Genezing van de ziel

 

Ik wil het vanochtend eens hebben over de genezing van de ziel. We hebben in de geest het evangelie ontvangen en is in ons het leven Gods opgewekt/neergelegd, en door die vernieuwing van denken begint jouw ziel daarvan steeds meer de vruchten te plukken en raakt langzamerhand doordrenkt van het wezen van God.

Ik neem even het voorbeeld van een fruitboom die regelmatig gesnoeid wordt.

We zingen hier wel met overgave: Gods snoeimes laat ik toe……Heb je dat wel eens gedaan? Er komt een knip, en nog een knip, of een zaag, en dan wordt er iets weggehaald, met de bedoeling dat er steeds meer vruchten komen. Dat vindt die boom heel eventjes vervelend, maar daarna vergoedt de vrucht dit werk. Ja toch?

Maar als je een heel jong boompje hebt, met een lengte van zo’n decimeter, en dáár wordt wat afgeknipt, nou, dat voel je dan wel.

Of, als er iemand op gaat staan, en er knakt iets in je vroegste leven; ja, zelfs als je 70 of 80 jaar bent, dan weet je dat nog, want die breuk, die knik, dat zit heel diep. Ik bedoel, alle mensen hier boven de 60 jaar, en dat zijn er heel veel, weten nog van gebeurtenissen uit hun vroegste jeugd; wat dat geweest is en wat dat voor sporen heeft nagelaten. Dat is niet ergens een afgeknipt takje, maar dat heeft je heel diep geraakt. Tot op hoge leeftijd kan dat.

Als je dat met een Grieks woord wil benoemen, dat één keer in de bijbel voorkomt, is dat het woord ‘trauma’. Dit woord komt één keer in het nieuwe testament voor bij de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Daar staat ‘trauma’. En een trauma is een gewelddadige inwerking van buitenaf.

Meestal betrekken ze dit woord op iets met het lichaam, dan heb je een trauma-helikopter; maar het gaat vooral om de geestelijke shock, die je oploopt. Daar is iets van buitenaf met geweld op je ingebeukt. Dat kan een klap zijn of een slag. B.v. de bekende slag: ‘Het wordt met jou helemaal niks’…… Of: ‘Wat het met jou moet worden…..’

Wie kent zo’n klap? Ik zie verscheidene vingers. Je weet het nog zo goed hè? En jij maar je best doen om het tegendeel te bewijzen: (met stemverheffing) ‘Nou, ik kan heus wel wat hoor’…. Ja, dat is het gevolg en dat is ook een verkeerde levenshouding. Dat wordt ook niks.

Het woord ‘trauma’ betekent ook ‘doorboring’.

Eén opmerking, van een leraar, of van een familielid of van een “vriend”, is een dolk in je ziel, en sommigen lopen nog met die dolk rond, als je goed kijkt.

Door één opmerking….

Dat jonge boompje heeft zó’n knauw gehad!

Het betekent ook het lek van een schip. Dat is ook een doorboring. Je zinkt weg in de golven van je eigen wanhoop; daar gaat je bootje.

Je kunt je hoofd ook niet meer boven water houden en voor je het weet zak je weg.

Er zijn heel veel mensen, heel veel jonge mensen, waar ik als vertrouwenspersoon heel veel mee te maken heb gehad, die het niet meer zien zitten. Dat heeft dus een oorzaak. En dat is verschrikkelijk.

Hoe help je nou zulke mensen?

Ik vertel maar wat dingen uit mijn eigen leven of uit mijn directe ervaringsomgeving.

Het opzij geschoven kind. Dat voelt dat kind zó goed. Dan denkt het: ik tel niet mee.

Als je het niet erg vindt vertel ik iets over een paar trauma’s, want ik wil me niet op het terrein van de psychiatrie begeven; maar misschien herken je iets daarvan uit je eigen leven; dat bedoel ik er mee.

Want ik wil zó graag, en misschien zeg ik het wat krom, neem me dat dan maar niet kwalijk, maar ik wil zó graag dat de ziel kan genezen. Jouw mooie ziel. Want dat bèn je.

