Handoplegging
Ik loop er al een paar jaar bij tijd en wijle over na te denken, het moet er nou maar eens uit. Het is vooral ook voor de jongere generatie.
In de jaren zestig, toen het allemaal begon, is er een hoop goed, en een hoop fout gegaan. Daar kun je gewoon niet omheen. Dat is gewoon zo.
Er staat in de Hebreeën: als de Christus in jou gevormd wordt, het is vaak vertaald met fundament, maar dit staat er letterlijk.
De vorming van de Christus in je.
Dan worden daar die dingen opgenoemd, wat wij dan het fundament noemen. En er staat o.a. bij: een leer van dopen, dopen is daar een meervoud, geen werkwoord, er zijn nl. drie dopen. En er staat ook: een leer van oplegging der handen.
Ja, onderwijs over het opleggen van handen. En iedereen schermde met die tekst aan het eind van Marcus: op zieken zullen ze de handen leggen en ze zullen genezen.
Nou, er is een hoop niet genezen; waar of niet? En er werden dan allerlei veront-schuldigingen en uitwijkmogelijkheden voor gezocht waarom iets niét doorging, maar nee, dat werkte niet.
Nou staat er niet: ‘zieken’, maar in de grondtekst staat ‘zwakken’. En bij zieken dacht men altijd aan lichamelijk zieken; maar het woord zwakken is véél groter en veel weidser in betekenis. Dat gaat over je geest, je ziel en uiteindelijk je lichaam.
Maar goed, we hebben inmiddels bij-geleerd.
En om een bepaald hoofdstuk te noemen, jullie weten dat de bijbel in hoofdstukken is verdeeld, maar dat hebben mensen gedaan hoor. Paulus schreef niet b.v. hoofdstuk 13:1. Dat hebben we later gedaan. En dan vind ik dat je de hoofd-stukken ook in de context moet lezen.
Wereldberoemd is 1 Cor. 13, voor partijen en bruiloften. Altijd over de liefde. Er is niks mis mee met dat hoofdstuk.
1 Cor. 13 gaat over de liefde, welke liefde? Dat gaat over de liefde van God! Daar wordt het woord Agapè genoemd. En dat is een liefde die een mens van nature nièt heeft. Die kun je wel krijgen, maar van nature heb je die niet.
Je hebt wel liefde, maar dat is niet de Agapè. Dit is hoger dan de menselijke geest.
En als je gedoopt wordt met de heilige Geest, dat gebeurt b.v. door hand-oplegging, dan krijg je de liefde van God in je. Dat wil zeggen, dat je eerst gaat voelen wat Gòd voor je voelt; nou, als je dat niet gewend bent, duurt dat járen voordat je dát begint te beseffen wat Hij voor je voelt gewoon.
Het is vanochtend nog voorgelezen: ‘weten jullie wel wat jullie voor mij betekenen?’ Dat is soms een lange weg hoor. Maar tegelijkertijd begint de liefde voor de naaste daar óók in te groeien. Dan ga je ook voelen wat God voor de mensen voelt. En zo groeien we in die liefde. Dat is een prachtig proces. God heeft lief!
Eén zinnetje uit 1 Cor. 13 is: de liefde zoekt zichzelf niet. Voor het woord ‘liefde’ kun je God invullen; en God zoekt Zichzelf niet. Hij zoekt juist mensen! Hij is altijd op zoek! Tegenwoordig is het erg in om eindeloos op zoek te gaan naar jezelf. En daar is niks mis mee. Wie ben ik? Waar kom ik vandaan en waar wil ik heen?
Maar als je werkelijk op zoek bent naar jezelf, laat je dan vinden! Dáár zit de sleutel. Laat je vinden door iemand die je lief heeft, dan kom jij er achter wie jij bent.
Heb je wel eens gelezen: ‘uw man is uw maker?’ Nou, als je kapot bent, dan ga je naar de maker. En laat je vinden.
Ik, met al m’n frustraties? Ik met al m’n minderwaardigheden? Ja! Laat je vinden.
Als je nou eens 1 Cor. 13 neemt, dan moet je eens de laatste tekst van het voorgaande hoofdstuk 12, en de eerste tekst van hoofdstuk 14 lezen, dan zie je waar hoofdstuk 13 tussenin geklemd staat.
1.Cor.12:31: Streef naar de hoogste gaven.
En nu 1 Cor.14:1: Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes.
