Levend geloof 1982.06 nr. 227

Kennen wij de stem van God? Door Gert Jan Doornink

Een belangrijk instrument

Onze stem is één van de belangrijkste instrumenten die wij als mens bezitten om met elkaar te kunnen omgaan. Door het gebruik van onze stem brengen we onze gedachten tot uiting, zodat de medemens ons begrijpen kan. We zouden kunnen zeggen: het maakt de wereld leefbaar, want het leven in deze wereld zou ondenkbaar zijn als we niet met elkaar konden spreken.

Dit spreken hangt ten nauwste samen met het ho­ren. Iemand die doofstom is, is zwaar gehandi­capt. Doordat hij niet kan horen, kan hij zijn eigen stem niet controleren. Gelukkig doet de moderne medische wetenschap er alles aan om de doofstommen te helpen, zodat ook zij op normale wijze in de maatschappij kunnen functioneren.

Het gebruik van onze stem is dus ondenkbaar zonder het gebruik van ons gehoor. En als we dit nu ‘geestelijk gaan vertalen’ zouden we kunnen zeggen: Wie geestelijk doof is, kan de woorden Gods niet spreken. De natuurlijke mens verstaat niet de dingen des Geestes. Paulus zegt in 1 Korinthiërs 2 vers 14 (1 Kor. 02:14): “Een ongeeste­lijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is”.

Alle mensen die niet wedergeboren zijn, leven in satans macht en dat is uiteraard ook merkbaar wat hun spreken en horen betreft. In deze eind­tijd, nu de scheiding der geesten in volle gang is, bemerken we dit ook aan het taalgebruik van de mens. Bij hen die Christus niet kennen neemt de taalverruwing hand over hand toe en het “wie vuil is, hij worde nog vuiler” uit Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11), wordt ook in dit opzicht hoe langer hoe meer werkelijkheid.

Alleen wanneer we andere mensen zijn geworden, doordat we Christus hebben aanvaard, kunnen we Gods stem verstaan en spreken we Zijn woorden. Dan zingen we: “Hij gaf een nieuw lied mij in de mond”. Ons leven is totaal vernieuwd en dit komt ook tot uitdrukking in de woorden die wij spreken. Dan zijn we ook bruikbare instrumenten in Gods hand geworden.

Satan haat iedere communicatie met God

Maar is het werkelijk reeds zo in uw en mijn leven dat ons spreken, geestelijk gesproken, feilloos is? Struikelen we nooit eens meer met onze tong….? Mijn antwoord is: het behoort wel zo te zijn, maar in de praktijk blijkt dat er nog wel het één en ander – en soms zelfs heel veel – aan ontbreekt. Hoe komt dat? Wij willen een aantal oorzaken onder ogen zien, zo­dat de begaafdheid om Gods stem te kunnen ver­staan ontwikkeld wordt en niet langer belemmerd wordt. Ook in dit opzicht zullen we ons moeten richten op het volkomene.

We zullen er in de eerste plaats rekening mee moeten houden dat satan iedere communicatie die wij met God hebben, haat. Hij probeert ons af te remmen en te verhinderen dat we tijd nemen voor gebed en Bijbellezen. Of Hij zegt: Het wer­kelijk verstaan van Gods stem is een onmogelijke zaak, de Bijbel is een moeilijk boek en God is een mysterie en kun je toch niet zien. Wat dit laatste betreft: Gods Woord zelf ontmaskert deze leugen. Er staat in Johannes 1 vers 18 (Joh. 01:18) weliswaar dat niemand ooit God heeft gezien, maar dan staat er geen punt maar een komma! Wat staat er namelijk nog meer? “De enig geboren zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen”. God heeft zich geopenbaard in Zijn Zoon. Jezus openbaarde de wil en de bedoeling van God. 1 Johannes 3 vers 8 (1 Joh. 03:08) zegt: “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou”.

De mens is geschapen naar het beeld van God en hoort dus van oorsprong bij God. Paulus zegt: “Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij”. Handelingen 1 vers 28 (Hand. 01:28). Wij zijn van Gods geslacht.

Nu weten wij dat satan er in geslaagd is schei­ding teweeg te brengen tussen de mens en God, maar deze scheiding werd teniet gedaan doordat God Zijn Zoon naar deze wereld zond. Door te ge­loven in het volbrachte werk van Jezus kan de mens weer gemeenschap hebben met God. Gemeen­schap die er oorspronkelijk ook was.

Deze gemeenschap met God is geen goedkope zaak. Jezus betaalde er een dure prijs voor. En als wij, omdat wij kinderen Gods zijn, weten dat wij geroepen zijn om in Zijn gemeenschap te leven, zullen wij er ook alles aan doen om die gemeen­schap zo volkomen mogelijk te maken. Een ander woord voor gemeenschap is verbinding. Door ge­loof in Christus weten wij dat de verbinding is hersteld, maar zorgen wij er voor door een dagelijks geloofsleven te openbaren dat deze verbin­ding goed is en steeds hechter wordt? Zoals in een goed gezin een hechte gemeenschap is, be­hoort dit ook in het gezin van God te zijn. Al­leen door te leven in volkomen gemeenschap met Jezus Christus leren we Zijn stem verstaan en doen we die dingen die Hij van ons vraagt.

De grote God en de kleine mens.

Een ander wapen dat satan hanteert om het de mens te bemoeilijken dat hij Gods stem kan ver­staan is de gedachte dat God op grote afstand zou zijn, ver boven ons verheven. Eén van zijn meest geliefde théma’s is: ‘de grote God en de kleine mens’. Maar deze leugen wordt reeds door David in het oude verbond, toen nog veel van Gods heerlijkheid verborgen was, ontmaskerd. David beantwoordt de vraag die hijzelf stelt: “Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat gij naar hem omziet” met: “Toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt, en hem met heerlijkheid en luister gekroond” Psalm 8 vers 5 en 6 (Ps. 008:005-006) .

God wil zich één maken met ons. Zijn Zoon heeft zich ‘geïdentificeerd’ met ons. Hij is niet op afstand gebleven, maar naast ons komen staan, ja in ons komen wonen. In Christus woont al de vol­heid der godheid lichamelijk, en wij hebben de volheid verkregen in Hem Kolossenzen 2 vers 9 (Kol. 02:09).

Als deze zekerheid ons leven gaat beheersen, worden we ook wat voorzichtiger met het gebruik van allerlei Bijbelteksten die de afstand tus­sen ons en God suggereren. Bijvoorbeeld Jesaja 55 vers 8 en 9 (Jes. 55:08-09) waar staat: “Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen, luidt het woord des Heren. Want zo­als de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten”. Zie je wel, zeggen velen dat Gods gedachten en wegen altijd anders zijn dan de onze. Men vergeet dan echter dat het hier gaat om een oproep aan mensen die niet in Zijn gemeenschap leven. Jesaja 55 vers 7 (Jes. 55:07) zegt: “De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot de Here”. Iemand die leeft buiten de gemeenschap met God, kan nooit Gods gedachten leren kennen. Maar kinderen Gods, die de weg van geloof en ge­hoorzaamheid bewandelen, zullen meer en meer ‘ingroeien’ in Gods gedachten en wegen. En dat is Gods wil, zeker voor de eindtijdgemeente.

