Selecteer een pagina

2004.11-12 Levend geloof nr. 433

Persoonlijk… Door Gert Jan Doornink

 

Levend Geloof heet niet voor niets Levend Geloof, waarbij beide woorden een eenheid vormen. Geloof is een woord dat in onze tijd erg is gedevalueerd. Ook in het spraakgebruik wordt dit op allerlei wijze onder de aandacht gebracht. Wanneer bijvoorbeeld iemand zegt: ‘Ik geloof het wel’ geeft hij daarmee te ken­nen het niet zeker te weten. Terwijl geloof volgens Hebreeën 11 vers 1 (Heb. 11:01) juist is de zekerheid, van de dingen die men hoopt, en het bewijs, van de dingen die men niet ziet. En wat het eerste woord ‘levend’ betreft daarbij denken wij aan Jakobus 2 vers 26 (Jak. 02:26) waar de apostel schrijft dat zoals het lichaam zonder geest dood is, ook het geloof zonder werken dood is. Geloof behoort geopenbaard te worden in en door ons leven, anders heeft het geen waarde. En als we het over een lévend geloof hebben bedoelen we het geloof in de levende God en Zijn Zoon, Jezus Christus.

Dit is de centrale gedachte van ons blad waarvan het eerste nummer verscheen in januari 1962. In november daarvoor werd Levend Geloof opgericht. Het was toen volop opwekkingstijd. In de vijftiger jaren kwamen predikers als Zaiss, (B. Graham en Osborn naar Nederland. Vooral de grote openluchtmeetings van Osborn waren een belangrijke impuls voor het bekend worden van het ‘volle evangelie’ dat later door Nederlandse predikers verder werd uitgediept. Osborn gaf destijds een blad uit onder de titel ‘Faith Digest’. Deze titel, waarin het woord ‘geloof’ voorkwam was mede aanleiding voor de ‘geboorte’ van Levend Geloof. En tot op de dag van vandaag zijn we blij deze titel te hebben gekozen. Het gaat immers om de beleving van het werkelijke geloof. Daar hebben we ook dit jaar weer veel aandacht aan geschonken en we hopen dat ook volgend jaar te doen. We zijn dankbaar voor de velen die dit jaar, blijkens de positieve reacties, veel zegen en geloofsopbouw via het blad hebben ontvangen. We hopen -redacteur en medewerkers- daar ook volgend jaar, onder leiding van Gods Geest, mee door te gaan. Tot eer van onze levende Heer die wij dienen en tot opbouw van Zijn Gemeente. Een gezegend kerstfeest en een voorspoe­dig 2005 toegewenst!

 

Bij de voorplaat door redactie

De afbeelding op de voorpagina en hiernaast geeft een impressie van de bekende geschiedenis uit Genesis 22 wanneer God vraagt aan Abraham zijn enige zoon, Isaak, te offeren. We zien hier beiden op weg naar de offerplaats.

Een bijzonder verhaal dat door Peter Annotee in een artikel in dit num­mer, onder de titel ‘Het offer dat God vroeg van Abraham’, op duidelij­ke wijze wordt uitgelegd.

 

 

Tucht en troost door Froukje Huis (gedicht)

Zoals een kind zijn moeder roept

Die elders bezig is,

Zo roept mijn hart tot U o Heer

Als ‘k uw nabijheid mis.

 

Het kind wil moeder bij zich zien

En huilt: waar ben je toch!

En moeder laat zich even zien

En zegt: ik ben er nog.

 

Maar Vaders kind leeft door geloof

Althans dat zegt zijn Woord.

Ik heb nog vaak zo’n ‘aards’ gevoel:

‘k Heb niets van U gehoord!

 

‘O, Heer ik weet dat U er bent,

woning in mij hebt gemaakt.

Maar soms voel ik me zo alleen

Alsof ‘k de weg ben kwijtgeraakt.’

 

Dan is het of uw stem mij zegt:

‘Ga op je voeten staan.

Ik weet dat het soms moeilijk gaat

Maar Jezus is je voorgegaan.

 

Wat Hij voor jou heeft doorge­maakt

Kun je nu nog niet begrijpen,

Maar wat wel vast en zeker is,

Mijn plan voor jou moet rijpen.

 

Dat kostje tranen, moeite, strijd,

Dat zal Ik niet ontkennen.

Maar als je in mijn dienst wilt staan,

Moetje j’aan Mij gewennen.

 

Ik houd van jou dat weetje wel’

En Ik heb ’n doel met je leven.

Ik zal in alles bij je zijn

En je al Mijn liefde geven’.

‘Ja Vader, in geloof wil ik

de weg met Jezus gaan

en door uw heil’ge Geest geleid

op uw beloften staan’.

 

De doorbraak van het licht door Gert-Jan Doornink

“In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan en zon­der dit is niets ontstaan van wat bestaat. In het Woord was leven en het leven was het licht voor de men­sen. Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen” Johannes 1 vers 1 tot en met 5 NBV (Joh. 01:01-05).

Kerstfeest is het feest van het licht, het echte licht, het Goddelijke licht wel te verstaan of zoals de Bijbel het noemt het waarachtige licht. En dan gaat het natuurlijk om meer dan de viering op 25 en 26 december, waar­bij in de loop der eeuwen allerlei rituelen en gebruiken werden inge­voerd die de aandacht van de werke­lijke betekenis van dit feest kunnen afleiden.

Voor een christen is het meer dan een feest dat beperkt blijft tot een of twee dagen maar waarbij dagelijks de vreugde en blijdschap over de komst van de Vorst van het licht, Jezus, in deze wereld tot uitdrukking en beleving mag komen.

Rode draad

Als een rode draad loopt door de geschiedenis van God met Zijn schepping: het licht. Al in de eerste regels van de Bijbel lezen wij hoe God het licht schiep. De duisternis die er was moest wijken voor het licht. Door de gehele Bijbel zien we dit principe: het licht is de positieve factor en de duisternis de negatieve factor. En altijd weer is het licht ster­ker dan de duisternis. In het laatste Bijbelboek kunnen we lezen over de visioenen die Johannes ontvangt wanneer uiteindelijk alles nieuw zal zijn. Wanneer in Openbaring 21 gesproken wordt over de nieuwe hemel, de nieuwe aarde en het nieuwe Jeruzalem lezen wij op een gegeven ogenblik over het feit dat er geen nacht meer zal zijn en geen licht van lamp of licht van de zon meer nodig is, omdat God de Verlichter is.

Hoe wij ons dat precies voor moeten stellen weten wij nu nog niet, maar duidelijk is dat in deze laatste hoofdstukken van de Bijbel gesproken wordt over de eindvoltooiing aller dingen en dat ‘het Licht’ dan op tota­le wijze is doorgebroken.

Tussentijd

Zover is het nu dus nog niet, we leven nu nog in de, wat ik zou willen noemen, ’tussentijd’. Maar ook in deze tussentijd neemt de mens in Gods grote plan met Zijn schepping een centrale plaats in. Hoe kan het ook anders als we bedenken dat de mens de hoogste vorm van Gods scheppingswerk is. We zijn immers geschapen naar Zijn beeld en gelij­kenis, ‘bijna Goddelijk’ zoals David het formuleert.

De mens is kostbaar en waardevol bij God. Laat dit goed tot ons door­dringen: wij zijn kostbaar en geliefd in de ogen Van God. Wij zijn een ‘parel in Gods hand’ zoals een lied dat zegt. Niets kan de mens vervan­gen. Geen enkel mens, hoe diep gezonken ook, mag daarom worden ondergewaardeerd. En daarmee bedoelen wij dat wij er alles aan behoren te doen hem vanuit de duis­ternis in het licht te brengen. Hoe oneindig God de mens liefhad, heeft en blijft liefhebben blijkt wel uit de komst van Jezus in deze wereld. Door Jezus werd geopenbaard hoe God de werkelijke mens voor ogen had. Hij is namelijk niet alleen onze Verlosser maar ook ons grote Voorbeeld. Er zijn wel eens christenen die moeite hebben met het feit dat, nadat God de schepping op volmaakte wijze had geformeerd, Hij toch toeliet dat Satan roet in het eten gooide en de mens ging luisteren naar de stem van Satan. Dan zien wij over het hoofd dat God de mens naar Zijn beeld had geschapen. Dit hield ook in dat de mens een ‘vrije wil’ had. Hij had niet toe hoeven te geven aan de verleidende stem van de gevallen engel, Satan. Nu dit toch gebeurd was kwam hij in verkeerde vaarwater terecht, maar desalniettemin in bleef God de mens liefhebben! Voor ieder mens was daar de gele­genheid om bij Hem terug te keren en deze gelegenheid werd nog ‘ver­sterkt’ door de komst van Jezus. God gaf alles wat Hij bezat om de mens terug te winnen en als eerste mens was Jezus degene die Satan een ver­pletterende nederlaag toebracht, zoals dit ook door de ‘laatste gemeente’ zal gebeuren.

Voorlopig hoogtepunt

De komst, bediening en het vol­brachte verlossingswerk van Jezus, gevolgd door Zijn lichamelijke opstanding was de climax van Gods handelen met de mensheid. Maar bezien in het totale plan van Gods scheppingswerk was het een ‘voorlo­pig hoogtepunt’. Altijd weer moeten we voor ogen houden dat de wereld zoals deze nu nog is, vervangen zal worden door een geheel nieuwe wereld, God had laten zien hoe de volmaak­te Mens overwinnaar was over elke onvolmaaktheid die Satan had ver­oorzaakt. Jezus had in elke vezel van Zijn bestaan ervaren hoe de duister­nis altijd weer elke vorm van licht die bij de mens door wil breken, teniet wil doen. Maar Hij liet niet toe dat dit in Zijn leven gebeurde. Hij was de grote verdrijver van elke vorm van duisternis. Dat geldt ook voor vandaag! Hij heeft slechts één groot verlangen: dat het werkelijke licht, Gods licht, gaat doorbreken in ieders mensenhart, zodat elke negativiteit, zonde, gebondenheid en alles wat van de verkeerde kant komt, wordt opgeruimd en plaats gaat maken voor de positieve gedachten en werken van de grote Lichtdrager, Jezus Christus.

Ingeschakeld

De tijd tussen schepping en eindvoltooiing is dus een belangrijke tijd, want de mens gaat leren om Satan te overwinnen in zijn of haar per­soonlijk leven, de mens gaat ontdek­ken dat hij niet het laatste woord heeft maar dat God de teugels stevig in handen houdt. De mens gaat ook ontdekken, en in zijn leven in toe­passing brengen, hoe hij daarbij is ingeschakeld. God maakt Zijn werk niet af zonder de mens. Toen Jezus op aarde was maakt Hij al op alle mogelijke wijze duidelijk hoe dit Gods bedoeling was. Hij sprak: “Ik ben het licht der wereld… maar dat zijn jullie ook!” “Ik ben door de Vader gezonden… maar zo zendt de Vader ook jullie!” “De wer­ken die Ik doe, zullen jullie ook doen, ja zelfs nog grotere dan Ik doe”.

Uit dit alles spreekt de belangrijk­heid van de mens om bruikbaar te zijn in dienst van de Opdrachtgever. God betrekt ons er volledig bij. Het spreekt vanzelf dat wij ons er dan ook van doordrongen behoren te zijn welke geweldige taak op onze schouders rust! Let wel, niet als een soort wet of last, maar om invulling te geven aan het echte leven dat wij van Hem hebben ontvangen. Dat hoeft niet te betekenen dat wij als zendeling of missionaris fulltime uitgezonden behoren te worden naar andere landen. Dat geldt alleen voor sommigen die een speciale taak ont­vangen die door de Geest van God duidelijk in hun leven wordt geo­penbaard. Maar iedere nieuwe schepping in Christus heeft de taak een vertegenwoordiger van Christus te zijn. Dat is niet iets spectaculairs maar komt tot openbaring in het gewone leven van elke dag. We staan midden in het leven, op de fabriek, op kantoor, als ondernemer, kortom in elk beroep mogen we door ons leven tonen dat het nieuwe leven in ons is, dat het werkelijke licht is doorgebroken.

Teveel wordt nog gedacht dat het leven dat we nu leven minder belangrijk zou zijn, omdat straks na ons sterven pas het echte leven begint als we Gods volle heerlijkheid deelachtig zijn. Niets is minder waar, of we nu 15 of 85 zijn, God waardeert ons zoals wij nu zijn en vraagt ons: hoe kom je over bij de andere mensen? Ben je een beeld­drager van Christus, ben je iemand die Zijn licht uitstraalt? We schreven al dat dit geen wet of last is die op ons ligt maar tevoor­schijn komt uit ons hart. Dat kun­nen lichamelijke afremmingen, ook in ernstige vorm die bij het ouder worden zich soms gaan openbaren, niet verhinderen. Het licht in ons is sterker dan de duisternis en door­breekt alle barrières die de vijand wil opwerpen.

Afgestemd zijn

We weten allemaal dat er veel ellen­de is in deze wereld. Daardoor bestaat het gevaar dat we ons laten afleiden door de vele vragen die op ons afkomen daarover, maar het is belangrijk dat we vasthouden aan datgene wat God bewerkt door Zijn Geest in ons hart zodat ons persoon­lijk leven geheel is afgestemd op alles wat de Heer van ons vraagt. Dat kunnen soms heel eenvoudige dingen zijn die voor de buitenwe­reld, en soms zelfs voor onze vrien­den of mensen die ons goed ken­nen, verborgen blijven. Dat is totaal onbelangrijk.

Waar het om gaat is dat wij onze plaats in Christus hebben ingeno­men, ons niet laten afleiden en die dingen doen die Hij van ons vraagt. Daarbij behoren we ons te realiseren dat dit een geestelijke plaats is. We hebben, zoals Paulus dat formuleert, een plaats met Christus ontvangen in de hemelse gewesten, omdat we alleen van daaruit op de juiste wijze kunnen strijden en overwinnen. Dat hoeven we niet alleen te doen. Er staan ons ‘hulpmiddelen’ ter beschikking, zoals het gebed, de positieve inbreng van het Woord en het dagelijks vervuld zijn met Zijn Geest, om maar enkele dingen te noemen. Hij laat ons niet alleen aan­modderen maar wil ons iedere dag vullen met nieuwe kracht en vol­macht.

Hij leert ons meer en meer om afge­stemd zijn op Hem. Onze gemeen­schap met Hem is groeiende, totdat we zo één met Hem zijn geworden dat de Satan, die daardoor steeds meer hekel aan ons krijgt, niets kan uitrichten omdat Gods kracht steeds meer ten volle in en door ons heen werkt. Wij zijn met Christus over- winnaars en stralen Zijn licht uit.

Stad op een berg

Een stad die boven op een berg ligt kan niet verborgen blijven, zegt Jezus. Tegenwoordig is iedere stad en ieder dorp zodanig verlicht dat er, vooral in dichtbevolkte streken, soms van het nachtelijk duister wei­nig meer is te merken. In de tijd van Jezus was alleen een plaats boven op een berg gelegen, zichtbaar in de nacht. Daarom gebruikt Jezus in dit voorbeeld hoe zo’n stad niet verbor­gen kan blijven.

Het is duidelijk: ons ‘lichtdrager zijn’ is voor anderen niet verborgen, anderen bemerken dat we ‘anders’ zijn. We laten immers ons licht schijnen voor de mensen? Daardoor -zegt Jezus- wordt onze Vader ver­heerlijkt.

We zijn betrokken bij het tot uitvoe­ring brengen van de wil van God, die slechts één verlangen heeft, namelijk dat de mensen de duister­nis de rug toekeren en gaan wande­len in het licht, in Zijn licht! Het is onze taak onze lampen brandende te houden en blijven meewerken aan Gods heilsplan om alle mensen van­uit de duisternis in Zijn volle licht over te plaatsen.

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

…mensen maken naar ons beeld en gelijkenis”.

