De bouw van de tempel
1 Kronieken 17
David zegt op een goeie dag tegen Nathan, de profeet: “Ik woon in een cederhouten paleis, en moet je eens kijken waar God woont, in een tent dat bekleed is met huiden, ik wil een mooie tempel voor Hem bouwen”.
“Goed idee, dat moet je doen joh”, zegt Nathan, en gaat dan naar huis.
Maar ’s nachts zoekt God hem op, en zegt: “Ga morgen maar weer naar David, en zeg hem: Niet gij zult Mij een huis bouwen om in te wonen, want Ik heb in geen huis gewoond van de dag af, dat Ik Israël hierheen voerde, maar Ik verkeerde steeds in tent en tabernakel. (4 en 5)
David begreep er niets van. God had dus gezegd: Ik zal voor jóu een huis bouwen, en uw nakomeling zal het bevestigen.(11)
Hij zal voor Mij een huis bouwen.
Maar David denkt door. “Mijn nakomeling, dat zal dan Salomo wel zijn”.
David zoekt dan het aangezicht van God, (16), dat is een prachtige uitdrukking, het gezicht van God zoeken totdat je Hem ziet.
Hij zegt dan tegen God: ‘Wat heeft U nou gezegd? U hebt het over een huis gehad in de verre toekomst (17), denk ik; dus niet in de nabije toekomst, maar in de verre toekomst heeft U gedacht’.
En dan komt David tot een merkwaardige uitspraak: ‘U hebt in mij een rij mensen gezien in opgaande lijn’.
Dus niet de eerste de beste, maar een rij!!
En waar eindigt die rij? Waar houdt dat op? Die rij eindigt bij Jezus!
Maar Salomo begreep daar niks van, hij begint een huis te bouwen van de kost-baarste schatten die hij maar vinden kon. Want Salomo dacht: ‘Ik ben geroepen om dat huis te bouwen’, maar dat was niet zo.
Dan staat er in vers 12 iets merkwaardigs:
‘Die zal Mij een huis bouwen’.
Dus die nakomeling (11), zegt God, bouwt voor Mij een huis, en Ik zal zijn troon voor immer bevestigen.
God praat hier over een eeuwige troon! Want er staat: ‘voor immer!’
God had het over eeuwige dingen, en over een eeuwig huis.
Als David Psalm 23 dicht, zegt hij: ‘Ik ga in Uw huis wonen’, in Gods huis. (:6b).
Dat is een eeuwige woning, en dat begreep Salomo niet; hij dacht dat het weer iets tijdelijks moest worden, dat de eeuwen weer moet doorstaan.
Dat is een merkwaardige vergissing van Salomo, die toch zoveel wijze dingen heeft gezegd, maar hier sloeg hij de plank mis.
Het gaat om die woorden: ‘voor immer’, een eeuwigheidshuis.
En wat blijkt: God heeft het plan Zèlf ontworpen, Hij is de architect, en heeft in Jezus Iemand gevonden als aannemer.
Jezus heeft het voorstel van God aangenomen, en heeft gezegd: ‘Vader, Ik bouw voor U een huis, Ik bouw Mijn gemeente’.
En als je daar dan goed over nadenkt, wat is dan jouw huis?
Je hebt twee lichamen, een zichtbare, die je kunt zien, en een onzichtbaar lichaam.
En dat onzichtbare lichaam, dat overblijft als je sterft, is blijvend, bekleed met licht.
Toen Jezus met Mozes en Elia op de berg der verheerlijking stond, begonnen die gestalten te stralen, dat waren hun werkelijke gedaanten, want God is Licht!
Jezus is dus de uitvoerder, en van dat bouwwerk is Hij zelf de hoeksteen geworden.
Die hoeksteen werd op een bepaalde plaats heel duidelijk neergelegd om van daaruit alle lijnen te trekken van het bouwwerk. Die hoeksteen bepaalde de maat van de verdere bouw.
Dat is mooi hè? Jezus is je maat! Hij is het uitgangspunt voor de bouw.
En wat komt er dan tevoorschijn? Niet wat ik hier zie, zichtbaar, maar wat er wel ìs, en dát is de ware mens, en dat ben jij!
