). Paulus zegt: “Bedroeft de Heilige Geest Gods niet, door wie gij ver­zegeld zijt tegen de dag der verlos­sing” Efeze 4 vers 30 (Ef. 04:30).

Zo staat er ook van de Israëlieten geschreven: “Maar zij waren wederspannig en bedroefden zijn Heilige Geest; daarom veranderde Hij voor hen in een vijand” Jesaja 63 vers 10 (Jes. 63:10). De hand van God was dan niet meer met hen maar tegen hen. Al in de woestijn was het volk weerspannig tegen Zijn Geest en Stéfanus zegt later: “Gij verzet u altijd tegen de Heilige Geest” Psalm 103 vers 33 en handelingen 7 vers 51 (Ps. 103:033 en Hand. 07:51).

De Geest Gods uitdoven

Het is ook nu evengoed mogelijk je zo te gedragen datje de Geest bedroefd en Zijn leiding niet wilt accepteren, ja, dat je je er zelfs tegen verzet. Dat er dan geen sprake kan zijn van enige liefde tot de waarheid, zal wel duidelijk zijn.

De apostel Paulus zegt: “Dooft de Geest niet uit”. 1 Thessalonicenzen 5 vers 19 (1 Thess. 05:19). Andere vertalingen spreken van “uitblussen” zoals men een vuur uitblust. En dat is hier in de con­text van de gaven van de Géést want er staat: “Veracht de profetie- en niet”. Het is mogelijk de gaven van de Geest te verachten, door dat hele terrein van de gaven zo te ver­menselijken dat het niet meer als gaven van de Geest onderkend of geaccepteerd wordt. De Heilige Geest wordt dan niet meer erkend in Zijn werkingen als de levens­geest van het lichaam van Chris­tus. Er is dan geen achting en res­pect meer voor de uitingen en ze­ker ook geen ijver of streven naar deze kostelijke genade-geschenken zie 1 Korinthe 14 vers 1 (1 Kor. 14:01).

Dan wordt de Geest uitgeblust. Er is dan geen sprake meer van een aan­kweken van liefde tot de waarheid, waardoor men in zware tijden be­houden kan worden. Iedereen zal zich dienen te onder­zoeken of hij de Heilige Geest bedroefd of dat er verzet is of dat zelfs de Geest uitgedoofd wordt.

De Geest Gods aanwakkeren

Zoals het mogelijk is de Geest te bedroeven en uit te doven zo is het gelukkig ook mogelijk Zijn werk in je aan te wakkeren. Paulus schrijft aan Timótheüs: “Om die reden her­inner ik u er aan de gave Gods aan te wakkeren die door mijn handoplegging in u is” 2 Timoteüs 1 vers 6 (2 Tim. 01:06). In 1 Korinthe 14 vers 1 (1 Kor. 14:01) zegt de apostel “Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes”. Dat is een geestelijke activiteit die voortkomt uit een goede, gewil­lige hartsgesteldheid.

Zo ook in 1 Timoteüs 6 vers 11 (1 Tim. 06:11), waar hij zegt: “Gij daarentegen, o mens Gods, ontvlucht deze dingen, doch jaag naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volhar­ding en zachtzinnigheid”. In beide teksten benoemt Paulus de “liefde” weer met het griekse woord “Agapè”. Jaagt er naar! zegt hij. Dat gaat nog dieper dan aanvaar­den of aankweken. Dan sluit men zich er niet voor af maar jaagt men naar deze liefde, waardoor er red­ding en behoudenis zal zijn in de zware verdrukking van de eindtijd. Deze liefde (Agapè) is veel en veel meer dan je eigen liefde en goede wil, want het is de liefde van God die hierin de enorme krachtbron is zie Filippenzen 2 vers 13 (Filip. 02:13).

In 1 Thessalonicenzen, waar we lazen over het niet uitdoven van de Heilige Geest, lezen we dan ook die geweldige eindtijd belofte: “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen ”  1 Thessalonicenzen 5 vers 23 (1 Thess. 05:23).

Ook 1 Timoteüs 6 vers 11 (1 Tim. 06:11) wordt gevolgd door geweldige beloften en woorden die op het einde betrek­king hebben. Dit is te lezen in 1 Timoteüs 6 vers 14 tot en met 16 (1 Tim. 06:14-16).

De Zoon maakt waarlijk vrij

Het is soms triest om te zien hoe gemakkelijk vele gelovigen mee­getrokken worden met van alles wat op de geloofsmarkt aange­boden wordt. Niemand heeft echter het recht mede-broeders of zusters hierom te veroordelen. Maar al te vaak komt een handel­wijze voort uit grote maatschap­pelijke, lichamelijke of geestelijke nood. Ook wel om huwelijks en/of gezinsproblemen. Weer anderen missen oplossingen in eigen kring of gemeente of is er sprake van totale onwetendheid.

Het is echter in alles de satan, de grote leugenaar, de verleider en bedrieger die mensen meesleept omdat het allemaal de schijn heeft van geweldige waarheden. Er is een hevig verzet van de satan tegen de ene waarheid ‘Jezus Christus’, en het woord van God, ‘de Bijbel’, dat spreekt van de volwassen, onberispelijke gemeente, de zonen Gods, waar de zuchtende schep­ping op wacht Romeinen 8 vers 19 (Rom. 08:19). Het is de satan die mensen laat belijden dat dit voor niemand haalbaar is, omdat de mens zon­daar zou zijn en blijven. Hij (satan) weet hoe de werkelijke waarheid bij machte is de mens vrij te maken. En de ene werkelijke waarheid is Jezus, Gods Zoon. Deze zegt dan ook: “Als gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken. Wanneer dan de Zoon u vrijge­maakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn” Johannes 8 vers 31 tot en met 36 (Joh. 08:31-36).