Als je b.v. in het gezin waar je opgegroeid bent, geen veiligheid beleefd hebt. Het gaat me er niet om wie de schuldige is, het gaat me niet om te verwijten, het gaat erom dat ik gewond ben, en dat ik hulp zoek, dáár gaat het om.

Als je geen veiligheid beleefd hebt in je gezin, met al die ruzies, ook onderling tussen de kinderen, dan ga je op het laatst je eigen piep-kleine leventje leiden. Maar je bent niet meer verbonden. Het verband is weg.

Of, waar ik uit kom, een gesloten gezin, en dat is ook niet zo best hoor. Schatten van ouders, maar zo gesloten als een pot. Alles wat ànders was dan bij ons, dat deugde niet.

Alles wat vreemd was, dat was niet normaal in hun ogen. Daar komt ook de xenofobie uit voort, dat is vreemdelingenangst of vreemde-lingenhaat.

Daar gaan een heleboel Nederlanders onder gebukt, je kunt er wel mee in de Kamer komen, maar het is gewoon vreemdelingenhaat, je bent niet één van ons….

Als gemeente moet je er ook voor oppassen. Anders wordt het een sekte.

Stel dat wij als gemeente een gesloten gezin zijn, dat zou jammer zijn.

Er kan ook in een gezin onderlinge rivaliteit zijn. Ouders kunnen kinderen met elkaar vergelijken, b.v. rapporten naast elkaar houden. “Je broer, dié kan leren, of je zus, dié kan werken…”. Jij dus niet….

Rivaliteit onderling is levensgevaarlijk voor de samenhang.

Of, wie kan mooier preken, die of die? Wat heb je daar nou aan? Het gaat er om of jij verandert.

Of je bent in een gezin grootgebracht waar je klein gehouden wordt, dan ga je dingen stiekem doen. Heel veel dingen stiekem, want je weet wat allemaal niet mag. Op het laatst ervaar je alles als stiekem.

Ik betrap mezelf er wel eens op dat als ik naar de kast ga omdat ik een koekje wil, en als ik de kastdeur open doe, kijk ik eerst om me heen….Dan denk ik: zó, dàt is lang geleden…. Aan zulke simpele dingen merk je gewoon hoe dat vroeger ging.

Ik sluit thuis haast nooit een deur, en Mariet lacht zich er altijd wild om, maar ik laat altijd alle deuren op een klein kiertje staan, dat gaat vanzelf. Waarom? Omdat wij vroeger altijd stil moesten zijn, want mijn moeder had òf hoofdpijn òf sliep.

En dat met vier jongens en een meisje in zo’n hut…. a l t i j d  stil!

Ik loopt nog steeds op m’n tenen de trap op, dat zit er in gebakken.

Nou heeft dat gelukkig mijn persoonlijkheid niet ondermijnd, maar ik wil dit als voorbeeld aangeven hoe diep ingesleten gewoontes kunnen zitten.

Maar als je hebt geleerd om veel dingen stiekem te doen, dan heb je ook geleerd veel te liegen. En kom dáár maar eens uit…, dat je niet meer liegt, alsmede je woordkeus.

En maak je maar eens los uit zo’n verleden. Dat is soms een hele worsteling.

Je kunt in een asociaal milieu hebt verkeerd, ik bedoel niet ‘Tokkie’, maar ik bedoel mensen die niet sociaal zijn. Je kunt van hele hoge adel of van kouwe kak zijn, wat ook asociaal is. Die kijken altijd uit de hoogte naar andere mensen.

Maar jij moest altijd tegen andere mensen opzien. Beide houdingen beïnvloeden je.

Weet je wat ook erg is? Als er als kind nooit naar je wordt gevraagd. En àls je er naar vraagt, dan krijg je als commentaar van iemand uit de omgeving: “oh, die…”. Dan weet je al hoe dat ligt in de interne verhoudingen. Dat zegt zelfs de broer van de verloren zoon. Hij zegt tegen z’n vader: ‘Die zoon van u’. Daar hoor je de grote minachting in. En wat kun je dat voelen als je geminacht wordt.

Het helpt ook niet als je je daartegen teweer stelt met: ‘ik tel wel mee…’. Dat helpt niet; je brandt op.