De echte, dat is niet de puur natuurlijke mens, zoals Adam dat was. Al was hij nog zo volmaakt, en dat was hij ook.
Al was hij nog zo intelligent en ongestoord, en misschien wel bekleed met licht, volgens de rabbijnen. Hij schaamde zich ook nergens voor.
Maar wij hoeven helemaal niet te lijken op die natuurlijke Adam. Het gaat er om dat de mens Gods tevoorschijn komt, en dat is een ander wezen.
Een heel simpel voorbeeld. Als ik een kastanje heb, dan kun je zeggen: goh, wat een mooie kastanje’, en dan houdt het op.
Maar als die kastanje niet dood gaat, komt er nooit uit wat er in zit.
Wij zijn allemaal gestorven, en nou komt er uit wat er in zit! Ja, dat is die boom, een kastanjeboom. En wat blijft er trouwens van die kastanje over? Helemaal niks, die verdwijnt helemaal. Dus de geestelijke mens is de ‘mens Gods’.
En die hoeksteen werd door de bouw-lieden, de geestelijke leiders van die tijd, afgekeurd, ze lieten Hem links liggen. Wat moet je nou met die Jezus?
Ze hadden een wet, en volgens die wet moest Hij sterven. Ze hebben Hem z’n hele leven geminacht en door de meesten werd Hij gehaat.
Dat komt omdat ze een heel ander idee hadden van God, en van de Messias.
Ze hadden daar geen juiste voorstelling van. Ja, ze hadden een bepaalde voorstelling, maar die strookte niet met die timmerman uit Nazareth.
‘Kan er uit Nazareth iets goeds komen?’
Hoe kan dat nou? Afgekeurd! Het strookte niet met hun Godsbeeld. Hij was dus onaanzienlijk.
‘Nou’, zegt Jezus, ‘dan zul je je wel aan Mij ergeren, want die hoeksteen is voor jullie een steen des aanstoots’. (1 Petr. 2:7)
En als je je stoot aan een steen dan struikel je en je valt, omdat je je kapot ergert aan die Man uit Nazareth.
Op een gegeven moment gaan ze zich ook aan ons stoten, dan storen ze zich aan jou. ‘Hoe haal je het in je hoofd om God je Vader te noemen?’
Maar barmhartigheid uit liefde is ons grootste geheim. Dat zijn degenen die Zijn woord bewaren. En wie Zijn woord bewaren, komen tot hun recht, en ze brengen de Vader en de Zoon tot Hun recht, Hun ware gedaante, door niets dan recht te doen.
Elkaar liefhebben. Ootmoedig en heel bescheiden te wandelen met God.
Dat is nou alles!
In zo’n mensengestalte daalt de Geest van God neer. Die Geest is de adem van God, waaruit we geboren zijn.
Dus mijn begin ligt bij God, ja, en je einddoel ook! Dat is toch mooi!
Jezus zegt: ‘Ik weet waar ik vandaan kom, en ik weet waar ik naar toe ga’.
Dat kun je Hem gewoon nazeggen hoor!
Dat wordt ook van de wind gezegd.
Je weet niet waar die vandaan komt, Nicodemus, en je weet niet waar die heen gaat. Joh. 3:8.
Maar een ieder die uit God geboren is, weet wèl waar hij vandaan komt, wat je oorsprong is, en die weet ook waar hij naar toe gaat. Dat is jouw leven.
Je waait als de adem van God, uit God, door God, en weer terug tot God.
Het is toch een mooie gedachte dat je een eeuwigheidswezen bent? Dat de tijd helemaal geen invloed meer op je heeft.
Wat is tijd? Het is zo kort en stelt zo weinig voor. Wij hebben dus deel aan de Alpha en de Omega.
Jezus zegt daarvan: ‘dat ben Ik, maar dat zijn jullie ook’.
‘En van vóór de grondlegging der wereld heeft de Vader niet alleen aan Mij gedacht, maar ook aan jullie’.(Ef. 1:4)
Dus vóór de grondlegging der wereld heeft God aan een mensengeslacht gedacht, in wie Hij Zich helemaal zou kunnen openbaren, en in wie Hij Zich kwijt kan.
Ja, dat is Zijn diepste, Zijn eerste gedachte geweest.
