Levend geloof 1993.03 nr. 346

Schatten in de hemel door Gert Jan Doornink

“Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch moet noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken en stelen. Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn” (Matt. 06:19-21).

Waar verzamelen wij onze schatten?

Bij alle verschillen die er soms nog zijn met betrekking tot de interpretatie van het evangelie, is één ding overduidelijk en niet voor misverstand vatbaar: de uitspraken die Jezus deed waren altijd heel radicaal en kenden geen compromis. Het was bij Jezus altijd: vóór of tegen, wit of zwart, licht of duisternis, waarheid of leugen, positief of negatief.

Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit de woorden die Hij uitsprak tijdens zijn eerste grote rede op de berg over het verzamelen van schatten op aarde of in de hemel. Wat bedoelt Jezus daarmee?

Verzamelen duidt op bijeenbrengen, sparen, bezig zijn. Het heeft hier zeker niet de betekenis van een hobby waar je in je vrije tijd mee bezig bent. ‘Het hart’, de diepste kern van ons bestaan, is er volledig bij betrokken.

Jezus geeft hier aan dat je hart óf betrokken is bij de aardse, voorbijgaande dingen, óf bij de hemelse, eeuwige dingen. En Jezus geeft óók aan wat het belangrijkste is, waarom het werkelijk gaat!

Zolang de mens nog onder de invloedssfeer van de vorst der duisternis leeft, staan de aards# zaken nummer één, maar zodra de mens een ‘nieuwe schepping in Christus’ is geworden, weet hij dat het primair gaat om de hemelse zaken.

Het is Gods bedoeling dat wij ons dat steeds weer realiseren, want de nieuwe mens in Christus heeft de keuzemogelijkheid en zal steeds opnieuw de goede keuze behoren te maken: vóór het Koninkrijk van God en tégen het rijk der duisternis!

Hebben wij onze geestelijke plaats ingenomen?

Vanuit onze hoge positie -we zijn immers met Christus geplaatst in de hemelse gewesten- kunnen wij terugschakelen of vooruit schakelen, om dit beeld even te gebruiken. Wie terugschakelt valt weer op de aarde met alle negatieve gevolgen van dien. Hij kan dan nog wel godsdienstig bezig zijn en zelfs zeer actief, maar het is een ‘verzamelen van schatten op aarde’. De uiteindelijke gevolgen zijn bijzonder negatief, laat Jezus ons zien. (Denk ook aan de gelijkenis van de ‘rijke dwaas’ uit Lucas 12).

Nu zijn er ook veel christenen die nog nooit hun plaats met Christus hebben ingenomen in de hemelse gewesten. Zij kunnen daarom ook niet terugvallen, want zij leven al op aards niveau.

De duivel is op twee fronten zeer actief: hij probeert dat wij onze plaats in de hemelse gewesten loslaten, óf hij probeert dat we deze plaats niet in zullen nemen. Geen wonder dat hij zich dag en nacht inzet voor dat doel. Hij is immers zelf een gevallen engel. Als aartsengel Lucifer (lichtdrager) had hij eens een belangrijke positie bij de troon God. Maar hij kwam door hoogmoed ten val.

Gelukkig weten wij dat God Zijn schepping niet losliet en uiteindelijk zal zijn totale afgang plaatsvinden, zoals dat beschreven staat in het laatste Bijbelboek. Ondertussen leeft en functioneert de gemeente van Christus in een ‘overgangstijd’. Na de komst van Jezus (die Hem reeds volkomen overwon en daardoor onze Verlosser èn ons Voorbeeld is) en na de ‘uitstorting’ van Gods Geest, maar vóór de eindvoltooiing aller dingen.

Er moet nog heel wat gebeuren, laat Gods Woord ons zien. Laten we niet in de fout gaan door alles vast te gaan leggen: zó gaat het allemaal gebeuren. Hele boekenkasten zijn al volgeschreven met allerlei theorieën over de eindtijd, maar dan op aards niveau. Alleen wie geestelijk leert denken en leven laat zich niet beïnvloeden of afremmen door de vele aardsgerichte leringen. Hij houdt het einddoel -de volkomenheid in Christus- in het vizier en is daardoor bezig ‘schatten te verzamelen in de hemel’.

Ook gaat hij op deze weg steeds meer ontdekken van Gods volle heerlijkheid, die Hij in Zijn grote liefde wil delen met allen die Hem met een waarachtig hart willen dienen. En wat is er nu heerlijker dan op déze wijze rijk te worden? Het is een dagelijks aanwezige intense blijdschap die dan ons hart vervult. Temidden van alle omstandigheden en felle aanvallen uit het rijk der duisternis kunnen wij standhouden, want ons geestelijk huis is niet op het zand gebouwd, maar op de rots.

Onze schat is verankerd in de hemel. Daar is ook ons hart en daardoor zijn we voor eeuwig rijk in God.

 

Beloften voor Sion door Tea Keuper Dijk

“Want uw schepper zal uw ‘echtgenoot’ zijn. Here van de hemelse legers is Zijn naam; Hij is uw verlosser, de Heilige van Israël, de God van de hele aarde” (Jes. 54:05, vert. Het Boek).

In Jesaja staan zulke rijke beloften voor het volk van God, dat in Sion woont. Dit volk zijn door alle eeuwen heen de mensen, die God als hun Heer erkennen en Zijn plan met de wereld. Hen, die Zijn keuze tot hun keuze maken. Kinderen van God vormen een heilige natie, een volk dat Gods eigendom is.

Onze schepper God wil onze echtgenoot zijn, Degene met wie wij alles kunnen delen. Omdat God Geest is, betreft het hier iets van onze geest. God, door Zijn Geest samen met onze geest.

Scheiding kwam door zonde. Toen Jezus aan het kruis onze zonden droeg, was Hij hierdoor van God verlaten, onder de vreselijke vloek van de zonde. Zijn gemeenschap met God moest in die uren verbroken worden. Denkt u zich dat eens in; wat een lijdensweg voor onze Jezus, die geen zonden deed, die geen compromissen sloot. Toen Jezus uiteindelijk kon uitroepen: ‘Vader, in Uw handen beveel Ik mijn geest’, was de overwinning behaald. Het offer gebracht, door gehoorzaamheid aan de Vader, gerechtigheid geschied, door liefde jegens ons.

Wij mogen ons ‘verlosten des Heren’ weten, als wij naar Sion komen en daar onze woonplaats kiezen, onder Gods bescherming. Er zullen aanvallen zijn vanuit het rijk der duisternis, maar God geeft ons de verzekering dat we niet bang behoeven te zijn; verschrikking zal tot ons niet naderen. Wie ons aanvalt zal óver ons vallen (vs.15).

Ik heb Sion als mijn geestelijke woonplaats gekozen. Daar mag ik samen met de Heer een huis bouwen en een lofgewaad weven, tot eer van Zijn Naam en tot verbreiding van Zijn Rijk! (Lees ook hierover Psalm 87, Sion de stad der volken).

