Gods olie en dauw in ons maakt één
Goede morgen broeders en zusters, gestorven, als het goed is, en opgestaan.
Opgestaan tussen de doden van deze wereld uit.
We gaan maar rustig door met de ontwikkeling van de boodschap van het Koninkrijk der Hemelen.
Dat wil ik doen aan de hand van
Psalm 133, een bedevaartslied van David.
Zie, hoe goed en hoe liefelijk het is, als broeders ook tezamen wonen. Het is als de kostelijke olie op het hoofd, neer-vloeiende op de baard van Aäron, die
neergolft op de zoom van zijn klederen.
Het is als de dauw van de Hermon, die neerdaalt op de bergen van Sion. Want daar gebiedt de Heer de zegen, leven tot in eeuwigheid.
Er staat: bedevaartslied. Maar in het Hebreeuws staat er: lied van de opstijgingen.
Dus wij zijn niet alleen met Hem gestorven en opgestaan, maar we zijn ook opge-stegen.
In Hem zijn wij in de hemel gekomen, want dát is onze woonplaats. We zijn opgestegen.
Je bent nl. het geestelijke Jeruzalem; daar woon je niet, je bènt het, en God woont daar. Hij woont in ons.
En je bent broers en zusters geworden, je zou elkaar op aarde nooit getroffen hebben, denk ik, maar je bent broers en zusters geworden omdat je een nieuwe Vader en een nieuwe Moeder hebt.
Dat is toch prachtig? Toen je opnieuw geboren bent, waren de handen van je Vader om je lijf, en je Moeder om je hoofd.
Dát maakt je tot broers en zusters. Dat is het wat ons onderling verbindt.
Dat samenwonen van die psalm heb ik nooit begrepen; waarom samenwonen nou vergeleken wordt met de zalving van de hogepriester, en met de dauw van de Hermon; wat heeft dat nou met elkaar te maken?
Samenwonen – olie – dauw…
Laten we maar eens gaan kijken.
Samenwonen betekent gewoon: in harmonie; met elkaar in overeenstemming.
Zijn we dat? Ben je met elkaar in overeen-stemming?
Want je bent verzameld uit alle wind-streken; verzameld èn bijéén gebracht.
Bij één gebracht; bij God zèlf gebracht.
En daar wonen we, en Hij woont daar.
De Naardense bijbel vertaalt het met: eendracht.
Met dit woord ‘eendracht’ is iets merk-waardigs aan de hand. Dracht komt van dragen. Het betekent ook ‘drachtig zijn’. Een baby dragen, zwanger zijn; het heeft allemaal met elkaar te maken.
Het tegengestelde van eendracht is tweedracht. Daar moet je voor oppassen.
Want dan ben je van twee in verwachting.
Dat doet me denken aan Rebecca, de vrouw van Jacob.
Rebecca droeg een tweeling. En in die baarmoeder botsten die twee baby’s tegen elkaar aan. Dat voelde ze.
Ze dacht: wat gebeurt me nou? En ze gaat de tent uit, zoekt het aangezicht van God en ze vraagt: ‘wat is dit?’ Die baby’s botsen in mijn baarmoeder, hoe kan dat?
Toen kreeg ze van God een merkwaardig antwoord: Twee volken zullen zich scheiden uit uw lichaam.
Die twee baby’s zijn uit dezelfde baar-moeder gekomen; opgevoed in dezelfde tent, dezelfde vader en moeder, en tóch zullen volken zich scheiden, de Jacobs
en de Ezau’s.
Er is een groot verschil tussen de
Jacobs en de Ezau’s.
Jacob betekent ‘integer’, hij was oprecht; het is ook vertaald met ‘huiselijk’.
Jacob was dus een integere vent, onkreukbaar, huiselijk, altijd bij die tent.
Maar Ezau was een jager, altijd aan de zwerf.
Je hebt veel van die jagers in het volle evangelie, tjonge jonge. Vooral dank zij Paulus, die zei ergens: ik jaag naar die volmaaktheid….
Nou, dat heeft al heel wat slachtoffers opgeleverd hoor.
Paulus joeg ook. Aan het eind van z’n leven wordt hij een stuk rustiger.
