Levend geloof 1988.03

Het wonder van de opstanding door Gert Jan Doornink

De Bijbel is een zeer veelzijdig boek. Alle facetten van het leven en de levensomstandigheden komen aan de orde, waarbij de relatie tussen God en mens een centrale plaats inneemt. Tot de veelzijdigheid van de dingen die de Bijbel ons beschrijft behoren ook de vele wonderen. Zowel in het oude- als in het nieuwe testament worden talrijke wonderen beschreven. Wij denken daarbij pok aan de wonderen die Jezus zelf deed, terwijl’ Hij ten aanzien van de gelovigen sprak over de tekenen en wonderen die hen zouden volgen Markus 16 vers 17 (Mark. 16:17).

Ongetwijfeld is het grootste wonder wat plaatsvond de opstanding van Jezus uit de dood. Deze gebeurtenis is daarom ook zo’n groot wonder omdat in één klap de duivel daarmee onttroond en ontwapend werd. De vorst der duisternis, die zoveel ellende en narigheid, dood en verderf had gebracht, werd een verpletterende nederlaag toegebracht. Feitelijk was dit reeds gebeurd aan het kruis op Golgotha, toen Jezus het -uitriep: “Het is volbracht!” Maar op Paasmorgen werd het ‘zichtbaar en kwam het in de openbaarheid: Het graf was leeg! De Zoon van God was opgestaan!

Dat de duivel het niet kan verkrompen dat hij zo’n fatale nederlaag leed, blijkt wel uit het feit dat er geen enkel facet van het christelijk geloof zo wordt aangevallen- dan juist de opstanding. Ieder jaar verschijnen er in de weken vóór Pasen verschillende artikelen in kranten en tijdschriften waarin de opstanding van Jezus belachelijk wordt gemaakt. Vooral ook het feit dat er geen ooggetuige aanwezig was bij de opstanding, wordt vaak aangehaald als een ‘bewijs’ dat de opstanding van Jezus een hersenschim is, iets wat nooit gebeurd kan zijn. Men gaat dan geheel voorbij aan de talrijke getuigen, waarover de Bijbel spreekt, die Jezus na Zijn opstanding hebben gezien, toen Hij aan hen verscheen. Maar – en dat is het allerbelangrijkste – vooral ook aan de thans levende getuigen! Ieder waarachtig kind van God wéét immers dat Jezus leeft omdat het nieuwe, Goddelijke leven ook in hem aanwezig is. Hij is overgebracht vanuit het rijk van satan in het Koninkrijk van Jezus Christus; uit de dood in het léven. Een kind’ van God hoeft daarom ook niet te bewijzen dat Jezus leeft, maar is zelf het bewijs! Het wonder van de opstanding heeft ook in zijn leven plaatsgevonden.

Voor de mensen zonder Christus is het niet te begrijpen dat kinderen Gods (allen die persoonlijk geloven in het volbrachte werk van Jezus Christus), de onvoorstelbare heerlijkheid van het nieuwe leven van Christus- in zich hebben. Zoals een oud lied zegt: Neen, de wereld weet het niet, wat Gods grote liefde ons biedt…” Daarom hebben wij ook de opdracht ontvangen dit nieuwe leven te proclameren door woord en daad. Niet door de opstanding van Jezus als een leerstuk of dogma te verdedigen, maar door de ‘beleving en uitleving’ van dit nieuwe leven. Want het wonder van de opstanding is voor ieder kind van God niet een eenmalige gebeurtenis, maar een dag en nacht aanwezige blij makende aangelegenheid. En dan ook nog te bedenken dat daaraan nooit meer een einde komt, want Jezus leeft en wij zullen met Hem leven tot in alle eeuwigheid!

 

Paasmorgen (gedicht) door Piet Snaphaan

Pluk de dag na het ontwaken

en heft terstond een feestlied aan!

Roept het maar uit vanaf de daken:

de Heer is waarlijk opgestaan!

 

Het graf is deeg, de dood verwonnen,

die zich verschool achter een steen.

Doch Jezus heeft hem overwonnen,

God wekte Hem op, de Heer verscheen.

 

Jezus leeft, Hij is verrezen,

en bracht ja ’s mensen lot een keer.

Niemand hoeft er meer te vrezen,

Jezus is Koning, aller Heer!

Piet Snaphaan

 

Verlossing en verzoening door Wim te Dorsthorst

 

De grote verzoendag en het jubeljaar

In de hoofdstukken 25 en 27 van Leviticus lezen we over bepalingen omtrent het lossen van goederen, land en mensen. In het jubeljaar echter kwam er vrijheid voor alle bewo­ners van het land en alle bezittingen kwamen weer terug bij de rechtmatige eigenaar. Dat was het jaar van de grote lossing. “Dan zult gij bazuinge­schal doen rondgaan in de zevende maand op de tiende van de maand; op de verzoendag zult gij de bazuin doen rondgaan door uw ganse land, gij zult het vijftigste jaar heiligen en vrijheid in het land afkondigen voor al zijn bewoners, een jubeljaar zal het voor u zijn, dan zal ieder van u tot zijn bezittingen en tot zijn geslacht terug­keren”, zegt Leviticus 25 vers 9 en 10.

(Lev. 25:09-10) Het jubeljaar werd inge­zet op de grote verzoen­dag met bazuingeschal. Heel deze dag stond in het teken van de zondebok die dan geslacht werd en een tweede bok die in de onvruchtbaarheid van de woestijn werd ge­bracht met de gehele zon­delast van het volk. Leviticus 16 vers 7 tot en met 10 en Leviticus 16 vers 21 en 22 (Lev. 16:07-10; Lev. 16:21-22).

Op deze dag ging de hogepriester het heilige der heiligen, achter het voorhangsel, binnen en sprenkelde van het bloed op de verzoendeksel die de ark bedekte. “De hogepriester zal het heilige der heiligen verzoenen, ook de tent der samen­komst en het altaar zal hij verzoenen en over de priesters en het ganse volk der gemeente zal hij verzoening doen” Leviticus 16 vers 33(Lev. 16:33).

Beeld van de verzoening door Jezus

Dit onderricht is ons door God gegeven om te kun­nen begrijpen wat er ge­beurde op de allergroot­ste verzoendag toen Hij­zelf de losser was van al het geschapene en Jezus Christus het offer was. Uit laatstgenoemde tekst blijkt dat het gaat om verzoening van alle din­gen, de hemelse en de aardse. Ik geloof dat Paulus dit het beste ver­woordt in Kolossenzen 1 vers 19 en 20 (Kol. 01:19-20) als hij zegt: “Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken, en door Hem, vrede gemaakt heb­bende door het bloed des kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is”.

