Levend geloof 1986.12 nr. 276

Gezonden in de wereld door Gert Jan Doornink

“Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik voor de waarheid zou getuigen; een ieder, die uit de waarheid is, hoort naar mijn stem” Johannes 18 vers 37b (Joh. 18:37b).

Ook dit jaar wordt het geboortefeest van Jezus weer op verschillende wijzen gevierd. Terwijl het bij ‘de wereld’ alleen gaat om een uiterlijke beleving – al of niet overgoten met een vroom sausje – gaat het bij de waarachtige gemeente van Christus in de eerste plaats om de innerlijke beleving.

Maar ook deze innerlijke beleving telt grote verschillen, al naar gelang de intensiteit van ons geloof in Christus. ’ Wie als kind van God bijvoorbeeld geen verlangen heeft geestelijk te groeien, zodat het einddoel des geloofs – de volle openbaring van Jezus in ons – niet bereikt wordt, blijft in een beginstadium steken en weet weliswaar dat hij ‘behouden is voor de eeuwigheid’, maar mist het doel wat God met zijn leven voor ogen heeft. Als in het natuurlijke leven ons kind niet normaal opgroeit tot volwassene, is er iets ernstigs aan de hand en zullen wij er alles aan doen om dat probleem op te lossen. Hoeveel temeer zullen we ons volledig behoren in te zettén om op te groeien tot volwassen christenen opdat wij ten volle kunnen functioneren in het plan van God.

Jezus was geboren en gezonden

Jezus groeide op van kind tot volwassene en toen begon Zijn werkelijke bediening. Een bediening die besloten lag in de grote opdracht die Hij van Zijn hemelse Vader ontvangen had. Zelf sprak Jezus meermalen over deze opdracht, onder andere met de woorden: “Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik voor de waarheid zou getuigen” Johannes 18 vers 17b (Joh. 18:17b).

Jezus was geboren èn gezonden! Wie alleen stilstaat bij Zijn geboorte heeft van het werkelijke doel van Zijn komst niets begrepen. Het gaat juist om het ‘gezonden zijn’. Hij kwam in de wereld. Hij groeide op als mens onder de mensen. Juist hierin kwam de grote liefde van God tot openbaring: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, opdat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heelt… ” Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16). God bleef niet de ‘verre God’ die wij op ‘afstandelijke’ wijze kunnen dienen, zodat er een verhouding ontstaat in de vorm van ‘de grote God en de kleine nietige mens’, zoals dat bij verschillende andere godsdiensten het geval is. Hij kwam in de wereld. Daar openbaarde Jezus zich als de eerste nieuwe mens waarop satan geen vat meer had! En deze nieuwe mens had het wezen van God in zich. Hebreeën 1 vers 3 (Heb. 01:03) zegt dat Hij de afstraling van Gods heerlijkheid was en de afdruk van Zijn wezen.

Jezus werd één met de mens. Daarom duldde Hij niet langer dat de mens gemanipuleerd werd door de vorst der duisternis. Hij maakte hem ‘los’ van de boze. En zoals Hij op volmaakte wijze een eenheid met de Vader vormde, zo had Hij ook het verlangen in zich dat ook de andere mensen dit gingen beleven. Ieder die ging ‘geloven’, die Zijn vertrouwen ging stellen op de levende God, geopenbaard in Jezus Christus, kwam daardoor in de gemeenschap met God. Hij ging daarmee beantwoorden aan de oorspronkelijke doelstelling die God met de mens voor had.

Ieder waarachtig kind van God kan daarom – met de apostel Johannes – getuigen: “En onze gemeenschap is met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus” 1 Johannes 1 vers 3b (1 Joh. 01:03b). De apostel Paulus schrijft trouwens dat wij hiertoe geroepen zijn. Ook de viering van het heilig avondmaal is in dit verband erg belangrijk. Dan bevestigen en vernieuwen we als het ware deze gemeenschap, dit één zijn met Hem 1 Korinthe 10 vers 16

(1 Kor. 10:16).

De gezondene(n) des Vaders

In de zending van Zijn Zoon naar deze wereld heeft God Zijn hart gelegd. Heel Zijn wezen, heel Zijn liefde, heel Zijn goedheid, alles wat in Hem is, werd via Zijn Zoon naar deze wereld overgebracht. Hij was de Gezondene des Vaders. “Ik ben van de Vader uitgegaan en in de wereld gekomen”, sprak Hij tot Zijn discipelen Johannes 16 vers 28a (Joh. 16:28a). En meteen er achteraan zei Hij: “Ik verlaat de wereld weer en ga tot de Vader”.

Deze laatste uitspraak heeft een belangrijke consequentie met zich meegebracht. Want het betekende dat het werk wat Jezus deed, door Zijn volgelingen zou worden voortgezet. Het onderricht wat Jezus aan Zijn discipelen gaf was er helemaal op gericht dat zij Zijn taak konden overnemen. In het Hogepriesterlijk gebed bad Hij: “Gelijk Gij Mij gezonden hebt in de wereld, heb ook Ik hen gezonden in de wereld” Johannes 17 vers 18 (Joh. 17:18). Eerder had Hij reeds gezegd: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze” Johannes 14 vers 12 (Joh. 14:12). Hij sprak daarom ook veel over iets wat onmisbaar en noodzakelijk was om deze taak met bekwaamheid te kunnen uitvoeren: de -vervulling met de Heilige Geest. Zijn afscheidswoorden waren: “Gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult Mijn getuigen zijn… ” Handelingen 1 vers 8a (Hand. 01:08a).

Zo gingen de discipelen beantwoorden aan het plan van God om de taak van Jezus over te nemen. Het boek Handelingen vertelt ons hoe dat in zijn werk ging, hoe de discipelen datgene deden wat ook Jezus deed. De gemeente was ontstaan en groeide zowel in kwantiteit als in kwaliteit. Vooral op dit laatste legden de apostelen – denk aan de brieven – steeds weer de nadruk. Het ging er immers om dat het beeld van Jezus, in allen die Hem volgden, ten volle tot openbaring zou komen. Bovendien werd, zoals Jezus belaagd werd door de duivel, ook de gemeente het doelwit van zijn aanvallen. En wie niet geestelijk gegroeid was tot een ‘volwassene in het geloof’ kon onmogelijk standhouden en met Jezus overwinnaar zijn.

Wie het Kerstfeest werkelijk beleeft weet dat het dus niet alleen gaat om het geboren worden van Jezus in Bethlehems stal en in eigen hart (daar begon het mee), maar daarna – en dat was Gods uiteindelijke doel – om het gezonden zijn in de wereld! Jezus was de eerste Gezondene des Vaders in deze wereld en wij mogen in Zijn voetstappen volgen. Maar dan zullen ook wij bereid moeten zijn geestelijke te groeien, zodat we niet meer heen en weer geslingerd worden door allerlei wind van leer, maar Jezus ten volle gaan openbaren. Want wij zijn ”een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom, om de grote daden Gods te verkondigen!” 1 Petrus 2 vers 9 (1 Petr. 02:09). 

 

De mens in relatie tot God door Gert van de Kamp

Hoe belangrijk is de rela­tie die een mens met God heeft? Het antwoord op deze vraag luidt, dat een relatie met God hebben van levensbelang is! Je kunt er nog zoveel ‘ge­loofswaarheden’ op na houden, als je in je dage­lijkse leven niet ervaart dat je een persoonlijke relatie met je Schepper en Vader hebt, dan devalueer je de geloofswaarheden tot op zichzelf staande dog­ma’s. Dan zijn de – in we­zen – levende waarheden niet levend maar dood.

