Levend geloof 1988.04 nr. 291

De waarde van het volle evangelie door Gert Jan Doornink

Het evangelie is een kracht Gods

Wanneer Paulus in Romeinen 1 vers 16 (Rom. 01:16) schrijft dat het evangelie een kracht Gods tot behoud is voor ieder die gelooft, is hij er diep van doordrongen hoe waar dat is. Hij heeft het immers in zijn eigen leven op machtige wijze ervaren. Lees het verhaal van zijn bekering in Handelingen 9 er maar op na. Van een vervolger van de gemeente van Christus, werd hij uiteindelijk een toegewijd apostel en tot vandaag toe is datgene wat hij schreef in zijn brieven nog van grote en positieve betekenis voor ieder kind van God.

Nu kan men opmerken: ja, dat was Paulus, hij was een uitzondering…, maar dan gaat men voorbij aan het geweldige feit dat Gods liefde niet beperkt is tot redding en verandering van de enkeling, maar dat Hij alle mensen op het oog heeft Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16). Paulus zelf merkt dit trouwens ook al op, als hij spreekt over het evangelie als de kracht Gods, zegt hij er in niet mis te verstane woorden bij: “voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek”. Petrus drukt het zo uit: “God wil niet dat sommigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen”  2 Petrus 8 vers 9b (2 Petr. 08:09b). En aan Timotheüs schrijft Paulus dat “God onze Heiland, wil dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen” 1 Timoteüs 2 vers 4 (1 Tim. 02:04).

Let speciaal ook op deze laatste opmerking. Wie alleen maar weet ‘gered te zijn voor de eeuwigheid’ en de doorwerkende kracht van het evangelie in zijn leven mist, beantwoordt uiteraard niet aan het doel wat God met ieder mens voor ogen heeft: de totale omvorming naar het beeld van Jezus, het openbaar worden als zoon van God, zodat wij, evenals Jezus, het karakter en wezen van de Vader tot openbaring brengen. Daarom is het ook zo belangrijk door welk evangelie we ‘gevoed’ worden, opdat we door gezonde geestelijke groei het volwassen stadium in Christus zullen bereiken.

Door welk evangelie worden wij gevormd?

Er zijn talrijke vormen van evangelieverkondiging. Wij denken nu niet aan de verschillende wijzen waarop het evangelie gebracht wordt, die uiteraard legio zijn, maar vooral aan de inhoud. Wat wordt er gepredikt? Benadert de evangelieprediking de werkelijke bedoeling van God? Of is het een verminking of surrogaat van het oorspronkelijke evangelie?

Reeds in de dagen van de eerste christengemeenten was dit een onderwerp van discussie. Paulus was bijvoorbeeld verbaasd dat de Galaten zich zo vlug lieten overhalen om in een ‘ander evangelie’ te gaan geloven. “Dat is geen evangelie”, schrijft hij zeer resoluut en radicaal Galaten 1 vers 6 (Gal. 01:6). Paulus wist dat er maar één evangelie was: het evangelie dat Jezus bracht en door de apostelen werd overgenomen. Hij had zelf de grote waarde van dit evangelie leren kennen. Hij wist – en ook wij mogen het weten – dat dit evangelie de mens werkelijk verlost uit satans macht en hem het nieuwe leven in Christus leert kennen. Iedereen die consequent op dit evangelie ingaat, wordt geheel omgevormd naar het beeld van Jezus, want het hoofdkenmerk van dit evangelie is dat het niet alleen een beginpunt heeft, maar ook een einddoel: de volkomenheid in Christus.

In onze tijd is er een grote verscheidenheid van evangelieprediking. We durven rustig te stellen dat veel evangelieprediking niet beantwoordt aan de bedoeling van God. Daarbij denken wij aan de vele niet-wedergeboren theologen, die zelfs niet het recht hebben het evangelie te brengen, want hoe kan men prediken zonder gezonden te zijn? Romeinen 10 vers 15a (Rom. 10:15a). Dan zwijgen we nog maar over de inhoud van hun evangelieprediking. Maar ook binnen de werkelijke gemeente van Christus is er een scala van verschillen wat betreft de inhoud. Veel verwarring wordt veroorzaakt door een gedeeltelijke of verminkte prediking van het evangelie. Vandaar dat er zoveel dwalingen binnen de gemeente van Christus voet aan de grond hebben gekregen. Vele gelovigen blijven in een beginstadium steken, leren geen overwinningsleven kennen en vallen soms geheel terug.

De boodschap van het volle evangelie – of zo men wil de boodschap van het koninkrijk der hemelen, de boodschap van het geestelijk Koninkrijk – zoals Jezus die bracht, is de énige boodschap die hierin verandering kan brengen. Het is het evangelie dat de ‘kracht Gods’ in zich heeft. Het haalt de gelovige uit de verwarring en schept duidelijkheid. De aanvaarding en beleving van dit evangelie roept een halt toe aan de infiltraties uit het rijk der duisternis en veroorzaakt geestelijke groei, zodat het volwassen stadium in Christus bereikt wordt en er een einde komt aan het “heen en weer geslingerd worden onder invloed van allerlei wind van leer” Efese 4 vers 14 (Ef. 04:14).

Het beste wat God wil geven!

Wanneer er een werkelijk verlangen aanwezig is om een stabiele, overwinnende christen te worden, zal men deze boodschap niet afwijzen, maar volledig aanvaarden. En dat is wat we in deze (eind)tijd nodig hebben. Met minder kan geen enkele christen toe. Het is eigenlijk onbegrijpelijk dat er nog zovelen binnen de gemeente van Christus zijn die een aversie hebben tegen de volle evangelie boodschap. Waarom zullen we het beste wat God te bieden heeft afwijzen? Waarom genoegen nemen met een ‘half’ of ‘gedeeltelijk’ evangelie, terwijl het ‘volle’ beschikbaar is?

Nu weten wij dat de afwijzing van het echte evangelie soms veroorzaakt wordt door onkunde. Men heeft er nog niet eerder van gehoord. In die gevallen geldt: Aanvaard de volle boodschap, ontdek de waarde van het evangelie van het Koninkrijk! Het is in dit verband duidelijk dat allen die de boodschap van het volle evangelie hebben leren kennen in dit opzicht een geweldige taak hebben. Zij dragen de verantwoordelijkheid dat deze boodschap niet verborgen blijft, maar door woord en daad verkondigd wordt! Dat betreft niet alleen hen die nog in ‘de wereld’ leven, maar geldt ook ten aanzien van die christenen die op een bepaald punt zijn blijven steken en niet doorgegroeid zijn naar geestelijke volwassenheid. Het is Gods wil dat Zijn heerlijkheid in al Zijn kinderen tot openbaring gaat komen. Daarom vraagt Hij aan allen die de waarde van het volle evangelie hebben leren kennen, dat zij dit niet onder stoelen of banken steken, maar vrijmoedig uitdragen. Dit is mogelijk door de doop en vervulling met de Heilige Geest. Dan kunnen wij standhouden tegenover de soms felle tegenstand uit het rijk der duisternis en worden wij niet ontmoedigd als niet iedereen de boodschap die wij uitdragen wil accepteren.

