De vernieuwing van je denken

Gebed:

Vader, wij danken U dat wij bij elkaar zijn om Uw woord wat meer te kunnen begrijpen. En Heer, U hebt ons van Uw Geest gegeven, en die Geest neemt het uit het Uwe en geeft het aan ons, en dat is mooi. Ik bid dat wij daar een open oor voor hebben.

Amen.

 

Ik wil beginnen met 2 Cor. 4: 16-18, en dan toewerken naar hoofdstuk 5:10.

Daarom verliezen wij de moed niet, maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, noch-tans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd. Want de lichte last der verdruk-king van een ogenblik bewerkt voor ons een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht van heerlijkheid, daar wij niet zien op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, en het onzichtbare is eeuwig.

Er staat: wij verliezen de moed niet.  In de Statenvertaling staat: ‘vertragen’. Je zou kunnen vertragen. De Naardense vertaling zegt: versagen. Dat is een beetje ouderwets werkwoord.

Het betekent eigenlijk: we worden niet moe en we worden ook niet bang. En ik denk dat het vooral het laatste is.

Je wordt niet bang; want al vervalt…, dat is gewoon vergaan, tot ontbinding over gaan. Dus je natuurlijke leven vergaat, maar…, dan moet je eens kijken wat je ervoor terug krijgt; want er staat: uiterlijke mens en innerlijke mens.

In het Grieks staat er:  de mens buiten en de mens binnen. Dat is dus geen Nederlands, maar dat wil zeggen: een innerlijke mens en een uiterlijke mens.

En die uiterlijke mens is de natuurlijke mens, de psychische mens, zoals je hier op aarde leeft. Je psyche.

En die geestelijke mens…., en daar gaat het nou net om, dat is die innerlijke mens.

En elk mens, of hij nou gelooft of niet gelooft, is geestelijk. Ja, het woord ‘mens’ is Latijn, en betekent ‘geest’.

Een mens is het unieke schepsel met een geest. Het punt is: wat doe je met je geest? Waarmee voed je je geest?

Waarmee ben je bezig?

Paulus zegt: het wordt vernieuwd. Dag aan dag aan dag aan dag gaat dat vernieuwingsproces dóór…

Dus dat is een heel proces. Van dag tot dag. Een ontwikkelingsproces. Dat is prachtig!

Maar hoe begint dat? En hoe is dat begonnen?

Ik denk dat, als je het in de kern zou willen zeggen, dat je Gods gedachten over-neemt.

Ik kende Gods gedachten niet. Die kent niemand.

David beschrijft in Psalm 139 de wording van de Christus in de mens.

Je kent vast die teksten wel: je bent geweven in de baarmoeder, geborduurd, prachtig gemaakt…, en die psalm gaat dus over de vorming van de Christus in de mens. Daar staat in vers 17: Hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten.

Dat roept hij ineens uit als hij zich dát realiseert, wat daar gebeurt!

Want hij heeft daar duidelijk een profetie over de Christus in ons!

Je moet niet vergeten dat vrijwel alle profetiëen in het oude verbond over óns worden geprofeteerd; over de Christus!

De Christus is niet alleen Jezus; maar dat zijn al degenen die met de Geest van Christus gedoopt zijn.

Het begint dus in je gedachtenwereld.

Je hóórt wat! En ineens veer je op, en je zegt: dit is het!

En hoe wéét je dat nou? Dat weet niemand. Hoe weet je nou dat dit het is!

Ja, dat weet je, absoluut zeker!

Hoe weet je dat? De enige verklaring die ik ervoor heb, is, dat in elk mens het verlangen zit naar leven, en dat dat leven  best nooit meer op zal moeten kunnen houden. Dat heet ééuwig leven!

Dat zit dus in elk mens. En de enige die die vraag kan beantwoorden, is Degene die het eeuwige leven is en heeft, en dat is God. En Jezus vertelde er al van.

Hij zegt: luister maar naar Mij, want dat zijn woorden van eeuwig leven.

Je kan het ook vergelijken met Psalm 133.

Dat gaat over samenwonen van broers en zusters in hetzelfde huis, en dat wordt vergeleken met een zalving.

Als je je dat even voorstelt; Aäron staat daar en wordt gezalfd.

Hij krijgt niet een emmer water in z’n gezicht gesmeten, er verschijnt alleen maar een hand boven hem met een napje, en in die nap zit olie, en dat drupt heel voorzichtig op z’n hoofd.

Op z’n hoofd, wel te verstaan.

Dat is de gedachtenwereld; dáár begint de Geest te werken. In je gedachten. En op den duur loopt die olie dóór en is die hele Aärongestalte bedekt met olie. Dan is hij dus vól van de Geest.

Maar het begint klein. Alle begin is klein. Dat is echt waar! Ook de doop in de Geest. Je bent niet in één keer vol van de Geest. Dat bestaat niet! Het gaat staps- gewijs.

En dat vernieuwingsproces, het over-nemen van de gedachten van God, en je daarover verheugen, nou, dan ben je met kostbare schatten bezig hoor.

God leren kennen, en dan gaan denken zoals Hij denkt!

In vers 17 (van 2 Cor.4) staat: de lichte last der verdrukking van een ogenblik..,

en daar tegenover staat: een eeuwig gewicht van heerlijkheid.