Geestelijke groei is belangrijk

Wat satan ook altijd zal proberen is te beletten dat we geestelijk groeien. En wie niet geeste­lijk groeit blijft een onvolwassene in het ge­loof en is machteloos in het Koninkrijk Gods. Hij blijft aan de kant staan en kan Gods stem niet verstaan. Daardoor is hij onvruchtbaar in dienst van God.

De afremming van de geestelijke groei wordt vaak veroorzaakt doordat men weigert gebondenheden af te leggen of zich te laten bevrijden. Dat kunnen zowel ‘natuurlijke’ als ‘geestelijke’ gebonden­heden zijn. Iemand die gebonden is door allerlei werken der duisternis zal deze af moeten leggen, maar ook iemand die vasthoudt aan allerlei aardsgerichte leringen. Het één is vaak verweven met het ander.

Groei staat ook ten nauwste verbonden met voe­ding. Dat geldt in natuurlijk maar ook in gees­telijk opzicht. In dit verband is het erg be­langrijk er goed van doordrongen te zijn dat de boodschap van het Koninkrijk Gods de enige boodschap is die in overeenstemming is met Gods wil. Ook Jezus en de apostelen brachten deze boodschap. Waarom zouden wij een andere weg inslaan? Waarom een ‘halfvol’ in plaats van een ‘vol’ evangelie? Waarom water in de wijn ge­daan, met het gevolg dat wij een krachteloos evangelie overhouden?

We moeten er alles aan doen om geestelijk te groeien. En dat is alleen mogelijk door de geestelijke weg te gaan, in gehoorzaamheid en volharding. Niet zien op de omstandigheden. Geen verwachting hebben van vlees en bloed. Die kunnen het Koninkrijk Gods trouwens niet beër­ven. Maar: zien op Jezus, Hem vertrouwen. Luis­teren naar Zijn stem, die naarmate onze gemeen­schap met Hem volkomen wordt, wij ook duidelij­ker verstaan. Wij mogen groeien in kennis en inzicht en zullen ook daardoor meer en meer Gods stem leren verstaan.

Hoe wil God tot ons spreken?

God wil tot ons spreken door Zijn Woord en Geest. Dat gebeurt op verschillende wijze. Het kan zijn in de ‘stille tijd’ die wij houden, maar ook gewoon op ons werk. Ook in de samenkomst, als wij als gemeente bij elkaar zijn, wil God zich aan ons openbaren door middel van profetie, tongen­taai met uitleg, gezichten, openbaringen, etc. Natuurlijk moeten we alles toetsen en wat niet goed is terzijde leggen. Maar iemand die het op­rechte verlangen heeft om in gemeenschap met God te leven, leert ook meer en meer verstaan wat van God afkomstig is en wat uit de verkeerde bron wegkomt.

Als eindtijdchristen kunnen we alleen in het plan van God functioneren als wij in een ‘open communicatie’ met Hem leven. Dat wil zeggen: wij mogen met alles tot Hem gaan, wij mogen Hem al­les vertellen. En Hij wil zich ten volle aan ons openbaren en spreekt op duidelijke wijze tot ons door Zijn Woord en Geest. Wat een blijdschap en zekerheid te weten dat God ons in Zijn gemeen­schap heeft opgenomen en wij hand in hand met Hem mogen wandelen.

In de begintijd van de mensheid was dat ook zo. Het was een vanzelfsprekende zaak dat de mens sprak met God en God met de mens. Maar toen sa­tan roet in het eten gooide, was de eerste reactie dat de mens zich verborg voor God Genesis 3 vers 8 (Gen. 03:08). De eerste mens faalde, maar de laatste mens zal niet falen! Christus, de eersteling onder vele broederen, is ons voorgegaan en wij mogen in Zijn voetstappen wandelen.

Uit de groeiende gemeenschap met Hem zal ook ons getuigenis in deze wereld effect hebben, dat be­tekent dat het beeld van Jezus in ons ten volle tot openbaring zal komen. Omdat we Zijn stem verstaan en gehoorzaam zijn aan Zijn stem, wordt ons leven meer en meer een leven tot eer en ver­heerlijking van God!

 

Deelgenoten van de hemelse roeping door Jan W. Companjen

 

“Ik wil gewagen van het besluit des Heren: Hij sprak tot mij: Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt.

Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel en einden der aarde tot uw bezit” Psalm 2 vers 7 en 8 (Ps. 002:007-008).

“Want Ik leef en gij zult leven. Ten dien dage zult gij weten dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u” Johannes 14 vers 20 (Joh.14:20).

God openbaarde Zich in Christus

De Bijbel, zoals die in zijn geheel tot ons komt, wordt ons steeds duidelijker geopenbaard. Nu en in de toekomst zullen wij steeds meer gaan ervaren dat het de gehele geschiedenis van God met deze wereld omvat. Wat aan Israël werd beloofd heeft in Christus zijn be­slag gekregen. In Hem heeft God zich naar deze wereld toegekeerd en zich geopen­baard zoals Hij werkelijk is: het Licht der wereld.

De christelijke feestdagen, zoals wij die jaarlijks herdenken, liggen weer ach­ter ons. De volgorde: kerstfeest, goede vrijdag, Pasen, Hemelvaartsdag en pinksteren is een stijgende lijn met een steeds diepere betekenis, die ons inner­lijk steeds meer en dieper raakt.

Bij de schepping van alles wat is en leeft, sprak God en het was er. Zijn Woord heeft scheppende, helende en herstellende kracht. Zo sprak de engel Gabriël tot Maria en God toonde Zijn macht als Schepper op bij­zondere wijze door het kind Jezus tot leven te roepen als het vlees geworden Woord. God zelf verwekte Hem om met de wereld tot een nieuw begin te komen. Een nieuw volk van God dat niet meer door afstamming, maar langs een geheel nieuwe weg tot een nieuw verbondsvolk wordt geformeerd.

Het eerste geweldige feit is dat er maar één weg is tot inlijving. Dat is binnengaan door de enge poort Matteüs 7 vers 13 en Lucas 13 vers 24  (Matt. 07:13 en Luc. 13:24). Jezus is de Poort, de Weg, de Waar­heid en het Leven. Hij is alles wat wij nodig hebben, maar de weg naar Hem, de toegang, de poort, is eng, dat wil zeggen smal. Een ieder zal daar persoonlijk door moeten gaan. Bewust en op een leeftijd dat men tot ‘erkentenis der waarheid’ is gekomen dat de mens het of­fer Gods nodig heeft tot vergeving der zonden en tot opstanding tot een nieuw leven.

De roeping van jezus is ook onze roeping

Dat nieuwe verbond in het volbrachte werk van Christus wordt niet meer gekenmerkt door de wet, maar door de gave van de Heilige Geest. In dat nieuwe huis van God zijn vele woningen, een ieder vindt er plaats, jood en heiden, man en vrouw, rijk en arm en ieder ras.

Mozes bouwde op Gods gezag een huis dat steunde op wet en gezag dat de mens van buitenaf werd opgelegd.

