1986.10

De verhoging van de mens door Gert Jan Doornink

“Al wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden en al wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden” Matteüs 23 vers 12 (Matt. 23:12).

Het conflict van Jezus met de Farizeeën

Toen Jezus Zijn bediening op aarde had, was Hij vrijwel voortdurend in conflict met de Farizeeën en Schriftgeleerden. We kunnen rustig stellen dat het zijn grootste tegenstanders waren. Ze vielen Hem op alle mogelijke manieren aan en de meest zware beschuldigingen werden tegen Hem geuit. Toch was Jezus geen moment bang voor hen. Hij ging een confrontatie met hen ook nooit uit de weg. Integendeel, Hij wist uit welke koker, vanuit welke achtergrond hun aanvallen kwamen en vertelde hen dit ook openlijk. Hij ontmaskerde hen keer op keer als werkers der duisternis.

Vandaag zien wij in feite precies hetzelfde. Daar waar de waarachtige gemeente van Jezus Christus zich gaat openbaren, zien wij hoe ook de aanvallen uit het rijk der duisternis, vaak onder een vrome dekmantel, zich manifesteren. Als wij in dit artikel de stelling poneren dat God de mens wil verhogen, komt daar allerlei vroom verzet tegen in opstand. Bijvoorbeeld: God de mens verhogen? Dat mag je zomaar niet zeggen… Wat een hoogmoedige gedachte… De mens, is immers niets… een stofje aan de weegschaal. De mens is verdorven, slecht… etc. En die mens zou God willen verhogen?

Verhogen – wat is dat eigenlijk?

Laten we eerst eens zien wat verhogen eigenlijk is. Ik zou het zo willen omschrijven: “Verhogen zijn die handelingen van God, waardoor de mens zijn oorspronkelijke plaats in het plan van God terugkrijgt”. En laat daar geen misverstand of twijfel over bestaan: die oorspronkelijke plaats was een hoge plaats. Denk aan het scheppingsverhaal, waarin wij kunnen lezen hoe de mens volmaakt was, naar Gods beeld geschapen Genesis 1 vers 26 en 27 en genesis 1 vers 31 (Gen. 01:26-27, Gen. 01:31). David zegt dat God de mens bijna goddelijk heeft gemaakt en hem met heerlijkheid en luister heeft gekroond Psalm 8 vers 6 (Ps. 008:006). Hoe kunnen we ook anders van de enkel goede God verwachten? We zijn immers gemaakt in overeenstemming met de normen en gedachten van God. De mens is de hoogste scheppingsvorm van God. We zouden kunnen zeggen: “Het toppunt van Gods creatieve kunnen werd in de mens gelegd

God heeft nooit gezegd dat Hij dit gaat veranderen. Al willen ‘vrome geesten’ het ons anders doen geloven, want de duivel heeft er natuurlijk een ontzettend behagen in de mens te laten zien op zijn ‘gevallen status’. Altijd weer zal hij ons laten zien op de destructieve werken die hij veroorzaakt heeft en nog veroorzaakt. Met zijn rijk is het echter een aflopende zaak. Dat zien wij al direct nadat de eerste mensen gezondigd hadden en God sprak: “En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad, dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen” Genesis 3 vers 15 (Gen. 03:15). Het was de eerste grote belofte, waarin God duidelijk naar voren bracht, dat satan, die er in was geslaagd de mens uit zijn hoge positie Ie halen, de nederlaag zou lijden! Hoe dat is gebeurd en verder door God voleindigd zul worden, weten wij uit het Woord van God.

 

De twee fasen van Jezus’ verhoging

De geweldige belofte uit Genesis 3 zien wij in vervulling gaan bij de komst van Jezus. Hij was de eerste mens die weer verhoogd werd. Maar de weg die Hij daarbij moest gaan, was geen gemakkelijke weg. Het was een weg vol strijd en vernedering. Want het was een strijd tegen de vorst der duisternis, die het er uiteraard alles aan gelegen was, dit te verhinderen. Deze weg van vervolging, bespotting en vernedering vond zijn climax aan het kruis van Golgotha. Toen Jezus het uitriep: “Het is volbracht!” en satan dacht: nu heb ik het gewonnen, had hij in werkelijkheid de nederlaag geleden, want Jezus triomfeerde over hem en stond na drie dagen op uit de dood!

Jezus werd aan het kruis van Golgotha letterlijk verhoogd, zoals Johannes 3 vers 14 (Joh. 03:14) beschrijft: “En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe”. Dat was het grote doel van deze ‘verhoging’: de weg werd geopend voor allen die in Zijn volbrachte werk geloofden. Zij ontvingen een nieuw, eeuwig leven! Ook in Johannes 12 spreekt Jezus over deze verhoging: “Nu gaat er een oordeel over deze wereld; nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden; en als Ik van de aarde verhoogd ben, zal Ik allen tot Mij trekken. En dit zeide Hij om aan te duiden, welke dood Hij sterven zou” Johannes 12 vers 31 tot en met 33 (Joh. 12:31-33).

De tweede fase van de verhoging van Jezus, was Zijn ‘geestelijke verhoging’, als Hij gaat zitten aan de rechterhand van de Vader. Petrus spreekt erover op de Pinksterdag door te zeggen dat Hij door de rechterhand Gods verhoogd is Handelingen 2 vers 33 (Hand. 02:33). Paulus schrijft erover aan de Filippenzen, na eerst op aangrijpende wijze de weg van vernedering die Jezus gaan moest beschreven te hebben, zegt hij: “Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken” Filippenzen 2 vers 9 (Filip. 02:09).

De twee fasen van onze verhoging

Ook onze verhoging verloopt in feite in twee fasen. Zo meester, zo knecht! In de tekst boven dit artikel staat: “Al wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden en al wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden”. Oorspronkelijk waren deze woorden gericht tot de Schriftgeleerden en Farizeeën. Zij hielden het volk de wet voor, maar leefden er zelf helemaal niet naar. “Ze zeggen het wel, maar doen het niet” Matteüs 23 vers 3b (Matt. 23:03b), sprak Jezus. Zij waren zichzelf bezig te verhogen…

Wie buiten Christus om denkt het wel te kunnen klaren, zit er faliekant naast! Wij zullen bereid moeten zijn dezelfde weg te gaan, die ook Jezus gegaan is. Nadat wij tot geloof gekomen zijn, treden wij in Zijn dienst. We zijn geroepen Zijn getuigen te zijn maar dan treedt ook de eerste fase van onze verhoging in werking. Dan worden ook wij bespot, uitgelachen, vervolgd, enz. Maar wij weten dat de tweede fase van onze verhoging – evenals bij Jezus – zeker komt en feitelijk in onze geest reeds werkzaam is.