Ik heb zoveel jonge mensen ontmoet met zo veel verdrietige en ook gewelddadige ervaringen. Ervaringen in de ziel. Want je kan wel eindeloos doorpraten over incest, maar wat denk je over geestelijke incest! Ja ja, dat is dat  je iets moet openbaren, iets baren, iets wat niet bij jouw persoonlijkheid past. Omdat dat van bovenaf opgelegd is.

“Ik wil dat jij dat en dat wordt….”.

Nou, dan krijg je vluchtneigingen, ja toch? En sommigen gaan dat letterlijk doen, dat worden dan zwerfjongeren. Veroordeel ze niet hoor, want het zijn vleesgeworden problemen.

Wanneer heb je vluchtneigingen? Als je nergens een thuis hebt.

Je kunt je ook zo gemanipuleerd voelen, zo misbruikt. Zo bèn je helemaal niet.

Zo ontkent ook; je moet een ander zijn dan je eigenlijk bent. Het kan zó complex zijn.

Sommigen hebben dat zelfs met het evangelie. Dan willen ze een ander zijn dan dat ze zèlf zijn. Dan zit je op een verkeerde route. Dat is heel erg, dat kun je voor jezelf helemaal uitwerken: ‘doe ik een ander na, of bèn ik iemand?’

Je kunt je ook zo schuldig voelen, zo vies van jezelf; zo besmet. De schande van de familie… Wat moeten de buren wel niet denken. Onze taal is er mee doorspekt, helemaal zwanger van allerlei dingen die te maken hebben met wat een ander van jou denkt: ‘wat zullen ze wel niet zeggen’.

Je kunt ook een paar overbeschermende ouders hebben gehad. Je bent als kind suf-geknuffeld. Of stierlijk verwend. Wat krijg je dan? Dan krijg je onzekere kinderen. Ze zijn niet weerbaar. Ze zijn te zwak gehouden. Ze hebben nooit geleerd om iets weerbaars op te brengen.

Je hebt ook mensen die zich overal aan ergeren. Van hondenpoep tot Balkenende. Ze blijven zich ergeren. Hollanders zijn daar goed in. Er wordt in dit welvarende land wat afge-mopperd. Als je dat doet, en je betrapt jezelf daarop, maak dàt dan eerst eens bespreekbaar.

Of als je zegt dat je niemand vertrouwt, maak dàt dan eerst eens bespreekbaar met iemand.

Er zal toch wel zo iemand zijn. Dáár begint jouw genezingsproces.

Durf je jezelf onder ogen te komen?

Heb je elkaar als partners, in wat voor verhouding ook, wel eens verteld waarvoor je je schaamt? Het lucht zó op als je dat doet. Zo van: ‘Ik schaam me toch zo voor dit of dat, of wat heb ik toen toch stom gedaan’.

Dit is het begin van een genezingsproces. Als je de wond niet toont, wat moet dan een dokter er aan doen?

Greet heeft dat eens schitterend uitgewerkt, dat je een wond oploopt tijdens iets, wat eigenlijk verboden is. Dan is er altijd wel eentje die zegt: ‘Hoe kan dat dan? Hoe is dat gebeurd dan? Waar heb je dan gezeten? Je mag daar helemaal niet komen?’ Ach, je hoort het allemaal al.  En wat doe je dan?

Nou, gewoon bovenop een gat in de muur een sticker plakken, schilderijtje ervoor. Tja, een keer halleluja roepen werkt ook….

Maar kijk, sommige problemen zitten achter een deur, maar die deur is overgeschilderd in de kleur van de wand; dan valt het wat minder op. En voor die deur zit nog weer een gordijn.

Laat je iemand toe om dat gordijn weg te schuiven, dat gordijn van de schuld en de schaamte. Die deur breek je dus niet open maar je zoekt een sleutel.

Waar is de sleutel voor het uiten van je trauma?

Als ik aan mensen vraag: ‘Hoe gaat het?’ Dan zeggen ze altijd: ‘Het gaat goed hoor’. Nou, dan heb je geen hulp nodig.

En als iemand zegt: ‘Ik ben een held in de Heer’, nou ja…..dan weet je dus niet wat zwakheid is.

Of je lacht alles weg. Daar was ik zelf heel goed in.