Door overtreding van deze uiterlijke wetten werd Jezus door het godsdiensti­ge jodendom veroordeeld. Hij overtrad de wetten van Mozes, Hij genas zieken op zondag (op de sabbat.) en hield zich niet aan uiter­lijke reinigingswetten.

Jezus, als Bouwmeester van het nieuwe huis Gods, de gemeente als lichaam van Christus, heeft een veel hogere opdracht. Hij heeft ons door de Heilige Geest die in ons werkt, mede een plaats bereid in de hemelse gewesten. Hij heeft ons deelgenoten gemaakt van een hemelse roeping. Een roe­ping waarvan ons boven­staande tekstgedeelten spreken. De roeping van Christus voor deze wereld, is onze roeping. Zijn toe­komst is onze toekomst, Zijn leven is ons leven.

Het nieuwe verbond maakt door Zijn Geest, die in ons werkt als wij pinksteren hebben beleefd en ervaren, ons tot nieuwe scheppingen die weten dat Jezus in de Vader is en dat wij in Hem zijn. Dat is de werkelijke éénheid die ons Gods wetten in het hart en in het ver­stand legt Hebreeën 8 vers 8 tot en met 13 (Heb. 08:08-13).

Daarom, heilige broeders en zusters van deze hemelse roeping, richt uw oog alleen op de Apostel en Hogepries­ter van onze belijdenis, Jezus, die getrouw is jegens Hem en die Hem heeft aange­steld. Ik leg zo nadrukke­lijk de vinger op deze be­lijdenis betreffende onze Leidsman omdat wij getrouw Zijn weg moeten gaan. Zijn Huis zijn wij indien wij ons onwrikbaar aan Jezus (dé be­lijdenis Gods) vasthouden. Er zijn helaas nog zeer veel mensen die door gebrek aan kennis niet de weg gaan zo­als die door Jezus geopen­baard is. Zij gebruiken bouwstenen, beter kan gezegd worden elementen van het ge­bouw van Mozes, bij de bouw van het hemelse huis Gods waarvan Jezus de hoeksteen en bouwmeester is.

Het huis van God moet afgestemd zijn op Jezus

Blijkens ons Schriftwoord uit Psalm 2 werd Jezus als Zoon van God aangesteld, dat wil zeggen Hij moest in plaats van God over het volk Gods regeren. God de Vader heeft Hem alles in handen gelegd tot aan de volein­ding. Het huis Gods zal daarom geheel in die weg des Heren moeten gaan en geeste­lijk op Hem afgesteld moeten worden zonder daarbij door iets afgeleid te worden dat niet van de Geest maar van het vlees is. Dé toekomst is van de Heer en wij mogen dan ook verzekerd zijn dat alles wat nu nog tot ver­deeldheid en verkettering leidt, zal ophouden te be­staan zodra wij gaan ont­dekken dat Jezus en Hij al­leen Heer van Zijn Huis, de gemeente is. Vooral in de kerk, in de gemeente, of hoe men het ook noemt, zit­ten nog veel oude bouwstof­fen uit het huis van Mozes. Wij zijn als gelovigen, die door één Geest tot één lichaam zijn gedoopt, aan elkaar gegeven om elkaar tot steun te zijn. Om blij te zijn met elkaar om alles wat de Heer ons in en mét elkaar geschonken heeft.

Als wij zo elkaar zien als een geschenk van de Heer dan zal ook de liefde Gods op bovennatuurlijke wijze gaan functioneren. Dan zal elk geweld, zowel lichame­lijk als geestelijke ge­weld, niet meer getolereerd worden. Dan doen wij elkaar deze dingen niet meer aan. Dan zullen wij voor elkaar gaan zorgen, bidden en wer­ken. Dan, ja dan zal de he­mel op aarde neerdalen. Voordat wij echter aan deze dingen toe zijn, zullen wij hemelvaart moeten vieren. Wij zullen de Heer tegemoet moeten gaan in de lucht. Daar zal Hij Zijn gemeente tot volheid brengen. Hij zal het uit zijn eigen wezen ne­men en het ons verkondigen. Dan zal Zijn erfdeel (alle volken) tot Hem gebracht worden tot Zijn bezit. Hij wil u en mij daartoe als levende stenen gebruiken.

Leg dan af alles wat u daar­toe in de weg kan staan en Hij zal u leiden tot de vol­le waarheid. Dit verbond tussen God de Vader en Zijn volk zal tot voltooiing komen opdat dit verbond op Gods initiatief tot stand is gekomen tot heil van alle volken.

De Here heeft gesproken in Zijn Zoon en het zal Hem niet berouwen. Jezus is Hogepriester tot in eeuwig­heid en daarom is Hij ook borg geworden van dit nieu­we, betere en hemelse ver­bond. Geprezen zij Zijn Naam.

 

Lof en dank door Piet Snaphaan (gedicht)

O, dank u Heer, voor ’t heil dat U mij bood,

U deed het mij verstaan, U was ’t die ’t mij verklaarde,

U gaf U zelf voor mij tot in de dood,

Ik dank U Heer, dat ik dit mocht aanvaarden.

 

O, dank u Heer, reeds hier voor ’t nieuwe leven,

Gestorven ben ik en met U opgestaan,

‘k Wil U de eer en hulde dan ook geven,

U hebt ook mij met krachten aangedaan.

 

O, dank u Heer, ik ben in U geboren,

Ik weet het door Uw Geest en ben verblijd,

U hebt gezegd dat u voor mij zult zorgen,

En u hebt ook een plaats voor mij bereid.

 

O, dank u Heer, voor al die heerlijkheden,

Die U mij gaf uit liefde en gena.

Ja dank U voor de rust en vrede,

En voor ’t volbrachte werk op Golgotha.

 

De dwaasheid van menselijke inzettingen door H. J. Scholten

“Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is” Kolossenzen 2 vers 16 (Kol. 02:16).

Jezus alleen is onze ware rust

De apostel Paulus was een man die werkelijk in alle opzichten was vrijgemaakt door Jezus Christus. En toch was hij een gebonden man, echter, gebonden door de liefde van God, die hem maakte tot een slaaf van Christus en juist daardoor beleefde Paulus de hoogste vrijheid. Voor Paulus waren alle dagen gelijk. Het woord ‘sabbat’ betekent: rust. Rust is iets waar duizenden mensen naar snak­ken in deze rusteloze we­reld. Is er dan wel echte rust te vinden? Echte rust is te vinden in de vrijheid van Christus.

De apostel laat ons weten dat ook de oudtestamentische sabbat een schaduw was van de werkelijkheid. Hij zegt: de werkelijkheid is van Christus. Daarmee bedoelt hij: Jezus alleen is onze ware rust. Nu heeft de sabbat niet direct iets te maken met de wet van Mozes, want reeds bij de schepping van de wereld wordt melding gemaakt van de sabbat. In Genesis 2 vers 2 en 3 (Gen. 02:02-03) lezen wij: “Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt

had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had”. De zevende dag gold dus voor de rustdag, de sabbatdag.

