Levend geloof 1989.02 nr. 300

Overwinning door onderscheiding door Gert Jan Doornink

“Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn” Openbaring 21 vers 7 (Openb. 21:07).

Het thema ‘overwinning’ is in de gemeente van Christus erg geliefd. Want wie wil nu niet graag overwinnaar zijn? We kennen daarom ook allemaal de bekende teksten zoals: “Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus” 1 Korinthe 15 vers 57 (1 Kor. 15:57); “God zij gedankt, die ons te allen tijde in Christus doet zegevieren” 2 Korinthe 2 vers 14 (2 Kor. 02:14) en Romeinen 8 vers 37 (Rom. 08:37), waar Paulus zegt: “Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad”.

De basis van onze overwinning ligt in het volbrachte werk van Jezus Christus. Hij heeft de wereld overwonnen Johannes 16 vers 33 (Joh. 16:33). Hij heeft de dood overwonnen. Hij heeft satan overwonnen. Hij was de totale overwinnaar. Nu is het niet zo – en die gedachte horen wij nog al eens – dat wij daardoor óók automatisch overwinnaar zijn. Zou dit wel het geval zijn dan zouden de oproepen in de Bijbel om te overwinnen, overbodig zijn. En die komen we nog al eens tegen. Paulus schrijft bijvoorbeeld in Romeinen 12 vers 21 (Rom. 12:21) ‘dat we ons niet door het kwade moeten laten overwinnen, maar dat wij het kwade moeten overwinnen door het goede. Denk ook eens aan de brieven in Openbaring 2 en 3, die aan zeven gemeenten gericht zijn en allen eindigen met de woorden: .”Wie overwint…”. In het laatste Bijbelboek, waarin ook die prachtige tekst voorkomt: “En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en het woord van hun getuigenis” Openbaring 12 vers 1 (Openb. 12:01), lezen we in hoofdstuk 21, na de geweldige belofte van de nieuwe hemel en aarde, de voorwaarde: “Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn”.

Wie overwint… Wie wil niet graag met Jezus overwinnaar zijn? Wie wil niet graag met Jezus te allen tijde overwinnaar zijn? Daar behoren we ons als eindtijdgemeente naar uit te strekken. Dat behoort ons verlangen te zijn. Dat behoort één van de doelstellingen van ons leven te zijn. Maar hoe kunnen wij overwinnen?

Zonder strijd geen overwinning

Waar denken we aan als we het woord ‘overwinning’ gebruiken? Welk woord brengen we ermee in verband? Ik denk dat iedereen het wel raden kan. Het is het woord ‘strijd’. Zonder strijd geen overwinning. En wij weten uiteraard dat daarmee de ‘geestelijke strijd’ bedoeld wordt. Wij hebben onze strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten Efeze 6 vers 12 (Ef. 06:12). Daarbij moeten we natuurlijk onze plaats innemen met Christus in de hemelse gewesten om van daaruit te kunnen strijden en te overwinnen Efeze 2 vers 6 (Ef. 02:06).

Nu is het de laatste jaren niet meer zo populair om over de ‘geestelijke strijd’ te spreken. Ik las onlangs nog in een blad dat we een overaccentuering hebben gehad van dit onderwerp. De mensen zijn er moe van geworden… Nu kan dit allemaal wel waar zijn, maar om nu ineens het begrip ‘geestelijke strijd’ op een laag pitje te zetten, is een gevaarlijke zaak, waar alleen de duivel maar baat bij heeft. Ik denk dat dit wel eens één van de redenen zou kunnen zijn waarom er vaak in onze kringen nog weinig echte overwinning is. Thema’s als ‘lofprijzing’, ‘liefde’ en ‘eenheid’ zijn in en terecht, maar laten we toch vooral ook de noodzaak van de geestelijke strijd om te kunnen overwinnen niet uit het oog verliezen, want zonder strijd geen overwinning. En zonder overwinning beantwoorden wij niet aan het doel wat God met ons voor ogen heeft.

Het onderscheiden van geesten

Als we nu onze plaats met Christus hebben ingenomen in de hemelse gewesten, als we nu gedoopt en vervuld zijn met de Heilige Geest, als we nu staan in de kracht van Gods Woord, als we nu volhardend zijn… Hoe komt het dan dat toch nog vaak de overwinning niet ons deel is? Wat is de reden dat we nog vaak verliezers zijn in de geestelijke strijd? Ik denk dat één van de hoofdoorzaken is, dat we het begrip ‘onderscheiding’ niet op de juiste wijze hanteren.

En met ‘onderscheiding’ bedoelen we het onderscheiden van geesten, waarvan bijvoorbeeld Paulus schrijft in zijn brief aan de gemeente te Korinthe, 1 Korinthe 12 vers 10 (1 Kor. 12:10). Nu moeten we uit wat Paulus daarover schrijft niet de verkeerde conclusie trekken dat niet iedereen geesten onderscheiden kan. Het gaat hier duidelijk om de samenkomst der gemeente. “Telkens als gij samenkomt heeft een ieder iets…” 1 Korinthe 14 vers 26b (1 Kor. 14:26b). Als gemeente vormen wij een eenheid en openbaart de Geest zich in en door die ‘eenheid’.

Maar als gelovige individueel gaat het om de vervulling met de Heilige Geest. En de Heilige Geest geeft ons de bevoegdheid en de opdracht om te onderscheiden. Primair tussen licht en duisternis, tussen goed en kwaad, tussen waarheid en leugen. We leren onderscheiden wat bij het rijk der duisternis hoort en wat bij het Koninkrijk Gods.

Wie niet kan onderscheiden, kan niet tot volle overwinning komen. Het kunnen onderscheiden hoort bij ons functioneren in dienst van Gods Koninkrijk. Jezus maakte veelvuldig gebruik van deze gave. Hij doorzag de verkeerde bedoeling van de Farizeeën om Hem om te brengen Matteüs 12 vers 15 (Matt. 12:15). Hij wist wat de achtergrond was van het denken en spreken van de mensen waarmee Hij in aanraking kwam. Wij zijn misschien geneigd om te zeggen: ja, dat was Jezus, Hij leefde zó in gemeenschap met de Vader, daar kunnen wij toch niet aan tippen… Toch is Hij ons grote voorbeeld en zijn wij geroepen in Zijn voetstappen te treden, zegt de apostel Petrus. Als wij ‘door’ hebben wat de vijand wil, kunnen wij veel meer op onze hoede zijn en weerstand bieden. Want satan gaat niet alleen rond als een brullende leeuw, maar ook als een engel des lichts.