Wie eenmaal de volle rijkdom en heerlijkheid van het evangelie heeft leren kennen, groeit uit tot een christen die ‘volharding, trouw en toewijding’ als hoofdkenmerken in zich heeft. Het evangelie wat hij heeft leren kennen is hem immers meer waard dan alle kostbaarheden van deze wereld. De apostel Johannes schreef: “De wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid” 1 Johannes 2 vers 17 (1 Joh. 02:17). En God heeft Zijn wil geopenbaard in het evangelie zoals Jezus dat bracht, radicaal en zonder compromis. Jezus toonde de grote waarde van dit evangelie aan, door het waardeloze van de schijn-godsdienst aan de kaak te stellen en door te openbaren dat God ’het goede, welgevallige en volkomene’ voor ieder mens wil Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02).

De discipelen waren de eersten die de werkelijke waarde van het evangelie leerden kennen en in de loop der eeuwen zijn velen in hun voetsporen gevolgd. Nu is het de beurt aan ons om te ontdekken en te beleven hoe waardevol het evangelie van Jezus Christus is. Waardevol voor onszelf, waardevol voor anderen, waardevol voor iedereen die zich daarvoor openstelt, want – zoals Paulus reeds schreef aan Titus – de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen!

 

Mededelingen door redactie

Klaas Goverts is verhuisd

Deze maand vond de verhuizing plaats van de familie Goverts naar Zwaag bij Hoorn in Noord Holland.

Anonieme brief

Wij ontvingen een uitvoerige brief van een zuster die anoniem wenst te blijven en verzocht er in “Levend Geloof” op te reageren. Zoals wij reeds eerder schreven gaan wij niet in op anonieme brieven. Er is geen enkele reden om naam en adres niet te vermelden, want iedere brief wordt door ons vertrouwelijk behandeld.

Het merkteken van het beest

Het artikel onder de titel “Het merkteken van het beest” van Evert van de Kamp, in het maartnummer van “Levend Geloof”, heeft veel aandacht getrokken. Op duidelijke wijze werd uitgelegd hoe de scheiding der geesten zich voltrekt en reeds thans in volle gang is. Er zijn nog een beperkt aantal exemplaren beschikbaar voor hen die het maartnummer met dit artikel willen verspreiden. Bij afname van 10 exemplaren en meer is de prijs slechts f 1,25 per exemplaar (exclusief Portokosten). Deze afnameprijs geldt trouwens voor ieder nummer van Levend Geloof . Bestellingen – ’t liefst schriftelijk – bij de administratie van “Levend Geloof”.

 

Voorjaar (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Wanneer begint het, hoe en waar…

Hoe wordt het eig’lijk openbaar?

j’ Ontdekt ineens: Het komt eraan:

De winter is voorbij gegaan!

 

Je ziet het ’t eerste aan de bomen,

waaraan de knoppen kleev’rig komen;

en waar je bollen had gepoot,

daar komen bloemen, blauw, geel rood.

 

De hyacint, de narcis, tulp,

ze kruipen vrolijk uit hun schulp.

De bomen groenen, menig kruid

en heester komen aarz’lend uit.

 

Een blij boeket van bloemen bloeit,

terwijl de wind met wolken stoeit;

en vogels vliegen – en ze fluiten,

je hoort ze ’s morgens al vroeg buiten.

 

Het voorjaar wordt weer blij begroet,

de milde zon doet ieder goed.

Ontdek d’ ontwakende natuur,

pluk dit getij van uur tot uur!

 

Innerlijke schoonheid door Klaas Goverts – 1 –

“De God der góden, de Here, spreekt en roept de aarde, vanwaar de zon opgaat tot waar zij ondergaat. Uit Sion, de volkomen schoonheid, verschijnt God in lichtglans” Psalm 50 vers 1 en 2 (Ps. 050:001-002).

Schoonheid hoort bij het wezen van God

Dit is een woord dat mij in de afgelopen tijd bijzonder heeft aangesproken en dan speciaal dat tweede vers, waar iets gezegd wordt over Sion. Er wordt daar gesproken over het verschijnen van God in lichtglans. Ik vind het zo mooi dat daar dan staat, wat Sion gaat worden: de volkomen schoonheid. En schoonheid is ook één van de kenmerken van God en een aspect van het evangelie. Want God wil in ons leven werken dat de schoonheid terugkomt en dat we daar oog voor gaan krijgen. We mogen het ook beschouwen als een vrucht van de Geest.

Psalm 50 spreekt over de aarde (“vanwaar de zon opgaat tot waar zij ondergaat”), maar ook over de hemel (“zijn gerechtigheid”, vers 6). Als je kijkt naar de eerste bladzijde van de Bijbel, toen God alles maakte, staat er tot zeven keer toe: “en God zag dat het goed was”. De zevende keer staat er zelfs dat het zéér goed was. En dan kijk je naar die schepping, naar al die werken van God en dan treft het je zo dat het allemaal zo mooi is. God heeft de schepping gemaakt in een fantastische schakering: een veelkleurigheid. God heeft het niet gemaakt in ‘zwart-wit’ omdat dat dan voordeliger zou zijn, maar God heeft Zijn hele hart en Zijn hele wezen in die schepping gelegd.

Als die schepping nu zo mooi is, hoe moet God dan wel zijn!? Dan moet schoonheid ook één van de wezenskenmerken van God zijn, want aan Zijn werken ontdek je hoe Hij is. Uit Zijn werken kunnen we Hem kennen. En als je met God verbonden wordt, ga je daar meer oog voor krijgen. Er was een tijd in mijn leven toen zag ik dat gewoon niet. Dan kon ik door de natuur lopen en als iemand dan zou zeggen: Wat heb je nu gezien?, zou ik gezegd hebben: Ik weet het niet. Maar langzamerhand ga je Gods schoonheid ontdekken en ga je zien hoe prachtig die lente is, hoe schitterend dat voorjaar is en hoe God daar Zijn veelkleurigheid ingelegd heeft.

Wat staat er nu in deze Psalm over Sion? Dat het een volkomen schoonheid gaat worden, dus dat gaat weer terugkomen. Vanuit de volmaakte schoonheid van Sion gaat God dan verschijnen. In het Hebreeuws lijken de woorden ‘schoonheid’ en ‘verschijnen’ ook wat op elkaar, dus dat hangt heel diep met elkaar samen. Als die schoonheid er is, dan kan God ook verschijnen in lichtglans. God werkt er naartoe dat de gehele aarde weer een toonbeeld gaat worden van Zijn schoonheid.

