1981.10 nr. 219

De massa of de enkeling? Door Gert Jan Doornink

De massa in het middelpunt

We leven in een tijd waarin ‘de massa’ in het middelpunt der belangstelling staat. Alles is gericht op de massa. Alles wat ‘groot’ is, heeft invloed. We spreken van massaproductie, massa­media, massacommunicatie, enzovoort. Met een variant op het gezegde: “Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst”, zou men thans kunnen zeggen: “Wie de massa heeft (of beïnvloeden kan) heeft het voor het zeggen”.

Nu hoeft alles wat groot en massaal is op zich natuurlijk niet verkeerd te zijn. De maatschap­pij in deze tijd zou zelfs niet meer kunnen functioneren als men plotseling terug zou scha­kelen naar een kleinschalig niveau. Maar het grote gevaar schuilt in de verafgoding van alles wat met het grote en massale te maken heeft, vooral als het de beïnvloeding betreft van de menselijke gedachtewereld via het gesproken en geschreven woord.

Helaas is deze verafgoding ook binnengedrongen in de Gemeente van Christus. Voor sommige chris­tenen zijn grote en massale samenkomsten het summum. Alsof Gods Geest alleen daar maar kan werken. Wij werden daar nog eens bij bepaald toen we de laatste tijd in verschillende pink- sterbladen lazen over de grote conferentie in het Olympisch stadion van West-Berlijn. Eén schrijver omschreef deze conferentie zelfs met de superlatieve bewoordingen: “een overdonderend gebeuren”. Wat was het geval? Uit de gehele we­reld waren de bekendste charismatische leiders uitgenodigd om te spreken tot de grote massa mensen die verwacht werd. De initiatiefnemer van deze conferentie, de Berlijnse pinksterprediker Volkhard Spitzer, had immers in een visioen een vol stadion met meer dan 100.000 mensen gezien? Op de grootste samenkomst waren echter geen 100.000 maar 30.000 mensen gekomen. Uiteraard nog een respectabel aantal, maar één blad vroeg zich toch af of het visioen wel echt was….

Nu willen wij ons niet negatief opstellen tegen­over welke grote samenkomst ook. Met Paulus ver­blijden wij ons over iedere verkondiging van Christus, “hetzij met een bijoogmerk, hetzij in oprechtheid” Filippenzen 1 vers 8 (Filip. 01:08). Ook zijn we de laatste om te ontkennen dat er van grote samenkomsten niet iets bekoorlijks kan uitgaan. Wij denken aan het gezamenlijk zingen en de lofprijzing. Ook fungeren grote samenkomsten vaak als trek­pleisters voor onbekeerden, die dan op deze wijze met het evangelie in aanraking komen.

In een gezonde gemeente is geestelijke groei

Maar de verdere geestelijke opbouw van de gelovigen, kan natuurlijk niet verkregen worden door af en toe één of andere massameeting of conferentie mee te maken, waar veelal alleen melkvoeding wordt verstrekt. Daarvoor is het functioneren in de gemeente nodig.

Maar bij de ‘gemeenten’ is helaas veel kaf onder het koren. Als de boodschap van het Koninkrijk Gods niet centraal staat en praktisch beleefd wordt, is er van een werkelijke Bijbelse gemeen­te geen sprake. Als leraars, die volgens de woorden van de apostel Paulus in Efeziërs 4, aan de gemeente zijn gegeven om de gelovigen verder op te bouwen, niet worden geaccepteerd of worden afgewezen, hoe kan er dan van een verdere geestelijke opbouw sprake zijn? Daarom zijn we ook een sterk voorstander van gezonde gemeente vor­ming. We hebben dit in de loop der jaren in ons blad nooit onder stoelen en banken gestoken en proberen dit ook zoveel mogelijk te stimuleren.

Dat we zo de nadruk leggen op ‘gezond’ hangt ten nauwste samen met de duidelijke richtlijnen daar­omtrent in Gods Woord. Als de basis niet goed is komt ook de gemeente niet werkelijk van de grond en kan niet functioneren naar de wil van God. En de basis van iedere gemeente behoort het volle evangelie te zijn! Na bekering, wedergeboorte, doop door onderdompeling en doop met de Heilige Geest volgt dan de verdere geestelijke groei. Helaas komen ook vele gemeenten in Pinksteren niet verder dan het fundament. Door het vasthou­den aan allerlei natuurlijke, aardsgerichte le­ringen; door geen of onvoldoende aandacht te schenken aan bevrijding van gebondenheden – om maar enkele voorbeelden te noemen – blijft bij velen een verdere geestelijke groei achterwege. De weg naar de volkomenheid in Christus blijft daardoor geblokkeerd.

Velen uit deze groepen en gemeenten, die wel geestelijk verder willen groeien, komen daardoor in gewetensnood. Men kan dan wel proberen door grote samenkomsten of conferenties te bezoeken geestelijk opgebouwd te worden, maar terug in eigen kring bestaan er geen verdere ‘groeimoge­lijkheden’. In een goed functionerend gemeente echter, waar de boodschap van het Koninkrijk Gods centraal staat, kan ieder individu tot geestelijke ontplooiing en ontwikkeling komen. Hij gaat ‘meedraaien’ zodat hij zijn talenten in dienst van de Meester en de medebroeders en zus­ters kan stellen.

De ware eindtijdgemeente is in ontwikkeling

In deze eindtijd zal Christus Zijn gemeente for­meren uit ‘enkelingen’ die de volle weg met Hem willen gaan. Zij gaan niet onder in de massa maar zijn degenen die Jezus typeerde met de woorden: “het licht der wereld” en “het zout der aarde”. Wij geloven dat Gods Geest in deze tijd de werkelijke gelovigen meer en meer hierbij gaat bepalen, zodat zij een echte eenheid met Christus zullen gaan vormen en daardoor ook met elkaar. Zij hoeven niet stad en land af te rei­zen om op massa-samenkomsten weer een of andere ‘geloofsinjectie’ op te doen, om dan weer over te gaan tot de orde van de dag…. “Gods verbor­gen omgang vinden zielen, waar zijn vrees in woont”, is op hen van toepassing. En dat komt tot openbaring doordat zij meer en meer het beeld van Jezus gaan openbaren!

Maar het is Gods wil dat deze openbaring van het zoonschap, want zo zouden we het ook kunnen for­muleren, niet tot enkelingen beperkt blijft. “De genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen”, schrijft Paulus aan Titus. Feitelijk richt God zich dus ook op de massa, maar op heel andere wijze. Want in de massa heeft Hij iedere enkeling, elk individu op het oog. “Onder mil­joen heeft Hij ook mij in ’t oog”!

Gods herstelplan ligt klaar voor iedereen

Voor ieder mens – niemand uitgezonderd – heeft Hij Zijn ‘herstelplan’ klaar liggen. En het is geen plan dat alleen theoretische waarde heeft. Toen Jezus Zijn bediening op aarde begon, haalde Hij de woorden van de profeet Jesaja aan: “De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevan­genen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren” Lucas 4 vers 18 en 19 (Luc. 04:18-19). Toen Hij de boekrol ge­sloten had, sprak Hij nog deze bijzondere woor­den: “Heden is dit Schriftwoord voor uw oren vervuld”. Jezus ging in praktijk brengen wat Hij verkondigde: Hij vergaf de zondaren hun zonden, Hij genas de zieken, Hij bevrijdde de gebondenen, Hij verbrak de werken der duisternis, Hij openbaarde het koninkrijk Gods!

Deze Jezus is niet veranderd! Wat Hij toen deed, wil Hij ook vandaag doen! “Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid” Hebreeën 13 vers 8 (Heb. 13:08). Iedereen die op Zijn herstelplan ingaat zal daarom vandaag hetzelfde ervaren en het nieuwe leven van Christus leren kennen.