Het is alleen de waarheid, Jezus Christus en Gods Woord, die vrij­maakt van alle bedrog, van alle ver­keerde vroomheid, van alle religieu­ze misleiding, van alle knellende vormen en tradities. Kortom, van alle leugen! Van alles wat in strijd is met het ‘leven’ want Hij is het licht en het leven van de mensen  Johannes 1 vers 4 tot en met 9 en Kolossenzen 3 vers 4 (Joh. 01:04-09 en Kol. 03:04). De Heer zal het alles ontmaskeren en zal het als kaf verbranden met het onuitblusbare vuur van Zijn Woord naar Matteüs 3 vers 12 (Matt. 03:12).

(Slot volgt).

 

 

 

Zelfbewustheid door Gert Jan Doornink

Zelfbewustheid behoort een positieve eigenschap te zijn van elk kind van God. Toch wordt het maar zelden als zodanig gezien. Vaak wordt gedacht dat men door zelfbewust te zijn zichzelf op een voetstuk plaatst, hoogmoedig is, etc. Het tegendeel is echter het geval. Want op welke wijze is een christen zelfbewust? Door de zekerheid van zijn geloof! Paulus zegt, dat wie in Christus is, een nieuwe schepping is. Het oude leven is dan voorbij en het nieuwe is gekomen. Dat is dan een rotsvaste zekerheid geworden. En daar doen we alles aan dat dit niet verborgen blijft, maar geopenbaard wordt in het leven van elke dag.

Een waarachtig christen schaamt zich niet voor het evangelie, de blijde boodschap die hem heeft verlost uit het rijk der duisternis en overgeplaatst in het Koninkrijk van de levende God. Het woord ‘zelfbewust’ betekent in feite ‘innerlijk besef omtrent zichzelf’. En door dit innerlijk besef van het nieuwe schepping zijn, ontstaat het verlangen om op te groeien naar geestelijke volwassen­heid. Als er geen geestelijke groei, ontstaat er ook geen echte bewustwording van onze nieuwe plaats en positie in Christus. Feitelijk blijft er dan een situatie bestaan waarbij de vorst der duisternis gemakkelijk in onze gedachtenwereld kan infiltreren. Dan kan ook gemakkelijk een verkeerd beeld ontstaan over onze zelfbewustheid. En hebben we misschien een hoge dunk van onszelf, maar zonder geestelijke inhoud.

Dat wil dus zeggen dat onze zelfbewustheid als kind van God altijd gepaard dient te gaan met onze verbondenheid met God. Daar behoren we alles aan te doen dat dit bevorderd wordt. Er gaat zich dan meer en meer een eenheid ontwikkelen tussen Gods Geest en onze geest. Een eenheid waar de duivel geen speld tussen kan krijgen.

Zelfbewustheid wordt in de ‘Grote Van Dale’ omschreven als een ‘sterk gevoel van eigen, innerlijke kracht of waarde’. Wij mogen door Gods genade weten waar de bron is van deze innerlijke kracht en waarde. Daarom geven wij Hem in alles de eer en danken Hem iedere dag opnieuw voor alles wat Hij voor ons, in ons en door ons gedaan heeft, en nog meer wil doen!

 

Geheel anders! Door Froukje Huis

Vrijdagmorgen! ‘Zullen we eerst de boodschappen doen’, vraag ik Dick. Hij kijkt op de klok. Half tien. Laten we het maar proberen. Het aantal parkeerplaatsen vlak bij de supermarkt is namelijk beperkt en wij proberen uit te vissen wat de beste tijd is om te gaan winkelen. Verscheidene auto’s komen ons al tegemoet en warempel we boffen deze keer, want er is nog een plaats vrij. ’t Is druk in de winkel. Moeders, die tijdens schooltijd gauw hun boodschappen komen halen, maar ook veel oudere mensen die net als wij, samen bezig zijn hun winkelwagen te vullen.

We zijn vlug klaar en opgelucht, dat dit karwei weer achter de rug is, wordt de buit in de achterbak van de auto geborgen.

‘Er staan er alweer twee te wachten’, zeg ik tegen Dick. ‘Wie zou het winnen?’ Beide azen op ons parkeerplaatsje. Onder het wakend oog van de twee rivalen rijden we vooruit uit de parkeerplaats.

‘Kijk nou eens’, zegt Dick. In de achteruitkijkspiegel ziet hij hoe een derde auto, die juist aan komt rijden, achter ons de nu lege parkeerplaats in bezit neemt. De twee andere hebben het nakijken!

Dick moet er een beetje om lachen, maar ik vraag hem verontwaardigd hoe hij het zou vinden als het hem overkwam. ‘Dan lach je ook’, zegt hij, ‘en je zegent die man’. Hij zou het nog doen ook.

Maar ik, met mijn zogenaamd rechtvaardigheidsgevoel? Ik sta hier al vijf minuten te wachten en hij komt net aanrijden! Dat is toch een heel normale reaktie? ja zeker, maar wat zegt de Bijbel over een kind van God?: “Gij geheel anders…” “Wil iemand met u rechten en uw hemd nemen, geef hem ook uw mantel”. Dus, wil iemand uw parkeerplaats nemen, geef hem ook uw auto? Neen, dat hoeft niet, maar geef hem maar uw zegen, daar heeft hij meer aan. Vindt u dat overdreven? Maar we willen toch in elk opzicht op Jezus gaan lijken? Ook in de kleine dingen, ook in onze gedachten, want als we niet positief den­ken, hoe kunnen we dan positief handelen? Denk aan de opdracht van Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02): “Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt onderkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene” Voor mij, maar ook voor ieder ander! En daarvan mogen wij iets laten zien.