Maar dat jagen, met volle agenda’s, is eigenlijk geen leven. Je wòrdt geleefd!
En God is ook geen jager; Hij is een wandelaar. Henoch wandelde met God; nou, dan gaat God niet hardlopen.
God is een wandelaar. Dat is een mooie gedachte.
Dus niks jagen!
De Jacobs en de Ezau’s.
Van het woord ‘Ezau’ komt ook het woord ‘Edom’. Dat betekent precies hetzelfde.
De Edomieten waren een volk dat van Ezau afstamden.
De Edomieten stonden in het oude testament bekend om hun superieure wijsheid; geweldig wijs! En daarmee maakten ze ook indruk: ‘Hoor mij eens in mijn grote wijsheid…’.
Maar Maleachi, de laatste profeet van het oude verbond, zegt iets heel anders over Edom. Hij zegt: ‘Edom is het gebied der goddeloosheid’. En goddeloos is los van God.
Dus die wijsheid van de Edomieten was aardse wijsheid.
Aards! En wat heb ik aan aardse wijsheid in de hemel. De wijsheid Gods is niet aards. En God zegt zelf, bij een andere profeet: ze stapelen grote woorden tegen Mij op.
Dus God ziet dat aan, en er komen geweldige grote woorden van Edom naar Hem toe. Gewoon een grote mond! En dat is tégen God.
De tempel werd in 586 v.Chr. verwoest, de stad ook, dat was verschrikkelijk, een stad in puin; denk eens aan Aleppo, zo gruwelijk.
En de Edomieten zagen met leedvermaak hoe die tempel werd verwoest. En ze zagen met leedvermaak het verdriet van de Jacobieten. Ja, als je valt, staat hij te juichen. Daar heb je dus Edom. Daar heb je Ezau.
In wezen, want hij noemt zich broer, is het een valse broer. Edom staat mode,l in allerlei profetieën in het oude verbond, voor de valse broederkerk.
Wat een uitdrukking: broederkerk, en dan nog vals ook.
En vals betekent: ‘net echt’, pseudo; net als valse christenen.
Het woord ‘vals’ is niet helemaal correct, het is ‘net echt’. Ze lijken zó veel op ons.
In woord en daad. Maar in wezen deugen ze niet.
In Ps. 133: 2 staat: Het is als de kostelijke olie op het hoofd, neervloeiend op de baard van Aäron, die neergolft op de zoom van z’n kleren.
Wat gebeurt daar?
Olie is zeldzaam kostelijk, het was ook zwaar bewerkelijk voordat je dat goed bereid had, want het moest ook puur en zuiver zijn.
Olie is een prachtig beeld van de Geest van God. Olie, en niet iets anders.
Dus van Zijn Geest, dat is het dierbaarste wat God heeft. Meer heeft Hij niet.
Het is ook het mooiste wat Hij heeft.
Notabene van zijn Geest! Waar ze veertig eeuwen in het oude verbond naar hebben uitgekeken. Vierduizend jaar!
Al die profeten hebben uitgekeken naar Zijn Geest! En jij bent ermee gedoopt!
En jaloers dat ze zijn! Dat ons dat tijdens ons aardse leven overkomt.
Even iets over olie. Daar maakten ze bijv. broodkoeken van, geoliede broodkoeken.
Brood is altijd een beeld van het Woord. Als het geolied is, betekent het, dat het woord dat je spreekt, Geest in zich heeft! Het zijn niet zomaar wat losse woorden, het is Geest! En waar de Geest is, is leven. Die woorden zijn doordrenkt van het leven van God. Dát zijn je woorden.
Dus: wàt zeg je?
In die gelijkenis van de barmhartige Samaritaan staat één woord, dat verder nergens in de bijbel staat, maar die man goot olie op de wonden van die in elkaar geslagen kerel.
Voor het woord ‘wond’ staat ‘trauma’. Dat is een bekend woord, dat zijn altijd gewelddadige inwerkingen van buiten af. Maar hier sloeg het op het lichaam; maar het slaat natuurlijk ook op je geest.
Hoeveel trauma’s kun je wel niet hebben? Waar zit je mee, met diepe wonden soms.