Ik hoorde laatst iemand het nieuwste woord zeggen in verband met identiteitskaarten, het begrip ‘identiteitsdiefstal’. Ik dacht: hé, daar kan ik wat mee.

Je weet niet meer wie je bent. Het is je afgejat. Je zegt wel: ‘De Heer is mijn herder’. Je zegt het echt wel, zeker wel! Maar wat daar achter staat: ‘mij ontbreekt niets’, dat kun je niet zeggen als je je identiteit kwijt bent. ‘Mij ontbreekt mijn eigen identiteit’.

Kom tot de ontdekking dat dat zo is!

Dat is heel belangrijk!

Er is een keer een beeld in de gemeente vertoond van iemand die allemaal pasfoto’s had, waarvan hij overal een stukje af knipte en hij maakte daar dan zelf een eigen pasfoto van.

Hij jatte van iedereen een stukje identiteit en probeerde daaruit een eigen identiteit op te bouwen van wat hij in een ander zo mooi vond.

Daarin ontkende hij zichzelf. Die foto klopt dus niet, want dat bèn jij niet! Je krijgt dan een verknipt figuur, wat een bekend begrip is uit de psychologie.

Sommige mensen zijn individualisten. Daar moet ikzelf voor oppassen. Individualisme lijkt sterk; dat lijkt alsof je in vrijheid wandelt. Het lijkt maar zo. Maar het is eigenlijk schijn.

Want weet je wat individualisme kan zijn? Hechtingsangst. ‘Ik sta op mijzelf’. Nou, en die ander dan? Ik durf me niet te hechten aan een groep of wat dan ook.

Dat zal wel een oorzaak gehad hebben.

Als er één zich aan de gemeente gehecht heeft, dan is het onze Heer wel. Hij is het hoofd en wij zijn het lichaam. Hij is zó aan ons gehecht en dat mag niet meer kapot, zegt Hij. Nooit meer! Hij is zó gehecht aan zijn vrouw.

Maar ja, vaak liggen er bij mensen teleur-stellingen aan ten grondslag, dat je dat niet durft.

We zongen het zonet: een parel in Gods hand. Dat kun je honderd keer zeggen, maar wat is de bedoeling van God met die parel? Het is Zijn bedoeling dat daar iets van gemaakt wordt, samen met andere parels. Er kan een parelsnoer van gemaakt worden, of prachtige oorsieraden, of een broche. Ja kan het ook in een gouden setting plaatsen.

Het gaat er dus om dat het een functie krijgt ergens in! Dàt is je waarde!

Als je echt een trauma hebt opgelopen, en dat zijn er verschillende van ons, hier staat er ook één, noemt de bijbel dat ‘gebrokenen van hart’. Het lijkt dan of je leven aan scherven is geslagen. Met één klap is de kruik aan scherven geslagen. En weet je wat er gebeurt als zo’n kruik aan scherven wordt geslagen? Dan loopt de inhoud weg.

En als er dan iemand tegen je zegt: ‘Goh, je bent  gewoon iemand zonder inhoud’… Wat gebeurt er dàn met je?

Of de bijbel noemt dit ‘verslagenen van geest’. Ik zie het niet meer zitten. Iedereen kent dat wel. En soms zie je jezelf niet eens meer zitten. Ga er maar aan staan. Allemaal trauma’s. En die veroorzaken in de geest verdriet en pijn.

Ik hoor het mijn moeder nog zeggen, ze kreeg van alles tegen de pijn; maar op het laatst kwamen ze tot de ontdekking dat ze eigenlijk zielepijn had, maar toen zei ze: ‘Ik ben de enige die dat voelt, en jullie weten niet wat ik voel’. Dat klopt. Hoe kun je zo iemand helpen?

Zoek eens op Matth. 8:17.

De bijbel noemt die hele verzameling trauma’s en verdriet: “smarten”.

In de NBG-vertaling staat: ‘Opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken werd door de profeet Jesaja, toen hij zei: Hij heeft onze ‘zwakheden’ op zich genomen’.

Jesaja 53:4 spreekt over: ‘onze smarten heeft Hij gedragen’. Deze NBG-vertaling is beter want de vertaling uit Jesaja: ‘Hij  heeft ze gedragen’, kan een beetje distantie hebben. Maar Hij heeft het òp Zich genomen’.