Zie je waar het tussenin geklemd staat?
Brouwer vertaalt het nog mooier: Jaagt de liefde na en streef dán naar de gaven des Geestes. Dat hoort zó bij elkaar.
Eerst maar even uitleggen wat ‘streven’ is, want wij zijn niet zo streberig.
Wat is streven? Uitstrekken naar…, je ergens voor inzetten…, dat is streven. Je er op toeleggen.
Maar dat heeft alles te maken met die liefde van God.
Die liefde van God is dè voorwaarde voor het ontwikkelen van talenten die Gods Geest heeft. Hij doet niet zozeer een beroep op je natuurtalent, want met natuurlijke gaven bouw je schitterende dingen op aarde. Denk eens aan een architect,
Maar met geestelijke talenten bouw je iets in de Geest. En vaak sluiten die geestelijke talenten van God wel aan op jouw verlangens en mogelijkheden.
Iedereen weet ongeveer wat liefde is. Daar sluit Gods liefde op aan, en Hij verrijkt dat als het ware. Hij geeft er een Goddelijke dimensie aan. Het is een Goddelijk talent.
Even een simpel voorbeeld. Stel dat er een tuinman is die zegt: ik hou ongelooflijk veel van planten bloemen, ik hou van de natuur. En ik kijk eens naar z’n tuin en ik denk, joh, dat is een wildernis!
Ja, zegt hij weer, ik hou ontzaglijk veel van planten en bloemen… Ik weer, ja… maar wat doe je aan je tuin? Nou ja, nee, maar ik hou van….
Ja, maar je zult toch wel iets moeten doen!
De dichter Roland Holst, hij leeft niet meer, maar hij woonde in Bergen, en hij had een tuin jonge, nou…, een wildernis.
En een gast zei: nou, meneer Holst, u kunt prachtige gedichten schrijven, maar moet je die tuin van u zien…. Hoe kan dat?
En wat zei die man? God is m’n tuinman.
Nou, ik denk van niet! Je zult toch moeten wieden, schoffelen, van alles moeten doen, en snoeien.
Als je er dus niets aan doet, je kan wel lief hebben, maar als je daar geen vorm aan geeft en met zorg in die tuin bezig bent, dan verwildert de boel.
Sommigen van ons weten wel die bekende tekst: waar openbaring ontbreekt, verwildert het volk.
We hebben dus dingen van boven nodig om te zien waar het op aan komt.
Zonder die gaven word je als gemeente niet opgevoed, of genezen zonder dat die gave van God aan het werk is.
Je bidt misschien wel: Uw Koninkrijk kome, maar waar? Waar begint dat?
In jou! Het Koninkrijk Gods is binnen in u, en daar vandaan, als een heel klein beginnetje, begint het zich te ontwikkelen.
Dus ‘Uw Koninkrijk kome’, dan bid je eigenlijk voor elkaar dat het wezen van God langzamerhand in jou openbaar wordt. Daar is vanochtend in de zangdienst van verschillende kanten op gewezen. Mooie gedachten.
Het gaat er om dat je gelooft dat Gòd gelooft dat het in mensen gebeurt.
Het komt niet ergens zomaar vandaan.
Jezus verschijnt niet ergens als een science fictionfiguur op een donderwolk.
Hiér is die wolk, en hier begint die glans van Zijn wezen tevoorschijn te komen.
Dan kun je zeggen: tjonge jonge, wat hebben we elkaar nodig; maar dan doe je geen beroep op elkaars natuurtalenten…, maar op de ontwikkeling van Gods gave in ons, om elkáár te ontwikkelen!
Kijk eens naar een bouwplaats. Stel dat iemand een schitterende villa bouwt, je hebt zo veel van die bouwprogramma’s op t.v., en sommigen zetten daar een huis neer, ja, daar kan ik alleen maar van dromen, maar als je ziet wat voor specialismen daarvoor komen kijken…
God is de architect van Z’n Geestelijke huis. Jezus heeft gezegd: Ik ben de aannemer, Ik ga het uitvoeren, en nou zoek ik mensen. Zo is het dus ook in de hemel. Wat een hoop specialismen. En dat zijn gaven van de Geest.
Met de liefde van God is hier niet veel mis in de gemeente, vind ik hoor. Echt! Ik ben zelden zoveel liefde tegengekomen van mensen. Ja, dat vind ik heerlijk.