Daarom is ‘onderscheiding der geesten’ zo belangrijk. Primair gaat het dus om de onderscheiding tussen licht en duisternis. Maar secundair moeten we, wanneer iemand zwaar gebonden is, bijvoorbeeld weten met wat voor soort geest wij te maken hebben. Wij kunnen dan deze geest, door hem bij de naam te noemen, uitdrijven in de Naam van Jezus. Dit is een onderwerp apart, waarin we binnen het kader van dit artikel niet verder op in willen gaan. Maar ook in de Bijbel komen we meermalen tegen dat verkeerde geesten bij de naam genoemd worden, bijvoorbeeld ‘onreine geest’ Markus  5 vers 8 en 9 (Mark. 05:08-09), ‘waarzeggende geest’ Handelingen 16 vers 16 tot en met 18 (Hand. 16:16-18), etc.

Onderscheiden waarop het aankomst

Paulus schrijft aan de Filippenzen dat het zijn verlangen is dat de gelovigen in Filippi kunnen ‘onderscheiden waarop het aankomt’ Filippenzen 1 vers 9 tot en met 11 (Filip. 1:9-11). Wij moeten ons dus afvragen: Wat is het belangrijkste? Wat is het doel? Ons antwoord moet duidelijk zijn: Dat we met Jezus overwinnaars zullen zijn. Daar gaat het om. Het bezig zijn met ‘onderscheiding’ mag geen stokpaardje worden. Het is geen doel op zich, maar een middel om het doel te bereiken.

Onderscheiden moet – zoals alles, of het nu natuurlijke of geestelijke dingen betreft – beoefend worden. We moeten het leren en er in groeien! Dat blijkt wel uit Hebreeën 5 vers 11 tot 14 (Heb. 05:11-14). Duidelijk komt hierin naar voren hoe belangrijk ‘geestelijke groei’ is. Wie een ‘zuigeling’ in het geloof blijft, heeft geen weet van de rechte prediking, zegt vers 13 (Heb. 05:13). We zouden ook kunnen zeggen: Zo iemand kan niet onderscheiden en zal dus ook geen overwinning openbaren.

Overwinning is ondenkbaar zonder onderscheiding. Laten we daarom de onderscheiding hoog in ons geestelijk vaandel voeren. Dan worden wij niet heen en weer geslingerd door allerlei wind van leer, dan lijden we niet steeds weer nederlagen (en het gevolg daarvan is weer dat we dan ook anderen niet kunnen helpen). Maar dan worden wij immuun voor de vijand, openbaren wij ons als overwinnaars en ziet de wereld het beeld van Jezus in ons. Dan zijn wij de zonen Gods, waarop de wereld wacht, en wordt bewaarheid wat Openbaring 21 vers 7 (Openb. 07:21) zegt: “Wie overwint, zal deze dingen (alle dingen’, zegt de Statenvertaling) beërven, en Ik zal hem tot een God zijn en hij zal Mij tot een zoon zijn”. Want ook: tussen de Vader en de zonen zal zich uiteindelijk een intieme en hechte gemeenschap openbaren, zoals deze er ook was tussen de Vader en de Zoon.

 

Nummer 300 van de redactie

Dit is de driehonderdste uitgave van ons blad en uiteraard willen wij daar even wat aandacht aan schenken. Daarbij willen wij in de eerste plaats onze dankbaarheid tot uiting brengen aan Hem die het ons mogelijk maakte zoveel nummers boordevol ‘goed nieuwste laten verschijnen!

Want het gaat om dit ‘goede nieuws’ – het evangelie van Jezus Christus – dat wij op een zo duidelijke en veelzijdige wijze willen belichten. Dit is steeds de hoofdopdracht geweest bij het samenstellen van alle nummers die tot dusver zijn verschenen en dat zal ook onze voornaamste taak blijven. Zouden wij daarvan afwijken dan zou “Levend Geloof” geen recht van bestaan meer hebben.

In de loop der jaren is ons geestelijk inzicht verdiept en dit heeft vanzelfsprekend zijn weerslag gevonden in het blad. Maar van meet af aan is steeds het ‘volle evangelie’ de basis geweest van ons werk, waarbij wij dus bedoelen het evangelie, zoals Jezus dat bracht en de apostelen, zonder compromis en zo volledig mogelijk. Van dit evangelie (van het Koninkrijk) willen wij niet afwijken, omdat het de wil van God is dat dit overal en aan iedereen verkondigd wordt Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14).

De geestelijke rijkdom die dit evangelie met zich meebrengt, in de levens van hen die zich daarvoor openstellen, is onvoorstelbaar groot en het is dan ook met grote blijdschap en toewijding dat wij ons – ook na nummer 300 – blijven in zetten om dit evangelie uiteen te zetten, zodat het geen theorie blijft, maar praktisch beleefd kan worden.

Wij zijn ook erg blij en dankbaar dat wij het bij het ‘uitleggen’ van het evangelie niet alleen hoeven te doen, dat wil zeggen: in alle nummers van ons blad publiceren wij zoveel mogelijk ook artikelen van onze (vaste) medewerkers. Zonder hen zou ons blad niet zo’n veelzijdige belichting van de volle boodschap kunnen geven.

Bijzonder dankbaar zijn we ook jegens dat deel van onze abonnees dat – al of niet regelmatig – giften overmaakt voor ons werk. Zonder deze extra bijdragen zou onze arbeid niet kunnen functioneren.

Ook voor alle andere vormen van medewerking zijn we natuurlijk blij. Wij denken aan de opgave van nieuwe abonnees en adressen voor proefnummers of geschenkabonnementen, de verspreiding van de door ons uitgegeven brochures, etc. Uit alles blijkt dat het “Levend Geloof’-werk een gezamenlijk werk is, dat veel inzet vraagt, maar ook – en daar gaat het uiteindelijk om – veel vruchten af werpt voor Gods Koninkrijk.

Wij gaan daarom met blijdschap verder en willen geloof hebben dat nog velen door het werk van “Levend Geloof” tot een levend geloof zullen komen!

In “Levend Geloof” van volgende maand verschijnt het eerste van enkele artikelen over de kracht van de Heilige Geest in het leven van Jezus.

‘De gedachte achter de studie is dat als we ernaar verlangen dat de Geest volledig in ons leven werkt, we naar Jezus dienen te kijken; aan Hem kunnen we ons spiegelen, zo schrijft Gerrit van de Kamp uit Aalten – de schrijver van deze artikelen – ter toelichting.

 

Wat Goddelijke liefde is. Door Margreet Gast

 

In de gemeente is de lief­de Gods een kracht die de broeders en zusters aan elkaar verbindt. Het is een opdracht van Jezus zelf, dat wij elkander lief zouden hebben. Ook de apostel Johannes schrijft ons in zijn brieven na­drukkelijk dat het kennen van God samengaat met het liefhebben van de broeder. Wat is die god­delijke liefde eigenlijk? Het is goed om dat eens nader te overdenken aan de hand van de Bijbel.

Wie kent niet de bekende tekst uit Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16): “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon ge­geven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe”.

