De openbaring van Jezus Christus

Ik wil eens een stuk uit de Openbaringen lezen. Veel mensen slaan Openbaringen over, ze vinden het zo’n raar science- fictionverhaal, zo griezelig hier en daar.

Dat klopt ook wel, maar ik heb ontdekt dat er door dat hele boek en door alle visioenen heen, die Johannes gekregen heeft, een soort zilveren spoor loopt, het spoor van onze Heiland. En in dat spoor willen wij Hem ook volgen, want het boek eindigt natuurlijk geweldig, maar de tocht daarheen gaat niet zonder moeilijkheden.

Ik begin met Openbaring 6:12, daar staat het volgende:

Toen Hij het zesde zegel opende, geschiede er een grote aardbeving, en de zon werd zwart als een haren zak en de maan werd geheel als bloed. En de sterren des hemels vielen op de aarde, zoals een vijgenboom z’n wintervijgen laat vallen wanneer hij door een harde wind geschud wordt.

Dit is het beginstukje.

De zon werd als een haren zak, zwart, en een haren zak werd altijd gebruikt bij het overlijden van iemand, een teken van rouw. Dus er schuift tussen de zon en de mensen iets zwarts, en hoe reageren de mensen dan? Dan kijken ze…., en zien de zon niet meer, dan zeggen ze: ‘God is dood’. Dat is het teken van de rouw. ‘God is dood, Hij leeft niet meer voor mij’.

Ik kan wel kletsen over Goddelijke identiteit of zo, iets misterieus….., maar Hem zien als je Vader, dat is er echt niet meer bij.

Een teken van rouw: God is niet meer zichtbaar, God is dood.

En de maan werd als bloed. Bloed is een beeld van het natuurlijke leven.

De maan is het beeld van Jezus; de maan schijnt niet uit zichzelf maar ontvangt het schijnsel van de zon en weerkaatst dat de nacht in. Dat is de rol van Jezus geweest.

Hij was als een licht in die duistere wereld gaan schijnen. Hij ontving het licht van de Vader, de maan weerkaatst; en als hij als bloed wordt, dan heeft men het over een natuurlijke Jezus, een goed mens, een opportunist, revolutionair; allemaal titels die ze Hem gegeven hebben.

Maar een mens, wel een prachtig mens, een schitterend mens.

Vooral Zijn mens-zijn wordt benadrukt.

Een mens Jezus. Hij was een Mens Gods hoor! En dat is een ander wezen.

Een natuurlijk mens, zoals Adam, was ook een genie, een geweldig persoon. Hij heeft de taal ook uitgevonden. Ja, dat is wat in je eentje! Een taal uitvinden, doe dat maar eens. En gesprekken voeren met God, en rondkijken, namen geven. Hij was echt een onaangetast genie, die Adam!

Nou, dat was Jezus niet, dat hoefde Hij niet. Uiteindelijk gaat het niet om je mens-zijn, maar om mens Gods te zijn, en dat is een ander wezen.

Dan ben je van Goddelijke oorsprong.

In Psalm 82:6 staat: Gij zijt goden.

Ik weet niet of je dat kent,  maar: God staat in de vergadering der goden…, en dan zegt Hij: jullie zijn goden.

Maar dan zegt Hij ook: jullie doen helemaal niets wat goddelijk is; het lijkt nergens op, je moest je schamen.

Hoe zegt Hij dat ook al weer?

In vers 2: Hoelang zullen jullie onrecht-vaardig richten? Jullie moeten de geringen bevrijden, de wees en de arme.

En dan zegt Hij ineens terzijde: Ze weten niks en begrijpen niks; het zijn goden, en ze dolen maar wat rond in de duisternis.

Wat is dan het gevolg? Ja, dan gaan jullie weer dood als mensen (7). Dan sterven jullie weer als mensen, en dan ga je naar het dodenrijk.

Ja, daar zit je ook niet om te springen.

Waarom zijn jullie ontrouw geworden aan je opdracht; ontrouw geworden aan je oorsprong? Dat is erg hoor.

Het gaat dus niet om de mens Jezus.

Er is in Johannes 12:25 een verwarrende tekst: Die zijn leven liefheeft, die zal het verliezen, maar wie zijn leven haat in deze wereld, krijgt het eeuwige.

Daar staat 2x het woord ‘leven’.

De ene keer staat er ‘psyche’, dat is je natuurlijke leven, en als het ‘eeuwige’ leven wordt bedoeld, dan staat er ‘Zo-ön’.

Dat wordt dus 2x gewoon vertaald met ‘leven’, maar de ene keer is het jouw natuurlijke leven, en de andere keer is het het leven Gods, nou, dat is niet natuurlijk.

Hij zegt hier dus: ‘als je nou je natuurlijke leven inlevert, dan krijg je het ‘eeuwige’.

Dus wat heb ik gedaan?

Ik heb m’n ego ingeleverd, en moet je eens kijken wat er tevoorschijn komt.

Paulus zegt: ‘Ik leef niet meer, Christus leeft in mij, in zijn persoon’.

Dat is het grote verschil, de Christus in ons, of niet!