Wat héél was, is kapot geslagen.
Er zijn zóveel soorten trauma’s, dat is niet te tellen. En wat gebeurt er met olie?
Olie wordt daarin gegoten. Dat is de Geest van God.
Je spreekt troostrijke woorden; het is zo verzachtend wat je zegt. Want die olie heelt. De Geest van God heelt wat gebroken is, wat stuk is, waar met geweld op ingebeukt is. En toch behandel je die wonden met de Geest.
En olie werd en wordt ook gebruikt als lampenolie. De dwaze maagden verzamelden niks. Alleen het lampje brandde wat, halleluja…, en toen het er op aankwam, hadden ze geen olie.
Olie is een beeld van de kennis die je hebt van de onzienlijke dingen; kennis van het wezen van de Vader.
En dat hadden ze niet meer, het waren echt dwaze maagden.
In het Grieks staat er voor het woord ‘dwaas’: afgestompt.
Ze sjouwden elke zondag naar de club, en ze zongen een lied, en ze dronken een glas, deden een plas, en lieten de zaak zoals die was.
Een beetje zingen, een beetje dansen…, er is nooit kennis verzameld. Terwijl Jezus dagelijks in de tempel was om te leren!
Elke dag leerde Hij, om het volk te vullen met de kennis van Zijn Vader.
Trouwens, wij zitten ook dagelijks in de tempel; we zijn dagelijks de tempel, en we hebben ook een leraar, de heilige Geest; en die leert ons dagelijks over de dingen Gods.
Hij neemt het uit wat Jezus heeft, want alle dingen zijn Hem overgegeven, die Geest spreekt niet uit zichzelf hoor, Hij néémt het uit wat de Zoon heeft en geeft het aan ons.
Dus als je goed bent afgestemd op de bezittingen van de Heer, dan verrijk je je kennis hoor.
Die lampolie verspreidt ook licht; en wat voor licht is dat?
Ze zeggen wel eens: ‘joh, laat jij je licht eens schijnen op dat probleem’.
Nou, dan moet jij dus je licht laten schijnen op dat probleem.
Maar dit licht is Gods licht!
Johannes is de enige die het noemt. Hij heeft het over ‘het waarachtige licht’, het ‘echte’ licht. En laat het èchte licht van God nou eens over de mensen schijnen.
Hoe God over de mens denkt. Wat Hij van jou vindt. Vertel het maar!
Misschien tegen beter weten in; ook tegen uiterlijke schijn in. Maar dat je iemand raakt tot in de kern van z’n bestaan en dàt noemt. Dàt is waarachtig licht.
En bovendien heeft die olie ook een heerlijke geur, het ruikt lekker.
Paulus vermeldt dat een keer, dan heeft hij het over de geur van Christus.
Dus mensen die met jou in aanraking komen, zeggen: dat ruikt goed.
Maar vooral is olie, in de bijbel, en dat spreekt mij erg aan, een beeld van volheid, en een beeld van tederheid.
En dàt is een kernwoord over het karakter van God, Zijn tederheid.
Wàt een eigenschap. Dat wordt zo vaak genoemd in de Psalmen. Zijn tedere liefde.
En door die Geest worden wij één.
Jij bent één, ik ben één, nou, dan zijn we samen één. En als jullie allemaal dat ook zijn, dan zijn we allemaal één.
Dát is de eenheid die God zoekt.
Het maakt een eind aan je innerlijke verdeeldheid.
Je kan van binnen zó verdeeld zijn; over jezelf bijvoorbeeld, wat je van jezelf vindt. Dan botst dat, dan weer negatief, en dan weer positief. Totdat het allemaal tot rust komt, en jij één wordt.
Door de ogen van je Vader bekeken, voel je hoe Hij over je denkt.
Dan lees je hier: olie op het hoofd. Ik zie dat voor me. Daar staat Aäron, een hand met een kruikje boven z’n hoofd; want die Psalm is doortrokken van de gedachte: alle zegen komt van boven. Dat kruikje met olie begint heel voorzichtig, druppels-gewijs te schenken op het hoofd van Aäron.
Dus geen plens over die hele gestalte heen, dat is geen Geestesdoop.