Enkele punten om te onthouden

De verhoging, zoals God die bedoeld heeft voor de mens, heeft dus niets te maken met hoogmoed. Mensen die zichzelf willen verhogen, dat wil zeggen buiten Christus om, zijn hoogmoedig en missen het doel wat God met hun leven voor heeft.

Verhogen heeft alles te maken met Gods wil voor ons leven. Hij wil ons verhogen’ Wij mogen ons bewust zijn wie wij zijn in Christus: “Een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom. om de grote daden te verkondigen van Hem die ons uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht” 1 Petrus 2 vers 9 (1 Petr. 02:09).

Verhogen betekent dat we ten opzichte van de vijand altijd onze hoge positie met Christus hebben ingenomen. Onze plaats met Hem is in de hemelse gewesten. Maar ook ten opzichte van onze medemens hebben wij onze ‘hoge positie’ in Christus ingenomen. Maar die positie houdt dan in dat wij in elk opzicht de gezindheid van Christus openbaar maken. Het is goed om te lezen wat Paulus daarover schrijft in Filippenzen 2 vers 5 tot en met 9 (Filip. 02:05-09).

Dit alles moeten we leren uiteraard en daarvoor is gehoorzaamheid vereist. Ook bij Jezus was het geheim: gehoorzaamheid! Filippenzen 2 vers 8 (Filip. 02:08). En dan hoeven wij er niet aan te twijfelen dat Hij Zijn doel met ons leven niet zal bereiken, want Hij is verlangend dat wij als verhoogde mensen onze plaats in het plan en de troon van God hebben ingenomen! Want zoals Hij is, mogen ook wij zijn!

 

De kroon van Gods schepping (gedicht) (Naar Psalm 8). Door Piet Snaphaan

De mens als kroon der schepping Gods,

Van Zijn geslacht te zijn.

Dat had de duivel nooit verwacht,

Vandaar dat hij verdeeldheid bracht,

Door leugens, groot en klein.

 

Hij haat de mens, dat is gewis,

En zal hem steeds kleineren,

Ziet hem als stofje aan de schaal,

Een nietig wezen, dat steeds faalt,

Ondanks ’t opnieuw proberen.

 

Zo spreekt hij naar zijn eigen aard,

De vader aller leugen,

Al zijn ze vaak dan nog zo snel,

De waarheid achterhaalt ze wel,

Voor eeuwig zal ’t hem heugen.

 

De mens, geschapen naar Gods beeld,

Wie zal dat kunnen keren?

Wat God er in legt, komt er uit,

Hij schiep de mens naar wijs besluit,

Met Hem te triomferen!

Piet Snaphaan

 

Wees niet bezorgd! door Evert van de Kamp

Het spook van de bezorgd­heid is niet zomaar een verschijnsel dat op zijn tijd wel weer verdwijnt, maar een venijnig aanvals­wapen van de duivel.

Omdat het altijd met vrees, angst en intimidatie ge­paard gaat, lijdt een groot deel van de mensheid on­der dit juk van satan. Zelfs menig christen is hier niet vrij van.

In de Bijbel klinkt het me­de daarom: “weest niet bevreesd”, of “wees niet bezorgd”. En dat keer op keer. Legio is het aantal mensen dat zich over let­terlijk alles en nog wat zorgen maakt. Vaak ten onrechte. Wij kennen alle­maal de volksuitspraak dat de mens het meeste lijdt van het lijden dat nimmer op komt dagen. Waar de duivel echter zijn vurige pijlen kan afvuren zal hij dat niet nalaten. Denk maar aan Elia die in doods­angst de benen neemt voor de dreigende Izebel. Aan een Petrus die in panische vrees voor zijn eigen ik zijn Meester, waarvan hij zoveel houdt, verloochent.

Zorgen of bezorgdheid

Zorgen voor iets is een goede zaak. Het is je ver­antwoordelijkheid beseffen, je verantwoordelijk weten. Verantwoordelijkheid dra­gen, iets waaraan de mens in onze tijd verschrikkelijk lijdt. Jezus had altijd zorg voor de ander. Hij zag al­tijd die ander. Hij ging rond, weldoende en gene­zende allen die door de duivel overweldigd waren. In zijn laatste levensuur droeg Hij de zorg voor zijn moeder Maria op aan zijn discipel Johannes. De Heer maakte zich niet bezorgd om zijn moeder, maar Hij droeg zorg voor haar.

Zorgen is je geloof belij­den en wegen zoeken en bewandelen om dat geloof ten uit voer te brengen. Je zorgen maken, altijd maar weer bezorgd zijn over iets, is een slechte zaak. Eigenlijk de dood­steek voor je geloofsleven. Het Woord zegt: “De Heer is nabij! Weest in geen ding bezorgd” Filippenzen 4 vers 5 (Filip. 04:05).

Een revolutionaire uitspraak

In Matteüs 6 vers 25 tot en met 34 (Matt. 06:25-34) houdt de Heer een hele verhandeling over het euvel van de bezorgdheid. De kernwoorden zijn: weest niet bezorgd; maakt u dan niet bezorgd; zoekt toch eerst het Koninkrijk Gods, etc. Die woorden kunnen o zo lieflijk in on­ze oren klinken, maar in wezen zijn ze eigenlijk heel revolutionair. Waar­om? Omdat de natuurlijk gerichte mens precies het omgekeerde doet en die mens tref je helaas overal aan. Het ‘evangelie’ van die mens is: Ik moet leven, ik moet zoveel moge­lijk geld verdienen, ik moet kleding, voedsel, een woning, een auto kun­nen kopen, ik moet en zal die baan hebben, ik… !

In dit verband spreekt het verhaal en de gelijke­nis over de rijke dwaas, door Jezus verteld in Lucas 12 vers 13 tot en met 21 (Luc. 12:13-21), boekdelen. Daar draait het niet meer om een leven in volle en heerlijke gemeenschap met God, maar over hoe wij zelf, naar onze eigen inzichten en verlangens, ons leven zullen indelen. Als ik maar aan mijn trekken kom. Ik heb er immers recht op. Vlijmscherp is Jezus’ oordeel hierover: “Naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen – de ongelovigen – uit”. Jezus’ zorg over de over­bezorgde mens is ontroe­rend.

Moet u Lucas 12 vers 22 tot en met 34 (Luc. 12:22-34) maar eens lezen.

Een ding is nodig

Je kunt je bezorgd maken over vele dingen, maar zegt de Heer: weinig zijn nodig of slechts één en als je dat goede deel kiest, wordt dat niet van je weggenomen Lucas 10 vers 41 en 42 (Luc. 10:41-42).