De aantasting van Gods schoonheid

Aan de andere kant zien wij ook dat daar waar het rijk der duisternis werkt, ook de schoonheid verdwijnt. Ik sprak onlangs met een broeder die een paar weken in Ivoorkust was geweest. Hij zei: we hebben daar een zendeling en we wilden dat werk zelf ook wel eens bekijken. Weet je wat hem het meest getroffen had in dat land? De vuilheid! De mensen geven er ook niet meer om. Al het vuil gooien ze gewoon op straat, voor zover er dan nog een straat is. En dat blijft daar maar liggen in de zon, in de hitte. Het ongedierte loopt erdoor en de geiten en de kippen en niemand vindt dat ongewoon.

Het merkwaardige is dat dat gebrek aan schoonheid doorwerkt in zo’n hele cultuur en zelfs in de gemeente. Niemand komt bijvoorbeeld op tijd. Als het tijd is om de zangdienst te beginnen, zit er anderhalve man in de zaal. Pas tegen het eind van de preek zit de zaal vol. Laten we ons eens voorstellen hoe frustrerend het is om zo te werken. Daar zit een eeuwenlange beïnvloeding van de duisternis. Ze leven slordig en je vindt dat ook weer terug in hun geestelijk leven. Overspel vinden ze ook heel gewoon, dat is niets bijzonders. Ook in de gemeente, het is een heel proces om dat eruit te krijgen. Het is een voortdurende worsteling om de mensen proberen te veranderen en hun ogen te openen voor de schoonheid van God.

We zien dat op het ogenblik in Nederland ook. Het is een kenmerk van het heidendom. Nederland is ook niet meer zo schoon als het vroeger was. Een praktisch voorbeeld: Wij wonen in een flat. Als je daar eens omheen loopt en je kijkt wat mensen daar allemaal neergooien. . . Of kijk eens in de berm van een snelweg. Dan zeg ik: kijk dat is een teken van heidendom, een symptoom van onverschilligheid. Wat kan het ons schelen wat daar ligt, ik gooi het neer, ik loop door en het is van mij af. De mens geeft er niet meer om. Hij is niet betrokken bij de wereld om hem heen. Ik geloof dat als een mens slordig is en het kan hem allemaal niets meer schelen hoe het er om hem heen uitziet, dit ten diepste een teken van zelfverwerping is.

Van zelfverwerping tot innerlijk herstel

Je verwerpt jezelf. Je hebt nog niet de waarde ontdekt wie je bent. Je kunt het zelfs zien op de manier waarop iemand zijn huis heeft ingericht, in hoeverre hij innerlijk hersteld is. Als iemand zijn huis slordig inricht en overal ligt maar troep, dan hoef je zo ’n persoon niets te verwijten, maar je kunt wel denken; die is innerlijk nog niet helemaal genezen. Ik kan nog een stap verder gaan. Je kunt het zelfs zien aan de manier waarop iemand zich kleedt. Als hij zichzelf heeft ontdekt en zichzelf heeft leren waarderen, dan zal dat ook tot uitdrukking komen op de manier waarop hij eruit ziet. Dan heb je respect voor jezelf. Ook dat is één van de fundamenten van het evangelie! Als Jezus tot een mens komt dan gaat Hij hem allereerst leren om weer eerbied te krijgen voor zichzelf.

Ik denk aan die man in Gardara, die bij Jezus komt. Ze hadden alles geprobeerd om hem te binden, om hem weer in het fatsoen te krijgen, maar niets hielp. De ketenen trok hij stuk en – heel typerend – de machten dreven hem naar de graven. Hij kwam in het klimaat van de dood en het dodenrijk terecht. En wat doet Jezus? Hij maakt hem los. Hij haalt hem uit die geestelijke banden. Dan lezen wij dat ze hem zagen zitten, gekleed en goed bij zijn verstand! Dat treft mij bijzonder. Dat is zo belangrijk, want die man wordt niet alleen leeggemaakt van machten – dat is één ding – maar hij wordt ook vervuld met eerbied voor zichzelf! Hij gaat weer ontdekken wie hij is. Hij krijgt zijn waardigheid terug.

Dat is een kernpunt door het evangelie heen. Hij zit daar gekleed, hij heeft weer een mantel aan, je kunt weer met hem voor de dag komen. En dan zegt Jezus: “Ga terug naar de uwen”. Die had hij dus kennelijk. Hij had blijkbaar mensen die bij hem hoorden. Hij wordt teruggeplaatst in de stad, in het verband waarin hij thuishoort. Waarom kan hij dat? Omdat hij weer ontdekt heeft wie hij is. Toen hij nog in de duisternis zat en Jezus hem vroeg: “Hoe is uw naam?”, kon hij dat niet eens zeggen. Daar lag zijn diepste pijn. Hij kon niet eens zijn eigen naam meer zeggen, hij wist niet meer wie hij was. Dan komt het antwoord: “Onze naam is legio (legioen), we zijn met velen”. Maar dat was zijn naam niet, dat was de naam van de krakers, van de bezetters die zijn levenshuis in hun greep hadden. Daar zie je dan de diepste pijn van de mens, dat hij zijn eigen naam niet meer weet.

Het einddoel van het geloof

Daarom gaan we nu naar een tekst uit de eerste brief van Petrus. Van daaruit wil ik dan eens met u nadenken over vers 8 (1 Petr. 01:08), dat gaat dan over de openbaring van Jezus Christus: “Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien, en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde”. Maar nu komt het, waarom verheug je je nu? Want ook dat is belangrijk om te weten. In de Bijbel verheug je je altijd met opgave van redenen. Dus niet zomaar: ik ben blij dat ik zo blij ben… Vers 9 (1 Petr. 01:09)vertelt ons de reden: “Daar gij het einddoel des geloofs bereikt”. Dus het geloof heeft een einddoel. Dat is al een hele ontdekking. En dan te bedenken dat Petrus zegt dat je het ook nog bereikt!

Maar wat is dan het einddoel? Dat gaat hij er ook bij vertellen: Dat is de zaligheid der zielen.

Dan zegt vers 10 (1 Petr. 01:10): “want naar deze zaligheid hebben gezocht en gevorst de profeten”. Van Mozes af. Dus daar kun je het allemaal in terug vinden, vanaf Genesis, daar zit het al in. Maar wat stellen wij ons nu voor bij die ‘zaligheid der zielen’? Het is iets waar je gemakkelijk over heen leest en dan denk je: ja het zal wel mooi zijn. Onuitsprekelijke vreugde, verheerlijkte vreugde zelfs. En zaligheid zal ook wel fijn zijn! Maar ik denk dat je er toch meer aan hebt als je er op door gaat en je eens gaat afvragen: wat bedoelt Petrus daar nu mee? Wat is je ziel?, daar moeten we dan mee beginnen. De zaligheid van je ziel. Als mensen de Bijbel lezen geeft dat woord ziel nogal wat misverstanden.