Paulus spreekt over een verzoening van de gehele kosmos, van al het gescha­pene. Niets van het ge­schapene kon er dus voor gebruikt worden, omdat alles verzoening nodig had. Abel was de eerste rechtvaardige die stierf door de hand van een on­rechtvaardige, maar zijn bloed kon geen verzoening, doen Hebreeën 12 vers 24 (Heb. 12:24). Mozes biedt zich aan om met zijn leven verzoening te doen voor het volk, maar ook deze grote vriend van God is hiervoor niet waardig Exodus 32 vers 30 tot en met 32 (Ex. 32:30-32). Abraham verstaat dat hij zijn zoon moet offeren. Hij neemt niet Ismaël, de zoon van Hagar, verwekt naar het vlees, maar hij neemt Isaak, zijn enige, die ver­wekt is door de belofte Genesis 22 vers 1 tot en met 7 en Galaten 4 vers 21 tot en met 23 (Gen. 22:01-07; Gal. 04:21-23). Maar ook deze zoon der belofte was niet toereikend. En dan spreekt Abraham die prachtige woorden met die goddelijke belofte in Genesis 22 vers 8 (Gen. 22:08): “God zal Zichzelf voorzien van een Lam ten brandoffer”.

God voorziet zelf in een Lam

Abraham wordt door God geprezen omdat hij bereid was zijn enige zoon te offeren Genesis 22 vers 12 en Genesis 22 vers 15 tot en met 18 (Gen. 22:12, Gen. 22:15-18). Hij beeldde hiermee uit wat God zal doen met zijn enige Zoon, Jezus Christus. Ook in vers 14 (Gen. 22:14) lezen wij: “Op de berg des He­ren zal er in voorzien worden”. En de vertaling van Reisel zegt: “Op de berg van de Paraat blijkende verschijnt Hij”.

God zal voorzien in het Lam en dat zal niet van deze wereld zijn, maar uit God zelf zijn, zoals Isaak een lijfelijke zoon van Abraham was. “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn enig­geboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet ver­loren ga, maar eeuwig le­ven hebbe” Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16).

Zelf zegt Jezus om aan te tonen dat Hij van de berg Gods komt: “Gij zijt van deze wereld, Ik ben niet van deze wereld. Die van boven komt, is boven al­len; die uit de aarde is voortgekomen, die is uit de aarde en spreekt uit de aarde. Die uit de hemel komt, is boven allen” Johannes 8 vers 23 en Johannes 3 vers 31 (Joh. 08:23; Joh. 03:31). Hij, Je­zus Christus, is het Lam Gods, waarmee God zelf de wereld, de gehele schepping, lossen zal Johannes 1 vers 29 (Joh. 01:29). God zelf voor­ziet in een Lam ten brand­offer. Hij is die Ene boven alles en allen die hiervoor waardig is. Dat wat Jezus in zijn diepste wezen is, dé Zoon van God, ‘bepaalt de waarde en de kracht van Zijn verzoenend bloed.

Hemel en aarde aanbidden en getuigen

De evangeliën zijn één machtig getuigenis dat dit Lam van God Zijn eniggeboren Zoon is. Hemel en aarde getuigen ervan. Hij wordt al aangekondigd als “de Heilige, de Zoon van de allerhoogste God” Lucas 1 vers 32 tot en met 35 (Luc. 01:32-35). Er is een grootse profetie en heft kind in de schoot van Elisabeth springt op van vreugde als de stem van Maria, die het heilige in haar schoot draagt, ge­hoord wordt Lucas 1 vers 39 tot en met 55 (Luc. 01:39-55). De engelen verkondi­gen dat de Heiland, de Christus, de Here geboren is Lucas 2 vers 11 (Luc. 02:11). De herders aanbidden, de koningen aanbidden, Simon en Anna profeteren en aanbidden. Hemel en aarde aanbidden deze eniggeboren Zoon van God.

Hemel en aarde – God zelf, de heilige engelen, de bo­ze geesten, de mensen – getuigen ervan dat Jezus Christus de Heilige is, de Christus, de Zoon van de allerhoogste God. En in dat getuigenis ligt de erkenning dat Hij boven alles is en dat Zijn offer rechtsgeldig is in hemel en op aarde.

De koning verte­genwoordigt het hele volk en als de koning sterft, sterft het hele volk. Zo heeft God het in Zijn eeu­wige raadsbesluiten be­paald.

De Koning sterft als het Lam

Als Hij sterft, sterft Hij als Koning en daarmee vertegenwoordigt Hij dan de hele schepping en mensheid, vanaf Adam tot de laatste mens die uit een vrouw geboren zal worden. Hij is de alles omvattende van het begin tot het ein­de. Zo staat ook op het kruis: “Jezus, de Nazoreeër, de Koning der Joden” Johannes 19 vers 19 (Joh. 19:19). Pilatus, die het rijk der duisternis vertegenwoordigt, beves­tigt hiermee Zijn hemelse positie. Hij zegt: “Zijt Gij dus tot een Koning?” Het antwoord van Jezus is: “Gij zegt, dat Ik Koning ben” Johannes 18 vers 37 (Joh. 18:37),

Deze uitspraken en alles wat er in die laatste dagen is gebeurd, heeft God op laten schrijven tot lering van ons; opdat wij zouden geloven dat Hij de Christus is, de Zoon van de levende God.

Er wordt goddelijk recht gedaan en de tegenpartij zal het recht van God moeten erkennen. Daarom is ieder woord dat gespro­ken wordt vol van goddelijke waarheden en is het één glorieuze vervulling van de profetieën. Jezus is het smetteloze Lam, zonder enige schuld, en het rijk der duisternis moet erkennen: “Ik vind geen schuld in Hem” Johannes 18 vers 38 (Joh. 18:38). Als Jezus als Ko­ning vernederd, bespot en gegeseld is en met doornen gekroond, dan zegt Pilatus: “Zie de mens”. Niet: “Zie een mens”, maar “Zie de mens”.

Jezus staat daar als Vertegenwoordiger, als Hoofd, als Koning van de mens­heid. In Hem is de gehele mensheid vertegenwoordigd en Hij onderging de vloek van de wet Galaten 3 vers 13 (Gal. 03:13). Hij werd als een uitgestotene, als een diep verworpene, vernederd en mishandeld. “Zoals velen zich over U ontzet hebben – zozeer misvormd, niet meer menselijk was zijn verschijning, en niet meer als die der mensenkinderen zijn gestal­te”, zegt Jesaja 52 vers 14. (Jes. 52:14)

“Zie de mens”. Dit is Hij geworden, voor ieder mens persoonlijk. Hij stond daar in onze, in mijn plaats Galaten 2 vers 20 (Gal. 02:20). “De Here heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen neerkomen. Hij werd mishandeld, maar Hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open, als een Lam dat ter slachting geleid wordt en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij zijn mond niet open” Jesaja 53 vers 6b en 7 (Jes. 53:06b-07).