Zoals het daar staat, laat ik maar even zo, daar wil het vanavond niet over hebben; maar wel dat hij die twee dingen:  de last der verdrukking èn eeuwig gewicht, noemt in verband met zichtbare en onzichtbare, in diezelfde zin.

In het zichtbare lijd je verdrukking, in het onzichtbare niet.

Jezus zegt: in de wereld lijd je verdruk-king, als je uit die wereld bent, heb je geen verdrukking meer.

Alle mensen uit de gemeente die zijn gestorven, kennen geen verdrukking meer. Dat is voorbij.

Om dat nou een lichte last te noemen, Paulus…., nou, dat weet ik niet. Het is niet altijd licht. Soms is een verdrukking ook knap zwaar. Maar omdat hij het aan de tijd bindt, is natuurlijk de ‘tijd’ haast niks, gezien de eeuwigheid. En in dié zin kan ik Paulus wel volgen.

Een mens heeft twee lichamen, àlle mensen hebben dat. Een zichtbaar en een onzichtbaar lichaam.

Daar zijn een hoop theoriën over.

Het zichtbare lichaam zie ik hièr allemaal met m’n aardse ogen.

Met m’n geestelijke ogen kan ik het ònzichtbare zien, voor zover het lukt.

Maar mensen, die geen bal geloven, hebben óók twee lichamen; een zichtbaar en een onzichtbaar; en dat onzichtbare lichaam van een ongelovige, van een puur natuurlijk mens, vergelijkt Jezus met een larve, een worm.  Hij gebruikt het woord skolex.

Ik heb het woord eens in de bijbel opgezocht, en in het woordenboek.

Het woord skolex betekent made.

In Marcus 9:43-48 zegt Jezus in een harde rede: Je kunt beter met één hand naar de hemel gaan dan met twee handen naar de hel.

Maar er staat wat achter: Hun worm sterft niet. Als je voet je tot zonde zou ver-leiden……, hun worm sterft niet.

En in vers 48 staat dat je beter je oog er uit kan halen, en met één oog het Koninkrijk Gods binnengaan, of dat je met twee ogen in de hel word geworpen, waar hun worm niet sterft.

Daar staat het woord skolex. Dat is een made, of een larve, of een worm.

Ik vind dit het beste te vertalen met larve.

Ja, dat zijn larven. En die gaan allemaal niet naar de hel hoor; nee, daar gaat nog niemand heen. Die gaan naar het dodenrijk.

En wat stelt een larve nou voor? Het is kleurloos, het is niks. Die kruipt wat rond; het is een verschrikkelijk saai leven. Ze kunnen alleen nog zuchten: wanneer komt er eens een eind aan.

De hele schepping zucht, en reken maar dat er in het dodenrijk verschrikkelijk veel gezucht wordt. Hoe komen we hier ooit uit.

Ik denk dat dit ook een prikkel is voor ons om verder te zoeken en te zoeken, want die mensen moeten toch een keer verlost worden. En die poorten van het dodenrijk zullen toch een keer open moeten gaan.

Maar die larve, ook al wordt een gewoon mens gecremeerd, dan is die larve nièt gestorven. Die geest leeft door. Die blijft rondkruipen.

Maar nou staat er in vers 18: Wij zien niet op het zichtbare, maar op het onzichtbare;

Dat woordje ‘zien’, dat heb ik in verschil-lende commentaren ook gelezen, dat betekent: zéér nadrukkelijk kijken; je blik vasthechten áán…..; in het oog houden; blijven kijken.

Dus dat ‘zien’ is niet alleen maar gewoon een beetje zien, een beetje kijken.

Waar is dus op ‘t ogenblik je blik op gericht? Als je in de gemeente bent; of als je hier zit; als je dagelijks bezig bent.

Want je kunt een vloer leggen in de bad-kamer en ondertussen aan hele mooie dingen denken! Een hoop werk gaat automatisch.

Ik denk dat voor de zichtbare, natuurlijke wereld geldt: doe wat je hand vindt om te doen. Ja, je moet het ook maar kunnen!

Maar doe wat je hand vindt om te doen.

Als die hand niks vindt, dan hoef je even niks te doen.

Dat natuurlijke gaat allemaal vanzelf; daar heb je geen omkijken naar.

Dat is het grote verschil tussen geestelijk en natuurlijk hoor!

Dus de blik hechten aan het onzichtbare. Alleen maar dát in het oog houden.

2 Cor. 5:1: Want wij weten dat, als die aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis.

Een tent, een tenthuis wordt ook wel gezegd.

Paulus heeft dat in hoofdstuk 4:11 genoemd:… het sterfelijk vlees, dat is dat huisje, ik zie hier dus allemaal tentjes, het is hier een camping.., en in vers 16 noemt hij het dus de uiterlijke mens.

Dat is dus allemaal gelijk; tenthuis, sterfelijk vlees, uiterlijke mens. Dus alles wat je ziet.

Petrus gebruikte ook het begrip ‘tent’ voor je aardse lijf. Dat is toch altijd tijdelijk.

Een tent slijt ook.

Maar dan staat er, als dat wordt afgebroken, hebben we  een gebouw van God, letterlijk staat er: een gebouw ‘uit’ God. Dat hèb je al.

