Je ziele-/gevoelsleven
De mens verandert, wordt anders, via geest, ziel en lichaam, dát is de volgorde.
Het begint in de geest, in jouw geest, niet in het lichaam.
Heel veel gelovigen zijn met het lichaam begonnen; God moet genezen…, genezingsdiensten…; dus ze zijn helemaal aan het eind begonnen.
Maar het Koninkrijk Gods begint in de geest, en je neemt de geestelijke gedachten van God over, Zijn gedachtenwereld. Je bedenkt de dingen die van Hém zijn. Het gevolg is dat je ziel daar de vruchten van plukt, die wordt daar goed van, héél goed zelfs, hoeft niet beter hoor, mensen die denken dat ze niet goed genoeg zijn, die zijn fout bezig. Het is niet ‘goed-beter-best’ in het Koninkrijk Gods.
Toen God alles geschapen had, zag Hij dat het goed was; Hij zei niet: ‘nou, het moet een beetje beter’.
Het is dus geest, ziel en lichaam.
Ik wil vanavond eens proberen wat gedachten los te laten over genezing van delen van je ziel.
Er staat één tekst in de bijbel, ook maar op één plaats, verder komt het nergens voor, dat staat in Hebreeën 4:15: We hebben een hoge-priester, daar wordt Jezus mee bedoeld, die met ons mee kan voelen.
Daar staat het werkwoord: ‘meevoelen’
Ik wil het vanavond eens over je gevoelsleven hebben. Ja, dat is wel een glibberig terrein, maar goed, ik zal eens proberen wat aan-knopingspunten te geven.
Het heeft dus te maken met je zieleleven, gevoelsleven.
Vrouwen praten over het algemeen gemakkelijker over hun gevoelens dan mannen. Mannen mogen niet huilen, moeten sterk en flink zijn. Dat is er in de opvoeding bij sommigen ingeramd.
Je mag je gevoelens niet tonen, dat is allemaal niks, want dan ben je een ‘oud wijf’.
Vrouwen praten gemakkelijker over hun gevoelens, en dat is erg belangrijk.
Paulus zegt: tegenover God staan we met volle vrijmoedigheid.
In het Grieks staat er letterlijk: Alles kunnen zeggen, niet moeten zeggen, dus ‘alles kunnen zeggen’ tegen je Vader, met vrijmoedigheid en openheid.
Je bent een open boek voor Hem; en Hij is ook een open boek voor ons.
En waar open jij je nou? Durf je dat?
Of zijn we dichtgeplakte bladzijden. Zijn er bladzijden uitgescheurd, uit je leven, dat kan.
Het is verschrikkelijk hoor dat er dingen uit je leven zijn weggehaald, die eigenlijk van jou zijn!
Durf maar eens open te zijn als je vaak teleurgesteld bent. Dan moet je beslist een hele veilige omgeving hebben.
Helemaal veilig, waar jij helemaal zeker bent dat jou geen kwaad wordt gedaan.
Als Jezus zegt: waar twee of drie in Mijn naam bij elkaar zijn, dan is dat niet zomaar wat! In Zijn Naam, dat is in Zijn wezen.
En je wezen is absoluut veilig bij Hem.
Dat is openheid. Durf je dat, je bent soms nog zo kwetsbaar. En om je dan nog weer kwetsbaar op te stellen…, ja, dat vergt wel een zekere moed; en dat vergt van die ander vertrouwen. Maar die ander heeft dan ook geduld met je.
Maar als je in je gevoelens bent verwond, dan ga je je afsluiten. Je denkt dan: ‘ik open me niet meer, ik kijk wel uit; ik doe niet meer mee, ik hou afstand’.
Het gevolg is dan ook dat je vaak afstand houdt tot God.
Je durft de dingen niet meer te noemen of te zeggen. Of je schaamt je voor je gevoelens. Zo van: ‘nou, als ik die openbaar maak, wat zullen ze dan wel niet zeggen’.
Nou, dan ken je Hem nog niet, Hij zegt er niks van.
Maar durf die gevoelens, waarvoor jij je schaamt, en die ook vaak met je verleden te maken hebben, maar eens te zeggen.
Paulus zegt dat die mensen met een bedekking op hun gezicht lopen; ze lopen altijd met een capuchon op; je mag hun gezicht niet zien. En als je toch naar me kijkt, dan lach ik het wel weg.
Want je kunt ook een hoop weglachen hoor, terwijl je van binnen huilt.
Je loopt dan met een capuchon op, er zijn zelfs mensen die lopen geestelijk met een boerka, onaanraakbaar, onbereikbaar voor anderen.
Ze houden het ook allemaal voor zichzelf.
Dat is verschrikkelijk.
God is echter openhartig en Hij kijkt met tedere liefde naar jouw gevoelsleven.
Hij gaat er bij zitten, en Hij vraagt aan jou om er ook bij te gaan zitten, dan kunnen we eens kijken of we iets kunnen doen aan dat gevoelsleven van jou.