Dus je ego inleveren is niet zo moeilijk, ik hoef niet meer zo nodig. Zoveel mensen hebben zo’n knoert van een ego, ze stralen het gewoon uit.

Dan denk ik: nou ja, daar gaan we weer…., heb je nog oog voor anderen…

Maar dit ging over bloed.

En de sterren des hemels vielen op de aarde. Met de sterren des hemels worden de rechtvaardigen bedoeld. Daar heb ik het straks nog wel even over.

Dat zijn de mensen die een positie hebben in de hemel. Het nageslacht van Abraham zou bestaan uit de hoeveelheid zand maar ook uit de hoeveelheid sterren.

Hoeveel sterren zijn er? Net zoveel als zandkorrels, zóveel sterren zijn er!

Maar wat gebeurt er….., bij de eerste de beste storm verliezen ze hun hoge positie en ze vallen op aarde. De eerste de beste verdrukking, de tegenwerking, en daar gaan ze, als wintervijgen, de Staten-vertaling heeft het over onrijpe vijgen; ze zijn nooit gerijpt.

Ik ga nu even een zijsprong maken.

Ben je gerijpt of niet, of ben je nog steeds maar een zuigeling? Een kind van…., prachtig natuurlijk, maar ben je inmiddels ook gegroeid? Zit je in het rijpingsproces?

Als je die dwaze en wijze maagden, uit die gelijkenis, eens even naast elkaar zet, wat gebeurt er dan?

Op een gegevens moment reageren ze, want ze sluimerden allemaal, óók die wijzen.

Dus pas op dat je nooit in slaap valt! Want je hoeft niet te sluimeren, maar pas op dat je niet in slaap zakt. Zo van: ‘nou, ja, ik loop al zoveel jaren mee…., ik weet het zo langzamerhand wel een beetje, mij vertellen ze niks nieuws meer’.

Maar voor je het weet ben je ingedut.

Maar aan het eind van die gelijkenis kloppen die dwaze meisjes aan: ‘laat ons binnen’. En Jezus staat aan de andere kant, en wat zegt Hij dan? ‘Ik kèn jullie niet’. Toen dacht ik: dan hebben die dwaze maagden Hem ook nooit gekend zoals Hij is. Hij kènt hen niet!

En dat is één van de diepste grond-stellingen in je leven, dat je gekend bent door Hem, die van de Vader is.

Hij kent je dóór en dóór; en je laat jezelf ook kennen. Dat is ook nog een kunst hoor. Want sommige mensen laten zich niet kennen.

Nou, laat je maar wèl kennen, dan kan Hij zien wie je werkelijk bent.

Het ìs wat om Hem niet gekend te hebben!

Wat is er gebeurd? Die dwaze maagden hadden helemaal geen olie, en olie is een beeld van de kennis van het Koninkrijk der hemelen.

Jezus had het altijd over het Koninkrijk der hemelen, ALTIJD!

In de vorm van gelijkenissen, maar tegen-over de discipelen in directe vorm. Zó zit dat in elkaar.

In de tempel legde Hij ook alles uit, het ging om het Koninkrijk van de Vader.

En olie is de verzamelde kennis, want daarmee hou je de lamp brandende.

Zolang die lamp brandt, blijf je een licht.

Het ìs wat als alles sluimert en slaapt.

Dan ben je anders dan je Vader, daarvan staat in één van de Psalmen: Hij slaapt noch sluimert.

Verder staat er nog in die Psalm: Ik hef mijn ogen op naar de bergen, waar komt mijn hulp vandaan?

Nou David, die komt niet van de bergen, die komt uit God! Je hoeft niet naar de bergen te kijken.

En de Almachtige slaapt en sluimert niet!

We gaan nu naar Openbaring 12:1:

Er werd een groot teken in de hemel gezien: een vrouw, met de zon bekleed, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd;

en zij was zwanger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren.

Ze schreeuwt hier dus, wat zou ze schreeuwen? ‘Verschaf me recht tegen-over mijn tegenpartij’, want er staat iemand naast haar.

In de grondtekst staat niet ‘een’ vrouw, daar staat ‘één’ vrouw. Eén is daar een telwoord, een teken.

Wat voor teken verschijnt daar in de hemel? Daar heeft Jezus het volgende over gezegd:

Dat staat in Mattheus 24:29-30. Daar noemt Hij dat teken.

In de verdrukking van die dagen wordt de zon verduisterd, en de maan geeft haar glans niet, en de sterren vallen van de hemel; ja, de machten van de hemelen zullen wankelen, en dán zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen.

Wat is het teken van de Zoon des mensen? Dat is niet een of ander wit kruis, dat in de hemel staat te wiebelen.

Wat zou dat teken van de Zoon des mensen nou toch wezen?

Nou, er is maar één teken, en dat hier beschreven, dat teken is één vrouw.

Dat is de gemeente! Dus de gemeente is het teken van de Zoon des mensen.

Het is Zijn vrouw! Want Jezus is gehuwd. Wij hebben de gemeenschap door de heilige Geest. Dus het is man en vrouw; en die twee zijn één!

Het evangelie is zó eenvoudig, het is eigenlijk één-twee-één.