In 1 Kronieken 17 staat dat God een belofte geeft aangaande de tempelbouw.

Vers 4: Ik heb nooit in een huis gewoond, ook niet in die tabernakel, Ik woon niet in iets met handen gemaakt. Ik was altijd in tent en tabernakel.

Dus waar woont onze God? In een tent.

Dat is toch prachtig; God woont in een tent.

Nou gaat dat een poosje door, en ineens zegt Hij, en dat staat zó verdekt opgesteld in vers 10 en 11: Ik kondig je wat aan, de Here zal jou een huis bouwen!

Het is net of David en Salomo dat niet gehoord hebben.

Maar Ik zal voor jou een huis bouwen, zegt God.

Vers 12: Die zal voor Mij een huis bouwen, een nakomeling van jou, dat is Salomo. Maar dit zinnetje: Ik bouw jou een huis.

Dat is dus het huis des Heren.

En wat is dat huis? Dat is dus je opstandingslichaam!

Want omdat je opnieuw geboren bent, dat is een deel van onze boodschap, en je bent door de Geest tot leven gewekt, je bent een babytje, dan heeft hij een splinternieuw lichaam. Dat heet een opstandingslichaam.

Een prachtig, onvergankelijk lichaam. Onverwoestbaar.

En als het goed is, hebben jullie dat allemaal al.

De al overleden Hans en Ina lopen nu al in dat lijf rond; en aangezien het een levend lichaam is, groeit het ook nog. Niet zozeer in omvang, maar wel in heerlijkheid.

Zoals het licht schijnt op een edelsteen, en dat licht neemt toe, dan gaat die edelsteen steeds meer glanzen. Daarom wordt het hemelse Jeruzalem, dat bestaat uit allemaal opstandingslichamen, uit al die diamanten, en al die parels, ontzaggelijk veel edelstenen.

En daar is licht, en dat straalt en schittert; al die opstandingslichamen bij elkaar, wonderlijk mooi.

En dat gebouw hèb je al. Dat heb je nú.

Zó zit dat!

Ik heb een gebouw; dat is je statuur in de hemel.

Dat is begonnen bij je wedergeboorte.

Een ander woord voor wedergeboorte is palingenese. En palin betekent in het Grieks: naar de oorsprong; naar het begin. Dus je krijgt je oorspronkelijk bedoelde lichaam. Wat God voor ogen had, heel in de verte, dat is Hij nu voor jou aan het maken.

God geeft er een lichaam aan. En dat lichaam is onsterfelijk.

Ik denk ook dat het licht geeft. Ja, je bent lichtgevend. Het zijn stralende gestalten.

Denk eens aan de verheerlijking op de berg. Jezus zegt tegen een paar discipelen om even mee te komen.

Ze gaan samen de berg op.

Dan staat er dat Hij in het gebed is, een wat merkwaardige uitdrukking, dat Jezus in het gebed is. Welk gebed is dat geweest?

Ergens anders staat dat Hij in het gebed van God was. Wat voor een gebed is dat?

Want God bidt ook. Ja, Hij vraagt toch aan jou ook wel eens wat om te doen? Nou,  dan verhoor je Hem! Ja toch? God bidt.

Bidden is zoveel meer dan alleen maar wat vragen.

Bidden is gewoon geestelijk bezig zijn met de hemelse dingen. Dat is bidden!

En dat bidden gaat altijd door.

Anders zou je dat toch nooit volhouden!

Altijd op je knieën in een kerkertje….

Dat is verschrikkelijk!

In één van de Psalmen staat: Ik ben één en al gebed. Hoe kan dat nou?

Moet ik dan altijd handen vouwen en knielen enzovoort?

Ik bèn een gebed! En als je het heel mooi wil zeggen, en dat raakt mij diep, maar je bènt een gebed van God.

Daar moet je eens over nadenken, hoe diep dat gaat.

Je bidt ook nog wel om zaken, dingen, mensen, toekomst, dat je overeind blijft.

Maar Jezus staat daar op die berg, Mozes en Elia komen er bij, mooie gestalten hoor, en ineens verandert Jezus.

In het Grieks staat er: metamorfose. Hij veranderde van gedaante.

 Meta=anders, morfe=vorm.

En dan staat er geschreven: Hij krijgt een stralend gelaat als de zon!

Dát is een bonk licht! Dat gezicht van Hem is als de zon! En waar speelt de zon nog meer een rol?

God wordt vergeleken met de zon; de zon der gerechtigheid; eindelijk recht!

Die vrouw uit Openbaring 12 is bekleed met de zon!

Moet je eens nagaan hoe die vrouw er uit ziet. Bekleed met de zon, dat is een lichtende, stralende gestalte, en haar voeten op de maan, het woord van God.

Dus dat is een enorme  gedaante-verandering, niet normaal meer!

En van Zijn kleding wordt gezegd: het is wit als licht! In een andere vertaling las ik zelfs: bliksemend! Zulk wit licht.

Dus daar rijst ineens een gestalte voor de ogen van die verbaasde discipelen op…., wat zien we nou? Wat is dit?

Toen liet Jezus Zich aan Zijn discipelen, die het hebben konden, zien in Zijn ware gedaante. Dát was nou de Christus. De werkelijke gedaante.

