De lieflijkheid des Heren aanschouwen

 

Wat hebben we in ons leven al een bende preken gehoord. Honderdduizenden woorden zijn over ons uitgestort, en wat hebben die woorden gedáán?

In Psalm 27:4 staat:

Eén ding heb ik van de Heer gevraagd, dit zoek ik: te verblijven in het huis des Heren al de dagen van mijn leven, om de lieflijkheid des Heren te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel.

Heb je dit wel eens gevraagd? Want uiteindelijk gaat het dáárom!

De meeste mensen vragen verschrikkelijk veel dingen aan Hem. En David zegt: ik vraag maar één ding. Maar dat ene ding omvat natuurlijk alles.

Om de lieflijkheid des Heren te aanschouwen.

God vraagt heel vaak: zoek Mijn aangezicht. Waarom vraagt Hij dat?

Waarom zou Hij vragen: zoek Mij eens op? Nou, Hij wil je zien, en dat is nou alles.

Niet dat je daar als een kruiperig wezen naar toe gaat, maar gewoon in je volledige gestalte; al is die nog zo beschadigd, dat maakt even niet uit.

Hij wil jou zien! Het is Zijn diepste verlangen om mensen te zien.

Dat vind ik nogal wat. Vroeger was ik bang voor Hem. Ik durfde Hem niet onder ogen te komen; en Hij vraagt: kom Mij alsjeblieft onder ogen, want Ik wil je zien.

Ik wil zien met wie Ik de rest van Mijn leven, en dat is nogal wat, ga delen.

Te verblijven in het huis des Heren.

Wat is eigenlijk dat huis des Heren?

Simpel gezegd: wij hebben twee lichamen, een aards lichaam, wat je ziet, en een hemels lichaam, wat je niet ziet. Dat heet het opstandingslichaam. Dat verschijnt als je het aardse lichaam aflegt.

Dat verschijnt in een andere dimensie.

En al die opstandingslichamen bij elkaar is het huis van God. Daar heeft David naar uitgekeken. Inmiddels is hij het al. Hij is inmiddels gedoopt met de heilige Geest. En hij heeft gezien dat heel veel beloften, die hij heeft geprofeteerd, uitgekomen zijn.

Maar andersom is ook waar, dat God woont in ons. Of, zoals sommigen zeggen: wij wónen niet in het hemelse Jeruzalem, maar we zijn het, en Gòd woont daar.

Het is maar hoe je denkt. Anders zit je in allerlei termen vast, die eigenlijk niks zeggen; maar Hij woont in Zijn stad, Jeruzalem, de stad van de vrede.

Maar dan staat er: om de lieflijkheid…

Een ander woord, dat hier wordt gebruikt in andere vertalingen is het woord mildheid, en het woord tederheid.

God is mild, wat is dat? Een milde regen is geen stortbui van woorden.

Mild en teder; moet je nagaan dat die God, waarin ik vroeger heb moeten geloven, zó veranderd is, zo onthuld is, dat Hij eindelijk Z’n ware gezicht kan laten zien. Gods ware gezicht.

Die tederheid van Hem is onbeschrijflijk en al eeuwen oud. En daar is steeds de duivel tussen geschoven met zijn karakter-trekken, zodat God de karaktertrekken moest hebben van de duvel, en dat is verschrikkelijk.

Daarom wordt er ook zo weinig over de duivel verteld; en dat is goed ook; maar ondertussen heeft hij wel het gezicht van God zó veranderd en tot een raar masker gemaakt, dat iedereen daar bang voor werd; of daarover ging lachen: och, bestaat Hij wel….?

Van alles is er tussen geschoven, zodat God maar niet aan het licht kan komen.

En dáár gaat het om!

Ja, die tederheid van Hem. Er staat in een Psalm: Hij drenkt ons, dat is ‘laten drinken’, met een stroom van lieflijkheden. Dus toen Jezus hier rondging, was Hij een bron van lieflijkheden. Hij vertelde de mensen heel mooie dingen, prachtige dingen over Z’n Vader. Want het beeld wat zij van de Vader hadden, was zo raar en krom, en er zat zoveel geweld achter.

Dat was zo sterk dat, toen zij in een dorpje waren dat niet wilde luisteren naar wat Jezus te vertellen had, en zich van Hem afkeerden, Zijn volgelingen zeiden: zullen we vuur laten neerdalen? Zullen we dat dorp eens even omkeren? Even laten zien hoe sterk en machtig God is….?