Het schiet me nu ineens te binnen, God begon met één, Adam; nou, zegt Hij, dat vind ik niks, nou, toen twee, en die twee zullen één zijn.

God is dus de herschepping begonnen  met één, Jezus, die kreeg ook een vrouw, dat is de gemeente; en die twee zullen één zijn.

Wij zijn dus eensgeestes met Hem en reken maar dat Hij naast die vrouw staat, die daar staat te baren.

Die heeft een kind in zich, ze is bevrucht door de heilige Geest. ze heeft haar kind eindeloos gedragen, en nou komt er een volwassen zoon tevoorschijn.

Niet een kind, nee, een volwassen zoon!

Dat is een zware bevalling; ga er maar aanstaan!

Dan heb je dus ook zware weeën.

Van die vrouw wordt wel gezegd dat ze met de zon is bekleed; dus de mensen die de zon zoeken, laten die de vrouw van Jezus maar op gaan zoeken, want zij is bekleed met die zon.

Voor de aarde zit er een zwarte zak tussen, maar voor de mensen die op zoek gaan, als ze de gemeente zoeken, als ze de vrouw van Jezus zoeken, dan kunnen ze de Zon zien! Dat straalt die vrouw dus uit.

Want je moet nagaan dat die vrouw, bekleed met de jas van de Zon, een stralend licht geeft in de onzichtbare wereld. Ze straalt van de barmhartigheid.

Als ze dat nou eens van jou zeiden! Dat jij straalt van barmhartigheid.

Dat gaat toch van jou uit? Je bent zo goed voor iedereen, voor vriend en vijand ben je zelfs goed.

Ja, de zon schijnt voor rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Maar ze schijnt!

En de maan is onder haar voeten; als je de maan zoekt, is die niet meer als bloed, maar de maan is hier een beeld voor het Woord van God; want Jezus is het Woord, en daar rust zij met haar voeten op; op het onvergankelijke Woord van God.

Dat allereerste Woord van God, Hij zei: Licht. Dát is het Woord van God.

En Johannes zegt: ‘Licht, dat is God Zelf’.

Maar ook wat uit Hem komt is Licht.

En het eerste Licht wat uit Hem kwam, was de Zoon. Hij zegt: Ik ben het Licht van de wereld.

En nou jullie, zegt Hij en geeft het aan z’n discipelen. Het licht verspreidt zich.

Dus de maan, het fundament, waar ze met haar voeten op staat, is onze grondslag.

En die krans van twaalf sterren is het beeld van een diadeem, twaalf apostelen, zij zijn begonnen met het verkondigen van het evangelie.

Jezus begon, zij namen het over; en zij verspreiden het evangelie rond haar hoofd.

Waarom om haar hoofd? Dat heeft alles te maken met haar denken.

Haar denken is zó gericht op de onzicht-bare dingen, op die heerlijke dingen van God. Dáár is ze op gericht!

Dát is de toekomst!

Als je ziet naar de rotzooi waar de wereld op dit ogenblik onder lijdt!

Blijf dus in de hemel! Blijf die toekomst vasthouden!

Ze is zwanger, je ontwikkelt je dus in de baarmoeder. En die baarmoeder vormen wij; uit ons wordt het zoonschap geboren. Dus wij zijn ook die baarmoeder.

Het Hebreeuwse woord voor baarmoeder is ‘rechem’, en dat betekent: ‘tedere liefde’. Nou, wat wil je nog meer? Gedragen worden, omhuld worden door tedere liefde. Daar heb je het karakter van God; daar heb je Zijn wezen.

Je zou die vrouw, die hier staat, ook een naam kunnen geven.

Mevrouw de Dageraad.

Dat staat in Psalm 110, daar worden de zonen geboren uit de dageraad; dat is het begin van een dag, de Dag des Heren.

Nou begeef ik me op glad ijs. Wat is de Dag des Heren? Als je dat in het oude testament leest….nou nou, het is meer dan verschrikkelijk wat er dan allemaal gebeurt. Gruwelijk! Bloed, vuur en rook-damp, een bende….

Maar ik denk: dat hoort nooit bij de Dag!

Het is de reactie van de tegenstander op het verschijnen van de Zoon, en op het verschijnen van de Zonen Gods! Op het openbaar worden van wat die vrouw in zich heeft.

Jesaja zegt ergens: ‘er is verdorie niemand die zegt: ‘kom tevoorschijn’.

Nou, laten we dat vandaag aan de dag maar wèl zeggen dat je het tevoorschijn roept in elkaar wat God daar gemaakt heeft, wat God bezig is te doen.

Ik las eens van een dominee een prachtig zinnetje, die hij schreef in het blad Trouw, hij is inmiddels overleden,  maar hij schreef: ‘elkaar tevoorschijn beminnen’.

Dat is wat! Dat je die ander zó lief hebt, dat datgene wat er in ontstaat, tevoor-schijn komt. En daar wacht God op!

Die mens Gods, van Goddelijke komaf, in de hemelse gewesten.

Maar ze schreeuwt, natuurlijk schreeuwt ze, want ze heeft het hartstikke zwaar en moeilijk.

En je hebt het ook zwaar in deze tijd.

