Jezus Christus, onze Hogepriester

Ik wil eens wat gedachten uiten over Hebreeën 9.

De auteur van de Hebreeënbrief is onbekend; het kan zijn dat Paulus het heeft geschreven, maar het kan ook Apollos zijn geweest, hij was ook doorkneed in de geschriften.

Maar deze brief stoelt helemaal op een merkwaardige uitspraak uit Genesis. Daar is sprake van een zekere Melchizedek.

Hij was koning/priester, en hij resideerde in Salem, het huidige Jeruzalem. Waar die man vandaan gekomen is en waar hij naar toe gegaan is…., dat weet niemand.

De enige die hem heeft ontmoet, is Abraham geweest. Die heeft na een vechtpartij z’n neef Lot bevrijd, gaat dan naar Salem en maakt daar kennis met Melchizedek.

Hij geeft hem nog de tienden van z’n bezit, dat moet heel veel geweest zijn, want Abraham was hartstikke rijk.

En Melchizedek gaf hem brood en wijn, en dát is een doordenker. Dat is een voorloper  van wat de Hogepriester, Jezus, aan Zijn discipelen gaf, brood en wijn. Dat is een heel mooi fijn beeld.

En de schrijver van de Hebreeënbrief baseert het priesterschap van Jezus op de ordening van Melchizedek.

Van de ordening van Melchizedek wordt gesproken in Psalm 110:4 waar staat:

Gij zijt priester voor eeuwig naar de wijze van Melchizedek.

Wie is nou die ‘gij’ zijt priester voor eeuwig? Daar wordt van gesproken aan het begin van Psalm 110: Daar luidt het woord des Heren tot mijn Heer.

Het woord des Heren is Jahweh, en die Heer, tot wie Jahweh het woord richt, dat moet onze Heer zijn.

Dus in die Psalm is sprake van onze Heer Jezus Christus. En tegen Hem wordt gezegd: Je bent Priester voor eeuwig.

Maar Jezus heeft nooit priesterdienst verricht in de zichtbare wereld.

Hij behoorde natuurlijk ook niet tot de goeie stand, dan moest je een Leviet zijn.

Maar Hij was Hogepriester, net als Aäron, en dan ben je een Gezalfde. Dat was een heel rituëel, met olie op iemands hoofd.

En ‘gezalfd’ was in het Grieks Christos, een gezalfde.

In Leviticus 4 wordt dat allemaal besproken.

Nou staat er in Numeri 35 iets merk-waardigs, trouwens wel iets leuks.

Je kent het begrip ‘vrijstad’ in die tijd wel, als je vroeger iemand gedood had, dan smeerde je’m naar een ‘vrijstad’.

Maar wanneer mocht je daar dan weer uit? In Numeri 35:25 en 28 staat: Hij zal daar wonen tót de dood van de hoge-priester.En na de dood van de hoge-priester zal de doodslager naar het land van zijn bezitting mogen terugkeren.

Als de hogepriester in dat land dood ging, dan was hij vrij.

Dat is ook wel een doordenker hè?

Als je nou per ongeluk iemand gedood had een jaar voordat de hogepriester stierf, dan hoefde je maar een jaar in die vrijstad te blijven.

Maar als er nèt één was benoemd, dan zat je dus haast je hele leven lang in die vrijstad. Maar ja, je had nou eenmaal per ongeluk iemand gedood.

Dus de dood van de hogepriester bewerkt zelfs kwijtschelding van zonden, van straf.

Het was ook een heel uniek ambt.

Jezus was als Hogepriester ook nooit in de tempel geweest als zodanig; of in het heilige der heiligen.

Hoofdstuk 7 en 8 van de Hebreeënbrief gaan uitgebreid in op de functie van de hogepriester.

Denk eens door over de uitdrukking het ‘heilige der heiligen’. Wat is dat dan?

Dus je hebt een hoop heiligen, en daarin is iets heiligs.

Ik ben zo vrij om te zeggen dat jullie allemaal heiligen zijn. Wat is jullie heilige dan? Dat is jullie binnenkamer! Dat is het intiemste plekje van de ontmoeting tussen God en mens. Jezus noemt dat heel simpel ‘je binnenkamer’. Heel mooi!

Het gaat hier over gelovigen die omgang hebben met de Vader.

Wij zijn bezig de leer te ontwikkelen van het Koninkrijk der hemelen, daar zijn je gedachten altijd op geconcentreerd.

Er staat ergens in een Psalm: wentel uw weg op de Here.

Ik weet niet wat ik me daarbij moet voorstellen, maar de Naardense bijbel zegt het veel beter: Cirkel je gedachten rond God. Dan stel je dus God centraal.

Je komt in allerlei godsdiensten tegen, ook de christelijke, waar ze de ‘mens’ centraal stellen, het gaat daar om het waarachtig ‘mens’ worden, daar wordt op gehamerd.

De ‘mens’ is het beeld van God, zeggen ze. Je gaat cursussen volgen zodat je meer kijk krijgt op jezelf.

Daar klopt niks van! Waarom?

