Levend geloof 1986.05

Wees vol van de Geest door Gert Jan Doornink

Wie met iemand uit de wereld spreekt over ‘Pinksteren’ of over ‘de doop met de Heilige Geest’, bemerkt al spoedig dat men daar weinig van begrijpt. Hetzelfde geldt voor vele mensen uit de kerk. Het Pinksterfeest is een zendingsfeest, wordt er dan gezegd, wat op zich natuurlijk juist is, want het heeft te maken met de uitbreiding van het evangelie. Maar er zit veel meer aan vast. Maar ook bij vele christenen (en een christen is iemand die bekeerd en wedergeboren is) blijkt veel onkunde over Pinksteren te zijn. Men stelt het dan zo voor: Je bent een kind van God en dan komt er als een soort pluspunt de pinksterervaring bij. (Zoals een auto aantrekkelijker wordt door de accessoires die je er bij aan kunt schaffen, zo zou dat ook zijn met een kind van God dat gedoopt wordt met de Heilige Geest).

Toch is dit een foutieve gedachte, omdat de doop en vervulling met de Heilige Geest behoort bij het normale leven van ieder kind van God. Een kind van God dat niet vervuld is met de Heilige Geest, leeft in feite beneden zijn stand, beneden Gods stand, om bruikbaar te zijn in deze wereld.

Uit Handelingen 1 vers 8 (Hand. 01:08) blijkt dat ‘Pinksteren’ een dubbele betekenis heeft: “Gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt (1), en gij zult mijn getuigen zijn (2)”. De prediker Jan van Gijs schreef destijds al een boekje onder de veelzeggende naam “Pinksteren is geen luxe”. En dat is honderd procent waar, God wil dat allen die in Hem geloven vol zullen zijn van Zijn Geest.

Wat betekent Pinksteren?

Het woord ‘Pinksteren’ is afgeleid van het Griekse ‘Pentèkostè’, wat de vijftigste dag betekent. Van oorsprong is het een oogstfeest van de Joden en voert terug naar de wetgeving op de Sinaï. Pinksteren wordt gevierd zeven weken (de vijftigste dag) na Pasen. Het wordt ook wel het ‘feest der eerstelingen’ of het ‘wekenfeest’ genoemd.

Maar voor de nieuwtestamentische gemeente heeft het een geheel nieuwe en veel diepere betekenis, want wat gebeurde er op de Pinksterdag te Jeruzalem? Dat vertelt ons Handelingen 2 vers 1 tot en met 4 (Hand. 02:01-04). Hier zien wij het begin: allen waren bijeen, tongen van vuur werden gezien, er was een geluid als van een windvlaag, en allen werden vervuld en begonnen in tongen te spreken. In Handelingen 2 vers 5 tot en met 13 (Hand. 02:05-13) zien wij het gevolg: verbazing, ze waren buiten zichzelf van verwondering. Dan volgt de rede van Petrus: “Dit is het, daarbij aanhalend wat Joël reeds had geprofeteerd. Tenslotte lezen wij in vers 41 (Hand. 02:41) dat drieduizend zielen werden toegevoegd aan de gemeente.

Maar ook lezen wij dat niet iedereen ‘Pinksteren’ accepteerde. De duivel heeft er uiteraard belang bij dat Pinksteren’ verkeerd wordt voor gesteld en niet zo belangrijk wordt geacht. Of dacht u dat de duivel er plezier in heeft als op één dag drieduizend mensen uit zijn handen worden gerukt? In vers 13 (Hand. 02:13) lezen wij dat van de discipelen werd gezegd dat zij dronken waren. Hetzelfde zien wij weer in onze tijd, dat mensen die gedoopt zijn met de Heilige Geest heel wat aanvallen en verdachtmakingen moeten verduren.

Waarom de doop met de Geest zo belangrijk is

Wij willen nu zeven punten noemen waarom de doop- en vervulling met de Heilige Geest zo belangrijk is.

1.Het is verankerd in Gods Woord. Op verschillende plaatsen wordt er over gesproken, zoals wij al aanhaalden: Handelingen 2 vers 4 (Hand. 02:04). Verder: Markus 16:17 (Mark. 16:17); Handelingen 10:44 en 45 (Hand. 10:44-45), in het huis van Cornelius en in Handelingen 19:6 (Hand. 19:06). Verder schrijft Paulus er over in 1 Korinthiërs 12 en 14. Ook Jezus zelf sprak er vaak over, bijvoorbeeld in Johannes 14 en 16.

2.Door de pinksterervaring ontstaat een radicale verandering ten goede in het leven van een kind van God. Door de kracht die wij ontvangen verdwijnt de vrees. Gods Geest in ons geeft overwinning in de geestelijke strijd.

3.Het maakt iemand bekwaam om werkelijk een getuige van Jezus te kunnen zijn Handelingen 1:8 (Hand. 01:08). Eerst de kracht ontvangen, dan getuige zijn…

4.Het heeft uitwerking in de levens van anderen. Als wij getuigen van Jezus overtuigt de Heilige Geest door ons Johannes 16:8 (Joh. 16:08). 

5.Het is een machtig eindtijdteken. Wanneer Jezus in Matteüs 24:14 (Matt. 24:14) zegt dat het evangelie van het Koninkrijk in de gehele wereld gepredikt zal worden tot een getuigenis voor alle volken, weten wij dat dit alleen mogelijk is door die gelovigen die gedoopt- en vervuld zijn met de Heilige Geest. Ook Jezus zelf werd eerst gedoopt met de Heilige Geest, voordat Hij Zijn bediening begon.

5.De doop met de Heilige Geest veroorzaakt dat het evangelie bevestigd wordt door tekenen en wonderen die de gelovigen zullen volgen, Markus 16. Het is de bovennatuurlijke kracht Gods die in en door ons heen werkt en bressen slaat in het rijk der duisternis.

6.Door de doop met de Heilige Geest (en het vervuld blijven daarmee) wordt de Naam van Jezus in ons verheerlijkt Johannes 16:14 (Joh. 16:14). De mensen zien meer en meer het beeld van Jezus in ons.

Hoe ontvangen wij de Heilige Geest?

Hierop is slechts één antwoord mogelijk: Door het geloof! God werkt echter niet volgens een bepaald sjabloon, wat betekent dat het bij sommigen wel eens tijd nodig heeft, want het geloof moet dan eerst opgebouwd worden.

In ieder geval is het een onjuiste voorstelling van zaken door te zeggen: je moet eerst een bepaalde graad van heiligheid bereikt hebben, voordat je gedoopt’ kunt worden met de Heilige Geest. Als u de Heer oprecht wilt dienen mag u de Heilige Geest in het geloof aanvaarden.