Wat is dat woord ‘gelijkenis’ veelzeggend. Wanneer iemand zou vragen: ‘ Wat is de mooiste gelijkenis?” zou ‘beter de vraag gesteld kunnen worden: Wie is de mooiste gelijkenis?”, en dan is het antwoord: Jezus Christus, de gezalfde mens, de mens met God samen, Hij leek zoveel op z’n Vader dat wie hem zag de Vader zag, tenminste, wanneer je verder keek, dieper keek dan zijn aardse, menselijke leven. God verbergt Zich op aarde in Zijn mensen. Hij zei niet: “Laten we super­mensen, godenzonen maken”, maar mensen. En Reisel vertaalt dan verder treffend met: “… in overeenstemming met ons”. Dan zijn maker en maaksel in harmonie met elkaar, in aard en gezindheid op elkaar afgestemd. Je zou haast kunnen zeggen dat God, tijdens de vorming (Du ‘Ausbildung’) van Jezus, bezig was aan een zelfportret, iemand waarin Hij Zichzelf herkende. En dat ‘maken’, dat wordingsproces, gaat niet buiten je om. Je wordt niet op maat gezaagd of gehakt. Christen-zijn is niet een manier van leven, het is leren leven. Tijdens dat proces gaat Hij bedachtzaam, behoedzaam met ons om zoals een boetseerder met zijn vin­gers tast en zoekt.

Het ellendige is dat vele christenen denken dat ze een ander moeten worden dan degene die ze eigenlijk zijn om aldus te beantwoorden aan een of ander perfectionistisch gedacht mens­beeld. En daar moet dan ‘aan gewerkt’ worden. Dat is vreemd, want dat is heel wat anders dan datje beseft datje het gevolg bent van een bevruchting. Immers, je bent opnieuw geboren. Jezus is ook opnieuw geboren en daarin vol­gen wij hem.

Als er Eén is die jouw unieke mens­zijn, jouw aard, respecteert is Hij het wel. Om een beeld te hanteren: Een kersenpit wordt echt geen appelboom. Wie je wordt blijft inherent aan je aard. Anders verlies je jezelf in een ander beeld en raak je vervreemd van jezelf (van jouw zelf) en dat is het erg­ste wat een mens kan overkomen. We hoeven geen perfecte rupsen te wor­den, een ideaal mensenras dat de eigen identiteit heeft ontkend, maar laten we het vertrouwen hebben in het bevruch­tende woord van de Schepper om je te doen ontpoppen tot de werkelijke mens, de echte, die in harmonie leeft met God en medemens. Een mens wiens wezen tot volle ontplooiing komt (uit de plooi) en dan ook, en daar wil ik graag de nadruk op leggen, in overeenstemming is met zichzélf Daar bedoel ik dus mee datje geen ander wordt dan die je zelf bent.

Wat is dan ‘je leven afleggen?’ Heel simpel, dat doet namelijk elk zaad, elke bloembol. En dank zij Jezus’ levensoffer kunnen wij nu opstaan en worden wie we zijn: eeuwigheids-men­sen, geboren uit water en Geest, uit dood en leven, onvergankelijk. Vraag: Als God jou totaal heeft aange­nomen, zou je dan ook jezelf, je kostba­re zelf, accepteren? Als God trouw is aan jou, zou je het dan ook niet aan jezelf zijn?

Het is toch heerlijk om zelf vrij te komen en zelf te denken in Zijn Geest, in Zijn gezindheid? Een bloembol mag dan beschadigd zijn, maar zolang daar een beetje leven in zit, een beetje ver­trouwen, is de hoop gerechtvaardigd dat daaruit Zijn leven kan ontsprin­gen. Gods hoop, Zijn geloof, Zijn liefde zijn op jou gevestigd en zo, al ‘maken­de’, komt er werkelijk iets moois tevoor­schijn: jij.

God en mens horen bij elkaar, vanaf het begin al. Hij is niet compleet, niet volledig, niet geheel en al, zonder de mens, zonder jou. Andersom geldt pre­cies hetzelfde, net als Adam die pas compleet was met zijn vrouw en visa versa. Wat een prachtig verbond! En in die verbinding zullen je wonden, die soms zo diep kunnen zijn, die zo’n ravage in je ziel kunnen hebben aange­richt, weer genezen. Mèt de uiteindelij­ke Adam samen mens worden, zijn deelgenoot zijn van Gods intense liefde. Jezus, die ‘vader en moeder verliet’ om zijn vrouw uit de dood te halen zodat jij weer terug bent gekomen bij Hem die eeuwig wil samenwonen met jou, met ons, met mensen die op Hem lij­ken, die dezelfde Geest ademen en die in volmaakte overeenstemming met elkaar leven. Wat is dat mooi!

Duurt Sikkens

 

Wat is wijs en wat is dwaas? door Cees Maliepaard

“Een wijs zoon verheugd zijn vader, maar een dwaas zoon is een bekom­mering voor zijn moeder” Spreuken 10 vers 1 (Spr. 10:01).

Het is niet zo moeilijk je iets voor te stellen bij de stelling dat een wijze zoon zijn vader blij zal maken. Het zal iedere goede vader voldoening geven als zijn zoon de nodige levenswijsheid heeft opgedaan, en als deze op grond daarvan bezig is zijn leven stevig op de rails te zetten. In deze tijd ligt het voor de hand dat een vader net zo blij is met een wijze dochter die op deze manier haar leven richting geeft. Ik weet uit eigen ervaring dat dochters echt heel wijs kunnen wezen. Soms een tikje eigenwijs (dat hebben ze dan van hun vader!), maar vaak met een behoorlijke dosis wezenlijke wijs­heid.

Een telg waar je wat aan hebt!

Zowel de vaders uit de tijd van de bijbel als de huidige, raken niet zo gauw onder de indruk als hun kin­deren een eventueel wijs aandoende en vooral vlotte babbel hebben. Het gaat niet om hun bekwaamheid diepzinnige gedachten moeiteloos onder woorden te brengen, want dat kan bij een stukje natuurlijke begaafdheid blijven, dat aan te leren is in een natuurlijk ontwikkelings­proces en zelfs tot een zekere perfec­tie gebracht kan worden. Vaders en moeders verheugen zich veel meer als ze bemerken dat hun kinderen een wijs leven leiden en dat ze goede en verstandige daden stellen in de geestelijke en in de natuurlijke zin. De Bijbelse vader verlangde daarbij niet naar een gedreven wetenschap­per als eerstgeborene, want hij had meer belang bij een bedreven agra­riër in de familie. Hij wilde graag een boer, die een gezonde bedrijfs­voering in z’n mars zou hebben, want zo’n zoon was van grote betekenis voor het familiebedrijf. Dat was zo als vader nog leefde, en dat speelde een nog grotere rol na zijn overlijden. Aan zo’n zoon had je wat! Vader zou eenmaal in alle rust het hoofd neer kunnen leggen.

Moederlijke bezorgdheid

Maar hoe nu als de oudste zoon in natuurlijke wijsheid tekortschoot? Wel, dan was het een dwaze zoon. Hij was wel de eerste erfgenaam, maar als het even kon moest die maar naar het tweede plan verwezen worden, want wat móest je met zo’n dwaas figuur! Moeders zijn door­gaans fijngevoeliger en meer bij de belangen van het kind betrokken. Voor een moeder uit Bijbelse tijden was zo’n zoon dus echt een pro­bleemgeval. Daar kon ze zich zorgen over maken. Niet zozeer over zijn eventuele dwaze praatjes, want daar kon je nog wel op kicken, maar haar zorgen betroffen zijn soms doldwaze handelingen. Hij kon zó dom bezig zijn dat het de veestapel wel eens zou kunnen benadelen. Moeders maken zich door de bank genomen eerder en vaker zorgen dan vaders. Als vader denkt: ik moet nodig eens het een en ander bijstel­len, is het dikwijls in de waarne­ming van moeder al een en al kommer. Het gaat natuurlijk niet altijd op, want er zijn ook bezorgde vaders en heel goed relativerende moeders. Dat is heden ten zo en dat was in de tijd van de bijbel niet anders.

Waar gaat het om?

De man had destijds wel altijd het laatste woord. In die dagen waren de mannen nog echt haantjes. Maar staat dit daarom in de bijbel? Om te laten zien dat het door de eeuwen heen niet dient te veranderen? Dat de natuurlijke dingen altijd onveran­derd moeten blijven? Natuurlijk kom je in de Schrift ook maatschap­pelijke zaken tegen, maar daar draait het niet om. De bijbel is nu eenmaal geen wetenschappelijk boek. Je kunt er veel uit opsteken, ook over de samenleving uit die dagen. Maar dat is niet bedoeld om er een studie maatschappijleer op te baseren. Of een studie oudheidkunde. Het gaat erom dat God in de bijbel Zijn boodschap kwijt kan. Het ver­pakkingsmateriaal doet er niet toe. Vergelijk het maar met een brief. De envelop is nodig voor de adressering en om te voorkomen dat anderen er een blik in zouden slaan. Maar het gaat om de inhoud. Een goed voorbeeld van minder ter zake doende verpakkingsgegevens is in Matteüs 13 vers 31 en 32 (Matt. 13:31-32) te vinden. In deze twee teksten staat de gelijkenis van het mosterdzaadje. Dat wordt het kleinste van alle zaden genoemd, maar het wordt een boom die boven alle uit grotere zaden ont­wikkelde tuingewassen uitgroeit. Een criticaster zou kunnen aanvoe­ren dat daar niets van klopt. Het mosterdzaadje is immers helemaal niet het kleinste van alle zaden… er zijn kleinere! Maar dat doet net zoveel afbreuk aan de waarde van dit verhaal als een taalfout in een biolo­gieles. Het doet niets af van de waar­de omtrent de gegevens over het Koninkrijk der hemelen. Daarover heeft Jezus het hier, dat is zijn boodschap… en die klopt! Hij voert hier aan dat de realiteit van het evangelie van Gods Koninkrijk heel klein begint in het hart van de mens die erop ingaat. Maar als de persoon in kwestie er voor kiest, gaat het zaadje groeien en zal het zich in de mens ontwikkelen tot een goed functionerende boom die vruchten geeft op z’n tijd en schaduw.

Bezig als wijze zonen

Wat zouden we vandaag de dag nog kunnen hebben aan de woorden van Spreuken 10 vers 1 (Spr. 10:01) over de wijze zoon die zijn vader blij maakt en de dwaze zoon die zijn moeder de bekommernis injaagt? Onder het Oude Verbond zag men niet veel verder dan de oudtestamentische neus lang was. Daar zal iedereen begrip voor op kunnen brengen, want ze lééfden immers in die tijd! Men wist uit de praktijk van het leven hoe het werkte in het doorsnee gezin in Israël. En dat betrof vooral de ouders en de eerstgeboren zoon. Want (anders dan hier) zou deze zoon eenmaal het leeuwendeel van de erfenis in bezit krijgen. Toen de verloren zoon in de gelijk­namige gelijkenis zijn erfdeel mee­kreeg, was dat beduidend minder dan wat er voor z’n oudste broer overbleef. Het merendeel van de erfenis was dus nog intact en in bezit van de vader. Jezus heeft ons geleerd dat we ook een Vader in de hemel hebben, een eeuwige Vader, en dat bij Hem ons eeuwige thuis is. En in de hemel ligt het net zo: we zullen onze hemelse Vader blij kun­nen maken door ons als wijze zonen te gedragen. Het geslacht mag je gerust buiten beschouwing laten, of lees anders maar voor wijze zonen: wijze telgen.

Waar kunnen we het onze Vader mee naar de zin maken? Door met wijs beleid vanuit een goddelijk den­ken ons hemelse en ons aardse erf­deel te runnen. Dit kan maar op één manier goed uit de verf komen,

namelijk door ons naar Jezus’ beeld te ontwikkelen.

Vraagje: als we dit niet doen, als we dom bezig zijn, wordt Vader dan boos? Nee, dat werd Hij toch ook niet op de verloren zoon? Hij liet hem los, Hij liet hem vrij. Maar Hij bleef op hem wachten, zijn plaats in het ouderlijk huis hield Hij voor hem open. En het was feest bij de terugkomst van de afgereisde zoon… een uitbundig feest. Als zonen die trouw in Vaders huis aan het werk zijn gebleven, zullen we vrijuit aan de festiviteiten deelne­men als er een verloren zoon in het vaderhuis terugkeert. Tjonge, wat een feest geeft dat! In het feest­gedruis mag hij uit volle borst mee­zingen: ‘God is mijn Vader en ik ben zijn kind; ik dank Hem voor de vrede die ik bij Hem vind.’ En hij zal weer een wijze zoon mogen worden. Hij heeft immers al blijk van wijs­heid gegeven door terug te keren bij de Vader. En hij zal altijd mogen toe­nemen in wijsheid, ook al is hij niet de eerstgeborene, want dat was de verloren zoon ook niet.

In het hemelse Jeruzalem

Wie nog wel eens last heeft van din­gen die in de hemel als dwaas wor­den gezien, hoeft er nooit bang voor te zijn dat de Vader zijn geduld wel eens zou kunnen verliezen. Of dat Hij er zo bekommerd over is dat Hij het voor de betrokken mens eigen­lijk niet meer zal zien zitten. Zoiets zou bij de moeder kunnen spelen. Moeder kan wel degelijk bekom­merd zijn. En waar we God als onze Vader zien, ligt het voor de hand het wereldwijde lichaam van Christus als onze moeder te onderkennen. De eeuwige God houdt alles met gemak onder controle, maar het Jeruzalem dat boven is, ons aller moeder, zou nog wel eens in paniek kunnen raken. Het hemelse Jeruzalem wordt immers gevormd door mensen van alle eeuwen die in de Christus zijn. Daar behoren zowel de ontslapenen bij als zij die nog leven. Ook wij zijn er dus met elkaar ingezetenen van, terwijl we de volkomenheid nog niet bereikt hebben. Sommige inwoners van de hemelse stad kunnen danig van slag raken, zelfs zonder dat er sprake is van dom of dwaas gedrag. Wellicht vinden bepaalde stadgeno­ten dat dit zo is, terwijl het niet onmogelijk is dat de gedoodverfde dwaze zonen hetzelfde op hun beurt van anderen denken. Het gevaar zit er dan in, dat ieder zich terugtrekt in het eigen ver­trouwde stadsgedeelte en dat er helaas in Jeruzalem geestelijke getto­vorming ontstaat. Binnen sommige gemeenten lijken er wel verschillen­de geestelijke kampen aanwezig te zijn. Dat er nuanceverschillen zijn, is het grootste probleem meestal niet. Wat Vader veel meer verdriet doet, is de onverdraagzame hou­ding… die soms van weerskanten de kop op kan steken. En we kunnen juist zoveel aan elkaar hebben! Maar dat wordt finaal ondergraven als er moederlijke bekommernis is in het Jeruzalem waar we allemaal deel van uitmaken.

We mogen leren net als Jezus te zijn in het ons gaandeweg profileren in de Christus. Vader is (overeenkom­stig wat Jezus in de gelijkenis liet zien) zonder wantrouwen en veroor­deling. Hij staat op de uitkijk en Hij wacht met liefdevol geduld op de zoon die Hij kwijt is. Wat kunnen we doen als we als erf­genamen een de Vader welgevallige positie in willen nemen? Wat denk je? We mogen naast Hem gaan staan en biddend uitzien naar het verlorene. Hoe? Met een pittige reprimande in ons achterhoofd? Welnee: met twee wijd uitgebreide armen. Dan functioneren we als wijze zonen en dochters naar het hart van Vader.

Wat zal onze hemelse Vader daar blij mee zijn! Want Hij voelt zich thuis bij al zijn kinderen. Niet één uitge­zonderd.

 

Afhankelijk door Froukje Huis

Moeizaam duwt ze de rollator voor zich uit met gebogen rug en de handen stevig om het handvat. Haar ogen gaan zoekend de rekken langs: een pakje koek­jes, een half broodje, een pakje thee….

Terwijl ik achter haar aanloop, zie ik hoe doelbewust ze haar gang gaat. Ze is zeker een eind in de tachtig en ze is bewoonster van het verzorgingshuis dat naast de supermarkt ligt. Het kost haar veel inspanning haar voeten te verzetten, maar dapper zet ze door. Haar hele wezen straalt uit: ik kan zelf mijn boodschappen nog doen!