Onze relatie met de Heer staat op het spel. In zijn zorg voor ons roept Hij ons toe: Laat elk verkeerd denken en handelen los. Zorg dat jouw relatie met Mij in orde is, voor de volle honderd procent. Laat jouw relatie met Mij voortdurend je enige en grootste zorg zijn en blij­ven. Dat maakt gelukkig. En laat je zorg zich nooit op andere dingen richten, die je bezorgd maken.

Hiervoor is het nodig dat wij ons stellen onder de visie en de leiding van de Heilige Geest. Hij brengt je helemaal in harmonie met de woorden en het leven van Jezus. Iets mooiers is er niet.

Het spook van de verwarring

Als je de Heilige Geest hebt ontvangen, moet je niet proberen andere din­gen op de eerste plaats te zetten, in de plaats van God. De ervaring leert dat je dan in grote verwarring terecht komt. Dat kun je bij jezelf na­gaan.

Die Heilige Geest leert ons geconcentreerd te zijn op de Heer. Op Hem die betrokken wil zijn bij alle zaken van ons leven. Be­zorgd zijn is daarom niet slechts verkeerd, maar een pure uiting van onge­loof en leidt tot verwar­ring. Je bent niet echt bij de Heer. Je gelooft niet dat God voor al die kleine dingen van je leven, laat staan de grote, kan en wil zorgen.

Dat ongeloof of, zo u wilt, klein geloof maakt je nou net zo bezorgd. De Heer noemt dat de zorgen van de wereld. Zo iemand wordt onvruchtbaar, ver­telt de gelijkenis van de zaaier ons Matteüs 13 vers 22 (Matt. 13:22). Al die zorgen zijn de ‘kleine’ vossen, die de vreugde van de wijngaard bederven. En je mist de enorme zegen van Gods heerlijke zorg voor jouw leven.

Gehoorzaamheid aan Gods Geest is het geneesmiddel tegen zorg in het hart. Maar dat gehoorzamen kan de Heer niet voor je doen. Dat moet je zelf doen. In de allergrootste vertwijfeling en verwar­ring riep de cipier van Filippi het uit: “Wat moet ik doen?” Handelingen 16 vers 30 en 31 (Hand. 16:30-31). Het antwoord dat hij kreeg luidde: “Stel uw vertrou­wen op de Heer Jezus en u zult behouden worden”. Toen hij dat metterdaad deed verdween de verwar­ring en elke zorg uit zijn, hart.

Een zorgeloze vrouw

Ze spraken er allemaal schande van toen Maria het albasten kruikje met de inderdaad zo kostbare nardus-mirre brak boven het hoofd van Jezus. Wat een verkwisting. Een jaarloon werd te grabbel gegooid. En vrome geesten zeiden: “Dat was beter besteed geweest aan de armen”. Maar het hart, van Jezus juichte. Dat was ’ eens een goed werk. Een goed werk aan Hem ver­richt. Een daad van loute­re toewijding aan Hem.

En act van ‘onbezorgde’ toewijding. Openlijk prees de Heer Maria voor haar zorgeloze overgave.

Na de ramp van Tsjernobyl werden de winkels en supermarkten bijna letter­lijk geplunderd. Hamsteren en oppotten. Halen, heb­ben, houden. Ons levens­doel mag anders zijn. Met een zekere humor schrijft Paulus in 1 Timoteus 6 vers 7 en 8 (1 Tim. 06:07-08): “Wij hebben niets op de wereld meege­bracht ; wij kunnen er ook niets uit meenemen”. En dan heel betekenisvol: “Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn”. En heus, bij de Heer is leven en overvloed. Over­daad schaadt al heel gauw. Iemand schreef iets heel opmerkelijks: “Het beste van het leven mag in ver­trouwen op God, verteerd, uitgegeven en opgeofferd worden”. Inderdaad, een offer voor de Heer is nooit teveel. En verder: Gods manna voor elke dag is voldoende. Anders be­derft het maar. De Heer zou zeggen: “Maak je dan niet bezorgd. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. Waar is jouw toewijding?

Een onbezorgd leven

Een onbezorgd leven is een leven voor de Heer door een leven met de Heer! Eigenlijk is het leven voor verantwoordelijkheid van de Heer (2 Tim. 2:4). Zo ben je bezig schatten te verzamelen in de hemel, in de onzichtbare wereld. En waar je schat is… juist, daar is je hart.

In Lucas 6 vers 37 en 38 (Luc. 06:37-38) vinden wij een heel mooie en juiste leefregel, een geestelijke wet: “Laat los en gij zult losgelaten wor­den. Geeft en u zal gege­ven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot geven. Want met de maat waarmede gij meet, zal u gemeten wor­den”.

Maria bepaalde haar eigen maat. Ook wij bepalen zelf de maat waarmee wij geme­ten willen worden. Het kan de maat zijn van de totale onbezorgdheid! Filippenzen 4 vers 6 en 7 (Filip. 04:06-07).

 

Contact met de redactie.

God is een goede God.

Zojuist verscheen een herdruk van de brochure. God is een goede God. Wij zijn blij dat deze brochure thans weer verkrijgbaar is, want ze voorziet duidelijk In de behoefte. Deze belangrijke geloofwaardigheid op eenvoudige, toch duidelijke wijze. Onder de aandacht van velen christenen zowel als niet christenen te brengen. Het boekje legt niet Alleen uit Waarom God een goede God is en hoe wij deze goedheid kunnen beleven, maar gaat ook in op vragen zoals, hoe kan? God het toelaten, en wat is de toren van God? U kunt de brochure bestellen bij de administratie.

Het boek Genesis

In dit nummer starten wij met een nieuwe serie Bijbelstudie-artikelen, geschreven door Klaas Goverts. Het zijn gedachten over het eerste Bijbel­boek. Evenals broeder Goverts destijds in ons blad over het laatste Bijbelboek een groot aantal artikelen schreef (in drie brochures door ons uit­gegeven) die voor velen tot grote zegen waren, verwachten wij ook nu dat dat de kennis en het in­zicht van het begin van Gods Woord, door het le­zen van deze serie, bij velen zal toenemen. Te­recht maakt broeder Go­verts in zijn eerste arti­kel de opmerking dat als je het boek Genesis be­grijpt, je in feite de sleutels van de hele Bijbel in handen hebt, want in dit boek zit het hele heilsplan van God reeds besloten!

Sponsors gevraagd

Vrijwel vanaf het begin dat “Levend Geloof” ver­scheen, zijn er sponsors geweest: lezers en lezeressen die de “Levend Geloof”-arbeid periodiek – bijvoorbeeld maandelijks – met een vaste bijdrage ondersteunden. We zijn daar altijd erg blij en dankbaar voor geweest, want onze arbeid is een geloofsarbeid. We ontvan­gen geen enkele vorm van subsidie, ondersteuning, uitkering of wat dan ook, maar zijn Voor een groot deel aangewezen op wat er via extra bijdragen binnenkomt. Iedere gift, is dan ook altijd hartelijk welkom!