Jeremia zegt in hfdst 4:31: Wat hoor ik, ik hoor een kreet als van één die in barens-nood is, benauwdheid als van één die voor het eerst baart. De kreet van de dochter Sions.(daar heb je haar). Ze hijgt naar adem, breidt haar handen uit: wee mij, ik bezwijk voor mijn moordenaars.

Dus ze staan haar naar het leven.

Daar wordt al geprofeteerd over die vrouw.

Maar Jezus heeft er ook iets van gezegd.

In Johannes 16:20 zegt Hij: Ik zeg u, jullie zullen schreien en weeklagen.

Dat zegt Hij tegen de 12 discipelen, maar de wereld zal zich verblijden. Ja, die zal zich verblijden dat ik er aan ga. Gij zult u bedroeven, maar jouw droefheid zal blijdschap worden.

Ze waren zó bedroefd dat Jezus er aan ging, waar of niet. Hij beschouwde hen dus als z’n moeder.

Dat zegt Hij ook, als ze een keer bij Hem aankloppen en zeggen: ‘je moeder staat hier met je broers’. Nou, zegt Jezus, dit is m’n moeder, en dan wijst Hij naar het publiek; dat is de moeder. En dan zegt Hij:

‘de vrouw die baart heeft droefheid omdat haar uur gekomen is; maar als ze haar kind ter wereld gebracht heeft, denkt ze niet meer aan haar benauwdheid, uit vreugde, dat een mens ter wereld gekomen is. Jullie hebben nu ook wel droefheid, maar Ik zal jullie weerzien.

Dat is de vreugde dat Hij opgestaan is uit de doden.

Dus jullie hebben het nu even moeilijk, als moeder, jullie zijn in al mijn verzoekingen bij Mij gebleven, Ik beschouw jullie echt als vrienden; jullie zijn niet weggelopen, jullie zijn Me trouw gebleven, jullie hebben Me geloofd; nou, dan ga je nu een droeve periode tegemoet, maar je zult weer hartstikke blij worden. Dat belooft iets!

En wat wáren ze blij toen ze merkten dat Hij opgestaan was.

Dus ze schreeuwt in de verzoekingen.

Er komen heel wat verzoekingen op je af.

Andere vertalingen hadden het over : ‘beslissende beproevingen’.

Dat vind ik ook wel een goeie.

Ze wordt op de proef gesteld, niet door God, maar door de duvel! Wat beslis je dan? Ga je mee, of ga je niet mee!

Bezwijk je of niet. Als je bezwijkt, en je ontdekt het, ga dan maar weer gauw terug. Dat kan altijd!

Trouwens, de hele schepping zucht hè?

Je buren soms ook, maar hoeveel mensen zuchten er wel niet. Die hebben geen leven. Miljoenen mensen hebben géén leven!

De hele schepping zucht, zegt Paulus, en is in barensnood.

Wat baart de schepping dan als ze in barensnood is? Die baart de zonen Gods; dus wij worden er op den duur wel op aangekeken. Maar dat is een ander verhaal.

En dan staat ze daar, en er staat een vurige draak met zeven koppen en tien horens, met op zijn koppen zeven kronen.

Wat een monster zeg!

Het woord ‘draak’ komt van dracoon, en dracoon komt van het werkwoord ‘derk’, dat is Grieks en betekent: ‘zien’.

Het heeft met kijken te maken.

Die slang in het Paradijs keek naar Eva.

Het leek wel of hij haar hypnotiseerde.

Hij moet het hebben van ‘zien’.

Later worden haar nakomelingen buiten het gezicht van de slang gebracht, buiten het ‘zien’. Hij heeft er geen zicht meer op, dat moet ook niet.

Maar dit is een raar monster! Dit is niet de duivel die daar in die kraamkamer staat.

Dit is een monster met zeven koppen en tien horens; dit is het beruchte beest uit de zee! Dáár komt dat beest vandaan.

Het is de laatste troef van de duivel.

Dat beest uit de zee heeft ook nog namen op die koppen, namen van godslastering.

Er staan geen vloeken op die koppen hoor. Nee, er staan hele mooie namen op: vrede, gerechtigheid, blijdschap, jezelf zijn, troost, liefde; noem alle mooie woorden maar op, noem de vruchten van de Geest maar op, en die heeft hij op z’n koppen geplakt. En dat is het godslasterlijke dat hij zich namen aanmeet die alleen God toekomen; die alleen de Geest toekomen.

Dat is het godslasterlijke van dit monster-lijke reptiel.

In Openb. 17:3 staat het: Ik zag een vrouw zitten op een scharlaken rood beest, dat vol was van godslasterlijke namen, en het had zeven koppen en tien horens.

Daar heb je hem dus weer.

Welke geest is dat? Dat is de geest van de anti-christus. Anti betekent niet alleen ‘tegen’, een tegenkandidaat, nee, het betekent ook een ‘andere kandidaat’.

Hij wil wat Jezus toekomt. Dat wil hij!

Daarom heeft hij ook geweldig veel macht; want de satan zelf, een gevallen engel, geeft dat beest ál zijn macht; z’n politieke macht en z’n geestelijke macht. Nou, dát heeft hij behoorlijk in deze wereld; dat geeft hij aan dat monster.