De betekenis van het begrip relatie

Wat betekent het begrip relatie ten diepste? In het woordenboek staat het zo: Betrekking waarin perso­nen, zaken, begrippen of grootheden van nature tot elkaar staan. Ga ik dat betrekken op de rela­tie tussen God en mensen, dan zien we dat bij de re­latie tussen God en mens het van nature zo gepland is. Met andere woorden: het is een vanzelfspreken­de en oorspronkelijke zaak dat God verbonden is met mensen. Vanaf het begin van de schepping ging het hart van God naar de mens, die Hij gemaakt heeft, uit. Vol verlangen naar contact, met de in­tentie dat de mens geheel aan Zijn beeld gelijk mag zijn.

Een voorbeeld uit mijn eigen leven van een rela­tie is die tussen mijzelf en mijn nu nog jonge zoon. In onze relatie speelt de liefde een enorm grote rol. Door liefde te geven win ik als vader, het vertrouwen, wordt een band gekweekt. Daar­naast zorg ik dat ik tijd voor hem heb, waardoor we elkaar leren kennen. Een heel normaal voor­beeld uit het dagelijkse leven is dat.

In Matteüs 3 vers 17 (Matt. 03:17) zien we nog een voorbeeld van een relatie tussen Vader en Zoon. Als Jezus gedoopt is in water en in de Heilige Geest, is daar de stem van God als be­vestiging voor iedereen dat tussen de Vader en de Zoon er sprake is van een hechte relatie: “Dit is mijn Zoon, mijn veel­geliefde, in wie Ik welbe­hagen heb” (Willibrord- vertaling). Jezus is de agapètos van God, de ge­liefde. In een relatie tus­sen Vader en Zoon is al­tijd sprake van liefde, die aan de ene kant een voorwaarde en aan de andere kant een vervulling van de relatie is.

Jezus is de eerstgeboren Zoon van God. In Romeinen 8 vers 29 (Rom. 08:29) lezen we dat door God mensen voorbestemd zijn om het evenbeeld van zijn Zoon te zijn, zodat die de eers­te zou zijn van een groot aantal broers (Groot Niéuws Bijbel). God heeft Zonen, Zonen die op Hem mogen lijken. Gewone mensen zoals u en ik, gegrepen door het evan­gelie, Zonen van God! Ook tegen ons zegt God: Je bent mijn agapètos, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb. God zegt het tegen ons, Hij spreekt ons op die per­soonlijke manier direct aan!

De relatie met God maakt ons volmaakt

De relatie tussen God en mens werkt uiteindelijk volmaaktheid uit. Een rela­tie hebben is een proces, waarin allerlei zaken op hun plaats komen. In Matteus 5 vers 48 (Mat­t. 05:48) staat: “Weest gij dan volmaakt, gelijk uw Vader, die in de hemelen is, volmaakt is” (Statenvertaling).

Volmaakt zijn kan op veel manieren worden in gevuld. ‘Zonder enig gebrek of waaraan niets ontbreekt, perfect’, zegt het woor­denboek. Het betekent ook dat je in de relatie met God volmaakt mag zijn in de zin dat je volledig bent. Het Griekse woord is teleios. Het betekent dat je volledig ontwikkeld, volleerd mag zijn.

In relatie met God kun je dus zondermeer stellen dat de mens zich volledig gaat ontwikkelen totdat je on­berispelijk en volleerd bent. The New English Bible vertaalt het zo: “There must be no limit to your goodness, as your heavenly Father’s goodness knows no bounds”.

Deze vertalers hebben in­vulling gegeven aan het begrip volmaaktheid. Ze laten iets zien van de kwaliteit van de volmaakt­heid die zich ontwikkelt in een relatie met God. Er moeten geen grenzen zijn aan jouw goedheid, omdat de goedheid van jouw Vader geen grenzen kent. Jij mag enkel goed zijn omdat je Vader zo is! Dat is pure volmaaktheid, ook voor mensen bestemd.

In de relatie tussen God en mens ontwikkelt zich het Leven. Daar is het dagelijkse leven een af­spiegeling van de relatie tussen God en Jezus. Dagelijks mag je ervaren dat je één van de Zonen Gods mag zijn. Dan kun­nen de geloofswaarheden in hun context geplaatst worden en is de mens één doordat leer en leven één zijn. 

 

Zoon van het licht (gedicht) door Piet Snaphaan

Geboren Koning, Zoon van God,

van ’t licht, dat eeuwig straalt.

U brak door ’t duister van de nacht,

op aarde heeft U het al volbracht,

de hoogste prijs betaald.

 

Geboren Koning, eeuwig heil,

heeft U daardoor bereid.

Als Redder van de mens in nood,

verbrak U banden van de dood,

‘ de mens van angst bevrijd.

 

Geboren Koning, Vredevorst,

daarvoor bent U gekomen.

De mens die was van Gods geslacht,

heeft U terug bij Hem gebracht,

om eeuwig er te wonen!

Piet Snaphaan

 

Het boek Genesis door Klaas Goverts (3)

De vier grond-elementen van het plan Gods

We komen nu aan een paar punten toe waar in feite de hele Bijbelse boodschap op gebouwd is. Het gaat om de kernbegrippen: ruimte, tijd, woorden en namen.

Ruimte.

Hemel en aarde vormen de ruimte waarin het plan van God zich gaat, afspelen.

Tijd.

Het Bijbelse denken spreekt altijd over dagen. Vandaar dat het scheppingsverhaal opgebouwd is uit zeven dagen. Als Jakob moet vertellen hoe oud hij is, zegt hij: “De dagen mijner jaren zijn… “. In Psalm 90 vers 12 (Ps. 090:012)lezen wij: “Leer ons onze dagen tellen”. En Jezus spreekt in Lucas 17 over “de dagen van de Zoon des mensen”. Dagen vormen de tijd die God de mens geeft om geschiedenis te maken.

Het Hebreeuwse woord voor ‘dag’ kan zijn: 12 uur, 24 uur of een onbepaalde periode. Openbaring 1 vers 10 (Openb. 01:10) spreekt over “de dag des Heren”. Het woord ‘aeoon’ of ‘olam’ betekent tijdperk of eeuw; tijd, eeuwigheid. ‘ad olam’: tot in eeuwigheid. ‘me olad ad olam’: van eeuwigheid tot eeuwigheid. ‘Van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God’. ‘Van oertijd tot eindtijd zijt Gij God’. ‘olamien’ betekent eeuwigheden of tijdperken. Van huis uit betekent het toch een bepaalde periode. Een bepaalde olam wordt gevolgd door een nieuwe olam. Er wordt gesproken over ‘de tegenwoordige eeuw’ en ‘de toekomende eeuw’: olam hasar en olam haba. Het zijn twee tijdperken ofwel aeonen. Wij behoren in feite bij de toekomende eeuw. Vanaf het begin wordt er gedacht in ‘dagen’.

Woorden.

Er gaat iets gebeuren in de ruimte en de tijd. Door middel van het woord van God gaat er iets geschieden. Vandaar dat Johannes kon schrijven: “In den beginne was het woord”. Alles wat geschiedt, geschiedt door het woord. Het zijn woorden die Gód spreekt, maar ook woorden die mensen spreken. Vandaar dat het hele plan Gods gebouwd is op het gesprek. De mens wordt van meet af aan in gesprek gezet: in gesprek met God en in gesprek met zijn medemens. Je kunt alleen mens zijn’ in de dialoog. Je bent nooit mens op je eentje.

