Levend geloof 1982.03 nr. 224

In welk spoor gaan wij verder? Door Gert Jan Doornink

“Laten wij dan allen, die volmaakt zijn, aldus gezind zijn. En indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren; maar hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder!” Filippenzen 3 vers 15 en 16 (Filip. 03:15-16).

Hoe komen wij geestelijk verder?

We leven in een tijd waarin de scheiding der geesten zich aan het voltrekken is. Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11) is één van de bekendste teksten die ons beschrijft wat er aan de gang is: “Wie on­recht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”. Maar het gevaar bestaat dat we ons meer bezig houden met het eerste deel van deze tekst, dan met het tweede. Het lijkt soms wel of we meer geïnteres­seerd zijn in de toename van de zonde en de on­gerechtigheid van deze wereld, in plaats van ons bezig te houden met de vraag: hoe openbaren we meer en meer het beeld van Jezus? En daar gaat het toch om!

Dat was ook het verlangen van de apostel Paulus. Daarover schrijft hij in zijn brieven. Dat was het doel (en de worsteling) in zijn Leven. Daar­toe wekte hij de andere gelovigen op. In Filippenzen 3 vers 7 tot en met 11 (Filip. 03:07-11) schrijft hij bijvoorbeeld: “Maar alles wat mij winst was, heb ik om Christus’ wil scha­de geacht. Voorzeker, ik acht zelfs alles schade omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen, en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof. Dit alles om Hem te kennen en de kracht Zijner opstanding en de gemeenschap aan Zijn lijden, of ik, aan Zijn dood gelijkvormig wordende, zou mogen komen tot de opstanding uit de doden.

Paulus wekt ook ons op deze weg te gaan: “Wees mijn navolgers” zegt hij in Filippenzen 3 vers 17 (Filip. 03:17). En daarover lezen wij ook in zijn andere brieven. “Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg”, zegt hij in 1 Korinthiërs 11 vers 1 (1 Kor. 11:01). Sommigen vinden deze woorden nog al aanmatigend en zouden ze zelf nooit zo formu­leren, maar iemand die werkelijk vol is van de kracht en de liefde van Christus, heeft maar één verlangen namelijk: ook anderen brengen op de weg des heils om dan de weg met Jezus ten volle te bewandelen. “Wees dan navolgers Gods”, zegt Efeziërs 5 vers 1 (Ef. 05:01) en in Hebreeën 6 vers 12 (Heb. 06:12) wor­den wij opgeroepen te volharden door navolgers te zijn van hen die door geloof en geduld de be­loften beërven. (Eén van de voorwaarden om de beloften van Christus in ons leven in vervulling te zien gaan is dus een navolger van Hem te zijn). Wij denken ook nog aan de oproep van de apostel Petrus in zijn eerste brief: “Want hier­toe zijt gij groepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten opdat gij in Zijn voetstappen zoudt treden”.

Hoe functioneert de navolging van Christus?

Hoe gaat deze navolging van Christus nu in zijn werk? Welke richtlijnen geeft de Bijbel? Welke adviezen en raadgevingen geeft Paulus? We wil­len ons beperken tot Filippenzen 3, omdat juist in dit hoofdstuk enkele belangrijke ‘kernelementen’ naar voren komen.

Paulus heeft het hier ogenschijnlijk over een tegenstelling. Terwijl hij in Filippenzen 3 vers 15 (Filip. 03:15) zegt dat wij volmaakt zijn, zegt hij in Filippenzen 3 vers 12 (Filip. 03:12): “Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn…” Hoe kan dit? Zijn, wij nu volmaakt of niet volmaakt? In Christus zijn wij volmaakt, want we zijn een nieuwe schepping in Hem! Maar de openbaring van deze volmaaktheid is een (groei)proces. Daar moet heel ons leven op gericht zijn, dat moet ons leven beheersen. Dat was ook bij Paulus het geval, daarom schrijft hij verder: “…ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door Chris­tus Jezus gegrepen ben. Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, maar één ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Je­zus” Filippenzen 3 vers 12 tot en met 14 (Filip. 03:12-14).

Wat was het grote, alles beheersende, centrale uitgangspunt in het leven van Paulus? Hij was door Christus Jezus gegrepen Filippenzen 3 vers 12 (Filip. 03:12). Dat was de intense blijdschap en hoop die zijn leven beheerste… en die ook ons leven mag beheersen! Want ook wij zijn door Jezus Christus gegrepen! En ook wij kunnen met Paulus zeggen: “Hij hééft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zij­ner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden” Kolossenzen 1 vers 13 en 14 (Kol. 01:13-14) .

Iemand die werkelijk door Jezus Christus gegre­pen is doet er ook alles aan om anderen voor Christus te winnen. Daarom doen wij aan evangelisatie, zijn wij ‘actief in dienst van de Heer’ en verkondigen wij de boodschap van het Koninkrijk Gods.

Maar dat mag niet het enige zijn! Wij behoren er op te letten dat het evangelie ook doorwerkt in eigen leven! Als de mensen niet het beeld van Jezus in ons zien, is al onze inspanning feitelijk tevergeefs. Onze handel en wandel be­hoort in overeenstemming te zijn met datgene wat we belijden en geloven. Dat speelde ook een grote rol in het leven van Paulus en steeds weer wees hij zijn medegelovigen daarop.

Het verdriet in het leven van Paulus

Paulus was bedroefd over allen die niet leefden vanuit de gemeenschap met Hem die hen verlost had uit satans macht. Hij schrijft: “Want velen wandelen – ik heb het u dikwijls van hen gezegd maar nu zeg ik het ook wenende – als vijanden van het kruis van Christus. Hun einde is het verderf, hun God is de buik, hun eer stellen zij in hun schande, zij zijn aardsgezind”( Filippenzen 3 vers 18 en 19 (Filip. 03:18-19). Het is duidelijk dat het hier niet alleen gaat om mensen uit de wereld die niet wedergeboren zijn, maar Paulus wijst hier op kinderen Gods die niet geestelijk, maar vlese­lijk leven. Denk in dit verband ook over wat hij daarover schrijft in de brieven aan de Korinthiërs en aan de Galaten.

Wie vleselijk leeft, leeft op hetzelfde niveau als iemand die Jezus nog nooit heeft aanvaard en heeft een leven waarin satan het voor het zeggen heeft, in plaats van Jezus Christus. Een leven wat niet vol is van de Heilige Geest, maar waarin allerlei verkeerde geesten geïnfil­treerd zijn, om hun vernietigend werk te doen. Een leven dat niet meer de kracht en de liefde van Jezus uitstraalt, maar waarin nederlaag en duisternis tot openbaring komt. Samengevat: zo’n leven is en ontspoord leven!

En dat is niet Gods wil! Paulus zegt in vers 16: “…maar hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder!” We moeten verder! We moeten groeien! Maar op welke wijze?