Wat heeft hijzelf dan nog? Niks meer. En het kost ook maar één engel om hem te grijpen en in de put te gooien. Eén engel maar, ja, hij is machteloos geworden.

Hij heeft alles aan dat monster over-gedragen.

En die geest? Ja, dat is de geest van de valse kerk.

Daar kun je mee gedoopt worden onder handoplegging. Dan word je gedoopt met de verkeerde geest. Het is verschrikkelijk.

Maar dat kan.

En wie geen onderscheid van geesten heeft, die trappen er achter elkaar in.

Het gekke is, dat de geest van de anti-christ, en de Christus die in ons openbaar komt, in een doodgewoon groepje mensen, door hem ontkent wordt. Dat wil hij niét! Dus kijk uit, laat je niet zomaar de handen opleggen!

Maar de oerbelofte is, dat het zaad van de vrouw de kop van de slang zal vermor-zelen. En dát is het zaad van dè vrouw! Kinderen Gods, die volwassen zijn geworden! En wat doet dat zaad?

Die vermorzelt de kop van de slang, dat betekent dat z’n hele denkwereld aan gruzelementen wordt geslagen. Die gruwelijke denkwereld, daar blijft ook niks meer van over. Eindelijk wordt de oerbelofte van God waar!

Nou staat er nog in Openbaring 12:4, want wat doet dat kreng: zijn staart sleepte een derde van de sterren des hemels mee en wierp ze op aarde. Daar heb je die wintervijgen.

Maar dat rare monster zwiept met zijn staart door de hemel, en slingert de sterren naar de aarde; ze verliezen dus hun hemelse positie.

Je kan het ook vergelijken met de vruchten van een boom met wintervijgen, als ze er afvallen, dan is het afval.

Ja, dan is het afval, de afval der heiligen.

Dat kán dus! Hij wierp ze op de aarde.

Maar waarom nou met z’n staart?

Dat kun je vinden in Jesaja 9:14, daar staat iets merkwaardigs; daar staat dat God een keer een oordeel uitspreekt, en dan vergelijkt hij Israël met een dier.

Hij zegt: De oude en aanzienlijke, (dat bevindt zich boven het hoofd van het dier) dat is de kop, en de profeet die leugen onderwijst, dat is de staart.

Dat is het venijn, dat is een oud woord voor vergif. Het vergif zit in de staart.

Dat zijn de profeten die leugens spreken.

(15) De leiders van dit volk worden verleiders, en wie zich leiden lieten, werden op een doolweg gebracht.

Er zijn dwaalleraars zat! Jezus zegt het ook: ‘er komen zoveel valse profeten en valse christussen; Hij gebruikt het woord ‘christussen’, valse gezalfden.

Ze deugen niet. In die staart zit het venijn, en hij slingert met leugenprofetiën de mensen weer naar de aarde.

Als ze eerst maar weer op aarde zijn; als de christenen maar uit de hemel vallen, dát is de bedoeling! Dus laat je nooit verleiden, of liever: misleiden door weer op aarde bezig te zijn, want daar kun je eindeloos mee bezig zijn. Je denkt dat je een geestelijk werk verricht, maar het is zo aards als wat. Dus goed nadenken of je in de hemel bezig bent of niet.

Ik kom steeds meer in kranten en in andere massa-media tegen dat mensen van de aarde steeds bezig zijn met zichzelf. Met hun ego, ‘hoe word ik een goed en normaal mens’. Dat is wel een goeie vraag, daar is niets mis mee.

Nou, dan moet ik een cursus volgen in Yoga, en mindfullness, enz., nou, er zijn cursussen zat. Ja, en dan kom je dichter bij jezelf, en langzamerhand begin je te beseffen wie je zelf bent…..

Als m’n horloge kapot is, dan ga ik naar de maker terug; als een mens kapot is, ga dan naar je Maker!

Je hemelse Vader heeft jou verwekt, geboren doen worden, is bezig met je opvoeding; dát is je Maker!

En als er één is die jou kent, dan is Hij dat.

Mensen die eindeloos bezig zijn met: ‘ik moet een goed mens worden’ – dat mag hoor – maar dat heeft met het Koninkrijk Gods niks te maken, want een kind van God is sowieso een goed mens!

En dat is de scheiding die zich dan voltrekt, wil je een mens worden, of wil je een mens Gods worden.

Wil je een mens worden naar Gods beeld? Dat staat in Genesis 1: ‘een mens naar Mijn beeld en gelijkenis’, dat is ook in het Hebreeuws een ander woord, en Jezus was de eerste gelijkenis Gods. Hij was Zèlf een gelijkenis; dat wás Hij, Hij was een parabel. Hij zei: ‘Wie Mij ziet, ziet de Vader’.

Misschien had Hij wel de tranen in de ogen toen Hij dát zei. Ik zie er uit als een normaal en gewoon mens, maar Ik ben van de Vader.

‘Kijk alsjeblieft dóór Me heen, en zie wie Ik werkelijk ben’. Daarom is die uitspraak van Petrus zo geweldig, als hij zegt: Goh, jij bent de Christus!