De enige die weet wie ik ben, dat is mijn Vader in de hemel! Hij is mijn Maker, en als ik kapot ben, dan moet ik even terug naar de Maker, ja toch? Je Vader heeft je gemaakt, je bent uit Hem geboren. Dus waar draait het om in het evangelie?

Niet om het mens-zijn; het mag hoor! Je mag best proberen om een hartstikke goed mens te zijn. Maar het gaat in het evangelie om de mens Gods! Dat is een uitdrukking van Paulus. De mens Gods, en dat is een ander wezen.

Dus het is mens tegenover mens Gods!

In Hebreeën 9:11 staat: Jezus Christus, dus de Gezalfde, opgetreden als hoge-priester der goederen, die gekomen zijn…., wat is dat nou?

Wat zijn nou die goederen die gekomen zijn? In de grondtekst betekent het alleen maar: ‘goede dingen’.

Hij is dus hogepriester geweest van de goede dingen die gekomen zijn.

En wat zijn dat dan voor goede dingen die gekomen zijn? Een andere vertaling zegt: ‘de toekomende dingen’. En wat is toekomend? Nou, die komen jou toé!

Dát is de toekomst! Dus de toekomst komt jou toe! Er kan veel op je afkomen, er kan veel op je toekomen, maar God heeft ook een toekomst, en die toekomstige dingen vergezellen Jezus. Daar heeft Hij het altijd over, het heden en de toekomst.

Er is zelfs een vertaling die zegt: de goederen die gewórden zijn.

In Johannes 1:16 staat: Uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen (dus Jezus was vol met goede dingen) zelfs genade op genade.

Dat betekent: de ene genade na de andere. Er komt dus genade uit Hem, en je wacht even, en dan komt er nog wat. Steeds weer komt er genade uit Hem.

Vers 17: De wet is door Mozes gegeven, maar de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen.

In het Grieks betekent genade: wel-gevallen, bevalligheid, of schoonheid.

Genade heeft met schoonheid te maken.

Mensen die uit genade leven, zijn mooie mensen! Die zijn hartstikke schoon van binnen.

In een toespraak van Stefanus werd Mozes ook ‘schoon’ genoemd, schoon voor God. (Hand. 7:20)

En zo kijkt God ook naar jou, en dan verheugt Hij zich in je omdat je hartstikke schoon bent.

Even terug naar Hebr. 9:11:

Jezus Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is niet van deze schepping….…

Het woord tabernakel vind je nog een beetje terug in onze taal, nl. taveerne.

Dat betekent letterlijk dat dat de plek is van Gods woning. De tabernakel is de plaats waar God woont.

Dus de volmaaktere, hier staat in de vergrotende trap: meer volmaakte.

De meer volmaakte, of de volmaaktere, wil zeggen dat die eerste tabernakel voorbij is, en daarna komt de betere.

En dat is een woord wat in de Hebreeën-brief steeds voorkomt. Beter dit, beter dat.

Altijd een vergrotende vorm van wat er wás! Volmaakter, niet van deze schepping, en niet van deze wereld.

Waarom niet? Omdat God in die tabernakel woont, en Hij is méér dan de tabernakel. (12) Hij is voor altijd binnen-gegaan in het heiligdom, voor eeuwig.

Het heiligdom wordt ook wel de ‘tent der samenkomst’ genoemd. Dan kom je samen. God en mens!

De mensen in die tijd waren zo bang voor God, dat Mozes altijd optrad als middelaar, als tussenpersoon tussen God en de mensen.

Er is ook een vertaling die heeft het over de tent der getuigenis. Dat kan ook nog.

Waarvan getuigt het dan?

In Openbaring staat geschreven: de tent van God is bij de mensen.

Ja, maar waar woont God dan in?

God woont in een tent, en die tent ben jij!  Jij bent Gods tent!

Het heet ook wel: de tent der ontmoeting.

Sommigen hebben het zelfs over een openbaringstent. God openbaart Zich.

De sluiers worden weggehaald, en je kunt Hem zien van aangezicht tot aangezicht.

Niet meer in een donkere spiegel, waar Paulus het over had, maar net zoals Mozes, van aangezicht tot aangezicht.

Omgang met je Vader, wat wil je nog meer?

We worden ook wel het huisgezin van God genoemd.

Als een vader nou aan het hoofd van de tafel zit, en hij kijkt zo naar z’n kinderen, dan vraagt hij toch ook wel: ‘zeg eens wat je denkt, je bent zo stil!’

En jij maar hunkeren naar de gedachten van God, maar Hij vraagt ook naar jou.

Mozes uitte z’n gedachten ook tegenover God. God wijzigde z’n plannen ook wel eens op aanraden van Mozes.

En Abraham heeft ook een enorme discussie met God gehad over de verwoesting van Sodom.

God zoekt het gesprek! Hij wil samen-komen! Niet als gemeente, maar in de binnenkamer. Daarmee zijn wij nu bezig in deze tijd, ik noem het maar de tijd van de late regen, waar we nu midden in zitten.

En de Landman, dat is God Zelf, wacht op de late regen. Waar komt die late regen dan vandaan? Uit een wolk, en die wolk is ook een beeld van de tegenwoordigheid Gods, en Hij is tegenwoordig in jou! Hij is aanwezig in jou! Jij vormt die wolk, en in die wolk wordt de leer over de laatste dingen ontwikkeld.