Hij ziet jou ergens onder gebukt gaan. En dan komt Hij naar je toe en zegt: ‘Geef maar hier’. En Hij neemt dat óp Zich! Dat is zo’n teer en liefdevol gebaar, want op het moment dat Hij dat op Zich neemt, kun je eindelijk weer adem krijgen, anders ga je er zo onder gebukt.

Ik heb het hier niet over de ziekten hoor. Die tekst is veel te vaak geciteerd en heeft weinig uitwerking gehad.

Eérst die zwakheden in je ziel. Je ontkenningen. Je pijn en je verdriet.

Eigenlijk staat er in het Hebreeuws: ‘Hij heeft het op Zich geladen. Dat is eigenlijk nòg mooier, want dat betekent dat het een zware last is, waar je zelf onder gebukt kan gaan.

Ja, hoe kun je nou innerlijk genezen van de wonden in je ziel? Want daar gaat het toch om.

Ik heb eens een uitspraak van een psychiater gehoord die zei: ‘Als ik niet van mensen houd, dan is mijn therapie waardeloos, dan is mijn therapie theorie. Misschien dat iemand ergens toevallig beter van wordt, maar als ik niet van mensen houd…..’. Dat is mooi hè? Dan is dàt z’n light-motief geweest, het allereerste begin, waarom hij aan die studie begon: Hij hield zo van mensen.

Je kent allemaal de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan; de barmhartige allochtoon. Hij bevond zich op vijandelijk gebied. De mensen liepen met een boog ook om hèm heen. En daar ligt iemand kapot. Een verslagen mens. En de priester en de Leviet lopen er met een boog omheen. Waarom? Nou, omdat hun godsdienst regels had….! Ze hadden bepaalde regels en daar hielden ze zich keurig aan.

Ze zaten zelf, notabene twee zeer gods-dienstige tempelgangers, gevangen in hun godsdienstige opvattingen. Regels zijn regels. Wat is er dan in hen verloren gegaan? De barmhartigheid.

Was die Samaritaan een gelovige…? Zei hij tegen die kapotgeslagen man: ‘De Heer is bij je, ik zal voor je bidden?’ Schrale troost, het helpt allemaal niets. Het gaat om een handeling.

Er zijn mensen uit de wereld barmhartiger, veel barmhartiger, dan mensen die zich zogenaamd christelijk noemen.

Er is zelfs een uitspraak van een profeet, ik meen Ezechiël; daar vergelijkt God zijn eigen volk met een stel heidenen. Hij zegt: ‘Die heidenen denken beter over het leven dan jullie’. Alsjeblieft!

Regels kunnen je zó gevangen houden. Als je de barmhartigheid binnen de perken houdt van jouw godsdienstige regels, dan belemmer je God in Zijn bewegingsvrijheid. Je belemmert dus God!  Je moet God niet belemmeren in Zijn bewegingsvrijheid. Hoe ver reikt Zijn barmhartigheid? Nou, in de gebeden kun je het horen, oneindig. Laat het dan ook van jou uitgaan. Oneindige barmhartigheid. Dan ben je een kind van God. Wat doet die (vijandige) Samaritaan? Hij ontfermt zich in vijandig gebied over een inwoner van dat gebied, en hij gebruikt olie en wijn.

Olie is altijd een prachtig beeld van balsem voor de wonden, dat heelt alle smart (uit een oud liedje).

Er staat in Spreuken: ‘De tong der wijzen is medicijn’. O ja? Ja! Eén opmerking kan je zó goed doen, in tegenstelling tot de trauma’s die je hebt opgelopen.

Eén opmerking kan je hele leven ineens de wending geven waar je zelf zó naar uitgekeken hebt. Daar kan geen preek tegenop. Dat is het verschil tussen logos en rhema.

Logos is het woord Gods, het algemene, voor iedereen bestemd. Maar rhema, dat is ook woord, dat is het persoonlijke; wat op jou slaat.