Naast dit, wat wij zouden willen noemen, een ‘begin-herstelplan’ is een verdere groei en doorwerking van het nieuwe leven noodzakelijk. Daar is tot dusver in de Gemeente van Christus nog weinig van terecht gekomen. Maar in deze eindtijd bewerkt God door Zijn Geest de ware ge­lovigen zodanig dat ook het verdere en volkomen herstel van de grond komt. Dat begint met indi­viduele gelovigen die de volle weg met Jezus gaan en die tot ontwikkeling komen in gezonde gemeenten. Uiteindelijk worden ook zij, evenals Jezus zelf, ten volle bruikbaar in dienst van Gods Koninkrijk.

Temidden van verdrukking en vervolging zal de openbaring van de ware eindtijdgemeente glori­eus zijn. Op hen zijn ten volle de woorden van Openbaring 12 vers 11 (Openb. 12:11) van toepassing: “En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun le­ven niet liefgehad, tot in de dood”.

Behoort u reeds tot deze categorie gelovigen of gaat u nog onder in de massa, ook al is deze godsdienstig getint? Durf kleur te bekennen. Wees een ‘volle evangelie christen’ door woord en daad. Ga uw plaats met Christus innemen in de hemelse gewesten om van daaruit te strijden en te overwinnen.

God staat klaar om u door Zijn Woord en Geest te helpen dit te realiseren in uw leven. Want de gemeente die Hij klaarmaakt zal worden: “stra­lend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet” Efeze 5 vers 27 (Ef. 05:27). Halleluja!  

 

Bijbelse richtlijnen over het geloof door J. Noë

Natuurlijk geloof of geestelijk geloof?

Over het geloof is al heel wat geschreven, maar toch wil ik het, aan de hand van Gods Woord, nog eens over dit zo belangrijke onder­werp hebben. Ieder mens heeft een zeker soort ge­loof, hetgeen echter op een natuurlijk vlak ligt, maar bijbels geloof ligt op het geestelijk vlak en heeft een andere basis. In ons hart moeten namelijk de vol­gende woorden van Jesaja 55 vers 11 (Jes. 55:11) gegrift staan: “…alzo zal Mijn woord, dat uit mijn mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe Ik het zend”.

Het bijbels geloof is, zoals in Hebreeën 11 vers 1 (Heb. 11:01) staat, “de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet”, en zou als volgt te om­schrijven zijn:

– In het werkelijk zien van onzichtbare dingen, die niet aan de zintuigen ge­openbaard worden. Het han­delt er naar, het houdt stand, ondanks alles wat er mee in tegenstand schijnt te zijn. Geloof is zien door de innerlijke mens.

– Men kan, nieuwtestamentisch gesproken, zeggen: de Goddelijke zekerheid, die door de Heilige Geest aan de gelovigen geschonken wordt, nadat zij Christus hebben aangenomen, is een soort eigendomsakte, die God in de Geest schenkt en die voor hen een garantie is, dat zij ontvangen, waarvoor zij God vertrouwen.

Nu staan bijvoorbeeld in het Nieuwe Testament de volgende richtlijnen over het geloof:

a – Het geloof is uit het horen en het horen door het Woord van Christus. Romeinen 10 vers 16 tot en met 18 (Rom. 10:16-18). Dit slaat dus zowel op het rechtstreeks gespro­ken woord van God en Chris­tus tot de mens, als op het geschreven woord.

b – De mate van geloof, dat God elkeen in de gemeente toebedeeld heeft, wat be­treft de werkzaamheden. Romeinen 12 vers 3 tot en met 8 (Rom. 12:03-08).

c – Het geloof, de gave van de Geest. 1 Korinthe 12 vers 9 (1 Kor. 12:09).

d – Het geloof in het recht­streeks gesproken Woord van God/Jezus. Het Oude Testa­ment geeft daar vele voor­beelden van, ik verwijs u kortheidshalve naar de ge­loofshelden die in Hebreeën 11 staan, die in absoluut Gods­vertrouwen handelden. Datge­ne wat onder bijbels geloof onder 1 staat vermeld is zeer zeker op hen van toe­passing.

Uit het Nieuwe Testament wil ik twee bekende voor­beelden aanhalen, namelijk:

1 – Maria Lucas 1 vers 26 tot en met 38 (Luc. 01:26-38), de aankondiging van Jezus’ geboorte). De boodschap die Maria van de engel ontving, was menselijkerwijze ge­sproken niet mogelijk, dat bleek ook wel uit Maria’s gezegde. Maar de engel zei toen onder andere deze machtige woorden: “Want geen Woord dat van. God komt zal krachteloos wezen”, waarop Maria zei: “Mij ge­schiede naar Uw Woord”.

2 – Petrus Lucas 5 vers 1 tot en met 12 (Luc. 05:01-12, de wonderbare visvangst). Terwijl het menselijker­wijze gesproken onmogelijk was (gezien het tijdstip) om nog vis te vangen, zei Jezus: “Ga naar diep water en zet uw netten uit om te vissen”. Begrijpelijk zei toen de geroutineerde vis­ser Petrus: “Meester, de gehele nacht hebben wij hard gewerkt en niets ge­vangen” . En toen gebeurde het wonderlijke: “Maar op Uw Woord zal ik de netten uitzetten”. Ze werden niet beschaamd en een menigte vissen werd gevangen. Pe­trus was diep getroffen.

Bij alles wat Jezus deed, handelde Hij in volkomen gemeenschap met en in op­dracht van de Vader. De ze­kerheid was in Zijn hart, dat Deze het Woord zou beves­tigen. Hij deed wonderen en tekenen, wierp boze geesten uit, genas alle ziekten en kwalen, bedwong de natuur en wekte doden op. Hij sprak veel over het geloof en wat waarachtig geloof vermag. Bij de genezingen zei Hij bijvoorbeeld: “Uw geloof heeft u behouden; U geschiede naar uw geloof; Alle dingen zijn mogelijk voor wie ge­looft” Markus 9 vers 23 (Mark. 09:23) . Bij de op­wekking van Lazarus, zei Hij tot Maria: “Heb Ik u niet ge­zegd, dat gij, indien gij ge­looft, de heerlijkheid Gods zult zien?” Johannes 11 vers 8 (Joh. 11:08).

Verschillende niveaus van geloof

Tijdens Jezus’ verblijf op aarde treffen wij bijvoor­beeld de volgende niveaus van geloof aan:

a – Ongeloof. (Jezus kon in Nazareth geen krachten doen vanwege hun ongeloof, bij de discipelen).

b – Klein geloof. (Bij de discipelen).

c – Geloof. (Zie hierboven).

d – Groot geloof. (Bij de hoofdman te Kapernaüm. Jezus zei: “Voorwaar, Ik zeg u, bij niemand in Israël heb Ik een zo groot geloof gevonden”.

e – Overwinnend geloof. (Zie ook ‘gave van de Geest’).

Matteüs 17 vers 14 tot en met 21 (Matt. 17:14-21): “En toen zij bij de schare gekomen waren, kwam iemand tot Hem, knielde voor Hem neder, en zeide: Here, heb medelijden met mijn zoon, want hij is maan­ziek en hij is er slecht aan toe; want dikwijls valt hij in het vuur en dikwijls in het water. En ik heb hem naar uw discipelen gebracht en zij hebben hem niet kun­nen genezen. Jezus antwoord­de en zeide: O, ongelovig en verkeerd geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn? Hoe­lang zal Ik u nog verdragen? Breng hem Mij hier. En Jezus bestrafte hem en de boze geest ging van hem uit, en de knaap was genezen van dat ogenblik af. Toen kwamen de discipelen bij Jezus en zei­den, toen zij met Hem alleen waren: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitdrijven? Hij zeide tot hen: Vanwege uw klein geloof. Want voorwaar, Ik zeg u, indien gij een ge­loof hebt als een mosterd­zaad, zult gij tot deze berg zeggen: verplaats u vanhier daarheen en hij zal zich verplaatsen en niets zal u onmogelijk zijn. Maar dit geslacht vaart niet uit dan door bidden en vasten”.