 

In het Sion Gods (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Ik wil U danken voor Uw schuilplaats, Heer,
de stad, waarin ik bij U, God, mag wonen!

Waar U mij leert de vijand te onttronen:
geen rouw, geen angst, en onderdrukking meer.

 

Mijn Heer en God, U neemt mij bij de hand
en leidt mij door het vuur, ’t zal mij niet deren,
omdat Uw heiligheid alleen dót zal verteren,
waarmee Uw vijand mij heeft aangerand!

 

Ik mag gaan staan, U richt Uw kind’ren op,
die naar Uw wil en in Uw waarheid wand’len.

U leert mij als verloste denken, hand’len,
opent Uw hart, waaraan ‘k vrijmoedig klop!

Tea Keuper-Dijk

 

Gebed en gemeentegroei door Henk Annotee

Wat hebben het gebed en de groei van de gemeente met elkaar te maken? In dit artikel worden enkele aspecten van dit onderwerp behandeld, om vervolgens tot de conclusie te komen dat gebed en gemeentegroei niet los van elkaar mogen worden gezien, (-red.)

Wat is gebed?

Er zijn verschillende redenen die mensen bewegen tot gebed. Er is bijvoorbeeld een gebed waarin je alleen maar tegen God aanpraat en Hem degradeert tot praatpaal. Dan is er van luisteren geen sprake.

Soms bidden mensen om persoonlijke verlangens ingevuld te krijgen. In dat geval wordt er een verlanglijstje aangeboden met het verzoek om honorering.

Ook zijn er mensen die alleen de noodzaak van bidden inzien bij grote nood, bijvoorbeeld een ernstige ziekte. Zij beschouwen God als een soort S.O.S., een oproepbare hulpdienst bij rampen.

Wat is gebed dan wel? In het gebed wordt een relatie onderhouden tussen Maker en het gemaakte. Schepper en het geschapene. Vader en kind! Gebed is dus het onderhoud van een relatie. Gebed is luisteren en beluisterd worden. Gebed is vragen en bevraagd worden. Gebed is hulp verwachten en een hulp kunnen zijn.

Voorwaarde en verhoring

Hoe bidden we? Er gaat een belangrijke voorwaarde vooraf aan bidden. Dat is dat wij de Vader kennen. Wij kunnen alleen, op de juiste manier bidden als we naar de wil van de Vader bidden, anders heeft ons bidden geen zin.

En om de wil van de Vader te kennen moeten we heel dicht bij Hem leven, net als Jezus. Zo dichtbij dat wij kunnen horen wat Hij zegt en kunnen zien wat Hij doet.

Hoe zit het met de verhoring? Maakt iedere christen wonderen van genezing mee in geest, ziel of lichaam? Ja en nee. Er zijn wel degelijk wonderen in de levens van christenen, maar ze worden nog niet altijd opgemerkt. Men zit nog vaak zo dicht voor de geestelijke realiteit. Toch geeft God in Zijn grote genade wonderen van genezing in ons midden.

Eén van de kenmerken van kinderen Gods is dat ze door geloof, verwachting en vertrouwen ontvangen wat ze geloven. Ik ben er van overtuigd dat gebedsverhoring voor ieder werkelijk kind van God een realiteit is. Is er geloof, is er vertrouwen, gevolgd door gebed, dan is er ook verhoring!

Tweeërlei groei

Voordat we nu wat aspecten van de groei willen belichten, eerst een definitie van het begrip

‘gemeente!. Want wat is een gemeente. Een gemeente is een groep mensen die absoluut veilig bij elkaar thuis kunnen komen. Bij elkaar in het hart kunnen kijken. Elkaar troosten en bemoedigen, met elkaar de verdere openbaring van God zoeken.

Bij groei denk ik als eerste aan geestelijke groei van ieder kind van God persoonlijk. Daarbij groeien we uit naar het instaat zijn van alle goed werk.

In het paradijs is aan deze opdracht nog niet voldaan: de schepping bewaren en onderhouden. Daar hebben mensen hun eerste onschuldige liefde verloren. Het is aan ons om die liefde terug te vinden en dankzij Jezus zullen wij onze plaats in het Koninkrijk van God weer vinden.

Daarbij zullen we de strijd niet moeten schuwen. Een strijd niet tegen God of tegen mensen, maar tegen gevallen engelen (Ef. 06:12). Bij dit alles zullen wij leren om scheiding te maken tussen het Koninkrijk van God en dat van satan. Deze strijd gaat ook mede onze groei bepalen.

Daarmee bezig zijnde mogen wij dan ook nog werken aan groei in aantallen van mensen. De ervaring leert evenwel dat christenen die oppervlakkig leven, een grote waarde hechten aan groei in aantallen van mensen.

Toch mag ook dat belangrijk zijn, want als wij echt eerst geestelijk groeien, dan komt er een dag dat dit gezien en gemerkt gaat worden en dat mensen dat willen navolgen. Want het evangelie is niet voorbehouden aan een selecte groep mensen. Het evangelie is voor iedereen! Wat staat er in Timótheüs?: “Ik vraag je dringend het woord van God door te geven als je daar de kans voor krijgt!”

Het verschil met vroeger

In het Oude Testament gaf God de Israëlieten geen opdracht tot zending. Nergens lees je de opdracht om de bewoners van Kanaän op te roepen tot bekering. Nee, het was zelfs verboden om met ze in zee te gaan.

De opdracht die ze kregen was om land te veroveren, want het vee zou moeten eten en het gewas zou moeten kunnen groeien. Verder was er alleen een in stand houden van het volk zelf en de natuurlijke aanwas daarvan.

In onze gemeenten kan iemand ook alleen maar komen door geboorte (opnieuw geboren worden) en moet er genoeg voedsel zijn (Woord van God).

In het Nieuwe Testament komt daar verandering in en het is Jezus

zelf die ons daartoe oproept. Hij geeft als eerste het sein tot gemeentegroei: “Gaat heen en maak al de volken tot Mijn discipelen… (Matt. 28:19).

Waarom gebed en gemeentegroei bij elkaar horen

Waarom de koppeling gebed en gemeentegroei? Omdat om tot groei te komen gebed nodig is. Anders geformuleerd: als er geen gebed is, dan is er ook geen groei. Een gemeente die wil groeien zal in meerdere opzichten op weg moeten gaan. Onderweg ontdekken we eerst de noodzaak van het gebed, daarna verklaren we ons bereid tot de strijd en tenslotte blijkt dat uit te werken in groei.

Elke gemeente kan rekenen op tegenwerking bij het in stand houden van de gemeente. Werkelijk oorlog zal er dus komen als er zelfs maar aan uitbreiding gedacht wordt. Zijn we er klaar voor? Laten we zorgvuldig en wijs te werk gaan en duidelijk zijn, zodat er geen twijfel kan bestaan aan onze bedoelingen.