Maar het gaat om de openbaring in ‘daden’. Dat God eigenlijk, op eindeloos veel manieren, gestalte geeft aan Zijn wezen in mensen!
Als je nou een stuk bladmuziek hebt, en je hebt zo’n ding nog nooit van je leven gezien, wat denk je dan? Nou, dan denk je: ‘wat moet ik dáár nou mee?’ Ja toch? Wat is dit, lijntjes, stipjes en boogjes, er staat nog wat tussen. Is dat een taal?
En dan geef ik het aan Loes en Herman, en die pakken een instrument, en beginnen dit body te geven.
Je kent de uitdrukking wel: het Woord is vlees geworden. Dat betekent dat Gods uitgesproken gedachten in een mens gestalte krijgt. Van dit bladmuziek kun je zeggen: die stipjes is muziek geworden.
Dat is mooi, die verklankt het.
Dus jij verstaat het. Loes verstaat het, die begrijpt het en die geeft daar uiting aan.
Daarom wordt er zo vaak gesproken over de uitingen van de Geest.
Geestesuitingen. God wil Zich zo graag uiten! Dat is goed voor een ander. Dat heet dan ook openbaring.
Nou heb ik een vraag over de laatste 20 jaar. Naar welke eigenschap streef jij nou?
(Stilte in de zaal). Maar dat is echt mijn vraag, naar welke eigenschap Gods zet jij je in, om daaraan gestalte te geven?
Ik heb het over de liefde gehad, en het spreken in tongen kan ik er bij noemen, en meer van die dingen, maar het gaat mij er om, welke specifieke eigenschap, of eigenschappen, want hoeveel talenten kan God aan je kwijt als Hij ze uitdeelt?
Dat komt wel lekker dichtbij hè?
Deze meneer stamt uit het onderwijs, dat kun je altijd nog merken. Maar er zijn leerlingen en leerlingen, dat is algemeen bekend. Aan sommige leerlingen kun je zoveel kwijt, maar die willen het ook wéten! Die zeggen: wat is dat mooi, vertel eens wat meer. En andere leerlingen willen er helemaal niks van weten. Je mag blij zijn dat je ze nog in het hok houdt.
Hoeveel talenten kan God aan je kwijt? Zodat ze wórden! Kijk, de mooiste eigenschap van God vind ik nog altijd dat scheppende Woord van Hem. Met het Woord richt je de moede op. Als er iemand schuldig is, kun je hem met één woord onschuldig verklaren.
De vergeving van zonden is één van de hoogste eigenschappen van Gods Geest. Vergeef het maar, dat is dat woord.
Dat woord bewerkt iets, dat doet iets!
– “Jezus is voor jou gestorven”.
– “Dat geloof ik niet”.
– “Ja joh, Hij is echt voor je dood gegaan”. – “Jij hoeft niet meer dood te gaan”.
– “Is dat waar?”
– “Ja, dat is waar!”
De geestelijke dood is overwonnen!
Door dat woord komt iemand overeind!
Wat ben ik altijd bang voor de dood geweest; tot aan mijn bekering. Zó vreselijk benauwd: ‘ik kom voor de rechterstoel en Hij schopt me de hel in’, dacht ik. Nou, je zal er maar mee opgegroeid zijn. Opgegroeid? Je kunt beter zeggen: klein gehouden.
En toen die afschuwelijke gedachte weg viel, sprong ik op, heb een huilbui gehad van hier tot Timboektoe, maar de dood was overwonnen! Nooit meer bang zijn!
Dat is de mooiste gift van God. Dat Woord! Maar wil je zoeken naar een antwoord? Naar welke gave ben ik bezig te ontwikkelen, want er staat duidelijk in Corinthe: het is tot welzijn van allen.
Er staat een woord, dat te maken heeft met: ‘wat alles samen voegt’. En dàt is mooi! Zo sluiten we steeds verder op elkaar aan. Samenvoegen. Dáár zijn al die eigenschappen op gericht.
Over déze dingen moet je het eens hebben tijdens de koffie. Je mag het best over je familie hebben en je caravan… maar je zoekt toch met z’n allen naar déze wezenlijke dingen?
Dan heb je het tenminste ergens over….
Mag ik even iets herhalen over de Emmausgangers? Die twee gasten? Bij de Bijbelstudie heb ik het al genoemd. En die lopen daar in het donker, en ineens komt daar iemand bij lopen. Hoe zou jij dat vinden? Je loopt met een vriend en ineens komt daar iemand bij lopen.