Mond dicht, zei Jezus direct tegen hem, niet verder vertellen. Het is wel waar, maar vlees en bloed hebben jou dat niet geopenbaard.

Hier heeft de Vader aan Petrus geopenbaard wie Jezus werkelijk was!

Wij hebben in ons ook dat ‘Christen-zijn’.

En als een ander dat zegt, dan zeg je maar: ‘mond dicht hoor, dat houden we liever geheim, want dat is het geheim van God in ons!’ Een schitterend geheim!

Vele valse profeten en christussen proberen die uitverkorenen ook nog te verleiden. Ze zijn er op uit met valse profetieën. Dus als iemand een profetie uitspreekt, moet je het gewoon toetsen, kijken of het klopt, en of het aansluit bij de Vader. Als het niet deugt, steek het dan in de fik.

In Openb.12:5 gaat dat monster voor die vrouw staan om dat mannelijke wezen te verslinden. Het is een volwassen zoon!

En wat verkondigt die volwassen zoon? Ons evangelie! Gods evangelie is het evangelie van de Zoon, maar het is ook óns evangelie.

Het woord evangelie betekent: ‘Goede tijding, goede boodschap’; het betekent ook ‘zachte tijding, zachte boodschap’. Daar heb je die tedere liefde van God weer, die in al Z’n zachtheid tot ons komt.

God is niet hard! Nooit!

En als dié tevoorschijn komen, dan staat er: het kind werd plotseling weggevoerd naar Gods troon.

Dus dat kind, die Zoon, pakt de troons-rechten, Hij gaat naast God op z’n troon zitten, Hij krijgt een ijzeren staf, en daar-mee begint Hij de heidenen te hoeden.

Dat betekent dat Hij de boze geesten op de hersens slaat.

Eindelijk komen de langverwachte tekenen tevoorschijn; boze geesten worden uitge-dreven, op zieken leggen zij de handen en ze genezen. Blinden gaan zien, lammen gaan lopen.

De tekenen volgen op de bevestiging van hun tevoorschijn komen!

Ze brengen dit evangelie nog eens een keer over de hele wereld. Hoe dat moet, dat weet ik niet, maar het gebeurt wel!

Want het evangelie wordt nog een keer over de hele wereld gebracht.

Dat is wat hoor! En trouwens, als dit evangelie verteld wordt, weet je wat dan ook altijd verteld wordt? Dat is het verhaal van de zalving van Jezus door Maria.

Ze giet een heel kostbare kruik met olie over Zijn hoofd heen.

Ja, nou, mopper mopper, dat had je beter aan de armen kunnen geven, werd er gezegd, maar Jezus liet het toe.

Dan zegt Hij, dat wat zij gedaan heeft, dat heeft ze gedaan met het oog op Mijn dood. Want doden, lijken, werden gezalfd, ook voor de geur, ander stonk het zo; maar zij zalfde een levende.

Dat betekende dat zij geloofde in de opstanding. Nou, zegt Jezus, waar dit evangelie verteld wordt, dan wordt dát verhaal van Maria verteld.

Nou, ik heb nog niet veel preken gehoord, over wat zij deed, omdat zij geloofde in de opstanding.

Dat had ze ook al bij haar broer, Lazarus.

‘Goh’, zegt ze tegen Jezus, ‘als jij hier geweest was, dan was het niet zo ver gekomen met Lazarus’.

Ja, zegt Jezus, maar hij staat op!

‘Dat weet ik’, zegt ze, ‘op de jongste dag’.

Dat wist ze allemaal. En dan zegt Jezus, als het ware tussen neus en lippen door,

Ik ben de opstanding! Ik ben die opstanding waar jij het over hebt.

Hij had ook kunnen zeggen: Met Mij is de jongste dag begonnen, de uiterste dag; met Mij, Ik ben het eerste Licht Gods.

zo breekt de Dag van God aan.

De boel is de afgelopen eeuwen totaal verduisterd, en nou breekt eindelijk in ons het licht weer door.

Ga maar schijnen, gewoon schijnen. Wees barmhartig, wees vriendelijk, oordeel niet.

Je hoeft je niet af te vragen of je het wel goed doet; en of de Heer een karwei voor je heeft…, nee hoor, ga maar rustig schijnen, jezelf wezen in Hem, en Hij in jou. Als Hij in jou is, dan komt Hij ook uit jou tevoorschijn.

Dat zegt Jezus ook zo graag: Blijf in Mij, dan blijf Ik in jou.

Gewoon in Hem blijven, verder hoef je niks te doen, je hoeft je geen zorgen te maken, blijf in Mij!

Ik vind dit zo’n lieve opmerking.

Vers 6: En dan vlucht de vrouw naar de woestijn.

Wat is de woestijn? Het is een eenzame plaats, eigenlijk zit je in het isolement, en dat zitten wij ook. Wij zitten, geestelijke gezien, in een isolement.

Je wordt losgemaakt van allerlei rare leerstellingen, van zoveel dingen, tenminste, als ik mezelf na ga.                Wat ik vroeger als puber allemaal moest geloven, en wat ik gelukkig allemaal weer kwijt geraakt ben, dat is niet te geloven, echt vreselijke dingen.