Bij de kassa ontmoet ik haar weer. De caissière begroet haar vriendelijk als een vaste klant: ‘Gaat het goed met u mevrouw?’ ‘Het lopen hè’, zucht ze even, dan grijpt ze haar portemonnee en betaalt vlot het aangegeven bedrag. Het zal niet meevallen voor zo’n flinke vrouw afhankelijk te zijn, bedenk ik. Aan de kassa naast mij staat een oude heer. ‘Hoeveel is het juffrouw?’ ‘Acht euro drieënveertig’ zegt de caissière. Langzaam grijpt de man in zijn jas. Hij zoekt naar de juiste munten. Een briefje van vijf, twee euro, een euro….De jonge vrouw achter hem kijkt hoofdschuddend omhoog, maar het meisje bij de kassa telt rustig mee: ‘2×20, 1×2 .1×1 ct. Dank u wel meneer!’ Zo gaat dat als je oud(er) wordt En afhankelijk! We willen graag alles zelf in handen houden, niet afwachten, vragen en geduld oefenen. Maar het moeilijke is dat we ons leven en onze gezondheid niet in eigen hand hebben.

Ik hoop dat ik nooit van iemand afhankelijk behoef te zijn, overdenk ik . Ik wil graag mijn eigen beslissingen nemen en mijn eigen doen en laten bepa­len.

Maar…. Ik wil toch Jezus volgen ik wil Hem toch gehoorzaam zijn? Ben ik dat dan eigenlijk wel? Jezus dringt zich niet op. Hij laat het aan mij over of ik Hem wil volgen. Ik zal Hem zelf om wijsheid en inzicht moeten vragen. Natuurlijk wil ik dat maar doe ik dat ook altijd of ben ik zo gewend mijn eigen gang te gaan dat ik vergeet Hem te vragen?

Jezus volgen betekent ook voor mij: Heer, hier ben ik om uw wil te doen. David was er ook mee bezig:

Leer mij Heer uw weg opdat ik in uw waarheid wandele. Psalm 86 vers 11 (Ps. 086:011) en Leer mij uw wil te doen, want Gij zijt mijn God. Psalm 143 vers 10 (Ps. 143:010 )

Van Paulus kunnen we leren te bidden:

Heer, vervul mij met de rechte kennis van uw wil opdat ik U waardig zal wandelen en U in alles zal behagen.

Is dat ook uw gebed?

 

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven Door Gert Jan Doornink

 

De jaarwisseling staat weer voor de deur. Dat betekent ’terugzien’ en ‘vooruitzien’. Wat bracht 2004 ons en wat gaat 2005 ons brengen? Dat geldt voor ons persoonlijk leven maar ook voor ’t leven in het algemeen, iedereen spreekt van een donker wor­dende tijd en daar is veel voor te zeg­gen. Denk alleen maar aan de grote commotie die is ontstaan na de moord op Theo van Gogh. Dagelijks worden we met een stroom van negatieve berichten overspoeld. Maar zijn wij als christenen niet geroepen ons licht te laten schijnen daar waar mogelijk is? Het evangelie is niet zo maar een boodschap maar een blijde boodschap die door werkt tot in iedere vezel van ons bestaan. Daarom laat dit ons verlangen en doelstelling van ons leven zijn en blij­ven ook in 2005: Verspreiders zijn van het goede nieuws door woord en daad! Jezus sprak: “Laat uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken” Matteüs 5 vers 16 (Matt. 05:16).

Velen geven God de schuld van alle ellende

Begin september werd de wereld opgeschrikt door het gijzeldrama in Beslan. Een school zou op feestelijke wijze het nieuwe schooljaar openen en behalve de kinderen waren daar­om ook vele ouders en andere fami­lieleden aanwezig toen 30 zoge­naamde Tetsjeense rebellen toesloe­gen en ongeveer 1000 mensen gij­zelden. De gevolgen zijn bekend. De bloedige afloop eindigde met meer dan 330 doden, waaronder vele kin­deren, en enkele honderden gewonden. De wereld was geschokt, hoe kon dit gebeuren? Of beter gezegd: hoe kon dit opnieuw gebeuren, want iedereen is op de hoogte van eerdere drama’s en terroristische acties waarbij veelal ook vele doden te betreuren waren. Een vraag die ook nu weer boven water kwam en in allerlei bewoordingen werd geuit, was: hoe kon God dit toelaten? Terwijl velen in onze dagen zeggen niet meer in God te geloven of Zijn bestaan ontken­nen, wordt nu ineens God er wel bij gehaald. Hij is toch de Almachtige en had dit toch kunnen tegenhou­den? Duidelijk is ook dat men daar­bij indirect de schuld aan God geeft en voorbij gaat aan de werkelijke oorzaak waardoor deze en andere dingen gebeuren. We leven nu eenmaal nog in een onvolkomen wereld. Een wereld die oorspronke­lijk volmaakt en goed was naar Gods plan en bedoeling. De hoogste vorm van Gods schepping, de mens, kwam echter ten val door de verlei­ding van Satan. De mens die met een ‘vrije wil’ geschapen was, had gehoor gegeven aan een gevallen engel. Nu kunnen we gaan discus­siëren waarom God dan niet direct een einde maakte aan deze toestand en het weer maakte zoals het oor­spronkelijk was. Dat heeft weinig zin, want dat weten wij nu nog niet en zal ons later zeker geopenbaard worden.

Meer licht

Maar… er vallen ook nu al wel enke­le antwoorden te geven die meer licht werpen op deze materie. In de eerste plaats dat God wél direct ingreep wat betreft Satan. Dat lezen we duidelijk in Genesis 3 vers 14 en 15 (Gen. 03:14-15). En dat was van grote betekenis ook voor de mens, want die hoefde niet toe te geven aan de Satan, maar bleef als Gods schepping de moge­lijkheid behouden om in relatie met God te kunnen leven: zijn ‘vrije wil’ bleef immers onaangetast! Dat bete­kende wel dat de mens voortaan moest kiezen: wilde hij God dienen of onder de heerschappij van de Satan blijven, dat laatste met alle negatieve gevolgen van dien. Wie voor God koos had het vaak niet gemakkelijk want hij was doelwit van Satan die natuurlijk een ontzet­tende hekel had aan mensen waar­over hij niet meer de volledige heer­schappij kon voeren. Maar altijd weer was God de sterkste en trok Satan aan het kortste eind. Dat is zo gebleven tot op de dag van vandaag, al is er nóg iets belangrijks gebeurd wat meer licht werpt op het feit dat God de mens blijft liefheb­ben. Dat is de komst van Zijn Zoon. Jezus was de eerste mens die op geen enkele wijze toegaf aan de Satan en daardoor is Hij degene waardoor God zich ten volle heeft geopenbaard dat Hij een God van liefde is.

Jezus maakte ook duidelijk wat de betekenis van Zijn bediening in opdracht van Zijn hemelse Vader inhield. Bijvoorbeeld toen Hij zei dat de dief kwam om te stelen, te slach­ten en te verdelgen, maar dat Hij gekomen was om leven en overvloed te brengen Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10) gaf Hij dui­delijk het grote verschil aan tussen God en Satan. En toen Hij aan het kruis van Golgotha het uitriep: “Het is volbracht!” was het oordeel over Satan definitief geveld. Voortaan was Hij degene die onze Verlosser en Verzoener was en kon de mens, door in Hem te geloven, vrede met God ontvangen. Maar Hij was ook degene die ons Voorbeeld is om na te volgen, iedere nieuwe schepping is immers geroepen een levend getuige van Hem te zijn.

De werkelijk schuldige

Voor waarachtige christenen is dit allemaal bekend. Wij gebruiken bewust het woord ‘waarachtig’. Het naam-christendom heeft namelijk veel onheil aangericht door dit ver­borgen te houden. Veelal onbewust omdat men er geen zicht op had. Daarom is de mens, en ook de naam-christen, geneigd God de schuld te geven van iets waarvan Satan de oorzaak is. Dat is wel de voornaamste reden waarom er zoveel verwarring en onduidelijk­heid is onder de christenen. Zodra wij gaan ontdekken dat God een goede God is (en Satan een slechte Satan) gaat een nieuwe wereld voor ons open. Er ontstaat geestelijk inzicht, waardoor we God niet langer de schuld geven van alle ellende die er in deze wereld is. Tegelijkertijd ontstaat dan bij ons de visie dat wij geroepen zijn de goed­heid en liefde van God te openba­ren, niet alleen met woorden, maar ook in het gewone leven van elke dag, in onze omgang met andere mensen. Natuurlijk hebben we nog momenten dat we falen, maar naar­mate we als nieuwe scheppingen in Christus geestelijk groeien, openba­ren we ons als echte gelovigen, zijn we de vertegenwoordigers van de werkelijke Gemeente van Christus. En deze Gemeente gaat in de komende tijd ten volle tot openba­ring komen. Zij zal Gods licht laten schijnen temidden van alle ellende en narigheid waarmee we dagelijks geconfronteerd worden. Zij zal ook alles wat surrogaat en onecht is, ont­maskeren en aan het licht brengen. Wij hebben een geweldige opdracht waaraan we alleen door de dagelijkse vervulling met Gods Geest invulling kunnen geven. En deze openbaring van de werkelijke Gemeente brengt ons weer een stap dichter bij de eindvoltooiing aller dingen, die uit­eindelijk uitmondt in een ‘nieuwe hemel en een nieuwe aarde waarop gerechtigheid woont’.

Zijn alle gods­diensten gelijk?

De vijand heeft heel wat pijlen op zijn boog om ons van het echte geloof en geloofsbeleving af te hou­den. Eén van deze pijlen is ongetwij­feld de ontkenning dat God bestaat. We lazen een levensbeschrijving van iemand waarbij tussen neus en lip­pen werd opgemerkt dat het een ‘man-zonder-God’ was. Het werd vermeld op een toon van: dat hoort er nu eenmaal bij, dat is voor de moderne mens toch vanzelfspre­kend?

Een ander en naar onze mening nog veel gevaarlijker wapen die onze tegenstander hanteert is de gedachte dat alle godsdiensten gelijk zijn. Overal schuilt toch wel wat goeds in? In Nederland wonen nu bijna een miljoen moslims en waarom zouden wij als christenen het alleen bij het juiste eind hebben? Hier schuilt een gevaarlijk addertje onder het gras, waardoor ook heel wat christenen zich hebben laten mislei­den. Nu is het wel zo, en daar wij­zen we vaker op in ons blad, dat niet iedereen die zich christen noemt, dat ook is. Men kan zodanig opge­voed zijn dat we als het ware auto­matisch lid zijn geworden van de kerk of gemeenschap waartoe onze ouders behoorden, zonder dat er een werkelijke levensverandering in ons leven heeft plaatsgevonden. Een christen is men echter pas na beke­ring en wedergeboorte, ouderwetse woorden die echter wel op duidelijke wijze aangeven wat levensverandering betekent. Want alleen als we het rijk der duisternis, waar Satan de heerschappij heeft, verlaten hebben en overgegaan zijn in het Koninkrijk van God, waar Christus regeert, mogen we ons christen noemen en zijn het ook!

Niet van de laatste tijd

Overigens is de vraag of alle gods­diensten gelijk zijn niet iets van de laatste tijd. Dezer dagen kwamen we nog eens het boekje tegen dat de bekende zendingspredikant prof. Verkuyl schreef en al in 1938 oor­spronkelijk werd uitgegeven en waarvan in 1984 de vierde druk verscheen. Dat laatste jaar is dus ook al eer 20 jaar geleden. Maar wie de inhoud van het boekje doorneemt komt tot de conclusie dat het ook vandaag geschreven zou kunnen zijn. Op duidelijke wijze zet prof. Verkuyl uiteen waarom het bij het werkelijke geloof gaat. Alle andere godsdiensten hebben soms wel een deel van de waarheid in zich en dat doet ons als christenen juist onder­kennen dat het niet de echte waar­heid is. Het geraffineerde van de vij­and is namelijk dat iedere leugen ook altijd flarden ‘waarheid’ in zich heeft, maar daarom is het nog geen waarheid! De waarheid is zuiver, van alle smetten vrij’ en gebaseerd op de levende God en zijn Zoon Jezus Christus. Dat vinden we in geen enkele andere godsdienst terug.

Hoe moet onze houding als christe­nen nu zijn ten opzichte van de velen die er een ‘ander geloof’ op na houden? Niet door hen alleen maar op theoretische wijze met woorden af te wijzen in een houding van ‘ik wil niets met je te maken hebben’, maar juist door ons geloof praktisch te beleven! In deze tijd is het belang­rijk dat we midden in het leven staan. Als onze buren een ander geloof’ hebben en in nood zouden zijn, behoren we even liefdevol met hen om te gaan als dat het mede­christenen zouden zijn. Dat Is iets dat we misschien moeten leren maar als Gods liefde en goedheid ons leven beheersen, zal dat niet ver­borgen blijven maar tot openbaring komen in het gewone leven van elke dag. Het is een essentieel onderdeel van ons getuige van Christus zijn in deze wereld!

De discussie over normen en waarden

In Den Haag werd begin-september een internationale conferentie over waarden en normen gehouden. Politici, beleidsmakers en weten­schappers uit de hele wereld hadden zich verzameld om te praten over Europese normen en waarden. Minister-president Balkenende hield de openingsspeech waarbij hij onder andere opmerkte dat “de ideeën van de klassieken, het christendom, het jodendom, het humanisme en de Verlichting ons gemaakt hebben tot wie we zijn”. Balkenende maakt zich ernstig zorgen over het verminderde enthousiasme voor Europa. “Wij hebben staten verenigd en geen mensen”, was een van zijn opmer­kingen. Als oorzaken noemde hij onder andere onverschilligheid en eigenbelang.

De maatschappelijke discussie over normen en waarden is niet iets van de laatste tijd maar al enkele jaren gaande. Iedereen is het erover eens dat het met de normen en waarden maar slecht gesteld is. Leefden vroe­ger de mensen in het strenge keurs­lijf van orde en gezag, in onze dagen is, in de zogenaamde vrije wereld, de terecht verworven vrijheid vaak overgegaan in losbandigheid. Alle remmen zijn los, althans bij sommi­gen, want we mogen natuurlijk niet iedereen over één kam scheren. Maar iedereen is het er wel over eens dat er heel wat te verbeteren valt aan de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Het respect voor elkaar is bij velen verdwenen. We spreken van een ‘graaicultuur’ waar­bij we dan naar anderen wijzen, zonder ons zelf af te vragen: ‘Hoe sta ik in het leven?’ We willen graag respect en waardering van anderen ontvangen, maar met respect géven hebben we veel meer moeite.

Voorbeeldfunctie

Ook als christenen falen we in dit opzicht nog al eens, terwijl wij juist geroepen zijn een voorbeeldfunctie te vervullen. Christus is toch immers ons grote voorbeeld? Nu behoeven we elkaar geen schuldge­voelens of falen aan te praten. Satan wil ons maar al te graag aanklagen ook als we bij kleine, weinig bete­kende dingen gefaald hebben. Gods Geest attendeert er ons op geen gehoor te geven aan zijn influisterin­gen ook al zijn ze van nog zo’n geringe betekenis. Dit is iets wat we moeten leren maar naarmate we geestelijk groeien leren we hem ook in dit opzicht steeds meer te ont­maskeren en te weerstaan. Dan wordt het een automatisme en zal de positieve uitwerking ervan in en door ons leven zeker niet verborgen blijven.

Waarden en normen beleven op de juiste wijze is één van de kenmer­ken van een waarachtig christen. En laten we niet denken dat we als christenen toch maar een gering aantal mensen vertegenwoordigen en het dus weinig zoden aan de dijk zet. Ook hier gelden de woorden van Jezus dat wij het ‘zout der aarde’ en het ‘licht der wereld’ zijn. Wij hebben een heerlijke taak in deze tijd van verloedering en norm­vervaging. Een taak waarop de zegen van de God die wij dienen ten volle rust!

 

Het offer dat God vroeg van Abraham door Peter Annotee

Het geloofsvertrouwen van Abraham wordt zwaar op de proef gesteld wan­neer God hem vraagt zijn zoon te offeren. Deze geschiedenis heeft in de loop der eeuwen al velen bezig gehou­den, onder andere vanwege het onbe­grijpelijke dat God een ‘mensenoffer’ vraagt, terwijl -zoals Peter Annotee terecht opmerkt- God kinderoffers haat. Maar uit dit verhaal wordt nog eens duidelijk dat deze ’test’ van Abrahams geloof door God uiteinde­lijk gehonoreerd wordt. Ongeacht welke diepe weg wij soms ook gaan, Hij verliest ons nooit uit het oog! (- red.).