Groei in de Geest

Ik wil nu nog een zeer belangrijk punt noemen dat is de groei in de Geest, die er op de eerste ervaring (het spreken in tongen; zie elders in dit nummer) moet volgen. Als die achterwege blijft is zelfs de doop in de Geest van geen betekenis. Zelf ben ik gedoopt met de Heilige Geest in 1958. maar het zou in de ogen van God van geen waarde zijn als ik niet nu zou kunnen getuigen dat ik vol mag zijn van de Geest. Er moet een voortdurend verlangen in ons zijn om vol te zijn van de Heilige Geest. In onze dagen worden velen gedoopt met de Heilige Geest. Toch geloof ik dat we ons niet alleen blind moeten staren op de ervaring, hoe belangrijk ook, want daar begint het mee, maar ons af moeten vragen: Wat gaat er verder gebeuren? Hebben wij een dagelijks volhardend geloofsleven? Zijn wij verlangend het beeld van Jezus in ons te openbaren, enz. Dit bewerkt weliswaar Gods Geest in ons, maar wij moeten ons daarvoor openstellen en gehoorzaam de weg des geloofs bewandelen. De doop met de Heilige Geest is een geestelijke zaak, wat betekent dat wij ons ook bewust moeten zijn dat onze plaats een geestelijke plaats is met Jezus in de hemelse gewesten, om van daaruit te strijden en te overwinnen. Lees de brief aan de Efeziërs er maar op na.

Johannes 7:37 (Joh. 07:37) zegt: “Wie in Mij (Jezus) gelooft, gelijk de Schrift zegt (dus niet op een andere wijze, maar geloven in Jezus èn de boodschap die Hij bracht), stromen van Levend water zullen uit zijn binnenste vloeien”. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden… ” Wat een uitspraak van Jezus en hoe belangrijk is het daarom om gedoopt- en vervuld te zijn met de Heilige Geest!

 

De héerlijkheid van de tweede tempel door Wim te Dorsthorst

“Want zo zegt de Here der heerscharen: Een ogenblik nog, een korte wijle, dan zal Ik de hemel en de aar­de , de zee en het droge doen beven. Ja, Ik zal alle volken doen beven en de kostbaarheden van alle volken zullen komen en Ik zal dit huis met heerlijk­heid vervullen, zegt de Here der heerscharen. De toekomstige heerlijkheid van dit huis zal groter zijn dan de vorige, zegt de Here der heerscharen; op deze plaats zal Ik heil geven, luidt het woord van de Here der heer­scharen” Haggaï 2:7 tot en met 10 (Hagg. 02:07-10).

Bovenstaande woorden van de profeet Haggai werden uitgesproken toen een restant van het volk terugkeerde uit de bal­lingschap en onder leiding van Zerubbabel, de land­voogd, en Jozua, de hoge­priester, de herbouw van de tempel ter hand had­den genomen. Het is waarschijnlijk moeilijk ge­weest voor het volk – en zeker voor de ouderen on­der hen, die de heerlijk­heid van de tempel van Salomo nog hadden gezien – dat dit huis grotere heerlijkheid zou hebben. In Ezra lezen wij dan ook, dat er naast de vreugde over de herbouw, bij de ouderen ook verdriet was om de vergane glorie van de eerste tempel.

De profeten dienden de gemeente

Gelukkig weten wij door de Heilige Geest, dat ook deze profetie spreekt van de voor ons bestemde genade. Ook de profeet Haggai zal gezocht en ge­vorst hebben over welke tijd en over welke tempel de Heilige Geest sprak 1 Petrus 1:10 tot en met 12 (1 Petr. 01:10-12). God woont immers niet in een tempel van steen, hout, goud en zilver, want dat is werk van mensenhanden en gebonden aan de aarde in een plaats op aarde (Hand. 07:48; Hand. 17:24; 1 Kon. 08:27). De Heer Jezus stelt al duidelijk dat het niet gaat om een tempel zoals in zijn dagen de zeer ver­fraaide tempel van Zerubbabel en Jozua. Hij zegt: “Breekt deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen” (Joh. 02:19). Hij spreekt dan over de tempel van zijn lichaam, zegt (Joh. 02:21) en toen de disci­pelen gedoopt waren met de Heilige Geest geloofden zij de Schriften en het woord wat Jezus tot hen gesproken had (Joh. 02:22).

Wie nog weer een tempel op aarde wil bouwen met aardse materialen, gelooft dus niet in de Schriften en in het woord van Je­zus.

De apostel Petrus schrijft later in zijn eerste brief over de ware tempel die gebouwd wordt met men­sen die zich hebben laten reinigen door het bloed van Jezus Christus en die door de doop met de Hei­lige Geest, levende stenen geworden zijn. “En komt tot Hem – Jezus Christus – de levende steen, door de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en kostbaar, en laat u ook zelf als levende ste­nen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig pries­terschap te vormen, tot het brengen van geeste­lijke offers, die Gode wel­gevallig zijn door Jezus Christus” (1 Petr. 02:04-05). Dit is de enige ware tem­pel die kostbaar is voor God en waar Hij met wel­gevallen in zal wonen.

De bouw van de eerste tempel

Toen op de eerste Pink­sterdag de honderd en twintig personen vervuld werden met de Heilige Geest, begon de bouw van de eerste tempel. De Heer heeft zelf de eerste stenen gereed gemaakt. Heel spe­ciaal heeft Hij zijn aposte­len gevormd en onderwe­zen. Hij was voor hen de leraar ter gerechtigheid, zoals Joël dat profeteerde (Joël 02:23). Hij heeft de twaalven met groot geduld onderwezen in de geheime­nissen van het Koninkrijk Gods. Zelfs na zijn opstanding, lezen wij in (Hand. 01:03), “is Hij hun veertig dagen lang verschenen en heeft Hij met hen gesproken over alles wat het Konink­rijk Gods betreft”.

Deze heerlijke onderwij­zing was voor de aposte­len de vroege regen, één van de beloften waar in de Bijbel veel over ge­sproken is. Zo zegt Deuteronomium 32 vers 1 en 2 (Deut. 32:01-02): “Neigt uw oor, gij heme­len, dan wil ik spreken, en de aarde hore naar de woorden van mijn mond. Mijn leer druipe als regen, mijn rede druppele als dauw, als regenbuien op het jonge groen, en als regenstromen op het kruid”.

En de kern van al die on­derwijzing is ‘de naam des Heren’. Deuteronomium 32 vers 3 (Deut. 32:03) zegt dan ook: “Want ik zal de naam des Heren uitroepen; geeft grootheid onze God”. In het Hogepriesterlijke gebed, Johannes 17, zien wij de vervulling hiervan als Je­zus zegt: “Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt” Johannes 17 vers 6a (Joh. 17:06a). “Ik heb u verheer­lijkt op de aarde” Johannes 17 vers 4a (Joh. 17:04a). Maar ook in het leven van de apostelen moest de la­te regen vallen, wilde de volle vrucht tevoorschijn komen. Jezus zegt: “Maar gij moet in de stad blij­ven, totdat gij bekleed wordt met kracht uit de hoge” Lucas 24 vers 49b (Luc. 24:49b).

De heerlijkheid van de eerste tempel

Als dan de eerste Pink­sterdag aanbreekt, wor­den ze ook inderdaad be­kleed met de heerlijkheid Gods en grote kracht. Zij vormen de levende stenen voor het fundament van de tempel die nu ver­rijzen gaat. Reeds op de eerste dag worden drie­duizend levende stenen toe gevoegd Handelingen 2 vers 47 (Hand. 02:47) en de Heer werkt mee met geweldige tekenen en wonderen Handelingen 5 vers 12 (Hand. 05:12). Steeds meer zielen worden toegevoegd.