Want dat heeft zulke opduvels gehad.
Je hebt misschien wel gezongen, of gepreekt…, wat kun je allemaal niet verzinnen om het verborgen te houden.
Maar het gaat God om je ziel, want dát ben jij!
Trouwens, heeft God een gevoelsleven?
Nou en of! Anders kan Hij Zich nooit inleven in jouw toestand; en Jezus ook.
Er staat in Jesaja 60:5 een hele merkwaardige opmerking.
God zegt hier: als je dit allemaal ziet, dan zal jouw ziel, jouw hart, zich ontroerd verruimen.
Dat is een doordenker.
Je ziet zulke mooie dingen, je ziet God, je ziet de Zoon, je ziet elkaar, en wat gebeurt er met je hart? Het gaat zich verruimen.
Het was te eng, te benauwd.
Er staat een hele mooie opmerking in Jes. 63:15: Uw innerlijke bewogenheid en Uw ontferming. Daar heb je God.
Als Hij jou ziet, dan raakt Hij innerlijk bewogen. Het doet Hem wat als Hij jou ziet, op je hurken weggedoken, klein.
En het gevolg is, als Hij dat ziet, dat Hij Zich gaat ontfermen. Dat is het eerste wat Hij doet. Zijn tederheid is schitterend. Daar gaat totaal geen geweld vanuit.
God heeft ook een gevoelsleven, en trouwens, God kent ook wel verdriet hoor.
Wat dacht je dan? Alsof God nooit huilt.
Toen God de Heer zag dat de boosheid van de mensen groot was op de aarde, berouwde het de Heer, en het smartte Hem in Zijn hart.
In het Hebreeuws staat er: een heel diep verdriet.
God kijkt naar de aarde, en laat ik het zo maar zeggen; Hij begint te huilen.
Er was zo’n diep verdriet bij Hem.
En wie droogt Zijn tranen? Het doet God zóveel wat er allemaal gebeurt!
In Jesaja 63 staat zelfs: Toen jij het benauwd had, had Ik het ook.
Hij was dus benauwd met jou; ook in het nauw, bij wijze van spreken.
Hij kent ook moederlijke gevoelens.
Daar wordt wel eens te weinig over na- gedacht, over de moederlijke kant van God; het vrouwelijke in Hem.
In Adam zat ook iets vrouwelijks. Dat is er uit gehaald en tot een vrouw gewórden.
En in God zit ook iets vrouwelijks.
Uiteindelijk zijn wij dat, Zijn vrouw, maar we zijn eerst uit Hem geboren.
Daarom is het zo belangrijk dat je dat goed onderscheidt in deze tijd van verwarring, en in deze tijd van ‘op zoek naar jezelf’, en met je zelf bezig zijn, en gedachtenkringen rondom jezelf. Het gaat dan om je ‘ik’.
Je moet allerlei cursussen volgen en trainingen op zoek naar jezelf. ‘Ik ben mezelf kwijt, dus ik ga zoeken’.
Nou, de verloren zoon was zichzelf ook kwijt hoor, hij ging toen niet naar zichzelf op zoek, maar hij zocht z’n vader op, en daar heb je het geheim.
Er zijn zoveel mensen, ook in Pinksteren, die op zoek zijn naar zichzelf.
Mindfulness, kom op, naar de cursus.
Terwijl Paulus zegt: ‘je hoeft geen volmaakt mens te worden’.
We hoeven niet allemaal te worden zoals Adam geschapen is.
Wat heb je aan volmaakte mensen?
Wij zijn mensen Gods! En dat is het grote verschil tussen mens-zijn, en daar eindeloos over filosoferen, nou, dan kun je in de wereld terecht; of mens Gods zijn, uit God geboren.
Dit was even een zijstraat, maar het gaat over de moederlijke gevoelens van God, en daar zegt Jesaja ook wat van:
Zoals iemands moeder hem troost, zo zal Ik jou troosten.
Ik zal je als een moeder troosten, en ook nog in Jeruzalem, dat hemelse Jeruzalem, daar word je getroost, daar kunnen de tranen van je ogen afgewist worden, en nergens anders.
Wat is het dan belangrijk dat je een betrouwbaar mens bij je hebt, zó trouw aan jou, die je niet in de steek laat.
En dan spreekt Paulus hierover in de Corinthebrief: We hebben een aangezicht waarop géén bedekking meer is.
Ja, laat me je gezicht eens zien.
Dat is een regel uit een liedje, dat luidt: Laat mij je zien, het zonlicht in je ogen.
Dat vraagt Jezus: ‘laat Me je zien het zonlicht in je ogen, dan zie je in Mij jouw lieflijke gezicht.
Als een spiegel werkt dat.
Hooglied zegt ook: ‘laat Mij uw gedaante zien. Je bent een duif in de rotskloof, je hebt dezelfde kleur als de rotsen, je bent niet te onderscheiden van je omgeving, maar Ik heb je gezien’.