Nou, zegt Jezus, jullie weten niet uit wat voor geest jullie zijn; jullie snappen er echt niks van.

Dat zegt Hij gewoon. Jullie snappen het niet! Jullie kennen de Vader niet.

Een andere tekst zegt: Hij verbergt ons in het verborgene van Zijn gezicht, van Zijn aanschijn.

Aanschijn is een heel ouderwets woord dat gewoon ‘gezicht’ betekent. Iemand z’n aanschijn is: z’n verschijningsvorm.

Hij verbergt ons in het verborgene van Zijn aanschijn. Want God is Iemand die in het verborgene werkt, en ook kijkt in het onzichtbare. Je hebt dus andere ogen nodig om te zien. Maar verberg je daarin.

Het mooiste is natuurlijk dat Hij eigenlijk aan jou vraagt: ‘kijk Mij eens aan’. En je hoeft je ogen nooit meer neer te slaan.

Tenzij je je kapot schaamt…., nou goed, dan vergeeft Hij je dat, en dan durf je Hem weer aan te kijken.

De Zoon heeft er voor gezorgd dat we God frank en vrij kunnen aankijken. En dan wordt het stil. Zwijgen in Zijn liefde.

Geliefden hoeven dat niet zo vaak tegen elkaar te zeggen. Ze hoeven elkaar alleen maar aan te kijken en ze weten hoe het is.

De Heer te aanschouwen, kijken. Dat doe je dus met je innerlijke ogen. Dáármee zie je Hem. Maar ja, daar heb je ook licht bij nodig; zonder licht zie je niks.

En wat voor licht is dat dan? Als ik uitga van dat tabernakeltje, dat mobiele tempeltje wat de Israëlieten hadden in de woestijn. Het enige licht van dat ‘heilige’ was die kandelaar. Dat waren zeven heel stil brandende vlammetjes.

Niks vurig of lawaaiig; heel stil en heel rustig. En bij dát licht kun je elkaar zien. Dát is het licht van de Geest.

God is licht, maar Zijn Geest is natuurlijk ook licht. En als je dit dan verder vertaalt in een mens, dan kan die mens ook zeggen: ‘ik ben het licht’.

Dat licht verspreidt zich; dat wordt steeds meer. Dus daar komt geen vreemd licht bij om iemand te bekijken. Er zijn allerlei vormen van daglicht, je kent die uitdrukking wel, als er iemand aan je vraagt: joh, ik heb een probleem, laat je licht daar eens over schijnen. Dan probeer je dat met al je verstand een beetje te bekijken.

Maar als je Gods licht ergens over laat schijnen, is dat een ander licht.

Er is een andere vertaling die iets heel merkwaardigs zegt bij dat laatste zinnetje van vers 4: …. om te onderzoeken in Zijn tempel, dat zegt: …om de ochtend te zien gloren in de tempel. 

Dus de morgen breekt aan vanuit de tempel.

Vanuit die tempel begint het licht te schijnen, en dat licht laat zien wat deugt en wat niet deugt. Wat duisternis is en wat licht is. Zodat de boel ineens helder voor je wordt.

Het oordeel begint bij het huis Gods. Dit is een veel misbruikte tekst.

Die scheiding tussen licht en duisternis begint bij Z’n eigen huis, waar Hij woont; want God is licht, en tederheid, en lieflijkheid.

Zo is de schepping ook begonnen: ‘Er zij licht’. Dat is het eerste wat Hij zegt. Licht! Want duisternis is verschrikkelijk.

Prachtig is het dat dat morgenlicht in jou begint.

Het licht van de dag begint te gloren. Dat knalt niet in één keer met een bonk licht. Nee, net als bij het opgaan van de zon; eerst de stralen die de mensen aftasten, en van lieverlee komt die hele mens tot licht.

Een heleboel dingen zitten nog in de schaduw. En die mensen kennen hun eigen kleuren niet. En als dat dan begint te schijnen over die mensen, dan zeggen ze: hé, ik heb kleur, en steeds meer licht.

En die schaduwkanten van je…., joh, die zon gaat steeds meer schijnen en er komt steeds meer áán het licht. En dan ga je zien wie je werkelijk bent.

Jullie zijn het licht van deze wereld. Dus wij zijn geroepen om in de wéreld te schijnen, want dié ligt in het duister. En jij bent een kind van het licht. Wat wil je nou nog meer?