De Heer openbaart aan de apostel Paulus dat in dit geestelijk huis ook de hei­denen mede gebouwd zul­len worden Efeze 2 vers 11 tot en met 22  en Efeze 3 vers 1 tot en met 13 (Ef. 02:11-22 en Ef. 03:01-13). Overal wordt het evangelie gepredikt en komen mensen tot be­kering. In dit geestelijk huis is er geen onder­scheid tussen jood en hei­den. Beiden zullen moeten komen tot Jezus Christus om zich als levende stenen te laten gebruiken 1 Petrus 2 vers 4 en 5

(1 Petr. 02:04-05).

Door de inwerking van de duivel, die met veel list zijn onkruid ( leugenleringen) tussen de tarwe heeft gezaaid, is aan deze heerlijke ontwikkeling een einde gekomen. Van de gemeente te Efeze, die we als model mogen zien voor alle gemeenten die leven door de Geest, lezen we in Openbaring 2 vers 5 (Openb. 02:05): “Gedenk dan van welke hoogte gij gevallen zijt en bekeer u en doe weer uw eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik tot u en Ik zal uw kandelaar van uw plaats wegnemen, indien gij u niet bekeert”. De hemelburgers Filippenzen 3 vers 20 (Filip. 03:20) vallen weer terug op de aarde en zijn weer be­zig met godsdienst. Als dan de kandelaar wordt weggenomen, is er geen waarachtig licht meer en gaat het volk van God opnieuw in ballingschap.

Deze keer heeft dat echter niets te maken met het gaan naar een ander land of het verstrooid worden onder de volkeren, maar het is een geestelijke ballingschap. Een opgaan in het geestelijke Babylon wat niet aan een bepaalde plaats of land op aarde gebonden is, want het is niet naar het vlees, maar in de geest.

De grote ommekeer is gekomen

Ongeveer twintig eeuwen heeft deze ballingschap geduurd, alvorens weer een nieuwe volheid des tijds aanbrak. De profeet Joel heeft deze periode beschreven en spreekt dan over sprinkhanenplagen, grote droogte en een vreugdeloze toestand Joël 2 vers 12 (Joël 02:12). Maar in hoofdstuk 2 profeteert hij over de ommekeer: “Toen nam de Here het op voor zijn land en Hij kreeg medelijden met zijn volk. De Here antwoordde zijn volk: Zie, Ik zal u koren, most en olie zenden, zodat gij daar­mede verzadigd wordt en Ik zal u niet meer prijsge­ven tot een smaad onder de volken” Joël 2 vers 18 en 19 (Joël 02:18-19). “En gij kinderen van Sion, juicht en verheugt u in de Here, uw God, want Hij geeft u de leraar ter ge­rechtigheid; ja regenstro­men laat Hij voor u neder­dalen, vroege regen en late regen, zoals voorheen” (Joël 02:23).

Rond de eeuwwisseling zijn overal groepen mensen die zoeken naar de doop in de Heilige Geest. Zover bekend is worden in onge­veer 1900 in Amerika de eerste mensen gedoopt in de Heilige Geest en spre­ken ze in nieuwe tongen. Het is zo sensationeel dat het zelfs de voorpagina van de kranten haalt. In Nederland is het broeder G. R. Polman die in 1907 gedoopt wordt in de Heili­ge Geest. Het verbreidt zich snel en overal waar de Geest werkt is grote vreugde. In vele mensen­levens valt zo de vroege regen en ontvangen ze de leraar ter gerechtigheid. De herbouw van de tempel neemt een aanvang. Even­als in de dagen van Haggai’ wordt eerst het funda­ment gelegd. Als eerste wordt het altaar weer opgericht op zijn oude fun­damenten en het wordt genoemd “het altaar van de God van Israël” Ezra 3 vers 2 en 3 (Ezra 03:02-03). Deze is de God en Vader van onze Heer Je­zus Christus en die heeft bepaald dat er alleen maar volmaakte rechtvaardiging is door het geloof in het bloed van het Lam. Dit meest fundamentele functioneerde (en helaas nog) niet meer.

Iedere geloofs­richting heeft zo zijn eigen systeem van zalig worden ontwikkeld en belijdenisgeschriften opgesteld die meer geloofd worden dan het woord van God.

Het enige ware fundament

Voor de bouw van de tweede tempel werden dezelfde fundamentstenen gebruikt als voor de eerste. In 1 Koningen 5 vers 17 (1 Kon. 05:17) staat dat koning Salomo gebiedt, dat men grote en kostbare stenen zou uitbreken om het huis op de gehouwen stenen te grondvesten.

Zo wordt de eindtijdgemeente ook gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Jezus Christus zelf de hoeksteen is, in wie het hele gebouw, goed samengevoegd, opgroeit tot een heilige tempel in de Heer Efeze 6 vers 20 zie ook 1 Korinthe 3 vers 10 en 11 en Openbaring 21 vers 14 (Ef. 06:20: zie ook: 1 Kor. 03:10-11 en Openb. 21:14).

In Hebreeën 6 vers 2 (Heb. 06:02) noemt Paulus de elementen van het fundament: beke­ring van dode werken, ge­loof in God, een leer van dopen, oplegging der han­den. opstanding der do­den en van een eeuwig oordeel. Ieder ander fun­dament zal blijken los zand te zijn en de val van het bouwwerk dat daar opge­bouwd is, zal groot zijn, zegt Jezus Matteüs 7 vers 26 en 27 (Matt. 07:26-27).

Het begon klein (“… wie veracht de dag der kleine dingen” – Zacharia 4 vers 10a (Zach. 04:10a). met enkelen die gedoopt wer­den in de Heilige Geest maar nu in 1986 is de schatting dat tussen de 50 en 60 miljoen christenen gedoopt zijn in de Heilige Geest. God zegt dat van Hem het zilver is en het goud en dat de kostbaar­heden van alle volken zul­len komen Haggaï 2 vers 8 en 9  (Hagg. 02:08-09). Gods Geest gaat over de ganse aarde om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat. De Heer heeft vele Ezra’s gegeven Ezra 7 vers 10 (Ezra 07:10) om het volk van God te onder­wijzen. Paulus zegt dat de Heer aan de gemeente apostelen, profeten, evan­gelisten, herders en le­raars heeft gegeven om de heiligen toe te rusten.

Het bouwwerk wast op

Velen zijn op het funda­ment gaan bouwen met goud. zilver en kostbaar gesteente 1 Korinthe 3 vers 11 en 12 (1 Kor. 03:11-12) en groeien op naar de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon ‘ Gods, naar de mannelijke rijpheid, de maat van de, wasdom der volheid van Christus Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13). Dit is het volk van de eindtijd, waarvan de profeet Daniël zegt dat zij zich hebben laten reinigen, zuiveren en louteren. Het zijn de verstandigen die de geheime nissen van de eindtijd zul­len verstaan Daniel 12 vers 9 en 10 (Dan. 12:09-10).

Ook nu wordt nog wel de verzuchting gehoord: Was het maar weer als in de dagen van de eerste ge­meenten… Men weent dan om de vergane glorie van de eerste tempel. Maar in de gemeente spreekt de Heilige Geest en steeds meer gaan de ogen er voor open dat de profetie van Haggai aan ons vervuld gaat worden. “De toekoms­tige heerlijkheid van dit huis zal groter zijn dan de vorige, zegt de Here der heerscharen”.