Twee voorwaarden om geestelijk te groeien

Om geestelijk te groeien moet er in de eerste plaats een verlangen zijn om geestelijk verder te komen. Er zijn legio christenen die geen enkel verlangen hebben om te groeien. In de natuurlijke wereld is groei een vanzelfspreken­de zaak, hoeveel te meer in de geestelijke wereld. Satan heeft het verlangen om geestelijk verder te komen bij velen onderdrukt. Gebonden­heid is één van de wapenen die hij hanteert, waardoor velen het stadium van de geestelijke volwassenheid nimmer bereiken.

In de tweede plaats is het belangrijk, als wij wel het verlangen hebben om geestelijk te groeien, dat het op de juiste wijze gebeurt! Vanuit datgene wat we bereikt hebben, moeten we verder groeien, zegt Paulus.

Nu is de vraag: Wat hebben wij bereikt? Er zijn kinderen Gods die nog nooit het fundament in hun leven goed hebben gelegd. Velen hebben Jezus in hun leven aangenomen als hun Redder. Maar dan blijft een verdere fundamentlegging achterwege. Als men de doop door onderdompeling en de doop met de Heilige Geest, gepaard gaande met het spreken in tongen, facultatief gaat stellen, zoals in de evangelische wereld ge­beurt, hoe kan er dan ooit op de juiste wijze verder gebouwd worden?

Er zijn er ook die wel het fundament hebben ge­legd, maar daarna nooit verder komen. Terwijl we juist moeten groeien vanuit het fundament naar de eindvoltooiing.

Het advies wat Paulus in Filippenzen 3 geeft voor een gezonde geestelijke groei, komt er op neer dat we af moeten rekenen met alles wat aardsgezind is, want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen. Hier ligt de sleutel, dit is het geheim! Paulus zegt: “Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser ver­wachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen” Filippenzen 3 vers 20 en 21 (Filip. 03:20-21). Velen denken dat bij de komst van Jezus ook hun geest zal veranderen, maar dat is een leugen uit het rijk van satan. Dat gebeurt alleen met ons lichaam. De uiterlijke mens is aan verval onder­hevig, maar niet onze innerlijke mens. Die wordt vernieuwd van dag tot dag 2 Korinthe 4 vers 16 (2 Kor. 04:16). En deze nieuwe mens wordt vernieuwd tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper Kolossenzen 3 vers 10 (Kol. 03:10).

Dat is de gezonde geestelijke groei die de Bij­bel ons aantoont.

Daarom is het kenmerk van een kind van God dat verder gaat in het spoor van Jezus, dat hij geestelijk groeit. Lees in dit verband ook Efeziërs 4 vers 10 tot en met 16 (Ef. 04:10-16).

Willen wij volkomen één worden met Jezus dan behoren wij op te groeien naar de volwassenheid. Dan mogen en kunnen wij ten volle productief zijn in dienst van de Heer, maar vanuit de juiste geestelijke instelling. Vanuit de gezindheid van Christus.

“Laten wij dan allen, die volmaakt zijn, aldus gezind zijn. En indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren” Filippenzen 03 vers 15 (Filip. 03:15). En wat dit laatste betreft: Hij wil ons leiden en corrigeren door Zijn Woord en Geest. “Maar hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder! Filippenzen 3 vers 16 (Filip. 03:16). En we gaan steeds verder met Jezus door in Zijn voetstappen te blijven wandelen. Wie de geestelijke weg van geloof en gehoorzaamheid ten volle bewandelt, gaat ook meer en meer Zijn beeld openbaren en leeft daar­door tot eer en glorie van Hem die ons vrijkocht met Zijn bloed! Is het ook uw verlangen in dat spoor verder te gaan?           .

 

Geworteld en gegrond in de liefde door H. J. Scholten

Gegrond en geworteld in de liefde Efeze 3 vers 17 (Ef. 03:17) is pas mogelijk als Christus in on­ze harten woning heeft kun­nen maken. Dat wil zeggen dat Jezus met Zijn liefde en genade heerst in onze har­ten. Dan gaan er wonderbare dingen gebeuren in ons le­ven. Dan worden we ergens toe in de gelegenheid gesteld. Namelijk dit: om sa­men met alle heiligen in staat te zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is van de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat.

De apostel Paulus zegt: “Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en alles wat te weten is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen verzet­te, maar ik had de liefde niet, ik ware niets!”

Bergen verzetten! Dat duidt op de strijd in de hemelse gewesten en de geestelijke wapenrusting en kennis en inzicht in het Woord van God. Allemaal uiterst be­langrijk! Maar het is alles volkomen waardeloos zonder de liefde.’

Je kunt zó overtuigd zijn van de juistheid van een leer dat diezelfde leer je zo hard kan maken als een spijker! Je bent zó over­tuigd dat je de goede bood­schap te pakken hebt, je zou je leven er wel voor over hebben, ja, je lichaam desnoods geven om verbrand te worden. “Wacht even”, zegt Paulus, “als je de liefde niet hebt, het baat je niet!”

De ware liefde kent bewogenheid! Jezus was met inner­lijke ontferming bewogen over de schare. Het waren allemaal mensen zonder ken­nis en inzicht en daarom dwaalden ze allen als scha­pen. Als wij van onze goede boodschap overtuigd zijn, zal deze alleen effect sor­teren wanneer, door de lief­de Gods gedreven, deze bood­schap gepredikt wordt. Som­migen laten zich drijven om­dat ze doodgewoon gelijk willen hebben en je proeft geen grammetje liefde!

Als wij elkander liefhebben, blijft God in ons en zal Zijn liefde in ons volmaakt worden! 1 Johannes 4 vers 12 (1 Joh. 04:12).

 

Het schouwspel en de toeschouwers

Welk een spectaculair gebeuren vond er eeuwen geleden plaats op Golgotha. De naam ‘Golgotha’ (‘Schedelplaats) gaf de plek aan waar misdadigers, die door de wet tot de dood waren veroordeeld, moesten sterven.

Bij het sterven van Jezus hadden zich in hoofdzaak twee groepen gevormd.

1 – Men was de mening toegedaan dat Hij zijn welverdiend vonnis tegemoet ging omdat Hij godslasterlijke taal gesproken had, door niet te ontkennen dat Hij Gods Zoon was. Men dacht bovendien dat Hij klaar stond het konings­schap over Israël over te nemen.

Stel u voor dat heden ten dage zich hetzelfde afspeelde? Zou men dan ook niet zeggen dat een oproerkraaier en een rebel gestraft diende te worden?

2 – De andere mening werd gevormd door Zijn volgelingen, die -hoewel geestelijke geschoeid – te kampen hadden met teleurstelling over de gang van zaken en verdriet om Zijn sterven en vooral: de wijze waarop (de misdadigersdood). Zouden u en ik zich niet ellendig en vertwijfeld hebben gevoeld? Je mag dan geloven en een geestelijke training hebben gehad, maar je hart raakt vertwijfeld en de emoties breken los.

Intussen hing daar Jezus tussen hemel en aarde als een schouwspel voor de gehele wereld. Hoe eenzaam en alleen moet Hij zich toen hebben gevoeld. Desondanks wilde Hij niemands mening beïnvloeden; geen verdediging kwam uit. Zijn mond.