En wat vraagt Hij? Waar hebben jullie het over? Vind je dat een inbreuk op je privacy of zo? Hoe vind je dat nou? Waar hebben jullie het over?
Of zeg je: goh, wat leuk, te gek, doe mee.
En wat geeft die Man? Bijbelstudie! Beginnend bij Mozes gaat Hij de Schriften weer uitleggen.
Dit is maar een zijstraatje hoor, maar het gaat er om dat de Schriften, en dat betekent, dat de Woorden van God, die door hele trouwe en geestelijke mensen zijn opgeschreven; denk aan David met z’n 73 Psalmen, dat ze tot Léven komen! Om een ander tot steun te zijn.
Dat het verlangen van God, uitgedrukt in het Oude testament vervuld wordt in het Nieuwe, en Jezus is daar mee begonnen.
Het gaat om de vervulling! Ja, dat is mooi!
Trouwens, nog een vraag, wanneer is de laatste keer geweest dat jij, na een gesprek met deze of gene, of hier, dat jij persoonlijk om handoplegging hebt gevraagd?
Ik vraag het zomaar. Bij mij was het ongeveer een maand geleden, en het heeft zo goed geholpen.
Geloven wij nog, na alle avonturen en de wildwestverhalen van de jaren zestig en zeventig, nog in de sterke kracht van handoplegging, dat heeft nl. te maken, dat je gelooft dat het de handen van God zijn.
Want als ik zwak ben, kan ik iets krijgen van Hem. En daar heb ik mijn broers en zusters voor nodig. Want al die lui die in hun eentje bezig zijn, daar geloof ik niet meer in hoor. En dan nog héél vroom zeggen: ‘samen met de Heer en samen met God’. Niks daarvan! Met je broers en zusters! We vormen toch een gemeen-schap en geen optelsom van individuen?
Als je wonden hebt, vorige week is het nog gezegd, dompel het onder in gebed. Toen dacht ik: wat voor gebed?
Dompel het onder in het gebed van je broer en zus, want je hebt vóórbede nodig!
Het gezamenlijke gebed zal verhoord worden.
Man, man, we hebben de geestelijke inzichten van elkaar vóór elkaar nodig. Dus het is toch prachtig als je een talent kan ontwikkelen om een ander tot steun te zijn?
Iedereen kan het wel dromen: ‘heb je naasten lief’. Ja toch? En wat betekent die naaste dan voor mij?
Ik hou van een dokter die mij geneest. Je naaste is iemand die jou barmhartigheid bewijst. Dus het is je geraaie om je naaste lief te hebben, want hij heeft een genezende uitwerking op jou.
Hij bewijst jou barmhartigheid. Dat heeft Jezus duidelijk gezegd. Dus als ik ergens mee zit, mij ontbreekt iets, of ik wil graag iets hebben, of ik zoek iets, of ik moet ergens van af….., noem alles maar op, dan heb ik die naaste nodig.
Ik moet het eerst vertellen, dat is dat gesprek, en dan kun je gezamenlijk ergens voor bidden. Want jongens, als we kerkje gaan spelen, dan is er iets mis.
Geloven wij nog in de handoplegging; en daar bedoel ik niet iets zweverigs mee, maar dat God je aanraakt, Zich verbindt met je, en dat je zegt: nou komt tot leven wat in mij zo lang dood geweest is.
Want we kunnen allemaal geloven dat we geestelijk zijn opgestaan, en we zingen onze voering uit de strot, maar het gaat er om: komt jouw zieleleven tot ontwikkeling, al die prachtige eigenschappen in je.
Je weet niet half hoeveel eigenschappen er in je zitten!
Dat die eigenschappen tot ontwikkeling komen en dat de Geest daar Leven aan geeft.
Wanneer was de laatste keer dat jij persoonlijk de handen hebt laten opleggen door broers of zusters. Als dat erg lang geleden is, dan denk ik: hoe hou je het uit?
De Geest wil Zich manifesteren, en daar zit het woord ‘manus’ in, en dat is het Latijnse woord voor ‘hand’. Gods hand.
Het is vanochtend ook al een paar keer gezegd, maar dat valt mij op omdat ik het er ook over wilde hebben.
De hand van God, jouw handen.