De gemeente gaat verstaan dat de tijd van de late re­gen is aangebroken. Er zijn barensweeën en een bede stijgt op om die late regen. “Vraagt van de He­re regen ten tijde van de late regen” Zacharia 10 vers 1 (Zach. 10:01). Opnieuw komt er een Pinksteren. Nu blijft de ge­meente nog in de stad in opdracht van de Heer, want zegt de Heer: “Gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt” Handelingen 1 vers 8a (Hand. 01:08a). De gemeente moet, evenals de landman, geduld hebben tot de vroege en de late regen erop gevallen is Jakobus 5 vers 7 (Jak. 05:07).

Het huis wordt met heerlijkheid vervuld

De Heer wil eerst een ge­meente die onberispelijk en Hem volkomen toegewijd is. Psalm 102 vers 17a (Ps. 102:017a) zegt: “Wanneer de Here Sion heeft gebouwd, dan… “

En Jesaja 10 vers 12a (Jes. 10:12a) zegt: “Doch het zal geschieden, wanneer de Here zijn ganse werk op de berg Sion en in Jeruza­lem voleindigd heeft, dan… ” Dan zal opnieuw de profetie van Joël ver­vuld worden. “Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zo­nen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zul­len dromen dromen; uw jongelingen zullen gezich­ten zien. Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uit­storten” Joël 2 vers 28 en 29 (Joël 02:28-29).

De gemeente zal dan aan­gedaan zijn met Gods heerlijkheid en kracht. De laatste woorden van Hag­gai’ zijn: “Op deze plaats zal Ik heil geven, luidt het woord van de Here der heerscharen” Haggaï 2 vers 10b (Hagg. 02:10b).

De heerlijkheid Gods treedt naar buiten vanuit de gemeente. “Uit Sion, de volkomen schoonheid, verschijnt God in licht­glans” Psalm 50 vers 2 (Ps. 050:002). Met grote kracht zal het evan­gelie verkondigd worden en zo zal vervuld worden, wat Jezus zegt: “En dit evangelie van het Konink­rijk zal in de gehele we­reld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn” Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14).

De gemeente, die gebouwd is op Jezus Christus, zal het heilsorgaan zijn van God, voor deze wereld in nood. Een ander heilsor­gaan kan en zal er niet zijn. “Hij heeft ons een hoorn des heils op gericht in het huis van David, zijn knecht” Lucas 1 vers 69 (Luc. 01:69) en in Handelingen 15 le­zen we dat dit huis van David, de gemeente is Handelingen 15 vers 14 tot en met 17 (Hand. 15:14-17). Als de duisternis toeneemt en al­les dreigt te verstikken, blijkt de trouw van God aan zijn schepping. De gemeente is dan toebereid en zal als een banier opgericht worden tegen de vloedgolf van duisternis Jesaja 59 vers 19b Statenvertaling (Jes. 59:19b).

Alleen de gemeente die vervuld is met de Heilige Geest zal in de komende tijden bestand zijn tegen de demonie die over de wereld komt. De heerlijk­heid zal niet langer ver­borgen zijn en ontelbare scharen zullen ingevoegd worden in het huis Gods Openbaring 9 vers 1 en Openbaring 9 vers 14 (Openb. 09:01 en Openb. 09:14).

De profeet Zacharia, die in dezelfde dagen profe­teerde als Haggai’, zegt dan: “Zo zegt de Here der heerscharen: In die dagen zullen tien mannen uit vol­ken van allerlei taal vast­grijpen, ja vastgrijpen de slip van een Judese man, en zeggen: wij willen met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is” Zacharia 8 vers 23 (Zach. 08:23).

 

Geen sterveling maar zoon. Door Liesbet Seepma

We willen met elkaar het laatste deel van Psalm 103 gaan bekijken, die Psalm waarin David ons oproept om de Heer te gaan loven, omdat daarvoor reden aanwezig is, omdat het zo waard is lof en eer, alle van ons leven te ontvan­gen.

We gaan verder met vers 13 Psalm 103 vers 13 (Ps. 103:013):

” Gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinde­ren , ontfermt Zich de Here over wie Hem vre­zen”.

Kun je je dat voorstellen? Hij trekt je naar Zich toe in Zijn grote liefde, Hij neemt je in Zijn armen en drukt je tegen Zich aan. Hij troost je, bemoedigt je, stimuleert je, vuurt je aan… en ga zo maar door. Stel je eens voor, wat zou een vader het liefste voor zijn kind wen­sen? Dat het gaat beant­woorden aan het doel wat die vader zich heeft ge­steld. En wat is het doel van onze hemelse Vader met ons leven? Dat wij van kind op groeien tot zóón. Een zoon, die het wezen van zijn (volmaakte) Vader overneemt. En als wij dat Wezen van God overnemen, dan kunnen wij die over­weldigende rijkdom van Gods genade tonen aan de wereld om ons heen.

Het zoonschap is wegge­legd voor diegenen onder ons, die God vrezen. Wat houdt het woord ‘vrezen’ nu in? Wij kennen het vaak alleen maar in de betekenis van ‘bang zijn’.

Maar dat is in dit geval niet de juiste uitleg. Wat God wel ’t laatste zou wil­len is, dat wij bang voor Hem zijn! Daartoe is ook geen enkele reden aanwe­zig, want Hij is enkel liefde en Hij heeft jou en mij zéér lief. Nee, ik denk dat David bedoelt dat wij God zullen erkennen als de Allerhoogste, de Al­machtige, die recht heeft op ons leven, omdat alleen Hij weet wat de zin van dat leven is. Wij moeten met diep ontzag God in ons leven een plaats geven, want alleen dan kan Hij Zich met recht over ons ontfermen en ons vullen met Zijn wezen, zodat wij kunnen op groeien tot een zoon.         ,

“Want Hij weet wat maaksel wij zijn, gedachtig dat wij stof zijn. De sterveling – zijn dagen zijn als het gras, als een bloem des velds, zo bloeit hij; wan­neer de wind daarover is gegaan, is zij niet meer, en haar plaats kent niet meer”.

Het bovenstaande is den waarom ’t nodig

God Zich ontfermt over jou en mij. Als Hij, Bron van leven, Zich niet over ons ontfermt, zijn we een leeg omhulsel. Dan zijn we stof. Een sterveling die lijkt op het gras dat verdort en een bloem van het veld, die een hele korte tijd erg mooi is, maar dan afvalt. En dat weet de Heer. Hij heeft ons immers gescha­pen! Wat moet een schep­sel beginnen zonder de Schepper? Buiten die Schepper om kan dat schepsel niet leven, het gaat onherroepelijk dood. Maar toch, hoeveel mensen proberen zónder God te leven! Het korte deel van hun leven dat zij op aarde zijn, kan misschien heel mooi en heel voorspoedig zijn. Maar hoe gaat hun leven verder na de dood? Het is dan net als die bloem die door de wind afviel: hij verdort en ver­gaat. En vergeten is de bloem. Niemand zegt later meer: “Kijk eens, daar heeft een mooie bloem ge­bloeid!” De plaats kent de bloem niet meer. Zo is het ook met ons aardse leven. Als dat is beëindigd, wor­den wij op aarde vergeten. Misschien niet direct, maar op den duur zal onze vroegere plaats ons niet meer kennen.

“Maar de goedertierenheid des Heren is van eeuwig­heid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen en Zijn gerechtigheid over kindskinderen”.