Een tekst uit de eerste brief van Johannes kan er naast gelegd worden: “Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zou­den leven door Hem. Hier­in is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon ge­zonden heeft als een ver­zoening van onze zonden” 1 Johannes 4 vers 9 en 10 (1 Joh. 04:09-10).

Twee kenmerken van Gods liefde zijn hieruit te leren: a. Het is een gevende liefde die het heil van de ander zoekt, b. Het is ook een liefde die bereid is offers te brengen, door moeiten heen te gaan.

Het heil van de ander

In 1 Korinthiërs 13 – het hoofdstuk waar de liefde wordt bezongen – kunnen we lezen dat “de liefde zich zelve niet zoekt, dat zij niet verbitterd wordt, dat zij het kwade niet toerekent. Zij is niet blij­de over ongerechtigheid, maar zij is blijde met de waarheid”.

Zo is Gods liefde voor ons. De Schepper van he­mel en aarde moest constateren dat zijn schepse­len niet gehoorzaam waren aan hun Schepper. Zoals de tekst uit 1 Johannes 4 zegt: de mens had God niet lief, hij leefde in zonden.

Had God niet alle reden om daarover verbitterd te worden? Stond God niet in Zijn recht, toen Hij er vanuit ging dat Zijn schepping naar Zijn wil zou bestaan en leven? Maar ‘de liefde wordt niet verbitterd’, integendeel, Gods liefde is een geven­de liefde, die het heil van de mens op het oog heeft. En God stelde een krach­tige daad: om recht te doen aan de mens, zond Hij zijn Zoon om die mens vrij te kopen. God wist immers wat er werkelijk aan de hand was, namelijk dat de wetteloze satan de mens tot zonde had ver­leid. De kracht van de mens was niet groot ge­noeg geweest om de satan te weerstaan. De Vader en de Zoon zouden het wezen van de mens recht doen. Er zou gerechtig­heid gaan geschieden. De liefde is blij met waarheid en gerechtigheid in men­senlevens .

De bereidheid offers te brengen

Liefde is bereid offers te brengen. Ook dat kun­nen we leren als we be­grijpen wat God gedaan heeft om de mens te red­den. Het grootste offer van het leven van Jezus was gegeven in ruil voor mensenlevens… Om de mens recht te doen, was er dus bij God de bereid­heid om zelfs door strijd en moeiten heen te gaan. God koos voor een reddingsactie, die fundamen­teel de zaken recht zou zetten. De Zoon trotseer­de dood en demonen daar­voor!

Maar wat is eigenlijk ge­rechtigheid? Een Bijbelse encyclopedie omschrijft dit als: ‘een persoon of zaak die zal zijn wat men op grond van zijn naam, zijn aard ervan verwach­ten mag’. Als God wil dat er gerechtigheid geschiedt in het leven van de mens, dan betekent dit, dat Hij wil dat die mens zal zijn zoals hij is naar zijn we­zen.

Hoe is dat wezen, van u en mij, ons diepste wer­kelijke wezen? Met die vraag moeten we zijn bij Diegene die ons gemaakt heeft en ons dus werkelijk kent. In Lucas 1 vers 74 (Luc. 01:74) bijvoorbeeld lezen we dat we bedoeld zijn om “uit de hand van onze vijan­den verlost te zijn en God te dienen in heiligheid en gerechtigheid”.

Wat is de bestemming?

De mens is ervoor be­stemd om in vrede en vrijheid zijn God te die­nen , om een relatie met Hem te hebben. God wil dat zijn kinderen sterk en dapper zullen zijn tegenover de vijand. God wil dat zijn kinderen ontspannen en blij kunnen leven! Hoe wij als kinde­ren Gods mogen zijn: on­ze maatstaf is Jezus. Elke wereldse norm, elk we­relds waardesysteem mo­gen we naast ons neerleg­gen. Zo als Jezus was en leefde, zo mogen wij zijn en leven. Dat is onze be­stemming.

Zoals God ons heeft lief­gehad, mogen wij de broe­der en zuster in de ge­meente liefhebben. Wij mo­gen weten dat we – door de doop in de Heilige Geest – ook de liefde Gods in ons hart uit ge­stort hebben gekregen. Dan kan een kind van God doorzien, wat er in de onzienlijke wereld aan de hand is. Dan zal hij de ander niet meer kennen ‘naar het vlees’, dit is dat er wordt geoordeeld op basis van het zichtba­re. Maar dan kennen de broeders en zusters el­kaar ‘naar de Geest’.

De liefde Gods verlangt ernaar dat er in het leven van de ander recht zal geschieden, dat de ander vrijkomt van gebondenhe­den, geneest van wonden, herstelt en groeit naar het beeld van de Zoon. En de een zal voor de ander hiervoor offers willen brengen.

Heerlijk is het te mogen weten hoe lief de Vader U heeft, Mij heeft. Bij Hem is een veilig thuis, waar we altijd mogen wo­nen. Bij Hem is aanvaar­ding en vergeving. De Vader zet zich ervoor in dat u en mij recht zal ge­schieden , Hij was en is bereid daarvoor de satan te trotseren. Zoals de Vader is naar u en mij toe, zo behoren wij ook als gemeente te zijn, elk lid naar de ander toe. Deze liefde heeft geen einde.

 

 

 

Intermezzo door Gerry Velema

Balans

Wat noem je eigenlijk balans? Toch niet een soort wip waar je niet mee kunt wipwappen? Een soort flegmatische gelijkmatigheid in je gevoelsleven. Kent balans ook hoogte- en dieptepunten? Tja, wat zijn geestelijk evenwichtige mensen, mensen die door hun God balans hebben gevonden in Hem?

Als je in God je evenwicht vindt, je balans, dan betekent dat voor mij ook, dat je dat samen met hem vindt.

We kunnen heel goed als christenen – en zeker gevoelsmatige kinderen van God – ons uitbundig blij voelen in Hem en in het leven dat Hij aan ons geeft. De wip is in de omhoog stand. De balans wordt met Hem gevonden in de blijdschap van God, zoals Gods woord het zegt: “De blijdschap des Heren is mijn kracht”. God is met je boven, hoog in de lucht op de wip. Maar

Hij is evengoed je sterkte en je kracht als de wip laag staat, diep beneden erf dicht bij de grond. Als je gevoelens het nulpunt dreigen te breken. Dan is Hij er ook om je evenwicht te zijn, begrijpend en ondersteunend, zelfs met dezelfde blijdschap en vreugde van Hem.