In 1 Johannes 5 (het overwinnend geloof in Jezus Christus) staat in vers 3 en 4 (1 Joh. 05:03-04) “Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar, want al wat uit God geboren is, overwint de we­reld; en dit is de overwin­ning, die de wereld overwon­nen heeft: ons geloof”.

Verder beëindig ik dit ge­deelte met de volgende be­kende woorden van Jezus te­gen Zijn discipelen: “Voor­waar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de wer­ken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan de­ze, want Ik ga tot de Vader; en wat gij ook vraagt in Mijn Naam, Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde. Indien gij Mij iets vraagt in Mijn Naam, Ik zal het doen”. Johannes 14 vers 12 tot en met 14 (Joh. 14:12-14).

“Gaat heen in de gehele we­reld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden. Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in Mijn Naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden” Markus 16 vers 15 tot en met 18 (Mark. 16:15-18).

Toen de discipelen gedoopt waren met de Heilige Geest werd dit alles een realiteit voor hen. Broeders en zus­ters, dit geldt voor alle gelovigen! Op welk geeste­lijk niveau, hierboven ge­noemd, staan wij?….

Lees in verband hiermee ook Lucas 6 vers 64 (Luc. 06:64) (tweeërlei fundament) en Lucas 8 (de gelij­kenis van de zaaier). Dit is zeer belangrijk.

In Hebreeën 10 vers 38 (Heb. 10:38) staat: “…en mij rechtvaardige zal uit geloof leven; maar als hij nalatig wordt, dan heeft mijn ziel in hem geen welbe­hagen”. Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06): “…maar zonder geloof is het onmoge­lijk Hem welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij be­staat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken”. In Deuteronomium 11 vers 18 (Deut. 11:18) zegt God tegen de Israëlieten: “Maar gij zult deze mijn woorden in uw hart en ziel leggen”.

Dat is het waar het om draait! Zoals ik reeds in één van mijn vorige artike­len heb geschreven, de ziel is het gevoelscentrum en de zintuigen spelen daarbij een zeer belangrijke rol. (Onder andere zien, horen, voelen). De ziel( die in het bloed zit) en het hart zijn nauw met elkaar verbonden en sa­tan met zijn trawanten wer­ken door de zintuigen op on­ze ziel, door allerlei omstandigheden, om ons murw te krijgen. Het is Gods Woord tegenover de duivel en daarom is het zo belangrijk, dat wij vervuld zijn met de Heilige Geest, opdat ons hart en ziel onder de Godde­lijke leiding en controle staan.

Zijn Gods beloften in ons hart gegrift?

Ik zal een paar voorbeelden aanhalen waarbij de toezeg­gingen Gods in ons hart ge­grift moeten staan.

a – Bij zorgen, moeilijkhe­den, enz. 1 Petrus 5 vers 7 (1 Petr. 05:07): “Werpt al uw bekommernissen op Hem, want Hij zorgt voor u”. (Filippenzen 4 vers 19 (Filip. 04:19): “Mijn God zal in al uw behoeften (noden), naar Zijn rijkdom, heerlijk voorzien”.

b – Bij ziekten, kwalen, enz. Jesaja 53 zegt, dat Jezus al onze zonden en zieketen heeft gedragen, ze zijn aan het kruis genageld. Markus 16 vers 18 (Mark. 16:18) (is hierboven reeds aan­gehaald). (Jakobus 5 vers 13; Jakobus 5 vers 16 (Jak. 05:13; Jak. 05:16).

Nu is het opmerkelijk dat wij als wij zonden hebben gedaan, wij deze belijden aan de Heer, en dan weten wij, dat op grond van Zijn Woord, die zonden vergeven zijn, maar wanneer het ziek­ten betreft, wordt het moeilijker en ontbreekt dikwijls de zekerheid van het geloof in ons hart die wij juist daarvoor zo hard nodig heb­ben. U hebt mijn getuigenis in het vorige nummer wel gelezen en weet dus dat ik heel wat heb doorgemaakt. Daarom, broeders en zusters, sta op Gods Woord in geloof, dat u de weg tot genezing van geest, ziel en lichaam wijst en laat je door de duivel geen angst en twijfel aanjagen.

1 Petrus 1 vers 8 (1 Petr. 01:08) zegt: “Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden. Weersta hem, vast in het geloof…”

Jakobus 4 vers 7 (Jak. 04:07): “Biedt weerstand aan de duivel en hij zal van u vlieden”.

Er zijn gelovigen geweest, en die zijn er nog, die met volle zekerheid des geloofs in hun hart, iedere aanval van de duivel op hun lichaam weerstaan, door de geeste­lijke wapenrusting Gods aan te doen Efeze 6, zonder tussenkomst van wie ook, en door te volharden in geloof en te vertrouwen op Gods Woord, genezen werden. Dit is de hoogste vorm van ge­loof, het overwinnend ge­loof (zie onder 1 en 2).

Oorzaken van niet genezen worden kan ook zijn dat er iets in uw leven is, dat God niet welgevallig is, en dat eerst opgeruimd dient te worden. Onderzoek u zelf!

Verder leg ik de nadruk op volharden in geloof, niet direct opgeven. Gods Woord faalt niet! Matteüs 10 vers 22 (Matt. 10:22): “Wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden”. Lucas 21 vers 19 (Luc. 21:19): “Door volharding zult gij uw leven verkrijgen”. Hebreeën 10 vers 36 (Heb. 10:36): “Gij hebt volharding no­dig, om, de wil van God doen­de, te verkrijgen hetgeen be­loofd is”.

En dan de bemoedigende teks­ten, die ik ook in mijn ge­tuigenis heb aangehaald:

1 Korinthe 10 vers 13 (1 Kor. 10:13): “Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uit­komst zorgen, zodat gij erte­gen bestand zijt”. Romeinen 8 vers 28 (Rom. 08:28): “God doet alle dingen mede­werken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepe­nen zijn!”

Dus alles wat ons overkomt, als we God liefhebben, is tot ons nut, opdat wij het doel bereiken, waar God ons hebben wil. Ons geloof wordt wel beproefd, maar nooit be­schaamd en daarom kunnen wij, in wat voor moeilijke omstandigheden wij ook zijn, Hem loven en prijzen, door Zijn kracht, die zich in on­ze zwakheid openbaart. (Denk aan Paulus).

Psalm 50 vers 23 (Psalm 050:023): “Wie lof offert, eert Mij en baant de weg, dat Ik hem Gods heil doe zien”.

Wanneer wij leren te negeren wat onze zintuigen (zien, horen, voelen) ons zeggen en aannemen, wat ons door het geloof geopenbaard wordt en daarnaar handelen, dan gelo­ven wij op Bijbelse wijze!

De maat van het geloof

In Romeinen 12 spreekt Paulus over de mate van geloof: “Want krachtens de genade, die mij geschonken is, zeg ik een ieder onder u: koes­tert geen gedachten, hoger dan u voegen, maar gedachten tot bedachtzaamheid, naar de mate van het geloof, dat God elkeen in het bijzonder heeft toebedeeld. Want, ge­lijk wij in één lichaam vele leden hebben en de leden niet alle dezelfde werkzaam­heden hebben, zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzon­derlijk leden ten opzichte van elkander. Wij hebben nu gaven, onderscheiden naar de genade, die ons gegeven is: profetie, naar gelang van ons geloof; wie dient, in het dienen; wie onderwijst in het onderwijzen; wie ver­maant, in het vermanen; wie mededeelt, in eenvoud; wie leiding geeft, in ijver; wie barmhartigheid bewijst, in blijmoedigheid” Romeinen 12 vers 3 tot en met 8 (Rom. 12:03-08).

Dit is ook zeer belangrijk. Ik heb dit reeds in het februarinummer aangehaald. God weet precies voor welk werk wij in de gemeente geschikt zijn en door de Heilige Geest wijst Hij ons de plaats aan die wij moeten innemen. Lees 1 Korinthe 12 vers 12 tot en met 28; Efeze 4 vers 1 tot en met 16; Handelingen 6 vers 1 tot en met 6; Handelingen 14 vers 23 en 24; Handelingen 20 vers 28

(1 Kor. 12:12-28; Ef. 04:01-16; Hand. 06:01-06; Hand. 14:23-24; Hand. 20:28).