Had het sterven van Jezus dan wel enige zin? (‘zinvol’ zou men nu zeggen). Een Romeins hoofdman (naar onze begrippen een heiden) die gekomen was om zijn plicht uit te voeren, gaf het antwoord. Hij werd zó in zijn gemoed overtuigd, dat hij het uitriep. Hij was als zondaar gekomen, maar hij kwam tot geloof.

Hoe staan u en ik rondom het kruis? Welke mening zijn wij toegedaan? We kunnen veel leren van die Romein uit dat verhaal: velen zijn naar Golgotha gekomen maar niet een ieder kwam tot geloof. Velen zijn ’toeschouwer’ gebleven en zijn aan het kruis voorbij gegaan.

 

Rondom Golgotha, toen … en nu door Judith Jacobs

Markus 15 vers 59 (Mark. 15:59)

Ze waren naar de plaats gekomen,

Vanouds bekend als ‘Golgotha’;

Daar hadden zij de Heer zien sterven:

Hij had gebeden om gena –

 

Niet voor Zichzelf, maar voor Zijn haters

Die Hem zo wreed hadden bespot;

Toen Hij de geest gaf riep de hoofdman:

“Waarlijk, Deez was de zoon van God”.

 

Misschien is Golgotha ‘historie’,

Behoort die plek tot het verleen.

Maar ’t kruis – al ben je nog zo’n heiden –

Daar komt geen sterveling omheen.

 

Want op dat hout stierf eenmaal Jezus,

Met eeuw’ge liefd’ voor u en mij;

Alleen: de één wil knielen en Hem danken,

De ander – loopt er aan voorbij….

 

De vrede Gods (innerlijke vrede) door J. Noë

“Zo zegt de Here, uw Verlos­ser, de Heilige Israëls: Ik ben de Here, uw God, die u leert, opdat het u wel ga; die u de weg doet betreden, dien gij moet gaan.

Och, dat gij naar mijn geboden zou luisteren; dan zou uw vrede zijn als een rivier en uw gerechtigheid als de golven der zee” Jesaja 48 vers 17 en 18 (Jes. 48:17-18).

Het onderwerp dat ik nu ga behandelen gaat niet over de aardse vrede, maar over de Goddelijke vrede, de inner­lijke vrede. In verband met de opbouw van dit artikel was ik genoodzaakt veel teksten aan te halen. Boven­staande woorden van God aan de Israëlieten, alsmede de onderstaande priesterlijke zegen uit Numeri 6 vers 22 tot en met 27 (Num. 06:22-27) : “De Here zegene u en behoede u; de Here doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de Here verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede”, zijn toch zeker wel het overdenken waard en dienen ook door ons wel terdege ter harte worden genomen.

Doordat dus Israël niet geluisterd had naar het Woord van God en ongehoorzaam was geworden, kon het niet tot die Goddelijke vrede ingaan.

In het Woord van God kunnen wij constateren dat het Goddelijk licht (leven), de Goddelijke rust, vrede en blijdschap nauw met elkaar verbonden zijn en het één het gevolg is van het ander. We zullen deze nu afzonder­lijk behandelen.

Licht (leven)

Oude Testament:

Psalm 27 vers 1 (Ps. 027:001): “De Here is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen?”

Psalm 36 vers 10 (Ps. 036:010): “Want bij u is de bron des levens, in uw licht zien wij het licht”.

Psalm 56 vers 14 (Ps. 056:014): “…zodat ik voor Gods aangezicht mag wandelen in het licht des levens”.

Nieuwe Testament:

Jezus zegt in Johannes 8 vers 13 (Joh. 08:13): “Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben”.

Dus als wij Jezus volgen, dus Zijn woorden bewaren, Hem in alles gehoorzamen en handelen zoals Hij gehan­deld heeft, dan zal het Goddelijk licht en leven in ons openbaar worden, zullen de machten der duis­ternis moeten wijken en zal de Goddelijke vrede ons hart doorstromen.

Paulus zegt in Romeinen 13 vers 12 (Rom. 13:12): “Laten wij dan de werken der duisternis af­leggen en aandoen de wape­nen des lichts”.

In Jacobus 1 vers 17 (Jak. 01:17) staat: “Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neder, van de Vader der lichten, bij wien geen verandering is of zweem van ommekeer”.

Rust

Jezus zegt in Matteüs 28 vers 28 tot en met 30 (Matt. 28:28-30): “Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoe­dig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht”.

Rust en vrede horen bij elkaar. Om tot de Goddelij­ke rust in te gaan, moeten wij aan de daarvoor gestel­de voorwaarden voldoen, namelijk Zijn juk op ons nemen, waardoor wij leren, hoe wij tot de rust van onze ziel (welke wordt beheerst door ons verstand, wil en gevoel) kunnen in­gaan. Daarom is het zo be­langrijk dat onze geest volkomen gemeenschap heeft met de Heilige Geest, zodat onze ziel onder de goddelijke leiding komt te staan. (Hierover heb ik reeds uitvoerig geschreven in “Levend Geloof” van maart en april 1981).

Vrede

In Johannes 14 vers 16 tot en met 31 (Joh. 14:16-31) spreekt Jezus over de liefde van de Vader; hoe onze liefde voor Hem be­hoort te zijn en wat het gevolg daarvan is. Verder over de Heilige Geest, de Trooster, en de Goddelijke vrede. Ik zal enkele teksten aanhalen.

Johannes 14 vers 23 en 24a (Joh. 14:23-24a): “Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefheb­ben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen”.

Johannes 14 vers 25 en 26 (Joh. 14:25-26): “Dit heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik nog bij u verblijf; maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen bren­gen al wat Ik u gezegd heb”. (Zie ook vers 16 en 17).

Vers 27: “Vrede laat ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd”.

De vervulling met de Heilige Geest is nodig

Uit het bovenstaande zien wij, dat wij vervuld moeten zijn van de Heilige Geest om het niveau te bereiken waar God ons hebben wil en eerst daardoor de Goddelijke vrede in ons komt.

Paulus zegt in Romeinen 8 vers 6 (Rom. 08:06): “Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede”.

In Romeinen 15 vers 13 (Rom. 15:13): “De

God nu der hope vervulle u met louter vreugde en vrede in uw geloof, om overvloe­dig te zijn in de hoop, door de kracht des heiligen Geestes”.

En in 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 en 14 (1 Thess. 05:23) zegt Paulus: “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Chris­tus blijken in alle dele onberispelijk bewaard te Zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen”:

Laten bovenstaande woorden ons bemoedigen en verster­ken. En laten ze tot ons hart en ziel doordringen, opdat wij geheel van die Goddelijke vrede en blijd­schap vervuld worden.

Vrede gaat gepaard met blijdschap

In aansluiting hierop zal ik nog enige teksten aan­halen, waar vrede met grote blijdschap gepaard gaat. In Galaten 5 vers 22 (Gal. 05:22) staat bijvoorbeeld dat beiden een vrucht van de Heilige Geest zijn.

In Romeinen 14 vers 27 (Rom. 14:27) zegt Paulus: “Want het Konink­rijk Gods bestaat uit rechtvaardigheid, vrede en blijdschap”.