Namen.

We zien in Genesis al dat er namen gegeven worden. Namen hebben altijd een betekenis; ze vormen een wezensaanduiding. Zoals je naam is, zo ben je. Het is frappant dat het ook al speelt in het scheppingsverhaal. In de regel kun je zeggen dat als namen met nadruk geponeerd worden, zij een program inhouden. In onze tijd ligt het anders. Wij gaan uit van het Bijbelse principe. Ruimte, tijd, woorden, en namen zijn de grondelementen waarmee het plan van God werkt.

Er is nog een punt dat samenhangt met ‘woorden’. In het eerste scheppingsverhaal staat tien keer: “En God sprak… Je kunt het eerste scheppingsverhaal samenvatten als ‘de tien woorden’. Als Gods gedachte van Hem uitgaat, gaat het woord geschieden. Door tien woorden werd de hele schepping tot stand gebracht. Maar ook door tien woorden werd het rijk van de farao tenietgedaan en werd de oude wereld af gesneden. En door tien woorden (de tien geboden) kreeg het volk richting en werd de nieuwe wereld geopend.

De uitdrukking ‘Woest en ledig’

Het scheppingsverhaal begint met ‘hemel en aarde’, maar er wordt éérst iets verteld over de aarde: “De aarde nu was woest en ledig”. Wat van de aarde gezegd wordt is iets waar een soort rijmvorm in zit: ’tohu wa bohu’. In de vertaling moet je het rijm handhaven. Nauwkeurig vertaald betekent tohu: ordeloos en bohu: vormeloos. ‘De aarde nu was ordeloos en vormeloos’. De uitdrukking ‘woest en ledig’ komt driemaal in de Schrift voor. (We noemen de Schrift gemakshalve het oude testament. Ik spreek liever van de Schrift). In de tweede plaats komt ‘woest en ledig’ voor in Jesaja 34 vers 11b (Jes. 34:11b): “Hij spant daarover het meetsnoer der woestheid en het paslood der ledigheid”. Het meetsnoer van tohu en het paslood van bohu. Het is een gericht, een stuk verwoesting of verderf wat over Edom komt. In Jeremia 4 vers 23 (Jer. 04:23) zien we het scheppingsverhaal achterstevoren: “Ik zag de aarde, en zie, zij was woest en ledig; ik zag naar de hemel en zijn licht was er niet”. Jeremia 4 vers 25 (Jer. 04:25): “Ik zag, en zie, er was geen mens, en al het gevogelte des hemels was weggevlogen”. Ook hier zien we ‘woest en ledig’ in verband met een stuk onheil, een stuk afbraak dat komen zal. (Tohu wa bohu).

Veel mensen veronderstellen dat tussen vers 1 en 2 van Genesis 1 de val van Lucifer heeft plaatsgevonden. Daardoor zou de aarde woest en ledig zijn geworden. Het zóu kunnen, maar het blijft een veronderstelling. Er zijn een paar aanwijzingen voor wat betreft het ‘woest en ledig’. Ik geloof dat in Genesis 1 wordt uitgebeeld dat ‘scheppen’ niet zo vanzelf gaat. Je zou zeggen dat er tegenkrachten werkzaam zijn. In de Bijbel zie je vaak dat het strijd kost als God gaat scheppen. De schepping wordt ook vaak uitgebeeld als een bevrijding. Als God gaat scheppen moet Hij bepaalde tegenkrachten overwinnen.

De strijd tegen de vloed

We zien in Genesis 1 vers 2 (Gen. 01:02) dat de Geest de strijd gaat aanbinden tegen de vloed. “Duisternis lag op de vloed”. Vloed (tehom) betekent eigenlijk: oervloed. Vanuit de grondbetekenis: draaikolk, chaos water. Het woord ‘vloed’ is in de Septuagint vertaald met ‘abussos’: het onpeilbare. Abussos is het woord voor afgrond. De Statenvertaling zegt: “Duisternis was op de afgrond”. In Openbaring 9 gaat de afgrond open. De geesten zeggen tegen Jezus: “Werp ons niet in de afgrond”. Op deze manier krijgt het woord ‘vloed’ een geladen betekenis.

Het woord ‘vloed’ komt onder andere voor in:

  1. Het scheppingsverhaal;
  2. Bij Noach;
  3. Bij de doortocht door de Schelfzee, als farao met zijn hele legermacht in de vloed verdwijnt;
  4. Bij Jona. In hoofdstuk 2 zegt hij: “De wateren van de vloed overstroomden mij”. Telkens verheft de oervloed zich tegen God. Tehom (vloed) is in het Babylonisch: Tiamat;’ bij de Babyloniërs gezien als een god. De vloed was een god, die scheppende kracht had. Tiamat was de’ god van de oerwateren.

Het Bijbelse scheppingsverhaal zegt: ‘Die vloed is geen god, maar de vloed is aan Gód onderworpen’. Dit is een prediking die bevrijdend werkt. Iemand heeft het eerste scheppingsverhaal ‘het anti-godenlied’ genoemd. In het scheppingsverhaal worden de góden van de omliggende volkeren stuk voor stuk ontmaskerd. Het lijkt een aftelrijmpje. Op het eind van het scheppingsverhaal blijft er slechts één God over: de Schepper van hemel en aarde.

De afgang der goden

Het volk Israël zat temidden van de heidense volken. Het scheppingsverhaal uit Genesis is eigenlijk een strijdlied dat Israël gezongen heeft tegen al de godsdiensten er omheen. Bij de heidense volken waren zon, maan en sterren góden. God zegt: ‘Aanbid ze niet en vereer ze niet, maar aanbid Mij, want Ik heb ze gemaakt. Het zijn schepselen’. Alle góden worden naar beneden gehaald en op hun plaats gezet. Het is de afgang der góden. Ze moeten het veld ruimen voor de ware God, de Schepper. Het hele oude testament is een anti-heidens getuigenis.

De Israëlieten moesten getuigen tegen de heidenen en tegen de góden van die volkeren. In de Babylonische ballingschap heeft het scheppingsverhaal enorm veel betekenis gekregen. De Israëlieten zaten temidden van die zon, maan en sterren. Zelf hadden ze niets, geen tempel en geen godenbeelden. Dan gaan ze het scheppingslied uit Genesis zingen: ‘Onze God staat boven de zon, de maan en de sterren. Hij is de Schepper’. Ze zingen hun anti-heidens getuigenis.

Zo is het ook in ónze dagen. Echte prediking is altijd ergens vóór, maar haakt ook altijd ergens op in. Iets wat iedereen al weet hoef je niet te prediken. Je gaat prediken om dwalingen te weerleggen, om de waarheid te laten zien tegenover alles wat de mens op een dwaalspoor brengt. Zo handelden de ballingen ook. Het was voor hun een levensnoodzaak. De omringende volkeren hadden ook hun scheppingsverhalen. Daarom moesten zij met hun scheppingsverhaal komen, zoals het écht geweest was.

De Geest Gods boven de wateren

“De Geest Gods zweefde over (of boven) de wateren” Genesis 1 vers 2b (Gen. 01:02b). ‘Zweven komt tweemaal voor in de vijf boeken van Mozes. In Genesis 1 vers 2 en in Deuteronomium 32 vers 11 (Deut. 32:11), waar de arend over zijn jongen zweeft. De torah van Mozes begint én eindigt ermee. Als de mensen in Deuteronomium 32 vers 11 hoorden lezen, herinnerden zij zich Genesis 1 vers 2. De Geest is dezelfde als de arend. De Geest zweefde over de wateren om ze op orde te brengen en zweeft ook over de jongen, om ze hun plaats te wijzen. De Geest wijst de wateren hun plaats en Hij wijst de volkeren hun plaats.