De Bijbel ziet de mens als eenheid

Eén van de dingen die ik de laatste tijd steeds meer ben gaan ontdekken is dat de Bijbel de mens zien als een eenheid. Het gaat er om dat wij weer een eenheid worden. Wat het rijk der duisternis doet is de mens uit elkaar halen. Die breekt alles kapot, alle verbanden worden stuk gemaakt en de mens wordt van binnen uit elkaar gehaald. Het is niet voor niets dat de tegenstander ‘duivel’ genoemd wordt, want duivel – diabolos – betekent letterlijk: de uiteenwerper. Dit geeft precies weer wat hij doet: hij gooit de boel uit elkaar, hij gooit de mens van binnen uit elkaar en dat kun je soms heel duidelijk zien.

Ik las een tijd geleden een boek over kinderen die innerlijk verwond waren. Het was niet specifiek een christelijk boek, maar het was helemaal geschreven door iemand vanuit de psychiatrie. Daar kun je soms een hoop van leren. Er was een kind en als dat kind tekeningen maakte dan zeiden ze tegen hem: nu moet je eens een mens tekenen. Dan tekende hij bovenaan het          papier een hoofd, los ervan tekende hij ergens een arm, weer ergens anders een been. Zo         tekende hij een mens.

Waarom deed hij dat? Dat was precies zoals hij zichzelf voelde, hij had ook het gevoel dat hij in stukjes lag. Hier een stukje van me, daar een stukje en hij had zelfs het idee dat iedereen een stukje van hem had. Daar heb je nu precies wat de vijand doet. Die maakt de mens van binnen kapot.

God wil onze persoonlijkheid terugbrengen

Wat wil God nu doen? Hij wil die mens weer één maken. In het verleden hebben we ons dat vaak onvoldoende gerealiseerd en werd teveel de nadruk gelegd op het bestaan van de mens uit een lichaam en een ziel. Maar God ziet de mens als een eenheid en dan kun je ook zeggen dat Hij het volledige herstel van onze persoonlijkheid op het oog heeft. Ik vind het zo mooi dat er direct al aan het begin van Genesis van de eerste mens staat: “Toen formeerde de Here God de mens, stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus” Genesis 2 vers 7 (Gen. 02:07). En dan komt het: “Alzo werd de mens tot een levend wezen”, en letterlijk: “Een levende ziel”. Toen was Adam een levende ziel – niet toen had hij een ziel – een levende persoonlijkheid. Dat vind ik prachtig en dat komt er dan ook helemaal uit in Genesis 2. Hij gaat helemaal meewerken in het plan van God.

Van het begin af aan was Adam bedoeld als persoonlijkheid. Dat is ook de bedoeling van God met ons. In het leven van heel veel mensen, en toch ook vaak nog wel bij heel veel christenen, is dat een achtergebleven gebied. God wil ook onze persoonlijkheid terugbrengen. Wij zullen ons er voor open moeten stellen en er met heel ons wezen aan moeten meewerken dat dit werkelijkheid gaat worden. Dan zal ook in en door ons leven Gods schoonheid zichtbaar worden.

(wordt vervolgd).

 

De psalmen (gedicht) door Piet Snaphaan

Welk een rijkdom van genade,

waarin de Bijbel toch voor ziet.

Zie eens de Psalmen, slaat ze gade,

een morgen- of een avondlied.

 

Woorden van troost, om te ontvangen,

van God, die in ’t verborgen ziet.

Van heimwee en intens verlangen

naar Hem die rust en vrede biedt.

 

Woorden van blijdschap, kracht des Heren,

van wijsheid, sterkte en overvloed.

Ook van vermaning, om te leren,

het bouwt je op en doet je goed.

 

De Psalmen zijn een Bron, gegeven

om uit te putten, aldoor weer.

Ze wijzen naar de weg ten leven,

blijven tot zegen, keer op keer.

 

Intermezzo door Gerry Velema

De zegen

Een gezellig druk verjaardagspartijtje. Tussen de spelletjes door een ’taartje’ en een glas fris. Moeder druk met glazen en hapjes, voor ieder kind iets. Aan het einde van het feestje, ondanks alle hapjes en drankjes die al in de buikjes zijn verdwenen, krijgen de kinderen ook nog een ‘zakje’ mee naar huis, omdat de inhoud een verrassing bevat! Dat krijgen ze dan nog es extra!

Maar wat zouden wij, als moeders, doen wanneer de kinderen in onze spelletjes geen zin zouden hebben en na het taartje zouden zeggen: ‘Geef ons het zakje maar, want die uitgezette speurtocht van u duurt ons veel te lang. Daar hebben we geen zin in met dit weer! ” Kinderen die noodgedwongen eerder weg moeten, krijgen natuurlijk hun zakje mee. Maar kinderen die in mijn voorbereide spelletje geen zin hebben en wel het zakje willen hebben… Ik denk niet dat ik daar zo grootmoedig op zou reageren, door ze het maar te geven.

Boven dit stukje staat: De zegen. In alle eerbied zou ik de zegen willen vergelijken met het feestzakje aan het eind van een kinderpartijtje. Wij ontvangen dan, boven al het goede van de dienst uit, Zijn zegen met de inhoud die verrassend wil uitwerken in ons leven. Halen wij het ook met evenveel gejuich binnen?!

Ik stel me zo voor, dat onze Vader de dienst ook voorbereidt. Hij wil leiding geven aan de zang, de boodschap inspireren, woorden van profetie bedenken. Onze Vader wil er een feestelijke en opbouwende samenkomst van maken! Hij heeft aandacht voor ieder kind dat op Zijn feest wil zijn. God wil geven, uitdelen en dat zie je misschien wel het sterkst, als er in de dienst een oproep wordt gedaan om bij Hem te komen. Bij beslissingen om Jezus te gaan volgen, bij de voorbeden om genezing en bevrijding. Waar mensenkinderen stappen doen in het geloof, om tot doorbraak te komen in hun geestelijk leven, ik denk dat juist (!) daar, onze Vader het druk heeft met ons. Hij wil er zo graag volledig bij betrokken zijn en iedereen wil Hij geven en helpen!

Op dit vitale onderdeel van de dienst, kunnen we soms ook liever het ‘zakje’ willen, dan het door God voorbereidde spel. De dienst loopt zo uit en het wordt toch zo laat! Hoe verdrietig voor onze Vader! Juist dit moment, waarin we als lichaam kunnen functioneren, met Hem als ons Hoofd, horen we er allemaal te zijn en echt mee te doen! Delen in lijden, strijden en delen in de vreugde van de overwinning is het ‘spel’ dat God zelf voor Zijn kinderen heeft bedacht.