Laat mij uw gedaante zien, wie ben je.
Als je een gezicht hebt waarop geen bedekking meer is, dan ben je zichtbaar, en je gevoelens zijn transparant, doorzichtig, voor vrienden en vriendinnen.
Dat is hun kenmerk, zij houden rekening met jouw gevoelens.
Ik heb het niet over óvergevoeligheid, dat is ook weer niet goed, maar je gewone gevoelens.
Paulus zegt in 1 Cor. 13: De liefde kwetst niemands gevoel. Daar heb je het woord gevoel.
Jezus heeft het over: met heel je hart, met
heel je ziel, met je verstand, met je kracht.
Bij je ziel hoort ook je gevoel hoor! Vergis je niet! En ze zijn bij Hem veilig.
Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is…, wat is die schuilplaats van de Aller-hoogste, van God?
Dat is de Zoon, Jezus, blijf in Hem, dan blijft Hij in jou! Dat is die schuilplaats.
Maar dat zijn ook mensen in wie de Geest Gods zich openbaart, en in wie de Geest van God aanwezig is. Dat merk je en dat voel je.
En waar krijg je dan een goed gevoel over, en durf jij je gevoelens ook te tonen?
Dat zijn mensen om je heen, al is het nog zo’n kleine club, dat geeft niet; als ze maar betrouwbaar zijn.
Neem nou die broer van ‘De verloren zoon’, het is wel een rare titel voor die gelijkenis van ‘De verloren zoon’.
Ja, die broer van hem bleef thuis, maar die ziet hem ook komen.
Die denkt: ‘nou, daar heb je hem weer, de helft van de erfenis er doorgejaagd’.
Hij vond het maar knap slap van z’n vader natuurlijk, de helft….., dat is nogal wat.
En hij heeft natuurlijk, dat zegt hij ook hardop, z’n geld er doorgejaagd met vrouwen.
Nou, daar is in die gelijkenis geen sprake van, maar die broer heeft het over vreemde vrouwen, misschien was het wel iets wat bij hemzelf aan de oppervlakte kwam. Maar hij was jaloers.
Die vader sprong overeind toen de verloren zoon er aan kwam.
En wat staat er dan: Hij rende hem tegemoet en sluit die zoon in z’n armen.
En z’n broer staat het op afstand te bekijken. Hij vindt het maar niks, hij is hartstikke jaloers.
Hij had dus last van negatieve gevoelens.
En jaloezie, onthoudt dat maar, is echt een hoofdzonde. Niet in de betekenis die God er aan hecht als Hij zegt: Ik begeer de geest van de mens met jaloersheid.
Dat is een ander soort jaloezie. Dat is positief jaloers, dat kun je zijn.
Ik ben regelmatig positief jaloers op iemand die iets kan wat ik helemaal niet kan. Dan denk ik: ‘wat knap, wat leuk’.
Dat kan, dat is geen zonde.
Maar negatieve jaloezie is heel erg, dat is vreselijk! Het is ook dé zonde van de satan ook geweest.
Satan was een pracht van een engel, een aartsengel, bekleed met goud, met edel-stenen; hij zag er uit als een hogepriester, zoveel edelstenen.
In Ezechiël wordt dat allemaal verteld.
En hij had een taak om te beschermen; in het Duits staat er: ‘met beschermende vleugels moest hij de mens beschermen’.
Toen ontstond er in hem jaloezie.
Hij gunde de mens niet de bescherming van God, hij gunde de mens ook niet aan God. Want God had gezegd: ‘op de mens heb Ik mijn hart gezet’. De geest van de mens is het kostbaarste wat er is. ‘Daar doe Ik alles voor!’ En toen is de duivel jaloers geworden.
Hij gunt God geen partner, en hij gunt jou ook niet als Gods partner.
Hij zit er vaak tussen te wrikken.
Van Eva werd gezegd: ‘ze is gelijkwaardig aan Adam’. Zo wordt het vertaald door Reisel. Dus gelijke waarde, alle twee.
Adam herkende dat ook in haar.
Jacobus schrijft in een paar hoofdstukken over jaloezie; het heeft alles te maken met egoïsme, gericht op je ‘ik’.
Ik wil je wel vertellen dat ik mijn ego heb ingeleverd, en dat bevalt me best.
En moet je eens kijken wat God dan tevoorschijn brengt.
Ik zal een heel eenvoudig beeld gebruiken. Als een kastanje op zichzelf blijft, dan gebeurt er niks, die blijft eeuwen lang op zichzelf. Maar als hij sterft, moet je eens kijken wat er dán tevoorschijn komt.
En wat blijft er van die kastanje die gestorven is over? Helemaal niks! Dat verstoft en verwaait.
En daar heb je nou het verschil tussen gewone aardse mensen en de mensen Gods.
Is het nou om jóuzelf te doen of om de Christus in je!
Dit is de hoop van het evangelie, zegt Paulus, Christus in me, dat is echt alles!
Als je die hoop laat varen, dan kom je nergens!