Schaduw en werkelijkheid

Zoals in de hof van Eden de boom des levens een scha­duwbeeld was van de hemelse boom des levens, Jezus Christus, het Woord Gods, zo was ook de oudtestamentische sabbat een schaduw­beeld van de werkelijkheid. Daarom kunnen we de apostel Paulus zo goed begrijpen als hij niet meer vasthoudt aan deze dag in de zichtba­re wereld, daar dit altijd nog te maken heeft met de ‘letter’, waardoor men niet volkomen vrij is. Alhoewel men overigens zeer bijbel- getrouw is. Sommige chris­tenen menen nog altijd op zaterdag de sabbat te moe­ten houden en dat wordt soms verdedigd door op de apostel Paulus te wijzen, daar deze meestal op sabbat­dag naar de synagoge ging. Waarom deed Paulus dat? Niet om nog aan een dag vast te houden als volgde hij een door God gegeven gebod op, maar omdat hij op deze dag vele doden kon ontmoeten om hen het evangelie van het Koninkrijk Gods en van Je­zus te prediken.

Paulus bleef van het prin­cipe uitgaan: eerst de Jood, dan de Griek. In Kolossenzen 2 vers 16 (Kol. 02:16) maakt Paulus duidelijk dat elke oudtestamentische feest­dag, nieuwemaanfeest of sabbat slechts schaduwbeelden zijn van de werkelijk­heid. En is het niet altijd beter de schaduw los te la­ten en je vast te gaan hou­den aan de werkelijkheid?

Ook zijn er nog vele chris­tenen die de zondag de Dag des Heren noemen. Men kent toch wel slecht zijn bijbel en verstaat ten diepste de geestelijke werkelijkheid niet van de ‘sabbat’.

In Romeinen 14 vers 5 en 6 (Rom. 14:05-06) schrijft Paulus: “Deze im­mers stelt de ene dag boven de andere, gene stelt ze alle gelijk. Ieder zij voor zijn eigen besef ten volle overtuigd (we maken dus niets meer tot een wet). Wie aan een bepaalde dag hecht, doet het om de Here, en wie eet, doet het om de Here, want hij dankt God; en wie niet eet, laat het na om de Here en ook hij dankt God”.

Wat een ruimte in het koninkrijk Gods, wat een vrijheid

! Zelfs eten en drinken zijn in zeker op­zicht nog schaduwbeelden van de werkelijkheid. Wie nu een ander wil leren zich te hou­den aan een bepaalde dag, is nog wettisch ingesteld en weet nog niet wat de ware vrijheid is. Voor Paulus zijn in ieder geval alle da­gen gelijk, maar hij kent dan ook de ware vrijheid en de ware rust. De rust zoals Jezus die alleen maar kan schenken en dat moet onze werkelijkheid zijn. Anders zouden we zelfs de prijs nog kunnen missen door gewilde nederigheid.

Paulus besefte – omdat hij een diep geestelijk mens was – dat de oudtestamentische sabbat plaats gemaakt had voor de rust in Chris­tus. Paulus diende dan ook in de nieuwe staat des Geestes.

Het woord uit Ezechiël 20 vers 20 (Ez. 20:20): “Heiligt Mijn sab­batten, dan zullen deze een teken zijn tussen Mij en u, opdat gij weet, dat Ik, de Here, Uw God ben”, was bij Paulus vervangen door deze woorden: “Wordt geheiligd door het Woord Gods en door gebed” 1 Timoteüs 4 vers 5 (1 Tim. 04:05).

Ook de apostel Paulus ver­stond de diepe, geestelijke betekenis van de sabbat, want hij schrijft: “Maar heiligt de Christus in uw harten als Here, altijd be­reid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is” 1 Petrus 3 vers 15 (1 Petr. 03:15).

De sabbat onder het nieuwe verbond

Onder het nieuwe verbond geldt niet meer: heiligt Mijn sabbatten, maar hei­ligt de Christus in uw harten! Als wij dit doen verstaan wij wat ware rust en ware vrijheid is. Van meet af aan was dit Gods be­doeling en dat wilde Hij ons leren door de zichtbare sabbat onder het oude ver­bond. Daarin sprak God van het aardse opdat wij het hemelse zouden verstaan Johannes 3 vers 12 (Joh. 03:12).

De oudtestamentische sab­bat had waarde tot aan Christus. In Genesis lezen wij van zes werkdagen van God en hoe Hij rustte op de zevende dag. Zou God dan weer op de achtste dag zijn gaan werken? Neen, God zag dat al wat Hij in zes dagen geschapen had zeer goed was. Zijn werk was voltooid.

Zó heeft Jezus – de werke­lijkheid – op het kruishout uitgeroepen: “Het is volbracht!” Dat houdt in: Geestelijk blinde ogen kunnen nu geopend worden.’ Elke gevangenis van wetticisme en eigendunkelijke gods­dienst wordt geopend. Wie oren heeft om te horen, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. De vrijheid lokt. De ware vrijheid in Christus. Wie kent de lok­stem van het Bloed? Jezus’ bloed maakt waarlijk vrij, halleluja!

De eerste nieuwtestamentische gemeente was zelfs da­gelijks in de tempel, braken het brood aan huis en gebruikten hun maaltijden 16 met blijdschap en eenvoud des harden, en zij loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk Handelin­gen 2 vers 4 (Hand. 02:04).

Jezus heeft ons rust bereid en nu verstaan wij het wezen van de oudtestamentische sabbat: “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.’ ” Matteüs 11 vers 28 (Matt. 11:28).

Wat sabbat houden werkelijk betekent

Sabbat houden is verstaan wat geestelijke rust is. Paulus zegt: “Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijge­maakt. Houdt dus stand en laat u niet weder’ een sla­venjuk opleggen” Galaten 5 vers 1 (Gal. 05:01).

Iemand zou nu kunnen vragen: “Is het dan een slavenjuk om op een bepaalde dag als kinderen Gods samen te ko­men?” Neen, dat ervaren wij niet als een juk, integen­deel, het is een ware vréug­de voor de wedergeboren kin­deren Gods, We zouden die dag niet graag overslaan. Moet het dan beslist op een zaterdag of een zondag? Ook niet, alhoewel wij van deze aardse rustdag gebruik maken om als verloste kinderen Gods samen te komen. We zijn verlost van het principe dat dit samenkomen op een zaterdag of een zondag zou moé­ten. Dit valt, volgens Gods Woord, onder de dwaasheid van menselijke inzettingen. Het zijn voorschriften en leringen van mensen, zegt Paulus.

Is het dan niet heerlijk dat Jezus ons de sabbat, de ware rust gebracht heeft? Rust voor onze zielen. Elke dag van de week! Het woord van Jezus wordt nu duidelijk: “Want de Zoon des mensen is heer over de sabbat!”

Jezus Christus is de Heer van de rust, halleluja!

Gods kinderen houden iedere dag ‘sabbat’ door de Chris­tus te heiligen in hun har­ten en zo zijn we verlost van elke eigendunkelijke godsdienst en mogen we roe­men in de genade van onze Here Jezus Christus.

Het is de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen Gods en die vrijheid maakt nooit losbandig. Glorie voor de Zoon, die zó kan vrijma­ken. Hij heeft onze schou­der van de last ontheven en onze handen werden vrij van de draagkorf Psalm 81 vers 7 (Ps. 081:007). Amen!