Stel dat iemand zomaar ineens tegen jou zegt: ‘wat hou ik toch van je’. En je ziet dat het waar is. Dan is dat balsem voor je ziel. Want met de ‘tong der wijzen’ wordt niet de tong van een filosoof bedoeld, maar dat is iemand die iets aanwijst. Wijzen, daar komt het werkwoord ook vandaan.

En die zegt: ‘Ik zie dat je dáár last van hebt, wilt je er wat aan doen, mag ik er wat aan doen?’ Dat is medicijn.

Zeg nooit: ‘God is bij je… of de Heer is bij je….’ Wat bedoel je dan?

Bert heeft het laatst eens kort maar krachtig gezegd: ‘Als ik bij een ander ben, is God bij die ander’. Het gaat erom dat God gestalte krijgt in jou!

Anders is het weer een stuk theorie en ‘als een ster in donkere nachten zal ik op je wachten’…

Nee, ik ben bij je, hier en nu. Dáár gaat het om en zó is God in de wereld.

En wat doet die Samaritaan nog meer? Hij brengt hem onder dak. Er zijn geestelijk gigantisch veel daklozen. Breng ze maar onder dak, waar ze zich veilig weten, want dáár gaat het om. Het is toch mooi om iemand in veiligheid te brengen?

Psalm 25:1 ‘Tot U, Here, hef ik mijn ziel op’. Heb je dat wel eens gedaan? Eigenlijk een rare uitspraak, ik heb het nog nooit zo uit mezelf gezegd. ‘Ik hef mijn ziel op tot U’.

Het is trouwens een prachtige psalm over de geheimenissen van God.

Het gaat hier eigenlijk om, dat jij je ziel durft te laten zien – tot  U hef ik mijn ziel op – , hij is zó gewond.

Moet je eens kijken, Vader, hoe hij er uit ziet, het is verschrikkelijk.

Ik weet niet eens meer wie ik ben, ik ben zo gewond! David weet waar ik het over heb.

Maar hoe doe je dat?

Durf ik mij zo kwetsbaar op te stellen, want kwetsbaar betekent dat een ander het alsnog kan kwetsen en verwonden. Dat betekent dus kwetsbaar.

Durf jij je zielsverdriet te tonen, al is het nòg zo lang geleden. De schuld is weg, daar heeft die wijn van de Samaritaan voor gezorgd, de schuldvergeving.

Als Jezus iemand genezen wil, dan zegt Hij vaak: ‘Jongen, je zonden zijn je vergeven’.

Stel dat je een aidspatiënt hebt; hoe zou je die ontvangen? ‘Had je maar niet…..enz.?

Barmhartigheid.

Je zielsverdriet tonen, maar aan wie?

Er is zoveel onuitgesproken verdriet en pijn. Je hebt het nooit gezegd. Je toevertrouwen aan een ander is een enorm waagstuk.

Kijk, ik kan wel in mijn binnenkamertje ergens mijn ziel opheffen, wat ik ook vaak gedaan en gezegd heb. En dan krijg je ook huilbuien, maar welk advies krijg je dan?

Durf ik mijn hart te openen, openhartig; durf ik mijn ziel te overhandigen?

Ken je die gekke uitdrukking: ‘je hart aan de Heer geven?’ Dat staat nergens in de bijbel, maar ik snap hem wel. Ik heb wel een antwoord. Als jij je hart aan de Heer geeft, krijg je het schoon terug. Er kunnen nog een hoop wonden in zitten, maar het is wel schoon.

Schuld weg, schaamte weg. Dan blijft alleen nog de wond over.

Ik heb me nl. zelf een keer gruwelijk vergist. In de wond die ik had, werd nog een keer een mes gezet, en die wond werd toen nòg dieper, toen vreesde ik voor mijn leven. Ik dacht toen echt: ‘nu ga ik dood’. Ik voelde me geestelijk gewoon leegbloeden. Want het zat in de kern van mijn bestaan.

Voor mij was het geestelijk, en ik overdrijf niet, een bijna dood-ervaring.

Toen heb ik drie dingen gedaan.

Het eerste was dat ik de band verbrak met degene die me dat had aangedaan, ik wil niets meer met je te maken hebben; ik ben ziek, doodziek. Het leek een vriendschapsband maar dat was het niet.