In Romeinen 12:2 staat: Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, nee, goed, dat snap ik, maar wordt hervormd door de vernieuwing van je denken. En dáár staat het woord: metamorfose.

Dus jij ondergaat een metamorfose, een gedaanteverandering, door het nieuwe denken!

Wat is het dus belangrijk om te dènken! Goed te denken; zuiver te denken.

Het gaat dus om de vernieuwing van je denken.

Dan kun je ook erkennen wat de wil van God is, het goede.

En het goede betekent hier: ‘wat goed is voor jou èn voor een ander’. Dán is het goed, harmonieus. God geeft de regel.

Hij weet wat goed is voor anderen, en jij langzamerhand ook.

Dus wees goed voor goeie en slechte mensen. Ja, dat is een metamorfose.

In 2 Cor. 3:18 staat: Wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, (dat is ongesluierd) de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, en nou komt het: wij veranderen naar hetzelfde beeld.

Wij ondergaan een metamorfose.

Dat is uiterlijk niet aan ons te zien; maar innerlijk verandert er héél veel.

Dag aan dag verander je.

In Fil. 3:21 staat: Hij zal ons vernederd lichaam veranderen….

Paulus hoopte dat hij dat nog zou meemaken tijdens z’n leven; dat z’n vernederde lichaam ineens weg was; verdween. Daar heeft hij het in verscheidene brieven over. Hij dacht dat dat te bereiken moest zijn. Ik word toch veranderd naar geest, ziel en lichaam?

Dat lichaam komt een keer.

… het wordt aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig.

Moet je eens nagaan: het verheerlijkte lichaam van Jezus Christus, wat de discipelen op die berg gezien hebben, daaraan word jij gelijkvormig. En dat is een groeiproces. Prachtig!

Dan staat er in 2 Cor. 5:2: Hierom zuchten wij, wij haken er naar om met onze woon-stede uit de hemel overkleed te worden, als we maar bekleed en niet naakt zullen bevonden worden.

Want wij, die nog in een tent wonen, zuchten bezwaard, omdat wij niet ontkleed, doch overkleed willen worden, opdat het sterfelijke door het leven worde verslonden.

Heel eenvoudig; er staat niet: hierom…, er staat hierin. Hierin zuchten we, in dat sterfelijke lijf van je. Dan kun je soms zuchten, zuchten onder een last. Dingen die op je af komen. Zuchten van verlangen.

Ik denk dat Paulus dat hier vooral bedoelt.

Dat hij zucht van verlangen: wanneer…., wanneer…, hoe zal het gebeuren?

Hier in het sterfelijke lichaam.

Je kan zuchten over wat je te wachten staat, de verdrukking. De verdrukking die over de wereld komt. Daar kun je echt om zuchten hoor. En wat houd jou dan overeind?

Dan staat er in vers 3 iets over dat naakt zijn; het lijkt wel een beetje op een dreigement: ….als we maar bekleed zijn en niet naakt. Want dat zou nog best kunnen. Zó kùn je het lezen; maar dat staat er gelukkig niet.

Er staat: Zodra we ontkleed zijn, zullen we niet naakt staan. En dat is een belofte.

Zo gauw je je sterfelijke lijf verliest, ben je niet naakt, je bent geen larve meer.

Een andere vertaling zegt: zodat we niet naakt worden bevonden. Maar dat is weer wat ouderwets.

Maar dit zijn troostrijke woorden hoor. Die kun je rustig vertellen aan mensen die naar hun eind lopen, als daar de kans voor is: Je bent niet naakt, jongen, jouw verheerlijkte lichaam komt aan de dag. Dat wordt zichtbaar, zonder pijn, zonder moeite, zonder druk, je kan uitrusten.

Ze rusten van hun moeiten. Sommige mensen hebben een moeizaam bestaan. Ook om je heen zie je het gebeuren, ook mensen in de gemeente. Dat kost moeite. Uiteindelijk kun je daar een keer van uitrusten.

Wat is naakt? Dat is de ziel zonder lichaam. Al diegenen die in het dodenrijk zitten, waar ze gevangen worden gehouden, die wachten gewoon op het laatste oordeel; dat er eindelijk gerechtig-heid geschiedt. Daar wachten ze op, want ze zijn allemaal naakt.

Dat is verschrikkelijk hoor.

Ze gaan niet naar de hel hoor, je gaat niet naar de hemel òf naar de hel; dat is zo’n onzin.

In vers 5 staat: het sterfelijke wordt verslonden.

In het Grieks staat er letterlijk: naar beneden drinken. Dat is eigenlijk niet te vertalen. Het is alleen vertaald met opslokken. Het wordt verslonden, er

blijft niets meer van over.

Het sterfelijke verdwijnt tótaal. Want het leven heeft overwonnen.

Het wordt verslonden!

Vraag: Waar gaan de naakten heen ná

het oordeel?

Dan hangt er vanaf wat ze uitgevreten hebben, dat is een apart verhaal, maar dat zijn die werken.

Er zijn miljoenen natuurlijke mensen die geprobeerd hebben om normaal en goed te leven; die vreten niet zoveel uit.

Zij gaan dus met één grote armzwaai het Koninkrijk Gods binnen. En zij worden stapsgewijs bekleed. Ze moeten het eerst horen; bij de opstanding, als alles opstaat.