Dus: ‘denk er maar op los’, als je snapt wat ik bedoel. Ga maar denken over de laatste dingen: hoe bereikt God Zijn doel in ons! En dan regent het uit die wolk, en waar valt dat op? Op het gewas der gerechtigheid, dat zijn wij ook.

En dat gaat groeien en bloeien tot aan de zo genoemde ‘voltooiing’.

Dat is nog een hele weg, maar het gaat mij er om, dat je doordenkt over de gedachte, het onderwijs over het Koninkrijk der hemelen; het onderwijs over de laatste dingen. Dat ontwikkelt zich in jou! Niet in een voorganger, of een handvol voorgangers, maar in jou!

Want over het woord ‘voorganger’ heb ik ook wel een mening, dat heb ik wel eens gezegd: ‘je bent elkaars voorganger’.

Als jij me een keer vertelt hoe je door een moeilijke periode bent heen gekomen, dan denk ik, tjonge, het is je gelukt om er doorheen te komen. Dan ben jij m’n voorganger.

Je bent dus elkaars voorganger!

Dat is zó mooi en sterk!

Jezus is ons voorgegaan, en Hij liet z’n discipelen toch rustig in de steek, Hij zei: ‘het is beter voor jullie dat ik ga hoor’. Ga nou zelf maar! Leuk is dat hè?

Wat een geloof! De tent der ontmoeting is de openbaring van God. Hij krijgt dus gestalte in een lichaam.

In Philippenzen 2:5 wordt gesproken over de gestalte Gods ten aanzien van Jezus, de vorm Gods staat er eigenlijk.

Jezus was dus in de gestalte Gods; dat zag je er aan de buitenkant niet af, wel aan de binnenkant.

Wie dáár oog voor had zei: ‘Ach, U bent de Christus’. Dat zag Petrus ineens.

Jezus zei toen: ‘dat kun je nooit uit jezelf weten, vlees en bloed hebben het je niet verteld, maar hou het geheim!’

Niet verder vertellen, de Christus in je is een geheim!

Het is net zoals bij de tabernakel, het heilige der heiligen; de buitenkant bestond uit stevige planken van goferhout, gewoon van een boom die heel veel voorkomt in de woestijn.

Maar de binnenkant was van goud.

Dus aan de buitenkant zie je er gewoon uit als een mens, maar van binnen ben jij van goud. En dáár woont de Vader. Hij woont dus in je opstandingslichaam, en dat is eeuwig.

In de gestalte van God zijn is een mooie uitdrukking. Het woord is echt vlees geworden; en weet je dat dat woord opnieuw in jou vlees wordt? In jouw menselijk bestaan krijgt Gods gedachten-wereld gestalte! Gewoon in mensen als jij.

En in dat heilige der heiligen is Jezus eens en voor altijd binnengegaan. Het is een eenmalige daad met een eeuwige geldigheid. Hij is binnengegaan in het heilige der heiligen, en weer helemaal één geworden met z’n Vader.

In Hebr. 8:2 staat: de dienst verrichtende in het heiligdom.

Jezus verricht de dienst in het heiligdom, daar is Hij nu bezig. Als het goed is, is Hij nu bezig in jou! Door Zijn woord, Zijn gedachtenwereld.

En je hoeft Hem niks te vragen, dat hoef je Mij niet meer te doen, zegt Jezus, vraag maar aan je Vader, Hij houdt van je. En dan krijg je antwoorden.

Maar Hij verricht de dienst in het heiligdom van God, in de ware tabernakel. Prachtig is dat!

Die tabernakel staat in de hemel, en wij wonen in de hemel, en God woont in ons.

En nog eens gezegd: die z.g. wederkomst van Jezus is zo’n rare uitdrukking. Er staat parousia, en dat betekent ‘aanwezigheid’.

Dus Hij is in jou aanwezig! Dát is Zijn parousia! Hij woont in je!

Hij heeft het naar z’n zin, God heeft je leven er op ingericht; want van God wordt gezegd: ‘woning makende’,  nou, dan kijkt Hij eens om zich heen in je, bij wijze van spreken, en zegt: ‘hoe zal ik dat leven eens inrichten’, wat denk je er zelf van?’

Door die tweespraak kom je tot een evenwichtige balans in je leven. Dan word je stabiel. God woont heel graag in je hoor! Dan voelt Hij zich toch thuis? Het is Zijn huis!

We gaan nu verder met Hebr. 9:12 en 13.

Hij is met Zijn eigen bloed eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf, 13) Want als reeds het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as der vaars hen, die verontreinigd zijn, heiligt, zodat zij naar het vlees gereinigd worden, Naar het vlees gereinigd, dat zijn de zichtbare zonden in de wereld.

David was al heel eerlijk om te zeggen: ‘ik heb gezondigd’. In Psalm 51:9 zegt hij:

Ontzondig mij met hysop, dan ben ik weer schoon.

In Psalm 19:13 zegt hij: ‘spreek ook van de verborgen zonden mij vrij’.

Er zijn zonden die je helemaal niet weet.