 

 

Calvarie ’s hout door Judith Jacobs (gedicht)

(Johannes 19 vers JOb)

Zolang je niet bij ’t kruis geknield hebt

Om te belijden aan Zijn voet

Dat je als ‘zondaar’ bent gekomen

Die nodig heeft ’t verzoenend bloed –

 

Zolang je ’t eigen leven ‘goed’ acht

Daar je ‘geen vlieg hebt kwaad gedaan’,

Zul je, met al je argumenten,

Nochtans voorgoed verloren gaan.

 

Misschien was j’ echt niet ‘ongelovig’,

Deed je op tijd ook aan ‘gebed’,

Maar…. heb je Christus aangenomen

Als de Verlosser die jou redt?!

 

Pas als je komt om te ‘erkennen’,

Beleef je ‘blijdschap’ en ‘behoud’;

‘De hemel’ kun je niet ‘verdienen’:

’t Was al ‘gena’… op Kalv’ries hout.

 

Reacties van lezers door redactie

Heeft de gelovige twee naturen?

Broeder K. B. te Rotterdam schrijft: “In het maart­nummer schreef u iets over de vraag ‘heeft de gelovige twee naturen?’

Omdat ik zelf nogal bezig ben met dit onderwerp, heeft dit mijn volle belangstelling. Maar eigen­lijk roert u het onderwerp maar nauwelijks aan, en u probeert eigenlijk alleen maar enkele gedachten of leerstellingen te weerleg­gen, die ikzelf overigens nog nooit heb gehoord.

Zoudt u niet eens wat die­per kunnen ingaan op de leringen van bijvoorbeeld Watchman Nee, Miles Stanford of Joel Andrus over de twee naturen van de gelovige?

Ook uw eigen standpunt is me niet geheel duidelijk. U zegt: ‘De apostel (Pau- lus) geloofde niet in een gespletenheid’. Haar be­doelt u daarmee, dat een gelovige alleen maar een goddelijke natuur heeft, en geen menselijke? Bete­kent dit dan, dat we pre­cies zo reageren en wande­len in deze wereld, zoals ook Christus zou reageren en wandelen? U spreekt wel van de geest, die het her­stel bewerkt, als de geest weer heerschappij voert., maar hoe zit het dan als die situatie nog niet ten volle is bereikt? Hebben we dan ook slecht één na­tuur, of verplaatst u dan het probleem naar ‘ziel en geest’?

Misschien lees ik niet aan­dachtig genoeg, maar ik kom er niet uit”.

Commentaar van de redactie:

We kunnen ons voorstellen dat u niet bevredigd bent over wat we schreven over het onderwerp: ‘Heeft de gelovige twee naturen?’ Ten eerste omdat we er zeer summier op zijn ingegaan en ten tweede omdat de gedach­ten of leerstellingen die werden weerlegd, waar­schijnlijk nieuw voor u wa­ren. Wat punt één betreft: in het kader van het onder­werp ‘ziel, geest en li­chaam’, zoals dat in de ar­tikelenserie ‘De volledige mens’ van Nico Goverts aan de orde kwam, was het niet de bedoeling dit onderwerp uitgebreid te behandelen, al viel het door het tussenkopje ‘Heeft de gelovi­ge twee naturen?’ uiter­aard wel op. En wat punt twee betreft: omdat één en ander waarschijnlijk nieuw voor uw was, hoeft dat nog niet te betekenen dat het niet juist is, wat u overigens ook niet be­weert .

Het is ons bekend dat er zeer veel leringen bestaan die – nuanceverschillen buiten beschouwing gela­ten – alle hierop neerko­men dat de gelovige wel twee naturen zou hebben. Veelal worden (of werden) ze geschreven met het licht wat men over dit on­derwerp heeft (of had). Maar ook hier geldt: pas de boodschap van het Ko­ninkrijk Gods geeft ons het volle licht en maakt duidelijk dat de opvatting dat de gelovige twee natu­ren zou hebben niet juist is.

Als de mens het nieuwe le­ven van Christus leert ken­nen wordt hij overgeplaatst vanuit het rijk van satan in het Koninkrijk van Jezus Christus. Hij wordt een nieuwe schepping: “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie het nieuwe is gekomen” 2 Korinthe 5 vers 17 (2 Kor. 05:17). De natuur (de aard, het wezen) van de mens dat eerst beheerst werd door satan, wordt nu ‘verbonden’ met Jezus Christus. Een to­tale verandering, waarvan Paulus zegt: “Gij geheel anders: gij hebt Christus leren kennen” Efeze 4 vers 20 (Ef. 04:20). Uiteraard is dit een groei- proces met als doel dat we – om uw woorden te cite­ren – ‘precies zo reageren en wandelen in deze wereld, zoals ook Christus zou rea­geren en wandelen’. De Geest bewerkt dit, maar van ons wordt daarbij geloof en gehoorzaamheid verwacht, opdat dit doel bereikt zal worden. Paulus schrijft in Efeziërs 5 vers 27 (Ef. 05:27) over het feit dat Christus een ge­meente voor Zich wil plaat­sen, die stralend is, zon­der vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij hei­lig is en onbesmet.

Deze situatie is thans nog niet bereikt, maar de ware gelovigen doen er alles aan om zich daarnaar uit te strekken: zij leggen gebon­denheden af, of laten zich daarvan bevrijden, zij voe­den zich met het Woord van God onder de leiding van de Heilige Geest; zij heb­ben gemeenschap met andere gelovigen, waardoor zij de positieve uitwerking van het evangelie meer en meer leren kennen.

Omdat wij deel hebben gekregen aan de Goddelijke natuur 2 Petrus 1 vers 4

(2 Petr. 01:04), weten, wij dat alleen Christus recht heeft op ons leven en niet de satan. En omdat ziel, geest en lichaam samen onze ‘persoonlijk­heid’ vormen, begrijpen we dat Paulus in 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 (1 Thess. 05:23) schrijft: “En Hij, de God des vredes, heilige u ge­heel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam mo­ge bij de komst van onze Here Jezus Christus blij­ken in allen dele onberis­pelijk bewaard te zijn”.

We hebben dus slechts één natuur, en deze wil God volkomen herstellen, ge­heel in overeenstemming met het oorspronkelijke scheppingsdoel: naar Gods beeld en gelijkenis. Omdat de ziel ondergeschikt be­hoort te zijn aan de geest, en het lichaam nog een ver­gankelijk lichaam is, is het primair dus belang­rijk dat onze Geest verbon­den is met de Geest van God. Paulus zegt dat Zijn Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen Gods zijn en ook dat wie zich aan de Here hecht één geest met Hem is. Hoe zou dat mogelijk kunnen zijn als de mens ’twee naturen’ zou hebben, dat wil zeggen een ‘gespleten individu’ was? De werke­lijke gelovigen weten dat het daarom gaat om het open­baar maken van Gods natuur. Zij doen er alles aan om deze opdracht te verwezen­lijken. Wij in Hem en Hij in ons.

Met veel plezier….

Broeder B. v. H. te Amster­dam schrijft: “Gaarne zou ik een proefnummer ontvan­gen van uw blad “Levend Ge­loof”. Met veel plezier heb ik reeds uw boekje “Wat onthult het laatste Bijbelboek gelezen. Het is heer­lijk om te weten dat onze God een goede God is, één en al liefde”.