Dan volgt er op de opdracht van Jezus ook een belofte, namelijk: “Zie, Ik ben met u, al de dagen…” (vs.20). “Ik ben met u”, betekent dat het goed zal gaan.

Iedere gemeente heeft groei als doel. Anders zullen niet alle volken bereikt kunnen worden.

Gehoorzaamheid aan de opdracht van Jezus zal ons aansporen tot actie. Geld en goederen spelen daarbij geen echte rol, wel hoop en verwachting!

Laat iedereen zich dus inzetten en doen wat en waar we maar kunnen.

Daarbij mogen we de overtuiging hebben dat we met een goed werk begonnen zijn en dat de Heer het zelf zal volmaken!

 

Persoonlijk… door redactie

In dit nummer treft u het laatste deel aan van de bijbelstudieserie over ‘De Gemeente in de eindtijd’, gebaseerd op het boek Openbaring. In 14 afleveringen probeerde Jan Kees Roose antwoord te geven op de vele vragen rondom dit onderwerp en speciaal over het laatste Bijbelboek. Naar onze mening is hij hierin volledig geslaagd en we zijn dan ook dankbaar dat wij deze serie, konden publiceren.

Uiteraard zal ook in de toekomst het boek Openbaring nog veelvuldig aan de orde komen in “Levend Geloof’, want we leven in een tijd waarin wij door Gods genade steeds meer geestelijk licht, op verschillende dingen die nu nog ‘verborgen’ zijn, ontvangen. En dat willen wij met blijdschap en in gehoorzaamheid doorgeven.

Wat het boek Openbaring betreft verwijzen wij ook nog even naar de eerder verschenen serie artikelen van Klaas Goverts, die later werd uitgegeven in een drietal brochures die nog steeds verkrijgbaar zijn (zie blz. 32).

 

De geestelijke oorlog door Wim te Dorsthorst

Dat er nog nooit zoveel oorlog gevoerd is als in deze tijd, zal niemand ontkennen. Hoe weinigen beseffen echter, dat er vanaf de zondeval een enorme geestelijke oorlog woedt, die in het einde der tijden zijn hoogtepunt zal vinden en beslist zal worden in het ‘dal der beslissing’ (Joël 03:14). Of wat Johannes noemt in Openbaring 16 vers 16 (Openb. 16:16): ‘Harmagedon’.

Alle strijd en oorlog in de zichtbare wereld is de afspiegeling van de geestelijke oorlog in de hemelse gewesten. Wat de vijand voor ogen heeft in deze geestelijke oorlog is, zoals wij in Daniël 7 vers 25 (Dan. 07:25) kunnen lezen, ‘om de heiligen des Allerhoogsten te gronde te richten’.

De grootste misleiding van de duivel is, dat hij zelfs in de kerken, waar men zich toch christen noemt, bewerkt dat zijn bestaan als een fabel uit de middeleeuwen beschouwd moet worden. In de New-Age beweging heet het dat de duivel een uitvinding van de christenen is.

De gedachten van satan kennen

Toch zijn het juist de ware christenen, -bekeerd, gedoopt en vervuld met de heilige Geest-, die inzicht hebben in de geestelijke wereld. En die ook begrijpen dat der gelijke uitspraken nu juist door de grote misleider -de duivel zelf- geïnspireerd zijn.

Ook dit volk van God echter zal voortdurend verleid worden te geloven dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen. Maar de Bijbel is heel duidelijk en roept op tot voortdurende waakzaamheid, om nuchter te zijn, omdat de duivel rondgaat als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden (1 Petr. 05:08). Maar zeker ook omdat de satan zich voordoet als een engel des lichts (2 Kor. 11:14).

Het wordt de hoogste tijd dat het volk van God het bestaan en de werkingen van de duivel met zijn legers demonen serieus gaat nemen. En dan niet om, zoals sommigen in de gemeente van Thyatira, de diepten van satan te leren kennen, want dat is uit de geest van Izébel, maar om zich te kunnen wapenen tegen de verleidingen en listen van de duivel (Openb. 02:20-24). Zijn gedachten, bedoelingen en werkwijzen hoeven niet langer onbekend te zijn (naar 2 Kor. 02:11).

De duivel ontmaskerd

In de dagen van het Oude Verbond werkte de duivel ook, maar het was voor de meesten een verborgenheid.

Pas in het Nieuwe Testament zien we de ontmaskering van de duivel en zijn boze geesten. Jezus heeft ze het masker afgerukt en ze als de veroorzakers van alle kwaad, ziekte, onheil, haat en geweld openlijk tentoongesteld. Hij heeft over ze gezegevierd.

Niet alleen aan het kruis, maar tijdens Zijn hele bediening op aarde. Petrus vat het in Handelingen 10 vers 39 (Hand. 10:39) zo samen: “Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren, want God was met Hem”.

Tot ons onderricht geschreven

Toch zijn al de geschiedenissen, verhalen en gebeurtenissen in het Oude Testament ook tot ons voorbeeld, onderricht en waarschuwing opgeschreven, zegt Paulus. Over ons, over wie ‘het einde der eeuwen’ gekomen is (Rom. 15:04; 1 Kor. 10:11). En juist wat die geestelijke oorlog betreft, is hetgeen dat oude volk overkomen is, een duidelijke illustratie van wat God met het ware Israël Gods bedoelt.

Als wij het verhaal lezen hoe het volk Israël in Egypte in slavernij werd gehouden en zelfs uitgeroeid dreigde te worden, dan weten wij dat het voor ons nu niets meer te maken heeft met het land Egypte in het Midden-Oosten.

Uit het slavenhuis verlost

Egypte is een beeld van het rijk van satan die alle mensen gevangen houdt. Micha 6 vers 4 (Micha 06:04) zegt zo typerend: “Immers heb Ik u gevoerd uit het land Egypte en uit het slavenhuis heb Ik u verlost”.

De duivel heeft de mensen die van God zijn en die hij als een beschuttende cherub had moeten dienen en beschermen, geroofd en allen in zijn slavenhuis gebracht (Ez. 28:14; Joh. 10:10a).

God heeft ook ons nu uit dit slavenhuis Egypte verlost, uit de macht der duisternis, en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde (Kol. 01:13).

In het einde der tijden zal de hele wereld uit dat slavenhuis verlost worden onder grote wonderen en tekenen van Jezus Christus en zijn gemeente (Openb. 15:05; Openb. 16:21).

God en de afgoden

Eenmaal verlost uit Egypte zou je denken dat het met dat volk Israël verder wel zonder moeite zal verlopen. Niets is echter minder waar. Vanaf nu is het een volk dat gehaat wordt en door alle volken, stammen en natiën voortdurend bedreigd en onderdrukt en zo mogelijk wordt uitgeroeid.