En dat zijn er veel hoor; en hoe dat precies in z’n werk gaat….?

Hun onzichtbare lijven staan op. Ze komen dus uit dat dodenrijk en dan staan ze daar.

Ze worden geoordeeld op hun werken, niet veroordeeld.

Je opstandingslichaam is een gedaante, duidelijk te onderscheiden. Die ziet er heel anders uit dan wij nú.

Ik wil het nu hebben over dat huis van God. Daar profeteert David ook zo vaak over. Het huis des Heren. Wat is dat dan voor een huis? Dat is Zijn huis, waar Hij woont.  En Hij woont in de opgestane mensen; in hoe meer hoe liever. En op het laatst woont Hij in iedereen. Dan wordt Hij alles in allen!

Maar dat is nog een lange weg.

Vers 5: God is het, die ons juist dáártoe bereid heeft, dus voor die belofte, die ik net noemde, heeft Hij ons geschikt gemaakt en heeft Hij ons de Geest als onderpand gegeven.

Wat is een onderpand? Een waarborg.

Ik geef je dit vast als een onderpand. Dan weet je zeker dat Ik mij aan de belofte houd. Als een voorschot, alsjeblieft!

Of iets beter: een vooruit betaling.

God zegt hiermee: Ik geef je Mijn Geest om Mijn beloften gestand te doen.

En dat onderpand hebben wij allemaal.

Dat is de trouw van God.

Trouwringen waren van oorsprong een zinnebeeld van een onverbrekelijke verbintenis. Dus nou weet je waarom je hem aan je vingers hebt. Want waarom hebben ze geen ander symbool?

Een ring door je neus…, of een stip op je voorhoofd…, iets dat aan je huwelijk herinnert. Waarom is dat nou een ring geworden? Dat is onverbrekelijke trouw.

Vers 6: Daarom.., dat staat er niet, er staat: in dit. Dus letterlijk staat er: In dit

zijn we altijd vol goede moed.

Dat wil zeggen: in dit sterfelijke lijf verliezen we de moed niet. Ook al weten wij, zolang wij in dit lichaam ons verblijf hebben, ver van de Heer in den vreemde, zijn wij vol goeie moed.

Dus in dit sterfelijke lichaam zijn wij ver van de Heer in den vreemde.

Ik heb ook wel eens gelezen: away from home, weg van huis.

Wij wónen al in het huis van God, of, liever gezegd: wij zijn het huis van God.

Er zijn een hoop mensen die het altijd maar hebben over het hemelse Jeruzalem, want daar gaan we wonen….., of daar gaan we naar toe….. Maar dat is zó’n onzin! Je bènt dat Jeruzalem! Je bent een huisje; en dat is het mooie, want God woont daar, en dat noemt Hij de stad van de vrede. Ik heb vrede met jou en jij met Mij; en ook met de buren.

Mooi is dat!

(6b, 7) Ver van de Heer in den vreemde. Zolang wij in ons lichaam zitten, wandelen wij door geloof, niet in aanschouwen.

Niet door uiterlijke verschijning.

Ja, waar let je op bij de gemeente, bij elkaar? Op iemands verschijningsvorm of op iemands ònverschenen vorm. Waar kijk je naar, wat zie je in die ander?

Het is heel wezenlijk dat je met die dingen bezig bent. Hoe kijk je naar mensen. Kijk verder dan uiterlijk gedrag.

Wat zegt ‘gedrag’? Iemand kan zich ontzettend moeilijk gedragen; wat zit daar in! Waarom gedraagt iemand zich zó moeilijk? Want anders val je over allerlei dingen van uiterlijk gedrag.

Je vindt het maar niks, of je vindt het geweldig. Jij vindt dit en jij vindt dat…..

Wat heeft dat nog met het geestelijke leven te maken? Waar let je op?

Houdt elkaar wezenlijk geestelijk in het oog; dan zie je ook gauw wat er aan schort.

Dan krijg je soms gedachten voor die ander die hartstikke goed zijn en to the point.

Je zegt soms zomaar wat, dat je denkt: hé, ik zeg het toch maar. En je zegt het, en die ander schrikt en zegt: dat klopt.

Ik geef hiermee maar een voorbeeld.

Een mens geestelijk bekijken is ook een heel leerproces.

En ook naar jezelf kijken hè, als geestelijk mens. Dat je jezelf niet afvalt en scheldt op jezelf; domkop, sukkel….., enfin, de scheldwoorden liggen voor het oprapen, en als een ander dat ook nog eens even aanstipt, dan is dat niet leuk.

Bekijk elkaar geestelijk.

2 Cor.5:16. Daar staat: Daarom kennen wij van nu aan niemand meer naar het vlees. Als wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer.

Sommige mensen uit die club zeiden: ik heb Jezus nog gezien; ik heb Hem nog gekend en Hem een hand gegeven.

Ja, nou èn…, zou Paulus zeggen, nou èn! Hoeveel mensen zouden Jezus nu niet even een hand willen geven als Hij verscheen…Nou, zegt Paulus: èn…èn!

Want wie in Christus is, is een nieuwe schepping.

Dan staat er achter: het oude is voorbij, zie, het nieuwe is gekomen…. Maar dat staat er niet in het Grieks. Er staat:

Dè oude is voorbij, en dè nieuwe is gekomen.