Geen oude nummers meer

Broeder M. de V. te Laren (N,H.) schrijft: “Graag zou ik me willen abonneren op ’t bijbelstudietijd- schrift “Levend Geloof”. Enige maanden geleden las iemand mij daaruit voor en vond ’t zo goed dat ik dat blad ook wel graag geregeld wil ontvangen. Is ’t moge­lijk de jaargang 1981 ook nog in mijn bezit te krij­gen? Zo ja, wilt u mij die dan tevens met de voorgaan­de nummers van 1982 toezenden?”

Tot onze spijt zijn alle nummers van voor april 1982 geheel uitverkocht! Dit antwoord is ook bestemd voor anderen die ons vroe­gen om oude nummers!

 

Gedachten over het boek Job door Nico Goverts -1-

Het probleem van het lijden

De vraag naar het lijden is één van de diepste vragen die de mens door de eeuwen heen gesteld heeft. En de kwestie wordt eerst recht klemmend, wanneer het gaat om het probleem van het schuldeloos lijden.

En om dan meteen maar het kernpunt te noemen: welke rol speelt God in dit verband? Men zou het dilemma als volgt kunnen formuleren: Stel dat God goed is; dan is het zijn wens dat zijn schepselen volmaakt gelukkig zullen zijn. Neem nu als tweede uitgangspunt daarbij: God is almachtig. Daaruit volgt: Hij is in staat, genoemde wens te realiseren. Echter, de praktijk laat zien dat de schepselen lang niet altijd gelukkig zijn. Velen van hen lijden; het ganse schepsel zucht. Conclusie: of God is niet goed, of God is niet almachtig, of beide eigenschappen ontbreken bij Hem.

Hiermee hebben we een eerste globale omschrijving gegeven van het probleem. Heel vaak vat men alles maar samen onder de formule: God laat het toe. Ook deze uitspraak zullen we echter aan een nadere beschouwing moeten onderwerpen.

Een radicaal standpunt vinden we in de vermaarde, bijna klassiek geworden uiteenzetting van de Heidelbergse Catechismus: Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods? De almachtige en alom tegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, als met zijn hand nog onderhoudt, en alzo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede, en alle dingen, niet bij geval, maar van zijn vaderlijke hand ons toekomen.

Een dichter uit de achttiende eeuw vertolkt zijn visie aldus:

God gaat zijn ongekende gang vol donkre majesteit,

die in de zee zijn voetstap plant en op de wolken rijdt.

Uit grondeloze diepten put Hij licht, en vreugde uit pijn.

Hij voert volmaakt zijn plannen uit, zijn wil is souverein.

Zoudt gij verstaan, waar Hij u leidt?

Vertrouw Hem waar Hij gaat.

Zijn duistere voorzienigheid verhult zijn mild gelaat.

Een eeuw later horen we van een andere zanger: Hoor de bittere gebeden om de vrede die niet daagt. Zie hoe diep er wordt geleden, hoe het kwaad de ziel belaagt. Zie uw mensheid hier beneden, wat zij lijdt en duldt en draagt.

Jobs naam en geestelijke status

Er was een man in het land Uz, zijn naam was Job. De naam Job betekent: hij die vijandig bejegend wordt, of die een vijand heeft. Deze naam is al veelzeggend; de naam is kennelijk een sleutel tot het boek. Het gaat over een man die een vijand heeft.

In het Syrisch kan Job betekenen: de geliefde. Ook dat vinden we in de levensgeschiedenis van deze man terug: hij is de door God beminde.

Wat was het voor een man? Vier kernwoorden typeren zijn geestelijke status: vroom en oprecht, God vrezend en wijkend van het kwaad. Het woord ‘vroom’ betekent eigenlijk: eenvoudig. Het was een man uit één stuk, onverdeeld, enkelvoudig. Zoals het kleed van Jezus was, een mantel zonder naad, zo was deze man. Zoals deze man, zo zal ook de gemeente zijn.

Deze man nu trekt aandacht in de hemelse gewesten. Dat kan ook niet anders. De eerste twee hoofdstukken van Job geven ons wisselende beelden: nu eens een tafereel op aarde, dan weer een blik achter de schermen. Zo lezen we: “Op zekere dag geschiedde het dat de zonen Gods kwamen om zich voor de Here te stellen; ook de satan kwam midden onder hen”. Job 1 vers 6 (Job 01:06). Dit principe treffen we vaak aan: waar zonen Gods zich opstellen, daar tracht ook de satan zich te manifesteren.

Satan in het oude testament

De satan wordt slechts achttien keer in het Oude Testament genoemd; uit dit gegeven blijkt meteen al dat zijn activiteiten in het oude verbond grotendeels verhuld bleven. De geestelijke wereld was een verborgenheid. Opvallend is trouwens dat van die achttien plaatsen er zeventien zijn, waar het woord ‘satan’ met het bepaald lidwoord gebruikt wordt. Dat wil zeggen: er wordt vrijwel in alle gevallen gesproken van ‘de satan’, dus niet zozeer als een eigennaam, maar als een titel, een wezens- aanduiding. Zoals van Jezus gezegd wordt dat Hij ‘de Christus’ is, zo wordt van de tegenpartij uitgesproken dat hij ‘de satan’ is.

Dit woord betekent: hinderaar, dwarsligger; dat is zijn aard, zijn wezen; hij is de saboteur. Het is derhalve terecht, dat zowel Statenvertaling als NBG-vertaling ‘de satan’ met een kleine letter schrijven.

Nog een opmerkelijk punt is dat alle achttien plaatsen waar het woord satan voorkomt, zich bevinden in niet meer dan drie Bijbelgedeelten. Deze drie gedeelten zijn: Zacharia 3; 1 Kronieken 21 (de enige tekst in het Oude Testament waar satan genoemd wordt zonder lidwoord) en Job 1 en 2.

In alle drie tekstverbanden is de opzet van de hinderaar, een mens uit het plan Gods uit te rangeren. In Zacharia is hij de aanklager, die probeert, de smet die op de hogepriester Jozua ligt, uit te buiten. In Kronieken is hij de aanstichter, die zich erop toelegt, een smet te werpen op David, de koning naar Gods hart.

Ook in het boek Job gaat het om een mens Gods. We kunnen ook zeggen: in het boek Job gaat het om de mens Gods. De mens Gods als brandpunt, de mens Gods in de branding.

Naast de genoemde achttien plaatsen komt het Hebreeuwse woord ‘satan’ nog negen maal voor, in de algemene betekenis van: hinderaar, tegenstander. Het bijbehorende werkwoord; hinderen, tegenstaan, kunnen we zes maal in het Oude Testament aantreffen.

God roept satan ter verantwoording

Daar staan ze dan: de zonen Gods, en de hinderaar er midden tussen. De zaak is duidelijk: dat kan zo niet blijven. Er moet iets gebeuren. De dwarsligger moet ontmaskerd worden. Hij moet ertussen uit.

Hier stuiten we op een grondthema dat verborgen ligt achter het boek Job. Ten diepste gaat het om dit punt: de satan moet verdreven worden uit het midden van de zonen.