En dan spreekt Pilatus.: “Zie de mens”. Hij in plaats van de mens. En dan opnieuw tot tweemaal toe: “Ik vind geen schuld in Hem” Johannes 19 vers 4 tot en met 6 (Joh. 19:04-06). Ook in het evangelie van Lucas staat vermeld dat Pilatus tot driemaal toe getuigt van de on­schuld van Jezus. De Rechtvaardige, de Heilige, die even heilig is als God, wordt veroordeeld. ”Voor Jezus gekruisigd wordt is er opnieuw de bevesti­ging dat Hij koning is. “Zie uw Koning”, zegt Pilatus Johannes 19 vers 14 tot en met 16 (Joh. 19:14-16).

Hij zal gekruisigd worden en sterven als de absolute Koning die heilig, rechtvaardig en schuldeloos is. “Maar om onze overtredin­gen werd Hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die  ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden” Jesaja 53 vers 5 (Jes. 53:05). En als Hij daar hangt, dan wordt Hij door de moorde­naar erkend als Koning van een Koninkrijk Lucas 23 vers 42 en 43 (Luc. 23:42-43).

Onze ‘Levensadem’ sterft…

Hij, waarvan Johannes getuigt dat Hij het leven en het licht der mensen is Johannes 1 vers 4 (Joh. 01:04), wordt door de wereld verworpen, waarvan Hij toch Koning is, en wordt door de duisternis overweldigd. “Banden van de dood hadden mij omvangen, angsten van het doden­rijk hadden mij aangegrepen, ik ondervond benauwdheid en smart” Psalm 116 vers 3 (Ps. 116:003).

Als Jezus Christus gekrui­sigd wordt, dan wordt het leven en het licht der men­sen gekruisigd. Dan wordt de ‘levensadem’ van de mens gedood. Dan sterft in wezen de hele mensheid in Hem. Klaagliederen 4 vers 20 (Klaagl. 04:20) zegt van Hem: “Onze levensadem, de gezalfde des Heren, werd.in hun valkuilen gevangen, hij van wie wij dachten: in zijn schaduw zullen wij leven onder de volken” zie ook Genesis 2 vers 7 (Gen. 02:07). De ge­zalfde des Heren die met zoveel aanbidding, enge­lenzang en profetie in de wereld gekomen was, stierf als Koning der koningen, als de Here der Heren. De eniggeboren Zoon van God, die boven alles staat, heeft recht gedaan voor de hele schep­ping. “God zelf heeft zich voorzien van een Lam ten brandoffer” Genesis 22 vers 8 (Gen. 22:08).

Alles is met Hem in de dood als Hij sterft. Drie uur lang komt er duister­nis over het land want onze levensadem – “Hij dié alles draagt door het woord van Zijn kracht” – gaat onder in de zee van de dood Matteüs 27 vers 45 (Matt. 27:45). “Te dien dage zal het ge­schieden, luidt het woord van de Here Here, dat Ik op de middag de zon zal doen schuil gaan en bij klaarlichte dag het land in het donker zal zetten. Dan zal Ik uw feesten in rouw verkeren en al uw liederen in klaagzang. Dan zal Ik rouwgewaad brengen op alle heupen en kaalheid op elk hóófd. En ik zal het maken als de rouw over een enig geborene en het einde ervan als een bittere dag” Amos 8 vers 9 en 10 (Amos 08:09-10).

Het enige en laatste offer

Hier schittert de grenzelo­ze liefde van God voor de mensen dat Hij Zijn eniggeboren Zoon voor ons gegeven heeft. Maar even­goed schittert hier de grenzeloze liefde van de Zoon die in alles aan Zijn Vader gelijk is. Hij is de lijdende knecht, maar zijn goddelijkheid is onaan­tastbaar. Hebreeën 7 vers 16 (Heb. 07:16) zegt dat Hij Lam en Hogepriester is krachtens onvernietigbaar, onver­gankelijk leven. Ogenschijnlijk is Hij een willoos slachtoffer, maar niets is minder waar. Nie­mand dan Hijzelf bepaalt de gebeurtenissen en vol­brengt zo de wil van de Vader. “Niemand ontneemt Mij het leven, maar Ik leg het uit Mijzelf af”, heeft Hij gezegd Johannes 10 vers 18 (Joh. 10:18).

Op het negende uur, dat is om drie uur in de mid­dag, is Zijn taak volbracht. Niemand anders dan Hij bepaalt dat in overeen­stemming met de wil van Zijn Vader. Het is precies het uur waarop het laatste offer van de dag in de tempel op het altaar werd gebracht, het zogenaamde avondoffer of spijsoffer.

Hij ’is het enige en laatste offer wat gebracht wordt voor de oude en de nieu­we bedeling. Hij zegt van Zichzelf: “Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank” Johannes 6 vers 14 (Joh. 06:14).

In Hem is het ‘altijdduren­de offer’ bestendig en het oude geheel vervuld. Hij gaf de geest. Jezus stierf niet op grote verzoendag, maar op de dag dat de Joden hun paaslam slacht­ten, in Hem is echter al­les volbracht. Hij is de Verzoener voor de hele schepping.

Hij brengt geen offer aan de duivel, maar er staat geschreven “dat Christus Zichzelf, door de eeuwige Geest, als een smetteloos offer aan God gebracht heeft” Hebreeën 9 vers 14 (Heb. 09:14). Het is een zaak van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest en het enige wat de duivel kan doen, is getuigen dat Hij onschul­dig is en dat Hij de Koning is. De duivel voert Hem niet in de dood, maar Hijzelf geeft Zijn geest. Niet in handen van de duivel en de dood, maar in handen van de Vader. Lucas vermeldt: “En Jezus riep met luider stem: Vader in Uw handen beveel Ik mijn Geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest” Lucas 23 vers 46 (Luc. 23:46). Zo sterft de grote Koning! En zo heeft Hij Zijn leven vrijwillig afgelegd.

En als Koning daalt Hij neer in het dodenrijk om ook daar als ‘de Gezonde­ne van de Vader’, het evangelie van het Konink­rijk Gods te prediken wat in Hem en door Hem een aan vang heeft genomen 1 Petrus 3 vers 19 (1 Petr. 03:19). Machteloos moet de duivel en de dood toezien dat Hij bij Zijn opstanding krijgsgevange­nen meevoert als buit naar Zijn Koninkrijk Matteüs 27 vers 52 en 53 en Efeze 4 vers 8 (Matt. 27:52-53; Ef. 04:08).

De nieuwe weg is geopend

Alles is volbracht. Er is rechtgedaan door onze goede God en Vader. Hij heeft de schepping gelost en de prijs betaald. Het voorhangsel in de tempel scheurt als teken van de nieuwe weg, die Hij ge­opend heeft.

“Hem, die geen zonde ge­kend heeft, heeft God voor ons tot zonde ge­maakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem” 2 Korinthe 5 vers 21 (2 Kor. 05:21).

Het jubeljaar is begonnen met het grote offer – op de allergrootste verzoen­dag – van het heilige, smetteloze Lam Gods en het zal eindigen met een schepping waarin God zal zijn alles en in allen  1 Korinthe 15 vers 28b (1 Kor. 15:28b).