De opstanding van het nieuwe leven

“En God zeide: Er zij licht… ” Genesis 1 vers 3a (Gen. 01:03a). Dit is het eerste woord van de tien woorden. God begint te spreken: “Er zij licht!” Letterlijk: “Er geschiede licht!” Het licht gaat er niet zomaar zijn, maar het licht gaat geschieden. Als God spreekt gaat er altijd iets geschieden.

“En God zag dat het licht goed was… ” Genesis 1 vers 4a (Gen. 01:04a). Letterlijk: “God zag het licht dat het goed was… ” God zegt: ‘Ik sta er helemaal achter’.

“… en God maakte scheiding tussen licht en duisternis” Genesis 1 vers 4b (Gen. 01:04b). Er wordt in het scheppingsverhaal tweemaal scheiding gemaakt:

  1. tussen licht en duisternis en
  2. tussen wateren en wateren.

“En God noemde het licht dag en de duisternis noemde hij nacht” Genesis 1 vers 5a (Gen. 01:05a). ‘Noemen’ is in de Bijbel altijd ‘roepen’. Je geeft iemand niet zijn naam, maar je roept zijn naam. God roept het licht en zegt: ‘Jij bent de dag’; en Hij roept de duisternis: ‘Jij bent de nacht. God begint met het licht. Genesis 1 is in feite een roepingsverhaal. Het ‘is interessant om te weten dat de vroege christenen Genesis 1 in de paasnacht hebben gelezen, als het licht gaat overwinnen. Het is dé opstanding van het nieuwe leven.

“Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag” (letterlijk: één dag)

Genesis 1 vers 5b (Gen. 01:05b). In Gods gedachten komt er na de avond altijd een morgen. Bij God heeft de avond nooit het laatste woord.

(wordt vervolgd).

 

De geboorte van de vrede door Evert van de Kamp

“Meent niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde;

Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard” Matteüs 10 vers 34 (Matt. 10:34).

Vrede waar ben je?

Wereldwijd klinkt door de vele eeuwen heen de schreeuw om vrede. Naar­mate het tumult in de wereld toeneemt, verme­nigvuldigt zich de roep om vrede. Paus Johannes 2 heeft samen met de religieuze leiders van twaalf wereldgodsdiensten, 160 man sterk, in Assisi een gebedsdag voor de vrede gehouden. Aldert Schipper stelde in ‘Trouw’ terecht de vraag: ‘Voor welke vrede baden ze in Assisi?’ Is het inderdaad geen onzin als er niet bij gezegd wordt voor wel­ke vrede men bidt?

Barnard dichtte:

‘O lieve Heer, geeft vrede aan allen hier beneden die uitzien naar uw feest, opdat de mensen weten; uw heilige profeten zijn niet verblind geweest’.

Best begrijpelijk, gezien alle puinhopen om je heen. Jezus draait het toch lie­ver om. Zijn opdracht aan de mens is: vrede, de vrede van Hem, teweeg brengen. “Zalig de vrede­stichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden” Matteüs 5 vers 9 (Matt. 05:09).

Want de vrede ging weg van de aarde. In Genesis verkocht Adam de harmo­nie. En in Openbaring 6 vers 4 (Openb. 06:04) lees ik: “En een tweede, rossig paard, kwam, en hem, die er op zat, werd gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en dat zij el­kaar zouden slachten, en hem werd een groot zwaard gegeven”.

Overal de roep om vrede! Hoe krijgen we de ware vrede terug? Niemand is gebaat met een vrede die. slechts schijn is. Vrede waar ben je?

Zwaard des vredes

Ogenschijnlijk brengt , Jezus de vrede op aarde ook al niet, blijkens zijn woord: “Denk niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde, maar het zwaard”. Wie deze tekst zo simpelweg leest en verder niets meer, kan zich deerlijk vergissen. Verander het woord ‘vrede’ maar eens in ‘schijnvrede’ en het wordt al duidelijker.

Het zwaard, beeld van het Woord Gods, brengt scheiding. Scheiding tus­sen de ware vrede en de schijnvrede. Met welke bedoeling? Om alles te vernietigen wat iemands bevrijding in de weg staat. Zo bracht het zwaard van Salomo eens de werkelijke oplossing: rust,’ vrede, en harmonie 1 Koningen 3 vers 16 tot en met 28 (1 Kon. 03:16-28).

Mensen maken kapot om kapot te maken. Mensen kunnen zichzelf vernie­tigen en soms doen ze dat ook. Mensen trekken voort in het spoor van de duivel, inspirator van alle ongerechtigheid. Gods handelen is geheel anders. God verandert het kwade met één be­doeling: Om het goede te bevrijden. Om de ‘goede mens’ te bevrijden; de misleide, verwarde mens. Met het zwaard des vredes. Is dat niet positief?

Een gezegend zwaard

Die bevrijding van de mens wordt God lang niet altijd in dank af genomen. Waar schijnvrede en schijngeluk worden ontmaskerd, de vinger wordt gelegd bij onwetendheid en ongehoor­zaamheid, komt menigeen in de weer. Wat een be­zwaren ineens! Wie zijn leven bouwt op een niet be­vrijd leven, krijgt te maken met het zwaard van Jezus. Menselijke vrede, rust en vreugde worden geestelijk stevig aan de tand gevoeld. Heel heil­zaam voor wie werkelijk met de Heer verder wil. Wat heeft een mens aan schijnvrede en schijngeluk? Niets immers?

Jezus wil onze echte vrij­heid en vrede. Satans zwaard Openbaring 6 vers 4 (Openb. 06:04) ver­nietigt. Het zwaard van Jezus, het Woord van God, behoudt. Het Woord van God brengt in ons leven altijd een gezegende schei­ding voort Hebreeën 4 vers 12 en 13 (Heb. 04:12-13). Ook tussen de ware vrede en de schijnvrede. Anders gezegd: Het zwaard van Jezus brengt uitsluitend de ware vrede voort.

Het zwaard bewerkt twee­dracht. In de mens zelf en tussen de mens en zijn omstandigheden. In het Grieks staat voor het woord ’tweedracht’ ‘dicha- sai’, dat is: in tweeën verdelen. Een mens moet namelijk volkomen ge­scheiden worden van elke macht der duisternis.

Dat vermag nu het Woord, mits wijzelf dat toelaten in ons leven. De Geest moet zijn werk kunnen doen. Geboorte van de vrede!

Jezus, de enige vredevorst

Geen enkele vredesbewe­ging is in staat de vrede Gods te scheppen. Elke poging daartoe vanuit de mens loopt dood. Op deze natuurlijke wijze wordt geen werkelijke vrede op aarde gerealiseerd. Echte

Echte vrede komt daar tot stand waar de mens zijn eigen ‘vredestichter’ wordt. Die mens ontdekt: Hij, Jezus is mijn vrede. Dit woord uit Efeze 2 vers 14 (Ef. 02:14) mogen wij best eens op onszelf betrekken. Christus maakt de twee tot één. De vijandschap in jezelf verdwijnt. Het zwaard verdrijft de dis­harmonie, de onvrede.

