Selecteer een pagina

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

“Wie lof offert, eert Mij en baant de weg, dat Ik hem Gods heil doe zien”. Een bekende opmerking van Asaf in Psalm 50. Er is zelfs een koortje van gemaakt, dat in de samenkomsten wordt gezongen en vaak verschillende keren wordt herhaald, ’t Gevaar bestaat dan dat we aan de betekenis van de woorden voor­bijgaan, terwijl het juist zo belangrijk is dat we acht geven op deze woorden. Bovendien moeten we niet denken dat ‘lof offeren’ alleen betekent dat we dat in gezongen vorm moeten doen. Ook als we bidden, hetzij individueel of geza­menlijk, is dat een vorm van lof offeren en zelfs als we alleen al onze gedachten op God richten.

Door ‘lofofferen’, op welke wijze ook, eren we Hem en ’t gevolg is dat we daar­door de weg vrijmaken (in de geestelijke wereld waar de tegenstander dat pro­beert tegen te houden) voor het heil wat God ons wil geven. Dat ‘heil’ is ‘het goede, welgevallige en volkomene’, want we hebben een goede God die altijd het beste met ons voor heeft. We zijn immers Zijn scheppingen? En willen we een volledig beeld van Hem, dan hebben we Zijn Zoon als grote” voorbeeld. Hij is immers, zoals in de Hebreeënbrief wordt opgemerkt, ‘de afstr­aling van Zijn heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen’? Hoe meer we Hem volgen, hoe meer we op Hem gaan lijken en hoe meer we ook in staat zijn goede werken te doen die Hij van ons vraagt. Daarbij mogen we ons op creatieve wijze ontwikkelen, zodat alles wat Hij in ons heeft gelegd, er ook helemaal uit gaat komen.

Over deze en andere facetten van ons geloofsleven wordt ook in dit voorlaatste nummer weer geschreven. Lees het, denk er over na, breng eventueel correc­ties aan in je geloofsleven en bedenk dat alles waarover geschreven wordt dient om ons geloof te stimuleren zodat het op positieve wijze geopenbaard wordt.

 

Bij de voorplaat door redactie

Deze keer als tekening: “Paulus ver­antwoording voor koning Agrippa”. De apostel kwam door zijn radicale prediking van het evangelie verschei­dene malen in conflict met de toen­malige machthebbers. Lees wat hij allemaal moest ondergaan in 2 Korinthe 11 vers 23 tot en met 28 (2 Kor. 11:23-28). Maar hij wist stand te houden omdat hij zich vast hield aan de woorden van Jezus: “In de wereld lijdt gij ver­drukking, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen” Johannes 16 vers 33 (Joh. 16:33).

 

Belangrijke mededeling! Door Gert Jan Doornink

Dit is het voorlaatste nummer van Levend Geloof.

Na deze september/oktoberuitgave verschijnt er over de maanden november en december nog één nummer. Dat is dan definitief het laatste nummer wat ervan ons blad uitkomt. In de brief die u bij dit nummer aantreft heb ik uiteengezet waarom ik deze belangrijke beslissing heb geno­men.

Het zal ongetwijfeld even wennen zijn dat ons magazine niet meer verschijnt, want veel van onze lezers en lezeressen keken altijd om de twee maanden met verlan­gen uit naar het nieuwe nummer.

Maar de tijd staat niet stil, de ont­wikkelingen gaan op alle tereinen van het leven door, zeker ook op het terrein van alles wat er gepu­bliceerd wordt. De beslissing om te stoppen met de uitgave van ons magazine mag daarom niet gezien worden als een dramatisch besluit. In het volgende en laatste nummer zal ik daar nog meer aandacht aan besteden,

Er worden dus de komende maand geen acceptgiro’s verzonden voor betaling van het abonnementsgeld voor het komende jaar. Alle abon­nementen komen per 1 januari 2006 automatisch te vervallen.