Hij wil Zijn leven delen met mensen, en dit niet alleen voor zichzelf houden.
Niet vasthouden aan allerlei dogma’s hoor, je wordt dan zo kil en hard.
De tien geboden? Daar sta je toch boven?
Al die dingen doe je gewoon, want je hebt lief! En wie liefheeft, vervult de wet, zelfs nog meer.
Nu weer terug naar het ‘huis’ wat God gaat bouwen. Het woordje ‘huis’ betekent ook ‘geslacht’. Het huis Israëls, dat is een heel volk. Maar dat huis wordt dus de gedaante Gods.
Dan heb je eerst een fundering nodig. En wat zit er onder die fundering? Daar zit een rots onder, anders blijft die fundering niet staan. Bouw je op zand, dan spoelt het huis weg bij de eerste de beste storm.
Dus als je diep graaft, dan kom je op die rots, en dáárop bouw je je fundament.
Weet je trouwens wat die rots is?
Dat is het ongeschokte fundament. Dat God jou kent! En dat jij Hem kent! Dat zegt Paulus in 2 Tim. 2:19. Elkaar dus kennen, daar gaat het om!
God houdt onze liefde in stand doordat we elkaar kennen, Ik en Mijn vrouw.
Je kent elkaars goeie dingen, zwakke dingen. Je kent elkaar door en door, en zo kent God jou ook.
Hij bekleedt je niet met allerlei eisen en verwachtingen wat Hij wel allemaal zou willen van jou.
Of dat je eindeloos vraagt wat Hij wel van jou zou willen, wat je voor Hem doen kan.
Je zal toch een vrouw hebben die dat elke ochtend aan je vraagt, daar word je toch niet goed van? Dan zegt ik: ‘meid, ga toch even zitten en laten we genieten van elkaars aanwezigheid’.
Dat is heel wat anders dan dat je je eindeloos verdiept in de wil van God, wat allemaal van Hem zou moeten, daar schiet je niks mee op.
We gaan weer terug naar de bouw.
Dan worden er bouwstoffen verzameld, het bouwmateriaal, dat zijn allemaal edelstenen, dat kun je lezen in Openbaring 21. Goud, zilver , edelstenen.
Goud is een prachtig beeld van geloof; zilver een prachtig beeld van het Woord, en die edelstenen zijn wij!
Het bouwstof van de muur van de heilige stad, Jeruzalem, is zelfs van diamant, staat in vers18. Dat is natuurlijk geen echte diamant, maar dat zijn schitterende mensen.
Een diamant is onder grote druk ontstaan, maar hij is prachtig doorzichtig geworden. En door alle verzoekingen die ze heeft doorstaan, zijn er allemaal facetten aangeslepen, en zo komt Gods wezen tot heerlijkheid. Het schittert in het zonlicht.
De facetten van God, Zijn eigenschappen.
Jezus zei: ‘In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen’. Joh. 14:2.
Je kan het ook anders zeggen: ‘In de stad van Mijn Vader zijn veel huizen’.
Trek het maar eens helemaal naar Hem toe: ‘In het hart van de Vader zijn ontzettend veel warme plekjes, en in één van die plekjes zit jij.’
Dat is mooi hoor, Hij is zuinig op je! Hij bewaart je! Hij sluimert niet, Hij waakt over je. En zo ben je zèlf de tent der samen-komst. De samenkomst tussen God en mens, bij elkaar. God zoekt altijd kontakt.
Hij zegt ook: ‘Hou nou eens op met het offeren van al die dooie beesten. Wat moet Ik er mee, Ik kan het niet meer luchten! Het enige wat Ik van jullie vraag dat is: luister naar Mijn stem!.
Amos 5:21,22.
Dat is nou alles! Wil je Me horen of niet!
In zekere zin zijn we ook allemaal bouwvakkers hè? Ieder werkt met z’n eigen gave aan het bouwwerk.
Vooral met woord en met profetieën.
Maar er moeten mensen Góds tevoor-schijn komen. Een Goddelijk mens, die lijkt op God. Dát is nou Gods gelijkenis. Dan begin je op Hem te lijken.
God zei: ‘Laat ons mensen maken’.
Zullen we dat doen? Mensen maken naar Zijn beeld? Van dat ‘ons’ maak je zelf deel uit. Gods huis ben jij!