Maar heel voorzichtig, en vooral: op het hoofd.
Dat betekent: vernieuwing van denken.
Het denken wordt vernieuwd. En dat gebeurt heel voorzichtig, en in het begin heel klein. De eerste gedachte alleen al over God is goed!
Als die gedachte toch post vat in je denken: God is hartstikke goed, als dat doordringt, dan word je daar langzamer-hand mee vervuld. Dàt doet die olie.
De vernieuwing van denken begint bij het hoofd.
En Aäron is een beeld van Jezus, zegt de Hebreeënschrijver. Jezus is het Hoofd, en wij zijn het lichaam.
Dus vanuit het Hoofd worden wij langzamerhand helemaal, tot aan de zomen van onze kleren, doordrenkt met de vernieuwende gedachten van God.
Die nieuwe gedachten maken jou ook nieuw. Een andere vertaling luidt: ze verjongen je.
Kijk, m’n bast wordt ouder en op den duur slijt dat natuurlijk, en het houdt een keer op. Maar m’n geest…, man..; vroeger was ik geestelijk ouder dan nu, als je begrijpt wat ik bedoel.
Toen ik een puber was, voelde ik me verschrikkelijk oud; ik vond er ook niks meer aan, dat hele leven niet.
Daar ben ik van genezen, en ik merk dat ik steeds jonger begin te denken.
Die vernieuwing van denken is zó iets moois!
Als Jezus gedoopt wordt met de heilige Geest, dan ziet Johannes de Doper een visioen. En in dat visioen daalt er een duif neer op het hoofd van Jezus. Het was een duivin, een vrouwelijke duif. Dus de Geest is vrouwelijk. Dat is dus even nadenken.
Toen de Geest van God zweefde boven de wateren, kun je ook lezen: broeden. En dat doet een vrouwtjesvogel.
Geest is in het Hebreeuws ook vrouwelijk.
Dat is echt een doordenker.
Het betekent dat die geest van ons een vrouw maakt, een moeder, en dat klopt, want wij zijn de vrouw van Jezus; echt waar, Zijn vrouw. Prachtig hè? Waar Hij samen mee wandelt en optrekt en alles deelt. Zijn vrouw, elkaar aankijken, van gedachten wisselen, wat mooi!
Dus vrouwelijk. En tegelijkertijd krijgt ze kinderen, ze wordt een moeder, dat is onze moeder.
Wat een mooi beeld!
Uiteindelijk maakt die Geest van de mensheid de vrouw van God, maar dat duurt nog lang. Dat is die z.g. bruiloft van het Lam.
Dan viert Hij z’n feest met Degene die Hij altijd z’n Vader heeft genoemd; en daarna noem je Hem je Man.
Ps. 133:3: Ook een merkwaardige tekst. Dus die eenheid, die eendrachtigheid van ons, komt door de Geest. Dat is een duidelijk beeld. En nou die tweede, de Hermon.
Hermon en Sion liggen een aardig eind uit elkaar. Hermon ligt in het uiterste noorden, en Sion, Jeruzalem, ligt beneden het midden. Daar zitten dus wel honderden kilometers tussen. Hoe moet die dauw van de Hermon dan op die heuveltjes van Sion terecht komen?
Dat gaat niet. Dat is onmogelijk.
En de Hermon is een met eeuwige sneeuw bedekte berg in de Libanon. Een prachtig gezicht.
Het woord Libanon betekent ‘wit’. Dat doet alsmaar denken aan die met sneeuw bedekte bergtoppen.
Maar Hermon betekent letterlijk: heilige plaats. Dat moet dan de plek zijn waar God woont. Nou woont Hij niet op een berg, zoals Zeus, maar het gaat om het begrip ‘heilige plaats’, de plaats waar God woont.
Hosea praat vele malen over de Libanon.
Hij prijst de Libanon. Ook in het Hooglied van Salomo komt vaak het woord Libanon voor. Daal af van de Libanon, bruid, kom uit het witte, kom uit de onschuld tevoor-schijn, en we zullen elkaar zien.
Hosea heeft het over de geuren van de Libanon, het ruikt daar zo lekker.
De groeikracht van die enorme ceders die daar staan.