Het mooiste is natuurlijk als er lezers en lezeres­sen zijn die regelmatig een bijdrage overmaken. Dat geeft een zekere ba­sis aan ons werk, zodat wij op financieel gezonde wijze kunnen functioneren. Helaas is het aantal ”sponsors’ altijd te be­perkt gebleven, vandaar in dit nummer de oproep om eens te overwegen sponsor te worden. U steunt daarmee een werk dat nog steeds rijke vruchten afwerpt voor Gods Koninkrijk!

Voor één maand wordt de rubriek “Levend Geloof voor jonge mensen” door Liesbeth Seepma, onder­broken. Volgende maand treft u deze veel gelezen en gewaardeerde rubriek weer aan.

 

Het boek Genesis door Klaas Goverts (1)

Inleiding

Het boek Genesis is een van de meest unieke en onuitputtelijke Bijbelboeken. Als je het boek Genesis te pakken hebt, heb je in feite de sleutels van de hele Bijbel in handen. In dit boek zit in feite het hele heilsplan van God reeds besloten. Alles wat er verder in de Bijbel gaat komen, is een ontvouwing van het boek Genesis. We gaan in deze serie artikelen ook speciaal aandacht besteden aan de opbouw en structuur van het boek Genesis.

De betekenis van de titel ‘Genesis’

Genesis is de Griekse titel van dit Bijbelboek. Het betekent: wording of geboorte. Het gaat ook om de wording. De hoofdlijn van het boek Genesis is de wording van het volk van God temidden van de volkeren.

Ook voor onze tijd is het bijzonder actueel, want wij leven ook in een tijd van wording. Er is een diepe overeenkomst tussen oertijd en eindtijd. We kunnen de boeken Genesis en Openbaring naast elkaar leggen. Hoe meer je van het boek Genesis gaat ontdekken, des temeer ga je begrijpen van hetgeen God in de eindtijd gaat uitvoeren. Schepping en herschepping dekken elkaar en vormen één geheel.

In de Hebreeuwse kanon heeft het boek Genesis een andere titel. Genesis is het boek: In den beginne. De eerste vijf Hebreeuwse Bijbelboeken van Mozes werden genoemd naar de eerste woorden van het desbetreffende boek. Het gaat ook om het begin. Het woord ‘begin’ zou je ook kunnen vertalen met ‘oorsprong’, want het gaat om de oorsprong, de herkomst van alle dingen.

Spreken en lezen in het Hebreeuws

Er is echter één begrip waar het hele boek op gebouwd is. In dit verband is het van belang te weten hóe men in het Hebreeuws gewend is te spreken. Er wordt vaak gewerkt met woordherhalingen, met het herhalen van bepaalde kernwoorden. Het kan een kernwoord zijn in een perikoop; in een hoofdstuk of in een  aantal hoofdstukken; in een Bijbelboek of in een aantal Bijbelboeken.

Als een woord in een bepaald gedeelte een aantal keren herhaald wordt, doet de schrijver dit niet omdat hij geen ander woord ter beschikking zou hebben, maar hij wil door middel van de woordherhaling een stuk verkondiging benadrukken. De woordherhaling is een stuk van de boodschap; hiermee wordt een accent gelegd. Een bepaald woord springt eruit.

De Bijbel is oorspronkelijk bedoel om hardop gelezen te worden. De manier waarop wij gewend zijn te lezen is de oosterling vreemd.

‘Lezen’ in het Latijn, Grieks en Hebreeuws

De betekenis van het woord ‘lezen’ in het latijn (legere) is: aren lezen, bijeen zamelen. Je ziet alle letters op papier en je gaat de woorden bij elkaar zamelen. Aanvankelijk schreef men alle woorden achter elkaar, zonder tussenruimte en leestekens. Je moest bekijken waar het woord begon en waar het ophield. Het woord ‘lezen’ in het Grieks (anaginoskein) betekent: herkennen. Als een Griek over ‘lezen’ spreekt, zegt hij: ‘Ik herken de woorden’.

En in het Hebreeuws betekent ‘lezen’ (qara’) : roepen. Alles komt oorspronkelijk uit het Hebreeuws vandaan. U zult steeds meer gaan ontdekken dat begrippen vanuit het Grieks hun oorsprong hebben in het Hebreeuws. Als iemand zit te lezen, zeg je hiervan in het Hebreeuws: Hij zit te roepen’. Je gaat de Schrift niet lézen maar roepen: proclameren, verkondigen. De woorden Gods worden uitgeroepen. De meest oorspronkelijke benaming van wat wij ‘de Schrift’ noemen is: migra. De Schrift is datgene wat geroepen wordt en is bestemd om gehóórd te worden.

Dat zit er van meet af aan al in. Daarom zegt Paulus dat het geloof uit het gehóór is. Hij zegt niet: ‘Het geloof is uit het lezen’. Je hoort de woorden Gods. Als de mensen op een gegeven moment een bepaald woord hoorden, hoorden zij tegelijkertijd een woord dat zij al kenden. Zij, wisten op welke plaats het betreffende woord voorkwam. Door het horen gingen zij teksten combineren. Er is bijvoorbeeld een woord dat slechts tweemaal voorkomt in de Bijbel: in Genesis 1 en in Deuteronomium 32. Als de mensen de tekst uit Deuteronomium hoorden, hoorden ze tegelijk de tekst uit Genesis 1 klinken. Het klonk samen. De oosterse mens kende veel meer uit het hoofd dan wij; hij was gewend om te memoriseren. Dit is tot op deze dag het geval.

Hoe komt de wording tot stand?

Het kernwoord van het boek Genesis is in het Hebreeuws: ’toledot’. Het probleem is dat het in onze vertaling niet exact is weergegeven. De ene keer is het woord anders vertaald dan de andere keer. De letterlijke vertaling van ’toledot’ is: verwekkingen. Het komt alleen in het meervoud voor. De uitgang ‘ot’ is vrouwelijk meervoud.

Dit is het hoofdthema uit de Bijbel, want het gaat om de wording. De wording gaat tot stand komen via verwekkingen. Het nieuwe testament begint ook met een verwekking, namelijk de verwekking van de Zoon.

Uiteindelijk herkennen we hierin het  thema voor de eindtijd: de verwekking van de zoon: het feit dat de zonen Gods tevoorschijn gaan komen! Aan het woord ’toledot’ zitten twee kanten: aan de ene kant ‘de verwekking van de vader’ en aan de andere kant ‘de geboorte van de zoon’. De Vader verwekt en de Zoon wordt geboren.