Evenwicht en balans is niet in de eerste plaats iets van je karakter. Dan zouden de gelijkmatige mensen een aardige voorsprong hebben op de wat meer uitbundige karakters. Nee, je balans in God vinden heeft alles met God zelf te maken. Balans is met Hem zijn, geborgen zijn in Zijn woord en liefde, ook bij het op en neer gaan van je gevoel in het dagelijkse leven. Want als Hij met je is, in hoogtepunten en dieptepunten, kan Hij ook je Gids zijn, je Raadsman. Hij kan iets doen aan je gevoelens, Hij kan ze begeleiden zoals geen mens dat bij de ander kan doen. Je mag dat ook corrigeren noemen. Hij houdt ons binnen de grenzen van ons wezen. Hij heeft die grenzen zelf gemaakt.

Wij hoeven niet krampachtig voor balans te zorgen door onze gevoelens maar wat af te zwakken. Daardoor zouden we onszelf frustreren. Laten we voor balans onszelf toevertrouwen aan onze Schepper. Hij weet precies waar onze eindpunten zijn. Wie zijn evenwicht zoekt in Zijn Heer, zal met Hem hoogten en diepten kennen, maar komt niet om, want God is met hem!

Here, Gij doorgrondt en kent mij;

Gij kent mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachten; Gij onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd.

Steeg ik ten hemel – Gij zijt daar of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde – Gij zijt er!

Als ik ontwaak, dan ben ik nog bij U.

(Uit Psalm 145).

 

Minder dan een Belialsman door Evert van de Kamp

 

Waar komt het kwaad vandaan?

“Vreest hen niet, die het lichaam doden en… daar­na niets meer kunnen doen” Lucas 12 vers 4 (Luc. 12:04).

In Matteüs 10 vers 28 (Matt. 10:28) staat het er zo: “Weest niet bevreesd voor hen die wel het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden”.

Met enkele teamleden ba­den wij voor één van ons die moeite in zijn lichaam had. In het gesprek daar omheen viel ineens boven­genoemde uitspraak van Jezus. De reactie was: Ze (de machten) kunnen toch maar het lichaam do den. Hoe kijk je daar tegenaan?

Nog steeds rijzen er vra­gen op als: Waar komt het kwaad vandaan? Wie doodde Jezus? Vanwaar die kindermoord in Bethlehem?

Zo schreef de Joodse nieuwtestamentisch Pinchas Lapide, hoogleraar in onder andere Jeruza­lem en Frankfurt, het boek: ‘Wie waren schuldig aan de dood van Jezus?’ In dit boek wijst deze bijbelgeleerde vooral op de rol die Judas en Pilatus in dit ‘drama’ hebben gespeeld.

Ellis Rivkin, een Ameri­kaanse professor in de Joodse geschiedenis, hield zich eveneens met de vraag bezig: Wie kruisig­de Jezus? Zijn conclusie luidt: ‘Niet de Joden waren schuldig aan de executie van Jezus, maar ‘het systeem van het Romeinse rijk’, de machine waarin de hogepriester en zijn raadslieden ook maar radertjes waren’. Zijn boek kreeg daarom de titel mee: ‘Wat kruisig­de Jezus?’

In ons eigen land menen anderen nog steeds te moeten spreken en schrij­ven over de ‘Godsmoord’ van de Joden, waarvoor alle Joden tot in lengte van dagen de gevolgen moeten dragen. Je staat versteld over de ‘geleerde’ antwoorden die men aandraagt. Maar niemand vraagt zich kennelijk af of God Zelf in zijn Woord mogelijk ook een af doend antwoord op deze vragen zou kunnen hebben. Waar zijn de oprechte luiste­raars? Men schrijft wel: ‘Inmiddels groeit ook in de christelijke theologie het besef dat traditionele standpunten grondig her­zien moeten worden’.

Maar we zien maar weinig geestelijke verandering.

De inspirator van het kwaad

Hoe komt het toch dat een man als Paulus wel een antwoord had? Hij schreef: “Geen van de beheersers dezer eeuw heeft van haar (de verborgen wijsheid Gods) geweten, want in­dien zij van haar geweten hadden, zouden zij (Joden en Romeinen) de Heer der heerlijkheid niet gekrui­sigd hebben” 1 Korinthe 2 vers 8 (1 Kor. 02:08). Paulus kende de inspira­tor van alle kwaad, moord en doodslag, van zeer na­bij. Zijn naam is satan. De wetteloze duivel maakt wetteloze mensen die zich aan het leven van een ander vergrijpen. Mensen, van oorsprong goed, laten zich door de volstrekt wetteloze duivel, inspire­ren en misbruiken en worden daardoor even wetteloos.

Op de eerste pinksterdag riep Petrus het al uit: “Door de handen van wet­teloze mensen (door satan zo gemaakt) is Jezus aan het kruis genageld en ge­dood” Handelingen 2 vers 23 (Hand. 02:23). Dezelf­de Petrus tekende op: “Wordt nuchter en waak­zaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoeken­de wie hij zal verslinden” 1 Petrus 5 vers 8 (1 Petr. 05:08).

Jezus noemde de satan ‘de moordenaar van den beginne’, moordenaar van alle natuurlijk en geeste­lijk leven Johannes 8 vers 44 (Joh. 08:44).

Enkele voorbeelden: In Genesis 4 lezen we hoe Kain zijn broer Abel dood­de. En in Matthéüs 2 het gruwelijke verhaal van de kindermoord in Bethlehem. Je vraagt je in gemoede af hoe men nog langer voorbij kan gaan aan deze Bijbelse notities. Er mag immers geen enkele twijfel bestaan over het feit dat de duivel debet is aan al­le kwaad, ongeluk, zonde, ziekte en dood. Satan is de verwekker, hij alleen.

Het is dan ook onbegrijpe­lijk dat de oud-hoogleraar zendingswetenschap, professor J. Verkuyl, van een beweging als ‘New Age’, die zoveel duister­nis in zich draagt, op een congres in Utrecht kon zeggen (ik las dat in ‘Trouw’): ‘De neiging om in de opkomst van de­ze beweging het werk van de duivel te zien, is over­dreven’. De zendingsman Paulus zou zeggen: “Zij volgen dwaalgeesten en leringen (een beweging van) boze geesten” 1 Timoteüs 4 vers 1 (1 Tim. 4:1). Zolang de mens niet erkent dat sa­tan de enige verleider is, blijft hij in die zin werk­tuig van de boze.

Hoewel de satan de ver­oorzaker is van alle on­gerechtigheid, blijft de mens te allen tijde ver­antwoordelijk voor zijn eigen daden. Niemand kan zich verschuilen ach­ter de rug van satan. Het ‘ich habe es nicht gewuszt’ gaat nimmer op. Je maakt immers zelf uit naar wiens stem je luis­tert. “Ontwaakt, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten” Efeze 5 vers 14 (Ef. 05:14). Het Woord van God is duidelijk en klaar.