Maar nu wordt dat huis ook ingericht.
God gaat woning maken, dat wil zeggen:
inrichten. Daar was mijn vrouw heel goed in. Er werd dan ook wel eens wat veranderd en verplaatst aan de inrichting, stoel hier, de tafel daar en de kast daar….., het werd inderdaad steeds knusser en leuker; ik voelde me er steeds meer thuis.
Ik wil eens een paar losse opmerkingen maken over inrichten, heel praktisch.
Heb je een slot op de deur, of kan iedereen in- en uitlopen? Jan en alleman, zodat je zelf niks meer te vertellen hebt?
Ze sjouwen gewoon naar binnen, eten je voedsel op, gebruiken je spullen en ze gaan weer. En daar zit je dan. Er moet dus wel een slot op de deur en de enige die de sleutel heeft, dat ben jij.
Anderen kunnen jouw leven inrichten hoor!
Mensen en machten richten jouw leven in.
Je wilt gehoorzaam zijn, nou, dat woord gehoorzaam past helemaal niet in een klimaat van liefde.
Dan moet je dat woord ‘gehoorzaam’ anders in gaan vullen.
Laat anderen je leven niet inrichten….
Ken je dat boek van Yvonne Keuls “Floortje Blom?” Dat gaat over een verslaafd meisje. Een geweldig mooi boek. Ik las het altijd voor in de 4e klas mavo, en dat maakte wel indruk. Op een gegeven moment schreeuwt dat meisje het uit: ‘Ik doe altijd wat anderen willen, wat ik zelf wil, speelt geen rol!’ Vreselijk is dat!
Maar als God jou benadert zegt Hij: ‘Ik wil alleen maar dat je bij Me blijft’.
Dat is nou alles. Blijf bij Mij!
Of er zijn mensen die zich met alles van jou willen bemoeien; maar ze beginnen met te zeggen: ‘ik wil me nergens mee bemoeien hoor’, en dan komt er wat. Wat een gedoe, dat is soms zo gek.
Of stel dat je heel weinig identiteit hebt, dat kan, door wat voor oorzaak ook.
Dan ga je je huis net zo inrichten zoals een ander dat heeft gedaan, je kijkt dus alleen maar naar die ander. Het is niet je eigen idee, je imiteert. En hoe komt dat?
Omdat je te weinig zelfrespect hebt, geen waardering voor wat je zèlf verzint.
Nog een voorbeeld, je ramen zijn zó vuil, dat je geen uitzicht meer hebt.
Dat is een doordenker. Je ziet het niet meer, je raakt in jezelf opgesloten. Dan raak je ook in jezelf gekeerd. Dát is eenzaamheid, en dat is heel erg!
Sommige mensen hebben ook allemaal dure dingen gekocht. Hun huis wordt een soort toonkamer, dat je denkt: ‘tjonge jonge, wat een rijke bende is het hier’.
Ik heb dan altijd de neiging om aan die mensen te vragen of ze gelukkig zijn.
Alsof je geluk afhangt van wat je allemaal hebt verzameld.
Dat inrichten doe je samen, is het jouw smaak, voel je je thuis in je eigen huis?
Of als je samen inricht, maar de één domineert boven de ander, je sputtert wat tegen, maar dat helpt allemaal niks, die ander bepaalt het allemaal gewoon, en je volgt dan slaafs.
Dus dat inrichten doe je samen.
De tafel waaraan je eet, dan heb je gesprekken, daar ben ik zelf niet zo sterk in hoor. Van kind af aan is er ingeramd: ‘bord leeg, afwassen!’ Nooit een gesprek aan tafel, over gevoelens praatte je niet.
Het was dan wel een andere tijd, maar als je daarin bent grootgebracht, ben je wel klein gebleven.
Ik heb een vriend wiens huis op een gegeven moment klaar was, maar hij ontdekte na een paar jaar dat het hele huis een beetje scheef stond. Er was iets mis gegaan bij de fundering. Alles stond dus een beetje scheef. Dus al z’n opvattingen hingen ook scheef.
Hij heeft toen z’n hele huis laten opkrikken tot hij perfect waterpas stond. En toen stond alles recht.