Gelukkig is er Eén, die ons kent door de dood heen. Hij vergeet je niet als je sterft. Voor Hem ben je geen ‘sterveling(iemand die sterft) meer, maar je leeft. Je leeft door de eeuwigdurende goedertierenheid van de Heer, die Hij tentoon heeft gespreid in Zijn Zoon, Jezus Christus, die de dood overwon.

Wat heerlijk is het dat je è geen sterveling meer bent, die men vergeet, maar een zoon, die eeuwig leeft! Gods gerechtigheid y maakt dat de wet van de zonde en de dood niet meer van toepassing is op jou en mij. In Romeinen 8 vers 1 en 2 (Rom. 08:01-02) staat: “Zo is er dan geen veroordeling meer voor hen, die in Christus Jezus zijn.

Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrij gemaakt van de wet der zonde en des doods”. En verder kun je lezen in Romeinen 8 vers 11 (Rom. 08:11): “En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, ook uw sterfelijke lichamen levend maken (weg bloem, die) verdort!) door Zijn Geest, die in u woont.

Het is dus nodig dat Gods Geest in jou en mij woont. Op die manier wil de Heer Zich over je ontfermen: Hij wil je doordrenken met Zijn Geest. En wat

gebeurt er dan met je? Romeinen 8 vers 14 (Rom. 08:14);’ “Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods”. Het doel van de Vader is dan bereikt: je bent, een zoon Gods! En wat is dan jouw taak? Die staat beschre­ven in Romeinen 8 vers 18 tot en met 21 (Rom. 08:18-21), namelijk het bevrijden van de schepping tot die heerlijke vrijheid waar jij en ik op dit moment naar toe groei­en. Wat een grootse taak is er voor jou en mij weg­gelegd!

“Over hen die zijn ver­bond onderhouden, en aan zijn bevelen denken om die te doen”.

Gehoorzaamheid. Dat woord is o zo belangrijk in het leven dat ik leid met de Heer. Als ik Hem niet gehoorzaam, sluit ik mijn innerlijk voor Hem toe, waardoor Hij mij niets kan geven. Hij is namelijk geen inbreker. Hij kan Zich niet over mij ontfermen. Hij kan mij niet doordrenken met Zijn Geest, hetgeen maakt dat ik niet beantwoorden kan aan Zijn doel. Laten we gehoorzamen aan de Heer en luisteren naar Zijn stem in ons innerlijk! Dan gebeurt er iets heel moois. We gaan ons dan namelijk aan Hem hechten, zodat we een Geest met Hem worden. Zijn Geest smelt samen met de onze.

Als we de Heer gehoorza­men, dan houdt dat meteen in dat we Zijn verbond on­derhouden. En dat kunnen we! In 2 Korinthe 3 vers 6 (2 Kor. 03-06) staat dat God ons bekwaam gemaakt heeft – doordat Zijn Geest één wordt met de onze – om “dienaren” te zijn van een nieuw verbond, het ver­bond van de Geest, die levend maakt. Hier tegen­over stond het oude ver­bond, het verbond van de letter, het verbond dat doodt en veroordeelt.

Maar dat is gelukkig ver­ouderd! We hebben te ma­ken met een bediening in ons leven die niet, zoals vroeger, veroordeling brengt, maar rechtvaardigheid! 2 Korinthe 3 vers 10 (2 Kor. 03:10). En die bediening is “over­vloedig in heerlijkheid”.

Het is ook een bediening, die blijvend is 2 Korinthe 3 vers 11 (2 Kor. 03:11). Jezus is immers eens en voor altijd voor onze zonden gestorven en Hij heeft voor altijd over de dood gezegevierd. In Hem vinden we dus eeu­wige rechtvaardigheid.

Ook moeten jij en ik aan Gods bevelen denken; we moeten ons Gods bevelen zó ‘eigen’ maken, dat ze als het ware een deel van ons wezen worden. Je moet Spreuken hoofdstuk 2 maar eens lezen, waarin staat dat Gods wijsheid beschermend is, en nog,’ veel méér. Het is de moeite waard om aan de bevelen van de Heer te denken en die ook te doen!

De Here heeft zijn troon in de hemel gevestigd, zijn koningschap heerst over alles”.

We hebben in vers 1 tot en met 18 mogen ontdek­ken hoe groot God is en hoe onbeschrijflijk groot Zijn liefde voor jou en mij is, en hoe onuitputtelijk Zijn wijsheid en gedachten zijn. Die grote God heeft nu Zijn troon in de hemel gevestigd. Niet op aarde, waar alles zo vergankelijk is, maar in de hemel.

Dit betekent almachtig is. Welke andere god heeft zijn troon in de hemel gevestigd. In Jesaja 44 vers 8 (Jes. 44:08) zegt de Heer tegen jou en mij: Gij zijt mijn getuigen, is er een God buiten mij? Er is geen andere Rots. Ik ken er geen Zijn koningschap heerst dan ook over alles. Is dat niet geweldig dat onze Heer enerzijds een liefdevolle Vader is die Zijn arm om je heen slaat, die heel dichtbij, ja zelfs in je is, en anderzijds een majestueuze Heerser, die alle macht heeft, in de hemel en op aarde’.

“Looft de Here, gij zijn engelen, gij krachtige helden, die zijn woord volvoert, luisterend naar de klank van zijn woord. Looft de Here, al zijn heerscharen. gij zijn dienaren, die zijn wil volbrengt. Looft de Here, al zijn werken, aan alle plaatsen zijner heerschappij. Loof de Here, mijn ziel”.

Deze Psalm wordt beëin­digd met dezelfde oproep als die waarmee hij begon, de oproep om de Heer te loven, zéker nu wij de beschrijving van Zijn we­zen in woorden (voor zo­ver die in woorden is te vatten) hebben kunnen lezen.

de hemel gevestigd? In Jesaja 44 vers 8 (Jes. 44:08) zegt de Heer tegen jou en mij: “Gij zijt mijn getuigen: is er een God buiten Mij? Er is geen andere Rots, Ik ken er geen”. Zijn ko­ningschap heerst dan ook over alles. Is dat niet ge­weldig dat onze Heer enerzijds een liefdevolle’ Vader is die Zijn arm om je heen slaat, die héél dichtbij, ja zelfs in je is.

Het is een oproep aan ieder levend wezen. Aan engelen, aan “krachtige helden” (fijn hè, dat God ons zo noemt) , aan Zijn heerscharen, aan Zijn die­naren , aan een ieder die – dóór gehoorzaamheid en een aandachtig luisteren naar Gods woord en de klank daarvan (liefde) – een zoon Gods wil wor­den.

Ook al Gods werken zullen Hem loven. Zou dat mis­schien te maken hebben met die schepping die be­vrijd gaat worden van de vergankelijkheid? God maakt immers alle dingen nieuw? En die vernieuwing begint in jou en in mij. De bevrijding begint in je ziel, het centrum van je geest, diep van binnen. Dat is ook de plaats waar je de Heer begint te loven. En van daaruit zal een bevrijding en reiniging plaatsvinden in heel je le­ven, in de gemeente en tenslotte in de schepping. Er zullen steeds meer plaatsen van Gods heer­schappij komen; dat zijn plaatsen waar wij thuisho­ren, waar we niet verge­ten worden.