Net als het beeld dat we laatst hadden.

Er waren een paar handen waarin licht-gevende kristallen lagen. Die handen gingen open en die kristallen begonnen te bewegen en dat werden sterren.

Ja, wij zijn geroepen om sterren te zijn.

In Psalm 110:3 staat een merkwaardige uitdrukking: ….uit de schoot van de dageraad komt de dauw van de nieuw-geborenen.

De schoot van de dageraad, de baarmoeder.

En baarmoeder in het Hebreeuws heeft alles te maken met tedere liefde, met tederheid. Dus je bent uit tederheid geboren. En de vrouw wordt dus dageraad genoemd. De schoot van de dageraad.

‘Goede morgen, mevrouw Dageraad’.

Dat is toch mooi? De vrouw van het morgenlicht.

En uit die vrouw komt de dauw van jonge mannen, kinderen, nieuwgeborenen. Allemaal verschillende vertalingen. Maar ze worden vergeleken met dauw.

Toen dacht ik: ‘zó, je bent dus de dauw van de aarde’.

En weet je dat de dauw altijd lag op het manna in de woestijn? En als die dauw verdampt was, kwam het brood tevoorschijn.

Dát is mooi? De dauw van de nieuw-geborenen.

Liefde is een verzamelwoord. Het heeft zóveel aspecten. Het is net als een schitterend grote geslepen briljant. Dat heeft ook zóveel aspecten, zóveel kantjes. Want het woord ‘liefde’ omvat natuurlijk alles.

Dat is hetzelfde met het woord ‘woord’.

Wat betekent nou ‘woord’? Als je dit woord opzoekt, wat staat er dan? Wat is de betekenis van een woord?

Woordenboek….. We hebben wel eindeloze rijen woordenboeken, in alle talen, dat kun je allemaal samenvatten in dat ene woordje ‘woord’. Zo is het samen-gebald.

In den beginne was het Woord, en in dat woord zit eigenlijk elk ander woord opgesloten.

Maar voordat je een woord hebt, heb je natuurlijk een gedachte. En die gedachtenwereld van God is zó kostbaar, zó mooi, zó….., ja, daar is dus geen woord voor!

Om die gedachtenwereld nou te vangen, is daar het woord ‘Woord’ voor bedacht. Maar dat houdt alles in! Daar kun je eindeloos in bladeren.

Dus het is een uiting van gedachten. De gedachte is verborgen…., en ineens uit God hem; hoe doet Hij dat? Door het woordje ‘Woord’ te hanteren, of ‘Licht’, dat mag ook, en tegelijkertijd blijft het verborgen.

Ja, wat heb je nou aan een woord? Dat kunnen de mensen zèggen.

In den beginnen was het Woord…., ja, wat voor woord? Nou, Woord! Dus Hij houdt het óók verborgen. Dat is prachtig, want dát is de kunst om de gedachten Gods onder woorden te brengen in beelden.

Om te onderzoeken in Zijn tempel.

Je kan het zelfs vertalen met een groepje kleinvee, van alles door elkaar. Bokjes, geitjes, schaapjes, van alles door elkaar, zoals je dat in Afrika nog ziet. Die gemengde kuddes.

In Nederland is het allemaal één soort schapen, één soort koeien, het is alles keurig ingedeeld naar rassen.

Maar ik vind zo’n gemengde kudde, zoals dat in Afrika gewoon door elkaar loopt, toch veel leuker. Ja, iedereen is zó verschillend.

Dáármee kun je het ook vertalen.

Ik denk wel eens: ik heb vroeger wel op een heleboel plaatsen gesproken, maar daar hadden ze me liever niet meer; en op het laatst zijn er nu nog maar een paar kleine groepjes over, kuddetjes, vee, ja.

Het is niet veel meer. Als ik denk aan het kleine groepje in Hoogeveen, en ook in Groningen…. Maar wat ben je met kostbare dingen bezig!! Tempelschatten.

Om te onderzoeken in de tempel.

Wat ga je dan onderzoeken? Tempel-schatten. Ja, maar het gebeurt wel bij het licht van de lieflijkheid des Heren!

Hij gaat met je mee onderzoeken. Kijk nou eens wat er hier aan schatten in de tempel liggen. Het is ongelooflijk! Zóveel aspecten van de liefde.

Ik noem er een paar, neem nou alleen al vergeving. Wat een schitterende schat is dat. Altijd kun je mensen opnieuw vergeven. Altijd kun je opnieuw beginnen.