Geen reden om beangst te zijn

Satan en zijn werkers kunnen ons lichaam do­den. Jezus erkent dat volmondig. Hij ziet dat wetteloze handen dat ook met Hem zullen doen Lucas 18 vers 33  (Luc. 18:33). Johannes de Doper was al eerder gedood. Stephanus en Jakobus zouden spoedig volgen en na hen ontelba­re martelaren, gelijk men voordien de profeten om­bracht . Vooral mensen als de schijnvromen zijn daar altijd sterk in Matteüs 23 vers 29 tot en met 39 (Matt. 23:29-39).

Satan – de overste van deze wereld – heeft dus die macht. Het gevaar is daarom niet denkbeeldig dat wij ons door doods- machten laten beangstigen en intimideren. Welnu, zegt Jezus, daar is geen enkele reden toe. Kort en bondig zegt de Heer: “Vreest hen niet, die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen”.

Een predikant wiens kind van twee jaar uit het raam viel en dat kind le­venloos in zijn handen hield, schreef in zijn kerkblad: ‘Het viel uit het raam, het viel in Gods hand. Hij had het woord van Jezus goed begrepen. Deze man gaf er blijk van veel geestelijk inzicht te bezitten.

De duivel kan ons doden, maar wat dan nog?, zegt Jezus eigenlijk. Daarna kan satan niets meer doen. Wij moeten goed weten dat Christus de overheden en machten heeft ontwapend. Dat de Heer ze openlijk heeft tentoongesteld en over hen heeft gezege­vierd Kolossenzen 2 vers 15 (Kol. 02:15). En dat Hij, bij de voltooiing van zijn bediening op aarde, heeft gezegd: “Mij is ge­geven alle macht in de hemel “en op de aarde” (Matt. 28:18). Christus heeft de satan de sleutels van de dood en het dodenrijk afgenomen Openbaring 1 vers 18 (Openb. 01:18).

Minder dan een nietswaardige  

Al vallen er (nog) doden, satan is niets. Hij is ver­geleken met onze Heer niets, totaal niets, on­danks al het gruwelijk ge­weld dat hij in de wereld aanricht. Hij is minder dan een Belialsman. In de Bijbel is dat een niets­waardige 1 Koningen 21 vers 10 en 13 (1 Kon. 21:10 en 13). Satan is dus minder dan een nietswaardige. Het Hebreeuwse grond­woord leert dat de duivel geen opkomst en geen toekomst heeft, ondanks dat hij zich hoog verheft en zich steeds groter pro­beert voor te doen. Hij is en blijft een ongehoorzame en gevallen engel.

Jaren geleden schreef Billy Graham het mooie boekje: ‘Leven zonder vrees’. De Heer bedoelt inderdaad dat wij een le­ven zonder vrees zullen hebben. Een leven waar­in geen plaats (meer) is voor de intimidatie van de boze.

Vrees blijkt een machtig wapen te zijn in de han­den van de duivel. De boze geesten sidderen zelfs van vrees. Geen wonder dus dat zij dat­zelfde klimaat over de mensheid proberen te brengen Jakobus 2 vers 19 (Jak. 02:19). De machten hebben geen toekomst. Als een kla­roenstoot klinkt het daar­om telkens in de Bijbel: Wees niet bevreesd! Het is een machtswoord van God.

Wanneer men uit zijn huis Jaïrus komt zeggen: “Uw dochter is gestorven; waarom valt gij de Mees­ter nog lastig?” is het antwoord van Jezus: “Wees niet bevreesd, geloof alleen”. Want Hij – Jezus – luisterde niet naar wat gezegd werd, lezen we in Markus 5 vers 35 en 36 (Mark. 05:35-36).

We leren hieruit dat een goed geestelijk inzicht in allerlei moeilijke situaties ons geweldig kan helpen. Jezus had geestelijk in­zicht om de situatie mees­ter te blijven. Het lied: ‘Vrees niet, geloof alleen’, moeten we maar niet uit onze liedbundels schrap­pen .

Een goed en nieuwe gebod in onze tijd, waarin zo­veel gevreesd wordt, zou kunnen zijn: Gij zult niet vrezen. Wij mogen onze harten neigen tot (of: in geloof richten op) de liefde Gods en tot de vol­harding van Christus 2 Thessalonicenzen 3 vers 5 (2 Thess. 03:05). In die lief­de is geen vrees. De vol­maakte liefde drijft im­mers de vrees uit en is daarom een doeltreffend wapen tegen het brute geweld van de boze 1 Johannes 4 vers 18 (1 Joh. 04:18). Gelijk Jezus worden wij verhoord uit onze angst Hebreeën 5 vers 7 (Heb. 05:07).

Lofprijzing en aanbidding

Christus had nóg een heel bijzonder antwoord op de vrees waarmee sa­tan Hem aanviel. Kort voor zijn lijden sprak de Heer: “Ik moet gedoopt worden met een doop (van het lijden) en hoe beklemt het Mij, totdat het vol­bracht is” Lucas 12 vers 50 (Luc. 12:50). Maar als dat moment zeer nabij is, zingt Hij in de nacht dat Hij verraden en overgeleverd wordt de lofzang, het grote hallel, de Psalmen 113 tot 118 Matteüs 26 vers 30 (Matth. 26:30). Ondanks alle bedreiging heeft Jezus een loflied in zijn hart. Hij weet: satan komt en vindt bij Mij niets. Vanwege de vreug­de, die voor Hem lag, heeft de Heer het kruis op Zich genomen en de tegenspraak van de zon­daren tegen Zich verdra­gen Hebreeën 12 vers 2 en 3 (Heb. 12:02-03).

Het is geen toevalligheid dat lofprijzing en aanbid­ding in de gemeente in onze tijd overal toenemen. Ik denk dat God ons in de eindtijd dit kostelijke en uiterst belangrijke wa­pen speciaal aanreikt in de strijd tegen de steeds brutaler

oprukkende  machten der duisternis.

Het troostboek voor de kerk in het laatste der dagen, de Openbaring, is vol lofprijzing en aan­bidding. De Heer zal on­ze tong meer en meer losmaken, sprak Hij in een profetie. “Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige, die was en die is en die komt”! Openbaring 4 vers 8 (Openb. 04:08).

Val voor niets en nie­mand, maar: Aanbidt hem Openbaring 22 vers 9 en 10 (Openb. 22:09-10).

Hij is waardig, Hij alleen! En satan? Hij is minder dan een Belialsman

 

Twee of drie (gedicht) door Piet Snaphaan

Waar twee of drie vergaderd zijn

tesaam in Jezus’ Naam,

daar is Hij zelf, ’t is door Zijn Geest.

Opent uw hart, dan wordt het feest,

viert het met Hem tesaam.

 

Waar Jezus in uw midden is,

is vrijheid, Hij brengt sfeer.

Een ieder mag zich zelve zijn,

dat geldt voor allen, groot en klein,

Hij is immers aller Heer?!