Het tweede wat ik deed was dat ik ontzettend veel heb geschilderd en al mijn verdriet en mijn pijn aan het doek heb toevertrouwd. Dat betekende voor mij een manier van uiten.

Eén van onze kinderen kwam een keer kijken en had het over mijn horrorkamertje. Toen kon ik er gelukkig al weer om lachen.

En toen ik dat allemaal gedaan had, heb ik een grote, witte verfroller gepakt en heb toen alle schilderijen met witte verf overgedaan, ik was zó blij. Alles is bedekt met onschuld. Het zit er wel onder, maar het doet me niets meer. Ik herinner me het nog wel, maar ik kan nu weer opnieuw beginnen!

Toen kwamen er landschappen en andere heel mooie dingen uit. Tenminste, ik vond ze mooi.

Maar kijk, ik was mijn innerlijke landschappen kwijt geraakt. Dàt was ik kwijt geraakt.

Ik ben toen het gesprek aangegaan met mensen die mij veiligheid en barmhartigheid gaven. Want je geeft je…..; je heft je ziel op, je geeft je dus bloot, laat ik het zó zeggen.

Je laat je helemaal zien. En als je daarin zwaar bent teleurgesteld….

Maar ik dacht toen: ‘ik moet genezen; het gaat om mij, want anders verdwijn ik straks mopperend onder een zerk, daar had ik ook niet zoveel zin in’. ..Zijn dàt nou mensen? Zijn dàt nou christenen? Mopper de mopper.

Maar ik genas niet. En nu zit ik in dat genezingsproces.

Dus als je teleurgesteld bent ga dan wel weer zoeken. En wat zoek je dan? Dan zoek je eigenlijk iemand in wie Gods genade en barmhartigheid gestalte heeft gekregen. Een mens zoals jij en ik. Een vertrouweling, want anders genees je niet.

Nou heb ik een vraag: ‘Wil jij dat jou barm-hartigheid wordt bewezen, wil je dat?’ Of red je jezelf? Wil je dat? Want wie is je naaste? Dat staat ook in die gelijkenis. Dat is iemand die jou barmhartigheid bewijst. Dus als ik mijn naaste liefheb, dan heb ik degene lief die mij barmhartigheid bewijst. Dat is mijn naaste. Niet iedereen is je naaste. Ik kijk wel uit. Een hoop naasten kunnen ook geen barmhartigheid bewijzen.

Maar mijn vraag is: ‘Wil je genezen?’ Het is de vraag aan de man in Bethesda geweest.

Wil je dat wel? Of zeg je: ‘Nee, het gaat met  mij goed hoor…, in de Heer….”.

De Heer is in ons midden. Hoe dan? Kijk maar links en rechts naast je. Als je goed kijkt dan zie je Hem. Ja, vertrouwelingen.

Maleachi 4:2. “ Er zal genezing zijn onder de vleugels van de zon”.

Stel je de warmte van de zon voor, met vleugels, dat geneest.

Jezus zegt: ‘Willen jullie genezen?’ “Ik wil jullie graag onder mijn vleugels verzamelen, kuikens”. Maar je hebt niet gewild, zegt Hij.

Wil jij onder Zijn vleugels? Die kalveren uit de tekst laat je maar even buiten beeld want we wisten al dat we dat waren.

Maar de Heer is in ons midden. Er is veiligheid onder Zijn vleugels, in de gestalte van je naaste; je broer of je zuster, die jou barm-hartigheid bewijst. Ben je bewogen met elkaar?

Jezus zegt: “Wat je aan de minste van mijn broeders doet, de zwakste, de knakker die het minste meetelt, wat je aan hem doet, dat doe je ook aan mij”. Ontferm je over het onooglijke. Zo kun je elkaar tevoorschijn beminnen.

Dan kun je de protheses, waarmee je jezelf overeind hebt gehouden in dit leven, een keer afschroeven. Zodat je kan zeggen: Ik wil op mijn eigen benen staan.

Ga het gesprek maar aan. Laat je gezicht beschijnen door het lieflijke gezicht, het lieflijke licht van de barmhartigheid. Dat gesprek doe je altijd bij een bron.

Denk aan Jacob en aan Hagar en aan de Samaritaanse vrouw. Je zit aan weerszijden van die bron.