Ik weet niet of je wel eens een ceder gezien hebt; in Zuid Frankrijk hebben we ze gezien, nou, dat zijn knoepers van bomen. Sommige takken worden dan nog ondersteund, dat zijn dan ook bomen op zich, geweldige grote bomen.
En Hosea heeft het zelfs ook over de wijn van de Libanon; heerlijke wijn. Dus die Libanon wordt uitbundig geprezen.
Geur, groeikracht en wijn, combineer dat eens; dan krijg je toch een beeld van Gods heerlijkheid?
En wat is Gods heerlijkheid? Dat is Zijn aanwezigheid in mensen. Dát is Zijn heerlijkheid. Dat dát leven ook geopen-baard kan worden. Dáár is het wachten op. Gods wezen in mensen!
Die machtige ceders zijn dus heel beroemd. Salomo bouwde een tempel, daar moest het volk trouwens krom voor liggen hoor, ja, je moet toch ergens geld vandaan halen.
In die tempel hadden ze een zuilengalerij, en die was helemaal opgetrokken uit stammen van ceders. De galerij heette ook: ’woud van de Libanon’. Allemaal even mooi en even prachtig.
Een vriend van me, een timmerman, liet me 2 weken geleden een stuk cederhout zien van een oude gesloopte deur. Ik zei: wat is dat mooi en licht. Hij zei: weet je wat het allermooiste is? Het rot niet!
Dus vergelijk jezelf maar met cederhout. Je rot niet, dat is toch mooi!
Het is ook heel goed tegen motten. Doe maar een stukje cederhout in de linnen-kast, en je ziet geen mot.
Het is motwerend. Jezus zou zeggen: de mot kan er niet bij.
Trouwens, ze maken ook wel potloden van cederhout.
En larven kunnen zich er ook niet invreten. Een larve is een beeld van een ongees-telijk mens, en die heeft daar geen deel aan.
Cederhout is een altijd groene boom. Je verdort niet.
En dan die dauw van de Hermon. Dauw van de heilige plaats.
Dus Hermon is heilige plaats, en de dauw daalt uit Gods plaats neer op Sion, van boven naar beneden.
En diezelfde profeet Hosea zegt ook dat God zegt: Ik zal zijn als dauw voor Israël.
U bent onze dauw! Zó, dat is wat!
Die dauw gaat van hoog naar laag. Dat is nou een beeld van de genade van God.
Als je genade vergelijkt met dauw, dan gaat alle strengheid uit dat woord.
Als er wordt gezegd (met het vingertje omhoog): het is alléén maar genade hoor…., man, waar heb je het over? Je weet niet eens wat je zegt.
Maar wat is het heerlijk fris en mooi als je het vergelijkt met dauw; deze tedere liefde.
En die dauw maakt jou vruchtbaar; en de vruchten die er zijn, rijpen ook door de dauw. Dat is een heel mooi proces.
Elke ochtend is er weer die dauw.
Mozes zegende een keer alle stammen van het volk Israël in de woestijn, en als hij bij Jozef komt, dan schiet hij haast uit z’n slof, zulke mooie dingen zegt hij over Jozef.
Jozef was een man naar Gods hart. En Jozef is ook altijd een beeld geweest van Jezus Christus.
Maar hij zegt tegen Jozef: Je bent gezegend met de kostelijkste gaven van de hemel. Nou, wat moet dát nou wezen? Dat staat er achter: de dauw.
De kostelijkste gave van God, Zijn Geest, wordt vergeleken met die dauw. Wat is dat zacht en teer; wat is dat onhoorbaar.
Dát is de Geest! De Geest gaat niet gepaard met lawaai en getier…, en: ‘in de naam van Jezus…’, al dat gedoe.
Denk eens aan de uitstoring van de heilige Geest, ik maak even een zijsprong.
Hand. 2 beschrijft, de uitstorting van de heilige Geest.
De Geest wilde neerdalen op die mensen, en wat voor geluid komt er dan ineens?
Waar iedereen op af komt? Een geweldige windvlaag!
Nou, dat is de Geest van God ècht niet.
Ja maar, dat staat er toch? Maar wie zou dat dan wezen?