Dat kan toch? Dat je dingen doet waarvan je niet weet dat dat zonde is.

Of de dingen die je zelf verborgen houdt.

In Hebr. 9:14 staat: hoeveel te meer zal het bloed van Christus………, ons bewustzijn reinigen van dode werken.

Hij heeft dus ons bewustzijn gereinigd.

Dat is een mooie opmerking!

Je bewustzijn, letterlijk mag je ook zeggen, je geweten.

Er staat in vers 21 dat er ook een heleboel gereedschap in die tabernakel is, potten, pannen, bekkens, schalen etc.

Dat is allemaal heel kunstzinnig uitgedacht. Dat is het gereedschap van de tabernakel.

In het heilige stond de kandelaar, helemaal van goud, met zeven van die hele stille vlammetjes, zó stil.

Die verlichten je inwendige mens. Daar kwam ook geen vreemd daglicht van buiten in, dat hoorde daar niet in, het wordt van binnenuit verlicht.

Je bent het Licht der wereld wat van binnen uit komt!

En dan was daar ook nog de tafel met toonbroden. Op die tafel stond altijd vers brood. Als jij bidt: ‘geef ons heden ons dagelijks brood’, wat wordt er dan bedoeld? Dat bid je toch niet voor het eten? Waar gaat dit over?

Het dagelijkse brood is het Woord van God wat jij kunt uitdelen!

Brood is om te delen! Denk aan Jezus die het brood brak. Dus ‘geef mij het dagelijks brood’, dat is: ‘geef mij de dagelijkse gedachte die ik voor een ander kan openbaren’. Dát zijn de toonbroden!

Dan toon je nog eens wat van de Goddelijke heerlijkheid.

In Hebr.9:4 staat: daar stond ook nog de ark des verbonds, waarin zich bevonden een gouden kruik met manna, de staf van Aäron, die gebloeid had, maar ook een boekrol. Dat staat in vers 19b,20:

Mozes besprengde het boek zelf. Dat is natuurlijk een boekrol. Maar wat voor een boek was dat nou? Dat was de wet. De wet is goed hoor, daar mankeert niks aan.

En wat er in geschreven stond, heeft Mozes allemaal aan het volk voorgelezen,

ze hebben het echter schouderophalend aangehoord. En Mozes heeft het nog helemaal voor ze uitgewerkt.

Want het volk was zó vergiftigd door die slavernij in Egypte. Dat was zo’n occult volk, dat hing van godsdienstige riten en symbolen aan elkaar. Nou, voordat het volk Israël dáár vrij van was…., dat zou jáááren vergen! Maar Mozes heeft z’n uiterste best gedaan, het is hem echter niet gelukt.

Er zat dus een boekrol in die ark.

In jou bevindt zich de wet des Heren. Die is in je hart geschreven. Ja toch?

Als jouw gerechtigheid niet méér is dan de wet, waar ben je dan mee bezig?

Stel dat ik er om bekend sta dat ik niet dood sla, ik echtbreek niet, ik steel niet, ik doe geen vals getuigenis, bepaalde dingen doe ik helemaal niet. Nou èn!

Ben ik dan een christen? Nee toch.

Er zijn heel veel natuurlijke mensen die doen wat in de wet staat; ze zijn heel goed voor hun naaste, vriendelijk, aardig.

Het zijn geen christenen, dat kan.

Dus je gerechtigheid moet veel méér zijn dan de wet! Wie liefheeft, vervult de wet!

Als je vervuld wordt met Gods liefde, dan ga je op Hem lijken, en als je op God begint te lijken, dan krijgt Gods diepste wens eindelijk gestalte: Ik wil zo graag mensen maken die op Me lijken, zegt Hij. Ja, hoe doe ik dat?

Dus je bewustzijn is gereinigd, en dat is fijn hoor! Wees je bewust van je onschuld.

En als je gezondigd hebt, dan belijd je dat en je gaat vrolijk verder. Blijf niet dagen in dat schuldgevoel hangen.

Of : ‘ik moet nog een heleboel voor de Heer doen, om iets goed te maken of zo’….Je hebt van die ADHD-christenen, eindeloos bezig, en druk druk druk….

Het gaat nergens meer over.

Ik zal je eens een grappige tekst geven.

Marcus 4:26: Als de landman gezaaid had, wat gaat hij dan doen? Hij ging slapen!

Ja, ik heb toch gezaaid? Dan ga ik nu uitrusten en lekker slapen! Nou, dat druist tegen zoveel christelijke aktiviteiten in.

Slapen gaan, ongelooflijk, nacht en dag staat er ook nog.

Jezus zorgde ervoor dat de mogelijkheid werd geopend voor de mens om bij God in Zijn heiligdom te komen.

Het voorhangsel is gescheurd, en dat was een heel dik en loodzwaar kleed hoor.

Op dat voorhangsel stonden engelen, maar dat onderschrijven de orthodoxe joden niet, want je mag geen afbeelding maken van iets wat van boven in de hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is. Maar er staat nog wat achter: je mag er niet voor buigen!