God zoekt handen. Hij wil graag handelingen van de apostelen, en niet
de prakkisaties (?) en de toestanden.
Kijk, als ik mijn kop stoot, dat gebeurt wel eens, of m’n neus, dan is het grappige dat mijn hand er het eerst naar toe gaat. Is je het wel eens opgevallen, dat als je je ergens bezeert, dat je hand daar naar toe gaat? Dat vind ik toch een heel mooi gebaar. Een heel mooi iets, dat je de hand van een ander toelaat op jouw pijnlijke plek. En dan heb ik het niet over de pijnlijke plek in je lichaam, maar een pijnlijke plek in je ziel.
Durf je een hand toe te laten?
Ik weet dat sommigen, van vroeger dan, zich soms zomaar door willekeurige genezers die rondtrekken, of machten-binders, van die snelbinders, dat ze zich zomaar door wildvreemden de handen laten opleggen, want daar was het te halen…..
Jongens, wat een ongeloof! Terwijl er mogelijkheden in je broers en zusters zitten. Die kun je vertrouwen, want die ken je.
Ik vind het ook heel belangrijk dat je je de handen laat opleggen door iemand die je vertrouwt. Niet zómaar doen.
Dat wou ik zo graag eens nieuw leven inblazen. Het opleggen van handen bij innerlijke genezing, doop met de Geest. Zelfs het ontvangen en ontwikkelen van een gave van God.
Paulus schrijft daarover aan een leerling van hem, Timotheus, dat doet hij twee keer, in beide brieven.
Hij zegt: er zit een gave in je, die heb je gekregen door handoplegging, verwaar-loos hem niet; veronachtzaam hem niet.
Doe er wat mee!
En in de tweede brief zegt hij: ‘wakker het aan’. Daar staat werkelijk een werkwoord waarbij je een vuurtje weer wat hoger opstookt. Oprakelen, even blazen.
Die gave moet je niet veronachtzamen Timotheus! Dat is zó belangrijk!
En het mooie is, dat het hier allemaal te krijgen is. Snap je nou de uitdrukking: ‘vraag wat ge maar wilt?’ Ja, dat heeft een diepere dimensie als je dat ziet in de context van de gemeente.
We kunnen elkaar aardig wat geven hoor! Geestelijke schatten; het kost je niks, want Jesaja zegt: ‘komt, koopt….zonder geld’, dat zegt hij er uitdrukkelijk bij.
Dat is dan geen kopen meer hè?
Sommigen zeggen: ‘ja, tel je zegeningen’. Nou, noem ze, en dan beginnen ze verdikkeme allemaal natuurlijke dingen op te noemen; huis, het boompje etc….
Maar we zijn toch gezegend met geestelijke zegeningen? Noem dié nou eens!
Welke geestelijke zegeningen heb jij gekregen? Want anders ben je toch weer bezig met een aards christelijk leven, en om dit leven dan maar zo goed mogelijk door te komen. En daar liggen je wensen, daar liggen je gebeden.
Och jonge, je bent uit de hemel gevallen!
Zoek toch eerst het Koninkrijk. En waar is dat? In mijn broeders en zusters! De tempelschatten, Psalm 27. Ga maar op zoek naar die tempelschatten.
Ik herinner me van één van ons, ik weet niet of hij er vandaag is, maar ik zei: volgens mij begint zich die en die eigenschap in jou te ontwikkelen. Dat heb ik een jaar of tien geleden al tegen hem gezegd. En toen zei hij: ‘je kon best wel eens ‘geliek’ hebben’.
En de vorm waarin Hij dat giet, doet Hij op zo’n originele wijze, dat je zegt: het is niet de ‘geijkte’ vorm van een profetie: zo zegt de Heer, maar Hij geeft één keer, twee keer een gedachte door, en het werkt als een profetie. Snap je?
De vorm is niet zo belangrijk, wel de inhoud!
Ik weet dat sommigen nooit om hulp vragen hoor.
Echt nooit! Dat zijn Hubo-christenen. Ze doen alles zelf. ‘Ja, het gaat met mij wel goed….’
Soms is dat zo agressief dat ze zeggen: waar bemoei je je mee Sik!
Jonge jonge, je ziet niet half hoe agressief je eigenlijk bènt. Zèlf doen…..
Het kan zijn dat je een ander niet vertrouwt. Zou je daar dan niet eens voor kunnen laten bidden? Ja, maar wie dan hè?