Geloof is gave van de Geest

Tenslotte wordt in 1 Korinthe 12 vers 9 (1 Kor. 12:09) geloof genoemd als gave van de Geest. In het kort kunnen we deze gave als volgt omschrijven: Het is een manifestatie of openba­ring van de Heilige Geest, die de gelovige, door de Geest, de Goddelijke zeker­heid geeft, dat hetgeen ge­uit is of verlangd wordt door de gelovige of door God, ook gebeuren zal. Deze gave van geloof uit zich in kracht, het is een overwin­nend geloof. Gods Woord geeft daar genoeg voorbeel­den van en ook heden ten da­ge zien we het gebeuren.

(God zegene u allen)

 

Reacties van lezers door Gert Jan Doornink

“De tegenstelling”

Broeder G. S. te Den Helder, schrijft: “Zou u zo vriende­lijk willen zijn om aan de volgende adressen het boekje “De tegenstelling van het aardse- en het hemelse Jeru­zalem” van broeder Scholten op te zenden. Mijn vrouw en ik willen geloven dat ze bij het lezen van deze brochure, vernieuwd van denken mogen worden, om in de gezindheid van Jezus, de hoge weg te gaan in de hemelse gewes­ten” .

Deze broeder, die tien adressen opgaf, is één van velen die actief zijn om de volle evangelie boodschap via bladen en brochures te verspreiden. Ter navolging)

Veel profijt

Zendeling P. B. te Belo Horizonte (Brazilië), schrijft: “Levend Geloof” wordt door ons met veel pro­fijt bestudeerd; hartelijk dank voor de regelmatige toezending”.

Eenvoudig en praktisch

Zuster A, G. -P. te Gronin­gen, schrijft: “Uw blad is praktisch en niet moeilijk, verder is het fijn dat er verschillende mensen in schrijven. Door dit blad worden mensen op een eenvou­dige manier met het volle evangelie geconfronteerd, zodat het voor hen die wil­len, ook sneller te aanvaar­den is, naar mijn mening”.

 

Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn…. door H. J. Scholten

“Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weer een slavenjuk opleggen” Galaten 5 vers 1 (Gal. 05:01).

Echte vrijheid of schijnvrijheid?

Vrijheid! Een woord dat in onze tijd een grote opgang maakt. De mens wil vrij zijn. Taboes moeten door­broken worden, desnoods met geweld. De mens vindt dat hij té lang in een keurs­lijf van wetten en regels gezeten heeft. Dat is hij zat. Hij wil zich vrij voe­len en wie wil dat nu niet graag? Dat is toch een lof­felijk streven? Doen waar je zin in hebt en door niets tegengehouden worden, dat is pas vrij, denkt men. Allerlei vrijheidskreten appelleren aan het denken van de mens; het is de geest van de tijd. Men staat er voor open, want wetten en regels kunnen de mens mateloos irriteren.

Velen raken al opgewonden bij het zien van een gezag uniform. Van hogerhand wordt dit gezag gedekt, maar de mens wil zich het liefst van elke vorm van gezag onttrekken.

Dit zal dan ook het beeld van de eindtijd zijn: wetteloos­heid onder het mom van vrij­heid. Maar de vrijheid die de wereld wil is geen werkelijke vrijheid, doch een grote ge­bondenheid. Een gebonden zijn aan de vorst der duisternis, de satan. De satan heeft vele dienstknechten en deze trek­ken rond als engelen des lichts. Zij prediken de vrij­heid. De mensen hangen aan hun lippen, maar worden, rechtstreeks het verderf in gepredikt door zulke lieden met hun holle, hoogvliegende klanken. De apostel Petrus zegt: “Vrijheid spiegelen zij u voor, hoewel zij zelf slaven van het verderf zijn; immers, door wie men over­meesterd is, diens slaaf is men” 2 Petrus 2 vers 19 (2 Petr. 02:19).

Echte vrijheid betekent: licht! Schijnvrijheid is: duisternis! Jezus zegt in Johannes 3 vers 19 (Joh. 03:19): “Dit is het oordeel, dat het. licht in de wereld gekomen is en de mensen de duisternis lie­ver gehad hebben dan het licht, want hun werken waren boos”.

Echte vrijheid heeft te ma­ken met waarheid. Ook zegt Jezus in Johannes 8 vers 32 (Joh. 08:32): “Als gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van mij, en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrij­maken” .

De wereld is stekeblind voor deze waarheid, die gebracht is door Jezus Christus. Helaas is niet alleen de we­reld blind voor de waarheid maar zelfs nog velen, die zich christenen noemen.

In Johannes 1 vers 17 (Joh. 01:17) staat: “….want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen”.

De apostel Paulus spreekt over een slavenjuk. In de brief aan de Galaten spreekt hij tot heidenen die zich bekeerd hadden tot Jezus Christus. Ze waren onder het slavenjuk van de duivel weg­gekomen door de prediking van het geloof en niet, door de prediking van de wet. Je­zus was hun als gekruisigde voor ogen geschilderd en ze hadden de Geest ontvangen. Galaten 3 vers 1 en 2 (Gal. 03:01-02).

Welk slavenjuk bedoelt Paulus?

Maar over welk slavenjuk spreekt Paulus dan? Hij doelt hier op het juk van de tuchtmeester, de wet. De wet predikte de besnijdenis. De­ze Galaten werden door be­keerde Joden, die echter nog niet los waren van de wet van Mozes, min of meer ge­dwongen zich alsnog te laten besnijden. Ook predikten de­ze Joden de werken der wet. Ze waren nog niet los van de synagoge en van allerlei ceremoniën. Ze hielden deze Galaten de wet voor. Ze wil­den dat ‘Mozes’ weer voorge­lezen werd. Tóch nog chris­tenen met een bedekking. Ze hadden Christus nog niet echt leren kennen, want dan zou deze bedekking bij hun weggenomen zijn.

We mogen zeker aannemen dat Paulus in geen enkele ge­meente waar hij werkzaam ge­weest is, nog de wet zou hebben voorgelezen. Paulus ziet de ware gemeente van Jezus Christus als een vrij­gemaakte gemeente en dat is zeer terecht. Het is eigen­lijk een belediging voor het lichaam van Christus als men haar opnieuw de wet gaat voorlezen. Dan geeft men toch te kennen: jullie zijn allemaal nog ónrechtvaardigen. Want in 1 Timotheüs 1 vers 8 (1 Tim. 01:08) zegt Paulus dat de wet niet gesteld is voor de rechtvaardigen. De ware gemeente van Jezus Christus bestaat uit rechtvaardigen door het geloof. Wie de wet van Mozes voorleest weet nog niet ten volle wat de liefde van Christus is. Zo iemand staat nog op één lijn met deze judaïserende Joden.

Deze predikten Christus en tegelijkertijd de wet en de besnijdenis.

Paulus is verbolgen in de Geest. Hij heeft de kracht van het bloed van Jezus ervaren in zijn leven en ziet dat door de voorlezing der wet het kruis van Christus tot een holle klank wordt gemaakt. Dat schokt hem tot in het diepst van zijn we­zen. Hartstochtelijk roept hij uit: “O, onverstandige Galaten, wie heeft u beto­verd?” .

Christus heeft de wet vervuld

In Galaten 5 vers 4 (Gal. 05:04) zegt Paulus: “Gij zijt los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat gij”.

De volkomen verlossing is er alleen door het bloed des kruises. Dat bloed heeft vrijgekocht. Wij zijn van Christus en Hij heeft voor ons de wet vervuld. In Romeinen 8 schrijft Paulus dat de kinderen Gods, dus zij die in Christus Jezus zijn, vrijgemaakt zijn van de wet der zonde en des doods.