In de tempel van Salomo was ook een voorhangsel, met prachtige engelen afgebeeld; dus wél afbeeldingen van hemelse wezens. Ook nog vaak met vleugels. Dat betekent niet dat engelen vleugels hebben, maar dat ze zich bewegen in de hemelse gewesten, dat ze daar rondvliegen, zal ik maar zeggen.

Dus Jezus maakte de weg open, en Hij zegt ook: Ik bèn de Weg.

Dit is zo’n mishandelde tekst: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.           Wat bedoel je daar nou mee? Welke Weg? Het is de weg tót God.

En de Waarheid? De waarheid over God.

Heel veel mensen hebben een idiote voorstelling van God.

En het Leven? Dat is het leven mét God.

Dus je kunt wel dansen en springen en lofkrijs aanheffen, maar het heeft niets meer met het intieme geloof te maken wat jij samen met de Vader deelt.

Hij gelooft in mij. Ik realiseer me dat ook. Ik geloof in Hem en Hij gelooft in mij!

Dat geeft mij ook weer moed! Hij ziet het met mij zitten, en dat ontroert me hoor!

Hebr. 9:23,24: Jezus’ offer was een beter offer voor de hemelse dingen zélf, voor de werkelijkheid, dát is de hemel.

Een ander woord voor ‘waarheid’ is ‘werkelijkheid’. Dus niet de afbeeldingen, die een kopie zijn van de werkelijkheid.

In vers 14 wordt gesproken over ‘een offer aan God’…. In Psalm 40:8 staat: Zie, hier ben Ik, in de boekrol is over mij geschreven. Wat een uitdrukking! Hoe komt David nou aan zo’n zin, denk ik dan. Dat is gewoon een profetie!

Die boekrol bevond zich in de ark, en daar is over Mij geschreven! Jezus heeft dit naar Zich toe getrokken. Hij zegt: dit slaat op Mij! Jezus is de vervulling van de wet. Z’n hele leven deed Hij niet anders dan liefhebben. Hij had zelfs z’n vijanden lief, die zegende Hij. Als je je vijand zegent, dan heb je zelf een heleboel ruimte.

Stel dat je mensen kent die de pest aan je hebben, en ze schieten me te binnen, dan is het eerste wat ik doe: ze zegenen. Daarna schieten ze me haast niet meer te binnen. Dat vind ik heel mooi!

En ik hou ruimte over voor de ander.

We zijn geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, dat is een beter offer. Hebr.10:7-10: Jezus heeft Zich geofferd, dat is een aanbieding hoor, een aanbod, een cadeau. En Hij heeft Zichzelf aangeboden aan de Vader.

En God heeft gedacht: ‘ach, nou offer Ik Hem op aan de duvel’, want die maakte zich meester van Jezus. Alle machten zijn op Hem aangekomen.

Jezus zei eerst: ‘laat het alsjeblieft niet doorgaan’. Maar later heeft Hij gezegd: ‘het is beter om Uw wil te doen’.

Want als Ik aan al die miljoenen mensen denk, die hierdoor vrij kunnen komen….,

dan wil Ik het offer brengen, dat is ook Uw wil. Hij heeft Zich dus laten doden tot verlossing van de gehele mensheid.

Die opofferingsgezindheid uit liefde komt daarin het mooiste naar voren in wat Jezus gaf. Het was ook een offer van God! Hij gaf Zijn enige Zoon! Hij had er maar één, en die heeft Hij gegeven.

Zou de hemel z’n adem ingehouden hebben? Wat denk je?

Je kan de dooddoener gebruiken: ‘ja, God weet alles van tevoren’, maar vergis je niet hoor! Hij moest Zijn Zoon helemaal loslaten.

Jezus bad: ‘Vader, U heeft me verlaten’.

‘Ja, dat moet! Je moet het als mens op zien te brengen!’

Wat een ongelooflijk gevecht is dat geweest in de hof van Gethsemané.

En Jezus heeft, hangend aan dat kruis, die hele weg afgelegd. Want aan het kruis zei Jezus: ‘Het is volbracht’. Dus niet daarna, nee, aan het kruis zei Hij dat al, ‘het is gebeurd’. Dat moet een juichkreet van Hem geweest zijn. Zijn geest had dus zijn lichaam al verlaten en stond ineens in het dodenrijk. Toen voegde de heilige Geest zich weer bij Hem; en Hij stond daar als een lichtende gestalte in het centrum van het dodenrijk!

De boze geesten schrokken zich te pletter! Want wat gebeurde er? De rotsen scheur-den, de aarde beefde! Zó schrok die duivelse bende dat ze achteruit weken, en Jezus stond daar als overwinnaar!

Ja, dat is een moment geweest waar alle rechtvaardigen uit het oude verbond naar hebben uitgekeken, en Jezus heeft ze allemaal Zijn evangelie verteld.

Maar wat schrokken die boze geesten van

Jezus, de Overwinnaar!

In Hebr. 9:15 staat: En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden.

De belofte van die eeuwige erfenis is van Gods Geest; want als je van Gods Geest hebt, ben je een erfgenaam.

Er staat hier ‘een nieuw verbond’, maar er zijn ook vertalingen die hebben het over ‘een beschikking’. Dat is ook wel een mooi woord.