Wel blijven giften voor de arbeid welkom, waarvoor de rekening­nummers zoals vermeld in de colofon op blz. 2, gebruikt kunnen worden. De ‘Stichting Levend Geloof’ blijft namelijk bestaan en het werk gaat, zij het op andere wijze, door. Zo verschijnt er volgend jaar een eigen website onder de naam.www.levendgeloof.nl. Zoals ik In de bijgesloten brief al heb aangegeven. Deze site is helaas niet meer beschikbaar.

(Wel bestaat er sinds kort (2023 augustus) een eigen website onder de naam: levendgeloof@ruurdvisser.nl toevoeging door Ruurd Visser)

 

Verwarring of duidelijkheid? Door Gert Jan Doornink

 

We leven in een tumultueuze tijd. Nu zijn we ons bewust dat dit door alle eeuwen heen al gezegd is door de mensen die toen leefden en meenden dat hun tijd de meest bij­zondere uit de menselijke geschiede­nis was. De mensheid als geheel is niet veranderd en heeft nog steeds met goed en slecht te maken, met waarheid en leugen, met licht en duisternis. En door alle eeuwen heen is het voor de mens mogelijk te kiezen voor het goede, voor de waarheid, voor het licht en het nega­tieve een halt toe te roepen. Door de komst van Jezus en de uit­storting van de heilige Geest is de mogelijkheid om voor het positieve, vertegenwoordigd door de levende God, zelfs duidelijker geworden, al zal de mens ook nu zelf moeten kie­zen. Iedereen heeft een ‘vrije wil’ in zich en als hij de goede keuze niet maakt -en dat tekens opnieuw doet- sluit hij zich niet af voor de vorst der duisternis die al het negatieve in deze wereld vertegenwoordigd.

Kiezen én groeien

Velen hebben gekozen voor ‘het licht’, Jezus Christus, de Zoon van de levende God, maar wat gebeurt er verder? Juist de groei, die wij in het natuurlijke leven zo vanzelfsprekend vinden, behoort er ook in geestelijk opzicht te zijn. Blijft die achterwege dan zijn we een gemakkelijke prooi voor de vijand, ook al noemen we ons christen of kind van God. Het is dit punt waar bij velen de schoen wringt. Gebrek aan geestelij­ke groei is de grote vijand van het doorbreken en zichtbaar worden van ons christen-zijn en dus ook van de werkelijke gemeente van Jezus Christus. Zij is de bron en veroorzaakt bij velen verwarring waardoor ” men door de bomen het bos niet meer ziet. Men wordt geconfron­teerd met veelal tegenstrijdige meningen en uiteindelijk gaat men zich er bij neerleggen met de gedachte: ‘Dat zal toch wel nooit ver­anderen. Ik ben weliswaar christen, maar ik leef vrijwel net zo als ieder ander en later, op mijn sterfbed, is er altijd nog de mogelijkheid om het in orde te maken, zodat ik niet ‘ver­loren ga’, maar de eeuwigheid cq. de hemel binnenkom…’ Men ziet over het hoofd dat men het doel wat God met ieder mens heeft: tot geloof komen en dan door het  geloof leven, heeft gemist. Een groot manco waardoor juist veel van de blijdschap, zekerheid en inspiratie die het nieuwe leven met zich mee­brengt, verloren gaat.