En nu de slottekst, die zo­veel inhoudt en waar ik na­der op inga.

Filippenzen 4 vers 4 tot en met 7 (Filip. 04:04-07): “Verblijdt u in den Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: verblijdt u ! Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend. De Here is nabij. Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door ge­bed en smeking met dankzeg­ging bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus”.

In deze teksten wijst Paulus ons de weg, welke wij gaan moeten als wij, als kinderen Gods, in allerlei verdruk­kingen komen te verkeren en, broeders en zusters, daar ontkomen wij geen van allen aan. Denk maar eens aan Pau­lus wat die niet allemaal te verduren heeft gehad. De duivel gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden 1 Petrus 5 vers 8 (1 Petr. 05:08), of hij komt listig als een slang of als een engel des lichts. Wees dus voorzichtig. Petrus waarschuwt ons met de woor­den: “Wees nuchter en waak­zaam en weersta hem vast in het geloofd 1 Petrus 5 vers 9 (1 Petr. 05:09).

Hoe dichter bij de Heer, hoe feller de aanvallen van de duivel en zijn trawanten worden. Ze zullen proberen ons lichaam aan te tasten, tweedracht of twist te zaai­en in het gezin, in de fami­lie, in de gemeente, waar­door scheuringen kunnen ont­staan, wrijvingen veroorza­ken op je werk, tussen broe­ders en zusters, vrienden, enzovoort.

De gevolgen kunnen onder andere zijn: nervositeit, gespannenheid, depressies, prikkelbaarheid, boosheid, drift (met alle gevolgen van dien), moeheid, luste­loosheid, enzovoort, waardoor natuurlijk de Goddelijke vrede van je wijkt.

God doet alle dingen medewerken ten goede

Maar nu zegt God in Zijn Woord in Romeinen 8 vers 28 (Rom. 08:28) Dat Hij alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn. Dus ook hier de voorwaarde: Als we God met geheel ons hart liefhebben, dan is alles wat ons overkomt tot ons nut. Wij worden door de Heer gelouterd en getuch­tigd tot reiniging van onze ziel, opdat wij ware mede­arbeiders en getuigen van Jezus Christus zullen zijn, staande als een rots in de branding tegen alle aanval­len van de machten der duisternis. De gaven en de vrucht van de Heilige Geest gaan zich openbaren. De Heer is nabij. De kracht Gods openbaart zich eerst ten volle in onze zwakheid. Daarom kunnen wij ons dan ook verblijden in alle om­standigheden, zijn in geen ding bezorgd en laten al on­ze wensen door gebed en sme­king met dankzegging bekend worden bij God. Waarom met dankzegging van te voren? Omdat de zekerheid des geloofs in ons hart moet zijn dat God Zijn toezeggingen waar zal maken.

En dan komt de Goddelijke vrede in ons, die heerlijke rust, die alle verstand te boven gaat en ons hart en gedachten behoedt in Chris­tus Jezus. Halleluja!

Zijn wij bevrijd van gebondenheden?

Er zijn echter nog kinderen Gods bij wie nog ongerechtigheden aanwezig zijn, omdat zij nog gebonden zijn door een of andere macht of machten, waardoor vanzelfsprekend de vrede Gods wordt geblok­keerd. Behalve de werken van het vlees, die reeds hierboven genoemd zijn, kun­nen dat zijn bijvoorbeeld: jaloersheid, bitterheid, wrok, onwaarheid, wereldgezindheid, onreinheid, angst, occulte bindingen, enzo­voort. Door zelfonderzoek kun je ontdekken waar je aan gebonden bent. Ook in het onderbewustzijn kunnen er verborgen zonden zijn, die echter door de Heilige Geest tot openbaring kunnen worden gebracht. Het is mogelijk dat, als men gedoopt is met de Heilige Geest, men zich­zelf kan bevrijden. Een en ander hangt af in hoeverre men gebonden is. Lukt dat niet dan moet men de hulp in roepen van broeders en/of zusters die deze bedienings- gave hebben.

En nu tot slot nog het vol­gende. Het kan gebeuren dat men op een gegeven moment ergens een beslissing voor moet nemen, bijvoorbeeld in verband met een baan, met een huwelijk, bij moeilijk­heden in het gezin of waar ook, voor het werken voor de Heer in eigen land of in het buitenland, enzovoort. Ga dan daarvoor in gebed en vast desnoods. Als de Heer daarop je Zijn vrede in je hart geeft, kun je gerust doen wat je van plan bent. Dan zal de Heer het ook be­vestigen. Ik besluit nu dit artikel met de volgende woorden van Paulus: “Genade zij u en vrede van God de Vader en van de Heer Jezus Christus. Amen!

 

Wat is uw naam? Door Gert Jan Doornink

 

Nieuwe brochure

“Elk mens draagt een naam, want we moeten nu eenmaal weten om wie het gaat. Wie zit er achter die naam? We willen de identiteit van de mens weten en dan is een naam erg belangrijk”.

Zo begint de nieuwe brochu­re van broeder H. J. Schol- ten, die zo juist is ver­schenen onder de titel: “Wat is uw naam?”. Over de­ze identiteit gaat het in deze brochure, maar dan speciaal over de geestelijke identiteit die wij als kinderen Gods bezitten.

Talrijke facetten van dit belangrijke onderwerp komen in dit boekje aan de orde, bijvoorbeeld over de oor­sprong van de mens. Satan probeert deze te verduiste­ren: “De mens mag nergens vandaan komen”. Vandaar dat in onze tijd de evolutie­leer zo’n opgang maakt. Sa­tans doel is dat de mens een onbekende blijft, zon­der naam, zonder een enkele identiteit. “Vooral mag de mens niet geschapen zijn naar Gods beeld en gelijke­nis, want dat zou grote consequenties hebben. Zo is de mens op het laatst gaan geloven dat hij alleen maar geneigd is tot alle kwaad en onbekwaam tot enig goed”. Broeder Schol ten noemt dit terecht “een denkpatroon uit de koker van de duivel”.

De Bijbel laat ons echter duidelijk zien dat de mens geschapen is naar Gods beeld, ‘volmaakt en goed’. We moeten dus God leren ken­nen, dat wil zeggen door Jezus te aanvaarden en te volgen onze ware identiteit ontdekken. De schrijver citeert 1 Johannes 5 vers 20 (1 Joh. 05:20) (een tekst om langzaam en hardop meerdere keren te lezen en heel je hart er voor open te stellen): “Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen; en wij zijn in de Waarachti­ge, in Zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarach­tige God en het eeuwige le­ven” .

Ook gaat broeder Scholten in op de aangetaste identi­teit van het massachristendom: “Het beeld is niet bijzonder fraai. Christenen met een aangetaste identi­teit door leringen van men­sen, door leugens van boze en ‘vrome’ geesten, door huichelarij van allerlei leugensprekers. En vanwege hun  demonenblindheid hopeloos aan het strijden tegen de ‘zondigheid van het eigen vlees’. Door de ‘leer der vaderen’ van hun namen be­roofd” .