Wat we vooral zien is dat Israël altijd weer verleid werd hun knieën te buigen voor de góden van de volken die rondom hen waren. Het lijkt in de Bijbel wel een gevecht tussen God en de afgoden. Het volk ging hierin soms zover dat God hen overgaf in de macht van de góden die ze dienden (Richt.6:l) en ze uit het land Kanaän liet verwijderen omdat ze dat land en Gods Naam ontheiligden (2 Kon. 23:27; Ez. 36:16-20).

Als we nu twintig eeuwen christendom overzien dan is het niet overbodig te zeggen, dat deze verhalen een geweldige waarschuwing inhouden voor het volk van God nu, in deze tijd.

Overheden en machten

Al die volken, zoals de Kanaänieten, de Ammonieten, de Moabieten, de Edomieten, de Amelekieten, de Filistijnen, enz., bestaan als volk in het Midden-Oosten al lang niet meer. Maar het gaat nu ook niet meer om volken, om mensen, maar om geestelijke machten, geestelijke wezens in de hemelse gewesten, die allemaal een bepaalde vorm van kwaad in die mensen uitwerkten en dat tegen het volk van God richtten. De koning van zo’n volk was in de geestelijke wereld verbonden met een grootmacht uit het rijk van satan. In de geestelijke wereld was dat de vorst van het volk, zie hiervoor de geschiedenis in Daniël 10 vers 12, 13, 20 en 21 (Dan. 10:12-13; Dan. 10:20-21).

Vandaag de dag is dat nog precies hetzelfde. Daarom spreekt Paulus in Efeziërs 6 ook over ‘overheden, machten, wereldbeheersers dezer duisternis en boze geesten in de hemelse gewesten’ (Ef. 06:12). En de overste van al die overheden en machten, van de macht der lucht, is de duivel zelf, die de overste van deze wereld genoemd wordt , (Ef. 02:02; Luc. 11:15; Joh. 12:31)‘

De grote verleider

Wat het volk van God duidelijk moet gaan zien, is dat diezelfde volken, diezelfde groeperingen van boze geesten in de hemelse gewesten met hun vorsten, nu strijd voeren tegen het geestelijk Israël, het hemelse Jeruzalem.

Vanuit het Woord van God is van al die volken wel een omschrijving van hun wezen te geven, waaruit het kwaad blijkt wat ze gebruiken tegen Gods volk. Het zou nu te ver voeren dat hier uit te werken. Maar de duivel en zijn rijk is niet veranderd en hij zal met list en bedriegerijen, en vooral verleiding, trachten het volk van God weer op aarde te werpen.

Verleiding is zijn sterkste wapen. Johannes zegt dat de satan de verleider van de gehele wereld is (Openb. 12:09). Maar hij is dat zeker ook van de uitverkorenen (Matt. 24:24). Jezus gebruikt het woord ‘verleiders’ viermaal in Matteüs 24, als hij waarschuwt tegen valse Christussen, profeten en leraren. Hij verleidt met schoonklinkende woorden zoals hij dat ook al bij het eerste mensenpaar gedaan heeft.

Het verbond van de volken

Er is werkelijk oorlog te voeren! Johannes schrijft in Openbaring dat de draak en zijn engelen oorlog voeren. De psalmist Asaf schetst er een duidelijk beeld van, als hij zegt:

“O God, houdt U niet stil, zwijg niet, en blijf niet werkeloos, o God. Want zie, uw vijanden tieren, uw haters steken het hoofd op; zij smeden een listige aanslag tegen uw volk en beraadslagen tegen uw beschermelingen.

Zij zeggen: Komt, laten wij hen als volk verdelgen, zodat aan de naam van Israël niet meer wordt gedacht.

Want zij hebben eensgezind beraadslaagd, tegen U een verbond gesloten: de tenten van Edom en de Ismaëlieten, Moab en de Hagerenen, Gebal, Ammon, Amelek, Filistea met de inwoners van Tyrus; zelfs Assur heeft zich bij hen gevoegd, zij zijn de zonen van Lot tot steun” (Ps. 083:002-009).

Dit is een duidelijke omschrijving van de bedoelingen van satan die ons bekend moeten zijn. Een andere vertaling zegt in vers 5: “Hun kreet is: vooruit, uitroeien dat volk!, dat niemand meer noemt de naam Israël”.

Jezus zegt: “Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil” (Matt. 24:09). Dit zal zelfs in de zichtbare wereld realiteit worden, maar het wordt gedirigeerd door het rijk van satan.

Zeker, er is weinig tegenstand geboden in de voorbije eeuwen en christenen waren een makkelijke prooi voor de vijand, die in overvloedige grootspraak zegt: “Ja, mijn hand greep naar het vermogen der volken als naar een vogelnest, en zoals men verlaten eieren opraapt, raapte ik de ganse aarde weg, en er was niet één die een vleugel verroerde, de snavel opendeed of piepte” (Jes. 10:14). En het lijkt er soms op of het ook nog waar is ook.

Een volk Gode ten eigendom

Maar juist uit deze toenemende duisternis roept God een volk te voorschijn dat Hem uit liefde zal dienen.

Daniël spreekt van ‘het volk in het laatste der dagen’ (Dan. 10:14).

Petrus noemt het ‘een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht’ (1 Petr. 02:09).

Het is dit volk, de gemeente van Jezus Christus, die af zal rekenen met al die volken, met al die machten in de geestelijke wereld, die geroofd en geplunderd hebben en die zullen zeggen: geef terug!

Gericht oefenen

God gaat de afrekening leggen in de hand van Zijn volk. Al de profeten spreken over de ondergang van al die volken die het volk Israël altijd omringden. Soms wordt dat erg realistisch en bloederig beschreven, maar dan weten wij dat het gaat om een beeldverhaal om ons iets te leren. God zelf, maar ook Zijn volk, heeft nooit en zal ook nooit een strijd voeren tegen vlees en bloed.

In Ezechiël 25 vers 12 tot 14 (Ez. 25:12-14) staat een heel korte profetie tegen Edom. En dan zegt vers 14: “En mijn wraak op Edom zal Ik leggen in de hand van mijn volk Israël; dat zal Edom behandelen naar de eis van mijn toom en van mijn grimmigheid; zij zullen mijn wraak leren kennen, luidt het woord van de Here, Here”.

En dit volk Israël is niet het volk in het Midden-Oosten, maar dat is het boven omschreven volk, de gemeente van Jezus Christus.

Heilig en volmaakt zijn

Eerst zal iedere gelovige in de gemeente, en samen met de gemeente, in eigen leven de oorlog voeren tegen al deze volken, tegen al die vormen van zonde, kwaad en ongerechtigheid.