Het wordt voluit: “Mijn vrede geef Ik u, Mijn vrede laat ik u” Johannes 14 vers 27 (Joh. 14:27). Maar niet gelijk de wereld die geeft. Daar is het surrogaat. De vrede van Jezus is betrouwbaar. Zouden ze in Assisi om die vrede gebeden hebben?

Het leven van Jezus was één voorbeeld van vrede. Hij leefde in volmaakte gemeenschap met de Vader. Zijn vrede in God bleef volkomen ongestoord, on­danks alle laster, boosheid en kwaadsprekerij. Niets of niemand kon die vrede aantasten.

Tot diezelfde goddelijke vrede roept God ons op 1 Korinthe 7 vers 15 (1 Kor. 07:15). Jezus sprak: “Dit heb Ik tot u gespro­ken, opdat gij in Mij vre­de hebt” Johannes 16 vers 33 (Joh. 16:33). God wil zijn vrede in ons open­baren, de vrede van Je­zus. Geen vrede die daar wat op lijkt, maar precies diezelfde vrede. Die vrede gaat alle verstand te bo­ven Filippenzen 4 vers 7 (Filip. 04:07).

“Barmhartigheid, vrede en liefde worde u verme­nigvuldigd” Judas 2 (Judas 01:02).

Hoe lieflijk op de bergen zijn de voeten van hem, die brengt goed nieuws. Die heil en vrede proclameert en die ons zegt: Mijn God heerst! Die vrede van Jezus, de onverstoorbare, onkwets­bare vrede, hebben we nodig in elke situatie van ons leven, in elk detail van ons leven. Met die vrede houden wij ons be­zig op de weg naar het Vrederijk van de Vrede­vorst. Daarom is het: Ik wens u een gezegend Kerstfeest in de ware vrede van Hem, Die alle dingen nieuw maakt! Het is de Geest, Die dit door het blijde, onveranderlijk heerlijk evangelie bewerkt. Open uw hart, laat de vrede van God u over­stromen!  

 

Intermezzo door Gerry Velema

Zo gaat dat in een huis waar de Heer woont!

Er ligt een klein jongetje in zijn bed. Dat is ’s nachts niet vreemd maar overdag wel. Nee, hij is ook niet ziek, maar door zijn moeder naar boven gestuurd, omdat zijn gedrag niet meer binnen de grenzen van de maatstaven van zgn. moeder bleven. Hij was dus stout geweest. Grote mond, niet luisteren naar wat er gevraagd werd daarna nog eens op een storende manier gaan huilen om zo nog te proberen iets gedaan te krijgen. Maar wat slechts werd bereikt, was dat moeder hem met een tik voor zijn billen naar boven heeft gestuurd. En nu? Spijt? Gevoelens van ‘dat had ik niet moeten doen’? Of die bij dit zesjarig jochie aanwezig zijn, is voor de moeder nog niet zo duidelijk. Maar ze wil het hem wel graag leren.

Eeuwenoude principes: je hebt verkeerd gedaan, je krijgt spijt en je vraagt vergeving en na het opruimen is alles echt voorbij.

Terwijl het jochie daar nog wat ligt na te pruttelen gaat de deur van de slaapkamer open. Mamma komt bij hem op zijn bed zitten en ze begint zomaar zachtjes te bidden, terwijl hij met zijn rug naar haar toe blijft liggen. Hij hoort wel wat mamma bidt. Of de Heer wil helpen dat alles tussen hun tweetjes weer goed wordt, of Hij mamma wil helpen een goede moeder voor hem te zijn en of Hij haar kleine vent wil helpen een gehoorzame knul te worden.

Als mamma ‘amen’ zegt, draait hij zich ineens naar haar toe. Hij wil zo graag even bij haar op schoot zitten. Zo, met die twee armen om hem heen, is het niet zo moeilijk om het weer goed te maken. Nee, die grote mond was niet goed van hem en hij wil het ook graag weer helemaal goed hebben. Ineens valt hem nog iets te binnen over school, iets heel leuks wat mamma nog helemaal niet weet.

Als alles weer ‘koek en ei'” is, probeert mamma duidelijk te maken dat de Here God hun samen toch echt geholpen heeft. (En zo ervaart ze het zelf ook wel degelijk). Maar dan blijkt dat het jongetje ook een eigen inbreng heeft en tot zijn moeders verbazing hoort ze hem zeggen: ‘Ja maar ik heb óók gevraagd of de Here God mamma naar boven wilde brengen toen ik nog op bed lag, nou en toen ben jij ook gekomen!’

Zo gaat dat nu in een huis waar de Heer woont, zo gaat dat waar Hij met Zijn liefde troont.

Troont op al onze handel,

want wij zijn met Hem – van groot tot klein – aan de wandel

 

Kerstfeest; een feest van blijdschap door Liesbeth Seepma

Ik zou je een paar gedachten willen doorgeven over het Kerstfeest, dat we heel binnenkort weer gaan vieren. Want het Kerst­feest is eigenlijk een feest dat je voortdurend kunt vieren, en niet alleen op 25 en 26 decem­ber. Kerstfeest is een feest van licht dat schijnt in de duisternis, een feest van leven, een feest waarin de liefde van God overvloedig door jou en mij mag heen stromen. Kerstfeest is een feest van bevrijding uit de gevangenis van de zonde en een overplaatsing in het Koninkrijk van God, zodat daardoor liefde, licht en leven steeds vrij­er en vollediger gaan functioneren. Het is een feest van genezing en herstel, een feest van de toekomst.

Laten we eens een stukje lezen uit de Bijbel, waarin wordt geprofeteerd over de ge­weldige toekomst die voor jou en mij is weggelegd. Een toekomst die mogelijk werd gemaakt doordat de Here Jezus als mens in deze wereld werd gebo­ren. Die prachtige profe­tie over ons leven staat beschreven in Lucas 1 vers 68 tot en met 80 (Luc. 01:68-80). Ik wil je voorstellen om deze profetie van Zacharias op je gemak een paar maal ach­ter elkaar te lezen en de woorden ervan goed op je te laten inwerken. Als je dat namelijk doet, gaat zo’n lofzang – die regel­recht werd geïnspireerd door de Heilige Geest! – ook voor jou léven. Je zult daarin steeds meer mooie aspecten gaan ont­dekken. Ik persoonlijk heb dat ook gedaan en de gedachten die ik daar­door van God kreeg, wil ik graag aan je doorgeven, want ze hebben voor mij het Kerstfeest een nieuwe dimensie gegeven, een grotere waarde dan die welke ik er voorheen aan hechtte.

Barmhartigheid en bevrijding

In deze lofzang/profetie van Zacharias komt Gods barmhartig­heid overweldigend over je heen. Hij is een God die oneindig veel van Zijn volk houdt. Hij houdt dit volk te allen tijde vast. Hij blijft daarvan hoge verwachtingen koesteren. In Lucas 1 vers 68 (Luc 01:68) staat dat Hij “naar Zijn volk heeft omgezien en het verlossing heeft ge­bracht”. Hij zag dat Zijn volk zich in een gevange­nis bevond en bevrijding nodig had.

Wie behoren eigenlijk tot dat volk van God? Dat volk wordt gevormd door die men­sen, die in hun leven zoeken, verlangen naar écht leven. Het is het verlangen naar leven zo­als je dat proeft in Psalm 42 vers 2 en 3 (Ps. 042:002-003): “Gelijk een hinde die naar water­beken smacht, zo smacht mijn ziel naar U, o God. Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God”. Echter, helaas wordt dat grote, intense verlangen naar leven bij lang niet alle mensen bevredigd. Heel veel mensen zoeken koortsachtig, maar vin­den het niet… Hoe komt dat ?