Een testament is een uiterste wils-beschikking, dus een voorschrift, ‘dat is voor jou’. Jezus is dus de Middelaar van die beschikking geworden. Dat heeft Hij ons nagelaten.

Er staat iets merkwaardigs in vers 16: Want waar een testament is, moet noodzakelijk van de dood van de erflater melding gemaakt worden. Waar of niet?

Wie waren nou getuigen van de dood van Jezus? De soldaten die hem nog eens staken, z’n discipelen hebben Hem ook zien sterven, en de vrouwen die er bij waren. Ze hebben Hem allemaal zien doodgaan. Maar aan wie moet je nou melding maken van Zijn dood?

Ook aan ons, Zijn dood is ons toch verkondigd? Hij is echt dood geweest! En weer opgestaan!

Maar Hij maakte natuurlijk ook melding aan God Zelf, en heeft tegen z’n Vader gezegd: Het is volbracht!. Hij is Zelf voor God verschenen en gezegd: Ik ben dood geweest, en Ik leef weer!

Wat hebben die twee elkaar feestelijk aangekeken! God deed Zijn aangezicht over Hem lichten!

Dat is mooi hoor, als iemand z’n aangezicht over jou licht.

Heb je dat wel eens gezien? Als je naar iemand toe gaat, en die ziet je komen, en hij licht helemaal op; die vindt het zó leuk om jou te zien. Dat is je aangezicht over iemand doen oplichten.

En zó was er die ontmoeting tussen de Vader en de Zoon.

Jezus is Zelf als Hogepriester voor God verschenen met het bewijs dat Hij Zijn leven had gegeven.

Trouwens, Zijn lichaam heeft geen ontbinding gezien. Van Lazarus wel, dat rook al na een paar dagen. Maar bij Jezus Zelf was dat niet het geval geweest.

Daarvoor dienden die engelen ook bij het graf, want je vraagt je af wat voor functie die engelen nou hadden bij dat graf.

Maar zij bewaakten zijn sterfelijke lichaam voor de ontbindende geesten.

En Jezus is in het dodenrijk opgestaan. Dáár vond de opstanding plaats.

En drie dagen later trok Hij dat lichaam weer aan en is Hij verschenen.

Ik geloof niet dat Hij dat graf is uitge-wandeld, Hij verscheen gewoon, om de mensen te overtuigen.

De steen is weg gerold, de kleren heeft Hij nog opgevouwen, om duidelijk te maken dat Hij hier geweest is.

Het is zó wonderlijk allemaal!

In vers 26b staat: Hij is éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door Zijn offer de zonde der wereld weg te nemen.

In Joh. 17 staat het gebed van de Hogepriester Jezus, het beroemde gebed. Heb je je wel eens afgevraagd hoe Johannes te weten is gekomen wat Jezus toen bad?  Hij heeft één keer gebeden bij het avondmaal, en honderd jaar later schrijft Johannes het op!

Zat hij dan met een notitieblokje gewoon te noteren wat Jezus zei? Nee toch, dat kun je je toch niet voorstellen?

Op zo’n moment dat Hij bidt tot de Vader, onthield Johannes dat dan allemaal?

Dat lukt toch ook niet?

Nee, zegt Jezus, maak je maar geen zorgen, de Geest neemt het uit het Mijne, en geeft het aan jou!

Dus als het jou te binnen schiet, schrijf het dan maar op. Dan heeft de Geest het in jou gesproken en je schrijft het maar gehoorzaam op.

Daarom is dat gebed, de woorden van Jezus, bewaard gebleven in de handen van de discipelen. Ze konden toch niet alles wéten wat Jezus zei? Ze schreven amper.

Hij heeft in dat gebed gezegd dat Hij de taak heeft voltooid, en Hij vraagt z’n Vader om Hem nogmaals te verheerlijken met wat Hij had vóór het ontstaan van hemel en aarde (:5), z’n geestelijke status, een mens Gods op de troon.

Altijd heeft God dat in z’n gedachten gehad, iemand naast Hem! Daarom heeft Hij z’n naasten ook zo lief.

‘Naast’ is de overtreffende trap van ‘na’.

Het is na, nader, naast.

Je bent me te na gekomen, het hemd is nader dan de rok, je eigen familie, dichterbij kan niet, en dát is nou je naaste.

Vroeger moesten wij bidden voor alle zeelui als het slecht weer was: ‘Vader, bescherm alle zeelieden op zee’.

Nou, dat zijn er zoveel, dat zijn je naasten niet, echt niet. Je naaste is degene met wie je omgaat, met wie je wat hèbt. Dat zijn de mensen van de kring waar je toe behoort. Die zijn je het naast.

Er is een mens Gods op de troon.

In vers 27 en 28 (van Hebr. 9) staat nog iets merkwaardigs. 

En zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven en daarna het oordeel, zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten.

Dat zijn wij! Hij wordt zonder zonde aanschouwd.

Een andere vertaling luidt: ‘buiten verband van zonde’. Heeft dus niets meer met zonde te maken. Hij is voor God verschenen ‘buiten verband van zonde’. Ook wel ‘gescheiden van zonde’, het hoort er niet meer bij. Dus een leven zonder zonde.