Deuteronomium 7 vers 25 en 26 (Deut. 07:25-26)zegt in beeldspraak hierover: “De gesneden beelden van hun góden zult gij met vuur verbranden; het zilver en het goud daarvan zult gij niet begeren en u niet toe-eigenen, opdat gij daardoor niet verstrikt wordt, want het is een gruwel voor de Here, uw God. En gij zult geen gruwelen in uw huis brengen, zodat gij zelf evenzo onder de ban zoudt komen; gij zult het ten sterkste verfoeien en verafschuwen, want het ligt onder de ban”.

Gods volk zal even heilig dienen te zijn als hun Heer en volmaakt dienen te zijn als hun Vader in de hemel (Matth.5:48). Eeuwenlang is Gods volk verleugent en misleid dat dit een hersenschim zou zijn. Maar in ‘het volk van het laatst der dagen’ getuigt en overtuigt de heilige Geest met grote kracht en zal het geschieden zoals de Heer het gesproken heeft.

De grote overwinning

Micha zegt: “Sta op en dors, gij dochter Sions; want Ik zal uw hoorn van ijzer maken en uw hoeven van koper en gij zult vele volken verbrijzelen en gij zult hun onrechtmatig gewin door de ban aan de Here wijden en hun vermogen aan de Here der ganse aarde” (Micha 04:13).

“Hun koningen zal Hij in uw macht geven, zodat gij hun naam van onder de hemel doet verdwijnen; niemand zal tegen u stand houden, totdat gij hen verdelgd hebt” (Deut. 07:24).

“Want Gaza zal verlaten zijn, en Askelon tot een woestenij worden, Asdod zal men op de middag verdrijven en Ekron zal ontworteld worden. Wee u, bewoners der zeekust, volk der Kretenzen. Het woord des Heren is tegen u, Kanaän, land der Filistijnen, en Ik zal u te gronde richten, zodat er geen inwoner meer zal zijn” (Sef. 02:04-05).

Psalm 149 bezingt deze dingen in een triomflied: “Want de Here heeft een welbehagen in zijn volk. Hij kroont de ootmoedigen met heil. Laten de vromen juichen met eerbetoon, jubelen op hun legersteden. De lof verheffingen Gods zijn in hun keel, een tweesnijdend zwaard in hun hand, om wraak te oefenen aan de volken, bestraffingen aan de natiën; om hun koningen met ketenen te binden en hun edelen met ijzeren boeien; om het beschreven vonnis aan hen te voltrekken. Dat is de luister van al zijn gunstgenoten. Hallelujah” (Psalm 149:004-009).

Er is oorlog en niemand die bij die gunstgenoten wil horen, kan er aan ontkomen. Want hoe verdeeld het rijk van satan ook is, tegen dit volk des Heren hebben ze eensgezind een verbond gesloten om het te vernietigen. Maar het zal satan en zijn demonen niet gelukken en het beschreven vonnis zal aan hen voltrokken worden, zodat hun naam voor eeuwig verdwenen zal zijn. Hallelujah!

 

‘Het wonder van het leven” door de redactie

Eén van onze meest gevraagde brochures is “Het wonder van het leven . Het boekje, dat geschreven is door de eindredacteur vertelt in het kort over de oorsprong van het leven, de beschadiging, het nieuwe leven in Christus, de rijkdom en ontwikkeling van het nieuwe leven, de laatste vijand en het grote toekomstperspectief. Wanneer u dit boekje nog niet hebt gelezen, raden wij aan het aan te schaffen. Het is fraai geïllustreerd met tekeningen van Duurt Sikkens en leent zich ook uitstekend voor verspreiding.

 

Liefde door Duurt Sikkens

“… de liefde Gods in onze harten … (Rom. 05:05).

Je kan als God van mensen houden, want Petrus schrijft dat je deel kunt krijgen aan de Goddelijke natuur? Hoe? Als je Jezus gelooft wanneer Hij zegt dat Hij wil dat waar Hij is ook zijn dienstknecht zal zijn. Niet na je aardse dood maar na je geestelijke dood en opstanding. Of anders gezegd na je wedergeboorte. In het Grieks staat er: boven geboren. ‘Boven’ is in het Koninkrijk van God.

Als je daar bent geboren, ga je daar ook leven en werken. Kan dat dan? In Johannes 3 vers 13 (Joh. 03:13) staat dat Jezus in een nachtelijke gesprek met een theoloog zegt: “Ik ben neergedaald, de Zoon des mensen die in de hemel is”.

Je leeft zo te zien op aarde, maar in je geest in Gods land. Daar leer je liefhebben zoals God, wanneer je van Zijn geest hebt gekregen, dan wordt de liefde van God in je hart uitgegoten. Er staat ‘van’, niet ‘voor’! Dat wil zeggen: Zijn liefde voor de hele schepping.

Wanneer mannen en vrouwen, opgevoed door de Vader en vol van Zijn liefde, op aarde openbaren gaan (‘neerdalen’) wie God is en wat Hij doet, komt er weer leven in de krakende en doodzieke schepping. Zij binden de strijd aan met de overste van deze wereld, uit liefde voor die wereld en zo worden eindelijk de andere zonen Gods geopenbaard (Rom. 08:19).

 

De eenheid zoals God bedoelt door Gert Jan Doornink

Wat is er over ‘eenheid’ al veel gezegd en geschreven. Toch is het een onderwerp wat telkens weer aandacht verdient omdat het een belangrijk onderdeel vormt ten aanzien van de beleving van ons geloof. Mogelijk worden er in dit artikel enkele nieuwe gedachten aangereikt die het overdenken waard zijn.

Onze uitgangstekst daarbij is Jakobus 2 vers 19 (Jak. 02:19), waar de apostel schrijft: (a) “Gij gelooft, dat God één is? Daaraan doet gij wèl, maar (b) dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen”. (Petrus Canisius vertaalt: “Ge gelooft, dat er slechts één God bestaat? Ge doet wèl; maar ook de duivels geloven het…, en sidderen!”. Feitelijk bestaat deze tekst uit twee gedeelten, die wij al hebben aangegeven met a en b.

In ons artikel ‘Goede werken als bewijs van ons geloof (in “Levend Geloof’ van december 1992) hebben wij de nadruk gelegd op de eenheid van Gods openbaring, dat wil zeggen: Gods werken zijn in overeenstemming (vormen een eenheid) met Zijn wezen, zijn dus volkomen, volmaakt en goed. Jakobus brengt dit in verband met ons geloof, dat óók één behoort te zijn met onze werken (Jak. 02:26).

Hier raken we een belangrijk kernpunt: Hoe is het gesteld met ons geloofsleven? Met ons innerlijk leven? Is er eenheid in ons denken? En vanuit ons denken in ons spreken en handelen? Er behoort een eenheid in onszelf te zijn. Wij kunnen ons niet veroorloven innerlijk verdeeld te zijn.

Paulus zegt in 2 Korinthiërs 13 vers 5 (2 Kor. 13:05): “Stelt uzelf op de proef, of’ gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf’.

Om welke eenheid gaat het?