Wát je ook uitgevreten hebt, het blijft niet meer aan je kleven; het is voorgoed voorbij. Want God gedenkt mijn zonden niet meer. Hij denkt er niet eens meer aan.

Nee, het is vergeven, en dan vergeet Hij het!

Het zit zo diep bij mensen om mensen hun zonden ná te dragen.

Bij de buren troffen we iemand die zei: ‘ken je die, ja, dat is niet zo’n beste’. Dat was het eerste wat ze zeiden.

Met andere woorden: houdt de kennis-making dan op? Mensen die besmet zijn door een verleden, weet ik veel wat je hebt uitgevreten, maar het gaat erom dat jij je onschuld terugkrijgt.

Kijk mij eens aan! Zonder zonden! Yes!

En als nou zo’n tempelschat van vergeving in jou gestalte krijgt, dat je bekend staat als een zeer vergevings-gezind iemand, dat is toch mooi?

En als dan iemand zegt: ik zit zo met dat en dat…., dan moet je eens naar hem toe gaan, hij doet niet anders als vergeven.

Het gaat erom of het gestalte heeft gekregen in jouw leven! De tempelschat.

Of ‘ruimte’. Ook zo’n prachtige schat.

Maar kijk, dat komt tevoorschijn, om met een ander beeld te werken, dat kind, die volwassen persoon, komt tevoorschijn uit die baarmoeder.

Dat gaat niet van een leien dakje, want er is een geboortekanaal. En de duvel heeft er een vreselijke hekel aan dat het karakter van God tevoorschijn komt.

Daar heeft hij een gruwelijke hekel aan, dus hij verzint smarten. En met smarten wordt er gebaard. Met weeën.

Daar zit je niet op te wachten, maar ze zijn er wel. Maar nou snap je waaróm  er smarten zijn; omdat Gods karakter niet tot uiting mag komen. Dat werkt hij dag en nacht tegen, vooral ’s nachts, als je ligt te piekeren.

Gods karakter mag niet geopenbaard worden. Zijn ruimte en vrijheid, en Gods geloof en Zijn gevoelens.

Wat te denken van Gods gevoelens. Hij kan met je meevoelen; dat zit zó diep bij Hem.

Hij is niet één of ander figuur ergens op een troon, waarbij je zegt: tja, hoe moet ik mij nou gedragen om bij Hem in de smaak te vallen?

Man! Hij is Iemand die jou tegemoet rent;

de armen om je heen slaat en zegt: ‘kom op, je bent weer terug, je bent weer thuis!’

Dát is een goeie Vader. Gods gevoelens zijn hoop, en de duvel wil God beperken in zijn èigen uitingen.

Er is een psalm waarin wordt gesproken over: ‘de bevrijding ván God’. Niet ‘door’ God, maar ‘van’ God.

Zit Hij dan gevangen? Nee, Hij zit niet gevangen, maar Hij wordt beperkt!

Je kan God beperken in Zijn uitingen.

Als je niet vergeeft, als dat nog steeds aan je vreet dat er mensen zijn die bij jou in de schuld staan, voor wat dan ook, en jij vergeeft niet, dan beperk je God in Zijn mogelijkheden.

Of je denkt: ja, we komen tevoorschijn, maar stel dat er een kind tevoorschijn komt met een heel groot hoofd en heel dunne beentjes….. Dat is toch geen porum; dan heb je de kop vol kennis:      ‘ja ja, ik loop al heel wat jaartjes mee…..’, maar wat moet je met die kennis? Wat heb je er mee gedáán? Nou ja, dat wéten we dan.… Ja, nou èn…?

Hoe ben je in je dagelijkse leven? Doodgewoon in de praktijk, ben je makkelijk in de omgang of moeilijk?

Moet er ’s ochtends naar je gekeken worden hoe je pet staat, zodat er rekening met je gehouden kan worden….?

Nou, ik noem maar wat.

Hoe ben je in de gewone omgang met mensen? Erger je je nog gauw? Noem alles maar op wat nog aan je bootje kan kleven, zodat de vaart er uit gaat en die je er nog steeds niet hebt afgekrabd. Krab ze er toch af! Al die rotzooi, zodat je weer soepel door de golven glijdt als bootje.

Het gaat zó om de bevrijding ván God.

We zingen het wel: U geeft ruimte in mijn leven…., maar als Hij dat nou eens aan jou vroeg: geef je Mij ruimte in jóuw leven?