Als je gezondigd hebt, ga je dood, de ziel die zondigt, zal sterven. Dat is de eerste dood. De eerste dood is altijd tijdelijk.

Als je nou per ongeluk zondigt, dan word je dat vergeven. Maar als je bewust zondigt, willens en wetens, dan staat in Hebr. 10:26:

Als wij opzettelijk zondigen, nádat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn,

 (je weet hoe het allemaal zit…)

dan blijft er geen offer voor de zonden meer over.

Ja, wat voor evangelie moet ik je dan nog vertellen? Je blijft opzettelijk zondigen, je gaat hardnekkig door met zonde bedrijven,

dan weet ik niet meer wat ik jou nog moet aanbieden ter vergeving, dat kan ik niet vergeven. Er is zonde dat niet te vergeven is. Welke zonde is dat? Daar hebben vroeger heel veel mensen mee geworsteld.

Ken je de uitdrukking: ‘zonde tegen de heilige Geest?’ Ach, sommige mensen hebben daar erg onder geleden. Ze dachten dat ze tegen de heilige Geest hadden gezondigd. Ze wisten niet eens dat er een heilige Geest wás! Ze wisten niet eens wat dat inhield.

Ik zal je het heel eenvoudig vertellen.

Zonde tegen de heilige Geest is: ‘als je de werken van God aan de duivel toeschrijft, en ook als je de werken van de duivel aan God toeschrijft’.

Dát is de zonde tegen de Geest!

Van Jezus werd gezegd: ‘Hij drijft boze geesten uit door Beëlzebul’.

We hebben vroeger moeten geloven dat God allemaal rampen veroorzaakt, en dat Hij straft en erop los timmert als je het fout had gedaan…

Dat is een totaal verkeerd Godsbeeld!

Ik kan me voorstellen dat mensen met die vage gedachten dat ze gezondigd hebben tegen de Geest, een ellendig leven leiden, probeer dan maar eens iemand te over-tuigen dat het anders is.

Dan heb je zoveel wijsheid nodig om iemand weer op het goeie spoor te krijgen.

Het gaat dus om de geldigheid van het eeuwigdurende offer.

In Daniël 12:11 staat: Als het dagelijkse offer gestaakt wordt, dan is het eind van de wereld wel zo’n beetje nabij. .

Wat is nu het dagelijkse offer?

In de Septuagint staat: Een eeuwig durend offer. Dat is een goeie vertaling voor een eeuwig geldend offer (perpetual sacrifice).

Tegenover wie hanteer je dat nou? Dat hanteer je tegenover de duivel! Vertel het hem maar: ‘ik ben verlost door een eeuwig geldig offer!’

Maak het maar bekend in de hemelse gewesten; vertel ze maar over die veel-kleurige wijsheid van God.

Ik ben hartstikke onschuldig. Maar als je nou een keertje zondigt? Dan ben je een seconde later weer onschuldig!

Maar dat kan de duivel nooit zeggen want voor hem is er geen vergeving.

Ik wil nog iets zeggen over de losprijs.

Je weet dat de duivel de losprijs heeft gekregen, door die prijs, die betaald is, ben ik vrij gekomen. Jezus heeft die prijs betaald. Dat was een losprijs voor velen, niet voor allen, maar wel voor velen.

Wij zijn los gekocht en ook nog betaald.

Je bent vrij. Daar heb ik wel eens een gelijkenis van gehad. Dat ging nl. over mijzelf.

Er was een man die zijn hond op een dag kwijt was. Hij reist stad en land af om te zoeken maar vindt hem niet. Op het laatst, op een doodlopende weg bij een donkere boerderij, draait hij het raampje van z’n auto naar beneden en fluit nog maar eens het bekende wijsje. Er ligt een scharminkel van een hond voor de boerderij, die spitst één oor, en die man denkt: ‘dat is ‘em, dat is mijn hond!’ Hij stapt uit, en loopt het erf op. De boer kwam hem al tegemoet en zei: wat wil je? ‘Nou, die hond is van mij!’

Ja, zegt die boer: maar ik hèb em.

‘Nou, wat moet je er voor hebben?’ De boer vraagt een enorm bedrag, maar de man verblikt of verbloost niet, hij betaalt de volle prijs, neemt die hond in z’n armen en legt hem achter in z’n auto.

Hij zegt: ‘Ik heb je gekocht en ik heb je betaald, je ben van mij”.

Dat vind ik zo’n mooi verhaal.

Nog een laatste stukje over het boek in de ark. In Exodus wordt het boek van het verbond niet genoemd.

Maar in dat boek stonden de woorden van Gods verbondsluiting, dat boek ging in de ark. Dus het Woord is in de ark, in jou.

Want als er over de ark gesproken wordt, dan wordt er over jóu gesproken, dat is heel intiem. Dichterbij jou kan God niet komen.

Eerst was het een mondelinge wetgeving, daarna werd het aan het volk meegedeeld. Maar ze luisterden nóg niet. Nou, zegt God, schrijf het dan maar een keer op, en waar werd het toen op gebikt? Op stenen tafelen! Waarom nou op stenen tafelen? Vanwege de hardheid van hun harten! Het moest er helemaal uitgehamerd worden.