“Hierna gebeurde het, dat God Abraham op de proef stelde. Hij zeide tot hem: Abraham, en deze zeide: Hier ben ik. En Hij zeide: Neem toch uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, Isaak, en ga naar het land Moria, en offer hem daar tot een brandoffer op een der bergen, ik u noemen zal. Toen stond Abraham des morgens vroeg op, zadel­de zijn ezel, en nam twee van zijn knechten met zich, benevens zijn zoon Isaak; hij kloofde hout voor het bran­doffer, begaf zich op weg, en ging naar de plaats die God hem genoemd had” Genesis 22 vers 1 tot en met 3 (Gen. 22:01-03).

Abraham heeft in Genesis 21 zijn zoon Ismaël losgelaten in opdracht van God. Abraham verliest een zoon om het plan van God doorgang te laten vinden. Abraham zal ongetwij­feld van Ismaël gehouden hebben. Maar gehoorzaamheid aan God gaat bij Abraham voor familiebanden. Maar dan krijgt Abraham een opdracht die, zowel voor ons als voor Abraham, onbegrijpelijk lijkt. God spreekt Abraham heel direct aan en vraagt hem om Isaak te offeren. Het lijkt een wrede opdracht die volledig in strijd is met het wezen van God. In de wet van Mozes worden men­senoffers verboden. In Deuteronomium 12 vers 31 (Deut. 12:31) staat let­terlijk dat God het offeren van kin­deren haat. Zelfs als wij er van uit­gaan dat het maar een ‘proef’ is, blijft het een bij God ondenkbare zaak. God zal toch nooit mensen misleiden door iets van ze te vragen wat Hij niet echt wil? Laten wij eerst een voorbeeld aan Abraham nemen. Hij is bereid om te gehoorzamen zonder te begrijpen. Hij komt niet in opstand. Hij gaat ook niet in dis­cussie. Hij begint onmiddellijk met de uitvoering van de opdracht. Vervolgens kijken we dan nog eens naar de opdracht die God geeft. God vraagt Abraham om Isaak te offeren. Hij vraagt Abraham om zijn kost­baarste bezit aan Hem terug te geven. God bedoelt daarmee niets anders dan dat Hij wil dat Abraham Isaak, net als Ismaël, ondergeschikt maakt aan het plan van God. Want Isaak is door God aan Abraham gegeven ter volvoering van het plan van God.

God wil Abraham duidelijk maken dat hij Isaak niet moet beschouwen als eigendom maar als iemand die God aan Abraham in beheer gege­ven heeft. Isaak is niet in de eerste plaats de zoon van Abraham maar een kind van God. Een kind waar God een plaats voor gemaakt heeft in Zijn koninkrijk.

Wat Abraham denkt

God geeft Abraham een opdracht om te zien of Abraham begrepen heeft waar Isaak voor bedoeld is. Abraham begrijpt de opdracht echter alleen binnen het denken van de wereld waar hij in leeft. In dat den­ken is het offeren van je kind, door het te doden, de ultieme vorm om je toewijding aan de goden te laten blij­ken. Daarom denkt hij dat God wil dat hij zijn zoon als een dier slacht offert.

Evenzo zijn wij geneigd om woor­den van God een betekenis te geven die past bij de wereld waar wij in leven. Daardoor slaan we de plank vaak mis en gaat er in ieder geval heel veel van Zijn boodschap verlo­ren. Pas als we er in slagen om ons los te maken van onze denkkaders, bijvoorbeeld door een Woord dat wij ontvangen hebben voor te leggen aan iemand die niet in onze wereld past, zullen onze ogen geopend wor­den voor de andere betekenissen van de beelden en profetieën die wij ont­vangen hebben.

Hoe vreemd het ook lijkt; God kiest er voor om Abraham zijn interpretatie van de opdracht die God hem gegeven heeft, bijna tot het einde, uit te voeren. En ook al ziet Abraham het verkeerd, hij blijft ver­trouwen op God. Als Isaak vraagt waar het offerdier is dat geofferd moet worden zegt Abraham dat God voor dat dier zal zorgen. Wat Abraham denkt op dat moment, weten we niet. Maar toch spreekt hij een profetie uit. Want uiteindelijk zorgt God voor een offerdier. Heel opvallend is dat ook Isaak zich overgeeft aan God. Hij gaat met zijn vader mee. Hij laat zich ook op het altaar vastbinden. Het is voor ons nauwelijks te bevatten, maar de uitvoering van Abraham gaat door tot hij z’n mes opheft om Isaak te doden. Pas dan grijpt God in. Hij redt Isaak en geeft een ram als offerdier voor hem in de plaats.

De kern van de opdracht

Het belangrijkste volgt daarna. God prijst en beloont Abraham. Want de kern van de opdracht heeft Abraham wel degelijk begrepen en hij is eraan gehoorzaam geweest. God dient voor ons het allerbelangrijkste te zijn en zelfs de kostbaarste dingen die wij hebben, moeten wij aan God terug­geven als Hij daarom vraagt. God vraagt Abraham én ons, op bepaalde momenten, om de mensen die wij van Hem gekregen hebben terug te geven ten behoeve van het plan van God. Onze kinderen, onze familieleden en onze broeders en zusters blijven altijd eigendom van God. En zoals God Abraham opdracht geeft om Isaak op de berg Moria aan Hem terug te geven vraagt God aan ons of wij mensen willen laten en andere mensen wil­len verlaten omwille van Zijn koninkrijk.

De berg Moria is de latere tempel­berg. In de correcte vertaling van vers 14 staat: “Op de berg des Heren zal God gezien worden.”. Als wij mensen teruggeven aan God bren­gen we ze voor het aangezicht van God. Ze staan dan recht voor Zijn troon. Is er een betere plek om ze achter te laten? God laat Abraham en ons zien dat als wij Hem, onvoor­waardelijk, willen gehoorzamen door de opdrachten uit te voeren die Hij ons geeft, ook als dat betekent dat wij hele grote offers moeten brengen, wij dichter bij Hem zullen komen dan ooit.

Wie doet wat God zegt zal, zeker geestelijk, tot een groot volk worden en een zegen zijn voor vele mensen na hem- of haarzelf. Alleen als we alles durven te verliezen in overgave aan God kunnen we alles winnen voor Hem. We mogen er dan ook op vertrouwen dat Hij, al is het op het laatste moment, zal ingrijpen om ons te redden. Want al laat Hij ons soms onbegrijpelijk lang onze foute gang gaan; hij verliest ons nooit uit het oog.

 

Tot koningen en priesters gemaakt door Cees Maliepaard

“U verdient het de boekrol te nemen en de zegels los te maken, want U bent geslacht en hebt met uw bloed mensen gekocht voor God, uit elke groep en taal en volk en ras; U hebt een koninklijk huis van ze gemaakt, om onze God als priesters te dienen; en ze zullen de aarde regeren” Openbaring 5 vers 9 en 10 in de vertaling van Anne de Vries (Openb. 05:09-10).

We zeggen (en zingen) wel eens dat we het eigendom van Jezus zijn. Ik hoorde ooit iemand zelfs beweren dat alleen de mensen onder het Oude Verbond God dienden, maar dat in de nieuwe bedeling iedereen aan Jezus dienstbaar is. Zoiets klinkt eigenlijk heel vertrouwd, maar toch klopt er iets niet helemaal. Jezus heeft ons inderdaad met zijn bloed gekocht, maar dat deed Hij niet voor zichzelf! Hij heeft ons voor God gekocht. Hij betaalde de overste dezer wereld, de Satan, met zijn leven om ons weer onder Gods veili­ge vleugels te brengen.

Vrij van de slavernij

Wie in de Christus is ingevoegd, zal niet langer dienstbaar wezen aan de beheersers van de duisternis. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat we als het ware immuun voor beïnvloedingen van de verkeerde kant zijn. Satan is listig en komt vaak met verleidelijke impulsen. Wat hij ons voorhoudt, lijkt soms zo onschuldig en bij gele­genheid zelfs wel behoorlijk goed. Je kunt af en toe in alle oprechtheid denken dat wat hij zegt dienstig is aan het goede plan van Vader God, maar met de boze kom je te allen tijde bedrogen uit. Daarom is het raadzaam uitsluitend naar de stem van de Heer te luiste­ren. Wat Hij ons laat zien, is altijd tijd gericht op de verwezenlijking van Gods plan met de mens. Van Hem komt het goede, het welgevalli­ge en het volkomene… datgene dat precies past in het kader van Gods goede gedachten over al wat leeft. We mogen elkaar in de naam van onze Heer bevrijden van elke vorm van dienstbaarheid aan de veroorza­ker van het kwade en van alle ellen de die daaruit voortgekomen is. Want ons is een lichaam toebereid waarin we gezamenlijk mogen beantwoorden aan het doel dat God van meet aan gesteld heeft. Natuurlijk mag dat ook voor ieder mens apart waar wezen. Wie zich daarnaar uitstrekt, zal dit samen met Jezus zeker bereiken.

De juiste man op de juiste plaats

Onze Heer heeft het volkomen ver­diend Gods boekrol ter hand te nemen en die volledig te ontrollen. Op grond waarvan eigenlijk? Omdat Hij Gods gedachten zo fraai wist te verwoorden? Wellicht op de manier waarop een bepaalde Bijbelvertaling alle uitspraken van Jezus in dicht­vorm zet? Nou, zoiets moeten we maar gauw vergeten, want Jezus zocht het niet in uiterlijkheden. Hij sprak Aramees, de taal die de man en de vrouw uit de straat verstond. En Hij distantieerde zich van de woordenschat der Schriftgeleerden. Jezus heeft het verdiend vanwege iets totaal anders: wegens zijn gaan van de onderste weg. Dit deed Hij voor zijn Vader en voor de mensen, die het beeld van God immers waren kwijtgeraakt. Die weg heeft Hij ten einde toe gelopen. Dat kostte Hem zijn leven en dat verschafte alle mensen de mogelijkheid op basis van geloof nieuw leven te verwerven. De Heer heeft ook echt nooit een voorkeur voor Europeanen gehad. Zijn moeder was een Aziatische, maar ook dat speelde voor Hem geen enkele rol. Hij vervulde zijn bediening voor mensen van elke groep, taal, volk en ras, lezen we in zijn notities aan Johannes.

Van koninklijken huize

We zijn door onze Heer geroepen tot het koningschap. Dat heeft niets te maken met het voeren van een bepaalde status, maar eerder met het ontwikkelen van een innerlijke hou­ding. Want het gaat immers hele­maal niet om het verwerven van koninklijke macht, maar uitsluitend om het verkrijgen van koninklijke waardigheid. De wereld heeft door alle tijden heen nogal wat tirannieke leiders voortgebracht, maar in hen correspondeerde niets op het godde­lijke principe van het koningschap.

Jezus is ons grote voorbeeld, ook in hoe Hij gestalte geeft aan de bele­ving van het koning zijn. Jezus is koning en Hij overwon alle kwade machten en krachten. Hij onder­wierp de mensen niet aan zich, want Hij heeft nooit tegen mensen gestre­den. Van het begin van zijn bedie­ning aan, heeft Hij voor ons en onze soortgenoten slechts het heil op het oog gehad. En deze priesterlijke beleving van de koninklijke waardig­heid probeert Hij op de zijnen over te brengen.

Vandaar dat het niet in onze hoof­den op zal komen, het hebben van macht of heerschappij over mensen na te streven. De leiders in een gemeente mogen er alles aan doen om de grootsten te worden. Maar overeenkomstig Jezus’ woorden, zul­len dat de grootsten in het dienen wezen. Zij worden daarmee niet de slaafjes en de sloofjes binnen het gemeenteverband, alsof ze op elk vingerknippen van gemeenteleden maar onmiddellijk hebben op te draven, maar ze zullen vanuit de vol­heid van de Heer als zijn priesters op een koninklijke wijze voor de anderen op de bres staan. En het is alleen maar een blijde zaak, als bij meer gemeenteleden deze kenmerken in hun bezig zijn openbaar komen. Want het konink­lijke priesterschap is niet aan de lei­ders van de gemeenten voorbehou­den, maar aan alle ingezetenen van het Koninkrijk van God. En het is nog maar helemaal de vraag of de leiders van de gemeenten hier op aarde, ook de leiders van de gemeen te in de geestelijke wereld zullen zijn. Behalve van de apostelen van de Heer, wordt dit van geen enkele andere persoon vermeld. De nadruk ligt in Openbaring trouwens niet op het God als koningen dienen, maar op de priesterlijke bediening. Met die instelling zullen we instaat zijn, in de opstanding de aarde te regeren.

 

De Verlosser en onze verlossing door Wim te Dorsthorst

In dit artikel laat Wim te Dorsthorst zien hoe de geboorte van Jezus het begin betekende van Gods grote ver­lossingsplan met de mensheid. Een plan dat door Jezus, dwars door strijd en lijden heen, geheel ten uitvoer werd gebracht (-red.).

Wie de eerste hoofdstukken van het Lucas-evangelie leest zal ontdekken dat daar niet gesproken wordt over ‘een kindeke teer’, maar over ‘De Verlosser’, waarvan de heilige profeten van oudsher gesproken hebben Lucas 1 vers 69 (Luc. 01:69). Het is de volheid des tijds in het grote heilsplan van God waarin Hij door Zijn innerlijke barmhartigheid heeft omgezien naar het volk Israël, mens­heid en schepping Lucas 01 vers 78 (Luc. 01:78).

In het vlees gekomen

De geboorte van Jezus is één van de grootste wonderen in de heilsgeschiedenis. Het is ook een groot geheimenis schrijft Paulus aan Timótheüs: “En buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht: Die zich geopenbaard heeft in het vlees” 1 Timoteüs 3 vers 16a (1 Tim. 03:16a). De heilige Geest heeft Johannes op laten schrijven: “Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heer­lijkheid aanschouwd, een heerlijk­heid als van de eniggeboren des Vaders, vol van genade en waarheid” Johannes 1 vers 14 (Joh. 01:14).

Dat Jezus in het vlees gekomen is, betekent dat Hij in volkomen gelijk­heid aan de in zonde gevallen mens, met een lichaam van vlees en bloed als alle mensen, op aarde gekomen is, echter zonder zelf ooit gezondigd te hebben. De Vader heeft Hem een lichaam bereid in de schoot van Maria. “Daarom zegt Jezus bij zijn komst in de wereld: slachtoffer en offergave hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij een lichaam bereid” Hebreeën 10 vers 5 (Heb. 10:05).

In de dagen van Johannes werd de vleeswording van de Heer Jezus al aangevochten en ontkend en hij schrijft dat dit het werk is van de geest van de antichrist 1 Johannes 4 vers 2 en 3 en 2 Johannes 1 vers 7 (1 Joh. 04:02-03″ en 2 Joh. 01:07).

Immers, als Jezus niet in het vlees gekomen zou zijn, niet als mens op aarde zou hebben geleefd zoals alle mensen, zou er geen verlossing mogelijk zijn geweest. Deze leugen wil de duivel maar al te graag ver­spreiden onder het volk van God om daarmee onzekerheid en versluie­ring aan te brengen. Juist door het offer van ‘het lichaam van Jezus Christus’ heeft God recht gedaan, de duivel alle wapens uit de hand gesla­gen en een weg tot verlossing geo­pend, wat in principe voor alle men­sen is Hebreeën 10 vers 10 (Heb. 10:10).

Het kruis

Door het offer van Zijn Zoon aan het kruis heeft God gerechtigheid over de schepping gebracht; ‘gerech­tigheid Gods in Jezus Christus’. In Matteus 1 vers 21 (Matt. 01:21) lezen we: “Zij (Maria) zal een zoon baren en gij zult hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal red­den van hun zonden”. Al voor Zijn geboorte werd er dus gesproken van het kruis. Het kruis is altijd een teken geweest dat weer­sproken werd, aanstoot gaf en veel vragen opriep. Bij de opdracht van Jezus in de tempel profeteert Simeon al: “Zie deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël en tot een teken, dat weerspro­ken wordt”.

De apostel Paulus liep ook altijd tegen weerstand en verzet op als het over het kruis ging. De duivel en z’n rijk heeft alles wat het kruis teweeg heeft gebracht voor de mens, altijd versluierd en verduisterd.