Wat is dat voor een wet? Het is de wet van de berg Sinaï. Maar die wet is toch door God gegeven? De wet is toch goed? Dat zegt Paulus toch ook in Romeinen 7 vers 12 (Rom. 07:12): “Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed?” In vers 14 (Rom. 07:14) zegt hij zelfs dat de wet geestelijk is. Hoe komen we er nu uit?

Is Paulus nu een man gewor­den zonder wetten en regels? Lapt hij de wet van de tien geboden nu aan zijn laars? Mag hij dan nu wél liegen, stelen, echtbreken en bege­ren? Het is toch goed dat deze geboden de mensen steeds worden voorgehouden? Paulus zegt toch zeker dat hij de wet in geen geval buiten werking stelt? “Veel­eer bevestigen wij de wet”, zegt hij Romeinen 3 vers 31 (Rom. 03:31).

Wat is nu het hele geheim? Het geheim van de wet is de liefde Gods! De wet werd ge­geven tot. bescherming. De wet zegt dat je je naaste moet liefhebben. Maar hoe zul je liefhebben als je geen liefde bezit?

Paulus zegt dat de wet voor hem een tuchtmeester is ge­weest. Totdat Jezus Christus in zijn leven kwam en hem op grandioze wijze vrij­maakte van de zonde, van de wet, van de voorvaderlijke overleveringen, van de sy­nagoge en van allerlei cere­moniën. Hij is in dienst ge­komen van de gerechtigheid. Door de liefde van Christus. Al deze dingen waren hem tot schade geworden.

De tuchtmeester legt een juk op en dan ben je niet echt vrij. De wet heeft nog nooit iemand vrij kunnen maken.

Wat wél vrij kan maken is de liefde Gods. Deze liefde was nog niet ten volle geopen­baard onder het oude ver­bond. Toen gold alleen de wet: doe dat en gij zult le­ven. Maar vanwege het vlees kon niemand de wet volbren­gen. De wet was zwak door het vlees van de mens.

De wet van de Geest des levens

Nu is er een andere wet ge­komen. De tuchtmeester is voor Paulus krachteloos ge­maakt. Hij zegt: “Nu echter het geloof gekomen is, zijn wij niet meer onder de tuchtmeester”. Ik geloof niet dat Paulus, in welke gemeente dan ook, op plech­tige toon de tien geboden heeft voorgelezen, alvorens hij met de prediking begon. Dat maken zijn woorden over de wet wel overduidelijk.

Tóch is Paulus geen bandelo­ze geworden zonder wetten en regels. Maar hij heeft op geweldige wijze de liefde en de genade van Jezus leren kennen. Hij heeft de waarheid ontdekt. Een andere wet kwam er in zijn leven, namelijk de wet van de Geest des levens. Deze wet komt van een geheel andere berg. Het is de berg Sion. Deze wet brengt de bediening van het leven, maar de wet van de Sinaï is de bediening van de dood.

“Maar”, zal iemand zeggen, “de wet doet toch de zonde kennen en dat is toch een vereiste?”. Wie deze vraag zo stelt heeft nog niet zo­veel begrepen van de liefde Gods welke is in Christus Jezus, onze Here.

Er moet geen wet gepredikt worden maar de liefde en de genade van Christus. En wat gebeurt er dan? Een wonder­baar geheim. Ik leer de zon­de kennen! Maar ook de schuldvergeving, halleluja. Door de prediking van de liefde Gods wordt ik overtuigd van het kwade, van de zonde. En zonde is alles wat het doel mist wat God met het leven van elk mens voor heeft. En God wil niet dat wij het doel zullen missen. Het doel is: geroepen tot heerlijkheid Gods.

Het geheim van de liefde van Christus

Wat is het geheim van de liefde van Christus? Als ik deze liefde ontvangen heb weet ik, diep in mijn ziel, dat ik niet meer moet lie­gen, stelen, echtbreken en begeren wat van een ander is. Waarom weet ik dat en waarom doe ik deze dingen niet meer? Omdat de liefde de naaste geen kwaad doet.

De wet moest mij en mijn naaste beschermen. Maar de wet is er niet in geslaagd. Vele lange jaren heb ik de tien geboden horen voorlezen aan christenen die er met een verveeld gezicht bij za­ten. Het had geen enkele uitwerking. Ook bij Paulus niet. Paulus leerde pas echt de zonde kennen toen hij een ontmoeting kreeg met Jezus Christus, met Gods liefde. De wet had hem op een ver­keerde manier de zonde leren kennen. En op deze manier kon Paulus er niet uitkomen.

Echte bekering komt niet door het voorlezen van de wet, maar door het woord van Christus. Geloven is door het horen en het horen door het woord van Christus, Romeinen 10 vers 17 (Rom. 10:17) .

Het woord van Christus is een liefde woord. De liefde maakt vrij van de wet der zonde en des doods. De liefde van Je­zus Christus ontslaat je van de wet, van de tuchtmeester. Waarom? Ik heb de liefde le­ren kennen en de liefde doet de naaste geen kwaad. Daar­voor was juist de wet. God heeft alle mensen lief, (Alzo lief had God de wereld…) en Hij wil dat wij ook alle mensen zullen liefhebben. Dat leer je niet door de wet, maar door een radicale beke­ring tot Jezus Christus. Als Zijn liefde in onze harten is uitgestort en deze liefde de naaste geen kwaad berokkent, dan behoef ik toch niet meer de tien geboden voor te le­zen? Zonder deze tien geboden weet ik dan al dat ik niet meer moet liegen, stelen, echtbreken en begeren. Want met al deze dingen doe ik mijn naaste kwaad, berokken ik hem schade.

Het woord van Christus moet gepredikt worden omdat het één en al liefde is. Daarom is de liefde de vervulling van de wet. Men zegt dat dan ook wel, maar men begrijpt het niet. Christenen met harten waarin Gods liefde rijkelijk is uitgestort zijn vrij van ,de tuchtmeester. Als elk wedergeboren mens vol zou zijn van deze liefde, was geen enkele wet meer nodig. De liefde van God beschermt mijzelf en mijn naaste. En dat leert mij nu juist de wet van de Geest des levens. Dus prediken wij déze wet en niets anders.

Waar de liefde van Jezus Christus gepredikt wordt kunnen de mensen vrij wor­den. Waarlijk vrij! De lief­de van God overtuigt mij om te doen wat Hem behaagt. Het voorlezen van de tien gebo­den kan de mensen alleen maar neerdrukken. Ze worden er ‘ellendig’ van. Maar dat is toch juist de bedoeling, zullen velen zeggen? Je moet toch je ellende leren ken­nen? God wil ons uit alle ellende verlossen. Hij wil ons blij en gelukkig zien.

De liefde verlost. De liefde overtuigt. Is er iemand die geregeld liegt en jaloers is (begeert)? De liefde van Jezus zal hem overtuigen van dit kwaad. Deze liefde zal hem opwekken het kwade te haten en het goede te doen. De wet en de tien geboden overtuigen op een verkeerde manier, ze maken de mensen niet vrij. Ze komen er niet uit. Kijk maar eens naar die christenen in bepaalde ‘zware’ kerken. Ze zijn sinds jaar en dag overtuigd dat ze zondaren zijn, want dit belijden ze dagelijks.

De wet heeft dus zijn werk wel gedaan. Maar wat gebeurt er nu. Door het blijven voorlezen van de wet blijven ze in de onzekerheid over hun behoud. Ze zitten onder de tuchtmeester. Reeds lang van zonde overtuigde mensen. Dat ze nog onder die wet zijn is te bemerken aan al­lerlei uiterlijke dingen. Dominees en ouderlingen in zwarte pakken, vrouwen met de hoed en de knoet, jonge meisjes met hoedjes op. Ze gaan in het zwart vanwege de onderdrukking van de tucht­meester. “Ja”, zegt mis­schien iemand, “maar in onze kerk is dat heus niet meer zo”. Dat kan wel waar zijn, maar dat is dan niet tenge­volge van de prediking van het geloof, maar omdat men mee is gaan doen met de geest van de tijd. Dat is wel een verschil. Maar dik­wijls zijn zij evenmin echt blij en vrij en missen vaak de zekerheid des geloofs.