Verandering mogelijk

Hoe kan hierin verandering komen? Door te gaan ontdekken hoe Jezus, Gods Zoon, Zijn volle heerlijkheid tot openbaring heeft gebracht en hoe wij kunnen delen in die heerlijk­heid. Gods Geest wil ons daarbij hel­pen en het eerste wat ons daarbij getoond wordt is dat geestelijke groei onontbeerlijk is! Loskomen uit een star, dogmatisch denken en in de volle vrijheid van Christus gaan leven is zo iets gewel­digs dat het met geen pen te beschrijven is. Dat is het werkelijk nieuwe leven dat God zo graag wil dat wij gaan ontdekken en beleven! Dan gaan we de Goddelijke natuur (onze oorspronkelijke natuur) open­baren die ook in Jezus was, in het gewone leven van elke dag. De eerste christenen hadden deze geweldige ontdekking gedaan en beleefden dit nieuwe leven in al zijn facetten En het geweldige was dat het uitwerking had ook in de levens van vele anderen. De eerste christen­gemeenten groeiden en bloeiden. Zij die :tot geloof gekomen waren, werden niet opgezadeld met allerlei logische spitsvondigheden, maar hadden gehoor gegeven aan de oproep van bijvoorbeeld Paulus die sprak over de ‘eenvoudige en loutere toewijding aan Christus’. Bij hen was verwarring taboe omdat zij op duidelijke wijze hadden verstaan en gingen beleven waarom het werke­lijk ging. Natuurlijk probeerde de duivel roet in het eten te gooien, zoals hij ook nu alles op alles zet om de werkelijke gelovigen van het echte geloof af te brengen en verwar­ring er voor in de plaats te geven. Maar door Gods heilige Geest wor­den wij opgeroepen en in staat gesteld hem te weerstaan. Jezus is daarbij ons grote voorbeeld. Van de verwarring in onze tijd kunnen wij vele voorbeelden aanhalen. We laten dit echter achterwege om de duivel niet nog meer eer te geven dan hij probeert te bemachtigen.

Duidelijkheid

De werkelijke gelovigen van deze tijd kiezen voor duidelijkheid: het evangelie zoals Jezus en de eerste apostelen dat brachten, het evangelie van het Koninkrijk Gods. Geen sur­rogaat, geen onduidelijkheid, geen verwarring, maar het pure, het echte! Geen evangelie dat alleen maar in naam een ‘evangelie’ is maar het in werkelijkheid niet is. Jezus sprak: “Dit evangelie van het koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken…” Het werkelijke evangelie van Jezus Christus geeft ons houvast en zeker­heid in het leven van elke dag. Het maakt het ons mogelijk te leven zoals Jezus en de eerste christenen leefden. En ook als de omstandighe­den niet gemakkelijk zijn, kunnen wij standhouden en overwinnen. Het is belangrijk dat wij ons in deze tijd door niets en niemand laten afremmen om voor dit evangelie te kiezen en het te gaan beleven. Dat is een proces, een dagelijkse ontwikke­ling die ons meer en meer alles wat Gods Koninkrijk in zich heeft doet beleven. En hoe meer onze geest daarbij een eenheid gaat vormen met Gods Geest, hoe meer wij ook deelgenoten worden van de volle heerlijkheid van God.

 

Goddelijke wijsheid door Cees Maliepaard

 “De Joden vragen om wonderen en de Grieken zoeken wijsheid, maar wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden aanstootgevend en voor heidenen dwaas. Maar voor wie geroepen zijn, zowel Joden als Grieken, is Christus Gods kracht en wijsheid, want het dwaze van God is wijzer dan mensen, en het zwakke van God is sterker dan mensen” Uit 1 Korinthe 1 vers 18 tot en met 1 Korinthe 2 vers 5 (1 Kor. 01:18 – 1 Kor. 02:05 – NBV).

Gods dwaasheid en zwakte

Als er iets dom overkomt voor natuurlijke oren, is het wel de bijbel­se boodschap over Jezus. Daarin gaat het immers over een koning aan wie alle macht in de hemel en op de aarde gegeven is, maar die even zo goed roemloos sterft aan een kruis. Voor de joden is het aan­stootgevend dat de door God beloof­de Messias uitgerekend aan het vloekhout sterft. De Messias zou immers komen om Israëls natuurlij­ke vijanden het beloofde land uit te jagen? Nou, dat lukt nooit met een dode Jezus – wat een irritant evange­lie!

Voor de joden is het niet alleen aan­stootgevend, maar ook ergerniswek­kend… het geeft hun nationale trots een enorme knauw. Die door de Romeinen gekruisigde timmer­manszoon zou de langverwachte Messias zijn? De discipelen van Jezus moeten het niet gekker maken zeg! En de heidenen vinden het te gek voor woorden: een dode joodse rabbi de redder van de wereld? Wat een bespottelijke dwaasheid! Hartstikke stom… wie dood is, is dood, dat mag duidelijk wezen. Zoek dus maar liever iemand onder de levenden om een betere wereld te krijgen, want wie weet – al lijkt het Romeinse Rijk nog zo onoverwinne­lijk – misschien boek je nog wel resultaten ook!