 

Als de opgaande zon door Wim te Dorsthorst

 

In Richteren 5 treffen wij het overwinningslied van Debora aan. Dit lied be­schrijft de overwinning op de koning van Kanaän, Jabin en zijn legeroverste Sisera. Debora besluit haar lied in vers 31 (Richt. 05:31) met de woorden: “Zo zullen omkomen al uw vijanden, o Here. Maar die Hem liefhebben zijn als de op­gaande zon in haar kracht”.

De Lutherse vertaling zegt: “Gelijk de zon die opgaat in haar volle kracht”. Zo dacht Debora over zichzelf en over al­len die deze overwinning bewerkten door hun liefde voor de Heer. En daar dit een bij uitstek profe­tisch gebeuren is voor de eindtijd, mogen we acht- slaan op dit woord.

Als het evangelie nog bedekt is

Ik geloof dat er ontstel­lend veel christenen zijn die belijden dat ze de Heer liefhebben, terwijl ze eveneens hun kleinheid en zwakheid belijden. In verschillende kerken en groeperingen spreekt men over ‘de Here liefhebben’, terwijl toch menig predi­kant de mensen altijd maar weer vertelt hoe slecht en nietig ze zijn in de ogen van de grote al­machtige God. Die mensen gaan gebukt naar de kerk, horen steeds weer dat ze tot geen enkel goed in staat zijn en gaan, nog meer bewust van hun kleinheid weer naar huis.

Hier is het evangelie van de heerlijkheid van Chris­tus nog volkomen bedekt, zoals Paulus zegt. De God dezer eeuw, de duivel, heeft deze mensen met blindheid geslagen 2 Korinthe 4 vers 4 (2 Kor. 04:04).

In de week wordt diezelf­de mens geconfronteerd met een leefwereld waarin juist de mens helemaal centraal staat, waar hij groot en machtig en be­langrijk is. God heeft daarin geen enkele plaats en het lijkt wel of de mens zichzelf tot God is. De godsdienst die hij aan­hangt lijkt dan meer een middel om hem ten aanzien van God klein te houden. Dit kan en is echter niet de bedoeling van onze en­kel goede God en Vader.

Wat zegt dit woord ons?

Om te beginnen mogen we uit dit woord van Debora lezen dat de mens God kan liefhebben. Dat wil zeggen dat hij van God kan houden. Niet in de zin om vanuit de ‘vreze des Heren’ nauwgezet te doen wat Hij gebiedt al­leen, maar ook liefde ge­voelen , dus met het hart. Hem van harte liefhebben. Alles voor Hem overheb­ben. Een verlangen heb­ben om Hem te behagen. Dit heeft dan geweldige gevolgen voor die mens, want Gods woord zegt: ‘hij zal zijn als de opgaan­de zon in haar kracht.

Probeer het je maar voor te stellen. Je ziet de zon opkomen en haar eerste stralen verdrijven de duisternis. De ochtend­nevel lost al op in de eerste warmte. Dat is al een geweldige kracht. Maar er wordt hier ge­sproken over ‘haar volle kracht’. Naarmate de zon stijgt, wordt haar heerlijkheid en kracht steeds groter, totdat het hoogste punt bereikt is. Licht, warmte, groei­kracht , alles straalt zij uit in onbeschrijflijke kracht en heerlijkheid. En daarmee vergelijkt God de mens die Hem liefheeft. Even tot ons laten door­dringen… Ik kan zijn als de opgaande zon in haar kracht, als ik de Heer liefheb. Niet een twinke­lend sterretje zonder kracht aan de nachtelijke hemel, maar als de opgaande zon in haar kracht. Het schijnt dat God er van houdt om zo af en toe zo’n stoere taal te gebrui­ken om de mens wakker te schudden.

God openbaarde Zijn liefde

Vrome geesten hebben de mens zo verleugent dat dergelijke waarheden in Gods woord nauwelijks of nooit worden opgemerkt. ‘Wie ben ik dat ik God zou kunnen liefhebben?’ ‘Ja zeg, God ziet mij al aankomen’. ‘Alsof Hij, die grote God, op mij, klein nietig mensje zit te wach­ten . ..’

Inderdaad: God wacht op de mens, zoals Jezus dat vertelde over de Vader en de verloren zoon. God verlangt er intens naar door de mens bemind te worden. Hij heeft de mens zelf geschapen in en van­uit Zijn liefde en de mens bestemd om in gemeen­schap met de Vader en met zijn Zoon, Jezus Christus, te leven 1 Johannes 1 vers 3b (1 Joh. 01:03b).

Hoe groot Zijn liefde is, heeft God op overduide­lijke wijze getoond. De apostel Johannes schrijft: “Want God is liefde. Hier­in is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon ge­zonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door. Hem. Hierin is de liefde niet, dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefge­had en zijn Zoon gezon­den heeft als een verzoe­ning voor onze zonden” 1 Johannes 4 vers 9 en 10 (1 Joh. 04:09-10).

Paulus schrijft aan de christenen te Rome: “God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is” Romeinen 5 vers 8 (Rom. 05:08).

De blijde boodschap voor alle mensen

God heeft van zijn kant, dus op ondubbelzinnige wijze bewezen dat Hij de mens hoog acht en lief­heeft . Hij gaf voor alle mensen, toen wij nog zondaren waren, zijn eniggeboren Zoon Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16). Dat had God er dus voor over. Dat is de mens Hem waard. Zijn liefde, zijn heil, zijn ge­nade is voor alle mensen. God werkt niet met uit­verkiezing in die zin, dat Hij de ene mens be­stemd heeft tot eeuwig verderf en de ander tot behoudenis. Dit is totaal vreemd aan zijn enkel goed en heilig wezen, waarvan 1 Johannes 1 vers 5 (1 Joh. 01:05) zegt: “God is en­kel licht en in Hem is in het geheel geen duis­ternis” .

Hoe zou Hij dan zulke vreselijke besluiten kun­nen nemen over onschul­dige mensen? Tegenover zulke leugengedachten klinkt het woord van Paulus als een proclamatie, als hij zegt: “God wil dat alle mensen be­houden worden en tot er­kentenis der waarheid komen” 1 Timoteüs 2 vers 4 (1 Tim. 02:04).

En die waarheid is hun eeuwige, totale behoude­nis in Jezus Christus zijn Zoon. Dat is het evange­lie, dat is de blijde bood­schap voor alle mensen Titus 2 vers 11 (Titus 2:11).

God wordt op geen enkele wijze geëerd als de mens denkt te moeten spreken van zijn kleinheid of on­waardigheid. Het is de duivel, de grote draak, de oude slang, die de mens vernedert, beschul­digt en aanklaagt en deze dingen uit laat spreken voor onze God.

Openbaring 12 leert ons dat deze aanklager, deze valse beschuldiger, deze dief en moordenaar over­wonnen en uit ge worpen moet worden door het bloed van het Lam en door het woord van ons getuigenis Openbaring 12 vers 7 tot en met 11 (Openb. 12:07-11).