Dus: dè oude schepping is voorbij, dè nieuwe schepping is gekomen, en dat is een proces.

Daar staat de, dus dat telt niet meer. Je hoeft elkaar niet zozeer naar het vlees te kennen, nee hoor. Maar we zijn vol goeie moed.

In vers 8 staat: en we willen nog eens een keer bij Heer onze intrek nemen.

Er staat: we begeren temeer…., dat is een zinnetje wat je nooit zou uitspreken in het hedendaags Nederlands; het betekent gewoon: prefereren; de voorkeur geven aan…

Paulus zat daar, misschien in de gevangenis, te schrijven.

En hij schrijft: ik prefereer toch wel om mijn intrek bij de Heer nemen hoor. Ik vind het hier helemaal niks. Daar geef ik dus wèl de voorkeur aan. Ja, natuurlijk, dat is eeuwig. Daar verlangde hij naar.

Dat is geen doodsverlangen; dat is een lévensverlangen. De dood is ook geen uitvinding van God, en ook niet van de mensen.

 

Vraag van iemand: Iets waar ik altijd moeite mee heb in dit hele stuk is, dat er een hele scherpe tegenstelling wordt gecreëerd tussen het zichtbare en het onzichtbare, tussen het tijdelijke en het eeuwige; terwijl dit eigenlijk van oorsprong niet zo is geweest bij Adam en Eva. Bij die eerste mensen was er geen tegenstelling. Natuurlijk hoort het zichtbare en het eeuwige samen te vloeien. Maar je hebt dan zo gauw de gedachte dat je zelf uit elkaar wordt getrokken, zo van: dit is mijn zichtbare en dat is het eeuwige. Maar ik ben toch één?

En dan hou je altijd een beetje de angst dat al het zichtbare niks is, daar moet je je niet mee bezig houden…., dat is niet goed….Een leuke auto…, dat is onzin, even zwart-wit gezegd. Alsof dat niet mag.

Paulus zegt dit ook heel zwart-wit, ongenuanceerd.

 

Antwoord: De bedoeling bij Adam en Eva was dat het tijdelijke van lieverlee zou veranderen in het eeuwige. Terwijl ze leefden, en uitgekeken raakten op de aarde, dat ze dan zouden zeggen: ‘zou er nou niet nog meer zijn dan alleen maar wat ik zie?’ Ja, er is nog wat meer.

En op dat moment sloeg de duvel toe; en toen werd hun blik gericht naar het onzichtbare.

Ik heb die tegenstelling tussen zichtbaar en onzichtbaar hier wel wat scherp gezegd. En Paulus dikt het hier ook wel wat aan hoor.

Maar het zichtbare is helemaal geen onzin. Je moet er inderdaad wel voor oppassen dat je zegt dat dit leven, wat je nu leidt, dus een waardeloze bende is. Dat is natuurlijk onzin.

Want je bent mens, en je kan zó ontzag-gelijk veel goeds doen! Daar ben je toe geroepen.

Want we zijn het licht van de wereld hoor! En niet een lichtje om later te branden.

Je práát niet over het licht; je bènt licht-gevend. Je bènt een licht.

Je bent dus in de wereld met je Goddelijke leven, en dat kun je openbaren door alle dingen heen.

Je gesprekken, je handelingen, je doen en je laten.

2 Cor. 5:9: Wij stellen er een eer in, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem welge-vallig te zijn.

Thuis is hier natuurlijk: in de hemel. Dat is thuis. En in den vreemde: op aarde.

Dus thuis Hem welgevallig zijn, is dus wanneer je je intrek hebt genomen bij de Heer; of in den vreemde, dat is op aarde.

En dat kan dus. De Heer welgevallig zijn tijdens je leven op aarde.

Nou komen we daar, waar ik wezen wilde, dat je dus ook op aarde Hem welgevallig bent in al je doen en laten.

Nou dat gekke vers 10.

Wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.

Miljoenen mensen denken, dat, als ze sterven, en ik heb dat als kind ook gedacht, dat je dan met bibberende knieën voor een rechterstoel zou komen te staan.

En daar zit God dan; en Hij kijkt dwars door je heen…, en je bent mooi de klos.

Er zijn ook heel veel christenen die dat geloven: als je sterft, dan kom je voor een rechtbank, dan word je aan alle kanten bekeken, en dan maar eens kijken of je links of rechts gaat, een bok of een schaap wordt; of dat je een straf krijgt of niet.

Als kind ben ik daar heel bang voor geweest. Zeker als ik iets had gejat; een appel of zo….Dat is wat hoor.

Er staat ‘voor’ de rechterstoel, maar dat staat er niet; er staat: in tegenwoordigheid van de rechterstoel.

Trouwens, je hoeft ook geen stoel in de hemel te zoeken, want er zijn geen stoelen.

Er staat dus: In tegenwoordigheid van de rechterstoel zul je openbaar worden.

Daar moet je eens goed over nadenken.

 

Johannes schrijft in z’n eerste briefje: het is nog niet geopenbaard wat we zijn zullen. Maar wij weten, dat als we geopen-baard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen.

Openbaren betekent dat er iets verborgens aan het licht komt.

Bij een openbaring is het al aanwezig, maar het moet zich nog manifesteren.

Dát is openbaren.