Het kan dus zijn dat er in de fundering iets is misgegaan.
Ik weet niet hoe de fundering bij jou ligt; maar laat het dan rechtzetten.
Misschien heb je ook een alarmsysteem, ik niet hoor, ik heb stevige sloten.
Maar soms heb je een systeem nodig om je te waarschuwen voor inbrekers.
Mijn vraag is dus: ‘heb je onderscheid van geesten?’ Iemand die wat van je móet.
Komt iemand als vriend of als inbreker?
Je hebt echt onderscheid van geesten nodig om te weten wat de bedoeling is.
Nog een punt. Stel dat je een heel chaotisch huishouden hebt, een bende, overal staat wat, en niks staat op z’n plaats. Een ander raakt hierin ook zo de weg kwijt.
Dan is er een chaos in je ziel, dan is het daar ook een bende. Het is er allemaal wel, maar het heeft geen vaste plaats.
En wat zeggen zulke mensen: ‘let maar niet op m’n rommel hoor’.
Maar het is vaak een afspiegeling van je innerlijke leven hoor.
Of je hebt een gat in de muur, waar je een mooi schilderijtje voor hebt gehangen. Ja toch? Je moet toch positief blijven?
Haal dat schilderijtje nou eens weg, dat gat moet hersteld worden.
Je hebt het zó lang verborgen gehouden.
Waarom? Ja, schaamte, schuldgevoel.
En onder schuldgevoelens lijden heel veel mensen. Die denken altijd maar te moeten presteren om dat weer goed te krijgen.
De beroemde psychiater Sigmund Freud die de psychiatrie helemaal op z’n voeten heeft gezet, heeft eens gezegd: ‘Ik kom haast altijd uit op schuldgevoelens bij m’n cliënten, en hun gedrag is er dan ook naar in hun omgang met andere mensen.
Of je hebt last van een mi-wa-ko, een minderwaardigheidskomplex; je vergelijkt jezelf konstant met een ander.
Je hebt ook een meerwaardigheids- komplex, dat je altijd vindt dat de ander minder is. Vergelijken is uit de boze!
Ik vergelijk een mi-wa-ko uit wel eens met een boktor die in je meubels zit. Dat is echt verschrikkelijk. Dat knaagt en knaagt maar door, het maakt pulp van je mooie meubels.
Of je hebt je schuurtje hartstikke vol met rotzooi, je kunt niets wegdoen. Ruim het eens op, haal de bezem er eens doorheen.
Dan kom je in de keuken. Kleine kinderen werden vroeger iets voorgekauwd, letterlijk voorgekauwd en dat ging dan in het mondje.
Later leert dat kind dus eten zoals z’n ouders eten en leert het zelf te koken.
Dat is in het Koninkrijk Gods ook zo; je kan altijd luisteren naar wat anderen te vertellen hebben, ja knikken en nee schudden….
Maar wanneer maak je zèlf je maaltijd eens klaar? Zelf klaarmaken, zelf samenstellen, dat is iets heel moois, en ben je ook niet meer zo afhankelijk.
En wat voor sfeer ademt jouw huis? Durf je jezelf toe te vertrouwen aan de ander? Het is belangrijk wat voor sfeer je uitademt. Dan maar wat armzalig ingericht, maar zó hartelijk en vriendelijk.
Vroeger, als jochie, logeerde ik nogal eens bij wat ooms en tantes, die waren altijd zo lief en hartelijk. Ik moest huilen als ik weer naar huis moest, ik vond het daar zo fijn! Ze waren niet rijk, maar zo vreselijk lief! Daar was niemand die met bepaalde ogen naar je keek of je alles wel goed deed.
Ik heb wel eens schilderijen gemaakt, om ergens uit te ontsnappen, o.a. één met allemaal ogen die mij aankijken.
‘Wat heb jij op je lever, wat heb jij op je geweten?’ En ik was me van geen kwaad bewust. Vreselijk was dat!
En trouwens, doet de verwarming het? Is het behaaglijk bij jou? Je kan je huis nog zo mooi hebben ingericht, maar als de verwarming het niet doet, dan is het er niet behaaglijk..
God heeft in mensen een welbehagen, dat is toch mooi! Hij heeft een behagen in ons, wat leuk!