(slot volgt).

 

Een nieuw begin (gedicht) Door Tea Keuper Dijk

 

U maakt een nieuw begin met ieder mens, die komt

tot U; wiens taal verstomt,

die zegt: ‘Bij Uw gezin, o God, wil ik behoren!

U bent mijn Vader, Heer,

ik leg mijn leven voor U neer.. .’

Dan ben j’ opnieuw geboren!

Zoals een kind, dat pas het levenslicht aanschouwt,

zó ben j’ aan Vader toevertrouwd,

Die van ’t begin er was.

 

Gods recht door Tea Keuper Dijk

“Elk wapen dat tegen u gesmeed wordt, zal niets uitrichten, en elke tong die zich voor het gericht tegen u keert, zult gij in het ongelijk stellen. Dit is het deel van de knechten des Heren en hun recht van Mijnentwege, luidt het woord des Heren” Jesaja 54 vers 17 (Jes. 54:17).

Wat een rijke beloften mocht Jesaja aan het volk verkondigen! Jesaja was een knecht des Heren. Hij mocht het volk oproepen om echt te léven. En leven is: zijn in de tegenwoordigheid des Heren.

In hoofdstuk 1 tot en met 39 vertelt Jesaja over de heiligheid van God. En vanaf hoofdstuk 40 predikt hij de aanstaande verlossing, roept hij op tot bekering en verkondigt hij de heilstaat. En dat is het Koninkrijk Gods. Voor een ieder, die daarin wandelt en handelt, zoals God het zegt, zijn er geweldige beloften!

Wij zullen recht ontvangen, niet zoals de wereld dat geeft, want er wordt gerommeld met recht en onrecht, goed en kwaad. Het komt door de zwakke wereldgeesten, die zonder de vervulling met Gods Geest, vaak zwichten voor geweld en onrecht. Maar Gods recht werkt anders. Vanuit Zijn erbarmen voor de schepping roept Hij zijn koningskinderen op, recht te doen, zoals Hij hen recht doet. Dit is een leerproces. En het begint hiermee, dat we de gezindheid van God hebben: Hij is heilig, liefdevol, barmhartig en rechtvaardig.

‘k Heb Uw gezindheid nodig Heer, opdat het wezen Gods in mij…

herkenbaar worde tot Uw eer:

‘k Wil voor U leven, rein en vrij!

 

De wereld van de engelen door Klaas Goverts (5)

Wie was Lucifer en waarom kwam hij ten val?

In Ezechiël 28 vers 11 tot en met 29 (Ez. 28:11-29) lezen wij over Lucifer en hoe hij ten val kwam. In dit en komende artikelen willen wij ons daarmee bezig houden, waarbij wij ook andere Bijbelgedeelten willen citeren. Om wat meer zicht te krijgen op de engelenwereld, eerst nog wat opmerkingen vooraf.

De profeten hebben, in wat wij het oude testament noemen, gesproken over de volkeren. Lees bijvoorbeeld Jesaja 13 tot en met 23 en Ezechiël 25 tot en met 32. Ook Jeremia krijgt een opdracht voor de volkerenwereld. Dit heeft betekenis voor de gemeente. Zoals een profeet ging spreken over de volkerenwereld, zo ook heeft de gemeente de opdracht om haar getuigenis te spreken over de volkeren. Dit heeft ook te maken met de engelen. In ons vorig artikel hebben we reeds opgemerkt dat de gemeente de startbasis is voor de engelen. De engelen zullen vanuit de gemeente uitgaan over de volkerenwereld. Vanuit de gemeente worden de engelen in beweging gezet. En wat gaan zij doen? Ze gaan boven de volkerenwereld de duisternis verdrijven.

Paulus zegt dat we te strijden hebben tegen de wereldbeheersers dezer duisternis. Het zijn de beheersers van verschillende landen en volkeren. Zij zitten achter de aardse regeringen. Als Paulus de hele wapenrusting heeft beschreven, zegt hij in Efeziërs 6 vers 19(Ef. 06:19): “Bidt ook voor mij, opdat mij bij het openen van mijn mond vrijmoedigheid geschonken worde om het geheimenis bekend te maken”. Dit is eigenlijk de spits van de hele wapenrusting.

De wapenrusting is voor de gemeente

Ik geloof dat we de wapenrusting teveel individualistisch gezien hebben. De wapenrusting is bedoeld voor de gemeente. Alles staat hier geschreven in de gebiedende wijs en in het meervoud. Als de gemeente bekleed wordt met de wapenrusting Gods – de wapenrusting die God zelf draagt – is het doel daarvan dat het geheimenis bekend gaat worden: dat de duisternis boven de volkeren verdreven wordt, zodat het evangelie voortgang kan hebben.

Jesaja 59 vanaf vers 16 (Jes. 59:16 vv) is in dit verband een uniek gedeelte en het bestuderen waard: “Hij (God) zag, dat er niemand was, en Hij ontzette Zich, omdat niemand tussenbeide trad. Toen bracht zijn arm Hem hulp en zijn gerechtigheid ondersteunde Hem. Hij bekleedde Zich met gerechtigheid als met een pantser en de helm des heils was op zijn hoofd”. Er staat dat God Zich bekleedde met de wapenrusting omdat er niemand tussenbeide trad. Bij gebrek aan strijders heeft Gód de wapenrusting aangetrokken. Dit heeft te maken met het feit dat Zijn Naam bekend gaat worden over de gehele aarde.

In Jesaja 59 vers 19b (Jes. 59:19b) lezen wij: “Als de vijand komt gelijk een stroom, zal de Geest des Heren de banier tegen hem opheffen” (Statenvertaling). Door het profetische woord wordt er boven de volkerenwereld iets op gang gebracht. De engelen gaan in opmars en de duisternis wijkt achteruit. Ik geloof dat God juist daarom de opdracht heeft gegeven aan de profeten om over de volkeren te profeteren. God heeft een plan met de volkerenwereld. Dat gaan we in komende artikelen verder uit werken.

Wie is de vorst van Tyrus?

Dan gaan wij nu naar Ezechiël 28 waar wij lezen over de vorst van Tyrus. Deze vorst van Tyrus is een beeld van de engelvorst, die erachter zit. Je hebt vorsten op aarde en vorsten in de hemelen. Tyrus is ook vaak beeld van het antichristelijke rijk. Tyrus betekent ‘rots’, in het Hebreeuws staat er ’tsor’. God is de eeuwige Rots en Tyrus de antirots. Tyrus was vanouds een handelsstad, gelegen op een schiereiland was het een stad die de zee beheerste, een onneembare vesting.