Kom op, laten we hieraan gaan werken. De Heer wacht op ons en de zuch­tende schepping ziet met reikhalzend verlangen uit naar bevrijding. 

 

Het spreken in tongen door Gert Jan Doornink

Wat is spreken in tongen? Het is spreken in een taal die men zelf niet kan verstaan en meestal ook de anderen niet. Bij het spreken in tongen blijft het verstand ‘onvrucht­baar’, zegt Paulus in 1 Korinthe 14 vers 14 (1 Kor. 14:14). Dat wil zeggen: wij denken er niet bij na wat wij zul­len zeggen, in tegenstel­ling met het gewone spre­ken en bidden.

Dat wil niet zeggen dat ons verstand is ‘uitgescha­keld’. De Heilige Geest be­werkt het in ons en ge­bruikt daarbij onze geest, schakelt deze er bij in. Deze ‘geestelijke taal’ wordt dan op hoorbare wijze vertolkt via ons li­chaam, dat wil zeggen door middel van onze stembanden en tong.

Een waardevolle gave

Het spreken in tongen is een van God gegeven gave en een vervulling van de

belofte uit Markus 16: “In nieuwe tongen zullen zij spreken… ” De Bijbel zegt: “Iedere gave, die goed en elk geschenk dat volmaakt is, daalt van boven neder, van de Vader der lichten, bij wie geen verandering is of zweem van ommekeer” Jakobus 1 vers 17 (Jak. 01:17).

Iedere gelovige die spreekt in nieuwe tongen, kan ge­tuigen dat het een ‘goede en volmaakte gave’ is die van waardevolle en bijzon­dere betekenis is, om optimaal te kunnen functioneren in het plan van God.

Omdat onze geest erbij in— geschakeld is, behoeven we niet, zoals wel eens ge­leerd wordt, te wachten tot de Heilige Geest op ons valt’. Het ‘wachten’ op de Heilige Geest was een­malig, toen de discipelen te Jeruzalem volhardend bijeen bleven, tot op de Pinksterdag de Heilige Geest werd uitgestort in hun harten.

Ieder kind van God kan, als hij eenmaal gedoopt is met de Heilige Geest, in principe op elk moment spreken in tongen of er weer mee ophouden, al komt het in de praktijk er natuurlijk op neer dat het alleen gebeurt als de Hei­lige Geest het ons in gedachten brengt.

Uitstappen in het geloof

Maar dan is gehoorzaamheid een vereiste om het te doen. We zullen telkens weer uit moeten stappen in het geloof. Een waarachtig kind van God zal daar geen moeite mee hebben. Hij doet het als het ware automatisch. Vanzelfsprekend is het bijzonder moeilijk dit alles in de juiste bewoordingen weer te geven, want God geeft vanuit zijn grote liefde en rijkdom zoveel variaties in het spreken in tongen en de wijze waarop het zich in en door de gelovigen manifesteert dat elk kind van God deze uitleg kan aanvullen met belangrijke eigen ervaringen. Belangrijk is echter dat wij het doen. En de opdracht en belofte van Jezus uit Marcus 16, waar maken tot eer van zijn naam tot zegen, opbouw, van onszelf en tot zegen voor anderen.

 

Het huwelijk zij in ere bij allen door Hessel Hoefnagel

Het huwelijk tussen man en vrouw is een beeld van de verhouding tussen God en de mens. Deze verhou­ding vindt haar oorsprong in de van God uitgaande begeerte naar een partner op gelijkwaardig niveau om Zijn heerlijkheid te delen.

De eerste mens

De geschiedenis van de mens begint bij de schep­ping van hemel en aarde.

Genesis 1 vers 26a tot en met 27 (Gen. 01:26a-27):

En God zeide: ‘Laat ons mensen maken, naar ons beeld, als onze gelijke­nis… ‘ En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hen; man en vrouw schiep Hij hen. En God zegende hen… ” Genesis 2 vers 4b en Genesis 2 vers 7 (Gen. 02:04b en Gen. 02:07):

Ten tijde dat de Here God de hemel en de aarde maakte… , formeerde Hij de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen”. Genesis 2 vers 18 en Genesis 2 vers 21 tot en met 21 tot en met 24 (Gen. 02:18, Gen. 02:21-24):

“En de Here God zeide: ‘Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past’. Toen deed de Here God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij één van zijn ‘ribben’ (componenten)…

En de Here God bouwde de ‘rib’, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw en Hij bracht haar tot de mens.  Toen zeide de mens: ‘Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal ‘mannin’ heten, omdat zij uit de man genomen is’. Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en’ zij zullen tot één vlees zijn”.

God schiep de mens als man en vrouw! Het be­grip mens is een twee- eenheid. Zo was het reeds vóór de schepping in Gods gedachten. De vrouwelijke component werd uit de man genomen en tot een hulp voor de mannelijke component gemaakt zodat ze samen één passend ge­heel zouden vormen als beeld van een geestelijke werkelijkheid. Die werke­lijkheid is de twee-eenheid God en mens.

God maakte de mens tot een levende ziel door hem een deel van Zichzelf te geven, de levensgeest. Dit onderscheidt de mens van een dier. De ziel van een dier is met de aarde verbonden; de ziel van de mens is door de levensgeest met de geestelijke wereld verbon­den.

Waarom schiep God de mens als beeld van Zich­zelf? In feite was het uitgangspunt: “Het is niet goed, dat God alleen zou zijn!” God zocht Zich een hulp, die bij Hem zou passen! Hij gaf daarom een component van Zich­zelf in de levensgeest, zodat een mensheid als ‘mannin’ (uit de man ge­nomen) met Hem een één­heid zou vormen. Het gaat dus in feite om het ‘huwelijk’ tussen de mens en God. Dit ‘huwelijk’ is de basis voor alles wat nog voort gebracht zal worden in de toekomende eeuwen, waarover nog geen openbaring bekend is.

De begeerte van God gaat vanaf het begin naar de mens uit. “De geest, die Hij in de mens doet wo­nen, begeert Hij met ja­loersheid” Jakobus 4 vers 5 (Jak. 04:05), om­dat deze een deel van Hemzelf is. De begeerte van God is een zuivere, positieve, heilige begeer­te, waarin liefde bepa­lend is. Toen de wettige ‘bruid’ van God reeds in haar jeugd zich liet ver­leiden door een andere partner in de geestelijke wereld (de duivel!), bleef de liefde van God naar de mens uit gaan. Ook liet God Zijn uit­gangspunt niet los, dat de mens naast Hem zou zitten op Zijn ’troon’.

De mensenzoon

Aan de eerste Adam (mens) werd na de zonde­val de belofte gegeven, dat er ‘zaad’ zou komen uit de mens Genesis 3 vers 15 (Gen. 03:15). Met deze nieuwe mens zou God Zijn doel berei­ken. Via het natuurlijke volk ‘Israël’ verwekte God in de volheid van de tijd bij Zijn wettige vrouw (de mens) een ‘Zoon’!

Deze ‘Zoon des mensen’ of ‘Zoon der mensheid’ ontving als geliefde van de Vader, naast zijn men­selijke geest, ook de Hei­lige Geest, die van de Vader uit ging. Deze  ‘Geest van het Zoonschap’ was weer een component uit God. Door deze Geest werd de ‘Zoon des men­sen’ tevens ‘Zoon van God’.