De zeven delen van het boek Genesis

Aan de hand van het woord ’toledot’ kunnen we het boek Genesis gaan indelen in zeven delen. Het woord ’toledot’ komt een aantal keren meer voor, doch dit zijn de hoofdpunten. Als u het volgende te pakken hebt, hebt u de grondgedachte van het boek Genesis.

Hemel en aarde.

“Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde, toen zij geschapen werden” Genesis 2 vers 4 a (Gen. 02:04a). Men heeft vertaald met ‘geschiedenis’, doch letterlijk staat er: “Dit zijn de verwekkingen (toledot) van de hemel en van de aarde”. Alles begint met het feit dat God de hemel en de aarde verwekt. Hiermee wordt het eerste scheppingsverhaal afgesloten Genesis 1 vers 1 tot en met Genesis 2 vers 4 (Gen. 01:01 tot en met Gen. 02:04a). Het tweede scheppingsverhaal begint bij Genesis 2 vers 4 b (Gen. 02:04b) tot en met hoofdstuk 4. We komen hier nader op terug.

Adam.

“Dit is het geslachtsregister van Adam” Genesis 5 vers 1 a (Gen. 05:01a). Letterlijk staat er: “Dit zijn de verwekkingen (toledot) van Adam”. Het eigenlijke verhaal begint bij Genesis 5. De eerste vier hoofdstukken vormen een woord vooraf. Boven de rest van Genesis (hoofdstuk 5 tot en met 50) staat als opschrift: ‘Dit zijn de verwekkingen van Adam’. Je kunt ook zeggen: ‘Dit zijn de verwekkingen van de mens’. Adam betekent gewoon ‘mens’.

Noach

Dit is de geschiedenis van Noach” “Dit zijn de verwekkingen Je gaat nu zo prachtig de perioden in het plan van God ontdekken. In iedere fase springt een bepaalde naam eruit en maakt weer geschiedenis. Het verhaal van de zondvloed is hierbij inbegrepen.

De zonen van Noach.

“Dit zijn de nakomelingen van de zonen van Noach” Genesis 10 vers 1 a (Gen. 10:01a). Letterlijk: “Dit zijn de verwekkingen (toledot) van de zonen van Noach. Hier is het woord ’toledot’ wéér anders vertaald, namelijk met nakomelingen. Het probleem bij sommige Bijbelvertalingen is, dat er niet consequent vertaald wordt. Na de vloed krijgen we ‘de zonen van Noach’. Ook deze zonen krijgen hun verwekkingen.

Terach.

(Hier begint een nieuw gedeelte!). “En dit zijn de nakomelingen van Terach” Genesis 11 vers 27a (Gen. 11:27a). Letterlijk: “Dit zijn de verwekkingen (toledot) van Terach”.

Izak.

“Dit is de geschiedenis van Izak, de zoon van Abraham” Genseis 25 vers 19 a (Gen. 25:19a). Letterlijk: “Dit zijn de verwekkingen (toledot) van Izak, de zoon van Abraham”.

Jakob.

“Dit is de geschiedenis van Jakob” Genesis 37 vers 2a (Gen. 37:02a). Letterlijk: “Dit zijn de verwekkingen (toledot) van Jakob”.

We bemerken dat in deze zeven punten Abraham ontbreekt. Nergens staat: Dit zijn de verwekkingen van Abraham. Dit heeft een bepaalde opzet. Abraham wordt behandeld onder punt 5, bij de verwekkingen van Terach. Dit gebeurt omdat Abrahams leven bepaald wordt door de breuk met zijn vader. Hij moest breken met ‘zijns vaders huis’. De tweede reden is dat het verhaal niet kón beginnen met: Dit zijn de verwekkingen van Abraham. Het probleem was, dat er bij Abraham steeds geen zóón kwam. De ‘verwekkingen van Abraham’ vormen de geloofsstrijd waar hij doorheen moest. In ons artikel van volgende maand gaan we wat verder kijken naar de opbouw van het boek Genesis.

 

Intermezzo door Gerry Velema

De ‘schoot’ van God

“Mama, hij plaagt me en heeft me ook nog een schop gegeven”.

Wat huilend en pruilend probeert mijn zoontje bij me op schoot te kruipen.

Want die schoot van mama is zo’n eindeloos plekje om wat troost en steun te ontvangen, als je broertje eens vervelend tegen je doet.

Twee warme armen komen veilig om je heen. Lieve, troostende woordjes, tja, wat wil je dan nog meer.

Laatst verlangde ikzelf naar dat veilige plekje. Maar dan bij mijn hemelse Vader. Ik voelde me verdrietig, omdat een geestelijk ‘vervelend’ broertje me had geplaagd en pijn gedaan. En ik zocht, zoals een kind, de schoot van mijn hemelse Vader. Zijn liefde en troost zouden als warme armen om me heen kunnen zijn. Hij had die lieve woorden voor me, die me vertroosten zouden.

Terwijl ik bij mijn Vader op schoot probeerde te komen, maakt Hij me iets duidelijk. Zijn armen waren vol liefde voor mij geopend, maar Hij zei daarbij: “Natuurlijk mag je bij me komen, mijn kind. Ik heb nog net één knie vrij. Op die andere knie van me, zit wel dat broertje van je. Want die heb Ik net zo lief, als dat Ik jou heb”.

Even aarzelde ik. Wou ik nu nog wel op schoot?

Dicht bij de Vader zijn, daar verlangde ik heel erg naar, maar dat hield in, dat ik ook dicht bij die ander zou zitten. Als ik op de schoot van God een plaatsje wilde, zou ik bereid moeten zijn, diezelfde warme plaats te delen met de ander.

Wilde ik dat ook? Wilde ik vergeven en die ander daar in de armen van God aanvaarden? Alleen zo kon ik dicht bij het hart van Vader komen. Anders ging het niet; anders gaat het niet.

Toen ik dat goed begreep, ben ik toch op de ‘schoot’ van God gekropen. Door de klauterpartij van echt vergeven en aanvaarden van die ander. En zo werd mijn hart beschermd tegen welke vorm dan ook, van bitterheid of vijandschap tegen mijn broeder. Zo blijft je hart vrij van zelfmedelijden en van valse troost.

Een vrij hart, voor een vrij kind van de Heer, dat na een tijdje bij Vader te hebben gezeten weer fijn gaat spelen met haar broertjes en zusjes.