Er is in de loop van de tijd een blokkade ontstaan die jou en mij, die ieder mens wil afhouden van licht en le­ven. En die blokkade, de zonde, wordt bedacht door degene die in ons leven het licht wil roven, die onze gedachten wil vertroebelen, die rem­mingen in ons leven wil aanbrengen: satan. Hij is het die het verlangen naar het goede – dat in ieder mens aanwezig is!(– overschreeuwt met zijn leugens. Hij is het die ons afleidt van het zoeken naar écht leven.

Maar dan komt God.

Hij ziet om naar Zijn volk. Hij zoekt naar Zijn volk. Dat heeft Hij altijd al gedaan. Vanaf het begin, vanaf de eerste zonde, riep Hij, vol innerlijke barmhartig­heid: “Adam, waar ben je?” Hij zoekt naar Zijn volk, naar jou en naar mij, want Hij heeft ons lief en Hij wil contact met ons hebben op God­delijk niveau. Daartoe zijn wij door Hem gescha­pen. God zoekt niet naar Zijn volk om het een pak op zijn falie te geven, maar… om het te verlossen!

Lees Lucas 1 vers 78 (Luc. 01:78) maar eens: “door de in­nerlijke barmhartigheid van onze God, waarmee de Opgang uit de hoogte naar ons zal omzien, om hen te beschijnen die gezeten zijn in duister­nis en schaduw des doods, en onze voeten te richten op de weg des vredes”.

God kijkt naar jou en mij om,’ met als doel ons te bevrijden en niet om te straffen. Wat een God hebben wij. Hij is vol van innerlijke barmhartigheid. Als jij misschien op dit moment gezeten bent in duisternis en schaduw des doods” , weet dan dat er een Op­gang uit de Hoogte is die jou wil beschijnen, die je voeten wil richten op de weg van de vrede. Er is Eén die je kan verlossen, die je kan redden uit de hand van je vijanden en allen die je haten Lucas 1 vers 71 (Luc. 01:71). Want God, onze God, is de Almachtige. Lees maar eens Psalm 68 vers 2 (Ps. 068:002): “God staat op, Zijn vijanden worden ver­strooid, Zijn haters vluchten voor Zijn Aan­gezicht”. Wat een macht spreekt daaruit. En die macht heeft Hij getoond door Zijn Zoon Jezus Christus geboren te laten worden. Jezus, Die aan het eind van Zijn leven op aarde zei: “Mij is ge­geven alle macht, in de hemel en op de aarde”. God heeft alle macht. Hij heeft, in en door Zijn Zoon, het laatste woord, en niet satan, al wil hij je dat maar al te graag wijsmaken.

Door de geboorte van Jezus Christus is er echter verlossing mo­gelijk geworden uit de macht die satan over ons leven denkt te hebben door middel van de zonde. In Romeinen 3 vers 23 (Rom. 03:23) zegt Paulus: “Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijk­heid Gods”. Paulus be­doelt dat we door de zonde ‘bezet gebied’ zijn gewórden, en daardoor afgesneden zijn van de heerlijkheid die God ons heeft toebedacht, We kun­nen er niet meer bij, ze is ons afgenomen door de duivel. Maar wat gewel­dig dat dit Bijbelvers, Romeinen 3 vers 23, daarmee niet ophoudt: “én worden om niet ge­rechtvaardigd uit genade, door de verlossing in Je­zus Christus”. Dat wil zeggen dat voor jou en mij, voor ieder mens die wil, de toegang tot die heerlijkheid van God weer volkomen vrij is! Er is niets, maar dan ook niets dat ons daarvan meer mag of kan afhouden. Paulus zegt immers in 1 Korinthe 6 vers 12 (1 Kor. 06:12): “Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij door niets laten knechten”.

Wat is het heerlijk dat een volkomen bevrijding uit de ge­vangenis van de vijand mogelijk is, op elk ter­rein van je leven! Wat een uitdaging om aan die bevrijding te gaan werken. Je mag dat sa­men met de Heer doen.

Een hoorn van heil

Vanuit de bevrijding van de vijand die ons wil knechten, mogen we gaan genezen van alles wat de duivel kapot heeft gemaakt. Heil betekent namelijk heling, genezing. God heeft een grenzeloze portie heil voor ons klaarliggen! De duivel heeft je – door de zonde – van binnen beschadigd. Hij heeft als het ware ‘gaten gemaakt’ in de ‘mantel der gerechtigheid’ die elk mens van God krijgt op het moment dat hij wordt geschapen.

Maar God geeft je een nieuw kleed van heil, je krijgt een nieuwe mantel van gerech­tigheid. Je wordt door Jezus Christus immers gerechtvaardigd. Jesaja jubelt niet voor niets in Jesaja 61 vers 10 (Jes. 61-10): “Ik verblijd mij zeer in de Heer, mijn ziel juicht in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klede­ren des heils, met de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omhuld, ge­lijk een bruidegom, die zich als een priester het hoofdsieraad ombindt”.

Wat mooi! In Gods ogen ben je een priester, de telg uit een koninklijk priesterschap. Je hebt een hoofdsieraad dat je mag ombinden. Een hoofdsieraad in plaats van as.

Ook dat profeteert de profeet Jesaja in Jesaja 61 vers 3 (Jes. 61:03). Héél Jesaja is overigens een hoofdstuk dat speciaal voor jóu geschreven is. Laat ook dit Bijbelgedeel­te eens goed op je inwer­ken, want het vervult je werkelijk met vreugde. Ook Jezus betrok dit hoofdstuk op Zichzelf. Dat doet Hij in Lucas 4 vers 17 tot en met 22 (Luc. 04:17-22). Jezus zegt daarbij in Lucas 4 vers 21 (Luc. 04:21): Heden is dit Schriftwoord voor jullie oren vervuld. Wat in Jesaja 61 wordt geschreven is wer­kelijkheid geworden, ook voor jou en mij.

Gods heil, Gods ge­nezing is weggelegd voor iedereen die van harte de Heer wil dienen. En dit alles is mogelijk geworden doordat God Zijn Zoon geboren liet worden op deze aarde, wat we met het vieren van het Kerstfeest ge­denken. Maar we mogen niet alleen dat feit op zich gedenken. Laten we ook vooral bedenken wat voor een toekomst daar­door voor ons mogelijk is geworden! Dan wordt het Kerstfeest werkelijk een feest met inhoud, een feest om elke dag te vieren. Een feest waar­door mogelijkheden zijn ontstaan die ons een hoopvolle toekomst bieden, zoals God dat vanaf het begin in gedachten had. In Jeremia 29 vers 11 (Jer. 29:11) zegt Hij: “Want Ik weet welke gedachten Ik over u koester, luidt het woord des Heren, gedach­ten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toekomst te ge­ven”.

God twijfelt niet aan onze toekomst. Die gaat komen. Het is alsof de Heer zegt tegen jou en mij: “Maak je toch geen zorgen! Ik, de Al­machtige, wéét immers, vanaf het begin, hoe Ik het in Mijn gedachten had en zo zal het wor­den”.

Ja, zó zal het zijn, zoals Zacharias het heeft gezien in Lucas 1 vers 74 (Luc 01:74): “Dat Hij ons zou geven, zonder vreze, uit de hand der vijanden verlost, Hem te dienen, in heiligheid en gerech­tigheid, voor Zijn Aange­zicht, al onze dagen”.