In vers 11 en 12a (Ez. 28:11-12) lezen wij: “Het woord des Heren kwam tot mij (Ezechiël): Mensenkind, hef een klaaglied aan over de koning van Tyrus en zeg tot hem: zo zegt de Here Here:…” Ezechiël wordt hier aangesproken met ‘mensenkind’, oftewel ‘zoon des mensen’. Hij is als het ware de modelmens, het prototype van het ware menszijn.

Hij begint met tot de koning van Tyrus te zeggen: “Volmaakt zijt gij van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon” (vs. 12b). Het woord ‘gestalte’ komt tweemaal voor in de Bijbel, beide keren in Ezechiël 28 vers 12 en Ezechiël 43 vers 10 (Ez. 28:12 en Ez. 43:10). Het woord ‘volmaakt’ kun je in deze tekst nog anders vertalen. Zo zegt de Statenvertaling: “Gij zijt de verzegelaar van de som, of kapitaal”. Je gaat iets verstaan over de oorspronkelijke taak van Lucifer. Voor zijn val was hij de verzegelaar van het kapitaal, of verzegelaar van het model. God had een bepaald model, een maquette van zijn plan, een blauwdruk. Hetgeen God zou gaan scheppen was als gedachte bij Hem aanwezig. God heeft tegen de hoogstaande engel Lucifer gezegd: ‘Jij moet dit model verzegelen’. Lucifer was de ‘schatbewaarder’ van het kapitaal van God. Hij had opdracht om het oorspronkelijke plan van God te beschermen, te bewaren, te verzegelen. Ook Daniël moest bepaalde geheimenissen van God verzegelen. Het punt bij Lucifer was dat hij bepaalde gedachten van God kende. Uit vers 16 blijkt dat Lucifer handel is gaan drijven met lui kapitaal. Met andere woorden: hij is het kapitaal, dat hij van God gekregen had, gaan gebruiken ten eigen bate. Hij kon dit doen omdat God hem zoveel had toevertrouwd.

Lucifer had een priesterlijke taak

Uit vers 13 blijkt dat oorspronkelijk Lucifer een priesterlijke taak had. Wij lezen daar namelijk: “In Eden waart gij, Gods hof; allerhande edelgesteente overdekte u: rode jaspis, chrysoliet en prasem, turkoois, chrysopraas en nefriet, lazuursteen, hematiet en malachiet. Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat en aan u vastgehecht; toen gij geschapen werdt, waren zij gereed”. Er worden negen soorten edelsteen genoemd. Het is frappant dat dezelfde soorten in Exodus 20 worden genoemd bij de hogepriester. Wat Lucifer als uitrusting draagt, wordt later de uitrusting van de hogepriester.

Het is niet erg duidelijk wat speciaal bedoeld wordt met ‘gevat’ en ‘vastgehecht’. De Statenvertaling zegt: “Het werk uwer trommelen en uwer pijpen was bij u…”, terwijl Engelse vertalingen – onder andere de King James – zeggen: “Het werkmanschap van uw tamboerijnen en pijpen was in u geprepareerd op de dag dat gij geschapen werd”. Als je hierover doordenkt, kom je tot de slotsom dat Lucifer oorspronkelijk een musicus is geweest. Hij was toegerust met muziekinstrumenten. Tamboerijnen kom je later op heel strategische momenten tegen. Als het volk Israël door de Rode Zee getrokken is, neemt Mirjam de tamboerijn ter hand. Alle vrouwen gaan met de tamboerijnen achter haar aan.

Nog enkele unieke teksten waarin de tamboerijn een rol speelt: In Jesaja 30 lezen we over de strijd tegen Assur (een prachtig beeld van de eindstrijd’). Vers 32 (Jes. 30:32) zegt dan: “En elke slag van de dreigende stok, die de Here daarop zal doen neerkomen, zal worden toegebracht bij tamboerijnen en citerspel, en met strijdbaar geheven arm zal Hij hen bestrijden”, dit gedeelte begint in vers 27 met de naam des Heren, die van verre komt. Vers 29 zegt: “Bij u zullen klinken liederen in de nacht, waarin men zich wijdt voor een feest”. Verder wordt het helemaal beschreven als een paasnacht, een pascha. De tamboerijn is hét instrument van de overwinning des Heren.

Verder denken we nog aan Psalm 68 vers 25 tot en met 27 (Ps. 068:025-027), waarin wij lezen: “Men ziet uw feeststoet, o God, de feeststoet van mijn God, mijn Koning in het heiligdom. Voorop gaan zangers, daarachter snarenspelers, in het midden jonkvrouwen, die de tamboerijn slaan. In koren prijzen zij God…” De Statenvertaling spreekt over ’trommelende maagden’. Een schitterend beeld van de zegetocht van de gemeente!

Als we bedenken dat Lucifer oorspronkelijk was toegerust met tamboerijnen en pijpen, (of fluiten) zien we dat hij een priestertaak én een muzikale functie had. Maar we kunnen nóg een stapje verder gaan. Lucifer wordt ook genoemd: ‘morgenster’. Lucifer betekent ‘lichtdrager’. Het hele koor van morgensterren juichte, toen God de fundamenten der aarde legde (Job 38:07). De conclusie is dat Lucifer de koordirigent is geweest. Hij was de hoogste morgenster. Lucifer heeft oorspronkelijk de ‘aanbidding’ geleid. Als Lucifer ten val komt, stort bij wijze van spreken de aanbidding in elkaar. De engelen zitten zonder koorleider.

Lucifer leidde de aanbidding

Een ander punt is dat Lucifer het principe van de aanbidding meeneemt in zijn val. Je kunt nu begrijpen waarom in de heidense godsdiensten zoveel muziek voorkomt. Geestenaanbidder kunnen de hele nacht ermee doorgaan, De duivel heeft er enorm belang bij om de muziek in de demonische sfeer te trekken. Hij kent van huis uit het geheimenis van de aanbidding en de geestelijke kracht ervan. Vandaar dat hij het zó hanteert. Toen Jezus in de woestijn werd verzocht, was de meest sterke verzoeking: ‘Aanbid mij, dan zal ik U de koninkrijken der aarde geven’. Hier komt het oorspronkelijke principe weer tevoorschijn. De duivel blijft nog steeds op hetzelfde aambeeld hameren. Hij weet: ‘Als ik Jezus in deze val kan meekrijgen, dan héb ik Hem’.

De hele geestelijke wereld is eigenlijk gebaseerd op het principe van de aanbidding. Het boek Openbaring gaat over de ‘aanbidding van het Lam’ of over de ‘aanbidding van het beest’. Jezus pareert – als de volmaakte mens – de verzoeking van de duivel met de woorden: “De Here uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen”. Hiermee maakt Jezus het principe van Lucifer krachteloos. Juist als Hij de verzoeking afwijst, ligt de weg open, zodat Hij alle volken in bezit zal krijgen; juist dan zullen alle volkeren tot Hem komen.