De gemeente

(De ‘vrouw’ van de Zoon). Ook voor de ’tweede mens’ gold het goddelijk principe: “Het is niet goed, dat de mens alléén zij!” Meer nog dan bij het aardse huwelijk wordt bij Jezus Christus benadrukt het beeld van Gods gemeen­schap met de mensheid, in de vorming van de Ge­meente.

Toen de ‘Zoon des mensen’ zich vrijwillig in de ‘dood­slaap’ begaf, werd één van Zijn componenten door God genomen voor de aan­zet van de vorming van de vorming van de ‘vrouw’ van deze Zoon. Jezus was het vleesgeworden ‘Woord van God’! Door deze component en de Geest der waarheid wordt de ge­meente van Jezus Chris­tus geformeerd. Dit pro­ces is nog volop aan de gang. De Heer zal na dit heiligings- en reinigings­proces door het ‘waterbad’ met het Woord’, de Ge­meente als Zijn vrouw voor Zich stellen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó, dat zij heilig is en onbesmet Efeze 5 vers 26 en 27 (Ef. 05:26-27).

De ‘eerste Adam’ riep uit: “Deze is vlees van mijn vlees!” De ’tweede Adam’ roept als het ware uit: “Deze is geest van mijn geest!” 1 Korinthe 6 vers 17

(1 Kor. 06:17). Niet voor niets ziet Paulus het huwelijk als een gróót geheim, als beeld van de geestelijke werkelijkheid Efeze 5 vers 32 (Ef. 05:32).

De ‘Vrouw van God’

Het scheppingsideaal van God wordt uiteindelijk verwezenlijkt in een totale mensheid, waarin Hijzelf alles in allen is 1 Korinthe 15 vers 28 (1 Kor. 15:28).

In Openbaring 21 en 22 is sprake van een heilige stad, een nieuw Jeruzalem”, dat neerdaalt uit de hemel, van God, getooid als een Bruid’ die voor haar Man ver­sierd is Openbaring 21 vers 1 en 2 (Openb. 21:01-02). Dit is de ‘bruid’ van God waarmee Hij Zich verbindt’. Deze bruid’ is in de voorbijgegane tijden geformeerd uit allen, die door het evangelie van Jezus Christus verzameld zijn uit alle taal, volk en na­tie.

Het ‘huwelijk’ van God met Zijn mensheid is dan een feit! Hij neemt Zijn vrouw tot Zich, want er staat: De tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn” Openbaring 21 vers 3 (Openb. 21:03).

Dit is de bevestiging van Gods nooit aflatende liefde jegens de mens, die Hij Zich ten eigendom begeer­de. Dit ‘huwelijk’ is het begin van wat God zegt: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. Schrijf, want de­ze dingen zijn waarachtig en getrouw!” Openbaring 21 vers 5 (Openb. 21:05). 

Tenslotte

Het huwelijk is een afbeelding van een diepgaande geestelijke zaak. Voor christenen, die weet hebben van dit grote geheim, is het huwelijk daarom heilig en het ’bed’ onbe­vlekt Hebreeën 13 vers 4 (Heb. 13:04).

Toen de Heer over het huwelijk sprak, ging Hij terug tot het eerste be­gin, waarin de Schepper man en vrouw tot een één­heid maakte. Deze éénheid moet de mens niet schei­den door welke inbreuk dan ook daarop. De Heer hield met Zijn motivatie zelfs geen rekening met de uitgangspunten van Mozes. Hij kende het diep­ste motief van de Vader waarin Hijzelf een grote ’ rol speelde.

Huwelijksinzegening is daarom een zeer gemoti­veerde zaak, temeer als de uitgangspunten bekend zijn.

 

De doorbraak van het nieuwe leven door Gert Jan Doornink

Zo is dan wie in Chris­tus is een nieuwe schepping, het oude is voorbij- gegaan, zie, het nieuwe is gekomen” 2 Korinthe 5 vers 17 (2 Kor. 05:17). Ik weet niet of het u gaat zoals mij, maar ik vind het voorjaar altijd een geweldig fijne tijd. Als alles weer gaat ontsprui­ten en tot groei en bloei komt, lijkt het wel of je innerlijk daardoor ook een nieuwe impuls onder­gaat. Nu hebben we de laatste jaren koude lentes gehad, en ook dit jaar hebben we erg lang moe­ten wachten op warm len­teweer, maar het nieuwe jonge leven is ook nu weer volkomen doorgebroken.

Over de doorbraak van dat nieuwe leven willen

we het in dit artikel ook  hebben, maar u begrijpt denk ik al wel, dat we dan met het nieuwe leven het nieuwe leven in Christus bedoelen. Bo­vendien wil ik nog opmer­ken dat de vergelijking met de natuur in zover niet opgaat, dat we daar te maken hebben met een ieder jaar terugkerend gebeuren, gevolgd door zomer, herfst en winter, terwijl het Gods bedoeling voor ons leven uiteraard is, dat het nieuwe leven in Christus uiteindelijk blijvend in al zijn volle heerlijkheid ons leven gaat beheersen.

Het nieuwe leven is een ander leven

We willen eerst van dat nieuwe leven zelf iets gaan zeggen, om goed te kunnen beseffen waar we hier mee te maken hebben. Paulus schrijft aan de ge­meente te Korinthe dat iemand wie ‘in Christus’ is een nieuwe schepping is, dat het oude voorbij is en het nieuwe is ge­komen.

Laten we dit goed in ons opnemen, want nog teveel en te gemakkelijk wordt er gedacht dat God ons leven wat heeft opgekale­faterd, gerestaureerd heeft. Maar wie een kind van God is geworden is werkelijk voor honderd procent vernieuwd. Gods uitgangspunt is: We zijn een nieuwe schepping’ Paulus zegt: “Gij geheel anders; gij hebt Chris­tus leren kennen” Efeze 4 vers 20 (Ef. 04:20).

Even tevoren beschrijft Paulus de wandel van de heidenen met deze woor­den: zij wandelen “in de ijdelheid van hun denken, verduisterd in hun ver­stand, vervreemd in het leven Gods om de onwe­tendheid, die in hen heerst, om de verharding van hun hart.

Zij hebben zich immers in hun verdo­ving overgegeven aan de losbandigheid om gretig winst te slaan uit allerlei onreinheid” Efeze 4 vers 17 tot en met 19

(Ef. 04:17-19). Hier wordt een duidelijke omschrijving gegeven van mensen die nog in de duisternis verkeren en die beheerst worden door de vorst der duisternis.

Een christen is hiervan verlost, omdat hij overgebracht is vanuit het rijk der duisternis in het Koninkrijk van Jezus Christus Kolossenzen 1 vers 13 (Kol. 01:13).

Het nieuwe leven is geestelijk

Het nieuwe leven in Chris­tus is een geestelijk leven. Ook daar staan we vaak onvoldoende bij stil. Sommigen christenen den­ken als zij over ‘geestelijk leven’ praten aan iets vreemds, aan iets mys­tieks, iets wat buiten de werkelijkheid staat en waardoor we niet meer met beide benen op de grond staan…

Maar geestelijke leven, leven uit de Geest is juist de werkelijkheid die God bedoelt. De werkelijkheid die veroorzaakt dat we uitgroeien, naar de wil van God, tot zonen Gods. In het gesprek wat Jezus had met de Samaritaanse vrouw zei Hij: “God is geest en wie Hem aanbid­den, moeten aanbidden in geest en in waarheid” Johannes 4 vers 24 (Joh. 04:24).