Dát is een goeie vraag!

Of denk aan het begrip ‘nederigheid’. Dat is niet slaafsheid hoor. Maar luister je naar iemand die wijzer is dan jij? Dat is nederig-heid.

Er wordt wel gezegd: ‘we laten ons leiden door de Geest’. O ja joh? Ja!

Dan zou ik maar eens wat nederiger worden. Ja, dát was Jezus. Hij was zó nederig, Hij luisterde goed naar Gods Geest.

Nog een tempelschat is ‘troost’.

Hoe troost je iemand? Met een paar verloren Bijbelteksten? Of dingen die jou getroost hebben? Zoals: ‘ik weet nog best dat…..’, en dan kom je met je eigen verhaal….

Luister naar degene die ondersteuning en  troost nodig heeft. Zèg niet zomaar wat. Luister goed. Soms weet je niet hoe je iemand moet troosten. Zèg dat dan! Dán ben je eerlijk.

Troosten is eigenlijk bemoedigen. Dat staat er eigenlijk.

Als je zélf steeds in beeld wil verschijnen: ‘hoor mij eens, hoor wat ik denk, hoor eens hoe ik bid, hoe mooi ik bid…..’,

dan is de nederigheid ver zoek!

‘Ben ik in beeld?’ Ja, je bent in beeld….

Maar jouw beeld staat het beeld van God in de weg.

Het gaat er om dat de Geest zich kan uiten.

En waar gaat het hiér over? Het verlangen van God. Hij verlangt er zó naar om bij je te zijn en bij je te blijven.

Hij verlangt naar Zijn geliefde. Laat dát eens doordringen in je denken, in je bestaan. Want een geliefde vervult jouw verlangen.

Dus eigenlijk zijn wij de vervulling van Zijn verlangen; van zijn diepste wens. Iemand, die van Hem houdt. Wat zal Hem dat goed doen.

Ik heb alleen maar wat aardse woorden tot m’n beschikking om dat te vertellen, maar wat zal Hem dat goed doen.

Want Zijn diepste verlangen is toch dat jij, in jezelf, de mogelijkheid hebt om Hém lief te hebben; om aan Zijn verlangen te beantwoorden. Dát is wat? Daar word je toch helemaal stil van?

Het gaat erom dat de geestelijke schatten, gestalte krijgen in jouw bestaan. Dat is toch mooi?

Dat kost weeën, maar het is wel mooi.

Alle dingen wórden door het woord. Ook die dingen. Je vergevingsgezindheid, je vrijheid…., dat is het wordingsproces, de wordingsgeschiedenis.

Dus wat is het belangrijk om met die dingen bezig te zijn, waarbij de bevrijding ván God gebeuren gaat. Dat Hij aan het licht komt.

En dán zul je tegenwerking krijgen vanuit het rijk der duisternis. Van mensen van wie je het niet verwacht; van mensen die hartstikke heiden zijn maar niet agressief. De meeste agressie zit meestal in eigen kring.

Maar het gaat er om dat Zijn gezicht gezien wordt, en tegelijkertijd ook verborgen is in je doodgewone menselijke bestaan.

Jezus had ook gestalte noch aanzien, noch luister, zodat we Hem zouden hebben begeerd. Zodat je zegt: goh, ik wou dat ik op Hem leek….

Hij was een doodgewone Jood. Onop-vallend. Maar van binnen zó mooi en zó kostbaar, verborgen in het aanschijn van God.

Wat een plezier heeft het God gegeven, dat Hij Zijn Zoon z’n gang kon laten gaan om te vertellen wie Hij was; wie Hijzélf is!

Wat een geluk stroomt er door God heen als Hij jou ziet.

En als je weg bent geweest, door wat dan ook, het geluk dat Hem dan doorstroomt als Hij zegt: ‘ben je er weer?’ ‘Ja, ik ben er weer’.  Man, wat mooi!

Dat zijn die gevoelens van God.

En ik denk ook dat dát geluk ook het begin is van je eigen genezing.

Ik heb het niet direct over je lichamelijke genezing; dat komt allemaal wel. Het gaat er om dat je van binnen geestelijk geneest. Dat lichaam volgt daaruit, want het zichtbare is uit het onzichtbare.

Het woord: ‘redden’, Jezus redt enz., is vaak veel te armelijk vertaald.