Velen denken bij het woord ‘eenheid’ ogenblikkelijk aan eenheid op het horizontale vlak. Dat is bij hen het summum. Daar gaat het om. Maar ik geloof dat we dan een grote fout maken. De resultaten en teleurstellingen zijn er dan ook naar. Talrijk zijn de eenheidspogingen die schipbreuk lijden. Ja, op een grote conferentie gaat het nog wel. Maar na afloop gaat ieder weer zijn eigen weg.

Maar dat is toch niet verkeerd?, kan men opmerken. Natuurlijk hebben we te maken met veelkleurigheid onder de kinderen Gods en zingt ieder vogeltje zoals het gebekt is. Als het daar nu maar bij bleef, was er niets aan de hand. Maar al spoedig gaan we elkaar bestrijden: Ik heb gelijk, jij hebt ongelijk. Alleen mijn visie is de juiste visie, enz.

Het spreekt vanzelf dat Gods Geest daarin niet de hand heeft.

De oorzaak ligt veel dieper. Er is geen eenheid in onszelf. We zijn innerlijk verdeeld. Niet Gods Geest, in samenwerking met onze geest, heeft het voor het zeggen, maar allerlei verkeerde geesten vibreren mee.

We halen’ dan wel Jezus aan, die in het zogenaamde Hogepriesterlijke gebed (Joh. 17) bad om de eenheid, maar zien over het hoofd dat de eenheid waarvoor Jezus bad onlosmakelijk verbonden was met de volkomen eenheid die Hij had met de Vader en dat de eenheid met onze medegelovigen alleen dan gerealiseerd kan worden (tot een werkelijke eenheid uit kan groeien) als ook wij ernst maken met te werken aan deze eenheid.

De eenheid van Jezus met de Vader

Als Jezus bidt voor de eenheid brengt Hij dit altijd in verband met de eenheid die Hij heeft met de Vader. We willen in dit verband even in vogelvlucht door Johannes 17 gaan om dit te illustreren.

Vers 11: “En Ik ben niet meer in de wereld, maar zij zijn in de wereld en Ik kom tot U. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij één zijn zoals Wij”.

Vers 20 en 21: “En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt”.

Vers 22 en 23: “En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt”.

Er was een intieme relatie tussen Jezus en de Vader. Niet in de vorm van de Koning en zijn voornaamste onderdaan, maar als vader en zoon: echt, intiem, liefdevol.

Jezus bad voortdurend tot de Vader en had slechts één verlangen: Zijn wil op een volkomen wijze tot openbaring te brengen. En wat die wil was, verwoordt Paulus in zijn brief aan de gemeente te Rome als hij schrijft: “De wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene” (Rom. 12:02).

Dat bracht Jezus in praktijk. Daar leefde Hij voor. Dat vormde de inzet van Zijn leven. Heel Zijn leven werd hierdoor in beslag genomen. Hij sprak: ‘Komt allen tot mij, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven’ en ‘Ik ben gekomen opdat zij leven hebben en overvloed’.

Jezus was één met de boodschap die Hij bracht

Aan deze totale inzet van Jezus, deze 100% levensinvulling, kunnen we ook nog een andere conclusie verbinden, namelijk dat Jezus volkomen één was met het evangelie wat Hij verkondigde.

Wie deze eenheid buiten beschouwing laat, maakt een grote fout, die een zeer negatieve uitwerking heeft wat betreft het functioneren van ons geloofsleven, ons staan in dienst van Gods Koninkrijk. Want dan gaat er ook iets aan onze eigen ‘innerlijke eenheid’ ontbreken. We kunnen wel zeggen: Ik ben een nieuwe schepping, ik ben gereinigd door het bloed van Jezus, maar dat behoort natuurlijk niet verborgen te blijven. God en Zijn woord en zijn werken waren één en ook Jezus’ woord en werken waren één. En dit behoort ook bij ons het geval te zijn’.

Nu begrijpen wij ook dat Paulus op een gegeven moment schrijft: “God is getrouw, door wie gij zijt geroepen tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus Christus, onze Here” (1 Kor. 01:09). En Johannes schrijft: “Onze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon, Jezus Christus” (1 Joh. 01:03b).

Gemeenschap met de Vader en de Zoon betekent dus:

gemeenschap met hen persoonlijk (intieme relatie),

met de woorden die zij spraken en c. met de werken die zij deden.

Naarmate wij daar meer oog voor krijgen èn er aan werken dat dit gerealiseerd gaat worden, ontstaat er een eenheid in onszelf met als gevolg dat wij stabiele en standvastige christenen worden.

Het evangelie van het Koninkrijk

Ik kan ook in dit artikel niet nalaten er nog eens op te wijzen hoe belangrijk het is dat wij geloven in, wat wij dan noemen, het ‘volle evangelie’, de boodschap die Jezus bracht en later de apostelen, het evangelie van het Koninkrijk der hemelen.

Alleen dan zijn we echte ‘eenheids- christenen’, begrijpen wij wat God bedoelt en -wat zeer belangrijk is- gaan wij het ook op de juiste wijze doorgeven aan anderen: christenen en niet-christenen.

Wat betreft het evangelie nog even een Bijbelse illustratie uit het leven van Jezus in dit verband. In Markus 12 vanaf vers 28 (Mark. 12:28 vv) lezen wij over een Schriftgeleerde die Jezus de vraag stelt wat het voornaamste gebod is. Het antwoord van Jezus is: “Het eerste is: Hoor, Israël, de Here, onze God, de Here is één, en gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw kracht (dus totaal). Het tweede is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf…” (lees ook vs. 32 en 33).

Dan zegt Jezus: “Gij zijt niet verre van het Koninkrijk Gods”. Met andere woorden: Je bent er bijna, je ziet het bijna in overeenstemming met de wil van God, je bent er heel dichtbij… Maar Jezus wilde met dit antwoord ook te kennen geven dat het Koninkrijk Gods niet gelijk te stellen is met voorschriften of wetten, zelfs niet met de hoogste wet van de liefde voor God en de naaste.

Johannes schrijft: “De wet is door Mozes gegeven, (maar) de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen” (Joh. 01:17).

Het evangelie voor deze tijd

De kerninhoud van de boodschap van Jezus was: “De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie”

(Mark. 01:15). Heel de prediking van Jezus was er op gericht de mensen het begrip bij te brengen wat deze boodschap inhield.

Ditzelfde evangelie is ook vandaag het evangelie wat wij nodig hebben! Kunt u zich voorstellen dat ik altijd weer bedroefd ben als mensen afstand gaan nemen van dit evangelie. In het evangelisch blad ‘Uitdaging’ las ik in een interview over ‘bijstelling van de leer’ en dacht wat bedoelt men daarmee? Dat kan negatief of positief zijn.

Voor mij is het negatief als men op fanatieke, exclusieve wijze de ‘leer van het Koninkrijk’ verdedigt en zich boven andere christenen gaat verheffen.