Misschien is God wel veel grootmoediger in het uitdelen van de ‘zakjes’ aan het eind van de dienst, maar in alle oprechtheid vraag ik me af, of zegen gevonden wordt in vlug uitgesproken woorden ter afsluiting van de dienst, of daar wordt gevonden, waar onze Vader bezig is met Zijn Geest te werken onder Zijn kinderen. En wie daarbij betrokken is en meedoet gaat zeker (!) met een goed gevuld ‘zakje’ naar huis!

 

Tussen Pasen en Pinksteren door Wim te Dorsthorst

 

“Mijn eerste boek (het evangelie van Lucas) heb ik gemaakt, Theófilus, over al wat Jezus begon­nen is te doen en te leren, tot de dag dat Hij werd op genomen, nadat Hij aan de apostelen, die Hij had uitgekozen, door de heili­ge Geest zijn bevelen had gegeven; aan wie Hij Zich ook na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft vertoond, veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft” Handelingen 1 vers 1 tot en met 3 (Hand. 01:01-03).

Deze woorden heeft Lucas op getekend als hij de hoogedele Theófilus op nauwkeurige wijze wil meedelen wat er allemaal is gebeurd met Jezus van Nazareth. Gebeurtenissen rond Zijn komst, Zijn werk, Zijn taak, Zijn lij­den en sterven, Zijn op­standing en hoe dat werk na Zijn hemelvaart voort­gang heeft gevonden en in de hele toenmalige we­reld bekend is geworden. Het doel van zijn eerste boek is: “opdat gij de betrouwbaarheid zoudt er­kennen der zaken, waar­van gij onderricht zijt” Lucas 1 vers 4 (Luc. 01:04).

In zijn tweede boek (de Handelingen der aposte­len) beschrijft hij hoe de apostelen, die door de Heilige Geest de bevelen van de Heer ontvangen, het werk wat de Heer be­gonnen is te doen en te leren, voort zetten. Dit is wat we in de aanhef van het boek Handelingen kunnen lezen.

Wat er dan uitspringt is ‘Het koninkrijk Gods’. Tussen Pasen en Pinksteren, de glorieuze opstan­ding en de uitstorting van de Heilige Geest, is Jezus nog veertig dagen bij de apostelen om hen te onderrichten over “al wat het Koninkrijk Gods betreft” Handelingen 1 vers 4 (Hand. 01:04).

Het eeuwige Koninkrijk

Als we ons afvragen: waar kwam de Heer nu precies voor?, dan is het antwoord: Om het Konink­rijk Gods te openbaren en te vestigen. De pro­feet Jesaja zegt dit al zo duidelijk met de woorden: “Groot zal de heerschap­pij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn Ko­ninkrijk, doordat Hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid van nu aan tot in eeuwig­heid” Jesaja 9 vers 6 (Jes. 09:06).

Hij zal het ‘Stichten’ en ‘Grondvesten’ van nu aan, zegt Jesaja, en het zal een eeuwig Ko­ninkrijk zijn. De aposte­len, die door de Heer heel speciaal gevormd, onderwezen en opgeleid zijn, zullen het werk dat de Heer begonnen is te doen en te leren, voortzetten.

Dit Koninkrijk Gods is door de profeten op vele wijzen aangekondigd.

Daniël bijvoorbeeld speekt van een steen die, zonder toedoen van mensen, van de berg Gods losraakt en een einde maakt aan alle bestaande koninkrijken. Dat Koninkrijk zal bestaan tot in eeuwigheid Daniël 2 vers 34 en 35 en Daniël 2 vers 44 (Dan. 02:34-35, Dan. 02:44).

Deze steen, die van de berg Gods komt, is de hoeksteen Jezus Christus. Zelf zegt Hij: “Ik ben van de Vader uit ge gaan en in de wereld gekomen” Johannes 16 vers 28 (Joh. 16:28). En in Zijn onder­richt aan de Farizeeën zegt Jezus ook dat deze dingen, die in de Schrif­ten staan, op Hem betrek­king hebben Matteüs 21 vers 42 (Matt. 21:42) Daniël profeteert verder over Jezus Christus en zegt in hoofdstuk 7 vers 13 (Dan. 07:13)  “Ik bleef toekijken in de nachtgezichten en zie, met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon, hij begaf zich tot de Oude van da­gen en men leidde hem voor deze; en hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht en alle volken, natiën en talen dienden Hem. Zijn heerschappij is een eeuwi­ge heerschappij, die niet zal vergaan en zijn koningschap is één, dat on­verderfelijk is”.

Het evangelie dat Jezus bracht

Dit Koninkrijk Gods staat geheel in het middelpunt van de prediking van Je­zus. Hij is als het ware zelf dat evangelie, zegt Handelingen 5 vers 42 (Hand. 05:42). Markus begint zijn evan­gelie met de woorden: “Begin van het evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God” (Staten­vertaling) . Het woord ‘begin’ is nauw verwant aan Genesis 1, maar hier is dit het begin van een geweldig gebeuren in de tijd, in de geschapen wereld. Een voortgaand handelen van God, waar­van Paulus schrijft: “Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God Zijn Zoon uit­gezonden” (Gal. 04:49).

Zelf zegt Jezus: “De tijd is vervuld”. De profeten hebben de komst van de Heer aangekondigd. Johannes de Doper gaat als een heraut, van God ge­zonden, voor het aange­zicht des Heren uit om zijn weg te bereiden (Mark. 01:02-03).

Zijn blijde boodschap is: “Bekeert u, want het Ko­ninkrijk der hemelen is nabijgekomen”. Het woord ‘evangelie’ betekent: ‘blij­de boodschap’ of ‘verblijdende tijding’. God heeft een verblijdende tijding voor de mensheid. Markus zegt dat Jezus het ‘evan­gelie Gods’ predikte. Zijn boodschap was: “De tijd is vervuld en het Konink­rijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie” Markus 1 vers 14 en 15 (Mark. 01:14-15).

Letterlijk zegt Jezus: ‘De koningsheerschappij van God is nabij gekomen’.

De vertaling van Voor­hoeve merkt bij het woord ‘gelooft’ nog op: ‘Geloven in’ is hier in het Grieks een zeldzame uitdrukking die duidt op het geloven in de waarheid of inhoud van de zaak. Jezus Christus heeft niet een nieuwe godsdienst geïn­troduceerd, maar Hij ver­kondigde verborgen waarheden, die ten diep­ste het bestaan en het doel van de mens omvat­ten. Hij verkondigde de waarheid.

De eeuwige waarheden

Maar ook deze verborgen waarheden verpakte de Heer weer in gelijkenis­sen , zoals door de pro­feten was voorzegt. “Ik zal mijn mond opendoen met gelijkenissen, Ik zal verkondigen wat sinds de grondlegging der we­reld verborgen gebleven is” Matteüs 13 vers 35 (Matt. 13:35).