Uitvindingen van Augustinus waar je misselijk van wordt. Hij vond de erfzonde uit. Ik moest erfzonde, erfschuld en erf-smet moest ik leren, dus dat zondaars-schap zit in je genen….

Dan denk ik: ‘waarom is genade dan niet erfelijk?’ Dat zou toch ook kunnen?

Maar het zit niet in je genen, maar dat heeft hij uitgevonden.

En over de relatie man-vrouw heeft Augustinus zoveel gekke dingen gezegd.

Hij heeft ook mooie dingen geschreven hoor, ik wil hem niet tekort doen.

Luther heeft ook geweldige dingen gedaan, maar als je hem over de Joden hoorde, dan was dat niet best; ze hadden Jezus vermoord…., vreselijk, daar heeft hij enge dingen over geschreven; maar als je dat nou allemaal weg laat, dan blijft er van Luther toch een prachtfiguur over.

Maar deze vrouw vlucht de verlatenheid in. Daar wordt ze door God onderhouden.

Los gemaakt van hen die ze geïsoleerd hebben.

God zegt ook: Trek uit Babel.

De vrouw, die op dat monster zit, dat is Babel. Ja, maak je maar los van die vrouw, Openb.17:3, van die geest, ook van die geestesdoop.

Als die mensen openbaar worden, dan wordt eindelijk wáár, waar Jezus voor gebeden heeft: Verlos ons van de boze.

Maak ons los van de boze.

Zij maken zich los.

Het occultisme stijgt helemaal ten top; zó duister wordt het.

Er zijn zelfs mensen die eerst de Geest van God hebben ontvangen, ze hebben er echter niks mee gedaan; werden ze dan nog maar een puur natuurlijk mens, dan zou dat niet zo gek zijn, maar ze beginnen zich dan te verdiepen in andere geestelijke richtingen. En wat gebeurt er dan?

Dan bedroef je de heilige Geest; die trekt zich dan van lieverlee terug uit die mens, en op die plek gaat die geest van de antichrist zitten.

Want die eerste mensen wisten wel wat van de geestelijke wereld, ja, nou, dan wordt er weer iets geopenbaard uit die geestelijke wereld:

‘Zou je als God willen zijn, kennende goed en kwaad?’

Dè grote leugen: ‘zou je als God willen zijn, Die kent goed en kwaad’.

Dat is niet zo; het is een grote leugen en die neemt plaats in die mens.

Paulus schrijft daarover: Hij zet zich in de tempel Gods, om aan zich te laten zien dat hij god is.

En er zijn heel veel mensen die daar intuinen, en het is allemaal show.

Ik wil nog een stukje lezen uit Jesaja 14:12. Dat gaat over het einde, dat de koning van Babel te gronde gericht wordt.

Hij verdwijnt op een goeie dag in het dodenrijk.

Daar zegt Jesaja: Wat ben jij uit de hemel gevallen, en hoe noemde hij zich? Morgenster, dat ben ik! En dan ook nog Zoon des dageraads!

Dat zijn twee titels die alleen maar op Jezus van toepassing zijn. Hij zegt ergens in de Openbaring: Ik ben de blinkende Morgenster. Hij is de Zoon des Dageraads.

Dit monster heeft zich die titels aangemeten en noemt zich zo!

Hij is zó hoogmoedig; Wat ben jij ter aarde geveld, overweldiger der volken.

Dat is wat hoor, als je alle volken over-weldigd hebt.

En jij overlegde nog wel: ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten, – dat is boven ons -, zetelen op de berg der samenkomst, – waar wij wonen, samen met de Vader -.

Ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken.., en de wolken dat zijn wij ook, boven ons stelt hij zich op, en wat zegt hij dan? Mij aan de Allerhoogste gelijk stellen.

Ik ben God.

In 2Thess.2:4 staat: om aan zich te laten zien dat hij ‘een’ god is…, het woordje ‘een’ staat er niet hoor, …om aan zich te laten zien dat hij god is. Ik ben het, en een hoop mensen tuinen daar in. Het is een verschrikkelijke gebeurtenis hier.

In drie faces wil hij omhoog, en hij gaat in één face naar beneden.

Laten wij maar rustig doorgaan met waar we mee bezig zijn.

Het enige wat God eigenlijk mooi vindt, is dat jij de hoop vasthoudt. Het is nl. Zijn hoop.

Je kent vast wel het stukje over geloof, hoop en liefde. Wat op allerlei jubilea en bruiloften wordt voorgelezen. Ze doen maar, maar het gaat over het geloof van God! En de hoop van God, en de liefde van God. Daar gaat het over.

Het gaat over Gods hoop, geloof en liefde.

Gods hoop heeft Hij op jullie gezet, op ons. ‘Dat hoop Ik zo’, zegt Hij. En Hij gelooft ook nog dat het gebeurt.

Wat moet Hij dan veel van ons houden; ja, dat is de liefde.

Zijn geloof, hoop en liefde krijgen in jou gestalte. Iets mooiers is er niet.

Houdt dat vast!