Daartegenover komt de iden­titeit van het ware Godsvolk meer en meer tot openbaring: “Als hun gevraagd wordt: wat is uw naam?, dan is het antwoord: ik ben een kind van God. Met grote zekerheid komt het er uit. En op grond van Gods Woord weten wij dat God in zulke mensen een wel­behagen heeft. En nu groei­en ze toe naar het volmaakte beeld. Ze houden vast aan het woord van hun God, die gezegd heeft: Laat ons men­sen maken naar ons beeld en onze gelijkenis. Ze geloven heel bewust in de woorden van Jezus: “Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader” Matteüs 5 vers 48 (Matt. 05:48)”.

Met nadruk wijst broeder Scholten ook op de noodzaak om geestelijk te groeien, want alleen volwassen chris­tenen hebben door het ge­bruik hun zinnen geoefend in het onderscheiden van goed en kwaad. “De geeste­lijk volwassen mens weet waar hij vandaan komt en waar hij naar toe gaat. Hij heeft een doel en laat zich onder geen beding daar van afbrengen. Hij weet een ‘vakkundig’ gebruik te ma­ken van zijn geestelijke zintuigen en weet en be­proeft onmiddellijk wat uit het Koninkrijk Gods afkoms­tig is of uit het rijk der duisternis”.

“God wil geestelijke mensen van ons maken die eenmaal met Hem op de troon zullen heersen. Dat zullen mensen zijn met een naam, omdat God een naam heeft. Hij is degene die naam en identi­teit van Zijn volk her­stelt” .

Graag zouden we nog meer willen publiceren uit deze bijzonder leerzame en ge­loofsopbouwende brochure, maar we zijn er van over­tuigd dat uw belangstelling voldoende is gewekt om deze zelf te gaan lezen.

 

 

 

De volledige mens door redactie

In tegenstelling met wat wij in ons vorig nummer schreven, volgt er nog één aflevering in de serie “De volledige mens” van Nico Goverts. Daarna wor­den de vijf artikelen tot een brochure gebundeld en door ons uitgegeven.

 

De kennis van goed en kwaad door Jan W. Companjen

A – “De mannen van de stad zeiden tot Elisa: Zie toch, de ligging van de stad is goed, zoals mijn heer ziet; maar het water is slecht, en de landstreek veroorzaakt misgeboorte. Toen zeide hij (Elisa): Haalt mij een nieuwe schotel en doet er zout in. Zij haalden hem er een. Daarop ging hij naar de waterwel, wierp het zout daarin en zeide: Zo zegt de Here: Ik maak dit water gezond; daaruit zal geen dood of misgeboorte meer voortkomen. En het wa­ter werd gezond, tot op de­ze dag, volgens het woord, dat Elisa gesproken had”.

B – “Vandaar ging hij naar Bethel. En toen hij de weg opklom, kwamen er kleine knapen uit de stad, die de spot met hem dreven en hem toeriepen: Kom op, kaalkop!

Kom op, kaalkop! Toen wend­de hij zich om, zag hen en vervloekte hen in de naam des Heren. Toen kwamen er twee berinnen uit het woud en verscheurden twee en veertig van die kinderen. En hij ging vandaar naar de berg Karmel, en vandaar keerde hij terug naar Samaria” 2 Koningen 2 vers 19 tot en met 25 (2 Kon. 02:19-25).

Waarom een gezonde leer nodig is

In ons vorige artikel ston­den wij min of meer uitvoe­rig stil bij het scheppingsverhaal. Dat God de mens schiep naar Zijn beeld en naar Zijn gelijkenis. De mens diende zich te ont­plooien tot een Geestelijk wezen, kennende goed en kwaad. Bij de verzoeking speelde die kennis tussen goed en kwaad, ook een grote rol. De slang zei: als gij daarvan eet, zullen uw, ogen geopend worden en gij zult als God zijn, kennende goed en kwaad.

In principe had satan ge­lijk. Er was echter een groot probleem, de mens was er nog niet rijp voor. Zij grepen vooruit, omdat het hun aan geestelijke wapen­rusting, dat wil zeggen aan Geestelijke ontwikkeling ontbrak. Zij kwamen na hun daad dan ook tot de ontdek­king dat zij naakt, zonder bescherming, waren. Zij ervaarden hun geestelijke naaktheid in de natuurlijke wereld en als eerste gevolg daarvan verborgen zij zich voor hun Schepper.

God is goed, Hij wil een volkomen schepping, waarvan Hij ook nu kan zeggen dat het alles goed, ja zeer goed is. Dat doel laat Hij niet varen. Een gezonde leer is daarom hard nodig, juist nu, nu de tijd dringt. Een ge­zonde leer, is die leer, die de mens herstelt en leert onderkennen wat goed en kwaad is. Alles wat de mens ontkleedt, naakt maakt, tot zondaar maakt, is onjuist. De boodschap van Jezus is en blijft: herstel, vrede, vreugde en blijdschap door de Heilige Geest. Ja, door de Heilige Geest, dat is de Geest die wij hebben en die in het .Oude Testament ont­brak. Gods Geest in ons, is de macht die ons zal leiden tot de volle waarheid en de volle volwassenheid. Daarom was het goed dat Jezus van ons weg ging en ons de weg opende tot het ontvan­gen van de Geest der waarheid.

Geestelijke en natuurlijke Christenen

Toch is het nog een vaak voorkomend feit dat je Geestelijke en natuurlijke christenen hebt. De laatst­genoemden zijn ‘ergens’ blijven steken of, (dat is ook mogelijk) nog op weg naar het doel dat met Christus’ komst bedoeld is: vervuld worden met alle volheid Gods. Test u zelf eens, hoe het met u gesteld is.

Geestelijke christenen zeg­gen: Wij kunnen veranderen, alles is mogelijk, want Jezus is Heer. Natuurlijke christenen zeggen: Zo is het, het is nu eenmaal zo en dat wil zeggen: “de natuur is heer”. Vanuit het natuur­lijke denken is het normaal dat men het onvolkomene accepteert. Dat laatste heeft echter zeer grote consequenties, speciaal wat be­treft de kennis van goed en kwaad. Zie om je heen hoe in kerk en wereld, zwart wit en wit-zwart wordt ver­klaard. Het is, zegt men, nu eenmaal zo, de één zus en de ander zo en je hebt elkaar maar in liefde te accepteren zoals je bent. Wij hebben echter veel meer, na­melijk liefde door de Heili­ge Geest, dat is een gezonde liefde. Een liefde die ge­zond maakt en herstelt.

Daarom zijn wij tot helpen in staat.

Inzicht krijgen in wat goed en kwaad is

Wil alles goed functioneren dan zal het voor de eind­overwinning echter noodzake­lijk zijn dat wij goed zicht krijgen op datgene wat goed en kwaad is.

Bij Elisa ging het ook wel eens fout. Hij was een groot profeet uit het oude verbond maar wij hebben in het nieu­we verbond meer. In Matteüs 11 vers 11 (Matt. 11:11) zegt Jezus daarvan, dat Johannes de Doper de groot­ste was van hen die uit vrouwen geboren zijn. Door hem sprak God tot Zijn volk. Maar de kleinste in het Ko­ninkrijk der hemelen (wat wij nu hebben) is groter dan hij.