Alleen de liefde van Jezus maakt vrij en ook blij. Je­zus wil dat onze blijdschap vervuld wordt.

Het juk van Christus vervangt het slavenjuk

Vrij van elk slavenjuk. Slechts één juk willen we nog dragen. Het juk van Christus. Omdat Hij vrij is. De Zoon maakt waarlijk vrij, halleluja.

De liefde prediking bewerkt het kennen van de zonde op de juiste wijze. Deze liefde laat mij zien dat God een groots plan met mijn leven heeft. Jezus is niet in de eerste plaats gekomen om ons in de hemel te brengen, maar om de hemel in ons hart te brengen. God wil zo graag zijn doel met ons bereiken. De liefde Gods wijst ons de weg. We gaan onze naaste liefhebben. Zó wordt de wet bevestigd.

Daar waar ‘Mozes’ voorgele­zen wordt, wordt het doel van God nooit en te nimmer bereikt. Men wordt misleid. Je staat los van de genade, precies wat de duivel wil. Hij bindt je aan de wet en Christus maakt je los van de wet. Je hebt het grote ge­heim door gekregen. De tien geboden drukken slechts een deksel op je hart en de tuchtmeester drukt dit dek­sel steeds vaster aan. Hóe kom je er uit? Er is maar één antwoord: Geloof door liefde werkende.

Deze liefde wordt opgewekt door het woord van Christus en niet door voorlezing van de wet. Dan spant men geeste­lijk het paard achter de wa­gen. Tot vreugde van de bo­ze. Het is zonde, want het doel Gods wordt gemist. Het aanstotelijke van het kruis wordt van zijn kracht be­roofd door de voorlezing van ‘Mozes’. Het maakt het kruis van Christus tot een holle klank. Men verstaat het ware geheim niet. Velen worden nog in verzekerde be­waring gehouden. Het geloof door liefde werkende is nog niet in de harten van deze christenen geopenbaard. Men leeft deels oudtestamentisch, deels nieuwtestamentisch. En dat is tóch een leugen. Een halve waarheid is een hele leugen. Alleen de waarheid maakt vrij.

Niet de berg Sinaï, maarde berg Sion maakt vrij! Mét Jezus kwam de genade en de waarheid. Het tijdperk van de wet, de oude bedé­ling, is voorgoed voorbij. Het is verouderd en verjaard Hebreeën 8 vers 13 (Heb. 08:13).

We mogen nu leven met in on­ze harten én in ons verstand de wet van de Geest des le­vens . Dat maakt ons niet wetteloos, maar rechtvaardig en heilig. Opdat wij waar­lijk vrij zouden zijn….

Deze Geest ontvangen wij door de doop met de heilige Geest. Jezus is de énige Do­per. Zijn Geest leidt ons in de volle waarheid. Meestal is het angst van velen en dat doet hen vasthouden aan traditionele leringen.. Ze durven er niet los van te komen, omdat ze denken dat ze dan God loslaten. Zo heeft de vader der leugen er velen in zijn ‘vrome’ greep. De Geest getuigt omdat de Geest de waarheid is. Jezus is de Weg, de Waarheid en het Leven. Hij heeft ons voortgebracht door het woord der waarheid, zegt de Bij­bel. En zo moet ten alle tijde de Waarheid aan het licht gebracht worden. God is liefde. God is licht. In Hem is in het geheel geen duisternis.

Van welke berg zijn wij? Nog van de berg van tastbaar en brandend vuur? De berg van donkerheid, duisternis en stormwind? Hebreeën 12 vers 18 (Heb. 12:18). Al­leen op de berg Sion is ontkoming van de berg Sinaï. Alle wedergeboren christenen zijn nu genaderd tot de berg Sion. Het is de stad van de levende God, het hemelse Je­ruzalem. Wij zijn genaderd tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond. Prijst alleen Zijn Naam!

Het Lam Gods staat niet op de berg Sinaï, maar bovenop de berg Sion. Dat is een berg die vrijmaakt. Een berg waarop men hemels perspec­tief heeft. De enige berg die niet wankelt. Want de liefde van mijn God is vast en zeker. Deze wonderbare liefde maakt, dat ik élk ge­bod van mijn God in grote vreugde en blijdschap kan volbrengen. Deze berg Sion zal eenmaal een vreugde zijn voor de ganse aarde.

Wie wonen er op deze berg? Wie mag de berg des Heren beklimmen? De verlosten! Zij, die vrij zijn.’ Vrij van de tuchtmeester. Ze leven nu onder de genade van onze Here Jezus Christus. Zij over­winnen door de liefde van hun God. Want de liefde overwint al het kwade.

En wie overwint met Jezus wordt een zuil in ’t tempel- huis van het nieuwe Jeruza­lem. Een zuil van waarheid en gerechtigheid. Amen!

 

De componist door Harry Goverts

De Bijbel zegt dat het ónmo­gelijk is om zonder geloof God welgevallig te zijn. “Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat en een belonen is voor wie Hem ernstig zoeken” (Heb. 11:06). Zonder geloof zou er zelfs geen volk van God bestaan, want wij zijn gerechtvaar­digd uit het geloof. (Rom. 05:01).

Onze God is een God van ge­loof! Hij sprak en het was er! Het onzichtbare wordt zichtbaar. Gods gedachten worden tastbaar in deze we­reld en in Zijn Zoon heeft Hij Zijn wil bekend gemaakt: het goede, welgevallige en volkomene!

Herstel

Het geloof nu komt door het horen van het Woord van God, de woorden die Jezus gespro­ken heeft zijn woorden vol leven. Ze beschadigen niet en jutten niet op, maar brengen herstel voor de to­tale mens.

Maar deze woorden zijn tege­lijkertijd keihard tegenover de machten der duisternis en sluiten geen enkel compro­mis! Daarom is het Woord ook een zwaard. Het brengt scheiding tussen goed en kwaad, tussen licht en duis­ternis. Tussen waarheid en leugen.

Het Woord is ook zaad! God zaait het en gelooft dat er goede vrucht uit voort -zal komen. Hij twijfelt er geen moment aan of het wel een goede oogst zal worden. Na­tuurlijk is er ook onkruid. Natuurlijk zijn er stenen en rotsen en vogels die het zaad voor een gedeelte weg­pikken .

Maar dat doet niets af aan de kwaliteit van het zaad! In de kiem is de volle korenaar reeds aanwezig. Haar het moet rijpen en groeien. Dat is geloof! Het is de ze­kerheid van de dingen die je nog niet ziet! Dat betekent: vóóruit zien, naar de vol­einder des geloofs: Jezus Christus. “Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods” Lucas 9 vers 62 (Luc. 09:62].

Geloof

Iemand die de krant naast de Bijbel legt leeft niet vanuit het geloof. Zo ie­mand is steeds weer bezig met de gevolgen en niet met de oorzaak. Op deze manier zal men ook nooit een oplossing vinden voor de pro­blemen, zelfs al is men re­ligieus of godsdienstig en probeert men zichzelf (en anderen) allerlei wetten en geboden op te leggen. Men heeft er geen geloof voor nodig om te zien hoe er aardbevingen en oorlogen zijn. Of hoe slecht de eco­nomie er voor staat.

Maar er is wél geloof nodig om nu al te zien hoe door Jezus Christus en Zijn ge­meente de ganse schepping totaal-hersteld zal worden) En hoe ook vandaag de mens van de beschadigingen kan genezen. En dit geldt voor geest, ziel en lichaam.

Want Jezus Christus is gis­teren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid)

Notenschrift

Wanneer een componist zijn muziekstuk op papier gaat zetten dan heeft hij het reeds in zijn gedachten, zonder dat er iemand één toon heeft gehoord. Met zijn pen tekent hij noot voor noot op de balken.