Ja, als je op een eilandje zit, dan zit je alleen….. Ja, Jesaja zou zeggen: ze weigeren zich te laten troosten.
Troosten is gewoon ‘helpen’ hoor. Dat weigeren ze. Laat me maar; om wàt voor redenen ook.
Of er zit nog een stuk wrok uit het verleden, en dat werkt nog steeds. Al dertig jaar werkt die wrok. Met andere woorden: je komt geen stap verder.
Kijk, wij leven in een, wij zeggen, geestelijke wereld, maar ik zeg het vandaag even wat anders: wij leven in een wereld van geesten.
God is Geest, waar of niet! En wie uit de Geest geboren is, is geest, zegt Jezus, geestelijk. Denk eens aan de goede engelen, dat zijn geesten. Denk eens aan de kwaaie engelen, dat zijn ook geesten. En de menselijke geest.
Johannes zegt: ‘Als ze wat van je moeten, of als ze naar je toe komen, dan heb je wel nodig dat je die geest eerst een beetje beproeft, want voor je het weet, word je opgelicht.
Beproef ze maar of ze uit God zijn!
Dat slaat niet op engelen zo zeer, dat slaat ook op mensen.
Mensen die zeggen: ‘ik kom met de Heerrr aan de voordeurrr bij u… Ja, dat zal wel joh. Dan vertrouw ik het al niet, daar moet ik niks van hebben.
Onderscheid van geesten! Hebben we dat nodig? Nou en of!
1 Cor. 12:7-11.
Wie krijgt nou de openbaring van de Geest? Het staat er: iedereen!
Kijk, als je hier achter zo’n ding (katheder) staat, dan val je wat op, en dan denken ze ook nog dat je voorganger bent. Nonsens!
Aan een ieder! Want wat heb ik de openbaring van de Geest in een ànder nodig om zèlf aan het licht te komen.
Snap je? Het is tot welzijn van allen.
Aan een ieder wordt de openbaring van
de Geest gegeven tot welzijn van allen. Aan de één door de Geest gegeven met wijsheid te spreken.
Dat is niet filosofie, maar wat kan één opmerking je leven totaal veranderen.
Ken je dat? Ik heb het nou niet over het negatieve, want dat is met mij ook gebeurd. Maar één zinnetje, één woord soms. Nou, als dàt geen wijsheid is, dan weet ik het niet meer.
Want wijsheid heeft te maken met ‘wijzen’. Dan wijst iemand je weer een richting.
Zo van: ‘oh, ik kan dié kant uit, och, nóóit gezien!’ Door één opmerking!
Daarom is het zo belangrijk om tijdens de gesprekken die je hebt, dat je door die Geest van wijsheid geleid wordt. Dat je denkt: wat zal ik nou eens zeggen.
– Met kennis te spreken. Dat heeft niet zo veel met Bijbelkennis te maken, al kun je daar niet zonder, maar het gaat om het kennen van de gedachtenwereld van God.
Dáár gaat het om. Dan leer je Hem kennen.
Als ik iemand wil leren kennen….ach, Mariet heeft zoveel pogingen gedaan bij mij in het begin, ‘zeg eens wat je denkt’, en ik zat helemaal op slot. ‘Ik wil je leren kennen, vertel wat je denkt’.
Maar ik vond het niet interessant wat ik dacht; ik vond ook stom wat ik dacht, dom.
Maar ze heeft me tevoorschijn gepeuterd.
Mooi hè? Want wat kan dat diep zitten!
– Een geloof door diezelfde Geest. Ja!
Elk mens heeft geloof hoor. Ja, maar als je God gelooft, dat te pakken krijgt, dat je gaat geloven wat God ook gelooft, nou, dat bewerkt de Geest.
– Gaven van genezingen. Dat is niet alleen lichamelijk hoor.
Ik heb een jongetje gekend, dat was de stomste jongen van de klas, op de LTS. Toen is daar voor gebeden, en er is toen een soort bedekking van dat jochie z’n verstand afgehaald. Het waren allemaal rode cijfers die hij had, we schreven toen nog alle onvoldoendes met rood in het rapport.
Toen is daar een bedekking afgehaald. En hij begon voldoende te scoren. Hij hoefde z’n best niet meer tien keer erger te doen dan hij kon, het arme joch.
Er lag een bedekking over.