Vele vragen over het kruis

Toen in het begin van het jaar de film ‘The Passion of the Christ’ uit­kwam, bleek weer eens te meer hoe weinig het kruis begrepen wordt, juist ook door christenen. Op inter­net, in tijdschriften en zelfs in kranten, maar ook in gesprekken kwamen steeds weer dezelfde vragen naar voren.

Vragen als: Kan God de zonden niet gewoon vergeven, zonder die verschrikkelijke kruisdood van Zijn Zoon? Wat heeft dat nou met verge­ven te maken? Waarom dan ook nog die afschuwelijke, wrede geseling van de Romeinen, waarbij de rug van het slachtoffer werd als een omgeploegde akker Psalm 129 vers 3 (Ps. 129:003). Zijn die paar zonden van mij dan zo erg voor God? Weer anderen vinden dit zo in tegenspraak met ‘God is liefde’, dat het voor hen niet meer hoeft! Hoe kan God nu Zijn liefde voor ons bewijzen door Zijn eigen ion op zo’n gruwelijke wijze te laten doden? Kan Hij niet op een andere manier Zijn liefde tonen? Wat is dat dan voor een God dat dit allemaal nodig is om te kunnen ver­geven? Enz., enz.

Dat Gods Woord behalve van verge­ving ook spreekt van bevrijden, red­den, verlossen, loskopen, losprijs, vergelding, reiniging, verzoening, gerechtigheid,… dat dringt schijn­baar niet door.

Verschrikkelijke gevolgen

Aan de geschiedenis van het kruis is de geschiedenis van de mensheid verbonden. Het gaat bij het kruis om zo veel meer dan alleen maar ‘zon­devergeving’. Los van het feit dat iedere zonde een daad van ongehoorzaamheid aan God is, een over­treding van Zijn wetten, brengen zonden en overtredingen schade en leed toe. Niet alleen aan de mens die zondigt, maar ook aan de medemen­sen, direct of indirect. Bovendien brengt het vaak onbegrepen veel schade toe aan de goede schepping van God, wat onder andere in Jesaja 24 duidelijk wordt beschreven. De gevolgen van zonden en overtre­dingen zijn zó ingrijpend en hebben zulke verstrekkende gevolgen voor mens en schepping, dat dat niet met vergeven alleen opgeheven kan worden.

Het duidelijkste voorbeeld is wat de zonde van Adam en Eva teweeg heeft gebracht, een zonde die God wel vergaf, maar God kon de gevol­gen niet ongedaan maken. Vanaf dat moment ging er verderf intreden; de wet van zonde en dood ging in wer­king Romeinen 8 vers 2 (Rom. 08:02), zoals God had gezegd Genesis 2 vers 15 tot en met 17 (Gen. 02:15-17). De mens kwam als direct gevolg in de geestelijke dood, afgesneden van God, de levensbron, wat uiteindelijk de lichamelijke dood tengevolge heeft. “Door de overtreding van die ene mens, Adam, is het voor alle mensen tot veroordeling gekomen, en is de dood als koning gaan heer­sen over alle mensen die uit Adam geboren worden” Romeinen 5 vers 16 tot en met 18 (Rom. 05:16-18). Door de zondeval van Adam en Eva in het paradijs is er een wezenlijke verandering ontstaan, niet alleen vóór de mens maar ook in de mens! God zegt tot Adam: “Omdat gij van de boom gegeten heb, waarvan Ik u geboden had: Gij zult daarvan niet eten, is de aardbodem op uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daar­van eten zolang gij leeft, en doornen en distels zal hij u voortbrengen” Genesis 3 vers 17 (Gen. 03:17).

Mens en schepping zijn onder de vloek gekomen en dat kan nooit door vergeving alleen hersteld wor­den of opgeheven worden. Er is maar één oplossing: De hele oude schepping moet sterven om onder de vloek uit te komen.

Geen zelfverlossing

Heel summier is dat de geschiede­nis van mens en schepping en de voorgeschiedenis van het kruis, want de in zonde gevallen mens kan zich­zelf niet verlossen van deze geestelij­ke doods-toestand. De in zonde gevallen mens is gaan leven door de ziel en de vleselijke begeerten. Zijn hart is vol geworden van verkeerde begeerten en overleggingen zie Markus 7 vers 20 tot en met 23 (Mark. 07:20-23).

De lichamelijke zintuigen en lede­maten spelen daarbij de hoofdrol want door het lichaam, als instru­ment, krijgen de zonden gestalte in de wereld. De leden of ledematen van de mens zijn in dienst gekomen van de onreinheid en wetteloosheid. Nooit eerder in de geschiedenis is dat duidelijker gebleken dan in onze tijd. Nog vers in het geheugen ligt de laffe terroristische-aanslag in Beslan in Rusland op een school met onschuldige kinderen en bur­gers. (Zie trouwens ook de geschie­denis van Kaïn en Abel).

Eén voor allen

Dat door de zonde overheerste, beschadigde en aangetaste lichaam, waar het verderf en de dood in heerst door de vleselijke begeerten 2 Petrus 1 vers 4 b

(2 Petr. 01:04b) noemt Gods woord: ‘het lichaam der zonde’. Hierin kan de mens niet meer leven naar de wil van God, wat Paulus duidelijk uit­eenzet in Romeinen 7. Dit “lichaam der zonde”, ook wel genoemd: “het lichaam des vlezes”, of “het lichaam des doods”, is door God ‘veroordeeld’. Dat lichaam heeft geen bestaansrecht meer, dat moet voor eeuwig weg uit de schepping! Daarom is daar onder andere het kruis geweest, om dat ‘veroordeelde lichaam der zonde’ in de dood te brengen.

Daarvoor heeft de Vader in de vol­heid des tijds Zijn eigen Zoon gezonden in een lichaam in volko­men gelijkheid aan dat van de in zonde gevallen mens, in ‘lichaam der zonde’ dus en aangetast door de zonde, terwijl de Heer zelf nooit gezondigd heeft, om de mens van dat lichaam te verlossen. “Het Woord is vlees geworden”! De apostel Paulus zegt hiervan in Romeinen 8 vers 3 uit de Willibrord vertaling (Rom. 08:03): “Wat de wet niet vermocht, machte­loos als ze was door het vlees, dat heeft God bewerkt door Zijn Zoon te zenden in de gestalte van het vlees der zonde en ter wille van de zonde: Hij heeft in het vlees zelf de zonde gevonnist”.

De ‘veroordeling’ en het ‘vonnis’ is dus aan de Heer Jezus voltrokken. Hij hing daar plaatsvervangend aan het kruis voor alle mensen en Hij heeft door het offer van ‘Zijn lichaam’ Hebreeën 10 vers 10 (Heb. 10:10), in principe voor alle mensen ‘het lichaam der zonde’ vernietigd. “Een is voor allen gestorven, dus zijn ze allen gestorven” 2 Korinthe 5 vers 15 (2 Kor. 05:15). De oude ‘Adam-mens’ is mede gekruisigd zodat eenmaal de gehele mensheid zal bestaan uit nieuwe scheppingen in Christus met een nieuw, verheerlijkt lichaam. De gelovige en verloste mens heeft hier in principe nu al deel aan en het is voor hem/haar weer mogelijk naar de wil van God te leven.

Daarom zegt de apostel voor de gedoopte mensen in Romeinen 6 vers 6 tot en met 11 (Rom. 06:06-11): “Dit weten wij immers, dat onze oude mens mede gekrui­sigd is, opdat aan ‘het lichaam der zonde’ zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn. Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wél dood zijt voor de zonde maar levend voor God in Christus Jezus”. Dat heeft het kruis bewerkt!

Dit is een onbeschrijfelijk wonder van liefde en genade, wat de Heer Jezus op het kruis van Golgotha tot stand heeft gebracht en waarmee Hij de duivel z’n macht over de mens heeft ontnomen! Niet langer slaven van de zonde!

Een vloek geworden

Ik heb aangegeven dat zonden ver­schrikkelijke gevolgen hebben. Iedere overtreding van Gods wetten en inzettingen heeft consequenties. Dat is ongeveer te vergelijken met de natuurlijke wereld met wetten en inzettingen van de overheid. Die consequenties noemt men straf en dat noemt de Bijbel ook zo. Wij spreken liever van ‘gevolgen’, maar in feite is het straf en wordt het ook zo ervaren.

De hele vloek van de wet, hoofdzake­lijk beschreven in Deuteronomium 27 en 28, zijn de consequenties of de gevolgen van zonden en overtre­dingen. Nu zouden we kunnen den­ken, ja, dat is alleen voor de hele grote zondaars die de hele wet over­treden, maar Jacobus leert: “Wie de gehele wet houdt, maar op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle geboden” Jakobus 2 vers 10 (Jak. 02:10). Alle mensen hebben gezondigd en allen zijn dood door overtredingen – en zonden en allen zijn de dood schuldig, zie ook Ezechiël 18 vers 4 en Ezechiël 18 vers 20 (Ez. 18:04 en Ez. 18:20). Maar Jezus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden Galaten 3 vers 13 (Gal. 03:13). Iedere vernedering en iedere geselslag die Hij ontving maakte Hem ziek en meer en meer tot vloek en zo verlos­te en genas Hij de mensheid van de vloek der wet. Daarom lezen wij in Jesaja 53 vers 5 tot en met 10 samengevat (Jes. 53:05-10): “Maar om onze overtredingen werd Hij doorboord, om onze ongerechtighe­den verbrijzeld, de straf die ons de vrede aanbrengt (met God), was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden. De Here heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen neerkomen. Om de overtredin­gen van alle mensen is de plaag (de vloek) op Hem geweest. Maar het behaagde de Here Hem te verbrijze­len, Hij maakte Hem ziek’. Het behaagde de Vader Zijn Zoon te verbrijzelen en ziek te maken omdat dat de verlossing van de mensheid betekende! Immers: “Alzo liefheeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe” Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16).    

Ook de vloek van de aarde, doornen en distels, Genesis 3 vers 17 en 18 (Gen. 03:17-18) droeg de Heer, symbolisch uitgedrukt in de doornenkroon.

De wet gekruisigd

Als de Bijbel leert dat God de wet, die door zijn inzettingen tegen ons getuigde, in Jezus Christus aan het kruis heeft gespijkerd, dan zijn dat niet de wetten en geboden die goed en heilig zijn Romeinen 7 vers 12 (Rom. 07:12), maar dan gaat het om alle gevolgen van zon­den en overtredingen van die wet, de vloek, die tegen ons getuigde en waardoor de duivel macht had over de mens en de schepping.

In die betekenis zijn wij niet meer onder de wet maar onder de genade. Allen waren de dood schuldig en door de zonden had de duivel macht over allen. Die macht is Hem ontno­men doordat de Heer Jezus de totale vloek heeft ondergaan en zo voor eeuwig heeft opgeheven. Hij heeft de wet vervuld voor ons! In Hem heeft God recht gedaan! Opnieuw één voor allen!

Vergelding en verzoening

God heeft ons met Zichzelf ver­zoend door Jezus Christus. Niet alleen de mensheid, maar alle din­gen, de ganse kosmos. Al het geschapene, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is 2 Korinthe 5 vers 18 en 19 en Kolossenzen 1 vers 20 (2 Kor. 05:18-19 en Kol. 01:20). Verzoening wil zeggen dat er genoegdoening is gedaan of reini­ging heeft plaatsgevonden voor alle zonden, overtredingen en ongerech­tigheid. Alle belemmeringen, waar­door mens en schepping gescheiden en in vijandschap met God verkeer­de, heeft God Zelf in Zijn Zoon op het kruis weggedaan waardoor wij nu weer vrede met God kunnen heb­ben.

Alles wat de mens aangericht heeft door oorlogen, moorden, martelin­gen, verkrachtingen, kindermis­bruik, scheidingen, hoererij, of welke overtreding dan ook, heeft de mens en de schepping ontwijd en vervuild.

Gods Woord leert dat iedere zonde en ongerechtigheid ‘rechtmatige ver­gelding’ moet ontvangen wil de ont­wijding en verontreiniging opgehe­ven worden. Zie bijv. Hebreeen 2 vers 2; Numeri 35 vers 30 tot en met 34; Exodus 21 vers 12 tot en met 36 (Heb. 02:02 en Num. 35:30-34 en Ex. 21:12-36) Alles, maar dan ook alles wat de mens misdreven heeft, heeft in de Heer Jezus rechtmatige vergelding ontvangen. In alles wat Hem is aan­gedaan, smaad, hoon. spot, vernede­ring, geseling en kruisiging, heeft Hij met Zijn bloed, met Zijn leven, mens en schepping gereinigd en gezuiverd van alle ongerechtigheid, en weer met de Vader verzoend. Zonde is niet iets abstracts wat met ‘een sorry’ is opgeheven. In Hem is al het kwaad in al z’n volheid en afschuwelijkheid voor eens en voor altijd aan het kruis gespijkerd! Zó heeft Hij onze zonden in Zijn lichaam op het kruis gebracht! De Bijbel leert dat God Zijn eigen Zoon heeft voorgesteld als zoenmiddel en dat Hij, na de reiniging tot stand te hebben gebracht, Zich gezet heeft aan de rechterhand Gods. Dit is, eveneens heel summier, wat het lijden en het kruis van Jezus teweeg heeft gebracht, want er is nog veel meer van te zeggen. Door de oneindige liefde en genade van God heeft de Heer Jezus dit alles in principe voor alle mensen tot stand gebracht.

Zijn volbrachte werk is de grondslag voor de nieuwe schepping, de nieu­we hemel en de nieuwe aarde waarop gerechtigheid zal wonen en eeuwige vrede zal heersen. En dit heil begon in Bethlehem! Aan Hem alle lof, dank en aanbidding!

 

Notities die om aandacht vragen

Oude en nieuwe dingen

Zo nu en dan kom ik iets tegen, wat jaren geleden is gebeurd en vastgelegd op foto’s, de reportages erbij; of cassette­bandjes, in mijn aantekeningen van bijzondere gebeurtenissen, gedichtjes, etc. En dan kan ik er weer van genieten of ook dankbaar zijn, als het iets minder prettigs was of een verlies betrof, dat ik dan ervaren heb, dat in alles mijn hemelse Vader bij mij was. “In vreugde en verdriet, Hij is het die mij ziet, Hij was er zelfs ook bij en wandelde aan mijn zij…”

Zo vond ik pas geleden op een kastplank tussen heel wat oude cassettebandjes er enkele, die ik apart had gezet. Het betrof een cassette van de doopdienst van mijn dochter, nu 40+ er, de opdrachtdienst van haar zoon, nu een tiener en de doop van haar dochter, 18 jaar, enkele weken geleden. Ik heb van alle drie bandjes weer genoten, ook al gebeurde het soms meer dan 25 jaar geleden ! Is dit “nostalgie”? Of is het “Oude en nieuwe dingen, die je te voorschijn brengt uit je voorraad”? (Matt. 13:52). Daar zei Jezus het volgende, naar aan­leiding van gelijkenissen, die Hij zijn discipelen had verteld over het Koninkrijk der hemelen, (de schat, de parel en het sleepnet): “Daarom is iedere Schriftgeleerde, die een discipel geworden is van het koninkrijk der hemelen, gelijk aan een heer des huizes(of een vrouw!), die uit zijn(haar) voorraad nieuwe en oude dingen te voorschijn brengt”. Geldt dit niet alle kinderen van onze Vader, die in hun voorraad weer opnieuw oude en nieuwe schatten (her)ontdekken ?! Vandaar datje dagelijks kunt wandelen in dat heerlijke Koninkrijk van God! Met Jezus onze Leidsman, door de heilige Geest! (Tea Keuper)

Schuldgevoelens

Het is een knagende worm die aan je levensblijheid vreet. De kunst is hem geen voedsel te geven. Dat voedsel bestaat meestal uit gevoelens van minderwaardigheid (je vergelijkt je aldoor met anderen) of zelfs onwaardigheid, zonder duidelijk aanwijsbare oorzaak. En dit verstoppen achter slaafse dienstbaarheid werkt ook niet. Kijkje mag jezelf best eens (laten) beoordelen door een goede vriend(in). Daar is niks mis mee en het werkt vaak verfrissend, maar jezelf veroordelen is funest, je staat in je eigen schaduw.

we hemel en de nieuwe aarde waar­op gerechtigheid zal wonen en eeu­wige vrede zal heersen. En dit heil begon in Bethlehem! Aan Hem alle lof, dank en aanbid­ding!