Jullie zijn zo hard, zegt God, je hebt niet geluisterd toen Ik het voorlas…., nou, dan er maar inbikken!

Maar dat hielp ook al niet.

Dan komt later Ezechiël met de woorden: er komt een tijd dat Ik het gewoon in je hart zal schrijven en niet meer op stenen platen.

In Exodus 25:16 wordt het boek het  getuigenis genoemd. Het is het getuigenis dat Gods beloften ja en amen zijn geworden in Jezus Christus.

En ‘amen’ betekent: ‘het is waar!’

Dus het getuigenis wijst vooruit naar de werkelijkheid in Hem, want over Hem is in de boekrol geschreven.

Ik stel me zo voor dat als Jezus die Psalm las, dat Hij ineens dacht: ‘dat is over Mij gezegd’.

Heb jij zèlf de bijbel wel eens zo gelezen?

Wat wordt er over jou gezegd?

Petrus heeft gezegd: ‘de profeten hebben zich suf gezocht naar wat ze zelf opschreven, ze snapten er niets van.

En toen werd het Petrus duidelijk dat er geprofeteerd is over óns! Dus als je die profetieën van Jesaja en Jeremia nou weer eens leest, of vooral van Hosea,

dan lees je daar dingen in dat je zegt: ‘waar gaat dit over?’ En dan komt het antwoord van God: ‘het gaat over jullie!

Er is over jou geprofeteerd’.

Even een losse opmerking, ik vind het veel te leuk om dit te vertellen.

In Lucas 6:12 staat: en het geschiedde in die dagen, dat Hij naar het gebergte ging om te bidden, en Hij bracht de nacht door in het gebed tot God. Er staat eigenlijk: In het gebed ván God.

Wat heeft God jóu wel eens gebeden?

Daar moet je toch eens over nadenken. Als God nou bidt, tegen wie heeft Hij het dan? Natuurlijk tegen óns!

Want wie kan Hem verhoren als Hij jou wat vraagt, en je doet dat, dan verhoor je Hem toch?

Er staan zulke wonderlijke dingen in Hosea 2:20,21: ‘Ik zal verhoren, luidt het woord des Heren. Ik verhoor de hemel en die verhoort de aarde, en de aarde verhoort het koren, de most en de olie, en die zullen Israël verhoren. Het is een hele cirkelgang van gebedsverhoringen.

Geweldig toch, ook die olie vind ik zo’n mooie uitdrukking.

Dus het getuigenis is een teken.

In Psalm 119, een knoert van een Psalm die nooit wordt gelezen, wordt de wet de Weg van zijn Getuigenissen genoemd.

Dat is een veel mooiere uitdrukking dan het woord ‘wet’. Dat klinkt ook zo geboeid, zo ijzerachtig. Wet! Het is een wet van Meden en Perzen. Het klinkt als een gebod, wat moet je er mee?

‘Dit is mijn gebod dat gij elkander liefhebt…. Hè, een gebod?

Ja, jij moet van Jan, Piet en Klaas houden.

Moeten?

Ik moet niks! Het woord gebod is ook een raar woord hoor. Het is een aanbeveling, een hint. Ga eens van anderen houden, dan moet je eens kijken wat er gebeurt!

En zo getuigt de heilige Geest van de Christus in je, door het Woord te laten volbrengen waartoe Hij het heeft gezonden. Jij bent dus een gezondene, en laat dat woord z’n werk maar doen hoor. Dat zit prachtig in elkaar. Uw wet is in mijn binnenste, zegt Psalm 40:9.

Als je van God houdt, dan hou je dus van mensen, dan ben je altijd bezig met de vervulling van de wet. En na de reiniging van zonden van de innerlijke mens,       heb je nu ook inzage gekregen in de boekrol, samen met het Lam.

Je hebt inzicht gekregen. Je kijkt om je heen en ziet de dingen allemaal gebeuren. En je leest en je overdenkt.

Ik raad iedereen aan om veel te denken, niet over wat er allemaal hóórt, en wat je allemaal nog voor Hem moet doen.

Daar moet je gauw mee stoppen, want dan ben je een slaaf/slavin van je gewoontes.

Dat leidt nergens toe hoor, maar het gaat er om dat je prachtige gedachten van God overneemt, en die overweegt, en doordenkt.

En zó ontwikkelt zich de boodschap van het Koninkrijk der hemelen binnen in jou!

En als iemand vraagt, bij wijze van spreken, in goedheid hoor, heel serieus: ‘waar is nou dat Koninkrijk van God?’

Ja, het is binnen in ons, en nergens anders. Dan zal datgene wat in je is, ook eens een keer naar buiten komen.

En dát is de diepe inhoud van het stukje gebed: ‘Uw Koninkrijk kóme’.

Ga eens geloven dat dat Koninkrijk Gods uit jou tevoorschijn komt.

God ziet het in jou ontstaan en ook tevoorschijn komen.

God blij, en jij ook. Het gaat wel met lijden gepaard; maar de heerlijkheid is altijd meer dan het lijden.

Amen.