En je binnenkamer? Die is alleen voor geliefden.
Jezus zegt ook: ‘Als je bidt, ga in je binnenkamer’. Waar niemand je stoort. Je doet de deur op slot. Er komt ook geen lawaai van buiten. Allemaal gedachten die op je afstormen. Doe die deur dicht! Zodat je in die stilte, stil bent!
Stilheid en vertrouwen, dat is het wat God vraagt. Je kan Hem vinden in de stilte.
Het mooiste klankbord voor God is de stilte!
Er zijn zoveel beelden om aan te duiden wat ik eigenlijk bedoel, wat ik werkelijk geestelijk bedoel.
Het gaat om die innerlijke geestelijke werkelijkheid!
Jesaja zegt: ‘er is niemand die zegt: kom tevoorschijn’. Dat vindt God jammer.
Zeg het maar dat die mens Gods tevoorschijn komt.
We hebben echter een tegenstander die dat alsmaar tegenhoudt; en die te keer gaat, en die hard is, die je kapot maakt.
Dus als je door die hand van God wordt aangeraakt, dan kun je veranderen.
Niet een ander worden dan die je bènt, maar je verandert naar de gedaante van God.
Je bent soms zó gekwetst of gewond geraakt door vreemde handen, die wat van je moesten, of wat van je afpakten, of door harde woorden.
Het ergste is als je als mens ontkend wordt. Je mag eigenlijk niet bestaan. Het was beter als ik niet bestond.
En bij hoeveel jongeren is dat niet de oorzaak van suïcide. Dat is erg hoor, dat je ontkend wordt, of je ontkent jezelf, of de duivel ontkent je.
Dan zit je daar in je huisje; dan wordt er geklopt, en dan is daar iemand die zegt: ‘Ik sta aan jouw deur en Ik klop. Ik sta aan jouw gesloten deur, mag Ik bij jou binnen-komen’.
Misschien, omdat je veel hebt mee-gemaakt, vraag je: ‘waarom dan?’
‘Omdat Ik bij jou wil wonen! Als het kan eeuwig, Ik zoek een woning’.
Dat moet je wel allemaal verwerken, dat waait je ook niet zomaar aan. Dat los je ook niet met een bediening op, of met een preek. Daar heb je niets aan.
“Mag Ik gewoon bij je wonen en bij je blijven”. Dan zal ik je tooien met de lazuur-stenen van de hemel, dat is Mijn belofte, en met de robijnen van Mijn bloed, en met het parelmoer van Mijn geborgenheid besloten. (Openb. 21) Parelmoer is de moeder van de parel.
‘Want Ik heb je zo lief!’ Dat kan niemand van God afpakken.’ Zijn liefde voor de mens! Zijn liefde voor jou en voor de hele mensheid! Dat blijft voor God altijd staan, altijd brandend.
En bij zúlke mensen wil Hij woning maken.
En dát wordt uiteindelijk de tempel Gods.
Het is een tempel in de Geest, het is gewoon een geestelijke werkelijkheid.
Het boek Openbaring is één en al beeld, het zijn allemaal beelden die je niet letterlijk moet vertalen en voor je zien, want dan schiet het niet op.
Ik zal je een voorbeeld geven.
Dat ontzettend grote monster met zeven koppen en namen van godslasteringen op z’n kop met kronen. Dat gruwelijke monster is een beeld om z’n aard te laten zien, wat voor aard hij heeft.
En die godslasteringen heb ik al een keer uitgelegd, dat zijn: vrede, gerechtigheid rust, barmhartig…., dat zijn allemaal namen van Godslastering, want dat zijn eigenschappen van God, waar hij zich mee tooit. Hij liegt dat hij barst!
En wat doet dat monster? Dat zegt Paulus in 2 Thess. 2:4:
Hij zet zich in de tempel Gods.
Jij bent de tempel Gods, dan zal hij proberen in jou woning te maken.
Die geest, met al die koppen, is een nabootsing van de heilige Geest. Hij zet zich in de tempel Gods, en Jezus noemt die geest een ‘gruwel der verwoesting’. (Matth. 24:15/Daniël 11:31). Die maakt alles kapot en verwoest alles wat daar is neergezet, bij mensen, die hem de ruimte geven, zodat die geest echt binnen kán komen. Heel voorzichtig, op kousen-voeten, sluipt hij naar binnen en verandert de hele boel. Dat komt omdat die mensen geen meubilair hebben, ze hebben hun huis niet goed ingericht.