Jezus was als mens op deze aarde, doodgewoon mens, maar op die berg werd er geopenbaard wie Hij werkelijk was. Toen zagen ze het, door hun stomverbaasde ogen.

Dan zegt Johannes zelfs nog: we zullen Hem gelijk zijn.

Hoe word je nou geopenbaard in de

tegenwoordigheid van de rechterstoel?

Dat is heel eenvoudig. Je zit er op!

1 Cor. 6: 1 en 2. Daar zitten de mensen te eieren over een rechtzaak en zo….

En dan zegt hij in dat ene zinnetje van vers 2: Weten jullie niet dat de heiligen de wereld zullen oordelen?

Het oordeel over de wereld berust bij ons!

Dus wij zullen de wereld oordelen.

Denk je dat Jezus alles in z’n eentje doet? En God ook alles in z’n eentje?

Er staat hier dat wij het oordeel over de wereld zullen vellen.

Dus als al die mensen opstaan, dan verschijnen ze, en dan kunnen wij met ze praten.

Je zit daar nl. als mederechter. Je staat niet vóór die rechterstoel, maar om in beeldspraak te zeggen: je zit er achter.

Je mag een oordeel vormen. Wij mogen de wereld oordelen.

Openbaring 20: 11: Ik zag een grote witte troon….

Vers 12: Ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon. En er werden boeken geopend. En er werd nog een ander boek geopend, het boek des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond.

Wat voor boeken zijn dat? Wie houdt al je daden bij? Dat is de duvel!  Reken maar dat hij dat bijhoudt! Die weet precies wat je flikt en wat je niet flikt. Wat je uitgevreten hebt of niet, of je een massamoordenaar bent geweest of niet, of een gruwelijke volkstiran of niet.

De boeken werden geopend. Dat is maar beeldspraak hoor. Je moet niet denken aan een enorme bibliotheek met allemaal boeken.

Het komt allemaal aan het licht, zegt Jezus, er is niets verborgen, of het komt aan het licht.

Want anders zou er geen gerechtigheid meer zijn.

De verhalen van mensen, die zoveel ellendigs hebben meegemaakt; die nare dingen zijn overkomen.

Denk eens alleen maar aan het misbruik in de rooms katholieke kerk.

Ellendige dingen, waar ze met 70 jaar nog helemaal mee zitten. En het is nog nooit verwerkt. Moeten die mensen, die dat geflikt hebben, daar dan niet voor gestraft worden? Er moet toch een oordeel geveld worden?

Dus je luistert, en je luistert…,en je kijkt; want die boeken zijn de boeken van de boze.

 

Vraag van iemand: Zou het zo zijn, dat, als wij ook mee mogen oordelen, dan stel ik me een beetje voor dat er iemand staat die bijv. hoe dan ook of door wat voor een oorzaak ook, verschrikkelijke dingen heeft gedaan; en als ze dan het licht zien wat in ons zit, dat ze dán gaan zien wat ze gedaan hebben. Ze kunnen zich niet meer achter iets verschuilen.

Antwoord:  Ja, dat klopt, ze komen dan áán het licht. De gebondenheden zijn weg, er ligt alleen maar een stapel zonden. Ik heb ook geen idee wat voor straffen ze zullen krijgen.

Jezus vergaf ook de moordenaar aan het kruis.

 

Er staat in Romeinen 8:1: Zo is er dan nu géén veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.

Want het zou raar zijn als Jezus Christus weer in de beklaagdenbank moest gaan zitten. Dat zou raar zijn!

Jezus heeft juist, dat staat in Handelingen, het oordeel tot overwinning gebracht.

Dus wij zijn in Christus Jezus, dan is er nu geen veroordeling. Dat is voorbij. Je bent onder het oordeel vandaan, want Jezus heeft ook zelfs je straf gedragen.

Daniël 7, hij zag dat al, vers 21: Ik zag, dat die horen (van het dier) strijd voerde tegen de heiligen en hen overmocht….

Dat wordt ook geprofeteerd in het boek Openbaring, dat monster uit de zee, dat ons de oorlog aandoet, ons vervolgt en zelfs ons doodt.

…totdat de Oude van dagen kwam…, dat is een beeld van God, dan moet je dus niet aan een bejaardenhuis denken. Maar God is zó oud en zó jong. Het is maar een benaming. Het is verschrikkelijk dat ze daar een beeld van een oude man van maken met een baard…

Dan staat er verder: …en recht verschaft werd aan de heiligen des Allerhoogsten en de tijd naderde, dat de heiligen het koningschap in bezit kregen. Na hun dood.

Er staat: recht verschaft. Maar letterlijk staat er: ..het oordeel gaf. Hij geeft dus aan de heiligen het oordeel. Dié mogen oordelen.

Wij oordelen nu al over boze engelen. Over goede engelen hoeven we niet te oordelen, want dat zijn dienende geesten, die ons dag en nacht ten dienste staan.

Maar boze geesten jagen we weg.

Maar hier gaat het over het oordeel over de mensen.

Dus als iemand sterft, komt hij niet voor een rechterstoel, dat is één ding wat je goed moet onthouden. Alleen als het duizendjarig rijk begint, als alle doden opstaan, en dat zijn er nogal wat, dan worden ze geoordeeld naar hun werken.