 

Van verwerping naar verhoging

geesten van verwerping

Geest van hysterie

De laatste jaren is er in verschillende gemeenten veel gesproken en ge­dacht over ‘de geest van verwerping’, met in zijn kielzog twee andere ‘over­heden in de lucht, name­lijk ‘de geest van weer­spannigheid’ en de ‘geest van hysterie’. Het is ge­bleken dat de grote verwerper, satan, die zelf door God verworpen werd vanwege zijn hoogmoed en weerspannigheid, probeert de mens aan te tasten door bovengenoemde machten.

Door de gave van onder­scheiding die wij, door de Heilige Geest geleid, kunnen gebruiken, mogen we dit ontdekken. We kunnen deze machten, die door onze Here Jezus zijn ontmaskerd, ontwapend en openlijk tentoongesteld, afleggen, er aan ontko­men. Dit brengt strijd mee, maar ook en juist gelóóf en volharding.

Allereerst moeten we er voor oppassen, dat de verwerper aller tijden géén eer ontvangt. Wij stellen iets vast, noemen de macht bij zijn naam en maken ons er los van in Jezus’ Naam. Vervolgens gaan we geloven in her­stel van puinhopen in ons leven, we geloven in genezing van beschadigd gevoelsleven en we zeggen dank voor wat Je­zus, onze Voorstander en Voleinder in het geloof, heeft gedaan, gaat doen en doet! Hij verhoogt! Hij trekt ons omhoog en plaatst ons in Zijn eeuwig Koninkrijk, dat van het licht!

Het gevaar van het onder­scheiden van deze geesten is, dat we bang worden, gaan peuteren in onszelf… of anderen… en ons verkeerd opstellen. Dit is geen goede houding en benadering. Het kan de vijand zelfs voet geven terrein terug te winnen.

We dienen ons daarom vóór alles bewust te zijn van de geestesgave: geloof, die in ons is, in ons geval positief geloof, omdat het uit de Heilige Geest komt, waarin we zijn gedoopt. Gelóven in een herstellend God, gelóven in onszelf als Zijn schepping, gelóóf in een almachtig God, ge­lóóf dat de overwinning door Jezus ons deel is, gelóóf in eeuwig leven! Zo werken we door Gods kracht de verhoging uit, die God wil voor al Zijn schepselen!

Want “Zijn goddelijke kracht immers heeft ons met alles, wat leven en godsvrucht strekt, be­giftigd door de kennis van Hem, die ons geroe­pen heeft door Zijn heer­lijkheid en macht; door deze zijn wij met kostba­re en zeer grote beloften begiftigd, opdat gij daar­door deel zoudt hebben aan de goddelijke natuur, ontkomen aan het verderf, dat door de begeerte in de wereld heerst.

Maar schraagt om deze re­den met betoon van alle ijver door uw geloof de deugd, door de deugd de kennis, door de kennis de zelfbeheersing, door de zelfbeheersing de vol­harding, door de volhar­ding de godsvrucht, door de godsvrucht de broeder­liefde en door de broeder­liefde de liefde jegens al­len.

Want als deze dingen bij u aanwezig zijn en over­vloedig worden, laten zij u niet zonder werk of vrucht voor de kennis van onze Here Jezus Christus. Want bij wie ze niet zijn, die is verblind in zijn bijziendheid, daar hij de reiniging van zijn vroegere zonden heeft vergeten.

Beijvert u daarom des te meer, broeders, om uw roeping en verkiezing te bevestigen; want als gij dit doet zult gij nimmer struikelen. Want zo zal u rijkelijk worden verleend de toegang tot het eeuwig koninkrijk van onze Heer en Heiland, Jezus Christus” 2 Petrus 1 vers 3 tot en met 11 (2 Petr. 01:03-11).

Tea Keuper-Dijk

 

In God is niets ongerijmds door Ada Karst

“… doch God slaat geen acht op het gebed”

Job 24 vers 12b (Job 24:12b, N. B. G, vert. ).

Dat is toch ook wat! Je zult toch zo’n God hebben. Hij luistert niet eens!

We zullen eens nauw­keuriger bekijken wat Job bedoelt. En als we Job 24 er op naslaan, valt het op dat Job het in dit hoofd­stuk helemaal niet heeft over al of niet verhoorde gebeden. Dat is zijn thema niet. Hoewel erboven staat: “Slaat God acht op het lot der verdrukten?” is deze vraag echt niet de kern­gedachte, al lijkt vers 12b hier een antwoord op te zijn! Nee, Job is met heel andere zaken bezig. Hij vraagt zich in dit hoofd­stuk af, waarom toch de mensen die God kennen, zijn spreken vaak zo slecht opmerken. “Waarom zien zij die Hem kennen zijn gerichtsdagen niet?” Job 24 vers 1b (Job 24:01b).

En in de verzen daarna beschrijft Job de gevolgen waarvan. Job ziet allerlei praktijken die het daglicht niet kunnen verdragen, uitgeoefend door mensen die God (menen te) ken­nen.

Wij zouden in onze dagen zeggen: Leer en leven stemmen niet overeen waardoor men een bedek­king over het leven haalt. Men kan in het gemeente- leven dan niet meer onder­scheiden waar het op aan komt, omdat men in het persoonlijk leven het spre­ken van God voorbij laat gaan. Zoals ook in vers 15b staat: ‘Geen oog mag mij zien; en hij legt een bedekking op zijn gezicht”. En ondertussen wordt de nood van wezen, weduwen, naakten en gewonden niet opgemerkt.

En dan ineens staat daar in vers 12: “Uit de stad stijgt het gekerm van stervenden op en roept de ziel van gewonden om hulp, doch God slaat geen acht op het gebed”.

Dezelfde Job die in Job 1 vers 22 (Job 01:22), temidden van zijn nood, “Gode niets ongerijmds toeschreef” moet nu toch wel van gedachten veran­derd zijn!

Of God, óf Job doet hier iets ongerijmds! óf…

Precies! Noch God, noch Job doet hier iets onge­rijmds, maar… de verta­ler! De vertaling doet voorkomen alsof God iets ongerijmds in zijn karak­ter bezit. Want wie sluit bij zoveel leed zijn ogen om niet te zien en zijn oren om niet te horen ? Alsof God, de Vader van Jezus Christus, die ook onze Vader is, wreed zou zijn!

In de Statenvertaling is dit hoofdstuk natuurlijk ook te vinden. En daarin

staat het geweldige karak­ter van God overeind! In tegenstelling tot: “doch God slaat geen acht op het gebed”, staat hier in vers 12b: “Nochtans beschikt God niets ongerijmds”!

Wat fijn dat we zo’n God hebben leren kennen. Een God die bezig is alles wat ongerijmds is, uit Zijn schepping te verwijderen. En daar mogen zijn kinde­ren. in wier leven niets ongerijmds past, aan meewerken.

Als een gedicht niet goed loopt, dan zeggen we wel eens: Dat loopt niet, of: dat rijmt niet, of: dat stokt een beetje.