Nog een slotopmerking. Het hele lijdensgebeuren is door de evangelisten niet op getekend om senti­menten en medelijden of beklag op te wekken, maar – zoals Johannes het zo treffend schrijft – opdat wij geloven, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat wij gelovende, het leven hebben in Zijn Naam’ Johannes 20 vers 31 (Joh. 20:31).

 

Geestelijke mensen door Piet Snaphaan

Ze leven in twee werelden,

in beiden tegelijk,

als nuchtere mensen

hier op aard’,

en in Gods Koninkrijk!

 

Wat lezers schrijven door redactie

“Het blad “Levend Geloof” blijft een blad wat het geloof levend houdt. De inhoud is eenvoudig en heerlijk om te lezen. Ik word er erg door bemoedigd. Juist wanneer er veel strijd is, vanwege mijn handicap, is het iedere, keer weer “Levend Geloof” wat mij bepaalt bij het Woord van God”.

(T. d. W. te Rijswijk).

“Bij deze wil ik graag mijn abonne­ment op uw blad “Levend Geloof” opzeggen. Ik heb een tijd lang de inhoud van uw blad gele­zen en heb dit ook als positief ervaren. Ik be­grijp dat uw blad een echt studieblad is en daarmee de geheimenissen van het Koninkrijk Gods wil verkondigen en ook vooral het geloof en de positie van de gelovige in Christus wil versterken, ga zo door. Voor mijzelf denk ik dat er een aantal praktische alledaagse ele­menten van het christen- zijn in ontbreken die ik direct zou kunnen toepas­sen” . (R. N. B. te Sint Pieters-Leeuw) .

“Graag zou ik mij willen abonneren op uw maandblad “Levend Geloof” . Ik vind het krachtig geestelijk eten, waardoor ik versterk word. Het bouwt mij op, het geeft je rust, vrede en blijdschap en ik vind er gerechtigheid in. De drie punten van het Ko­ninkrijk der hemelen en in dat Koninkrijk wil ik leven” .

(J. M. v. H. te Genk) .

“Mijn vurige wens is dat uw blad door­drenkt mag blijven van Gods Geest, zodat wij die het lezen zo mogen opwassen tot echte zonen Gods” .

(L. D. te Kortrijk).

 

Het teken van Gods liefde door Jan W. Companjen

“Wij prediken een gekrui­sigde Christus, voor Jo­den een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, maar voor hen, die ge­roepen zijn, Joden zowel als Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. Want het dwaze van God is/wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen” 1 Korinthe 1 vers 23 tot en met 25 (1 Kor. 01:23-25).

De openbaring van Gods liefde

In 1 Korinthiërs 1 vers 18 tot en met 25 (1 Kor. 01:18-25) wordt het teken van Gods macht omschreven. Dat teken is het kruis. Op dat kruis is de liefde Gods geopenbaard en langs die weg van Gods liefde, zal God ook steeds de wereld en alles wat daarin is, vasthouden en tot over­winning brengen. Wie tot de gemeente van Chris­tus, het lichaam van Christus, van de eindtijd wil behoren, moet dat kruis, die liefde Gods, steeds voor ogen houden. Dit wat betreft zijn eigen vragen en wensen, maar ook en vooral ten opzichte van het op de juiste wijze volbrengen van de grote eindopdracht. Die op­dracht wordt alleen maar correct en doeltreffend uit gevoerd indien zij in het teken van Gods macht, het kruis, staat. In dat teken zal de grote eind­overwinning plaats vin­den. Niet door kracht of geweld, maar door de Geest van God, die liefde is, zal het geschieden.

Met de ganse schepping Gods kijken ook wij gelo­vigen, uit naar de open­baring van de zonen Gods. Heel de schepping zucht en verlangt hier­naar en daar horen wij toch ook bij. Wel is er het grote verschil dat wij, als lichaam van Christus, er direct bij betrokken zijn. God de Vader heeft ons samen met Christus levend gemaakt Kolossenzen 2 vers 13 (Kol. 02:13 vv). Hij heeft van ons een nieuwe schepping gemaakt en door Zijn Geest tot Zijn lichaam gedoopt. Wij (Hoofd en li­chaam) trekken op dis wolkkolom Gods naar het beloofde land. Wij hebben de nieuwe mens aangedaan en die mens wordt ver­nieuwd tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper. En dit zal ge­schieden omdat daartoe alles volbracht is. Verbonden met ons Hoofd, Jezus Christus, van waar­uit het gehele lichaam, door pezen en banden on­dersteunt en samengebon­den, Zijn Goddelijke was­dom ontvangt. Laat u daarbij niet opnieuw gebo­den opleggen, maar zoek de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want wij zijn gestorven aan ons aardse leven en opgewekt tot een nieuw leven dat geborgen dé met Christus in God. Christus heeft ons een nieuwe weg geopenbaard: de wet Gods in ons hart en een zuiver geweten.

Bij het verder optrekken als ‘wolkkolom Gods’ is het noodzakelijk dat wij een juiste visie voor de eindtijd hebben. Ons niet druk maken over zijwegen, wat God met die ander, onder andere Israël, een andere gemeente of kerk, wil doen, maar terugkeren naar de weg die Christus ons geopenbaard heeft. Hij wil in de eerste plaats dat wij Hem liefhebben, met alles wat in ons is en dat wij dat juichend en jubelend belijden. Zijn Koninkrijk bestaat niet uit eten en drinken (dit moet u ook geestelijk ver­staan), maar uit recht­vaardigheid, vrede en blijdschap door de Heilige Geest.

Laten wij dan ook als he­dendaags volk van God, samen in al onze variaties, om Jericho trekken en daarbij in het geloof gaan juichen en jubelen voor dat de muur valt. De hemel kent geen grens, de mens perkt hem in en maakt hem zo dat hij hem kan overzien. Het is bij wijze van spreken een ‘gesloten boek, geworden, maar – prijs de Heer! – onze Leidsman gaat dat boek openen. Hij gaat ons de toekomst openbaren en een geopende hemel ge­ven.

De ruiter op het witte paard

Bij die opening in Open­baring 6, zien wij die stoet ruiters met rode, zwarte en vale paarden. Oorlog, honger en pest daveren over de aarde voort. Het is allemaal een angstwekkend gebeuren en het is allemaal door de mens zelf losgemaakt en veroorzaakt. Beginnende bij het paradijs en het al­lemaal overziende tot nu toe, zien wij waartoe de mens, onder inspiratie van de vorst der duister­nis, in staat is.

Maar, halleluja, bij de ope­ning van het boek zien wij dat Jezus Christus, op het witte paard, alles op sleep­touw genomen heeft. Hij heeft het roer in handen genomen. Hij heeft het leiderschap, samen met zijn lichaam, aanvaard. Hij neemt alles wat de mens in zijn razernij teweeg heeft gebracht in Zijn liefde op. Het doem doen en denken is voorbij, de mens Gods is in Zijn spoor gekomen en voert de wereld naar het doel Gods: een nieuwe hemel en een nieuwe aar­de .