Van die verloren zoon staat er dat hij z’n vermogen verkwistte, maar letterlijk staat er in het Grieks: hij verstrooide zijn bestaan. Hij gooide z’n bestaan helemaal weg. Z’n identiteit was zoek. Wie ben je? Hij lachte alles weg en feestte alles weg.
Jongen, het gaat toch om jou?
Hij verstrooide zijn bestaan. En je bestaan heeft alles te maken met je ziel, jezelf.
Hij was zichzelf kwijt, en dat is erg!
Ik heb het mensen wel eens horen zeggen: ‘ik ben mezelf kwijt’.
Wat is er dan nog over? Dat is triest.
‘k Heb ook mensen gekend die zelfmoord hebben gepleegd. Ze zijn zichzelf kwijt.
Waar leef je dan nog voor? Waarmee ben je bezig? Je kan met niks bezig zijn!
Maar die zoon keert terug, want hij zit daar in z’n eentje, hij komt tot zichzelf, en denkt: ‘wat heb ik eigenlijk uitgevreten, wat heb ik allemaal gedaan?’
En die vader heeft hem nooit achterna gezeten hoor! ‘Hoe is het met je, brieven schrijven, gaat het wel goed met je?’
Nee, niets daarvan, hij liet hem gaan.
En wat deed die jongen terugkeren?
De herinnering aan z’n vader. En de herinnering aan het leven dat hij leidde.
In Petrus staat ook een opmerking:
Ik tracht je zuiver besef door herinnering vast te houden, wakker te houden.
Her-inneren, dat is opnieuw te binnen brengen, opnieuw van binnen weten.
Dan krijg je het besef van: gut, waar ben ik mee bezig geweest. Wat heb ik gedaan?
En die herinnering aan z’n vader doet hem overeind komen, hij denkt: ‘die vader was goed, daar ga ik naar terug’.
Wat een keuze! Hij was zichzelf kwijt en hij keert terug naar zijn oorsprong. Want dat is je Vader.
Wij horen eigenlijk allemaal terug te keren, tot onze oorsprong.
Als je het woord ‘oorsprong’ opzoekt, dan betekent ‘oor’ altijd ‘oer’, en ‘sprong’ is een ‘bron’. Dus de oerbron van je bestaan is de Vader! Mooi hè? Dat is ’t ie!
En dan omhelsde die vader hem.
Hij omringt die jongen met al z’n gevoelens.
En reken maar dat die jongen een potje heeft staan uithuilen hoor.
Hij zag er ook niet meer uit, hij stonk, dat kon die vader niks schelen. Je bent terug! Je bent weer bij me.
Veel mensen kunnen niet eens meer huilen. Gewoon door de ervaringen van het verleden.
Misschien de oorlog van dichtbij mee gemaakt. Of afschuwelijke dingen mee gemaakt in je leven waardoor je dichtgeslagen bent.
Huilen? Nee, flinke jongens huilen niet.
Niet zeuren, je hebt het toch goed?
Ik was vroeger hartstikke gevoelig, ik huilde om het minste en het geringste.
En dan hadden ze een lol. En ik probeerde dan wat harder te huilen, misschien kon ik ze daar een beetje mee vermurwen, maar dat hielp niet.
Maar het beroerde is dat ik dat heb weg gedrukt, en ik werd hard! Ik werd gewoon hard en cynisch.
Ik duwde heel veel weg, maar van binnen was ik nog steeds het bange jongetje. En wie te dicht bij me kwam, die moest er aan geloven. Totdat ik mijn vrouw leerde kennen, die op een gegeven moment vroeg: ‘vertel eens wat over jezelf’. Ik schrok me wezenloos.
Ik dacht: ‘dat kan ik niet, en dat wil ik ook niet, ik kijk wel uit. Want áls ik iets van mezelf vertel, dan maakt ze het uit’.
Ik wist alleen maar slechte dingen van mezelf. Erg beroerde dingen.
Ik jokte wel eens wat, niet veel…., maar ik was opgevoed met een vreselijk wrede God, die geen medelijden kende, en die alles zag wat je deed.
En ik was uitverkoren, maar wist nog niet waartoe…; de predestinatieleer, (voor-beschikking), en ik had geleerd over de infralapsarisme en het supralapsarisme, en al die zooi die mij klein gehouden heeft.
En zondaar tot de dood.
Ook als je op bed ligt en je droomt iets, dan zei ik tegen m’n vader: zondig ik dan?
Ja, zei hij, je bent altijd een zondaar.
Ja, dan houdt alles op! Eens een zondaar, altijd een zondaar.
Dus toen mijn vrouw dat vroeg, ik weet het nog precies, sloeg dat in!
Maar goed, het Vaderbeeld is ‘genezen!’
En wat ik ook niet kon, dat is zo gek, ik kon niet goed reageren op de liefde van een ander. Dat had ik nooit geleerd.
Ik ben als kind affectief verwaarloosd.