Vanaf Jezus breekt het Ko­ninkrijk Gods zich baan. De profeten uit het oude ver­bond hebben daarvan gepro­feteerd. Wij mogen groeien, door steeds meer inzicht, naar de Geestelijke mens. Die groei is bestemd voor een ieder, voor klein en groot, voor arm en rijk, voor sterken en zwakken en …een ieder naar zijn ver­mogen. Zo leven wij in een goede landstreek en in een goed gelegen stad, het he­melse Jeruzalem. Zo kunnen wij een parallel trekken tussen het eerste deel van het aan het begin van dit artikel staande tekstge­deelte en ons. Ook bij ons is het water nog niet al­tijd gezond en komt er geestelijke misgeboorte voor.

Dat ongezonde stuk leven dat op die wijze bij ons nog voorkomt is in hoofd­zaak terug te brengen naar het gebrek aan kennis tus­sen goed en kwaad. Gods volk gaat verloren door ge­brek aan kennis. Niet door zonden of andere tekortko­mingen maar door gebrek aan kennis tussen goed en kwaad. Het is nodig om meer kennis van God te ont­vangen, dat kan echter niet anders dan door middel van de Heilige Geest. De Heili­ge Geest is onze leraar. Jezus werd door diezelfde Geest geleid. Het volk aan­vaardde Hem niet omdat Hij Zijn kennis niet op school geleerd had. Hij werd ech­ter door God zelf onderwe­zen en was aldus een zoutend zout. In die onder­wijzing door God zelf, zit het grote geheim van de gezond wording. Gods Geest werkt boven het menselijk denken.

Het gaat om het herstel van de gemeente

Daarom moeten wij terug naar onze éne en waarachtige Leidsman, de Geest Gods, die ons geschonken is tot red­ding der wereld. Dan zullen ook wij een waarlijk zoutend zout zijn. Wij roepen niet om een Elia of een Elisa of om één of andere grote fi­guur, maar om het herstel van de gemeente, het hemelse Jeruzalem, een veelheid van mensen uit allerlei rang en stand. Het gaat er daarbij alleen maar om of wij het evangelie van Jezus Christus willen aanvaarden in alle aspecten. Jezus leeft en wij met Hem.

Elisa vroeg en kreeg een nieuwe schotel met zout. Het is alles nieuw en rein. Het is zeker dat er niets anders toegevoegd hoeft te worden aan de bron van water dan dat zout om alles levend en gezond te maken. Indien wij vervuld zijn met Gods Geest kunnen stromen van levend water uit ons binnenste vloeien. Naast die stromen van levend water vraagt de Heer echter van ons dat wij 22 een zoetend zout zijn. Die twee aspecten samen (water en Geest) zullen er voor zorgen dat alles gezond wordt en dat er geen misge­boorte meer zal plaats vin­den. Misgeboorten zijn er onder andere nu nog veel te veel te vinden in het ont­breken van of zoeken naar Geestelijke volmaaktheid. Men kan en/of wil niet uit­groeien tot Geestelijke volwassenheid. Men ziet in Christus de volmaakte mens niet uitgebeeld (spiegel Gods), maar in de zalig le­vende of reeds gestorven zijnde vader, moeder, oom of tante of de één of ande­re dominee of prediker.

Jezus zegt: Ik ben de weg. Door Hem te volgen en Hem als Leidsman te aanvaarden wordt je met Hem een le­vendmakende Geest. Dan zal het hemelse Jeruzalem spoe­dig uit de hemel nederdalen en zichtbaar worden, zodat er geen misgeboorte meer zal zijn. Zo, broeders en zusters, wil ik u ook in de Naam des Heren verkondigen dat de stroom van levend water gezond zal zijn en dat er geen dood of misge­boorte meer zal voorkomen in ons midden, want de stad en het land waarin wij wo­nen is goed, ja zeer goed.

Bij al dit goede is het echter ook noodzakelijk dat wij al gaande leren onderkennen wat goed en kwaad is. Daarvoor willen wij punt B. van ons tekstge­deelte tot voorbeeld nemen. Wij zijn, net als de Samaritaanse vrouw bij de put, uitgenodigd tot het schen­ken van levend water. Jezus zegt in Johannes 4 vers 7b (Joh. 04:07b): “Geef Mij te drinken”, dat wil zeggen dat wij geroepen zijn het leven te geven en niet de dood.

God is goed. Hij is de Ver­tegenwoordiger van al het leven en van alle herstel. Jezus Christus is ons dat komen openbaren. Hij liet ons de Vader kennen zoals Hij werkelijk is. Daarom zei Jezus ook op Golgotha, toen zij Hem aan het kruis nagelden: “Vader reken hun deze zonde niet toe”. Ook Stéfanus, de eerste marte­laar, riep bij zijn steni­ging: “Here, reken hun deze zonde niet toe”. Beiden, zowel Jezus Christus als Stéfanus, werden hierbij geheel en al door één Geest geïnspireerd. Zij wa­ren één zoals de Vader één is, kennende en onderkennen­de wat goed en kwaad is, dat wil ook zeggen uit welke bron het kwade voortkomt.

Bij Elisa was dat geheel anders. Hij onderkende niet dat de kinderen die schel­dend achter hem aankwamen door de duivel geïnspireerd werden. Hij hoorde de kin­deren al roepende achter hem aankomen (‘schelden doet geen zeer!’), keerde zich om, zag de kinderen en vervloekte ze. Zelfs de Naam van de Here werd er bij genoemd. Ik kan u ech­ter verzekeren, broeders en zusters, dat Elisa hier nog meer de fout inging dan de kinderen die hij vervloek­te. Hij zei niet: reken hun deze zonde niet toe, maar vervloekte ze, met het ge­volg dat ze door twee wilde dieren verscheurd werden.

 

Kort geleden hoorde ik in verband hiermee nog door een prediker de opmerking dat God niet met zich liet spotten. Hier liet Elia niet met zich spotten en hij reageerde door het oor te lenen aan een duivelse inspiratie die twee en veertig kinderen het leven kostte. De schrik voor Elisa, als man Gods, kwam er dus wel goed in, maar het was zeer zeker niet Gods wil.

In Christus heeft ons God de Vader de dienende liefde geleerd. De liefde drijft alle angst uit en wijst ons de weg naar het ware goede en volkomene. Leer de men­sen, uzelf en uw medemens, dat God goed is en de dui­vel slecht. Wordt bevrijd uit die doodsbanden en laat u niet langer inspireren door góden die de doods- macht vertegenwoordigen. Angst en haat, oorlog en vrede aan de ene kant; maar vrede, vrijheid en blijd­schap aan de andere kant hebben hiermee te maken. Onderken dat de Here goed is en ga Zijn weg, dan zal ook Zijn leven op dit ter­rein in u tot openbaring komen. Geprezen zij Zijn Naam!