En nu ging het verstand, wat van het werkwoord ‘verstaan’ komt, het bevat-tingsvermogen, het begripsvermogen,
weer werken: Oh, nou snap ik het!
Ik heb wel eens tegen een meisje gezegd wat niks snapte, wat is dat triest, en ik had wat uitgelegd en ze snapte er helemaal niets van, ze dook ook weg achter een ander, nou, dan vraag je: ‘wie van jullie snapt het?’ Ja? Nou, leg het dan ook maar eens uit, daar zijn ze dan niet zo blij mee. Maar ‘wie van jullie snapt het niét?’
Maar ik had zo’n sfeer in de klas, dat ze dat wel durfden te zeggen. Dus dan nog maar een keer uitleggen. Dan blijven er altijd nog een paar over.
Ik ging toen naast dat meisje zitten, die er niets van snapte, en ik zei: ‘je snapt er niks van hè?’ Ze had de tranen in de ogen: ‘nee, ik snap er niks van’.
Ik zei toen: ‘joh, wat kan jou het schelen, dat stomme Nederlands’. Ze keek me aan alsof ik vloekte in de kerk. Een dag later begreep ze het.
Dit is maar een voorbeeld. Ik heb niet met dat kindje gebeden, ik heb gezegd hoe relatief eigenlijk dat vak is. En een dag later snapte ze het omdat de angst weg was! Want door de angst om iets niet te begrijpen, klap je ook dicht.
Dus die mensen kunnen bevrijd worden.
Het is maar een voorbeeld ervan.
Je kent de uitdrukking: gebondenen.
Stel je maar eens iemand voor die aan handen en voeten gebonden is; touwen om de polsen en om de enkels. Hoe krijg je die nou los?
Dan hoef je geen boze geest te binden, want die is al lang weg. Die heeft er wel een paar touwtjes omheen geslagen.
Want Jezus zegt: ‘Ik ben gekomen om de werken van de boze te verbreken. Dàt was Zijn werk.
Ik hoor het wel eens iemand zeggen: ‘ik kan niet voor- of achteruit. Nou, dan ben je dus vastgebonden.
Nou, een touw kun je doorsnijden, dat kan in één keer helpen. Je kan ook de knopen ontwarren na een gesprek, dat iemand uit de knoop komt. En als het een ketting is met een slot, zoek dan dat sleuteltje. Als je het slot hebt opengemaakt dan is iemand bevrijd. Gewoon door het woord!
Wat zeg je tegen iemand met een ingevreten minderwaardigheidscomplex?
Zoek dat sleuteltje! Ja, en je vindt het hoor! En je vindt wat je zoekt om een ander ten dienste te staan! Om die ergens uit los te krijgen. Ik vind dat zo ontroerend dat je daartoe geroepen bent.
(Monika knikt, ja, je snapt me hè?).
– Profetie, onderscheid van geesten; nou, als er iets nodig is in deze tijd, dan heb je dàt wel nodig! Maar daar ga ik niet verder over door.
– Allerlei tongen. Dat klopt, ik geloof dat ik wel dertig verschillende talen heb. Het is elke keer weer anders. Maar het gaat me er niet om dat ik dat doe, maar het gaat me er om dat ik versta wat ik zeg! Dat er in mij vertolkt wordt wat de Geest wil zeggen.
– Doch dit alles werkt één en dezelfde Geest die een ieder in het bijzonder toe-deelt gelijk Hij wil. Dat is geen willekeur, maar dat wil Hij! Dàt staat er!
Hij wil iedereen een mogelijkheid geven ten dienste te zijn voor het welzijn van de hele club.
Stel dat je een gezin hebt met kinderen en een vrouw; man zit op de bank, en hij schreeuwt de hele dag: ‘ik ben bij je, ik ben bij je!’ Hij zingt zappend tussen de kussens. En die moeder staat daar in de keuken en ze kijkt eens naar haar man, die steeds zegt: ‘ik ben bij je, ik ben bij je om mee te gaan’.
Nou, wat zou die vrouw na een uur zeggen? Doe normaal man! Beweeg! Doe iets! Want anders blijf je hangen in een heel sentimenteel christendom: ‘Ik ben bij hem, en hij is bij Mij, en ja, en dan?’
Wat doe je! Wat doe je er mee?
Ik mis in 1 Cor. 13 één woord, maar dat gebruikt Paulus wel in andere brieven, dat vind ik wel een mooi woord: de liefde verbindt! En bij verbinden denk ik ook aan het verbinden van wonden.