Letterlijk betekent het meer: ‘gezond maken’. Hij maakt je gezond! Nou, dat vind ik veel meer dan redden.

Als je me uit het water haalt, dan ben ik gered, maar dan moet ik nog wel gereanimeerd worden.

Gezond worden bij Hem! Gewoon bij elkaar zijn! Dat is zó goed voor je; dan word je warm van binnen.

Wát je ook verloren bent; je hebt niets meer. Je bent je zelfrespect kwijt. Wat kun je allemaal niet kwijt zijn. Misschien een verloren jeugd; wat heb je allemaal meegemaakt. Wij hebben zelf ook dingen meegemaakt.

Ik heb alles terug gekregen of ik ben bezig alles terug te krijgen. Gewoon door bij Hem te zijn en Hij bij mij. Dat gebeurt dan gewoon.

Al die lieflijkheden kun je allemaal samen-vatten in één woordje: genade.

Jesaja zegt: Hij verlangt er naar om ons genadig te zijn. Dat woord genade is zó versleten. Maar het heeft alles te maken met het uitwisselen van lieflijkheden.

Je mag lief zijn voor God.

Van Mozes wordt twee keer in de bijbel gezegd dat hij, op aanraden van het volk, God moet opzoeken, zij durfden dat niet zelf; maar Mozes was gewend om gewoon met God te praten. Altijd van aangezicht tot aangezicht. Zó gewoon, zo mooi!

Dus die man heeft de dood ook niet gezien.

En dan moet hij voor dat volk God gunstig stemmen, want ze hebben Hem kwaad gemaakt.

En wat staat er letterlijk in de Hebreeuwse tekst? Hij streelde Gods gezicht.

Wat stel jij je dáárbij voor? Het is maar een uitdrukking hoor, maar je kunt hierbij nagaan hoe goed dit God doet!

En dat is nou je Vader! Want je bent door Hem geboren. Nou, als je uit liefde geboren bent, dan bèn je ook liefde.

Het mooiste is dus dat je Hèm gelukkig kunt maken. Dat vermogen, die mogelijk-heid zit in je. Niet alleen een eeuwigheids-verlangen, zoals de Prediker dat zegt, dat zit in elk mens, maar dat jij binnen in je de mogelijkheid hebt om Hèm gelukkig te maken.

In Hooglied staat nog een tekst: Liefde, hoe heerlijk onder wat men verlangen kan. Dat is een nadenker. God verlangt dus gewoon naar jouw liefde, en verder niets, als je maar bij Hem bent, dan is het al genoeg. Daar heeft Jezus nou voor gezorgd, dat dát kan voor doodgewone mensen.

En je kan aan jou merken dat jij bemind wordt. Want je kan een groot verschil zien tussen mensen die niet bemind zijn en mensen die wèl bemind zijn.

Kinderen die niet bemind worden…., moet jij eens kijken hoe dat ontaardt, zodat zij helemaal niet meer zichzelf kunnen zijn.

Maar kinderen waarvan gehouden wordt…., nou, dát kun je zien.

Dat maakt je ook sterk. Zelfs tegen pesterijen.

 

Vader, ik bid U dat we de lieflijkheid van Uw wezen zo op elkaar laten doordringen. Dat dat zó sterk is, zó mooi; dat U aan het licht komt. Dat U niet meer beperkt wordt in de mogelijkheden, omdat wij Uw mogelijkheden zijn om naar buiten te komen, te laten zien wie U bent.

Tegelijkertijd moeten we er ook voor waken dat het ons niet meer afgepakt wordt.

Ik dank U, Vader, dat we kinderen zijn waarvan gehouden wordt.

Amen

 

 

 

 

 

 

 

Ik heb nog een gedichtje, dat ik een paar jaar geleden van iemand toegezonden kreeg.

 

Ik wens je woorden, niet in overvloed,

enkele slechts, krachtdadig, sterk,

één voor elke dag.

Een woord in je hart dat helderheid brengt,

twijfel, angst en duisternis verdrijft.

Een woord dat je spreken mag,

zacht, doordringend als morgendauw,

dat wonden heelt, leven wekt

en vertrouwen ontkiemen laat.

Moge het woord, dat je ontvangt

jou tot brood en wijn zijn

sterkte op je levensweg.

Moge het een woord van liefde zijn,

zuiverend, onberekenend, oprecht.

Maar vooral, moge je blijven wonen

in hèt Woord.

 

Duurt Sikkens d.d. 30-10-1011