Mijn ouders waren schatten van mensen, maar dat konden ze niet. Ze konden niet knuffelen. Het enige gebaar wat ik van mijn vader ken is één keer een hand over m’n kuif, en dat is alles waartoe die man in staat was.
Verder weet ik niks.
Dus in het ontvangen van liefde heeft Mariet mij helemaal genezen.
Ik kon in het begin nog maar 15% van haar liefde ontvangen; zij gaf altijd 100%.
Wonderlijk hè, dat dat ook gaat genezen.
De mogelijkheid om liefde te ontvangen, in staat zijn daarop te reageren.
Langzamerhand ben ik me dat bewust geworden. Het gaat niet bij toverslag, effe bidden, zo werkt dat niet.
De Hebreeënschrijver zegt: ‘je bewustzijn moet ook gereinigd worden’.
Ja, mijn bewust-zijn.
God geneest je gevoelens, en daar is Hij bewust bij, en jij ook, met je negatieve ervaringen uit het verleden; dan kijkt Hij naar je, en Hij omarmt eigenlijk je hele bestaan. Hij slaat Zijn armen om jouw hele bestaan heen.
Dus het verleden omarmt Hij en je heden omarmt Hij, en Hij geeft je tijdens Zijn omarming een blik op de toekomst.
Alle dingen worden één in Hem, want Hij is eeuwig!
Hij omarmt je donkere dagen, en die heeft haast iedereen wel gehad.
De dagen waarin je werd beschadigd, dat verschrikkelijk zeer heeft gedaan.
Dat je niet mocht laten merken, waardoor je weer dicht sloeg.
De dagen waarin je jezelf kwijt raakte, of misschien allerlei rollen ging spelen, je verschuilt je dan achter de rollen van een grapjas, de praatjesmaker, de druktemaker, je baan, preken; je kan je hier heel goed achter verschuilen hoor.
Maar die omarmt Hij, want God ziet wat er met jou eigenlijk aan de hand is.
Je hebt aan jezelf zoveel afbreuk gedaan, dat moet ook weer opgebouwd worden.
Dan wandelt God met jou dáárheen.
Als jij het durft te openbaren, het durft te laten zien, dan begint Zijn herstelvermogen in je gevoelens.
Want je gevoelens worden dan weer mooi.
In Psalm 139 staat ook: Hij doorgrondt je en Hij kent je.
Hij kijkt door alle lagen van je bewustzijn heen. Dat is doorgronden.
Dat uiterlijke gedrag en gedoe kan Hem allemaal niet zoveel schelen; maar hoe is het nou innerlijk met je?
Het vlees doet geen nut, zegt Jezus ergens. Wat moet je met het zichtbare?
Het innerlijke, de geest van de mens, z’n ziel, dáár gaat het Hem om, en dan dompelt Hij je onder in Zijn genezende gevoelens voor jou, en Hij legt Zijn hand op je; en dat is een beterende Hand!
Met God ben je altijd aan de beterende hand, Hij maakt je beter.
Als David dit allemaal overdenkt, zegt hij: ‘ik snap er niks van’, ja, hij zegt het anders: dit gaat mijn verstand te boven, maar het werkt wèl!
Hij profeteert in Psalm 139 dingen waar hij echt niks van snapt, maar hij heeft het wèl opgeschreven, want hij dacht: ‘dit is van mijn Vader’.
Psalm 139 is een ongelooflijk mooie Psalm. Dat gaat over de vorming van de Christus in je.
Het gaat niet over de vorming van een baby in een baarmoeder, want dat maakt iedereen er van.
Nee, daar wordt een wezen geborduurd, dat staat er in het Hebreeuws, en ook in de Statenvertaling staat dat.
Er wordt een wezen geborduurd wat aan God gelijk wordt: de Christus.
De Christus is aan God gelijk hoor.
Dat zegt Jezus ook: Als je Mij ziet, zie je de Vader.
Nou…., durven wij Hem dat na te zeggen?
‘Als je mij ziet, zie je de Vader’. Ja, dat is wat!
Maar op het moment dat die tedere Hand je aanraakt, dan wordt je zielepijn weggenomen.
Je hoeft niet op de vlucht te slaan, of heel spastisch te reageren op aardige mensen, die blijven wel aardig.
Je herinnert je het allemaal wel, maar het doet geen pijn meer.
Jezus herinnert Zich natuurlijk z’n rond-wandeling op aarde nog; Hij herinnert zich natuurlijk z’n lijden en sterven, en die geselslagen. Maar het doet geen pijn meer.
Als jij dus in je gevoelens bent aangetast, en het gaat beteren, dan mag je het rustig blijven herinneren, maar het doet geen pijn meer.
God doorgrondt je, Hij kan zelfs de dingen opsporen waarvan je niet eens wist dat je ze miste.
Iemand zei me eens: ‘bepaalde gevoelens ken ik helemaal niet’. Dat is raar, door wat voor oorzaak ook, maar die gevoelens kende hij niet.