Wie het geestelijk aspect van het ‘nieuwe schepping in Christus’ zijn buiten beschouwing laat, zal nooit doordringen tot de kern, dat wil zeggen hij zal op ‘aards niveau’ blijven le­ven en geen leven leren kennen van voortdurende gemeenschap met God.

Het leven op Gods niveau is alleen mogelijk als we bereid zijn geestelijk te leven. Denk ook aan het feit dat wij ons bewust moeten zijn dat onze plaats met Christus is in de he­melse gewesten! Efeze 2 vers 6 (Ef. 02:06).

Hoe wordt het nieuwe leven zichtbaar?

Hoe komt dit nieuwe leven nu ten volle tot door­braak? Daar willen we ons verder in verdiepen, want we kunnen nu wel zeggen en proclameren: we zijn een nieuwe schepping’, maar dan behoort dit ook tot openbaring te komen in ons leven. Als er meer van het oude – door satan beheerste leven zichtbaar is in plaats van het nieuwe, dan is er kennelijk iets aan de hand…

In 2 Korinthe 5 vers 17 (2 Kor. 05:17) staat dat ‘het nieuwe’ gekomen is, dat wil zeg­gen nu is het aanwezig, maar nu gaat het er op aankomen wat wij met dit nieuwe leven gaan doen. Laten we het aan zijn lot over, of brengen we het tot ontwikkeling zodat het uitgroeit tot rijpheid en volwassenheid. Het behoeft geen nader betoog dat het gaat om het laatste. Het nieuwe leven in ons zal dusdanig moeten groeien tot we het volwassen stadium in Christus bereikt hebben.

Wij willen nu een aantal punten onder ogen zien wat daarvoor nodig is, want de groei van het nieuwe leven komt ons niet aanwaaien, maar wij zullen ons op positieve wijze op moeten stellen en alles wat de Heer ons aanreikt in gehoorzaam­heid behoren te accepteren.

a.Voeding

Het eerste wat nodig is dat is gezonde geestelijke voeding. Die ontvangen we uit het Woord van God. Dit Woord spreekt echter over ‘melkvoeding’ en ‘vaste spijs’ Hebreeën 5 vers 13 en 14 (Heb. 05:13-14). In het natuurlijke leven is uitsluitend melkvoeding alleen bestemd voor de eerste periode van ons leven. We zullen ons moeten realiseren dat dit ook geldt voor ons geestelijke leven. Nog te­veel kinderen Gods blijven in het stadium van de melkvoeding steken en blijven daardoor baby’s in het geloof. Een gezond, stabiel geloofsleven blijft dan achterwege en het gevolg is dat dwaallerin­gen hun intrede doen en “de volle kennis van de Zoon Gods” Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13) niet bereikt wordt.

b.Bevrijding

Galaten 5 vers 1 (Gal. 05:01) zegt: “Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Chris­tus ons vrijgemaakt. Houd dus stand en laat u niet weer een slavenjuk opleg­gen”. Christus heeft ons volkomen vrijgemaakt en. zoals we eerder in dit ar­tikel reeds schreven, to­taal vernieuwd. Daar be­hoeft geen enkel misver­stand over te bestaan.

Maar laten we er wel re­kening mee houden dat we ons nog op vijandelijk, terrein bevinden. De dui­vel is nog de overste dezer wereld. Hij is wel­iswaar door Jezus over­wonnen, maar ook wij be­horen hem in Zijn Naam te overwinnen. Dat is de grote opdracht voor de eindtijdgemeente. Daarom zijn we dagelijks betrok­ken bij de geestelijke strijd.

De duivel zet alles op al­les om onze geestelijke groei af te remmen. Hij belaagt ons en probeert te infiltreren. De Bijbel spreekt over ‘het afleg­gen van de werken der duisternis’, die dus be­slag op ons kunnen leg­gen als we niet op onze hoede zijn. Er zijn heel wat kinderen Gods die zo verward zijn geraakt in de klauwen van satan, dat zij daar soms zelf niet meer toe in staat zijn en er een ‘bevrijdingsbediening nodig is. Let wel: wij willen niemand ook maar enige gebondenheid aanpraten, maar als ze er wel zijn, laten we ze afleggen of ons ervan laten bevrijden. De doorbraak van het nieuwe leven mag op geen enkele wijze belem­merd worden.

c.Vervulling

De Heilige Geest is één van de meest effectieve wapenen die we mogen hanteren in de geestelijke strijd. Daar kan de vijand j niet tegenop. Want Gods I Geest in ons is vele malen sterker dan welke ‘geest’ uit het rijk der duisternis ook. Daarom is doop en de dagelijkse vervulling met de Heilige Geest zo noodzakelijk. Paulus schrijft aan de Efeziërs: “Voorts wees krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht. Doet de wa­penrusting Gods aan… ” Efeze 6 vers 10 (Ef. 06:10). En daar hoort ook ‘het zwaard des Geestes’ bij!

d.Geloof

Geloof is ook een zeer be­langrijke voorwaarde voor het functioneren en tot groei komen van het nieu­we leven. Leef door het geloof! Vertrouw iedere dag opnieuw op de leven­de Heer en geloof in de woorden die Hij gesproken heeft. Hij is een Waarmaker van Zijn Woord en al Gods beloften zijn in Hem ‘ja en amen’!

Hij heeft er een welgeval­len in als het nieuwe leven in ons gaat groeien en bloeien in al zijn facetten. En Hij wil ons dagelijks helpen dat Hij ten volle zichtbaar gaat worden in ons als Zijn kinderen.

Laten we Hem niet teleur­stellen of beschamen. De volle doorbraak van het nieuwe leven in allen die zich volgeling van Jezus Christus noemen is iets wat bovenaan Gods ver­langlijstje staat!

En als van onze kant dit verlangen ons leven ook gaat beheersen, kan het niet anders dat die door­braak er komt en zal God Zijn doel met ons kunnen bereiken. Het is immers Zijn bedoeling dat wij vernieuwd worden tot volle kennis naar het beeld van onze Schepper? Kolossenzen 3 vers 10 (Kol. 03:10).

Eens schiep God de mens op volmaakte wijze naar Zijn beeld. In Christus zijn we herschapen, daar­om zegt Paulus dat we in Christus een nieuwe schepping zijn 2 Korinthe 5 vers 17 (2 Kor. 05:17). Buiten Hem om is le­ven naar de wil van God niet mogelijk. In Hem wordt het echter een vol­komen werkelijkheid.

Jezus zelf is trouwens “het beeld van de onzicht­bare God en de eerstge­borene der ganse schep­ping” Kolossenzen 1 vers 65 (Kol. 01:15). Paulus noemt Hem ook de eerst­geborene onder vele broe­deren Romeinen 8 vers 29 (Rom. 08:29). Daarom is Hij ons grote voorbeeld 1 Petrus 1 vers 21 (1 Petr. 01:21), want bij Hem was het nieuwe, God­delijke leven volkomen doorgebroken en een realiteit geworden. Gaat dat ook bij ons gebeuren?

(Wordt vervolgd).