Er staat in het Engels violent, dat is woedend, gewelddadig.
Dat is dus de tegenwerking van de boze! Reken maar dat hij altijd probeert om tegen te houden dat iemand gedoopt wordt met Gods Geest.
Dus er komt een windvlaag…, en iedereen er op af!
Een raar geluid is dat hoor, je zou je kapot schrikken als je het hier hoorde.
En toch gaat de Geest onverstoorbaar z’n gang, en Hij daalt neer op de discipelen en de mensen die daar bij elkaar zijn.
Dát doet de dauw. Zachtjes, stilletjes, zó mooi!
Jesaja zegt ook iets heel merkwaardigs. Dat moet ik even uitleggen.
Hij zegt tegen de Israëlieten: Jullie dauw is een dauw van lichten.
Dus licht en dauw heeft wat met elkaar te maken.
Eigenlijk staat er in het Hebreeuws: een dauw van morgens.
Het morgenlicht breekt aan als dauw. En dan staat er achter: …en die zal aan de doden geboorte geven.
Dus jullie dauw geeft aan de doden geboorte. Zó! Dat de doden opgewekt worden. En dat doen jouw woorden.
Als jij het evangelie van onze Heer vertelt, dan breng je ze tot geboorte.
De doden staan dan op.
Aan het eind van het duizendjarig Rijk staat alles op, maar vóór die tijd kunnen mensen al opstaan, want je bent zelf ook opgestaan door de prediking.
Dus een geboorte van de doden! Wat een kostelijk evangelie!
We wekken de mensen tot Leven! Ze gaan leven, heel voorzichtig, maar het leven komt
Ik wil het nóg wel sterker zeggen, dat zegt Micha: je wórdt dauw!
Je krijgt niet alleen dauw, het daalt niet alleen op je neer, je wórdt dauw.
De olie komt van boven en daalt op je neer…, je wórdt olie!
In één van de profeten wordt in een visioen gesproken over de zonen der olie.
Dát staat er in het Hebreeuws.
Wij wórden dauw, wij wórden Zijn olie.
En als je het niet gelooft, dan zegt Micha: de rest van Jacob (dus niet van Ezau) zal temidden van vele volken zijn als de dauw van de Heer.
Je bènt dauw! Je bènt olie.
Ik vind het wel ontroerend dat je Gods dauw en olie bent. Wat gaat er door Hem heen als jij dat beseft.
Als jij beseft dat je bent wie Hij is!
In Psalm 110: 43b staat zo’n merk-waardige tekst: In heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw van uw jonge mannen op.
De dageraad is dè vrouw, en schoot betekent tederheid, dus uit die tederheid worden zonen geboren, dat gaat vanzelf; onder grote druk, maar het gebeurt.
En hoe heten die zonen? Dauw! Daar heb je de dauw van de Vader.
Psalm 110 is trouwens een schitterende psalm.
De dauw van uw jonge mannen; dat is toch kostelijk! Ik denk dat dit Gods kostbaarste schat is.
Het mooiste en het dierbaarste wat Hij heeft. De Christus in ons. Dat is Gods heerlijkheid.
Dus olie en dauw zijn beelden van de heilige Geest. Leven voor eeuwig.
Maar ik las in de Hebreeuwse bijbel dat het ook betekent: Leven voor de eeuwigen.
Wij zijn eeuwigen. De tijd is voorbij.
Kijk eens naar elkaar, links en rechts van je, kijk elkaar eens in de ogen, dan lees je toch dat geheim waar je je zó over verheugd: De Christus in ons. Het is niet te geloven, maar het is toch gebeurd.
Het is zo ontroerend; en dat is het wat je verenigt. Dát is het waardoor wij één zijn.
Je héle leven bestaat uit olie en dauw voor de mensen om je heen.
Als je dát beseft, dan wil je geen Ezau meer zijn, maar een Jacob. Wandelend met God.
Onverstoorbaar af op dat prachtige eind-doel: De Christus in ons!
Daar wacht de schepping op. Het is voor ons een prikkel dat zij wachten.
Wij gaan dus onverstoorbaar met deze leer verder. Zó mooi en zó sterk.
Amen.
Duurt Sikkens d.d. 31-03-2013