Tegen Pilatus zegt Jezus: “Ik ben Koning. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld geko­men, opdat Ik voor de waarheid zou getuigen; een ieder, die uit de waarheid is, hoort naar mijn stem” Johannes 18 vers 37 (Joh. 18:37).

Jezus heeft een geweldige heerlijke waarheid ver­kondigd, namelijk dat de Koningsheerschappij van God in het hart van de mens gevestigd kan wor­den. En dit zal geschieden door de Heilige Geest die uitgestort zal worden na de verheerlijking door Je­zus Christus Johannes 7 vers 39 en Handelingen 2 vers 33 (Joh. 07:39; Hand. 02:33).

De Joden, in de dagen van Jezus, verwachtten de Messias en ze wisten dat de Zoon des mensen, de Zoon van God, de Christus was Lucas 22 vers 67 tot en met 70 en Johannes 12 vers 34 (Luc. 22:67-70; Joh. 12:34). Maar hun verwachting was aardsgericht. Ze verwachtten dat de Christus die komen zou, hun verlossen zou van alle (toen Romeinse) overheersers en dat zij op hun beurt juist zouden heersen over alle volken en natiën. Ze geloofden de waarheid niet, die Je­zus openbaarde en ze ge­loofden ook niet in Hem, die zelf de Waarheid was.

Geen woorden, maar kracht

Ook nu treffen we nog aardsgerichte verwachtin­gen aan. Het evangelie is dan middel om het op aar­de beter te krijgen. De verlossing van onze gees­telijke vijanden, de ‘boze geesten’, is dan vaak ge­richt op een meer ont­spannen en beter leven, dan op een diepere door­werking van Gods Konings­heerschappij. De Heer wordt nog al eens voor het aardse karretje gespan­nen : een beter huis, baan, auto, man, vrouw, gezond­heid, enz. Is dat dan fout? Paulus zegt: “Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen” 1 Korinthe 15 vers 19 (1 Kor. 15:19).

Waar het Koninkrijk Gods zich openbaart, zullen als vanzelfsprekend krachten openbaar komen, die ook doorwerken in het natuur­lijke leven. Het is een Ko­ninkrijk, dat begint in het hart van de mens en zó doorwerkt dat er een mens tevoorschijn komt, die onberispelijk zal zijn naar geest, ziel en lichaam 1 Thessalonicenzen (1 Thess. 05:23-24). Ik ge­loof dat, als de volgorde wordt omgekeerd, het al­leen maar leidt tot teleur­stellingen. Het is een geestelijk Koninkrijk en volmaakt nieuw. Om er deel aan te krijgen zal dat alleen maar kunnen via Jezus Christus. In het vorige nummer van “Levend Geloof” hebben we gezien hoe Hij op het kruis van Golgotha daar de basis voor gelegd heeft. Niemand kan het Koninkrijk Gods binnen­gaan zonder ‘gerechtig­heid Gods in Hem’ 2 Korinthe 5 vers 21 zie ook Matteüs 22 vers 11 tot en met 14 (2 Kor. 05:21; Matt. 22:11-14). Het is daarom ook dat Jesaja 9 vers 6 (Jes. 09:06) zegt: “Dat Hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid”.

Niet uiterlijk maar innerlijk

Al vrij spoedig (na de dood van de apostelen) is de kinderdoop inge­voerd om zo de kinderen binnen te brengen in het Koninkrijk Gods. Eén van de belangrijkste sleutels is hierdoor weggenomen om werkelijk op vrijwillige basis, deelgenoot te wor­den van het Koninkrijk Gods. Tot vandaag is dat een grote hindernis voor mensen om werkelijk in te gaan. Men neemt gewoon aan dat men op grond van de kinderdoop bij het Ko­ninkrijk Gods behoort.

Jezus leerde dat de weg om in te gaan, smal is en dat weinigen hem vinden. Hij leerde ook, dat niet een ieder, die tot Hem zegt: ‘Here, Here’ het Koninkrijk Gods zal bin­nengaan, maar wie doet de wil Zijns Vaders, die in de hemelen is Matteüs 7 vers 13 en 14 en Matteüs 7 vers 21 (Matt. 07:13-14, Matt. 07:21).

Het is niet een zaak van de aarde, maar van de hemel, de geestelijke we­reld. Als de Farizeeën aan Jezus vragen wanneer het Koninkrijk Gods ko­men zal, dan is Zijn ant­woord: “Het rijk Gods komt niet met uiterlijke vertoning; men zal ook niet zeggen: Zie hier, of daar is het. Want zie, het rijk Gods is inwendig in u” Lucas 17 vers 20 en 21 vertaling Luther (Luc. 17:20-21). De apostel Paulus zegt ook dat het niet een uiterlijke zaak is, maar hij zegt: “Het Koninkrijk Gods is gerechtigheid, vrede en blijdschap door de Heilige Geest” Romeinen 14 vers 17. (Rom. 14:17).

Na de basis gelegd te hebben voor dit Konink­rijk in de geest, gaat Je­zus met zijn discipelen nog veertig dagen verder in heel bijzonder privéonderwijs. Zoveel is er van te vertellen. Maar voor Hij opvaart naar de hemel om Zijn plaats in te nemen op de troon bij Zijn Vader, zit Hij met hen aan en dan zijn de laatste woor­den van Jezus hier op aarde: “Ik gebied u Jeruzalem niet te verlaten, maar te blijven wachten op de belofte van de Vader, die gij van Mij gehoord hebt. Want Johannes doopte met water, maar gij zult met de Heili­ge Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze”.

Dan vragen de apostelen nog aan Jezus: “Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Is­raël?” Zijn antwoord is: “Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt en gij zult mijn getuigen zijn te Je­ruzalem en in geheel Judéa en Samaria en tot het uiterste der aarde” Handelingen 1 vers 4 en 5 en Handelingen 1 vers 6 tot en met 8 (Hand. 01:04-05; Hand. 01:06-08).

Voor ons moet het heel duidelijk zijn hoe belang­rijk het is om vol te zijn van de Heilige Geest, want alleen daardoor kun­nen wij het Koninkrijk Gods tot openbaring bren­gen.

 

 

Nieuwe tongen (gedicht)

Nimmer zullen ze verstommen,

voor dat ’t volkomene is bereikt.

Het is de taal van nieuwe tongen,

 in lof, aanbidding, ook gezongen,

dat je persoonlijk zeer verrijkt.

Piet Snaphaan

 

Werken aan vriendschap door Liesbeth Seepma

“Van iemand houden betekent: hem zien zoals God hem bedoeld had te zijn. Dit is het criterium van ware vriendschap. En ik moet mijn vriend niet alleen zo zién, maar me bovendien zó gedra­gen dat hij – omdat we vrienden zijn – in de praktijk steeds beter uit de verf komt” .