Nu gaan we ons leven ook even vergelijken met een gedicht. Is het een goed maaksel? Loopt het goed? Komt het overeen met on­ze Maker? Ja? Dan rijmt het. Niets ongerijmds!

In Efeze 2 vers 10 (Ef. 02:10) staat: “Want zijn maaksel zijn wij”.

Ik hoorde een predikant zeggen dat in het oor­spronkelijke woord voor maaksel het woord gedicht terug te vinden is. Nu kan ik dat zelf niet controleren, maar geloven wil ik het graag, want: Zijn gedicht zijn wij! Het rijmt!

 

De geestelijke werkelijkheid door Wim te  Dorsthorst

Het ene lichaam met een Geest

Van deze eerstgeborenen is een deel die bij de Heer hun intrek hebben genomen, die in Christus gestorven zijn 1 Thessalonicenzen 4 vers 16 (1 Thess. 04:16), en een deel die nog leven en dus in de gemeente functioneren. Wij kunnen geen plaats situeren voor deze gestorven heiligen, maar door het geloof weten wij zeker, dat ze bij de Heer hun intrek hebben genomen en bij Zijn komst met Hem terugkomen 1 Thessalonicenzen 4 vers 14 tot en met 16 (1 Thess. 04:14-16). Paulus zegt: zolang wij in het lichaam ons verblijf hebben, zijn wij ver van de Here in de vreemde. Als we ons verblijf in het lichaam verlaten – of zoals een andere vertaling zegt: “uit het lichaam uit gaan wonen” – nemen we onze intrek (inwoning) bij de Heer 2 Korinthe 5 vers 6b tot en met 8 en Filippenzen 1 vers 23 (2 Kor. 05:06b-08; zie ook Filip. 01:23). Wij die nog niet gestorven zijn, hebben met onze innerlijke mens deel aan het leven in de hemelse gewesten in Jezus Christus Efeze 2 vers 6 (Ef. 02:06) en zijn medeburgers van de heiligen en huisgenoten Gods, Efeze 2 vers 19 (Ef. 02:19), terwijl de gestorvenen er met geest, ziel en (geestelijk) lichaam hun intrek hebben genomen. Ondanks dat wij geen gemeenschap hebben of zoeken met gestorven heiligen, vormen wij – de levenden – wel een geestelijke eenheid met de in de Heer ontslapenen. Wij vormen één lichaam met één Geest en wij hebben één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen Efeze 4 vers 4 tot en met 6 (Ef. 04:04-06).

Hij is het die mijn stad herbouwen zal.

Jezus Christus is de bouwer van de stad Hebreeën 3 vers 4 en Jesaja 45 vers 13 (Heb. 03:04; Jes. 45:13), maar ook van de tempel, want Hij is ook de doper met de Heilige Geest Markus 1 vers 8 en Handelingen 2 vers 33 (Mark. 01:08; Hand. 02:33). Hij was naast God (op de troon) ook de eerste inwoner van de stad en de hoeksteen of hoofdsteen van de tempel 1 Petrus 2 vers 6 en 7 en Efeze 2 vers 20 en Jesaja 18 vers 16 (1 Petr. 02:06-07; Ef. 02:20; Jes. 28:16). Paulus zegt van Hem: “Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente, Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is” Kolossenzen 1 vers 18 (Kol. 01:18).

De eerste inwoners van het hemelse Jeruzalem zouden we dan kunnen noemen:

De misdadiger die met Jezus mee gekruisigd werd en tot wie Jezus zei: “Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs (dit is het hemelse Jeruzalem) zijn” Lucas 23 vers 43 (Luc. 23:43).

De rechtvaardigen van het oude verbond, die Jezus bij zijn triomftocht door het dodenrijk als krijgsgevangenen meevoerde Matteus 27 vers 52 en 53 en efeze 4 vers 8a (Matt. 27:52-53; Ef. 04:08a).

De 120 discipelen die ook op de eerste Pinksterdag vervuld werden met de Heilige Geest en zo de eerste levende (fundament) stenen voor de tempel vormden Handelingen 1 vers 15 en Handelingen 2 vers 1 tot en met 4 (Hand. 01:15; Hand. 02:01-04).

De krijgsgevangenen die Jezus meevoerde

Toen Jezus dood was, gestorven op het kruis, daalde Hij neer in het dodenrijk, in het hart der aarde, zegt Hij zelf Matteüs 12 vers 40 en Efeze 4 vers 9 (Matt. 12:40; Ef. 04:09) en predikte ook daar het evangelie van het Koninkrijk der hemelen. Het hart der aarde is niet letterlijk in het midden van de aardbol, maar als tegenstelling tot het hart of centrum van de hemel, waar de troon van God is. Hij was niet in het dodenrijk als een gevangene, maar als triomfator. Hij begon zijn zegetocht in het dodenrijk. Hij die gedood was naar het vlees, maar levend gemaakt naar de Geest, heeft in het dodenrijk gepredikt aan de geesten in de gevangenis, die eertijds ongehoorzaam geweest waren, zegt 1 Petrus vers 18b en 19 (1 Petr. 03:18b-19).

Allen in het dodenrijk hebben de blijde tijding gehoord en ook voor hen is er weer hoop. De rechtvaardigen van het oude verbond echter, die hun hoop en verwachting al tijdens hun leven op Christus hadden gebouwd Efeze 1 vers 12 (Ef. 01:12) en naar een beter, dat is een hemels vaderland verlangden Hebreeën 11 vers 16a (Heb. 11:16a), zijn met Jezus Christus uit het dodenrijk opgestaan. Deze heeft de Heer als gevangenen buitgemaakt Efeze 4 vers 8 naar de Petrus Canisius vertaling (Ef. 04:08). Ook voor deze rechtvaardige gelovigen geldt: dat ze mede levend gemaakt zijn met Christus. Zij zijn mede opgewekt en hebben mede een plaats gekregen in de hemelse gewesten, in Christus Jezus Efeze 2 vers 5 tot en met 6 (Ef. 02:05-06).

Zij zijn gekomen in de heilige stad, het hemelse Jeruzalem. Voor hen was er nu ook volmaakte rechtvaardiging door het bloed van het Lam. Matteüs 27 vers 51 tot en met 53 (Matt. 27:51-53) beschrijft deze geweldige gebeurtenis als volgt: “En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven naar beneden in tweeën en de aarde beefde, en de rotsen scheurden, en de graven gingen open en vele lichamen der ontslapen heiligen werden opgewekt. En zij gingen uit de graven na zijn opstanding en kwamen in de heilige stad, waar zij aan velen verschenen” (“En zijn velen verschenen”, Statenvert. ).