Elk instrument krijgt z’n eigen partij te spelen. Langzamerhand krijgt het vorm en kan het tenslotte uitgevoerd worden door de musici, die dit noten­schrift hebben leren ontcij­feren .

Zonder die kennis van het notenschrift is het niet mo­gelijk om de melodie te spe­len, zoals de componist het heeft bedoeld.

Wanneer het werk goed is in­gestudeerd kan het ook uit­gevoerd worden voor het pu­bliek. Het zal dan klinken zoals de componist het al bij voorbaat in zijn gedach­ten had. Het begon heel on­zichtbaar, in het verborge­ne, dan via het notenschrift naar de musicus, daarna werd het uitgevoerd zodat allen eraan deel konden hebben.

Sleutel

Voor aan de notenbalk stond echter nog een sleutel in muziektermen heet dat de G-sleutel. Zonder die sleu­tel is het niet mogelijk om de juiste toonhoogte te ken­nen. Met de sleutel kennen we één enkele toon en daar­door het hele verdere thema. Wanneer we de G kennen weten we ook waar de A zit, of de C, enz.    

In het totale scheppingsplan van God (de kompositie) zien we precies dezelfde lijn. Er is geen enkele componist die geen geloof heeft in eigen creaties, anders zou hij het niet noteren, zodat het uit­gevoerd kan worden.

De sleutel nu in het grote werk van God is Jezus Chris­tus en Zijn leer. Dus Zijn methode van onderwijs was en is de enige juiste!

Wanneer we de oplossing voor problemen willen vinden of wanneer we genezing willen ontvangen, dan zullen we de- j ze manier van handelen moe­ten overnemen. Gebruiken we een andere sleutel, een an­dere ’toonhoogte” dan is dit niet volgens het plan van de componist en zal eindigen in disharmonie. Maar Gods be­doeling is een volmaakt slotakkoord. Het volle ko­ren.

“Zie de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is” Jakobus 3 vers 7 (Jak. 03:07).

Groeikracht

Ook dit geduld wijst op het geloof in de juiste manier van prediking. Het gaat niet met geweld en druk gepaard, ook niet met allerlei gods­dienst naar het vlees. Het is de boodschap van het Ko­ninkrijk der hemelen wat, ondanks alle tegenstand en zelfs afkeer, blijft voort­bestaan tot in alle eeuwig­heid .

God wist het al vanaf het begin: het zal standhouden, het is goed en het heeft ge­noeg groeikracht in zich om het tot het einde toe vol te houden.

 

Verkenningen rond het boek Openbaring door Nico Goverts -15-

De tempel Gods in de eindtijd

Openbaring 11 zet in met de woorden (Openb. 11:01): “En mij werd een riet gegeven, een staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de tempel Gods en het altaar en hen die daarin aanbidden”. Zestien maal wordt de tempel door Johannes genoemd. Daarom is de vraag gerechtvaardigd: wat is de plaats van de tempel in het geheel van het eindgebeuren? Waarom wordt er zo dik­wijls melding van gemaakt?

Om te beginnen is het goed dat we opmerken dat heel Openba­ring 11 over de tempel handelt. Niet alleen de beginverzen. Want het laatste vers van dit hoofdstuk zegt: “En de tempel Gods, die in de hemel is, ging open”. En uitgerekend in dit tempelhoofdstuk klinkt de proclamatie: “Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalf­de” Openbaring 11 vers 15 (Openb. 11:15). Het koningschap staat in het kader van de tempel. Opvallend is trouwens dat er met nadruk gezegd wordt: ónze Here. Hier ligt een bewust onderscheid in opge­sloten: heren en góden zijn er genoeg, maar het koningschap zal zijn aan ónze Here, aan ónze God.

Heel uitdrukkelijk wordt er dan ook, zowel aan het begin als aan het eind van Openbaring 11, gesproken over de tem­pel Gods. Niet zomaar de tempel zonder meer, maar temidden van alle tempels en beelden is er maar één tempel waar God zijn naam aan verbindt. Want straks in Openbaring 13 horen we van het beest, en over het beeld van het beest, maar vóór dit alles zien we hier hoe er een huis oprijst voor God.

Dat is het profetische perspectief dat Johannes ons door­geeft: er zal een huis zijn voor God. Het kan nog zo donker en demonisch worden, nacht en ontij kunnen samenpakken, machten maken zich breed, maar het kan niet zo duister wor­den of er zal een huis zijn voor God.

God bouwt zijn tempel. Dat staat als een eeuwig schrift bo­ven de eindtijd gegrift. Ook het beest dat in hoofdstuk 13 opkomt, kan wat God in hoofdstuk 11 heeft vastgelegd, niet meer ongedaan maken. Men zou haast geneigd zijn te zeggen: dan had het beest vroeger moeten opstaan.

Het huis van onze God houdt niemand tegen. Daarom is die opdracht om te meten ook zo veelbetekenend. “Sta op en meet de tempel Gods”. Er is een opstaan vereist. Een geestelijk in actie komen. Want dat meten is niet zomaar een aardig tijdverdrijf. De opdracht die Johannes hier ontvangt, komt maar niet uit de lucht vallen; zij heeft een profetische achtergrond. Ook in het Oude Testament treffen we namelijk soortgelijke metingen aan en die kunnen ons op weg helpen om de diepe zin van deze handelingen beter te verstaan.

De profetische achtergrond van de tempelmeting

Ezechiël is één van de profeten bij wie we dit tegenkomen. Hij vertelt: “In gezichten Gods bracht Hij mij naar het land van Israël en zette mij neer op een zeer hoge berg; daarop was iets als een stad gebouwd aan de zuidzijde. Toen Hij mij daarheen gebracht had, zie, daar bevond zich een man, die er uitzag als was hij van koper, met een linnen snoer en een meetroede in zijn hand; hij stond in de poort” Ezechiël 40 vers 2 en 3 (Ez. 40:02-03).

Nu is het woord ‘meten’ duidelijk een sleutelwoord in de hoofdstukken 40 tot 48 van Ezechiël. Als we het aantal keren optellen dat daar sprake is van meten en meetroede, komen we maar liefst tot eenenzestig. We zien de grondge­dachte van het meten loopt als een rode draad door dit laatste deel van het boek Ezechiël heen. Alles draait om de meetroede.

En nu is het merkwaardige dat die meetstok voor het eerst tevoorschijn komt in hoofdstuk 40: daar immers begint juist een heel nieuw onderdeel van het boek Ezechiël en tegelijk ook een heel nieuwe fase in de roeping van deze profeet. Vanaf dit moment moet hij zich namelijk heel grondig en uitvoerig gaan verdiepen in het herstelplan van God. Niet voor niets klinkt tot hem het woord: “Mensenkind, zie met uw ogen en hoor met uw oren en richt uw opmerkzaamheid op alles wat ik u zal laten zien” Ezechiël 40 vers 4 (Ez. 40:04) . Letterlijk staat er: zet uw hart op alles wat ik u doe zien. Het is een zaak van het hart. De profeet moet er met hart en ziel bij zijn. Dit eist hem helemaal op.

En wat gaat er dan gebeuren? Hij zette mij neer op een zeer hoge berg, en daar was een stad. Ook van Johannes le­zen we: “En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en toonde mij de heilige stad” Openbaring 21 vers 10 (Openb. 21:10). Er is maar één berg waarvan uiteindelijk nog gezegd kan worden dat hij hoog is: dat is de berg des Heren. De vaste grond­slag waarop de tempelstad verrijst. Die berg wordt niet ge­meten; daarvan wordt alleen uitgesproken dat hij hoog is, zeer hoog. Dat laat zich ook wel verstaan: de macht van de Geest is immers niet te meten. De God die alle dingen meet, laat zich niet meten. Onmetelijk is de spankracht van de Geest. Zij gaat alle aardse maten ver te boven. Deze berg is de hoogste der bergen; daarmee is genoeg gezegd. Deze berg zal vaststaan. Vaststaan tot in de laatste tijden.