Hij moet verbannen worden; zijn plaats zal daar niet meer worden gevonden. Immers, hij is de indringer, de verstekeling tussen de zonen. Hij is de gestalte zonder bruiloftskleed.

Daarom gaat God spreken. Niet zo, dat God een dialoog heeft met de duivel. Evenmin gaat God onderhandelen met de boze. Dat zou in tegenspraak zijn met Gods karakter. Hij is de God die een ontoegankelijk licht bewoont, Hij is de God bij wie geen verandering is of zweem van ommekeer, Hij is de God die door het kwade niet verzocht kan worden en die ook zelf niemand in verzoeking brengt. Van Hem kan gezegd worden wat Jesaja heeft uitgesproken over de mens Gods: “Hij weerhoudt zijn handen om een geschenk aan te nemen, Hij stopt zijn oor toe om niét naar een moordplan te horen, Hij sluit zijn ogen toe om het slechte niet te zien; zo is Hij de God die op hoogten woont” Jesaja 33 vers 15 (Jes. 33:15).

Wat gebeurt hier dan wel? God spreekt: Hij roept de hinderaar ter verantwoording. Daar staan de zonen maar God haalt de dwarsligger er meteen tussen uit. Die krijgt niet de kans zich te verschuilen te midden van de anderen, alsof er met hem niets aan de hand is. Hij wordt ontmaskerd. Er vindt geen onderhandeling plaats, wat hier geschiedt, is een verhoor: Waar kom je vandaan?

We kunnen dit vergelijken met het beeld dat Psalm 82 ons geeft: “God staat in de vergadering der góden, Hij houdt gericht te midden van de góden. Hoe lang zult gij onrechtvaardig richten, en de goddelozen gunst bewijzen?” Psalm 82 vers 1-2 (Ps. 082:001 en 002). En dan wordt er van deze góden gezegd: “Zij weten niets en begrijpen niets, in duisternis wandelen zij rond”(vers 5). In deze psalm wordt dan ook vermeld wat de taak is der góden: “Richt de geringe en de wees, doet recht de ellendige en behoeftige, bevrijdt de geringe en de arme, redt hem uit der goddelozen hand”(vers 3-4).

Op basis van deze principes wordt ook satan beoordeeld. Gedraagt hij zich overeenkomstig de roeping, beschuttende cherub te zijn? Hoort hij wel thuis in de vergadering der góden?         (wordt vervolgd).

 

Ontzondigen met hysop door H. J. Scholten “Ontzondig mij met hysop, dan ben ik rein, was mij, dan ben ik witter dan sneeuw” Psalm 51 vers 9 (Ps. 051:009).

Wat is de geestelijke betekenis?

Wat betekent dit nu pre­cies? Ontzondig mij met hysop? Misschien hebt u het al vele malen gelezen en u nooit afgevraagd wat eigen­lijk de geestelijke inhoud is.

We gaan in gedachten even terug naar de Israëlieten in Egypte, vlak voor de uittocht. In Exodus 12 vers 22 (Ex. 12:22) lezen wij: “Daarna zult gij een bundel hysop nemen en in het bloed in een schaal doen….”

God had gezegd: “En wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij”. De verderfengel gaat voorbij! Hij gaat spa­rend voorbij!

De hysop is een plant met een houtachtige stengel van soms meer dan een meter lang. Telkens worden er nieuwe stengels gevormd zo­dat het geheel soms lijkt op een kwast, ook al door de vele geurige blaadjes. Deze blaadjes bevatten

soort etherische, dat wil zeggen een vluchtige, ijle soort olie.

Als er in Israël iemand overleden was, moest er een reine man komen, hysop ne­men, deze in water dompelen en sprenkelen op degene die het lijk had aangeraakt.

God wil dat we in aanraking komen met het Leven en niet met de dood. Om met het Le­ven in aanraking te kunnen komen moeten we gereinigd worden van elke doodslucht en doodsmacht. Daarom was hysop onder het oude ver­bond voorgeschreven voor de bereiding van het reinigings- en verzoeningsoffer.

Hysop heeft een zeer sterke, reinigende kracht en daarom werd ze ook aangewend bij de gezond verklaring van een genezen melaatse. In het bloed van een geslachte vo­gel werd de hysop gedompeld en de genezen melaatse werd er zevenmaal mee bespren­keld Leviticus 14 vers 6 en 7 (Lev. 14:06-07).

Ontzondiging is noodzakelijk

We weten dat de melaatsheid ook een beeld van de zonde is. Daarom moet er ontzondiging zijn, dat kan niet anders. Wie ‘melaats’ is, is aangetast door de doodsmachten en deze komen uit het rijk der duisternis. In de duisternis is geen enkel leven mogelijk, dat kan al­leen in het licht. Toen Je­zus aan het kruis hing sta­ken de soldaten een spons, gedrenkt met zure wijn, op een hysopstengel die aan de mond van Jezus werd ge­bracht. Hierin zien wij een beeld van de reinigende kracht van het lijden en sterven van onze Heiland. Het bloed van Jezus moet ons ontzondigen. En dat ge­beurt met grote kracht, prijst de Heer!

In Numeri 19 vers 19 (Num. 19:19) staat: “De reine zal op de derde dag èn op de zevende dag de onreine besprenkelen, en hij zal hem op de zevende dag ontzondigen”. De zeven­de dag is de dag der vol­heid, de volmaakte rust. Op die dag zal Gods volk zijn zonder smet, vlek of rim­pel. De derde dag duidt op de opstanding. Doordat we vrijgekocht zijn met het bloed van Jezus, mochten we met Hem opstaan ten derde dage en met Hem leven en de kracht van het bloed zal er zijn tot en met de zevende dag, de dag der volheid.

Heerlijk dat ieder mens ontzondigd kan worden. Daarom blijft het bloed van kracht, want steeds moet de hysop erin gedompeld worden om iemand voor ‘genezen’ te verklaren.

Overwinning door het bloed van Jezus

Het bloed van Jezus Chris­tus is méér dan alleen maar de loskoopprijs. Het geeft ons de overwinning over de machten der duisternis. In Openbaring 12 vers 11 (Openb. 12:11) lezen wij: “En zij hebben hem (de duivel) overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis”.

De verlossende en bevrijden­de bloedlijn loopt van Gene­sis tot en met Openbaring en we blijven het zingen: Er is kracht, kracht, wonderbare kracht in het dierbaar bloed van het Lam.

De satan kan in een mens te­genzin brengen tegen het bloed van Jezus Christus. Dat is niet verwonderlijk want toen het bloed vloeide werd het eeuwige doodvonnis van de satan en al zijn de­monen bezegeld.

De hysop wijst ons op het bloed van Jezus vanwege de reinigende kracht. Waar het bloed des kruises niet mede gepredikt wordt, daar zal de geloofskracht meer en meer verdwijnen om plaats te maken voor allerlei lerin­gen. Wordt het leven van de mens in het huidige levens- bestel niet aangetast door allerlei doodsmachten, gees­telijke doodsmachten? Wil de satan niet graag het bloed van de mensen, waarin het leven is, doen wegvloei­en in de aarde? Is hij niet de mensenmoorder van de be­ginne?