Jezus heeft een verbond gesloten met ons, met de mensen. Dus die liefde verbindt mensen onderling; Paulus noemt het zelfs de band der volmaaktheid, nou, ik leg het maar zó uit, want anders zit je weer met een raar begrip; zó word je volwassen! Geestelijk!
Maar durf jij je wonden te laten verbinden? Dan zul je ze eerst moeten laten zien. En dan denk ik: er is in de loop der jaren zoveel gegroeid aan liefde en vertrouwen onderling, zeg het maar! Niet aan iedereen.
Zoek een paar vertrouwelingen, twee of drie, zegt Jezus, dat is zat.
En vertel maar waar je mee zit. Waar je diepste verdriet zit, zeg het maar. Of je frustratie. Dan kun je daar samen voor bidden. De liefde verbindt.
Of je kijkt naar de scherven van je bestaan en je zègt misschien: de Heer is mijn Herder, mij ontbreekt niets…, maar wees nou eens eerlijk, wat ontbreekt er wèl aan? Zeg het eens…..
Misschien is er gewoon een gapend gat in je bestaan; dat je met verbijstering naar je leven staart en zegt: ‘is dit het nou?’
Er is een filosoof, ik ben z’n naam kwijt, maar hij heeft het boek de Wolfsklem geschreven. Hij werd geïnterviewd, en vertelde allerlei dingen, echt een knappe vent zeg, zo ongelooflijk. En toen had de interviewer de moed om hem de vraag te stellen: ‘maar waar loopt het nou voor u op uit?’
Die man sloeg toen ineens dicht, hij verkreukelde, snap je wat ik bedoel? Het enige wat hij nog zei, was: ‘ik kijk in een gapende afgrond’. Dat is wat! Hij heeft ook suïcide gepleegd.
Er zijn mensen die kijken naar hun bestaan en zeggen: ‘is dit het nou?’
Dan denk ik: laten we mekaar met dat evangelie ondersteunen, weer leven inblazen. Geneest de gebrokenen van hart. Dat zijn de scherven.
Of je hebt een visie op jezelf die helemaal niet klopt, want je hebt altijd in de verkeerde spiegel gekeken. Je hebt een verkeerd beeld van jezelf.
Dat ik langzamerhand een beetje gelukkig werd met mezelf, want dat zeg je niet, dat is begonnen toen ik merkte, dat God gelukkig is met mij. Dáár is de genezing begonnen. Dus het begint in dat Koninkrijk van Hem, om de voort gejaagden weer eens wat rust te geven, ook in evange-lische kringen; een jachtpartijen daar hoor!
Wonden van vroeger die nooit zijn uitgedrukt, zegt Jesaja ergens. Dat ettert maar door. Je hebt het nooit laten uitdrukken en reinigen.
En dan denk ik: er is maar één oplossing: laat je liefhebben. Durf je dat?
Of lach je alles weg, of wuif je alles weg?
Laat je eens liefhebben.
En dat liefhebben krijgt dan gestalte in één van die gaven waar jij behoefte aan hebt om je te genezen.
De liefde verbindt ons onderling, maar het is begonnen bij God in Jezus, die de mensheid een Hand gaf.
God had kunnen zeggen: wat daar over de aarde loopt, dat is Mijn Hand.
Jezus zegt ook ergens: als ik door de vinger Gods geesten wegstuur, dan is het Koninkrijk Gods over jou gekomen. Niet in je maar over je. Er staat ‘vinger Gods’, geen vuist. En maar stompen….
Nee, wijzen waar ze naar toe moeten. Dat is die vinger Gods.
En die Hand is zó genezend. Geloven we het van elkaar? God gaf de mensheid een Hand en Hij draagt je op Zijn handen; maar het gaat erom dat wij dat ook doen.
En als we nou willen zeggen: Uw Koninkrijk kome, en Petrus zegt: zullen we dat eens bespoedigen, dan kunnen wij dat doen.
Durven wij handen en voeten te geven aan de Geest, zodat het Koninkrijk Gods in ons bespoedigd wordt?
Er is aardig wat om over na te denken.
We hebben het gezongen: ‘Bouw Uw Koninkrijk in ons’, dan mag je best nagaan: hoe dan?
Durven we dat aan met elkaar?
Duurt Sikkens d.d. 04-04-2010