En aan déze toekomst mogen jij en ik, in alle ontspanning en in volkomen rust, gaan wer­ken. God geeft ons daar­voor immers een heel men­senleven de tijd. Al onze dagen mogen we blij zijn met de verlossing door Jezus Christus en de toekomst met Hem.

Een heel fijn Kerstfeest gewenst, met daaraan verbonden een 1987, vól met datgene dat de Heer jou, héél persoonlijk, door Zijn Zoon wil geven.

 

Oud en nieuw (gedicht) door Piet Snaphaan

Al weer een jaar, zoals zo velen,

gleed in zijn tijd aan ons voorbij.

Zo gaat ’t met ieder jaargetij.

Wat gister oud was, is nu heden,

want ’t nieuwe jaar is ingetreden.

 

En ieder heeft zo zijn gedachten,

wat ’t oude jaar toch heeft gebracht.

Wat had men zelf van God verwacht?

Waar strijd was, was toch ook Gods zegen!

Herinneringen zijn gebleven.

 

De tijd gaat voort, jaar in jaar uit,

een cirkelgang van alle dagen.

Tot ’t uur van volheid heeft geslagen:

Oud jaar is dan voorgoed voorbij,

’t blijft eeuwig nieuw, voor u en mij!

Piet Snaphaan

 

De geestelijke werkelijkheid door Wim te  Dorsthorst (4)

Wat geen oog heeft gezien…

Wij zijn door God bestemd tot heerlijkheid, schreven we in de vorige aflevering van deze serie. (deel 3). Nu zal menigeen de neiging hebben, te zeggen: ‘Hoe kan dit allemaal geschieden, ik ben toch maar een mens?’ Een dergelijke gedachte komt voort uit de erfenis van twintig eeuwen christendom, waarin de mens is voorgesteld als een nietig, zondig en slecht wezen, die, als hij al niet totaal verdorven is, dan toch zeker onbekwaam is tot enig goed. Dat zijn leringen van vrome geesten, dwaalgeesten en leugengeesten; kortweg leringen uit de duivel, de vader der leugen Kolossenzen 2 vers 23; 1 Timoteüs 4 vers 1; 2 Johannes 8 vers 44 (Kol. 02:23; 1 Tim. 04:01-02; Joh. 08:44).

De Bijbel – het woord van God – spreekt van Genesis tot Openbaring over de bestemming van de mens in eeuwige heerlijkheid. Dat is het evangelie, de blijde boodschap. De grote apostel Paulus schrijft in 1 Korinthe 2 vers 7 (1 Kor. 02:07: “Maar wat wij spreken, als geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God reeds van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid”. En dan citeert hij de profeet Jesaja en zegt: “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben” 1 Korinthe 2 vers 9 (1 Kor. 02:09).

Ik zal u Mij tot bruid werven

Als we nog even terugkijken naar de bewoners van het hemelse Jeruzalem, dan valt het op dat de mens zich tussen de hemelse wezens bevindt in de geestelijke wereld. Wat ook opvalt is, dat de mens daar niet een ondergeschikte plaats vervult, maar daar is als een woonstede Gods in de Geest Efeze 2 vers 22 (Ef. 02:22). Zonder de mens heeft God, die Geest is, dus geen woning! En tenslotte valt ook nog op dat de mens in die hoedanigheid, niet beneden de engelen staat, maar, evenals God, door de engelen gediend wordt Hebreeën 1 vers 11 (Heb. 01:11).

In de mens heeft God zich dus een lichaam bereid. Nog een ander beeld wat de Bijbel gebruikt, is de man-vrouw relatie. Bij de verbondssluiting op de Sinaï was dat als een huwelijk waarin man en vrouw elkander trouw beloofden Exodus 19 vers 1 tot en met 8 en Exodus 24 vers 1 tot en met 8 (Ex. 19:01-08; Ex. 24:01-08). Als het volk dan afvalt en hoereert met andere, góden, zegt de profeet Jeremia: “Bekeert u, gij afkerige kinderen! , spreekt de Heré, want Ik heb u getrouwd en Ik zal u aannemén” Jeremia 3 vers 14a Statenvertaling (Jer. 03:14a).

De profeet Hosea profeteert van de voor ons bestemde genade 1 Petrus 1 vers 10 (1 Petr. 01:10) en spreekt over “te dien dage”. Dat is de uitdrukking voor ‘de tijd die komen zal’, voor ‘de dag des Heren’ of ‘de eindtijd’. Hij zegt: “En het zal te dien dage geschieden, luidt het woord des Heren, dat gij Mij noemen zult: mijn man en niet meer: mijn Baal” Hosea 2 vers 15 (Hos. 02:15). En Hosea 2 vers 18 en 19 (Hos. 02:18:19) zegt: “Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig; Ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en ontferming; Ik zal u Mij tot bruid werven door trouw; en gij zult de Here kennen”.

Uiteraard is deze huwelijksverhouding een beeld van een geestelijke situatie, waarin de eenheid en de trouw worden uitgebeeld. Paulus zegt daarom: “Want zegt Hij (God): die twee zullen tot één vlees zijn. Maar die zich aan de Here hecht is één geest met Hem” 1 Korinthe 6 vers 16 en 17; Genesis 2 vers 24 (1 Kor. 06:16-17; Gen. 02:24). Zoals man en vrouw zijn als een hulp voor elkaar Genesis 2 vers 18 (Gen. 02:18) en door de gemeenschap in het huwelijk zijn tot één vlees voor hun hele (natuurlijke) leven, zo is de mens die God schept tot een hulp tegenover God en één geest met Hem voor eeuwig in dat beeld van die intieme huwelijksrelatie.

Niemand komt tot de Vader dan door Jezus

In deze ‘eenwording’ is Jezus Christus, de, van voor de grondlegging der wereld bedoelde enige zoon van God, de verbindingsschakel tussen God en de mens. Zie hiervoor Efeze 1 vers 3 tot en met 14 (Ef. 01:03-14). Hij is het hoofd van al wat in de hemel en op aarde is. Hij is het verbondshoofd van de nieuwe wedergeboren schepping, zoals Adam van de eerste of natuurlijke schepping. Hij is in het hemelse Jeruzalem als de Heer der heren, als de Koning der koningen en als de Hogepriester der priesters. In die hemelse       stad is ook Zijn bloed der besprenging Hebreeën 11 vers 24 (Heb. 11:24), dat altijd reinigt van alle zonden 1 Johannes 1 vers 7 (1 Joh. 01:07).

In Hem is als de Zoon des mensen – de vertegenwoordiger van de mensheid – en als de Zoon van God – de vertegenwoordiger van God – deze éénwording met God tot volheid en openbaring gekomen. In het Hogepriesterlijk gebed (Johannes 17) spreekt Jezus van ‘volmaakt tot één’. Dat is op geen enkel punt meer te scheiden. Wat van de Vader is, is van Jezus en omgekeerd, maar; ook: wat de Vader is, is Jezus. “Ik en de Vader zijn één” Johannes 10 vers 30 (Joh. 10:30) en: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” Johannes 14 vers 9 (Joh. 14:09). (Dit betekent natuurlijk niet letterlijk dat Jezus de Vader geworden is en de Vader Jezus. Het zijn en blijven twee persoonlijkheden).