U begrijpt bij dit alles toch zeer zeker wel dat het pinkstergebeuren van de gemeente van Christus in dit alles geen zijrivier­tje is. Het hoort er fundamenteel bij en is geheel naar Zijn wil. De mens is geroepen deelnemer te zijn in de uitvoering van het plan Gods. Jezus gaf het Koninkrijk Gods ge­stalte en waar Hij komt wordt het licht en breekt de dageraad aan.

De scheidsmuur is weggebroken

Zijn kruis werd hét kruis­punt in de geschiedenis van de mens. Na Zijn prijsbetaling kwam de Geest Gods terug in de mens opdat de mens Gods volkomen zou zijn. Op de Pinksterdag zag Petrus als eerste dat het oude testament, als profetie, in vervulling ging. De Scheidsmuur tussen de volken, tussen Jood en heiden, maar ook tussen meester en dienstknecht, man en vrouw, bruin, wit of zwart, werd weggebro­ken. Wij zijn een in Christus.

Petrus zei bij zijn eerste toespraak, zo heet van de naald: ‘Dit is het wat de profeet Joël gezegd heeft. Nu gaat het komen, alles wat de kaalvreter vernield heeft, wordt ver­goed en hersteld’. Dat is heel wat anders dan in evangelische kring geleerd wordt, namelijk dat de Geest is uit gestort, men weet kind van God te zijn, maar meer is er niet. De toerusting voor de ‘grote eindopdracht ontbreekt. Het tot ontplooiing komen tot zonen Gods wordt on­mogelijk geacht en gezien als een utopie, als een hersenschim. Maar Petrus zegt: Dit is het! Wij zijn van nu af aan indien wij gedoopt zijn in de Hei­lige Geest, de tempel van die Heilige Geest. De Geest die in Jezus woonde en die nu in ons woont, maakt ons tot één. Maakt ons één met de Vader om Zijn plan te volbrengen. Hij heeft beloofd dat de Trooster, de Heilige Geest, met ons zou zijn tot- het einde en dat die Geest ons zou leiden naar de volle waarheid.

Nu, in dat laatste, in die laagste fase, zitten wij. Wij zitten er midden in. Nog nooit zijn er zoveel gelovigen geweest die zoe­ken naar het eindplan Gods. De één zoekt het in lofprijzing (juichende naar de overwinning, want God hééft het gedaan). De an­der zoekt het in een steeds diepere studie van Gods Woord. (Daar geldt: kennis is macht en wij moeten krachtig en sterk in de Heer zijn). Op zich allemaal waar, maar voor het eerste is de lagere school goed, bij het laat­ste is gymnasium vereist.

De weg die verder omhoog voert

Er is echter een weg die veel verder omhoog voert en dat is de weg der lief­de. Liefde geeft gemeen­schap, het huwelijk is daar een beeld van, ge­liefden gaan in elkaar op en geven zich aan elkaar over in het vaste vertrou­wen dat die ander steeds het allerbeste met je voor heeft. Hij heeft die ander lief, zoals hij of zij zich­zelf liefheeft. Weet u wat ons het meest in de weg zit? Dat is ons machtsden­ken, de sterkste is het meest waard en het zwakkere is aan hem onderge­schikt . Maar ook, kennis is macht, de macht ligt bij diegenen die de meeste kennis hebben. Alles om ons heen is doordrongen van dit machtsdenken.

In ons tekstgedeelte zien wij de overwinning via de liefde omschreven. Er staat meteen al bij dat het de Joden een aanstoot en voor de heidenen zelfs dwaasheid is. Maar het dwaze van God en het zwakke van God is wijzer en sterker dan de mensen. Gods weg is volmaakt. De eerste christenen hadden dat begrepen. Zij hadden zuivere gewetens en waren er niet op uit machtig en sterk te zijn op wereldse wijze. Jezus wees zo’n ko­ningschap af bij de verzoeking in de woestijn en Hij werd door het volk af­gewezen omdat Hij niet voor hun aardse maar voor een hemels koninkrijk gekomen was.

Gods macht geeft vrijheid. Ons machtsdenken is er de oorzaak van dat de schepping aan de vruchteloosheid onderworpen is, het geeft doornen en dis­tels. Zijn liefde verwekt echter overal leven. Hij houdt van Zijn bruid en reeds aan Petrus vroeg Hij: ‘Petrus, hebt gij Mij lief?’ Hij vroeg het drie­maal en waarom? Omdat Hij zo graag hoorde dat Petrus Hem lief had. Hé, Petrus (en Jan, Piet, Klaas, Corrie, Maria…) zeg dat nog eens een keer, en nog eens, en nog eens.

Als voorbeeld, hoe Hij ons ons bemint, las ik eens het volgende verhaaltje: “Een rijke sjeik kan zijn vrouwen alles geven.

Geld, goederen, paleizen, enz. Hij kan haar zelfs pressen zijn bezit te zijn en hem te gehoorzamen. Maar één ding kan hij niet: haar dwingen hem lief te hebben. Werkelijke liefde geeft keus te gaan of te komen of te blijven. Door te moeten (blijven) wordt het mooiste paleis een gevangenis. In Gods paradijs, nog mooier dan een paleis, hangt de sleutel voor iedereen klaar. Men mag komen en gaan”. Tot zover dit prachtige voorbeeld van Gods liefde en vrijheid.

Toen Gods bruid weg liep moest Hij haar laten gaan, maar Zijn liefde hield niet op. Hij bleef haar bemin­nen en die liefde zal be­antwoord worden, want Hij zal het zien tot ver­zadiging toe. Het teken van de liefde Gods, het kruis, is na de bloei van, de eerste christengemeen­ten, toen in één genera­tie het Woord Gods in de toen bekende wereld be­kend werd, omgekeerd. En een omgekeerd kruis is een zwaard. Het laten vallen van de grondtekst van het Koninkrijk der Liefde: “Niet door kracht of geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden”, werd en is in wezen de zondeval van het Chris­tendom. Het kruis van Christus als liefde teken Gods moet voor ons overeind blijven staan.,

Het visioen van keizer Constantijn

Ongeveer 300 jaar na Christus kreeg keizer Constantijn de Grote, toen hij op het punt stond een grote beslissende veldslag te beginnen, een visioen. Hij zag aan de hemel een kruisteken met daar om­heen geschreven: ‘Overwin in dit teken’. Blijkens ons tekstgedeelte zou dit dus moeten geschieden via de weg van de liefde. Con­stantijn nam het kruis aan, maar draaide het om tot een zwaard en maakte er een machtsmiddel van om zijn rivaal naar de wereldmacht (Maxentius) te vernietigen..