Wanneer je gaat geloven, hoe aarzelend klein het begin ook is, in de woorden van God: “Ik heb je zo lief”, begin je langzaam wakker te worden en te besef­fen wat Hij in je ziet, wie je echt bent. Hij kan het weten, Hij heeft je gemaakt. Dat is je onvervreemdbare waarde. En de worm vindt niets en gaat… (Duurt Sikkens)

 

De rechterstoel van Christus door Hessel Hoefnagel

“… want we moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage, wat hij in zijn lichaam verricht heeft, hetzij goed of kwaad” 2 Korinthe 5 vers 10 (2 Kor. 05:10).

Er is hier sprake van een rechter­stoel. En dan met name de rechter­stoel van Christus. In de Romeinenbrief spreekt de apostel Paulus ook over deze rechterstoel, maar dan noemt hij haar de rechter­stoel van God Romeinen 14 vers 10 (Rom. 14:10). Dat is één en de zelfde rechterstoel, want onze God heeft het gehele oordeel aan de Zoon, onze Heer Jezus gege­ven en deze voert dit namens Hem uit Johannes 5 vers 22 (Joh. 05:22). Hij heeft zich immers kunnen zetten op de ’troon van de Vader’ om levenden en doden te oordelen.

Alle mensen zullen voor de rechter­stoel van Christus komen te staan om voor zichzelf rekenschap te geven over wat men ‘in het eigen lichaam’, dus tijdens het persoonlijk leven als christen op aarde, heeft verricht, hetzij goed, dus in overeen­stemming met de bedoeling van God, of kwaad, dus tegen de bedoeling van God in, Romeinen 14 vers 12 en 2 Korinthe 5 vers 10 (Rom. 14:12 en 2 Kor. 05:10).

Niet alleen wij als christenen, maar voor alle mensen van alle tijden en plaatsen geldt het oordeel van de Zoon des mensen. De Christus is namelijk gestorven voor de zonden van alle mensen. Maar Hij is ook opgewekt en weer levend geworden voor alle mensen, opdat Hij over dóden (die nog onder de claim van de Dood liggen) en lévenden (die door geloof in Jezus de Christus zijn opgestaan van tussen de doden uit) heerschappij zou voeren Romeinen 14 vers 9 en Efeze 5 vers 14 (Rom. 14:09 en Ef. 05:14).

Geen schrikbeeld

Het gegeven van de rechterstoel van Christus hoeft geen schrikbeeld te zijn, maar het is wel een waarschu­wing met een duidelijke oproep, welke ook Paulus hanteert bij zijn evangelieprediking, als hij de profeet Jesaja citeert: “Wendt u tot Mij en laat u verlossen, alle einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer. Want Ik heb gezworen bij Mijzelf, waarheid is uit Mijn mond uitgegaan, een woord, dat niet zal worden herroepen: dat voor Mij elke knie zich zal buigen, dat bij Mij elke tong zal zweren” Jesaja 45 vers 22 en 23 (Jes. 45:22-23). Niemand van alle mensen, die op aarde geleefd hebben en nog leven of nog zullen leven, ontkomen aan het oordeel van God, dat door de Christus wordt uitgevoerd. Dit oor­deel functioneert reeds sinds onze Heer de zondemacht (de duivel) en de doodsmacht (de Dood) heeft overwonnen.

Onder het oordeel des Heren wor­den ook alle gelovigen getuchtigd, opdat zij niet met de ongelovige wereld veroordeeld zouden worden.

Omdat de Heer ons liefheeft geldt deze tuchtiging en we moeten haar niet gering achten 1 Korinthe 11 vers 32 en Hebreeën 12 vers 5 en 6 (1 Kor. 11:32 en Heb. 12:05-06).

Tent en gebouw

Ieder mens heeft zowel een uiterlijk als een innerlijk lichaam. De apostel Paulus spreekt dan over een tijdelij­ke ‘aardse tent’ en een ‘gebouw in de hemelen’, een ééuwig huis, waarin we wonen 2 Korinthe 5 vers 1 (2 Kor. 05:01). De aanduiding ‘aardse tent’ duidt niet alleen op tijdelijkheid, maar ook op kwetsbaarheid en vergankelijk­heid. Het aardse lichaam wordt op één of andere manier afgebroken. Dat gebeurt vaak door de inwerking van boze geesten omdat deze niet willen, dat je een getuigenis voor God en Jezus bent. Zij veroorzaken vele ‘verdrukkingen’ (tegenslag, hon­ger, naaktheid, gevaar, armoede, ver­werping, enz.), die het ‘wonen’ in deze ’tent’ kenmerken en soms ’tot een hel’ kunnen maken. Deze vuurgloed der beproeving moet ons echter niet bevreemden en we mogen ons verblijden, als we door de naam van Jezus gesmaad orden, want we zullen ons ook kunnen verblijden bij de openbaring van Zijn heerlijkheid 1 Petrus 4 vers 12 en 13 (1 Petr. 04:12-13). Je kunt als mens ook zelf door je eigen toedoen en manier van leven er aan meewerken, dat je innerlijk besmet wordt. Dat je min of meer in geestelijke ‘slavernij terecht komt en niet meer zelf bepaalt wat je wel of niet doet. Dan is het zaak om te breken met ongerechtigheid en orde op zaken te stellen in je eigen levenspatroon.

In tegenstelling tot de aanduiding ‘aardse tent’ duidt de aanduiding ‘gebouw in de hemelen op een blijvende situatie. Van dit eeuwig huis’ zei de Prediker (de wijze koning Salomo), dat je daar naar toe gaat bij je sterven Prediker 12 vers 51 (Pred. 12:51). maar Paulus stelt, dat we dit al hébben tijdens ons aardse leven.

Ieder mens bouwt door middel van zijn levenswijze aan zijn geestelijk huis, waarin hij eeuwig zal verblij­ven, hetzij ten goede of ten kwade. Voor de rechterstoel van Christus zal een ieder wegdragen, wat hij in het aardse lichaam verricht heeft, hetzij goed of kwaad 2 Korinthe 5 vers 10 (2 Kor. 05:10) .

Van essentieel belang

Het is daarom van essentieel belang, dat het ‘eeuwig huis’ in onze eigen hemel een gebouw van Gód is, waar ook Hij kan wonen als heilige Geest. Wij betrekken dat niet pas na het aardse leven, waarbij velen in een ‘blind misschien’ hopen, dat God ergens in Zijn hemel wel een plaats(je) voor hen heeft bestemd. Deze ‘hemel’ stelt men dan veelal voor als een veredelde weergave van het aardse bestaan, vrij van elke bekommernis, ergens ver weg in het heelal.

Het is echter Gods plan en bedoe­ling, dat de Here Jezus Christus nu reeds door Zijn heilige Geest bin­nen in ons, ook ons lichaam geheel tot deel van Zijn woning maakt. Als burgers van een Rijk in de hemelen verwachten we immers de Here Jezus Christus als Verlosser. Hij zal Zijn Woord ook in ons ‘vlees’ laten worden en door Zijn Geest ons ‘ver­nederd’ lichaam (dus nog liggend onder de claim van de Dood, die door de zonde in de wereld heerst), ‘van binnen uit’ omvormen, zodat het gelijkvormig zal worden aan Zijn eigen verheerlijkt lichaam. In mijn tent op aarde, wordt bepaald hoe mijn gebouw in de hemel zal zijn. Terwijl onze ‘aardse tent’ hoe dan ook wordt afgebroken, worden wij dus innerlijk van dag tot dag ver­nieuwd en tot nieuwe mens gemaakt in overeenstemming met het beeld, dat de Schepper vanaf de eeuwigheid voor ogen heeft. Naar dit eeuwig voornemen heeft Hij ons tot aanzijn geroepen en bedoeld om Zijn beeld te zijn Genesis 1 vers 26 en 27 (Gen. 01:26-27). Laten wij ons leven zodanig inzet­ten, dat het onder het oordeel van de Rechterstoel van Christus functio­neel zal zijn in de ’toekomende eeuw’, welke steeds meer naderbij komt. Tot eer van de grote Schepper, die Zijn plan voltrekt.

 

Trends, kennis en vaardigheden door Yvonne Sulman

Toen mijn moeder nog een klein meisje was, konden alle meisjes op het schoolplein kaatsballen. Ze speelden het vaak, en om het uitdagend te houden maak­ten ze het steeds moeilijker, met meer dan drie ballen, tegenover elkaar staan en dan eens proberen met vijf of zes ballen… En wanneer er geen uitdaging meer in was, was er binnen de kortste keren een ander spel in de mode en werd daar alle tijd en aandacht aan besteed.

En dan denkt u vast dat ik het een en ander wil gaan zeggen over de trends en de oude glorie en ‘die goede ouwe tijd’. Helaas, dat is niet waar mijn gedach­ten naar uit gaan. Ik wilde het met u gaan hebben over de drie basisbeginselen van het jongleren: lef, vertrouwen en loslaten. En dat geldt niet alleen voor het jongleren, maar eigenlijk voor alle nieuwe dingen waar je aan wilt beginnen in je leven.

Lef: gooi maar eens twee ballen vlak na elkaar omhoog; Vertrouwen: vang ze ook maar weer op;

Loslaten: als je ze gevangen hebt, blijf dan niet staan juichen maar ga door, alleen zo hou je de motor draaiend en kan je spreken van een continu proces.

 

Onbevreesd, maar met ontzag door Cees Maliepaard

“Wij dan, wetende de schrik des Heren, bewegen de mensen tot het geloof, en zijn Gode openbaar gewor­den; doch ik hoop ook in uw geweten geopenbaard te zijn” Uit 2 Korinthe 5 vers 11 tot en met 21 Statenvertaling (2 Kor. 05:11-21).

Het ene godsbeeld…

Het voorgaande Schriftgedeelte was in mijn kinderjaren één van de kern­teksten die m’n godsbeeld bepaal­den. God was voor mij wel een vader, maar dan wel een uitermate strenge! Hij lette als met argusogen op alles wat er maar fout kon gaan in je leven. En daar kwam Hij altijd op terug; je ontkwam er gewoon niet aan. Hij had iets afschrikwekkends over zich, iets ongenaakbaars. Maar ja, dat kwam dan ook door de zonde die, naar ik dacht, qua natuur welig in de mensen tierde. Vanuit het gegeven van ‘de schrik des Heren’ moest men dan proberen de men­sen tot het geloof te bewegen. Ik meende stellig dat dit tot stand dien­de te komen in een klimaat van angst en beving van de zondige mensheid voor de eeuwige God. Enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog kregen we de NBG- vertaling. Daar lazen we: ‘Daar wij dan weten hoezeer de Here te vre­zen is, trachten we de mensen te overtuigen; voor God echter is ons bedoelen openbaar en, naar ik hoop, is het ook in uw geweten openbaar.’ Daarmee veranderde er eigenlijk niet zoveel. Ik zou op grond van deze weergave dus niet meer behoe­ven te schrikken voor God, maar ik zou toch wel bevreesd voor Hem moeten zijn. We werden immers geacht te weten hoezeer de Here God gevreesd diende te worden. Pas veel later leerde ik beseffen dat God enkel goed, rechtvaardig en liefdevol is. De Vader zoals Jezus ons die openbaarde.

Maar nu is er de NBV-vertaling. Hoe luidt die? Ik denk dat dit gedeelte in deze weergave heel wat beter uit de verf komt: ‘Vervuld van ontzag voor de Heer, proberen we iedereen te overtuigen. God weet precies wie en wat we zijn; hopelijk weet u het ook wanneer u te rade gaat bij uw gewe­ten.’ Voor vrees en schrik is er geen plaats meer, wel voor ontzag… en dat is volkomen terecht, want de liefde­volle Schepper van hemel en aarde is ontzagwekkend groot in zijn wer­ken en in zijn goedheid, rechtvaar­digheid en liefde.

Drang of dwang…

Wordt u wel eens ergens toe gedron­gen? Ik bedoel niet: ergens toe gedwongen, want dat is iets anders. Dwangmatige zaken komen voor ^ een kind van God altijd van de verkeerde kant. Niemand wordt gedwongen tot bijvoorbeeld dienst­betoon aan de Heer, maar wie een bepaalde drang voelt, kan wel dege­lijk met een stuwing van heilige Geest te maken hebben. ‘De liefde van Christus dringt ons’, schrijft Paulus, en dat is een zuivere drang. Daarin gaat het in geen geval om iets dat ons opgelegd wordt, want de Heer laat zich niet in met afpersing. Het kan bij ons dan ook nooit een zaak wezen van: ik kan nu eenmaal niet anders, want de Heer dwingt me er toe; ik moet me er dus maar in schikken.

Wie zich onder dwang schikt in z’n leven, onderwerpt zich aan een duivel­se geest. Jezus dwingt nooit iets af, heel gewoon omdat Hij dat de Vader nooit ziet doen. En de Schrift geeft aan dat bij alles wat Jezus doet, Hij dat eerst bij de Vader waargenomen heeft. Wie door de liefde van Christus een sterke aandrang voelt, krijgt dat niet van buiten af opge­legd. Want de liefde die binnen het lichaam van Christus is, is je als kind van God eigen geworden. Die hoort bij je. De liefde van Christus werkt immers van binnen uit en heeft zich onlosmakelijk met je ver­bonden. Je kunt elkaar deze liefde ook niet aanpraten, want die ontstaat niet in een verstandelijk aanvaar­den… ze zit in het geestelijke hart van de mens.

We zullen nooit onze eer in bijkom­stigheden zoeken, in de goede wer­ken die we doen bijvoorbeeld. Of in hoeveel we tegenwoordig wel weten van het plan van God met de mens. Onze eer stellen we in wat er door Gods genade aan liefde in onze har­ten leeft. Daar doelt Paulus ook op in vers 12. Daar heeft hij het over roem zoeken in het hart tegenover roem zoeken in uiterlijkheden. Het gaat er daarbij niet om dat we altijd in het gareel lopen – je mag best wel eens creatief zijn. Als het maar creativiteit vanuit een toegewijd hart … in de toewijding aan de Heer. Dat zal dus nooit ontaarden in dwarsliggen of in het alles altijd beter willen weten, maar dat corre­spondeert op de creativiteit die de Heer zelf aan de dag legt. En Hij blijft altijd binnen zijn normen en waarden, met respect voor de mens die het betreft. Let wel: we hebben het over zijn normen en waarden, niet die van mensen, want daar kun je je soms een behoorlijke buil aan vallen.

In geestvervoering geraken

Binnen de normen en waarden van Gods Koninkrijk kun je in geestver­voering geraken. Je gaat dan dingen zien en horen met je geestesoog en met je geestesoor in de innerlijke mens, en wel door de heilige Geest die de Heer je gegeven heeft. Je krijgt licht in de geestelijke wereld, waardoor je weer verder kunt komen met Gods gedachten in zijn hemel. Maar je kunt ook heel nuchter bezig zijn, ter wille van de mensen. We worden eigenlijk opgeroepen ons nuchtere verstand te gebruiken om niet nodeloos mensen afkerig van de heilsboodschap te maken. Dat kan gebeuren als men niet haar­scherp het verschil tussen goed en kwaad onderkent, in dit geval tussen in geestvervoering raken en in tran­ce verkeren. Wie vanwege de Heer in extase komt, krijgt wel het een en ander vanuit de geestelijke wereld aangereikt, maar hij zal bij z’n volle verstand blijven. Hij blijft volledig over de rede beschikken; z’n verstan­delijke vermogens blijven voor hon­derd procent intact. Anders gezegd: iemand in geestvervoering kan hele­maal zichzelf blijven. Maar wie in trance verkeert is op dat moment bezet gebied geworden. Die moet het allemaal maar over zich laten komen, want z’n wil is uitgescha­keld. Hij is op dat tijdstip onder de ban gekomen van een inspirerende geest uit het rijk van Satan. En bij hem heeft de betrokken mens niets in te brengen. Hij is een medium geworden, bespeeld vanuit het ver­keerde deel van de hemel. Natuurlijk kan het ook foute boel zijn zonder dat er sprake is van een in trance geraken. Maar verkeerde impulsen zullen altijd merkbaar wezen, want die wijken af van Gods goede gedachten over de mens. Satan denkt nooit positief over het goede in mensen, hij zal dit altijd negatief benaderen. Ook wanneer iemand zich verworpen voelt, is er een duivelse beïnvloeding aan de gang. Want God wijst te allen tijde naar de enige weg tot behoud: Christus Jezus. En Hij aanvaardt mensen. Bij de Heer is er altijd ver­geving, ontferming en de mogelijk­heid van een nieuw begin.