Koning David moest ontzondigd worden na zijn overspel met Bathséba. Toen dacht hij aan de reinigende kracht van hysop. Hij roept tot zijn God: “Ontzondig mij met hy­sop, dan ben ik rein, was mij, dan ben ik witter dan sneeuw!”

En wat gebeurt er dan? Het gebeente van David gaat ju­belen. Het gebeente wijst op de totale mens naar geest, ziel en lichaam. Wie waarlijk ontzondigd is kan juichen. Die kent de ware blijdschap over het heil van God en dan komt er een ge­willige geest.

De vreugde van waarheid en wijsheid

De Heer kennen en met Hem leven is niet zomaar wat. Daar was hysop en bloed voor nodig.

Nooit eerder zullen we de wegen van God recht verstaan als we geen rein hart heb­ben ontvangen. Ouderwetse taal? Niet voor hen die waarlijk vrijgekocht zijn door het bloed van Jezus.

Zulke mensen verstaan wat waarheid is in het verbor­gene en begrijpen dat wijs­heid in het geheim bekend gemaakt wordt Psalm 51 vers 8 (Ps. 051:008).

Waarheid en wijsheid schen­ken grote vreugde en daarom jubelen we mee met David: Loof de Here, mijn ziel, en al wat in mij is, Zijn heilige naam! De weg van God ligt nu echt voor ons open omdat onze ongerechtigheden vergeven zijn, on­ze krankheden genezen en de groeve voor ons dicht zit. Jezus zegt: indien iemand Mijn woord bewaard heeft, hij zal de dood in eeuwig­heid niet smaken. Allen die ontzondigd zijn. Door het bloed van Jezus!

Hij breekt de zwaarste zondemacht met goddelijke kracht, maakt ieder hart van smetten vrij, Zijn bloed verloste mij!

 

Hoe voeden wij onze kinderen op? -3- slot door Folkert Pool

Het heiligen van onze kinderen

Graag zou ik nog enkele opmerkingen willen maken over het heiligen van kin­deren. Heiligen wil zeggen: apart zetten, scheiding brengen tussen goed en kwaad. Kinderen heiligen is niet iets dat automatisch plaatsvindt of dat in de opdrachtdienst eenmalig wordt uitgevoerd. Neen, heiligen zal een actieve, dagelijkse bezigheid moeten zijn. Want de boze zit niet stil, maar tracht allerlei mogelijkheden te benutten om niet alleen ons, maar ook de kinderen het op de weg naar de volwassenheid moeilijk te maken. Of hem dat lukt, hangt van ons leven met de Heer af.

Alleen heiligen – en dat zijn wij als kinderen Gods – zijn in staat om te heiligen. Door het geloof in uw volmacht, ook in ver­band met de opvoeding der kinderen, zullen uw kinde­ren dan in een echte vrij­heid op kunnen groeien.

Het is niet nodig ook maar iets te dulden wat uit de gedachtewereld van de boze komt. Doet men dit wel, dan zal het opvoeden van kinde­ren een moeizame taak wor­den. Voor de Heer (en met de Heer!) lukt het echter grandioos. Laten we ons in Hem verblijden en Hij geeft ons de wensen van ons hart. Hij heeft wijsheid beloofd en Hij geeft die elke dag opnieuw, want God laat geen bidder staan. Nog nooit heeft iemand te groot van God gedacht, ook niet van de hulp die Hij bij de op­voeding wil geven.

Voed uw kinderen op vanuit een vertrouwen, vanuit het geloof dat God zorgt omdat wij dat van Hem verwachten. Wij betrekken de Heer bij de opvoeding van onze kin­deren. Of dat mag? De Heer wil het juist graag!

Opvoeden vanuit een groot vertrouwen

Wanneer u uw kinderen op­voedt met een groot ver­trouwen in God, zal er in uw hart ook een groot ver­trouwen groeien dat het goed komt met uw kinderen. Hoe reageert u als Emiel vraagt of hij naar een discofeest van de school mag? Verbiedt u het of praat u er met hem over en laat u hem dan zelf de be­slissing nemen, omdat u ge­looft dat het hem geen kwaad zal doen? U bidt im­mers voor hem?

Verbieden komt voort uit wetticisme en schept af­stand en disharmonie. Op­voeden in vrijheid en vreugde, geeft zelfstandig­heid in een sterke relatie met de ouders. Door zó te handelen geeft u ze de ruimte en leert u ze zelf kiezen tussen goed en kwaad. Door uw persoon­lijke contact met de Heer kunt u de juiste bescherming en begeleiding geven… zon­der u door angst of zorgen te laten overmeesteren. God laat ons óók vrij, want Hij heeft een onwankelbaar ver­trouwen in zijn plan, waar­door er een geweldige een­heid ontstaat met zijn kin­deren die daar helemaal op ingaan.

Uw zoon of dochter verbieden te roken heeft geen waarde, maar brengt eerder schade. Als we iemand iets verbie­den, is het de duivel met zijn knechten. Dan zal het onze kinderen goed gaan, om­dat ze mede daardoor het klimaat van het Koninkrijk Gods ervaren. Leven uit ge­loof houdt in dat we belij­den: het komt goed! Ook al is de schijn soms tegen.

Bij de opdracht van uw kind in de gemeente, hebt u reeds de Heer gevraagd u te helpen. Probeer het dan ook niet alleen te doen, maar vertrouw ze dan ook in geloof toe aan de bescher­ming van uw Vader in de he­mel. In dit verband zou ik in een variant op een be­kende tekst willen opmer­ken: Wie zijn kinderen zal willen behouden, zal ze verliezen. Laat nooit angst of twijfel toe of het wel goed komt, maar heb geloof in het werk en de kracht Gods ook voor uw kinderen.

De Here Jezus zei tegen zijn discipelen: “Ik heb voor u gebeden”, en het resultaat was geweldig. Job bad en bracht offers voor zijn feestvierende kinderen, en hij werd oprecht en god­vrezend genoemd. De vader van de verloren zoon liet deze rustig vertrekken, maar rekende zeker op zijn thuiskomst. Allen waren mensen met geloof’

In een vorig artikel werd gesteld dat opvoeden be­staat uit: overdracht, oefening en onderricht (de drie O’s). Maar ongetwij­feld is dan het belangrijk­ste punt overgeslagen, na­melijk de vierde ‘o’; die van optreden. Vooral in de­ze tijd moeten we optreden in de onzichtbare wereld, zodat het resultaat zicht­baar wordt en zeker niet uitblijft. We hebben het recht, de volmacht en ook de kracht om het daadwerke­lijk te doen.

Wanneer we zo met de kinderen optrekken, heiligen we hen. Eén van onze kinderen was ziek en zei: “Nu moeten jullie echt bidden, goed bidden!” Hij had het goed begrepen en stelde er alle vertrouwen in. Het is een feest te weten en te erva­ren dat God ons vertrouwen nooit beschaamt, maar heer­lijk beloont.

Maak van uw kinderen geen kleine volle-evangelieman- netjes of -vrouwtjes, maar sta zélf uw mannetje in de hemelse gewesten en het komt best voor elkaar. En dat zonder kracht of geweld of wetticisme, doch enkel door geloof in de kracht Gods.