Het bracht een grote omme­keer teweeg. Het Christen­dom werd door Constantijn erkend. Hij riep de synode van Nicéa bijeen, een concilie waarbij de hele kerk vertegenwoordigd was. Hij stelde zijn rijk onder be­scherming van de God van de christenen, gaf de bis­schoppen privileges, vrij­stelling van belastingen en erkenning tot recht­spraak. Zijn wereldse macht werd aan de kerk overgedragen. De mens, de gelovige mens, viel terug in het oude, oerheiden zijn van de macht van de sterkste. Constantijn wordt dan ook in de beel­dende kunst afgebeeld als de keizer met in de ene hand het gevest van het zwaard en in de andere hand (rechts) een lans met labarum. Een vaandel van het Romeinse leger met kruis en Christusmo­nogram.

Tot op de dag van van­daag ziet de mens nog steeds (veel c.q. veel te veel) door de bril van Constantijn. God is macht, Hij is iets groots, iets sterks en machtigs. Hoe meer Hij kan, hoe groter Hij is. Dat heeft Constantijn ook gedacht en zo’n God wilde hij eren en die­nen. Macht en nog eens macht en die van Hem zijn krijgen die macht. Maar onze God is één, enkel liefde. Vanuit die liefde is Hij krachtig en machtig en wijzer dan de mensen. De opdracht aan de mens was: Ga lijken op de God die liefde is en die zich in Christus heeft geopen­baard. Het werd: de mens wil aan God gelijk zijn, die macht is. Hij wil heer­sen en heerschappij voeren over datgene wat zwakker is, zowel naar lichaam als geest. Dit gegeven zit er na eeuwen kerkelijke heer­schappij in gebakken en op die wijze wordt de we­reld beheerst. Efeziërs 6 vers 12 (Ef. 06:12) spreekt in dit verband over de ‘wereld- beheersers dezer duister­nis’. Hoe meer macht, hoe v meer mens, en zo hebben wij ons góden gemaakt naar ons beeld. De meest machtige moet ons be­schermen en behoeden.

De omvorming naar het beeld van Jezus

Jezus kwam om ons een nieuwe weg te wijzen. De eerste christenen hebben dat goed begrepen. En wij? Wij zullen ook weer dit licht gaan zien, want de sluier zal worden weg­genomen en wij worden omgevormd naar het beeld van Christus 2 Korinthe 3 vers 14 tot en met 18 (2 Kor. 03:14-18). Wij worden door Zijn Geest mensen zoals God „dat bij de schepping be­doeld heeft. Alles zit er al op en aan en Hij heeft, om tot dat doel te komen, alles volbracht. Voor alles staat vast dat God liefde is en dat Hij door die liefde heen alles zal vol­brengen.

Jezus zit aan de rechter­hand van de Vader en Hij zal Zijn gemeente onberispelijk bouwen. Laten wij ons dan uitstrekken naar dat goede en volmaakte wat komende is. De schep­ping zucht niet naar Christelijke beschaving, maar ziet uit naar mensen waarin de God der liefde te erkennen is. Geen le­ken of andere discriminerende namen, maar wij zijn door God geleerde mensen die (samen) op weg zijn om het beeld van Christus te openbaren.

Want Hij is de blauwdruk Gods zoals Hij zich de mens gedacht heeft.

 

Intermezzo ons vermogen door Gerry Velema

Opgetogen kwamen ze thuis. Nu moest mamma toch eens horen. Je kon in de cadeauwinkel van het dorp een indianen-pakket kopen voor maar vijf gulden. Een pijl en boog, een pijlkoker, een mes, een hoofdtooi, te veel om waar te zijn! Zo’n koopje zou mamma laten gaan? Samen met een vriendje, die al de gelukkige bezitter ‘van een dergelijk voordeelpakket was, stonden ze bij me. Het ene argument na het andere werd over me heen gegooid. Maar ik zag het allemaal nog niet zo zitten. Tot het vriendje, de wanhoop van m’n zoontjes proevend, nog een argument probeerde:     “En u krijgt er natuurlijk ook nog zegels bij, die u kunt sparen… en daarvoor krijgt u dan weer geld!”

Dat was het! Ik had nog een stapel zegels liggen die nog in geplakt moesten worden. Als de jongens dat in orde wilden maken, hadden ze misschien net genoeg voor een pakket, dat ze dan maar samen moesten delen. Na het nodige geplak, ging het drietal op weg, met de volle spaarkaarten.

Maar daar blijkt de prijs net vijf en zeventig cent hoger te zijn. Sneu kwamen ze bij mé terug. Vijf gulden was net te weinig- voor dat mooie indianen-pakket. Ze konden het net niet kopen, tenzij… tenzij mamma. .., nou ja, dat wou mamma nog wel doen. Samen kregen we het pakket binnen ons bereik en de jongens hebben er dagen mee gespeeld.

Hoe vaak komen wij niet net tekort of soms heel veel tekort! Aan geloof, of aan wilskracht. Aan volharding of aan zekerheid en moed. Toch wil onze Vader dat we aan niets tekort hebben. Hij wil zo graag bijspringen. Hij gaf Jezus, Zijn Zoon, als leidsman en voleinder van ons geloof en met Hem gaf Hij ons alles.

Net als de meeste kinderen, krijgen ook wij van onze Vader een deel van ons vermogen. Noem het zakgeld, net als de volle spaarkaarten van de jongens. Dat krijgt ieder mens. Je eigen wil om te kiezen, je leven in te richten zoals je dat zelf wilt. Ieder mens krijgt talenten, die je naar eigen inzichten zo goed mogelijk mag gaan besteden, investeren in dit leven. Totdat blijkt, dat je net tekort komt! Net als mijn jongens met hun indianen-pakket merken we, vaak bij herhaling, dat we toch net niet genoeg hebben om zo te leven als we eigenlijk wel zouden willen.

Weet je wat nu zo mooi van God is? Hij spreekt niet over ‘een beetje zakgeld voor jou’ en de rest is allemaal van Mij. In de gelijkenis van de verloren zoon spreekt de Vader van ‘ons vermogen’, met de nadruk op ons.

Of over: “Al het mijne is immers het uwe”. Zo’n Vader is God. Het is een goede zaak, als je ‘eigen zakgeld’ weer terugbrengt in het familiekapitaal van God. Je tijd om te leven, je vrije wil weer onderwerpt aan die van je Vader. Je talenten weer in dienst zet van Zijn Rijk. Wie zichzelf zo teruggeeft aan zijn Vader, wordt beslist niet armer, maar alleen veel rijker. Rijk in de erfenis van God. Dan komen we niet net iets tekort, want wat we alleen niet kunnen, zal samen met Zijn Grote Rijkdom vast lukken!

 

Het merkteken van het beest door Evert van de Kamp

“En het maakt, dat aan allen, de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven, een merkteken gegeven wordt op hun rechterhand of op hun voorhoofd, en dat nie­mand kan kopen of ver­kopen, dan wie het merk­teken, de naam van het beest, of het getal van zijn naam heeft” Openbaring 13 vers 16 en 17 (Openb. 13:16-17).