Het inzicht van Paulus

Paulus geeft aan, tot een zeker inzicht gekomen te zijn. Wat heeft hij daarmee voor ogen? Gaat dat over hoogverheven geestelijke zaken waarvoor je op je geestelijke tenen zou moeten lopen om te proberen met je hoofd boven de wolken te komen? Nee, het is juist heel simpel: hij schrijft tot het inzicht gekomen te zijn dat één voor allen gestorven is. Tjonge, maar dat is voor ons onderhand ouwe koek; we weten nu zo langzamerhand wel dat Jezus voor onze zonden gestorven is. Dat is immers al zo’n kleine tweedui­zend jaar bekend, en ook de tegen­waarde ervan: dat het is alsof wij gestorven zijn en daardoor vrij van schuld zijn gekomen. Dat is mooi natuurlijk, het kan niet genoeg benadrukt worden hoe mooi dat wel is. Maar als er niets nieuws aan is, na al die jaren, moet je er dan nog steeds aandacht aan besteden? Ja, want het neemt niet weg dat het vandaag de dag nog helemaal actu­eel is. Het is de basis voor nieuw leven, de enige mogelijkheid voor een bestaan in de hemel terwijl je nog op aarde bent. Want op grond van Jezus’ sterven en opstanding is ons nieuw leven gegeven. Daardoor zijn we niet meer op onszelf gericht, maar op de opgestane Heer. Doordat Jezus niet alleen zijn lijdenswerk volbracht heeft, maar ook de over­winning op de dood, konden ook wij delen in zijn verzoeningsdood en in zijn opstanding ten leven. Daardoor zijn we niet meer op onszelf gericht, maar op de opgestane Heer. We leven derhalve niet meer voor onszelf, maar voor Jezus. Zonder zijn kruisdood en opstanding zou­den we dat niet kunnen en waar­schijnlijk niet eens willen. Alleen ingevoegd in de Christus zijn we een nieuwe schepping. Daarom zullen we er goed aan doen onze basis niet te vergeten. Dat betekent niet dat we constant met de dood bezig zullen zijn… allesbehalve! Paulus roept in 1 Korinthe 15 vers 55 (1 Kor. 15:55) juist triomfante­lijk uit: ‘Dood, waar is je overwin­ning? Dood, waar is je prikkel?’ We zullen veel meer, zelfs doorlopend, uit de kracht van de opstanding mogen leven. Dat geeft je leven fleur vanuit de innerlijke mens. Een christen leeft voor Jezus, en doordat Jezus voor de Vader leeft is ook onze relatie met Vader God in orde geko­men.

Niets van onszelf?

Wat houdt dat eigenlijk in: voor Jezus en de Vader leven – mag je dan niets meer van jezelf hebben? Het wordt wel eens gezongen met de woorden: ‘Niets van mezelf Heer, alles voor Jezus’. Maar daar kunnen gemakkelijk misvattingen over ont­staan! De Heer heeft nooit gezegd dat een mens niets van zichzelf mag hebben, wel dat we niets en nie­mand boven Hem en de Vader zul­len plaatsen. Hij zal je nimmer toe­voegen: al het jouwe is het mijne; lever alles dus maar bij Mij in! Weet je wat je in mag leveren bij de Heer? Dat waar Hij wat mee kan en waar wij niet zo best mee uit de voe­ten kunnen. Je mag bij Hem komen met al je beschadigingen en je tekor­ten, met alles waar je het moeilijk mee hebt, met alles wat je dusdanig belast dat je er je wel eens aan zou kunnen vertillen.

Maar ook met wat je verontreinigt, met alle zonden, gebondenheden en verkeerde neigingen… kortom met alle zaken die je zouden kun­nen verhinderen vrijuit als een kind van God te functioneren. Wie ermee naar Jezus gaat, zal een weg ter ont­koming gewezen worden. Dat is de hoge weg, waarop niemand zich boven mensen verheffen zal, maar wel boven alle infiltraties vanuit de geestelijke wereld. We mogen plezier in het leven heb­ben. Hoewel het ons daar niet om te doen is. Je kunt ook genieten van simpele dingen in het leven. Op 30 oktober was ik in de Martinikerk aanwezig, samen met vertegenwoor­digers van zeventig kerken, stro­mingen en zorginstellingen met een zondagsdienst uit de stad Groningen. Ieder kreeg een ‘kerkbij­bel’ overhandigd voor gebruik in de samenkomsten. Het eerste exem­plaar zou aan een wethouder van de burgerlijke gemeente aangeboden worden. ‘Maar ik heb hem nog niet…’ zei de man van het Bijbelgenootschap.

We keken elkaar ietwat verwonderd aan, om daarna ’s mans blik naar boven te volgen. En ja hoor: daar uit de torenhoge gewelven daalde lang­zaam de eerste nieuwe bijbel naar beneden. ‘Dat is me ook wat’, zei de wethouder, ‘de bijbel komt hier zom­aar uit de hemel vallen.’ Waarop hij als antwoord kreeg: ‘Maar dat is ook zo… alleen niet zo letterlijk natuur­lijk!’ Geen van de aanwezigen lag in een deuk, maar toch konden velen van ons een milde glimlach niet onderdrukken. Ik denk dat het gezicht van Vader veel vaker een geestelijke lachrimpel zal vertonen. Zeker als Hij ons eendrachtig teza­men ziet.

Jezusmensen

Vader heeft zich met ons verzoend, in Christus. Het hangt er dus voor ons vanaf of we wel in de Christus zijn. Wie dat niet is, is niet met God verzoend. Maar die moet nu ook niet gaan denken dat hij het dus verder wel schudden kan. Nee, die wordt hartelijk door Vader God uitgeno­digd zich alsnog met Hem te laten verzoenen. We zijn geen van allen geautoriseerd om mensen het oor­deel aan te zeggen. Maar wel om met de woorden van vers 20 in gedachten, ieder die het maar horen wil op te roepen: ‘Laat u met God verzoenen!’ God is in Christus de wereld met zichzelf verzoenende. Dat geldt dus voor iedereen, waar wereld ook. En ongeacht hoe goed of hoe slecht iemand in eigen oog ook mag zijn.

Aan het kruis timmerden de Romeinen de tekst INRI boven het hoofd van Jezus. Dat stond voor: Jezus Nazarenus Rex Judeorum. Ofwel voor: Jezus van Nazareth, de koning van de joden. Maar Hij is veel meer. Hem is alle macht gege­ven in de hemel en op de aarde. Kan Jezus dus alles? Dat is te zeggen: alles waarvoor de Vader Hem gemachtigd heeft. Maar God kan dan toch zeker wél alles – Hij is immers de Almachtige! Welnee, de Here God wil niet eens alles kunnen en zelfs niet alles kennen. God kam- niets verkeerds doen bijvoorbeeld; Hij is zelfs niet in staat het kwade te bedenken.

God is één en enkel positief in zijn bezig zijn met de mensen. Daarin heeft Hij Jezus een belangrijke plaats gegeven. Aan Jezus is alle macht gegeven om bij ieder die zich voor Hem opent, het door God bedoelde mensbeeld te openbaren. Daar gaat het om: we mogen (met behoud van de eigen identiteit) door Gods genade Jezusmensen zijn en voluit leven in Gods hemel en op Gods aarde. Het is de Heer die ons door de Geest daartoe dringt.

 

Rust, die niet roest! Door Jack Schoenaers

“… Dan zal de gerechtigheid vrede stichten, ze brengt rust en vertrouwen voor altijd. Mijn volk zal wonen in een oase van vrede, een veilige woon­plaats” Jesaja 32 vers 17 en 18 NBV (Jes. 32:17-18),

We kennen allemaal het gezegde: “Rust roest!” Dit artikel gaat echter over rust die niet roest!

Wat is rust?

Rust is een toestand welke intreed bij het ophouden van een inspan­ning of vermoeienis en het daarme­de gepaard gaande gevoel van ont­spanning. Men verpoost ergens om weer op adem te komen. Het kan ook betekenen het tot rust komen na een periode van smart, leed en pijn bij het verlies van geliefden. Zo ook na spanningen als gevolg van allerlei lasten, zorgen, onenigheden, bij twisten of het verliezen van werk en de daarbij gepaard gaande geldelijke verliezen. Het betekent dan, dat iemand ondanks dit alles een inner­lijke vrede, kalmte en rust kan erva­ren. Een soort “innerlijke stilte” die als het ware over en in iemand kan komen.

Om het dan met de woor­den uit Jesaja 30 vers 15 (Jes. 30:15) uit te kun­nen jubelen: “In stilheid en vertrou­wen (niet zou, maar) zal uw, mijn sterkte zijn!”

Denk hierbij ook maar eens aan de rust welke er uitgaat van het vertoe­ven in een bos, of in de stilte op een hoge berg, waar je de uitgestrektheid van het prachtige landschap met zijn groene dalen en kleine dorpjes in de vallei in je opneemt. Denk ook aan het kabbelende water van een berg riviertje of de branding aan zee. Een mens kan dan op zo’n moment in een zodanige rust zijn, dat je na een paar minuten inslaap valt, ja toch. Ik weet wat ik schrijf, want tijdens onze vakantie heb ik dit mogen erva­ren. Wat kom je dan weer tot jezelf, even weg uit de drukte van alle dag. Heerlijke momenten van rust, waar­voor alle eer aan mijn Heer en Heiland!

Wat Elia moest leren

Mijn gedachten gaan hierbij uit naar de belevenissen van de profeet Elia na de gebeurtenis op de Karmel en het doden van de afgoden priesters, beschreven in 1 Koningen 19. Elia wordt door Izebel opgespoord om hem te doden, door een bode gewaarschuwd, slaat hij op de vlucht. In de stilte gaat hij nu op zoek naar de o zó nodige rust. Daar in de eenzaamheid en in de stilte en in de rust kan de Here God Zijn dienstknecht weer bemoedigen en hem duidelijk maken dat zijn taak op aarde niet afgelopen is. Daar gaat God hem immers duidelijk maken wat er nu verder dient te gebeuren. Allereerst wordt hem nu duidelijk gemaakt dat hij moet opstaan en eten en drinken. Als Elia om zich heen kijkt, ziet hij een koek op gloeiende stenen gebakken en een kruik water. Hij staat op, eet en drinkt wat en legt zich weer neer om verder uit te rusten. Maar dat was niet de bedoeling, voor de tweede maal wordt Elia opgeroepen om op te staan, verder te eten en te drinken want de reis zou voor hem anders te ver zijn. De bestemming waartoe hij diende op te staan was immers de berg Horeb halen, het gebergte Gods. Daar aangekomen vraagt God hem: “Wat doet gij hier?” Elia doet nu zijn verhaal en de Here God vraagt hem vervolgens om buiten de spelonk, waar hij overnacht had, te treden. Dan is er een gewel­dige sterke wind waarin de Heer niet was. Daarop volgt een aardbe­ving, ook hierin is de Here God niet. Na de aardbeving een vuur waarin ook de Heer niet was. Dan echter volgt het ruisen van een zachte koelte, je zou kunnen spre­ken van een “stilte en rust,” waarin de Heer wel degelijk aanwezig was en Zijn dienstknecht nu verder kan instrueren in wat hij verder moet gaan doen, namelijk twee mannen gaan zalven tot koning en Elisa tot profeet.

Hierbij gaan mijn gedachten uit naar de opdracht die Daniël kreeg, dit is tevens ook onze taak, luister maar in Daniel 12 vers 13 (Dan. 12:13): “Maar gij, ga het einde tegen, en gij zult rusten en opstaan tot uw bestem­ming aan het einde der dagen”. De Willibrord-vertaling geeft: “Ga het einde tegemoet, je zult je te rusten leggen om weer op te staan tot uw bescherming aan het einde der dagen. (Statenvertaling: “Maar gij, ga henen tot het einde, want gij zult rusten, en zult opstaan in uw lot, in het einde der dagen”. God spreekt dus graag in de stilte van het hart van mensen, als in het ruisen van een zachte koelte, en dit in de innerlijke mens. Elia, en wij ook dienen te leren, dat het niet altijd de grote wonderen en tekenen zijn welke uiting geven van Gods almacht en tegenwoordigheid. Zeer zeker zijn het ook de geestelij­ke veranderingen welke in het inner­lijke van iemand, in de stilte van het hart en denken van een mens zich afspelen, waardoor deze tot verande­ring komt in geheel zijn doen en laten.

Denk aan David, die vaak in doods­gevaar vertoevend kan zeggen in Psalm 116 vers 6 en 7 (Ps. 116:006-007): “De Here bewaart de eenvoudigen; ik was verzwakt, maar Hij heeft mij verlost. Keer weder, mijn ziel, tot uw rust, omdat de Here u heeft welgedaan”. En in Psalm 131 vers 1 en 2 (Ps. 131:001-002): “Here, mijn hart is niet hovaardig, mijn ogen zijn niet trots; ik wandel niet in grootse dingen die te wonderbaar voor mij zijn. Immers heb ik mijn ziel tot rust en stilte gebracht als een gespeend kind bij zijn moeder; als een gespeend kind is mijn ziel in mij”. De vraag kan nu gesteld worden: Tot rust komen, hoe doe je dat?

Hoe komen we tot rust?

Hiertoe is het te zien naar ons grote voorbeeld en leidsman Jezus Christus! Hij vertoefde vaak in de stilte om met Zijn hemelse Vader van gedachten te wisselen. Dit geheim heeft Hij ook Zijn discipelen aangeleerd, de zegen van in de stilte tot rust te komen en Vaders gedach­ten en Woord als eten en drinken in je innerlijke op te nemen en daar in de stilte van het hart te laten verte­ren.

Weet u wat de uitwerking hiervan zal zijn? We worden in Hem ver­heerlijkt en zien dan de dingen met andere, namelijk geestelijke ogen. Matteüs 17 vers 1 tot en met 13 (Matt. 17:01-13), de verheer­lijking op de berg, is daar een tekenend voorbeeld van. Daar ondergaat het lichaam van Jezus een metamorfose, Zijn gedaante veranderde voor hun ogen en Jezus gelaat straalde als de zon en Zijn klederen worden wit als het licht. Ze zien ook Mozes en Elia die ze nooit eerder in het leven gezien hebben. Er is echter een her­kenning vanuit en in de tegenwoor­digheid van Jezus te vertoeven. Er is ook het spreken van God zelf: “Deze is Mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik Mijn welbehagen heb; hoort naar Hem.”

Nu werpen ze zich op hun aange­zicht ter aarde, ze zijn zeer bevreesd. Dan komt Jezus, hij raakt hen aan en spreekt hen toe om niet te vre­zen, en dan staat er zo opmerkelijk in vers 8, als ze dan hun ogen opslaan “zagen ze niemand dan Jezus alleen.”

We leren uit dit alles, dat onze omgang met Jezus, het lezen, over­denken en toepassen van Gods Woord niet louter een geestelijke aangelegenheid is maar ook zijn uit­straling dient te vinden in ons dage­lijkse gedragspatroon. Nu roept Jezus allen, die verstoken blijven van echte en ware rust op in Matteüs 11 vers 28 en 29 (Matt. 11:28-29): “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt Mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht”. Zelf geloof ik dat er een direct en oorzakelijk verband bestaat tussen enerzijds het “zachtmoedig en nede­rig van hart zijn” en anderzijds het “vermoeid en belast zijn”. Is het immers niet zo, dat wanneer iemand opstandig is en hardleers en vanuit een hoogmoedige houding, ongezeglijkheid en hardheid in woorden en handelingen tot uiting brengt, wel degelijk het bewijs gele­verd is dat die persoon geen ware rust, vrede en echt leven kent. Doch juist wél door geesten die onrust en onvrede bewerken overweldigt wordt. Zo iemand heeft bevrijding nodig.