Gods herstelplan gaat in vervulling

Maar dan krijgt de profeet daar het bestek van God uitgeme­ten. En waar gaat het om? We halen enkele kernpunten naar voren uit Ezechiël 43. Daar wordt beschreven hoe de heer­lijkheid des Heren het huis binnengaat. Dat is geen vanzelfsprekende zaak; hetgeen hier geschiedt, is een unieke gebeurtenis: God keert terug! De ballingschap is ten einde. Dat is een reden tot diepe vreugde. Dat meten is maar niet een droge, wiskundige bezigheid, het is een intens geeste­lijke aangelegenheid. Want dat meten heeft te maken met herstel. Herstel van het bestek Gods. En dat houdt in: her­stel van heerlijkheid. Dat is het meesterlijke waar het me­ten op uitloopt: God herstelt de heerlijkheid.

De eindtijd is een tijd van restauratie; Gods oorspronke­lijke plan komt nu uit de verf. En, zegt Ezechiël, de aarde straalde vanwege zijn heerlijkheid.

Meten betekent: oog krijgen voor de maten Gods. Zoals Paulus het -formuleert: “de maat van de wasdom der volheid van Christus”. Of, met andere woorden: de volle maat, de vol­wassen maat van de Christus. Aan die maatstaf wordt het huis Gods gemeten. De gemeente moet de volle maat bereiken van de Christus, van de gezalfde. En stemt dat niet overeen met wat Openbaring 11 beschrijft: de tempel wordt gemeten en dan… Wat volgt er dan? Het koningschap zal zijn aan onze Here en aan zijn Christus, aan zijn gezalfde. Dat is de gemeente die de maat van de Christus heeft bereikt. Me­ten betekent: erop acht geven hoever we al zijn in het plan Gods. Meten is een bij uitstek profetische bezigheid; het betekent: we stellen ons in op de heerlijkheid die gaat ko­men, We stellen ons in op herstel. We stellen ons in op het bestek van God.

Wat is het doel van de tempel?

Meten is het begin van een nieuwe tijd. Meten geschiedt met het oog op morgen. Hij die meet, denkt aan de toekomst.

Want wat is het doel van de tempel? Ezechiël hoort een stem: “Mensenkind, dit is de plaats van mijn troon en de plaats mijner voetzolen, waar Ik wonen zal onder de Isra­ëlieten tot in eeuwigheid” Ezechiël 43 vers 7 (Ez. 43:07). Het doel van het huis is: de troon. Zien we niet dezelfde lijn in Openbaring 11? De lijn van tempel naar koningschap. Het gaat om de plaats waar God troont, en waar Hij woont. Daar zal Hij wo­nen tot in eeuwigheid, zegt de profeet. En het Griekse woord voor tempel, dat zestien maal in Openbaring voorkomt, heeft als grondbetekenis: woning.

Eindtijd betekent: God vindt een woning. Eeuwenlang was het: God kwam en ging. Jezus was de eerste mens bij wie de Allerhoogste kon wonen. Van Hem staat er geschreven: de Geest bleef op Hem. Niet komen en gaan, maar blijven. Op Hem kwam de Geest tot rust. Zo zoekt God in deze dagen naar het volk dat woonplaats biedt voor Hem.

Dat is de jubelroep van het laatst der dagen: God heeft een woning gevonden. God is thuis gekomen in zijn volk. Daar gaat de geschiedenis naar toe.

Daarom zijn de verzen 10 en 11 van Ezechiël 43 (Ez. 43:10-11) zo verhelde­rend in verband met het thema van het meten. We laten ze hier volgen in een letterlijke vertaling: “Gij nu, mensen­zoon, vermeld het huis Israëls het huis, dat ze zich scha­men voor hun afwijkingen; dan mogen zij het model nameten: wanneer zij zich schamen voor alles wat ze deden, maak hun bekend, schrijf hun voor ogen de vorm van het huis en zijn orde, zijn uitgangen en zijn ingangen, geheel zijn vorm, daarbij al zijn inzettingen, al zijn vormen, daarbij al zijn aanwijzingen, dat ze zijn vorm en al zijn inzettingen bewaren en die doen”.

We zien dat hier opnieuw gesproken wordt over meten. En waarom is dat van zo verstrekkende betekenis? Het volk moet terug naar het model. Het model is de oorspronkelijke ge­dachte van de Schepper, het originele, onvervalste plan van de Architect.

Ze zullen zich schamen voor hun afwijkingen, namelijk de punten waarop ze afgeweken zijn van het origineel. Hun ogen moeten weer opengaan voor de vorm die God bedoelt. Wat is de vorm? Dat is de gestalte Gods.

Dat is het glorieuze van God. Hij gaat niet het model ver­anderen. Hij gaat onze gedachten veranderen. God doet niet een stuk van de meetstok af. Integendeel, dit is nu juist de unieke boodschap van Openbaring 11: de meetroede Gods komt weer tevoorschijn. Er zal dus een tempel zijn die de moeite waard is om te meten. Er zal een huis tot stand ko­men dat beantwoordt aan de maten Gods.

Juist in dagen als van Ezechiël, dagen van ballingschap, is daar opeens de meetroede Gods. Als een moedgevend teken: Gods plan is niet verkort. Juist dan klinkt daar de roep: Terug naar het model:

Juist in dagen als van het boek Openbaring is daar opeens de opdracht: sta op en meet de tempel. (slot volgt) .

(Het laatste gedeelte van dit hoofdstuk volgt in “Levend Geloof” van volgende maand. Dat is dan tevens de afslui­ting van de serie “Verkenningen rond het boek Openbaring”.

Het is de bedoeling ook de hoofdstukken 11 tot en met 15 in brochurevorm uit te geven. Bijzonderheden hierover volgen in het eerstvolgende nummer. Met bestellingen graag wachten tot bericht hierover volgt).

 

Bewogenheid

Bewogenheid is een woord dat in de oren van sommige christenen geen beste klank heeft. Bewogen christenen leven gevoelsmatig en de Bijbel zegt toch dat we door het geloof moeten le­ven?, is hun mening. Inder­daad zegt de Bijbel dat het zonder geloof onmogelijk is God te welgevallig te zijn. Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06). Klaar en dui­delijk! Daarom gaat echte bewogenheid niet buiten het geloof om! Christenen die hun gevoelsleven boven het geloof stellen kunnen daar­om ook geen echte bewogen­heid openbaren.

Jezus liet ons zien wat werkelijke bewogenheid be­tekent. Hij gaf zich volko­men. Zijn inzet was een to­tale inzet. Hij weende over de ongehoorzaamheid van Je­ruzalem, maar was ten alle tijde radicaal in het afwij­zen van satan. Heel Zijn we­zen was afgestemd om de wil te doen van Zijn hemelse Va­der door de mensen te be­vrijden uit satans macht.

Deze volkomen bewogenheid verlangt de Heer ook van u en mij en is alleen mogelijk als wij bereid zijn in de voetstappen van Jezus te gaan.

Als Zijn leven in ons meer en meer gestalte gaat krij­gen, openbaren wij dezelfde bewogenheid die Zijn leven kenmerkte en zal de uitwer­king even positief zijn!

 

Geen compromis

De eerste christenen waren geen gelovigen van het compro­mis, de middenweg of de tussenoplossing. De kracht van de Heilige Geest kwam in hen ten volle tot openbaring, door­dat zij Jezus volkomen toegewijd volgden.

De woorden van Jezus: “Wie niet vóór Mij is, is tégen Mij”, vormden een leidraad voor hun leven.

Vóór-Jezus-zijn betekent: Hem in alles volgen en geeste­lijk strijden vanuit de plaats die Hij ons heeft gege­ven in de hemelse gewesten. De werkelijke christenen van de eindtijd zullen deze compromisloze weg weer gaan ont­dekken en beleven en zo de overwinning behalen.