 

Onderscheiding (gedicht) Piet Snaphaan

Gods Woord is zeker en gewis

In Hem is niets geen duisternis

Want God is enkel positief

En enkel licht, Hij heeft ons lief

Toch zijn er nog gedachten vaak

Uit ’t oud verbond, van toorn en wraak

Alsof God zich zou willen wreken

En toornend tot de mens zou spreken

Het zijn verouderde gedachten

Van verre, verre voorgeslachten

Zij hadden weinig of geen zicht

Alleen door Jezus kwam het licht

God kent geen toorn, en Hij is ook geen wreker

Want Hij is immers liefde, dat is zeker

Wat toorn is, dat is duisternis

Dat spreekt vanzelf, dat is gewis

Een geest die toornt of wreekt of liegt

Is nooit uit God, die geest bedriegt

Wat wel uit God is, dat is goed

Hij schenkt ons mild en overvloed

Hij gaf Zijn Zoon op Golgotha

Dat spreekt van liefde en gena

o, mens die zich in God verblijdt

Dank Heer voor zoveel onderscheid

God leert ons zo, door Zijn gedachten

Te onderscheiden van de machten.

 

De volledige mens -4- door Nico Goverts

De plaats van het lichaam

Wat gebeurt er met het lichaam? Allereerst kunnen we vast­stellen: het lichaam behoort tot de schepping Gods en is als zodanig inbegrepen in de herstelgedachten van de Schepper. Doel is dat het lichaam komt onder de wetten van de geest. Vaak heeft het lichaam te lijden onder de wanorde die heerst in de geest en in de ziel. Als daar de machten opereren, wordt het lichaam uitgebuit; het leeft onder een schrikbewind. Het wordt overheerst als een geteisterd gebied. Net als een kind dat in elkaar krimpt wanneer zijn ouders ruzie hebben, zo krimpt het lichaam ineen wanneer dreiging en geweld beuken op de ziel.

De oorsprong van de zonde is satan

Vroeger dacht men vaak dat het lichaam de bron was van het kwaad; men meende dat zonde een biologische aangelegenheid was. Daarmee stond ook in verband de gedachte van de erfzonde, die langs biologische weg zou worden over­gedragen, volgens sommigen zelfs via het bloed van de ouders, of liever van de vader. Zonde is echter een geestelijke zaak, zonde is een macht; dat kunnen we zonder meer al heel duidelijk opmaken uit het feit dat alle zonde haar oorsprong vindt in de satan en deze heeft niet eens een lichaam, hij is een geest. Alleen vanuit dit gezichts­punt al is het glashelder dat zonde tot de geestelijke wereld behoort en niet tot de lichamelijke.

Wanneer men de zonde tot een biologisch gegeven maakt, verduistert men de ware oorsprong van het kwaad en de eigenlijke veroorzaker blijft buiten schot. Het is wel duidelijk wie belang heeft bij een dergelijke misleiding.

Dan wordt een geestelijke strijd bij voorbaat onmogelijk. Immers, hoe kan men ooit iets geestelijk aanpakken wat er, naar men meent, op een lichamelijke wijze is ingekomen? Men is nu eenmaal, van de geboorte af aan, misvormd door duizend zonden? Wie gelooft dat zonde met het lichaam gegeven is, kan niets beginnen met vernieuwing van denken. Erfzonde en vernieuwing van denken sluiten elkaar in feite uit. Want wat baat vernieuwing van de geest als de zonde onlosmakelijk verbonden is met het lichaam? Dan baat niet alleen die vernieuwing niet; zij is zelfs onmogelijk, want in de geest blijft dan altijd de gedachte zitten dat men toch zondaar is tot de dood. Men is immers met zijn fysieke bestaan volledig met de zonde verweven.

Heeft de gelovige twee naturen?

Wanneer de zonde behoort tot het lichaam, dan volgt daaruit dat men pas verlost wordt als dit aardse lichaam sterft. De ene gedachte hangt met de andere samen: de zonde komt erin reeds voor de geboorte en de zonde verdwijnt pas met de dood. Wat blijven er bij deze voorstelling van zaken nog voor mogelijkheden over voor de geest van de mens? De mens zou de neiging krijgen zijn lichaam te gaan haten omdat dit de bron van alle ellende zou zijn, waar men zijn leven lang mee opgescheept zit. Wat voor gedachten krijgt men dan over zichzelf? Of men berust er maar in dat men nu eenmaal levenslang zondaar blijft, of men kweekt een soort gespleten denken aan, waarbij de geest met bitterheid en afschuw naar het lichaam ziet en erop neer kijkt; het is immers een blok aan het been?

De geest krijgt het idee: zolang ik in het lichaam ben, blijft het tobben. Het enige wat de geest misschien probeert, is: het lichaam onderdrukken, als een boosdoener die voortdurend in bedwang moet worden gehouden. Resultaat: geest en lichaam leven beide in een eindeloze kramp, en ze bevinden zich constant op voet van oorlog met elkaar. Men troost zich dan maar met de gedachte dat dit alles onvermijdelijk is: we hebben hier nu eenmaal te maken met de strijd tussen de oude en de nieuwe mens of, anders gezegd: de twee naturen van de gelovige.

Paulus dacht daar kennelijk anders over. Hij schreef: “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te blijven” 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 (1 Thess. 05:23). De apostel geloofde niet in een gespletenheid, hij geloofde in de eenheid van de mens.

De geest is niet geroepen om het lichaam te onderdrukken, maar om over het lichaam een heilzaam bewind uit te oefenen.

Zonde hoort niet bij het wezen van de mens

Een mens kan wel zondigen met zijn lichaam, maar dan is het de innerlijke mens die zondigt. Het lichaam is dan alleen het instrument waar de geest zich van bedient. Het lichaam leeft dan onder de tirannie. Dan moeten we niet zeggen: dat lichaam deugt niet, dat is verdorven. We moeten de oorzaak onderkennen. Wie inspireert je geest? Wie zit daarachter, die je voortdurend influistert: dat is nu eenmaal je aard?

Zonde doet het lichaam geweld aan. Trouwens, de hele mens wordt ontregeld door de zonde. Daaruit blijkt al duidelijk: zij hoort niet bij het wezen van de mens; zij is een vreemd element.

Wanneer de geest en de ziel tot herstel komen, is dit een verademing voor het lichaam. Eindelijk kan het lichaam zich gaan ontplooien in een sfeer van vrede en harmonie.

Soms heeft een lichaam tijd nodig om te wennen aan het nieuwe bewind. Er is een relatie tussen het herstel van de ziel en het vernieuwd worden van het lichaam. Op alle terreinen probeert de boze de mens af te houden van het mooie dat God voor hem bedoeld heeft. Wanneer de ziel gespannen en verkrampt blijft, ook na de bekering, komt ook het lichaam niet tot rust. Wanneer de ziel geteisterd wordt door aanhoudende felle stormen, draagt ook het lichaam mede dit leed. Vaak behoort het lichaam ook tot de zuchtende schepping.