Wat een gave uitspraak vind ik dit. Ik heb hem gelezen in een boekje over vriendschap. Ik dacht: “hij zou zó uit.de bijbel kunnen komen!” Vriendschap. Een ge­schenk om met graagte aan anderen te geven.

Liefde en vriendschap horen bij elkaar

Wat zegt de bijbel eigen­lijk over “vrienden zijn”?

Toen ik daarnaar op zoek ging, kwam ik erachter dat de bijbel vriendschap en liefde op één lijn stelt. “Een vriend heeft te allen tijde lief” , vond ik in Spreuken 17 vers 17 (Spr. 17:17). Fantastisch lijkt ’t me om zo’n vriend te kunnen zijn voor mijn naaste, m’n medemens. Maar hoe speel ik dat klaar?

Als ik vriendschap wil bewijzen naar m’n mede­mens, zal ik eerst moeten weten wat het inhoudt om werkelijk een vriend te zijn. Met andere woor­den: ik zal eerst kennis moeten op doen over wat God, onze Schepper, be­doelt met vriendschap tussen mij en Hem en mij en m’n naaste.

“Een vriend heeft te allen tijde lief” , stond er in Spreuken. Liefde staat op één lijn met vriendschap. Voor God zijn mensen die elkaars vrienden zijn tegelijkertijd mensen die ook van elkaar houden. En mensen die van elkaar houden zullen natuurlijk ook vrienden zijn.

Liefde. Een “schets” daar­van wordt gegeven in 1 Korinthiërs 13 vers 7a tot en met 14 (1 Kor. 13:07a-14):

“De liefde is geduldig;

de liefde is vriendelijk; de liefde is niet jaloers; ze doet niet gewichtig; ze is niet trots;

ze is niet lomp;

ze is niet egoïstisch;

ze voelt zich nooit beledigd;

ze neemt niemand iets kwalijk.

Ze is niet blij met onrecht, maar met de waarheid. De liefde beschermt altijd, heeft altijd vertrouwen” .

Ziehier een schets van vriendschap en liefde. Zullen we deze schets eens iets gedetailleerder gaan bekijken?

Geduld en vriendelijkheid

“De liefde is geduldig; de liefde is vriendelijk” .

Geduld. Een eigenschap van God. Zo is Hij zelf, zo is Zijn wezen. In Matteüs 18 vers 21 (Matt. 18:21)vraagt Petrus aan de Here Jezus: “Heer, als één van mijn broeders mij telkens kwaad doet, hoe vaak moet ik hem dan verge­ven? Zeven keer?” De Here Jezus antwoordt hierop dat Petrus z’n broe­der niet zeven, maar zeven maal zeventig keer moet vergeven. Dat wil zóveel zeggen als: telkens weer opnieuw.

Zó is God. Hij zegt nooit: “Nu heb Ik er genoeg van! Altijd maar weer dat ge­klier met die zonde!” Deze houding ként God niet.

Veel mensen denken nog wél – bewust of onbewust – dat God wel es zo’n (ge- irriteerde) houding tegen­over hen zou kunnen heb­ben. (En dat is dan z’n goed recht ook, den­ken ze dan). Maar deze houding is vreemd aan Zijn wezen. Kén je de gedachte: “Heer, nu heb ik ‘ ’t alwéér fout gedaan! De ‘ zoveelste keer!” Weet je hoe God dan reageert?: “Hoe bedoel je, alweer? ’ Welke zoveelste keer? Ik weet van geen vorige keer af” . Lees hierover maar eens Jesaja 43 vers 25 (Jes. 43:25).

Geduld hoort bij Gods we­zen en ongeduld is Hem vreemd. Zijn wezen heeft God ook in ons mensen gelegd. Dat geduld, die vergevingsgezindheid, dat “niet gedenken” van wat een medemens ons heeft aangedaan, Hij wil dat we dit geestelijk vermogen gaan ontwikkelen. Als wij tegenover onze medemens geduldig zijn, heeft die medemens de ruimte om te leven, ook als hij wel es wat fout doet.

En dan de vriendelijkheid. ‘ Als ik voor m’n medemens ‘ een vriend wil zijn, zal ik ‘ vriendelijk moeten zijn. Nu, dat betekent: hem vriendelijk tegemoet treden. Aardig zijn. Open zijn. Beleefd zijn. Hulpvaardig. Voorkomend. Opgewekt. Enzovoort. In Spreuken 15 vers 30 (Spr. 15:30) staat: “Vriendelijk stralende ogen verheugen het hart” . Met ‘ een vriendelijke houding ‘ kun jij de sfeer in je omgeving positief beïnvloeden!

Gedachtenpatronen die niet uit God zijn

“De liefde is niet jaloers; ze doet niet gewichtig; ze is niet egoïstisch; ze voelt zich nooit beledigd; ze neemt niemand iets kwalijk” .

Hier worden allemaal ne­gatieve eigenschappen genoemd die niet horen bij liefde en vriendschap. Ze komen voort uit een verkeerd denken, een denken dat wordt geïn­spireerd door de duivel.

Hij is degene die ons wil wijsmaken dat we van alles tekort komen, allerlei dingen die de ander nu juist wel heeft. Zijn doel is: ons jaloers te maken, waardoor vriendschap en liefde geen kans krijgen. . .

Hebben we juist wel een goede eigenschap of een bepaald talent, dan fluistert hij ons in dat we toch eigenlijk wel gewéldig zijn, véél be­ter dan die ander die dat (misschien) niet heeft. Hij wil dan ook ’t liefst dat we ons lek­ker gewichtig en trots gedragen, egoïstisch en ongevoelig voor de kwaliteiten van een an­der, waardoor we die ander behoorlijk de put in kunnen trappen door ons lomp en kwetsend te gedragen.

Is er iemand die óók een mooi talent heeft en daarvoor een compliment krijgt, terwijl wij op dat moment misschien wat minder aandacht krijgen, dan maakt de leugenaar ons wijs dat we toch eigenlijk niks waard zijn. En dat talent van ons, nou ja, daar doe je toch eigenlijk ook vrij weinig mee. Nou, dan gaan wij dus de put in, we voelen ons bele­digd. Ons zullen ze niet meer zien of horen met ons talent, ’t Heeft tóch allemaal geen zin…

Zie je hoe de duivel werkt? Hoe je ’t ook wendt of keert, hij probeert je altijd te isoleren van je mede­mens, ófwel door een trot­se houding ófwel door in je schulp te kruipen. Hij zet je altijd aan het ver­gelijken. En meestal val jij in het nadeel. Hij probeert vriendschap tus­sen mensen onmogelijk te maken.