Dan kunnen we ze het evangelie vertellen, je kijkt dan dwars door die mensen heen. Je vergeeft, je bent mild, je bent makkelijk. Als ze spijt hebben, wie zal ze dan tegen-houden. En laat ze het dan maar in orde maken met hun slachtoffers. Laat ze dat maar doen.

Daar wordt in de hedendaagse recht-spraak eindelijk eens een beetje aandacht aan geschonken, dader en slachtoffer.

Eindelijk, want slachtoffers hadden haast niets te vertellen. Dat komt door de westerse cultuur hier, er wordt altijd een schùldige gezocht. Iedereen wil altijd weten  wie het heeft gedaan.

De slachtofferhulp vind  ik een prachtige uitvinding.

Maar we waren gebleven bij Daniël 7.

Kijk ook eens even naar Psalm 102. Er is nl. in het hele oude testament over òns geprofeteerd. Onthoud dat maar goed.

Want wat ik lees, gaat over òns! Niet alleen over Jezus, maar over òns, zegt Petrus. Lees maar goed.

Psalm 102:20: Want Hij heeft uit zijn heilige hoogte neergezien, de Heer  heeft uit de hemel op aarde geschouwd, om het zuchten der gevangenen te horen, en om de ten dode gedoemden te bevrijden.

Dat heeft Hij gehoord.

Er staat letterlijk: De ter dood veroor-deelden .

En helemaal letterlijk staat er:

De kinderen van het sterven.

Hier schiet je toch van vol? De kinderen van het sterven, al die mensen zijn dood gegaan.

Denk ook eens aan de kinderen, zomaar dood gegaan om niks. Het gebeurt dag aan dag aan dag…., het gaat maar door.

Vers 22: wij zijn geroepen om de naam des Heren in Sion te vertellen.

God heeft het gehoord, en wij kunnen Hem verhoren.

Dat staat allemaal in Psalm 102, want er staat in vers 14: Gij zult opstaan (God gaat staan), U over Sion erbarmen, want het is tijd haar genadig te zijn, want de bepaalde tijd is gekomen. Dat is de volheid der tijden, waar Jezus verscheen.

En nu komt het een stap verder: Uw knechten hebben behagen in haar stenen.

Dus de knechten van Sion, dat zijn wij, hebben behagen in al die christenen en mensen; we hebben deernis met haar puin.

Letterlijk staat er stof en gruis.

Dat is het enige wat God wil, deernis met die mensen hebben, barmhartigheid.

Vers 17: Als de Heer Sion heeft gebouwd, verschijnt Hij in z’n heerlijkheid, en wendt Hij zich tot het gebed van de berooide.

Dus als wij die statuur bereiken, dan kunnen wij ons wenden tot die mensen.

Wij  hebben deernis met dat puin. God heeft dat allang. Maar Hij zoekt mensen die dat ook hebben.

We gaan weer terug naar 2 Cor.5:10b.

Opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft.

Wat moet ik me daarbij voorstellen?

Letterlijk staat er: Ontvangt.

Petrus gebruikt het woord en zegt dat je bereikt het einddoel van je geloof, de zaligheid van je ziel. Daar staat hetzelfde werkwoord: bereiken.

Dus iedereen ontvangt, krijgt wat hij in het lichaam verricht heeft.

Even nadenken: dus wat ik op aarde gedaan heb, dat krijg ik dan.

Je oogst wat je zaait.

God is een God van het verborgene. Hij kijkt naar je verborgen bezigheden. Echt waar!

Zijn ogen rusten daarop. Je hoeft het niet rond te tetteren wat je allemaal doet ‘voor de Heer’…..

Al die bezoekjes, dat gemail, brieven schrijven, stille tijden….etc.  Als je dat rondtettert, dwing je de bewondering van een ander mens af, en dan hèb je je loon reeds, de bewondering van de mensen.

Ga maar rustig door in het verborgene, en God, die in het verborgene ziet, zegt Jezus ergens, Die zal je het wel vergelden.

Hij zegt: Ik zie wel hoe goed jij bezig bent. Dat hoef je aan de mensen niet te vertellen, dat zie Ik wel. Dat vind ik heel mooi.

Hetzij goed, hetzij kwaad.

Hoe kan ik nou kwaad doen, als ik goed ben? Maar er staat een woord dat betekent: waardeloos, òf: van mindere kwaliteit.

Dus: van goed of van mindere kwaliteit.

Maar het gaat er dus om dat je primair bezig bent met de onzichtbare dingen van de Vader.

En in de natuurlijke wereld doe je wat je hand vindt om te doen. Daar ga je maar gewoon mee door. Prima!

Dat evenwicht is er wel.

 

Ik stop met het voorlezen van Colossenzen 3:1-4.

Als je nou met Christus opgewekt bent, zoek je de dingen die boven zijn, waar de Christus gezeten is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenk de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn.

Want je bent gestorven (wij zijn allemaal gestorven, hiephoi!) en je leven is verborgen met de Christus in God.

Als Christus nou verschijnt, die ons leven is, dan zul je ook met Hem verschijnen in heerlijkheid.

Eenvoudiger kan haast eigenlijk niet. Als Hij verschijnt, verschijnen wij ook.

Dus de wederkomst van Jezus hangt samen met onze komst.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 13-03-2013