Misschien vroeger gestolen, of weg gelachen, weg geduwd, bevroren.
In Joël staat: Ik vergoed de jaren toen de verslinder alles opvrat.
Er hebben sprinkhanen in je gevoelsleven gebivakkeerd en ze hebben zich tegoed gedaan aan je gevoelsleven.
Ze hebben alles weg gevreten. En je komt mensen tegen bij wie echt alles is weg gevreten. Je kan haast geen kontakt maken want het is allemaal óf dood óf bevroren.
Ze zeggen ook: ‘laat me maar’. Dat is ook wel een beetje een wanhoopskreet: ‘laat me maar’.
Maar dan begint God in je gedachtenwereld, in je geest, gedachten te leggen die zo mooi zijn, die je haast niet eens bevatten kunt, zó mooi.
Nu kun je die gedachten gaan koesteren, dat moet je eens doen!
Ga eens koesteren wat God van jou vindt,
heb je daar wel eens over nagedacht?
Ik heb wel eens tegen God gezegd: ‘Ik vind U zó mooi’, toen zei Hij op een gegeven moment: ‘wat vind je nou zelf?’
Wat denk je er zelf van? Ik vond dat zo’n leuke opmerking.
Doen mijn gedachten er toe? Ja natuurlijk, ik zoek toch het gesprek? Zeg me wat je denkt.
Er is een filosoof geweest die had gezegd: ‘Ik denk, dus bèn ik’.
Nou, ik wil dit wel omdraaien, ‘Ik bèn, dus denk ik’. Dat is een andere wereld hoor.
Trouwens, als je op een gegeven moment durft te zeggen: hè hè, ik bèn, dan begin je op God te lijken, want Hij heet ook zo.
‘Ik bèn’, en daar gaat je hemelse Vader naar toe.
Hij schept mensen Gods, uit Hem geboren, van Hem afstammend,echt mensen Gods, en die voedt Hij op in Zijn prachtige Koninkrijk.
Gods gedachten over jou moet je eens overnemen; hoe kijkt Hij nou tegen mij aan?
Ga eens zitten en zoek de stilte, want alleen in de stilte kan Ik Mijzelf openbaren. Niet in lawaai, in gillende samenkomsten met lofprijs en weet ik veel wat…., daar hebben we niks aan, daar kom je nooit tot je recht.
Ik kan je gezicht ook nauwelijks zien, wie ben je? Zoek Mij eens helemaal in de stilte op, we gaan dan samen in je binnenkamer zitten. Deur dicht, lawaai van de straat weg.
En wat is dan die binnenkamer?
Nou, sinds God daar woont, is dat het heilige der heilige. Die plek is het heiligste wat er bestaat.
O, dus ik ben Uw huisje! Ja, je bent Mijn huis!
Maar waarvoor kwam je hier nou, je wilde weten hoe Ik over je dacht.
Dat zal Ik je vertellen. En dan vertelt Hij je dat, en dat is heel ontroerend.
Wat Hij van je denkt en van je vindt.
Dat is zó verrassend, je hoeft echt nooit meer weg te vluchten in allerlei aktiviteiten, ook nog ‘voor de Heer’….
Tjonge jonge, al die mensen die ‘voor de Heer’ aan het werk zijn…, waar zijn ze mee bezig.
Martha, leg je bezem neer en kom nou eens luisteren! Ja, dat gedoe!
Jezelf voor van alles opofferen, God houdt niet van offeranden! Dan moet je jezelf ook niet opofferen, daar houdt Hij niet van.
Kom eens tot volstrekte rust, zodat die relatie met Hem gewoon levend wordt.
Hoe gaan Vader en kind met elkaar om?
Dat is een mooi beeld, vader en kind, die twee. Jezus en z’n Vader, hoe gingen die met elkaar om?
Jezus bad, God bidt ook hoor, dat weet je? Wat is bidden? Jezus ging de berg op in het ‘gebed ván God’.
God bidt ook, en ik denk wel eens: ‘wie verhoort Hem?’
Hou dus op met die ontzettende aktiviteiten, hoeft echt niet, wordt niet van je gevergd. Maar het gesprek is begonnen tussen God en de mens Gods!
En laat je dan door Hem omarmen; gewoon beleven, laat het je gewoon gebeuren, in stilte, in dat intieme samen-zijn.
God heeft ook een ziel! Wacht even, Hij noemt degene op wie Hij verliefd is, dat staat ergens in Jer. 12, Zijn zielsbeminde!
Hij kijkt naar je en zegt: ‘jij bent Mijn ziels-beminde’.
Je kan hoog of laag springen, je kan weg vluchten, maar jij bent Mijn zielsbeminde.
Dat wordt uitvoerig bezongen in het Hooglied.
Kun je de gevoelens die Hij koestert ervaren? Merk je dat op?
Denk in dit verband eens even aan schuldgevoelens.
Nou nou, dat zijn toch rare gevoelens. Schuldgevoelens: ik schiet tekort, ik moet méér doen…..