Geef de duivel geen schijn van kans

De gedachtenpatronen die ik hierboven heb beschre­ven, zijn niet, nóóit, uit God. Ze komen van de duivel en zijn handlangers. Maar in Efeze 4 vers 27 (Ef. 04:27), Het levende woord, staat: “Geef de duivel geen schijn van kans”. Komt hij met negatieve gedach­ten? Negeer die. Maar dat niet alleen: ontzeg hem de toegang tot jouw “hemel”, tot jouw geestelijke, wereld. Zeg dat tegen hem: “Je bent niet welkom. Maak dat je wegkomt” .

Zeg het in de naam van Jezus. Met Pasen hebben we herdacht dat onze Koning de dood heeft overwonnen. De boze geesten sidderen voor Zijn naam. Voor het gezag dat schuilt achter die naam.

Je bent een vertegenwoordiger van Jezus Christus;

Hij heeft Zijn gezag aan jou overgedragen. Maak daar gebruik van. Neem die verantwoordelijkheid op je.

En als je dat doet, ga je in jouw geestelijke wereld een weg die je zélf kiest, je gaat bewust leven, bewust geestelijk leven, je ontwikkelt gedachten die uit God zijn. Daar is dan ruimte voor. En deze gedachten geven ruimte aan de ander. Die ander mag er zijn. Met z’n talent. Eigenschappen die God al in je had gelegd (op ’t moment dat Hij je schiep, krijgen nu de kans om door jou te worden ontwikkeld. Samen met God ontwikkel je alle eigenschappen die je tot een vriend maken voor je medemens.

Vriendschap is blij met de waarheid

“Ze is niet blij met on­recht, maar met de waar­heid. De liefde beschermt altijd, heeft altijd ver­trouwen” .

In dat boekje over vriend­schap, waar ik het in ’t begin over had, stond ook de volgende uitspraak: “Waarom durf ik jou niet te vertellen wie ik ben? Als ik je vertel wie ik ben, bevalt die persoon je misschien niet. . . en een andere heb ik niet!”

Er is veel onrecht in de wereld om je heen. En mensen lijden onder dat onrecht. Ze worden een karikatuur van de mens die ze eigenlijk bedoeld waren te zijn.

Weet je nog dat we het daarnet hadden over “be­wust geestelijk leven”? Heel veel mensen leven op het geestelijke vlak niet bewust; ze wórden geleefd. In hun leven staat een brullende leeuw aan het roer, zoekende naar een prooi om die te kunnen verslinden.

Datgene wat ik – uiterlijk – zie in en aan mijn me de mens, is dan ook helaas niet altijd waarheid. Het is vaak een masker, een leugenachtig masker dat die mens gedwongen is te dragen. Als ik daarop af­ga, als ik m’n vriendschapskompas afstem op het uiterlijk gedrag van m’n medemens, dan zal dat kompas vaak in tegen­overgestelde richting wij­zen, van hem af. En hij wordt nóg eenzamer dan hij al was. Ten prooi valt hij aan die verslindende leeuw. En dat is onrecht.

Echte vriendschap, echte liefde, is niet blij met dat onrecht. Ze wil zich niet op dat onrecht richten, zich daardoor niet laten leiden. Vriendschap is blij met de waarheid.

Wat is waarheid? In Johannes 14 vers 6 (Joh. 14:06) zegt de Here Jezus: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”. Daarmee bedoelt Hij ook: zoals Ik ben, zoals Ik leef, zoals Ik overwin, zoals Ik heers over de duivel, zó is het bedoeld voor de mens, dat is de waarheid.

Ik wil voor m’n naaste een vriend zijn door bij die naaste altijd te zoeken naar deze waarheid, altijd rekening te houden met deze waarheid, altijd uit te gaan van deze waar­heid.

M’n vriendschappelijk kom­pas wil ik afstemmen op het mooie, oorspronkelijke in m’n medemens. Hoe erg dat oorspronkelijke mis­schien ook is onderge­sneeuwd, altijd wil ik er geduldig naar zoeken. En als ik het vind – en ik zal het vinden! – dan ben ik er blij mee!

Dan durft de ander ook te vertellen wie hij is. De angst dat hij niet zal be­vallen, die angst die – al­wéér – wordt ingefluisterd door de mensenmoordenaar, die angst wil ik helemaal ontzenuwen. Weet je, ik ga die uitspraak over dat “niet bevallen” eens even veranderen. Volgens mij moet hij ongeveer zó lui­den :

“Ik wil dat je mij vertelt wie je bent.

En als je dat aandurft, dan zal ik ’t echte, ’t oorspronkelijke eruit ziften en alleen daarop m’n vriendschap baseren zodat jij de ruimte hebt om daaraan te werken”.

Zo kan liefde beschermend werken naar de ander toe.

Waarom ik vertrouwen stel in mijn medemens

Als een echte vriend wil ik ook vertrouwen stellen in m’n medemens. Ik ver­trouw erop, ik gelóóf er­in, dat het goede, oor­spronkelijke, de waarheid, in ieder mens zit. Mis­schien is ’t maar een piép- klein pitje, dat bijna niet meer brandt. Maar ’t zit er. Ik gelóóf dat. Ik ver­trouw daarop. Ik houd ’t voor waar dat ieder mens door Gód is gescha­pen. Dat kleine, puike pitje, dat zit er. Aan mij, als vriend, de taak om dat walmende pitje NIET uit te doven. . .

Dat deed onze grote Vriend ook niet. Jezus Christus, onze dienende, heersende en verlossende Vriend, pakte dat heel anders aan. Van Hem zegt God in Matteüs 12 vers 18 tot en met 21 Groot nieuws voor u (Matt. 12:18-21):

“Hier is mijn dienaar, hem heb ik gekozen. Hij is mijn lieveling, de man naar mijn hart.

Ik zal hem mijn Geest geven en hij zal de vol­ken gerechtigheid ver­kondigen .

Hij zal niet twisten en niet schreeuwen. Geen mens zal op straat zijn stem horen klinken. Het geknakte riet zal hij niet breken, de nog rokende pit zal hij niet doven.

Hij zal volhouden totdat het recht heeft gezege­vierd .

Alle volken zullen op hem hun hoop stellen” .

Totdat het recht heeft gezegevierd. . . Net zolang “vriend zijn” totdat het onrecht de wereld uit is en er geen geknakt riet en kleine, rokende pitjes meer zijn. Maar sterke, vrije, gave mensen, die zonder beperking de ruimte hebben om voluit mens te zijn.

Dat gaat gebeuren! Geloof je dat? Jezus heeft ’t mo­gelijk gemaakt. Hij was een Vriend met gezag. Hij zegt: Ik geef ook jou dat gezag, om op slangen en schorpioenen te treden. En niets zal je enig kwaad doen. Gebruik dat gezag. En je zult de dingen doen die Ik doe, en zelfs nog grotere.