De Colossenzenbrief geeft eigenlijk de beste samenvatting van Paulus’ geloof, en daar heeft hij het constant over: De Christus in ons. Dat is de hoop van de heerlijkheid.

Dat God je ziet, Hij kijkt naar je, en dan hoopt Hij zó dat jij Zijn hoop vasthoudt, wat Hij al eeuwenlang hoopt; en dat je heel simpel gaat geloven dat Hij dat ook gelooft, want dat zegt Jezus een keer:

Heb geloof van God. Dus je zou hetzelfde moeten gaan geloven als God? Ja!

Je kan hetzelfde geloven als wat God ook gelooft.

Ik schiet nog even een zijstraatje in.

In Lucas 6:12 staat dat Jezus de berg op ging om te bidden in het gebed van God.

Dus het gebed van God is tot óns gericht, en Hij vraagt: ‘willen jullie Mij verhoren’.

Dat vraagt Hij; leuk is dat hè?

Dat God zó eenvoudig is, dat is ongelooflijk!

Hij heeft Zijn hoop op mensen gesteld.

Ik weet niet of ik het al genoemd heb, maar over die z.g. wederkomst zijn al heel veel dikke boeken geschreven, zoveel aparte verhalen.

Terwijl het woord wederkomst, parousia, gewoon ‘aanwezigheid’ betekent, en verder niks!

Paulus zegt: ‘Tijdens mijn aanwezigheid daar’…, hier gebruikt hij het woord ‘parousia’. Hij is er gewoon.

En Jezus zegt Zelf ook: Ik ben mèt je, alle dagen, zelfs tot aan de voleinding der wereld blijf Ik bij je. Of je nou sterft of niet, Ik blijf bij jou en jij bij Mij.

Dát is die aanwezigheid. Het is ook een oernaam van God. Ik ben die Ik ben, Ik ben de Aanwezige.

Het wordt ook wel vertaald met: Ik ben er altijd, Ik ben!

Als Hij nou in jou aanwezig is, dan komt Hij dus ook in jou tevoorschijn. Ja toch?

Dat is nou die z.g. wederkomst.

Dat gaat niet met toeters, en boven op een berg, en door een gouden poort, en weet ik wat voor sciencefiction er allemaal bij gehaald wordt.

Het gebeurt in doodgewone mensen zoals jij en ik. Want God was ook aanwezig in de doodgewone mens Jezus. En in de discipelen, dat waren ook doodgewone mensen. Dáárin openbaarde Hij Zich.

Zou Hij Zich dat dan een tweede keer ook niet doen?

Hij zegt: ‘Ik kom gewoon in een wolk’, en dat zijn wij. En daarin kom Ik openbaar!

Er komt dus een dag, dat de mensen eindeloos zeuren over de wederkomst, dat jij op een dag durft te zeggen: ‘als je het geloven wil, Hij is al terug’.

Dan wordt het heel stil om je heen.

Hij is terug, en dan loop je maar weer weg.

Ja, durf je die stap te maken, want het is een stap, dan tril ik ook van binnen hoor.

Dat gebeurt niet op een speciale dag met lichtflitsen en knallen.

Knallen en lichtflitsen komen bij de duivel vandaan hoor.

Reken maar dat die antichristelijke geest valse christussen kweekt, en dié zeggen dat zij het zijn.

Zij zeggen dat ze de christussen zijn.

Is dat dan niet herkenbaar? Ja, voor ons is dat herkenbaar.

Toen Jezus dingen deed, zei Hij: ‘spreek daar niet over’, dus als er mensen zijn die aan zich laten zien dat zij het zijn, dan is dat een leugen, een show.

Het is een geheim dat in ons is. Het gebeurt allemaal in het geheim, en daar houdt God van.

Dus dat is nou de Openbaring van Jezus Christus. Zo begint dat boek toch?

Alle geweld is niet van God.

Zelfs bij de uitstorting van de heilige Geest was er het geluid van een geweldige windvlaag. Maar er staat eigenlijk: ‘een gewelddadige windvlaag’,

Het floot ze om de oren, dat was dus de tegenwerking van de boze.

Want Gods Geest houdt niet van geweld.

Het gaat niet door kracht of geweld, maar door Mijn Geest.

Dat moet je dus goed onderscheiden.

Het heeft dus niks met elkaar te maken.

Trouwens, die hele schepping is zo verschrikkelijk aangetast. Gods schiep de vruchtbomen en dieren naar hun aard, maar wat is er van de aard van die dieren overgebleven, toch niks meer?

Een leeuw hoort stro te eten, nou, moet je eens kijken wat hij dagelijks naar binnen brengt.

Er zijn nog maar een paar dieren waarvan ik zeg: ‘ja, die hebben hun aard nog, bijv. een schaap, zij bijten elkaar niet; of een lammetje, er is toch niets onschuldiger dan schapen van God, het Lam van God, een duif, een tortelduifje, als beeld van de heilige Geest.

Nou, dan heb je de meeste dieren wel gehad die totale onschuld uitstralen.

Een lammetje, het Lam van God; God had maar één Lam; en de schapen van God, en een duif. Dat is genoeg.

Mooi hè?

 

Duurt Sikkens, dd 06-04-2017 Assen