Maar voor mij is het even negatief als men deze leer loslaat, water in de wijn doet en daarmee in feite te kennen geeft: Jezus, de boodschap die U bracht, ging veel te ver, zo wil ik het niet zien. Ik geloof liever in een ‘ander evangelie’, al zal men dat misschien niet toegeven dat men dan gaat geloven in een ‘evangelie’ wat geen werkelijk evangelie is. Paulus zegt duidelijk dat er maar één evangelie is (Gal. 01:06-10).

En wat de ‘bijstelling van de leer’ betreft: voor mij is het positief als we steeds meer gaan ontdekken en beleven van het werkelijke evangelie, zoals Jezus dat bracht en later de apostelen en vandaag gelukkig weer op vele plaatsen gepredikt wordt.

Eenheid met positieve uitwerking

Ik geloof met heel mijn hart en voor de volle 100% in eenheid, maar dan alleen in eenheid zoals God die bedoelt, voortkomend uit de beleving van het  werkelijke evangelie. Het is een goede zaak om zich voor die eenheid in te zetten, zodat het gaat uitgroeien tot een werkelijke eenheid met praktische uitwerking. En laten we weigeren mee te werken aan de surrogaat-eenheid die de duivel tracht te bewerken!

Nog even alles op een rijtje, want om welke eenheid gaat het nu? a. De eenheid in onszelf (wat zich openbaart door overgave, geloof, toewijding en gehoorzaamheid) b. De eenheid met God en Jezus Christus.

De eenheid met onze medegelovigen, die ook zo denken.

De eenheid met de wereld.

Vooral dit laatste punt vraagt nog enige toelichting, want sommigen zullen misschien opmerken: eenheid met de wereld dat kan toch niet! De Bijbel spreekt toch zeer nadrukkelijk om de wereld niet lief te hebben (1 Joh. 02:15), om zichzelf onbesmet van de wereld te bewaren (Jak. 01:27) en ons niet te laten meeslepen door de wereldgeesten (Kol. 02:08)?

Maar de Bijbel zegt ook: Alzo lief had God de wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft… (Joh. 03:16)!

U begrijpt het denk ik al wel waarom het gaat: Het gaat om het liefhebben van de mens in de wereld en niet om het liefhebben van de zonde, de gebondenheden, de wereldgeesten, waarmee de mens zonder Christus verbonden is.

Juist omdat de eenheid in onszelf, met de Vader en de Zoon en met onze medegelovigen hoe langer hoe hechter en dieper wordt, gaat ook ons getuigenis in deze wereld meer effect sorteren. We gaan bij wijze van spreken functioneren als een magneet, die anderen aantrekt, die in anderen het verlangen doet ontstaan om óók het rijk der duisternis te verlaten en het Koninkrijk van God binnen te gaan.

Waarvoor is de duivel bang?

Als we nu tot slot de tekst uit het begin van dit artikel nóg een keer lezen, begrijpen we ook het tweede deel van deze tekst beter. Door het beleven van de eenheid zoals God die bedoelt, moet satan namelijk terrein prijsgeven! Daarvoor is hij bang! Hij siddert, zegt Jakobus.

De duivel is niet bang voor allerlei oppervlakkige dingen die met een werkelijk geloof, een werkelijke eenheid, niets te maken hebben.

Niet voor niets probeert hij een surrogaat-eenheid tot stand te brengen tussen allen die het evangelie van het Koninkrijk afwijzen. Maar het zal hem niet lukken. Uiteindelijk zal hij de volkomen nederlaag lijden, want tegen de werkelijke eenheid, zoals God die door Zijn Geest in de waarachtige gemeente bewerkt, is hij niet opgewassen! Prijst God, want ook hier geldt: Hij is getrouw, Zijn plannen falen niet!

 

Al mijn bronnen zijn in U (gedicht) door Piet Snaphaan

De Heer is steeds bereid te schenken,

wie dorst heeft neme ’t al om niet. 

Hij leidt ons in ’t vernieuwde denken,  

geeft daag’lijks kracht en goede wenken,   

 

Welk een rijkdom is ons gegeven,
te mogen putten uit zó’n Bron:
de Bron van eeuwig heil en zegen,
een ware Bron van licht en leven,
om te komen in Gods heiligdom.

 

We zijn wat God zegt dat we zijn,
Zijn kracht in ons is groot.

In Hem zijn we volmaakt en rein,
bestemd om geest’lijk één te zijn,
met Hem die ’t al ons bood.

 

De ramp door Cees Maliepaard

Ruim veertig jaar geleden zat ik niet zo rustig achter m’n schrijfmachine als nu. Toen bivakkeerden we in mijn ouderlijk huis in natuurlijke zin ‘in hoger sferen’, vanwege het woeden van het water van de vloed uit 1953. Het was een nacht om nooit te vergeten, angstaanjagend tot en met: sirenes loeiden, kerkklokken luidden, het door de vliegende storm extra opgezweepte, winterkoude Noordzeewater op springtijhoogte, kwam over de dijk en kalfde die van binnen uit af. Bij het gieren van de wind paarde zich in het nachtelijk duister al spoedig het klotsen van het water binnenshuis en het bonken van alles wat was gaan drijven en tegen elkaar botste.

De Ramp voltrok zich, en dat slechts acht jaar na de verschrikkingen van De Oorlog! Het leed van het ene was nog bij lange na niet verwerkt, of de ellende van het volgende diende zich reeds aan.

Op wereldoorlog 2 waren we destijds slecht voorbereid; ondanks de waarschuwingen van velen bleef Nazi-Duitsland voor ons een bevriende mogendheid.

Voor een nationale ramp als die van ’53, was door deskundigen al ver voordien aan de bel getrokken. Maar dat werd allerwegen gebagatelliseerd; tenslotte was de Sint Elisabeth vloed al van zoveel eeuwen geleden!

Veertig jaar na dato is een deugdelijke stormvloedkering opgebouwd; een mens kan blijkbaar toch wel leren van z’n falen. Als het in ons leven, ondanks Jezus’ voorbeeldfunctie in leer en leven, toch een puinhoop is geworden, is er altijd voldoende ruimte om, op basis van Gods genade, opnieuw te beginnen.

Naar het hoeft zover natuurlijk helemaal niet te komen. Evenals De Ramp voorkomen had kunnen worden, behoeven we Satans woeden niet passief te ondergaan, maar mogen we van onze Heer leren, als gave mensen Gods te gaan functioneren.

 

De gemeente in de eindtijd door Jan Kees Roose 14

Bijbelstudie, op basis van Openbaring, over plaats en taak van de Gemeente van Jezus Christus in het herstelplan van God (14)

De overwinnende gemeente (2)

(Openb. 02:18-29; Openb. 03:01-22; Openb. 22:06-21. Zie ook het algemeen overzicht in “Levend Geloof’ van januari 1992).