Jezus zou zeggen: ‘ja, er kan een boze geest uitgeschopt zijn, maar hij komt wel weer terug en neemt dan nog zeven anderen mee, die nog erger zijn dan hij.
Stel nou dat ze dat huis in kunnen, want je hebt dat huis een beetje gerestaureerd, en je zegt: ‘nou, kom binnen’.
Je hebt helemaal geen onderscheid van geesten. Je ziet niet uit wat voor geest iets of iemand binnen komt.
Sommige mensen draaien als een blad aan de boom om. Ze hebben het evangelie van het Koninkrijk der hemelen gehoord, en na een jaar of tien/twintig zeggen ze: ‘ik gooi het aan de kant hoor, ik heb er helemaal niks mee’.
Zij zetten zo hun huis open voor een andere geest. En het is nog erger met die mensen dan aan het begin.
Dat komt omdat ze die boze geest niet naar de afgrond hebben gestuurd, want diezelfde geest komt terug met andere geesten. Omdat ze het huis niet gevuld hebben de kennis van de Vader.
Jezus kende de Vader, dat was Zijn grootste geheim, en ook Zijn diepste blijdschap.
En zo leer je elkaar kennen in de binnenkamer, in de stilte. Dan ben je niet meer twee, maar dan ben je één!
Wat gebeurt er dan met dat monster?
Die geest komt uit de zee, dat is ook niet zo’n lekkere plek, het dodenrijk. Door de duivel is hij achter de hand gehouden.
Hij komt dus aan land, in de natuurlijke wereld komt hij tevoorschijn.
En wie gaat daarop zitten? Een vrouw in het rood gekleed; een valse gemeente. Die laat zich inspireren door die geest, en die kán een hoop wonderen en tekenen doen!! Ongelooflijk! Zóveel, dat de hele aarde er in verbazing achteraan gaat. Moet je dat eens kijken wat er gebeurt, geweldige wonderen en tekenen! Daarmee maakt hij de weg vrij voor zichzelf.
En als mensen dan ook de handen opgelegd krijgen voor het ontvangen van een geest, dan is het dié geest, en daar wil je niet mee gedoopt worden.
Daarom is het zo goed om de eigen-schappen van Gods Geest te leren kennen. En die eigenschappen open-baarde Jezus.
Micha zei het al: ‘ootmoedig wandelen met je God’. (Micha 6:8)
En die geest is helemaal niet ootmoedig.
Paulus zegt in 2 Thess. 2:4: ‘Hij laat aan zich zien dat hij god is’. Ik ben het!
En als je geen onderscheid hebt, tuin je daar in. Dat is toch verschrikkelijk als je daar intuint?
Je hoopt dat mensen dat niet doen, maar ja, die geest gaat zo wel te keer, en hij krijgt op een gegeven moment ontzettend veel politieke macht op aarde, en ook in de hemel.
Hij kan ook van zichzelf zeggen: ‘mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde’.
Dat zegt hij van zichzelf.
Hij weet héél goed wat hij zegt hoor.
En God zegt: ‘dat is een leugen!’
Als God willen zijn, is een hele grote leugen. Kennende goed en kwaad.
Met die leugen heeft de satan Adam en Eva misleid.
En dan zie je daar die eenvoudige timmerman Jezus uit Nazareth tegenover staan, maar Hij is de Waarheid!
Maar dat zegt die boze geest ook hoor, maar hij liegt.
Om goed te kunnen onderscheiden wat zich voltrekt in die geestelijke wereld heb je echt onderscheid van geesten nodig!
Dus samengevat:
Als God zegt: ‘David, ik bouw voor jou een huis, dan is hier is een stuk van dat huis, dat is prachtig hoor, een mooi huis!
Niets groots, zoals die van Salomo, die tempel is er ook niet meer.
En als ze ooit nog een tempel willen bouwen, reken maar niet dat God daarin wil wonen, dat kán niet eens.
Hij wil in jou en mij wonen!
Duurt Sikkens (06-12-2018)