In Kolossenzen 2 vers 9 (Kol. 02:09) zegt Paulus: “Want in Hem (Jezus Christus) woont al de volheid der godheid lichamelijk”. Dus Vader en Zoon volmaakt tot één. (Denk aan het beeld van het huwelijk). Jezus Christus is in dat hemelse Jeruzalem als de uitvoerder van Gods plan. Hij heeft van de Vader – als enige Zoon en erfgenaam – daartoe alle macht gekregen in de hemel en op aarde en zal de gemeente tot volheid brengen door de Heilige Geest, waar Hij ook de beschikking over heeft gekregen Handelingen 2 vers 33 (Hand. 02:33).      

De ontelbare engelenschare, die ook in dat hemelse Jeruzalem is Hebreeën 12 vers 22 (Heb. 12:22), helt helpt mee het plan van God met de mensheid te volvoeren. Dit plan van God omvat in de eerste plaats de gemeente van Jezus Christus, maar geldt ook voor de volkeren en voor de miljarden die op zullen staan uit de dood Openbaring 21 vers 11 tot en met 15 (Openb. 21:11-15) en door middel van Jezus Christus en de gemeente deel zullen hebben aan het heil en de volheid Gods. Daarbij zullen de engelen een dienende taak verrichten. “Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen die het heil zullen beërven?” Hebreeën 1 vers 14 (Heb. 01:14).

Wij zien dus dat God de mens geschapen heeft als kroon van Zijn schepping met de enorme mogelijkheid en doel van natuurlijk wezen te metamorfoseren tot geestelijk wezen, door Jezus Christus, en een éénheid met Hem te vormen.

de natuurlijke ontwikkeling.

De niet-wedergeboren natuurlijke mens is dood voor enige ontwikkeling in het Koninkrijk Gods. Hij is onder de wet van zonde en dood, waarvan alleen door Jezus Christus verlossing is Genesis 2 vers 17; Romeinen 8 vers 2 (Gen. 02:17; Rom. 08:02). Paulus zegt dat een ieder die niet levend gemaakt is met Christus, dood is door overtredingen en zonden Efeze 2 vers 15; Kolossenzen 2 vers 13 (Ef. 02:15; Kol. 02:13).

Heeft de natuurlijke mens dan geen geestelijke ontwikkeling? Ik geloof dat we duidelijk twee niveaus van ontwikkeling in de mens kunnen onderscheiden. In de eerste plaats is er een geestelijke ontwikkeling die bij de aarde behoort. Naast de lichamelijke groei en ontwikkeling is er ook een ontwikkeling van het verstand, gevoelsleven, de wil, maar alles op aards niveau. De ziel en de geest richten zich op het natuurlijke en zichtbare. Dat begint al heel vroeg bij ieder mensenkind, dat op aarde geboren wordt.

Waarnemen, onderscheiden, kennen en herkennen, luisteren en spreken, geloven, denken en verwoorden, kennis, inzicht, wijsheid, gevoelens, begeerten, enz.

Zo maakt ieder mens een geestelijke ontwikkeling door die bij de aarde hoort. Sommigen ontwikkelen zich tot briljante denkers, deskundigen op velerlei gebied, grote en sterke geesten, die landen, volken en instellingen besturen, waardoor een geordend leven op aarde mogelijk is. Ook op het gebied van techniek, kunst en cultuur is er ontwikkeling in grote verscheidenheid. Dit alles is in overeenstemming met het scheppingswoord: “Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar” Genesis 1 vers 28b (Gen. 01:28b).

Bij dit alles wordt men wel vanuit de geestelijke wereld beïnvloed, zonder dat men zich dat bewust is. Paulus zegt: Ze wandelen “overeenkomstig de loop dezer wereld; overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid”. Ze handelen “naar de begeerten en wil van het vlees en van de gedachten” Efeze 2 vers 2 en 3 (Ef. 02:02-03).

Maar al leven wij in een tijd van enorm verval, toch is alles wat de mens voortbrengt nog niet slecht en demonisch. Ieder mens is van Gods geslacht Genesis 1 vers 27 en Handelingen 17 vers 28c (Gen. 01:27; Hand. 17:28c) en draagt van daaruit in zijn diepste innerlijk de ingeschapen wetten Gods. Paulus zegt dat er heidenen zijn die zo vanuit de wet die in hun harten geschreven is, van nature doen wat de wet gebiedt Romeinen 2 vers 14 en 15 (Rom. 02:14-15). Naarmate deze ingeschapen wetten nog functioneren in het geweten, door een bescherming hiervan in de opvoeding en door de aardse wetgeving – voor zover die hierop nog aansluit – kan een natuurlijk mens zich zo ontwikkelen tot een verstandig en moreel goed functionerende persoonlijkheid. En zoals de kinderen beschermd worden door de heilige engelen Matteüs 18 vers 10 (Matt. 18:10) , geloof ik, dat ook ieder mens waarin nog iets van het goddelijke functioneert, bescherming geniet van de heilige engelen. Maar het brengt hen niet in het Koninkrijk van God, evenmin als een stipt godsdienstig leven of een grote theologische kennis. Dat blijkt duidelijk uit het gesprek wat Jezus heeft met Nicodemus Johannes 3 vers 1 tot en met 13 (Joh. 03:01-13) en uit het leven van Paulus, die toch wel een godsdienstige jood was Filippenzen 3 vers 5 en 6 (Filip. 03:05-06).

De geestelijke ontwikkeling

Het andere (tweede) niveau van geestelijke ontwikkeling is een ontwikkeling in de geestelijke onzienlijke wereld, in het Koninkrijk Gods. Niet dat een mens dood is door zonde en overtredingen Efeze 2 vers 1 (Ef. 02:01) is door God gewild, maar wel deze volgorde van ontwikkeling. Eerst het natuurlijke en dan het geestelijke, zegt Paulus in dit verband 1 Korinthe 15 vers 46 (1 Kor. 15:46). Een gezonde natuurlijke ontwikkeling (ik bedoel niet een bijzondere geleerdheid) is een belangrijke basis voor een gezonde geestelijke ontwikkeling.

De wedergeboren mens is uit de geestelijke dood opgestaan, leeft en ontwikkelt verder in de natuurlijke zichtbare wereld, daar tegelijkertijd leeft en ontwikkelt hij nu ook in de geestelijke wereld – in het Koninkrijk Gods – en neemt daar zijn plaats in. Hij leeft nu in twee werelden, waarin het leven in de geestelijke wereld steeds meer de overhand krijgt en ook het leven in het natuurlijke meer en meer gaat bepalen. De gedachtenvorming vindt nu plaats door het woord van God en de werking van de Heilige Geest. Dit vernieuwt en hervormt de mens Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02) tot een geestelijk wezen, wat uitloopt op de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13).

En dan zegt Paulus in 1 Korinthe 15 vers 45 tot en met 49 (1 Kor. 15:47-49): “De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel. Gelijk de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijke (de natuurlijk geboren mensen), en zoals de hemelse (Jezus Christus) is, zijn ook de hemelse (de weder- of bovennatuurlijk geboren mensen). En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen”.

Met dit geweldige doel en met deze mogelijkheid heeft God de mens toegerust bij de schepping en is in ieder mensenkind dat op aarde geboren wordt – ingeschapen – aanwezig. Ook het verlangen hiernaar ligt in de mens besloten. Prediker 3 vers 11 vertaling Obbink (Pred. 03:11) zegt dat God de eeuwigheid. behoefte in het hart van de mens heeft gelegd. Zo heeft Hij hemel en aarde geschapen en toegerust om deze mogelijkheid van natuurlijke en geestelijke ontwikkeling volkomen te realiseren.  

(wordt vervolgd).