Nu is het van in den beginne Gods doel geweest om “rust” te brengen in de enorme “onrust” welke heerste temidden van die oerchaos. Het kan ook niet anders want een van de kenmerken van God is dat in Hem “volstrekte rust” aanwezig is. We lezen hierover in Genesis 2 vers 1 tot en met 3 (Gen. 02:01-03) het volgende: “Alzo werden voltooid de hemel en de aarde en al hun heer. Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zeven­de dag van al het werk dat Hij gemaakt had. En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat daarop gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht”. De Statenvertaling voegt er aan toe: “Om te volmaken.”

Wat betekent ‘om te volmaken’

Wel, mens en dier, ja de ganse schepping met geheel zijn fauna en flora welke door Dood en dodenrijk worden overheerst, functioneerde niet meer naar de wetten Gods. Door verleugening bracht Satan de mens immers ten val waardoor Dood voortaan ging heersen. Voor die tijd kon hij immers niet heersen. Iemand moest eerst door ongehoor­zaamheid aan God onder de claim van zijn machthebbers en machtsgebied komen. Jezus lijden, sterven en opstanding uit Dood en dodenrijk staat er nu wel degelijk borg voor dat de mens door geloof en bekering, waterdoop en in heilige Geest gedoopt en vervuld in staat gesteld wordt mede te werken aan dit: “Om te volmaken!”

Mijn lieve broeder en zuster, kun­nen we ergens begrijpen, dat God rust van zijn werken? Dat Hij ook ergens rust van Zijn werken in en aan ons. Dit alles heeft te maken met Zijn grenzeloze liefde en ver­trouwen dat Hij in Zijn mensen heeft.

Hoe God rust van Zijn werken

Vrienden, God rust in Zijn Woord. Dat Woord van God is “vlees gewor­den” in de mens Jezus. Zo rust God ook in Zijn Geest, Heilige Geest welke Hij uitgestort heeft. God wacht af, net zoals een landman, die het koren gezaaid heeft en uitziet naar een goede oogst. God rust; d.w.z. dat er niets meer bijkomt. God voegt er verder geen scheppingswoorden meer aan toe. In Adam zat Einstein, James Watt, Edison, Archimedes. In Adam zaten ook de grote dichters Guido Gezelle en anderen, ook Beethoven, Dr. Barnhart, de hartspe­cialist van het Rode Schuurziekenhuis in Zuid-Afrika. Zó schiep God de mens met in hem al de mogelijkheden om zich in de natuurlijke zowel als in de geestelij­ke wereld gelijktijdig gaaf en wetma­tig te ontplooien en geestelijk door te groeien.

Gemeente, maar in Adam zat ook Jezus Christus, prijst God! Deze Jezus moest geopenbaard worden om de geestelijke mens Gods voort te brengen, passend en geschikt om met God gemeenschap te onderhou­den. God heeft een enorm groot ver­trouwen in Zijn Zoon, Jezus. Hij rust met andere woorden in Jezus, de Christus. God rust ook in het plan dat Hij met Jezus en de mens­heid voorheeft. Wat Hij van begin af aan in de gedachten had, vertrouwt Hij toe aan de mens Jezus. In Adam zaten ook u en ik, lieve broeder en zuster. Nu is het Vaders wil, dat dit plan ook door mensen, Zijn uitver­korenen, geliefde zonen van de Allerhoogste, door Zijn lichaam de gemeente zou worden gerealiseerd. Zoals God rust in Zijn Woord en Werk door heilige Geest van God, zo wil Hij ook rusten in de gemeente, het lichaam van Christus, dat straks Zijn Vrouw wordt. Zo wil Hij ook rusten in u en in mij! Wat een geheimenis, met menselijk verstand niet te begrijpen en toch is het zo. Want uit Hebreeën 2 mogen we ver­staan, “dat de toekomende wereld waarvan sprake, niet aan engelen is onderworpen maar ook aan mensen, met aan het hoofd Jezus de Christus, Zoon van de levende God en met en naast Hem vele Zonen Gods, eerstgeborenen naar het voor­beeld van de Eerstgeborene bij uit­stek!”

Ja, maar zegt iemand nu, was en is het niet gewaagd van God om een zodanig groot geloof in mensen te stellen? Kijk maar naar Adam en Eva, Ezau, Judas, de Tsaren, Hitler, Sadam Hoessein, Bin Laden en noem maar op. Kijk, het gevaar dat het mis kon lopen bij mensen heeft er altijd bestaan. Vraag is voor en bij wie? Wel, juist voor en bij de ongelo­vigen en ongehoorzamen, de niet besnedenen van hart. Hun gehele bestaan immers was en is gericht op wat voor ogen is.

Zondvloed en Babel

Zo kwam de zondvloed in een tijd van geweldenarij en grote gebonden­heid welke hoogtij vierden. Wie ont­kwam? Juist, Noach en zijn gezin, zij richten zich op wat God gezegd had. Zij rustten dus in Gods Woord en plannen. Gevolg? Gered door middel van de Ark! Na de zondvloed openbaart Satan zich opnieuw in de periode van Babel met zijn afgoderij en occulte praktijken in de hoogste vertrekken van dat immens grote gebouw. Gevolg? Spraakverwarring! We leren hieruit ook dat God niet de veroorza­ker is van de zondvloed. God doet immers geen half werk. Machten der duisternis hadden sinds de val van de mens immers terug hun greep op aarde.

Wie komt er nu uit die verwarring rond Babel? Wel, dat is Abraham en uit hem, uit zijn zaad, Jezus Christus. Men hoort wel eens de vraag waarom Jezus niet geboren was uit de Chinezen, Russen, Nederlanders of Belgen? Wel, omdat de Christus geboren moest worden uit een volk dat de Schriften kende. Gaat hier bij jullie ook een lichtje branden, rood of groen? Als de Heer Jezus terug komt, bij welk volk zal dit dan zijn? Juist, bij diegenen die Gods Woord kennen en van toepas­sing brengen in hun dagelijks reilen en zeilen. Snappie! Zo ging God uit Abraham halen wat Hij in hem gelegd en beloofd had. Dit geldt trouwens ook u en mij! Ook ten tijde van het volk van Israël is er steeds een groepje gebleven, een “overblijfsel van oprechten,” die niet omkwamen. Ze hadden immers geleerd om “te rusten” in het Woord en de beloften van God.

Dit merken we hier ook in de geschiedenis van Elia ten tijde van koning Achab. Elia meent dan wel alleen te zijn overgebleven, maar uit het verhaal blijkt duidelijk, dat er nog zevenduizend mensen waren die hun knieën niet hadden gebogen en het afgodsbeeld Baal niet gekust hadden.

Een volgend feit: Jericho wordt ver­woest, maar de publieke vrouw Rachab wordt behouden. Jozua en Kaleb “rustten in de beloften van God.” Die geest van rust, vrede en gerechtigheid welke zij uitstralen raakt Rachab diep in het hart. Ook zij krijgt deel aan die “rust,” door geloof en ontzag voor de God van Israël, welke deze mannen vertegen­woordigen. Gevolg: Zij en haar fami­lie worden gered.

Bij Jezus’ geboorte

Bij Jezus geboorte dreigt het opnieuw fout te gaan. Herodes geeft immers het bevel, alle pasgeboren jongetjes te laten ombrengen. God grijpt in door middel van Jozef, die zijn geestelijke antenne gericht heeft op Gods gedachten wereld. Ook hij kent het geheim van in de “rust” van Gods tegenwoordigheid te vertoeven. Hij ook rust in God! Jullie en ik ook? Kijk, en dit blijft zo maar doorgaan. God blijft rusten in Zijn werken. En ook wij kunnen en mogen het, want dit is juist de bedoeling van God met onze levens, ook als gemeente. Wij dienen te rusten in Zijn Woord, plan en werk.

Daarbij hebben we dan ook nog eens de heerlijke en rustgevende belofte uit Jesaja 55 vers 11 (Jes. 55:11): “Alzo zal Mijn Woord dat uit Mijn mond uit­gaat ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe Ik het zend. Want in vreug­de zult gij uittrekken en in vrede geleid worden”. Halleluja!! Lieve broer en zus, als wij dan ook op die wijze rusten in God en in Jezus Christus ons hoofd, in Vaders

Woord en onder leiding en gezag van heilige Geest ons stellen; dan kunnen ook wij “rusten,” in de volle zekerheid, dat wat God belooft heeft, ook tot stand zal komen. Zo komt de geestelijk volkomen toe­geruste mens er ook uit, welke dan ook in het natuurlijke leven volko­men gaaf en hersteld naar geest, ziel en lichaam zal gaan functioneren.

Het uiteindelijke doel

Dan komt de gemeente, het lichaam van Jezus Christus en daarbij ook mens en schepping Gods tot het uit­eindelijke doel waartoe God alles geschapen heeft. “Rusten in vrede van alle zijden rondom ons en zit­tend een ieder onder zijn eigen wijn­stok en vijgenboom” naar 1 Koningen 4 vers 25 (1 Kon. 04:25). Een geestelijk beeld van de goede werken welke in Christus Jezus verricht zijn, die ons volgen en waar we dan volop van kunnen genieten.

Dan zal ook, en dit ten volle, God tenslotte rusten in ons, Zijn mensen en schepping, want tezamen hebben ze Zijn voornemens doen gelukken; waarvan Jesaja 53 vers 10 (Jes. 53:10) zegt: “Wanneer Hij (het gaat over de mens Jezus) zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nakome­lingen, (of zaad) zien en een lang leven hebben en “het voornemen des Heren zal door Zijn hand voort­gang hebben.”

Onder leiding, zalving en kracht van heilige Geest Gods, zal dit alles tot stand worden gebracht. “De hand” van Jezus zijn immers Zijn volgelin­gen, die geheel “geënt en geijkt” in Hem vrucht hebben gedragen hun bekering waardig. Dit bereiken, mijn lieve broeders en zusters, vraagt dan de volle medewerking van onze kant en is ook noodzakelijk om “het voor­nemen des Heren, door ons heen, dan ook doen te gelukken.” Het is de bedoeling dat we allen kunnen zeggen: “Here God, hier zijn we om tot die, Uw rust in te gaan”. Rust, welke niet roest, maar door de olie (beeld van volheid van Gods Geest), bruikbaar blijft. Denk hierbij maar aan metaal, dat goed geolied bruikbaar blijft en waar de vernietigende roest geen vat op heeft.

Over die “rust,” zegt tot slot Hebreeën 4 vers 9 en 10 (Heb. 04:09-10) nog: ” Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God. Want wie tot zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust geko­men van zijn werken, evenals God van de Zijne”, Wat een woord met geestelijke inhoud en diepgang! Onze goede werken, welke in Jezus Christus verricht zijn, volgen ons na, hebben we gelezen. Dit houdt tevens in, dat we als voorgangers, oudsten , maar ook ieder lid van de gemeente in onze bediening en ii» het omgaan met mensen, ook eens leren “rusten en tot rust komen,” over de vele vragen en de waaroms van het leven. Ook over verdriet en teleurstellingen dat de verkondiging van het evangelie nog zo weinig, voor het oog van mensen, teweeg heeft gebracht. Er vaak zo weinig enthousiasme aan de dag wordt gelegd, juist door mensen die het allemaal zo goed weten en voor geestelijke mensen willen doorgaan.

Rust en vertrouwen

Laten we daarom, en dit samen met elkaar, maar eens opnieuw gaan leren rusten en vertrouwen stellen in wat God bezig is te doen in ment- sen om ons heen. Mensen uit de kring van familie of vrienden, onze buren ook. Laten we iedere gelegen­heid benutten om alert te zijn en hen iets aanreiken vanuit onze gemeenschap met God. Laten we daarbij vooral onze wandel in de “rust en de vrede van Gods konink­rijk voorleven.”

Blijf als leden van een gemeente ook achter jullie voorgangers en oudsten en medewerkers staan. Laten we tezamen “rusten” in het gezamenlijk uitwerken en beleven van gedachten, woorden, beloften en het werk van en door Gods Geest. Lieve lezers en lezeressen, mag ik jullie oproepen: “Kom tot geloof in die rust, stel daar ook geheel uw ver­trouwen op. Rust in Zijn machtig Woord en werk!” Immers: “Gods plan gaat altijd door!” Halleluja!! Gaan we samen met mij daarin door? God zegent ons hierin dan samen met elkaar. Van Zijn zegen immers zijn wij volkomen afhankelijk. De Zegen des Heren die maakt rijk!! De vrucht der gerechtigheid zal vrede zijn, de uitwerking der gerech­tigheid rust en veiligheid tot in eeu­wigheid. En Mijn volk zal in een ver­blijf des vredes wonen, in veilige woningen, in oorden van ongestoor­de rust. De Groot Nieuws Bijbel voegt er aan toe: “Jullie zullen geluk­kig zijn!”

 

Gods eer en heerlijkheid door Froukje Huis

Floep!! Met een plof valt er iets in de gang. De folders. Elke week komt er zo’n pakket met de laatste ‘interes­sante’ aanbiedingen, die we beslist niet mogen missen, Dick is verdiept in de computers. ‘Moet je alweer een nieuwe?’ vraag ik uitdagend. Maar hij schudt zijn hoofd, je kunt wel aan ’t kopen blij­ven, de ontwikkelingen zijn niet bij te houden.

Inderdaad, steeds meer mogelijkhe­den, steeds compactere uitvoering, internetten, chatten, foto’s oversturen, kopen per internet, wie had er van gedroomd. De sterrenkundigen met supersterke kijkers ontdekken almaar meer nieu­we sterrenstelsels, die tot nu toe vol­komen onbekend waren. De medi­sche wereld heeft genoeg aan het menselijk lichaam voor zijn ontdek­kingsreizen. Steeds meer inzicht door de vooruitgang in de appara­tuur, de bijzondere conclusies en mogelijkheden door DNA-onderzoek. Hiervan wordt niet alleen op medisch gebied, maar ook bij het opsporen van misdadigers gebruik gemaakt. Elke week is er wel een documentaire op de T.V. die ons op droogte brengt van nieuwe ontwikkelingen op technisch gebied, van ontdekkingen in de ruimte of een nieuw medicijn voor een tot nu toe ongeneeslijke ziekte. Soms worden de onderzoekers beloond met een prijs, anderen wor­den geroemd en krijgen extra geld voor hun belangrijke werk. Maar wie staat er ooit bij stil dat al deze ontdekkingen, uitvindingen en wat dies meer zij, duizenden jaren hebben verborgen gelegen in de schepping? Die nieuwe sterrenstel­sels zijn er altijd al geweest. Evenals de planeten werden ze in den begin­ne geschapen. De DNA is door God in de gen gelegd en is al die jaren verborgen gebleven. Dat de mens die ontdekkingen mocht en kon doen is eveneens te danken aan onze grote Schepper en machtige Vader, Die de mens heeft geschapen met verstand. Verstand om de schepping te onderzoeken en te gebruiken tot welzijn van de mens­heid. God heeft ons ook verstand gegeven om Hem te leren kennen zoals Romeinen 1 vers 20 (Rom. 01:20) zegt: “Want het­geen van Hem (God ) niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid wordt sedert de schep­ping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien”. Velen zijn onder de indruk door de machtige natuur maar wie prijst God voor zijn grote werken? In mijn opleiding kreeg ik les van een arts die zijn ongeloof niet onder stoelen of banken stak, maar toen hij ons de werking van het oor uit­legde zei: ‘Hoe krijgt een mens het in zijn hersens om zoiets te beden­ken!’

Neen, zoiets kan alleen God beden­ken en scheppen. De mens kan nog zulke grote prestaties leveren, maar hij is en blijft een schepping Gods. Wie dat niet gelooft, kan ook Gods grootste geschenk niet aanvaarden, dat Hij zijn Zoon gezonden heeft tot redding der wereld. In Johannes 3 vers 12 (Joh. 03:12) zegt Jezus tegen Nicodemus: “Indien Ik u van het aardse gesproken heb, zonder dat u gelooft, hoe zult u geloven als ik van het hemelse spreek?” Aardse dingen zijn zichtbaar, hemelse onzichtbaar maar wie de keus voor Jezus heeft gemaakt, zal ook de hemelse dingen zien en ervaren.

Dan kunnen we met elkaar de Heer loven en prijzen voor zijn machtige werken. Doet u mee?