De heerschappij van de Geest bewerkt bewerkt herstel

Maar Gods gedachte is: herstel. Zo stelt Paulus het ook voor in Romeinen 8 vers 11 (Rom. 08:11): “En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doen heeft opgewekt, „in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen legend maken door zijn Geest, die in u woont”. Hier zien we dus: door de Geest wordt ook het sterfelijk lichaam levend gemaakt. Er is een herstel van binnen uit. Een restauratie door de macht van de Geest. Dat herstel dat in de inwendige mens begint, in de geest en in de ziel, werkt door tot in het lichaam toe.

De sleutel is: het onderkennen dat de Geest machtig is. Het is immers de Geest des levens. Waar de Geest komt en heer­schappij krijgt, daar brengt Hij heil, Hij brengt genezende gedachten, Hij brengt genezend leven in de mens.

Vaak onderschatten wij de macht van de Geest. Of we hebben een verkeerd idee van de wijze waarop de Geest zijn macht uitoefent. De Geest heeft macht op basis van zijn karakter. Zijn karakter is: licht, leven, gerechtigheid. Daarom is het zo belangrijk te ontdekken wat voor Geest we ontvangen hebben. Anders leven we in onkunde en worden we beroofd van onze mogelijkheden.

De bekwaamheid van de Geest is regeren

De Geest heeft de bekwaamheid om te regeren. Hoe? Door zijn innerlijke waarde, door zijn innerlijke kracht. Zoals de psalmist het zegt: “Die door zijn sterkte voor eeuwig heerst” Psalm 66 vers 7 (Ps. 066:007). Hij heerst niet door geweld, niet door tirannie en pressie, maar door sterkte, dat is geestelijke kracht. Het is zijn wezen dat wint. De duivel verliest, omdat zijn wezen geen waarde heeft. De Geest van God wint, omdat zijn wezen waardevol is. Wat waarde heeft, houdt stand. De Geest bezit waarden die eenvoudig niet kunnen vergaan. In alles wat de duivel werkt, zit de afbraak, de ontbinding. Het rijk der duisternis zal ten onder gaan door gebrek aan wezen, gebrek aan identiteit. De duivel kan nooit zeggen: Ik ben.

De Geest kan het uitspreken: Ik ben. Dat is zijn sterkte in de geestelijke wereld. De Geest heerst krachtens karakter. In zijn karakter is geen ontbinding. In zijn karakter is geen verderf. In zijn karakter is puur, onvermengd leven. Dat leven valt niet uit elkaar. Dat leven is onvernietig­baar.

Wat voor de gemeente in de eindtijd van fundamenteel belang  is, dat is: het heersen van de Geest. We kunnen ook zeggen: het heersen van de geest. Want daar gaat het immers juist om: dat Gods Geest en onze geest samengaan. Samen zullen ze getuigen, samen zullen ze overwinnen.

In de eindtijd gaat de geestelijke mens heersen

Dat is de sleutel voor de laatste tijden: de geest zal heersen, de geestelijke mens zal heersen.

Daar verlangt God naar. Daarom formeerde Hij in de mens een geest, opdat hij zou heersen. God ziet in zijn gedachten voor zich die nieuwe mens, die mens wiens geest de teugels in handen neemt. Eeuwenlang is de schepping teugelloos geweest. Totdat hij komt die er recht op heeft. Bij God is er altijd een totdat.

Er zal gezag uitgaan van de geest. Van Sion zal de wet uitgaan. Sion is het volk dat gegrond is in de Geest van God. Daar gaat de wet van uit. Welke wet? De wet van geboden en inzettingen? Neen, want God doet in zijn plan nooit een stap terug. God gaat niet terug naar de wet van het oude verbond, de wet van de Sinaï. Hier kan derhalve alleen bedoeld zijn de wet van het nieuwe verbond. Hier is sprake van de wet des Geestes. Dit is de wet waar Jakobus over spreekt: de volmaakte wet, die der vrijheid. Dit is de wet van herstel. De wet van het koninkrijk Gods. Deze wet gaat van Sion uit. Sion wordt de wetgevende macht. Heilzame wetten gaan uit, ook over het lichaam.

God wil ons leren, hoe de Geest zal heersen. God strekt van Sion zijn machtige scepter uit. De tijd van de heer­schappij van de geest is aangebroken. De geest zal gedachten Gods nemen en zo zal de geest zijn scepter uit­strekken, ook over het lichaam.

De mens zal delen in de troon. Deelgenoot van de troon, dat is zijn roeping. En naarmate de geest van de mens deelt in de troon, deel krijgt aan de troon in de hemel, naar die mate zal ook het lichaam er wel bij varen. De kracht van de troon Gods gaat dan doorwerken in elke vezel van ons bestaan.

Zo lezen we het immers ook op de laatste bladzijde van de bijbel: “En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, ontspringende uit de troon van God en van het Lam” Openbaring 22 vers 1 (Openb. 22:01). Vanuit de troon gaat het stromen.

Vanuit de troon komt het leven. Vanuit de troon wordt alles helder. Helder als kristal. Alle heerlijkheid, alle glans, alle nieuwheid ontspringt uit de troon.

In de geest vestigt God zijn wetgevende macht. Wanneer de geest helder wordt, zal de hele mens tot helderheid komen.

De Geest moet regeren over het lichaam

Dat is Gods doel voor ons: de geest zal regeren over het lichaam. We zien dit zo schitterend tot uiting komen in Jezus. Als Hij verzocht wordt in de woestijn, dan klinkt de stem tot Hem: Zeg tot deze stenen dat ze broden worden. Daar speelt het probleem van de honger. En de verzoeker haakt daarop in.

Maar nu komt de reactie van Jezus. En let erop dat Jezus hier staat als een mens tegenover de vorst der duisternis. Wat zal Hij doen? Eeuwenlang hebben mensen gefaald, zijn mensen bezweken voor de stem die tot hen kwam. Wat zal deze mens doen?

Toen de satan sprak tot Adam en Eva: eet, toen aten ze. Maar toen de boze tot Jezus zei: eet, toen at Hij niet. Niet alleen van brood zal de mens leven. Waar dan wel van? Van alle woord dat uit de mond Gods uitgaat. Dit is het program voor de mens, voor de ware mens, de mens Gods. Deze mens is niet meer een slaaf, niet meer een willoze pion op het schaakbord van de machten, niet meer een marionet in de vingers van het noodlot. Jezus was de eerste mens die heerste over de duivel.

Dit deed Jezus als een teken. Dit was een teken van een nieuwe tijd. Hier toonde Jezus: zo leeft de mens Gods. Dit beeldde Hij uit. En wat zien we? Bij Jezus heerste de geest over het lichaam. Hij had het niet nodig van stenen broden te maken. Hij liet zich niet overheersen door de pressie van de boze. Hij kon wachten. Bij Hem was de geest op de troon en zijn geest werd gevoed vanuit de gedachten van de Vader. En daarom kon zijn lichaam het volhouden. Zijn lichaam bezweek niet in de woestijn, zijn lichaam bezweek niet voor de verzoeking, omdat zijn geest vast stond. Zijn geest was onwankelbaar en daarom bleef zijn lichaam overeind. Zo werd Jezus de eerste van een nieuwe mensheid.

(Slot volgt – zie ook bladzijde 18, onderaan)