In Openbaring 13 vers 11 tot en met 18 (Openb. 13:11-18) is sprake van het beest uit de aar­de, de antichrist. Hij is de mond van de duivel die spreekt door het beest uit de afgrond, de wetteloze mens 2 Thessalonicenzen 2 vers 3 (2 Thess. 02:03). Ontelbaren ontvangen van hem zijn merkteken op rechterhand of voorhoofd. Wie dat merkteken, de naam van het beest of het getal van zijn naam niet bezit, zal niet meer, kunnen kopen of verkopen.

In de film ‘Als een dief in de nacht’ wordt een impe­rium, een wereldregering, getekend waar iedereen een registratienummer moet hebben. Anders is hij een vijand van het ‘systeem’ en wordt buiten spel gezet, uit de maat­schappij gestoten. Hij kan niets meer kopen of ver­kopen. Over deze materie zijn al verschillende boek­jes verschenen, die on­dermeer weten te vertel­len dat de streepjescodes op allerlei handelsartikelen een voorbode zijn van een iets als het merkteken van het beest.

Deze en andere zienswijzen zijn allemaal verklaringen in de natuurlijke, mense­lijke sfeer die slechts angstaanjagende beelden oproepen. De Bijbel – Gods woord dus – is een geestelijk boek, alleen te verstaan door mensen die hebben leren lezen met geestelijke ogen en zijn gaan luisteren met geeste­lijke oren. Wie zulke oren heeft, hoort wat de Geest tot de gemeenten zegt, roept de apostel Johannes ons toe.

Wat is het merkteken van het beest?

Dat teken is geen registra­tienummer, identiteitskaart, een bepaalde pas, een computer code of iets der­gelijks. Het is een geeste­lijk, zo u wilt een ongeestelijk, teken. Het is het teken van de wetteloze, de absolute wetteloosheid. Het is het teken van de mens der zonde. Deze mens is een beelddrager van de ‘ antichrist en is of wordt als zodanig in de tijd dui­delijk herkenbaar.

Over dit merkteken van het beest dat in de eind­tijd op het voorhoofd of op de rechterhand van de mens komt, lezen we in Openbaring 13 vers 16 en 17 en Openbaring 14 vers 9 en Openbaring 17 vers 5 en Openbaring 20 vers 4  (Openb. 13:16-17; Openb. 14:09; Openb. 17:05; en Openb. 20:04; Openb. 14:09; Openb. 17;05 en Openb. 20:04). Het betekent dat het totale denken (het voorhoofd) en handelen (de hand) regelrecht on­der invloed van het rijk der duisternis staan.

Deze mens wordt volkomen in bezit genomen door de geest der dwaling. Die geest probeert als een en­gel des lichts heel subtiel of soms met bruut geweld de gemeente van Christus binnen te dringen.

De Bijbel spreekt van het getal van de mens: 666. Dit getal omvat de onzichtbare, geestelijke en de zichtbare, natuurlijke we­reld. Met beiden krijgen wij steeds te maken. Want de mens wordt of is totaal slaaf van de ongerechtigheid, of volgt meer en meer het Lam.

Het niet meer kunnen ko­pen of verkopen betekent voor de christen dat hij niet meer mee kan doen met steeds meer dingen en zaken zonder met de zon­de in aanraking te korden.

In onze tijd noemt men het kwade goed en het goede al te gemakkelijk kwaad Jesaja 5 vers 20 (Jes. 05:20). Daarom moet hij het getal van het beest berekenen. En dat heeft God mogelijk ge­maakt. De Heer waar­schuwt niet alleen ernstig het teken van het beest niet te aanvaarden Openbaring 14 vers 9 tot en met 12 (Openb. 14:09-12), maar biedt ons in de allereerste plaats zijn teken van absolute bescherming aan, de Geestesdoop, die een totaal om­vattend vernieuwend geestelijk denken op gang wil brengen Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02).

De tegenhanger van het merkteken

Als tegenhanger van het merkteken van satan gaf God al eerder Zijn teken van het Nieuwe Verbond. Dit is het zegel van de levende God Openbaring 7 vers 2 en 3 (Openb. 07:02-03), de doop met de Heilige Geest. Het teken van het beest is daarvan een gruwelijke imitatie.

De Heer Jezus zelf is de eerste geweest die deze verzegeling van de Vader ontving. In Lucas 3 vers 21 en 22 (Luc. 03:21-22)lezen wij van Gods voorbeeld voor alle mensen en alle tijden, het aanbod van de volheid van zijn Geest, om bij het einde der tijden staande te kunnen blijven en de duivel te kunnen overwin­nen. We lezen daar: “En het geschiedde, terwijl al het volk gedoopt werd, dat, toen ook Jezus ge­doopt werd en in gebed was, de hemel zich opende, en de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem neerdaalde, en dat er een stem kwam uit de hemel: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde, in U heb Ik mijn welbehagen”.

Hoe belangrijk de doop met de Heilige Geest is, blijkt meer dan duidelijk uit de volgende aanhalin­gen: Openbaring 7 vers 3; Openbaring 9 vers 4; Openbaring 14 vers 1 en Openbaring 22 vers 4. (Openb. 07:03; Openb. 09:04; Openb. 14:01; Openb. 22:04) De Bijbel spreekt onmiskenbaar hel­der over onze redding door het bad der weder­geboorte en der vernieu­wing door de Heilige Geest, die God rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland Titus 3 vers 6 en 7 (Titus 03:06-07), Niemand kan er omheen dat Jezus Christus de Doper is met de Heilige Geest. Christus doopt nog dagelijks velen met de onmisbare Geest van God. Veel christenen menen het (nog) zonder die verzegeling van God te kunnen stellen. Eigen­lijk onbegrijpelijk omdat God in zijn Woord over deze ervaring zo duidelijk is. Maar ook omdat de Geestesdoop ons denken totaal vernieuwt, zodat we met deze verzegeling ons werkelijk kunnen me­ten met de verzegeling door het merkteken van het beest op hand of voorhoofd.

Anderzijds is de onwetend­heid van deze fundamente­le zaken (nog) heel groot. De tijd van de verzegeling met Gods Geest is echter nog niet afgesloten Openbaring 7 vers 3 (Openb. 07:03). Een ieder die de Heer Jezus lief heeft, mag en kan deze doop van Hem ontvangen. De Heer zelf nodigt daar­toe uit. De enige voor­waarde is te geloven dat Jezus de Doper is met de Heilige Geest.

Jezus is de doper met de Heilige Geest “Bidt en u zal gegeven worden”, is de belofte Lucas 11 vers 13 (Luc. 11:13). En in Han­delingen 2 vers 17 (Hand. 02:17) wordt de Joëls belofte her­haald : “En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees”. Ik geloof daar ten volle in. De late regen valt en de komst des He­ren is nabij Jacobus 5 vers 7 en 8 (Jak. 05:07-08).