Of er in de zichtbare wereld letterlijk graven van oudtestamentische rechtvaardigen zijn opengegaan, daar vermeldt de Bijbel verder niets over. Petrus bijvoorbeeld maakt geen enkele zinspeling op een dergelijke – toch wel aandacht trekkende gebeurtenis – als hij op de eerste Pinksterdag spreekt over de opstanding van Jezus Christus. Hij zegt in Handelingen 2 vers 29 (Hand. 02:29) het volgende: “Mannen broeders, men mag vrijuit tot u zeggen van de aartsvader David, dat hij èn gestorven èn begraven is en zijn graf is bij ons tot op deze dag”. Kennelijk was het graf van David nog in ongewijzigde toestand aanwezig. Ook Paulus zinspeelt er niet op als hij over deze dingen spreekt in Handelingen 13 vers 36 en 37 (Hand. 13:36-37).

Wij weten echter dat voor het opstaan uit de dood geen graf open hoeft te gaan, want wat begraven is staat niet meer op, maar ontbindt 1 Korinthe 15 vers 36 (1 Kor. 15:36). Paulus zegt: “Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid en een geestelijk lichaam opgewekt” 1 Korinthe 15 vers 44 (1 Kor. 15:44). Deze gebeurtenis moeten we dan ook geestelijk zien en is een letterlijke vervulling (in de geestelijke wereld) van wat Jezus zegt in Johannes 5 vers 25 (Joh. 05:25): “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de ure komt en is nu dat de doden naar de stem van de zoon van God zullen horen en die haar horen, zullen leven”.

Kunnen wij van deze opgestane rechtvaardigen zeggen: dat is de groep (nr. 5 uit hoofdstuk 1) die de Hebreeënschrijver noemt:  “de geesten der

rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben”? Ik geloof het niet. In Hebreeën 11 vers 39 en 40 (Heb. 11:39-40) wordt van deze geloofsgetuigen gezegd: “Ook deze allen, hoewel door het geloof een getuigenis aan hen gegeven is, hebben het beloofde niet verkregen, daar God iets beters met ons voor had, zodat zij niet zonder ons tot de volmaaktheid konden komen”.

De geesten der volmaakte rechtvaardigen.

De voleinding duidt op het eindpunt of het hoogste wat te bereiken valt. Zie bijvoorbeeld Matteüs 29 vers 29 en Hebreeën 12 vers 2 (Matt. 28:29 en Heb. 12:02). Zo heeft Jezus het oudtestamentische tijdperk voleindigd. “Maar thans is Hij éénmaal bij de ‘voleinding’ der eeuwen verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen” Hebreeën 9 vers 26 (Heb. 09:26).

De voleinding van de mens is: wanneer hij onberispelijk is naar geest, ziel en lichaam en beschikt over een verheerlijkt- of opstandingslichaam, wat – evenals bij Jezus na zijn opstanding – niet meer onderhevig is aan natuurlijke wetten, maar aan geestelijke Handelingen 3 vers 13 en Filippenzen 3 vers 21 (Hand. 03:13; Filip. 03:21). Deze mens kan volledig functioneren in zowel de geestelijke als de natuurlijke wereld. Dit kan de schrijver van de brief aan de Hebreeën niet bedoelen. Zoals vaker geven de oude vertalingen (Statenvertaling, Lutherse vertaling en Leidse vertaling) hier veel meer duidelijkheid. Zo spreekt de Statenvertaling over de geesten der volmaakte rechtvaardigen. De voleinding’ slaat dus niet op het eindpunt (volmaakt naar geest, ziel en lichaam) van de mens, maar op zijn ‘rechtvaardiging’. Het oude verbond kende rechtvaardiging naar de wet, maar dat was onvolmaakt en er moest altijd weer opnieuw geofferd worden, terwijl dit niet toereikend was om zonden weg te nemen Hebreeën 10 vers 4 (Heb. 10:04). Daarom lezen we in Hebreeën 9 vers 26b (Heb. 09:26b): “maar thans is Hij éénmaal bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen”. En Hebreeën 10 vers 14 (Heb. 10:14) zegt: “Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden”. Dat is dus de ‘voleinding’ van de ‘rechtvaardigen’.

Wie Jezus Christus aanneemt als zijn persoonlijke Heiland en Verlosser, dat offer dus erkent als voldoende om hem te reinigen van alle zonde, is weer verzoend met God, is opgestaan uit de dood en overgegaan in het leven, dat is m het hemelse Jeruzalem. Zo iemand is volmaakt gerechtvaardigd of, zoals de Lutherse vertaling zegt: “in eeuwigheid voleindigd degenen die geheiligd worden” Hebreeën 10 vers 14  (Heb. 10:14). Op deze volmaakte rechtvaardiging moet dus de heiliging volgen (“die geheiligd worden”).

Er is een enorme grote groep christenen die dit wel geloven, of soms ten dele, maar die geen wandel in de hemelse gewesten hebben. Johannes 1 vers 12 (Joh. 01:12) zegt, dat allen die Hem (Jezus Christus) aangenomen hebben, macht hebben gekregen om kinderen Gods te worden. Deze macht hebben ze, om verschillende redenen, nooit gebruikt en ze zijn dan ook niet in heiliging. Naar de geest zijn deze mensen gerechtvaardigd. Het meest wezenlijke van de mens, de geest die Hij in ons deed wonen, en die God met jaloersheid begeert Jakobus 4 vers 5 (Jak. 04:05), is opgestaan uit de dood en overgeplaatst naar het hemelse Jeruzalem, dus teruggekeerd tot God, waar hij ook vanuit is gegaan Genesis 2 vers 7 (Gen. 02:07). Maar wat hun levensinstelling betreft, zijn ze volkomen aards gericht, evenals hun belijdenissen en godsdiensten. Daarom spreekt de Hebreeënbrief ook over ‘de geesten der rechtvaardigen’ in tegenstelling met de ‘eerstgebo­renen’.

God wil de behoudenis van de totale mens naar geest, ziel en lichaam, maar ook de geredde zondaar zal de dood niet zien, want hij is overgegaan uit de dood in het leven Johannes 5 vers 25 (Joh. 05:25).

Zo zijn dus de inwoners van het hemelse Jeruzalem, met in het centrum de berg Sion (beeld van de Heilige Geest) waar de tempel gebouwd is, en waai Jezus Christus de hoeksteen van is:

God, de eeuwige koning en rechter over allen.

Jezus Christus, het Lam Gods, die reinigt met zijn bloed en stad en tempel bouwt.

De ontelbare scharen heilige engelen.

De gemeente van Jezus Christus, de met de Geest vervulde christenen.

De volmaakte rechtvaardigen.

(wordt vervolgd).