We zijn dan ook elkaars gelijken. Je neemt niet elkaar in therapie….Vergis je niet: ‘ik zal wel effe met je bidden…. Ja, dan ben je van de behandeling af.

Ga het gesprek aan als gelijken.

Matth. 18: 19 en 20. Daar laat Jezus zien wat de setting is van pastorale hulp: “Ik zeg u, dat, als twee van u op de aarde iets eenparig zullen begeren….”. Dus waar zit de sleutel? In die eenparigheid. Er staat in het Grieks een woord: ‘Symfoneo’, eensgezindheid, denk maar eens aan het woord ‘symfonie’.

Dus niet dat de één boven de ander staat. Je buigt je samen over dat trauma. Het enige wat er van je gevraagd wordt, is, dat je dat samen verlangt. Mooi hè? Méér hoeven we niet. ‘Dan valt het jullie ten deel’. Er staat ‘jullie’, dat is toch meervoud. Dat is ook een doordenker.

‘Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam’, dat is een gemeente. Iemand zei eens tegen mij: ‘ik kom nooit in een gemeente, toen zei ik: ‘ja maar, je praat toch met mij?’O ja! Dat is nou de gemeente, vergis je niet hoor, want daar verkijk je je gauw op.  Twee mensen in Zijn naam. Drie mag ook.  ‘Daar ben Ik in hun midden’. Jezus zit dan niet ergens als een onzichtbare gast op een kruk. Onzichtbaar. Want stel dat er een miljoen mensen even bij elkaar komen 2 aan 2, dat wordt lastig voor de Heer.

Het gaat er om dat je die gezindheid hebt; dat je dáártoe Zijn Geest hebt ontvangen om elkaars waarde op te zoeken. Samen bidden.

Ik eindig met een beeld wat een poosje geleden vertoond werd. Iemand stond in een tuin waarin van alles stond te bloeien en te groeien, maar in het midden van die tuin was een gigantisch gat. Daar werd water in gegooid met gieters, met emmers en met slangen. Maar er gebeurde niets. Een gat; een bodemloos bestaan. Alle goeie adviezen, alle preken verdwenen. Dat kan. En degene die er bij stond was een beetje wanhopig, ja, de rest was wel goed…, maar dàt niet.

Ik vond het heel ontroerend. Toen kwam er iemand aangewandeld met een touwladder, die haakt hij over de rand van het gat en daalt die ladder af. Degene die daar bij stond keek in het gat en zag die persoon helemaal in het niets verdwijnen. Hij wachtte een poosje. En ineens kwam daar heel langzaam diezelfde persoon omhoog. Hij rolde de ladder op en zei: ‘Gooi hem nou maar vol’.

Later was er iemand die dat beeld ter plekke gehoord had, en hij zei: ‘ik heb het vervolg gezien. Ikzelf kon nog horen wat die persoon nog meer zei: ‘Maak van dat gat maar een vijver’.

En het wèrd een vijver; daar dreven lelies op en het werd mooier dan ooit.

De herinnering aan het bodemloze bestaan was er nog wel, maar moet je eens kijken wat er van gemáákt is….

Degene die dat vervolg zag, zei: weet je hoe die vijver vol kwam? Met allemaal gieters en slangen? Nee, er zat een bron onder, een verborgen bron, en heel langzaam steeg dat water en kwam omhoog. Toen konden er lelies in groeien.

Het klinkt wat vreemd wat ik nu zeg, maar ik bedoel dit: ‘maak van die bodemloze put een vijver, want degene die daar wegliep met die touwladder zei ook nog: ‘Wat ik voor jou gedaan heb, is de grond van je bestaan. Je had geen bodem. Wat Ik voor je gedaan heb, omdat ik zóveel van je hou, dat is de bodem’.

Mooi hè? Het werd een bron, en moet je eens kijken hoe mooi God jou maakt.

De herinnering aan het trauma zal altijd blijven. Daar is ook helemaal niets mis mee.

Jezus herinnert zich zijn eigen kruisiging natuurlijk ook nog, als je er naar zou vragen. Maar wat heb je er van gemaakt, dank zij het evangelie.

 

Duurt Sikkens d.d. 21-09-2008