Heel de wereld moet het nu weten: Jezus Christus is de doper met de Heilige Geest. Satan drukt dag in dag- uit zijn vals merkteken op de tienduizenden. Daarom willen wij luidkeels in de zienlijke en de onzienlijke wereld de Naam des Heren uitroepen over al wat leeft. Het is de Heer zelf die roept: “Wordt vervuld met de Geest!” Efeze 5 vers 19 (Ef. 05:19).

Kopen en verkopen; Wat houdt het in?

Wij begrijpen nu wel wat het betekent niet meer te kunnen kopen of verkopen. Het houdt niet in dat wij geen brood of suiker zou­den kunnen krijgen in de supermarkt, tenzij wij het merkteken op onze rech­terhand tonen. Nee, de ware christen kan en wil niet meer meedoen aan tal van zaken in het maatschappelijke, politieke en culturele leven. Het door de Heilige Geest vernieuw­de denken wijst daarin steeds meer de weg. Ik geef een paar recente voorbeelden uit de zien­lijke en onzienlijke wereld . . . hoe alles in beweging is.

Voor mij ligt een folder: ‘Touch for Health’ (‘Aan­raken voor gezondheid’). Deze beweging organiseert cursussen voor een occulte wijze van genezen voor onder andere onderwijs­gevenden.’ Schooladvies- diensten en bepaalde (ook christelijke) scholen spo­ren de leerkrachten aan hieraan deel te nemen. Er zijn scholen waar leerlin­gen met bepaalde moeilijk­heden een meer of minder occulte begeleiding krij­gen.

Een ander chapiter zijn de media. Ze zitten vol occulte zaken of besmettin­gen. Het occulte is in. Er is veel vraag naar. Al­tijd goed voor de kijkcij­fers. Daarom zijn er veel opzettelijk gerichte occulte ’uitzendingen. Al jaren­lang wemelen verschillende kinderprogramma’s er van. De knoppen van radio en tv moeten steeds vaker worden omgedraaid.

Ook in de literatuur is het paranormale enorm in trek. Het levert vele bestsellers op. Het begint al met de kinderboeken. Het kinderboek ‘De Inwijding’ van de schrijfster Margaret Mahy is er een schoolvoorbeeld van. Het werd in ‘Trouw’ jubelend besproken en warm aan­bevolen voor kinderen van ongeveer 12 a 13 jaar. Het boekje staat bol van allerlei paranormale ge­beurtenissen. Het viel mij op dat er in de krant weinig tegenreacties zijn gekomen. Toch reageerde een ouder: “De Bijbel zegt dat deze dingen (de paranormale gebeurtenis­sen) de Heer een gruwel zijn Deuteronomium 18 vers 9 tot en met 15 (Deut. 18:09-15). En voor zover onze kinderen niet in staat zijn zichzelf te beschermen, laten wij het dan doen. En dat kan door boeken als ‘De In­wijding’ niet te propage­ren aan onze kinderen”.

Enige tijd geleden werd ik geconfronteerd met één van de kindertijd­schriften van de uitgever Malmberg, vaak mede ver­spreid door scholen. Er was een volledige hand­leiding in opgenomen hoe je het best bepaalde occulte spelletjes kon gaan doen.

Zo zullen zich steeds meer zaken voordoen, op elk terrein, waaraan een christen niet (meer) mee kan doen. Soms is dat heel moeilijk. Wat doe je als je baas je verplicht deel te nemen aan een cursus waarvan je weet dat die regelrecht in strijd is met het Woord van God? Of als je aan sensitivity training mee moet doen, wat onder an­dere in het zakenleven nog al eens voorkomt.

Een occulte kerk kun je achter je laten, de bioskoop en het theater kun je voorbij lopen, maar er zijn moeilijker situaties denkbaar. Dus, dan maar niet meer ‘kopen en ver­kopen’.

Hoe staan wij tegenover politieke partijen die kie­zen voor het compromis in strijd met het wezen van onze Heer? En ook op het gebied van de bijbel­uitleg is er veel ’te koop’ wat niet goed is. Zo ge­makkelijk wordt er iets omgebogen, iets afgedaan van de heerlijke boodschap van het Koninkrijk der hemelen. De letter wint het nog dikwijls van de Geest. De goede raad van de apostel Paulus aan zijn volgeling Timotheüs: “Zie toe op uzelf en op de leer”, is bepaald nog niet overbodig 1 Timoteüs 4 vers 16 (1 Tim. 04:16).

Bereken het getal van het beest

In vers 11 van Openbaring 14 (Openb. 14:11)wordt gesproken over het merkteken van de naam van het beest. Het is de geest der dwaling van de antichrist, van de wetteloosheid. We zien dat overal om ons heen. Vooral allerlei invloeden uit het oosten spelen daarin- een grote rol.. In de jaren, zes­tig maakte ik eens een bidstond mee waarin de Heer door een beeld ons er op wees dat dit zou komen. Toen waren wij daar eigenlijk heel ver­baasd over. Nu worden wij er door overspeeld. Wie echter verzegeld is met de Heilige Geest hoeft daar niet bang voor te zijn. In Openbaring 9 vers 4 (Openb. 09:04)staat duidelijk dat de verzegelden van Gods­wege geen schade mag worden aangedaan. De in­nerlijke mens wordt bewaard. Dat betekent na­tuurlijk niet dat een christen of de gemeente van Christus het met de waakzaamheid op een ak­koordje kan gooien of geen tegenstand of ver­volging zal ondervinden. Dat allerminst. Wij worden juist aangesproken’ het getal van het beest te berekenen. Daar is wijs­heid en verstand voor no­dig, geestelijk inzicht en kennis.

We moeten oppassen voor kreten als ‘de paus is de antichrist’ (de Statenvertalers hebben dat gedaan) en voor het maken van cijfermatige berekeningen. Nee, het bijbehorende ge­tal 666 moet verklaard worden. We zagen dat het beest uit de onzienlijke wereld komt en dat het getal van het beest dat van de mens is. Er komt een absolute scheiding. De wetteloze mens zal rechtstreeks paranormaal contact hebben met de geest van de afgrond. Dit proces is volop in werking. Daarop moeten wij letten, op elke tendens in die richting. Dit is de grote lijn, de ontwikke­ling in de eindtijd. Hier zet de duivel alles op al­les.

Daartegenover staat de mens Gods in Christus. De geest van die mens staat in directe gemeen­schap met de Heilige Geest. Gods Geest maakt die mens tot een volkomen heilige tempel waarin God woont. Het getal berekenen is waakzaam zijn, want satan probeert zich in die tempel Gods te zetten, om aan zich te laten zien, dat hij een God is 2 Thessalonicenzen 2 vers 4 (2 Thess. 02:04).

Dit weten wij: “Het Lam overwint, want Hij is de Heer der heren en de Koning der koningen en zij, die met Hem zijn, de geroepenen, de uitverkorenen en gelovigen” Openbaring 17 vers 14 (Openb. 17:14) .