De vorige keer hebben we de aanhef van Openbaring, en de vermaningen, bemoedigingen en beloften aan de eerste drie gemeenten besproken, met als doel daaruit lering te trekken om nu al deel te krijgen aan het geopenbaarde plan van God. Op dezelfde wijze en met dezelfde bedoeling zullen we deze Bijbelstudie afsluiten met de overige vier gemeenten en het slotwoord van openbaring.

Waarin prijst de Heer de gemeenten?

Bij de behandeling van de eerste drie gemeenten hebben we reeds een viertal positieve beoordelingen besproken. Daaraan kunnen nu worden toegevoegd:

– liefde en dienstbaarheid,

– geloof en volharding,

– en (allerhande) geloofswerken, waarin een stijgende lijn te ontdekken valt, ondanks ‘kleine kracht’.

Waarin corrigeert de Heer de gemeenten?

Er vallen echter ook een aantal negatieve aspecten in het gemeenteleven op:

– het laten begaan van een valse profetes die gemeenteleden beïnvloedt met leugenleringen en zo tot zonde verleidt;

– het doen van werken die het resultaat schijnen van geestelijk leven, maar in werkelijkheid hun basis hebben in of alleen ‘aardse’ inspanning (omdat met geestelijk ‘dood’ of ‘in slaap’ is), of in een wetmatig geloof (men is lauw: dan wordt niet uit liefde gewerkt maar omdat het bij het geloof hoort).

Opvallend is dat in alle gevallen van ‘werken’ wordt gesproken -een kennelijk aspect van het gemeenteleven-, maar werken alleen zeggen niet genoeg. Ligt de oorsprong ervan in de onzienlijke wereld en is de drijfveer liefde? Anders hebben ze geen eeuwigheidswaarde voor de betrokkene zelf!

Waartoe worden de gemeenten opgeroepen?

Uitgaande van de sterke/zwakke punten klinkt de oproep:

– Houd vast wat je hebt! (= enerzijds: werken, liefde, geloof, hulpvaardigheid en volharding; anderzijds: Hem blijven verwachten onder alle omstandigheden).

– Word wakker, keer terug naar de oorsprong van het leven en versterk hen daarmee die geestelijk dreigen te sterven.

– Koop bij Hem: gelouterd goud (= beproefd geloof), witte klederen (= resultaat van rechtvaardige daden) en ogenzalf (= geestelijk onderscheidingsvermogen); wees daarin ijverig.

– Open je deur als Hij klopt en als je Zijn stem hoort, zodat Hij maaltijd met je kan houden.

Wat belooft de Heer aan hen die overwinnen?

Wie overwint:

ontvangt dezelfde macht en gezag over de heidenen (= machten der duisternis) als Jezus ontvangen had;

krijgt de morgenster (= aankondiger van de dageraad, uitbeelding van het openbaar komen van de eerste zonen Gods);

wordt bekleed met witte klederen zoals Jezus die bezit (= uitbeelding van koninklijke waardigheid en gezag);

wordt niet uitgewist uit het boek des levens. Integendeel, zijn naam wordt door Christus beleden voor God en zijn engelen (= Hij maakt je bekend als medewerker aan wie de engelen dienstbaar zullen zijn);

wordt een zuil of steunpilaar in de tempel waarop Gods naam en de nieuwe naam van Jezus geschreven wordt (= uitbeelding van geestelijk volwassene met een vooraanstaande positie en met een bijzondere taak in het herstelplan);

zal met Jezus zitten op de troon.

Wat is de band tussen Openbaring en het heden?

Om deel te hebben aan het herstelplan van God, is het zaak te overwinnen! Alleen onder die voorwaarde zullen de beloften aan de zeven gemeenten in vervulling gaan. Ook in hoofdstuk 21 vers 7, waar van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde gesproken wordt, staat: wie overwint zal deze dingen beërven.

Maar niet alleen overwinnen voor jezelf, om het hoofd boven water te houden, maar willen overwinnen vanuit het perspectief van het totale herstel, van de heerlijkheid die over de ganse schepping geopenbaard gaat worden.

Zó overwinnaar zijn en blijven is een waarborg voor deelname aan het herstelplan van God. Of je nog sterft of de wederkomst van de Heer meemaakt op aarde, het doet er niet toe! Dat is ondermeer de les uit Openbaring.

Satan overwinnen is een veelzijdige activiteit hebben we gezien: niet alleen de directe strijd in de hemelse gewesten tegen de overheden, machten en wereldbeheersers dezer duisternis (Ef. 06:12), maar het is ook: volharden, de rechtvaardigheid belijden, breken met de ongerechtigheid, krachtig optreden tegen zonde en verleugening, geloofswerken doen en het lijden op je nemen.

Dit alles niet door eigen inspanning: niet door kracht noch door geweld, maar door Gods Geest (Zach. 04:06) en in de naam van Jezus. Juist in Openbaring zien we op welke wijze de scheiding bewerkt en het oordeel voltrokken wordt: door het zwaard des Geestes, het woord van God in zijn volheid, op de juiste wijze hanteren. De Heer zelf is daar het voorbeeld van (zie Openbaring 1 vers 6 (Openb. 01:06), 2 vers 12 en 16, 19 vers 15 en 21).

Wat kunnen we leren uit het slot van Openbaring?

Zalig hij die zijn klederen -de geestelijke bedekking- blijft wassen in het bloed van het Lam, dus blijft leven uit genade. Het kruis is voor ons geen gepasseerd station, maar een kracht tot zaligheid!

Zijn we verlokt door het herstelplan van God? Kom!, klinkt de oproep. Voeg je daarin, ga leven vanuit de geest Gods, vanuit de hemelse dimensie!

Is het ook geen bemoediging dat er staat: verzegel de woorden van de profetie niet? Christus heeft Gods herstelplan volledig geopenbaard! Voor ons is het nu zaak om dit te gaan verstaan. Niet om er nog aan toe te voegen of er wat van af te doen, want dat is het werk van de machten der duisternis (denk maar aan de duistere ruiters uit hoofdstuk 6); de vrucht daarvan is overeenkomstig!

Over betekenissen kan nog verschillend gedacht worden, de uitleg kan misschien nog wel eens variëren, maar dat mag geen afbreuk doen aan het heil en de wijze waarop dat gerealiseerd gaat worden. Niet: ‘stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw’, dat is een afzwakking van het plan, een leugen dus, maar: door middel van de Gemeente wordt de scheiding tussen licht en duisternis aangebracht en wordt het herstel uitgevoerd. Onder leiding van haar Heer en Heiland wordt het plan van God tot een goed einde gebracht: dat is ons geloof!

Deze woorden zijn getrouw en waarachtig. Hij die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen, kom Heer Jezus! De genade van de Here Jezus Christus zij met u allen” (Openb. 22:06, Openb. 22:22-23).