Een hoop mensen hebben als motor van de bezigheden hun schuldgevoel.
Je moet iets terugdoen of zo….
Of je moet proberen bij Hem op te vallen.
Schuldgevoelens? Ze zijn finaal wèg!
Je bent schoon, zonder schuld. En dán ben je als Adam en Eva, onschuldig!
Je schaamt je niet voor elkaar, helemaal niet. Totaal onschuldig. Mens Gods.
Of denk eens aan mensen met minder-waardigheidsgevoelens. Daar lopen heel veel mensen mee te tobben.
Gevoelens-minder-waard. Dan wat?
Ja, minder dan die ander, en je bent dan wéér aan het vergelijken, maar vergelijken is uit de boze!
Dus nooit vergelijken; jezelf niet met een ander, en een ander niet met jou. Want dan krijg je méér en minder waard.
De hele sportwereld hangt van vergelijken aan mekaar. De prestatiedrang, het wat moeten dóen.
Ja, val ik wel op, ben ik in beeld?
Allemaal onzin.
En denk eens aan het gevoel ‘intuïtie’.
Dat werd vroeger ook ondergesneeuwd in het volle evangelie.
Wat is er mis met intuïtie? Dat is een hartstikke goed gevoel hoor!
Je zit er wel eens naast, maar je treft iemand, en je denkt, nou, op een of andere manier voel ik gewoon dat hij betrouwbaar is. Ja, dat weet je dan, en dat blijkt ook zo te zijn.
En bij een ander die je tegenkomt, voel je dat het geen betrouwbaar figuur is, en dat blijkt dan ook.
Aan intuïtie is niks occults, het is een prachtige ingeving van je eigen geest.
Want je kan toch iemand geestelijk aftasten? En dat doet intuïtie.
Ik ken iemand, een pracht kerel, een vriend van ons, die stond altijd klaar voor een ander, maar dan ook z’n hele leven, geen moeite was hem teveel. Maar nou kan hij niks meer, hij is door ziekte geveld.
En nu komt er toch een agréssie naar boven, niet normaal meer! En vooral tegen z’n vrouw.
En de politiek moet het ook altijd ontgelden.
Ik heb hem geschreven: ‘Jezus deed niet aan politiek’.
Maar dat agressieve jongetje werd nu ineens wakker, dus hij heeft gebed nodig.
En verdriet dat nooit is verwerkt, ach, dat kan zo ver weg gestopt zijn.
Er was binnen de muren van het volle evangelie ook geen tijd voor rouwverwerking. Je hebt toch tijd nodig om er aan te wennen dat er iemand niet meer is.
Dat lach je niet weg, dat bid je niet weg.
Dat moet je verwerken en over nadenken. En dan zijn er mensen die met teksten naar je hoofd slingeren. Nou, stuur die maar de deur uit hoor.
Wat moet je met teksten?
Het gaat erom dat een ander met je mee voelt, staat er in de Hebreeënbrief.
Hij voelt met je mee, en Hij gaat naast je zitten en voelt mee. Hij voelt wat jij voelt.
Maar dát is intiem, en dat is prachtig!
En dat heeft tijd nodig, nou, zegt Jezus, Ik heb alle tijd. Ik heb een eeuwigheid om je bij te staan.
Wie weet wat je hebt weggestopt vanaf je vroegste jeugd aan emoties.
Meestal weet je het wel van jezelf.
Ik wil je nog op 2 dingen wijzen.
In Handelingen zegt Paulus, ik geloof in die toespraak tegen die Grieken op de Areopagus, daar citeert hij één van hun dichters, dan zegt hij: Wij zijn van Zijn geslacht, in Hem bewegen wij ons.
Wat beweegt jou? Waarom doe je iets?
Wat beweegt je in Hem, dan ben je dus bewogen door iets; je raakt bewogen; het doet je wat.
Dat is ook de bewogenheid die God heeft met jou. Hij is over je bewogen als het slecht met je gaat; en Hij juicht en jubelt over je, staat er in Zefanja, als Hij je ziet!
Dat is wat! Een God die staat te juichen en te jubelen. Waar is Hij nou zo vrolijk van?
Van jou! Hij ziet je komen, dat is mooi!
Dan wijs ik nog even op Psalm 27, ook een hele diepgaande Psalm, daar kun je zoveel uithalen.
Daar zegt de Psalmdichter: Eén ding heb ik aan God gevraagd…Eén ding….
Nou, als ik hoor wat er allemaal afgebeden is binnen onze muren, dat was niet één ding, dat waren wel honderden dingen, allemaal gevraagd.
Ik denk dat het wel eens gezond is om te stoppen met dát bidden; dat je overal om vraagt, dat je tien keer hetzelfde zegt.
Dat hoeft niet, één keer is genoeg.
Dat je eindeloos bidt om engelenbescherming. Ach, bij het eerste gebed hebben ze het al gedaan, en ze beschermen je. En je kinderen en je kleinkinderen.
En wat vraagt David? Hij vraagt maar één ding. Eén ding.
Ik weet niet of je God altijd wat vraagt, ik vraag wel eens om antwoorden hoor.
En de heilige Geest neemt het dan uit Jezus, want Hij heeft alles in Zich, en die openbaart het dan aan jou op een moment dat het uitkomt, dat het goed is.
Eén ding heb ik gevraagd. Nou David, wat heb je dan gevraagd? Nou, zegt hij, Ik zoek in het huis van God te blijven, alle dagen van mijn leven.
Ja, en wat doe je daar dan? Nou, zegt hij, en dat is zo ontroerend: om de lieflijkheid des Heren te zien.
Ik wil de lieflijkheid van de Heer zien, dat is alles wat ik wil, meer hoef ik niet, en daarna ga ik doorzoeken in Zijn tempel.
Ik denk dat David inmiddels de lieflijkheid des Heren heeft gezien, en dat hij nog steeds aan het doorzoeken is in Zijn tempel.
Tijdens z’n leven op aarde zei hij al: ‘Ik wil U eens zien, er moet zo’n lieflijkheid van U uitgaan’. Dat is toch wonderlijk!
Een Duitse dichter zei eens van God: ‘U heeft zo’n zachte aard van zijn’.
Een mooie uitspraak is dat, dan word je toch helemaal stil?
Iemand anders zei eens: ‘zachte krachten zullen een keer overwinnen’. Met nadruk op de ‘zachte krachten’.
Die zachtheid van onze Heer, die zachtheid van z’n Vader.
God wordt wel eens verweten dat Hij slap is, net als die vader van de verloren zoon.
Maar God heeft geduld en heeft liefde, en dat maakt het allemaal weer goed.
En om te gaan onderzoeken in Zijn tempel.
De Naardense bijbel vertaalt met: om de ochtend te zien gloren in Zijn tempel.
Het ochtendgloren.
Deze vertaling zegt: doorzoeken.
Als wij nou zeggen dat wij die tempel zijn, dan ga je bij elkaar op bezoek.
En ga je met elkaar doorzoeken wat voor schatten jij verzameld hebt, en dan kun je die laten zien.
Wat heb je geleerd, wat heb je meegekregen, wat zit er in je? Mag ik je zien?
Vertel mij over de Vader en over de Zoon.
Al die tempelschatten, zoals vrijheid en ruimte, onschuld. Dat zijn schitterende schatten. Daar krijg je een goed gevoel van. Goed voor je gevoelens; dat voelt goed!
De Naardense bijbel vertaalt het met ‘ochtendgloren’. Dat is als de zon bijna op is. Je ziet het licht worden, maar de zon is er nog niet, maar dat ochtendgloren kondigt de zon aan. En de zon is het beeld van God.
Dus het licht begint te stralen.
Mariet kreeg een jaar geleden ineens een ingeving; ze zei: ‘er schiet me nou toch iets te binnen, waar ik m’n leven lang nog niet aan gedacht heb, dat is een dichtregel:
Door de nacht van smart en zorgen schrijdt de stoet van pelgrims voort, en wat doen ze? Zingend liederen van de morgen nu het nieuwe licht weer gloort.
Daardoor kwam ze op dit idee: ‘wij zijn een groep pelgrims, en we zingen liederen van het licht dat aan het opkomen is.
Is dat niet ontroerend?
De zon komt op hoor! Die dag des Heren breekt een keer aan.
De Dag des Heren zal de duisternis weer doen oplichten.
Het verzet van de boze wordt gigantisch; hij wil niet dat Gods Dag aanbreekt.
Daarom staan er zoveel profetieën over de Dag des Heren van bloed, vuur en rookdamp, het is allemaal ellende en verschrikking. Dat klopt, dat is de satanische kant van de zaak.
Maar het licht is zó teder, het licht is zó beminnelijk; die nieuwe Dag gaat gloren!
Dan zegt David er nog achteraan: als het te kwaad wordt, bergt Hij mij in Zijn hut.
Waar woont jouw God? In een hut!
O, ik dacht dat Hij een knots van een tempel had; nee, een hut.
In de woestijn had Hij wel een fraaie hut, een mobiel ding, dat heette een tabernakel.
Dat woord tabernakel is verwant aan het woord ‘taverne’, dat is een hut.
God woont in een hut. Maar die hut…., dat zijn wij!
Jij bent die hut, een doodgewone hut.
Een tent, zo wordt het ook wel genoemd.
Hij woont in een hemelse tent, schitterend.
Salomo had nooit de tempel hoeven te bouwen hoor. Wat een flauwekul.
Maar ja, kijkend naar andere goden hoe die geëerd worden, nou, dan wij ook maar.
Het woord ‘tempel’ komt in het Hebreeuws niet eens vóór. Wist je dat? Er staat altijd ‘huis’, gewoon een huis.
Dus God woont in een hut, en die hut zijn wij!
Duurt Sikkens (Assen mei 2017)