Ongeveer zo zullen de joden en de heidenen gedacht hebben. Op grond van bijbelse waarnemingen kun je wel tot die conclusie komen. Maar het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen. Maar hoe zit dat eigenlijk: heeft God dan ook dwaze momenten? Dat kan toch niet, want alle wijsheid komt bij Hem vandaan. En heeft God trou­wens wel zwakke kanten? Net zo min toch! Hij heeft immers alle macht in de hemel en op de aarde – anders zou Hij die niet aan Jezus hebben kunnen geven. Toch staat dat er: over het zwakke en dwaze van God. En het zijn beslist geen foutieve vertalingen! Heeft Festus, de Romeinse stadhouder (of procurator), dan misschien gelijk gehad met zijn opmerking dat Paulus’ grote wijsheid hem wellicht naar de bol gestegen is? Is dat de verklaring van Paulus’ mening dat God ook zwakke kanten en dwaze invallen kan hebben? Nou, het is veel simpeler! Wat Paulus ons hier­mee duidelijk wil maken, is: wat de mensen zwak van God vinden, dat is sterker dan zij zelf kunnen opbren­gen. en wat zij als dwaas van God ervaren, dat is wijzer dan zij zelf zijn.

Méér tussen hemel en aarde

Als je uit Gods liefde gaat leven, word je door sommigen al gauw voor een watje versleten, want je bent niet bezig uit puur eigenbe­lang. Je blaast niet hoog van de toren en je zet geen hoge borst op, maar je hebt wel de kracht van God in je…

en die wijkt nimmermeer. Je mag overwinningsleven hebben over alle machten die je proberen eronder te krijgen.

Maar als je de dwaasheid van het evangelie voor waar aanneemt, kun je hen die in de wereld de wijsheid in pacht menen te hebben, zómaar over je heen krijgen. Want in deze tijd heeft bij weldenkende mensen, God als persoon toch zeker afge­daan! Het is wel ‘in’ te geloven dat er ‘iets’ is, en ook dat er méér is tus­sen hemel en aarde… maar noem dat nou geen God! Zo iets zou op een persoon moeten slaan, en dat is gewoon belachelijk. Al met al is het in de wereld nog nooit zo’n puinhoop geweest als nu. ‘t Leven lijkt wel hoe langer hoe meer gedemoniseerd te geraken. Dat zie je in het klein in toenemende onverdraagzaamheid, en in de kleine criminaliteit. In het groot kun je dat in terrorisme opmerken en in de ongenaakbare houding van sommige regeringen, zich al dan niet democratisch noemende. Maar we doen er verstandig aan, niet mee te doen met wereldse trends en wijsheden, want God heeft de wijsheid van de wereld voor dwaas verklaard en ons als perspec­tief zijn wijsheid gegeven. Door de dwaasheid van de gekruisigde Christus is bevrijding, vernieuwing en herstel binnen bereik gekomen. Wereldse wijsheid hoeft per definitie niet verkeerd te zijn. maar ze is ontoereikend om volkomen goede mensen en volmaakte omstandighe­den te creëren. Het blijft op z’n best steken in goed bedoelde pogingen om het geheel naar een aanvaard­baar niveau op te krikken.

We zijn niet wereldvreemd!

Kunnen we ons dan niet inlaten met natuurlijke verbeteringen? Waarom zou dat niet kunnen? Als we ze maar nooit te hoog inschatten, want natuurlijke zaken hebben nu een­maal geen eeuwigheidswaarde; ze komen voort uit onvolmaakt men­senwerk… en dat schiet nou een­maal niet op! Maar God heeft oog voor alle aspecten van het leven; Hij laat niemand scheefgroeien. Het complete heilsplan mag gaandeweg in elk mens openbaar komen. Dat lukt alleen op basis van wat de clou is van de dwaasheid van het kruis: onze roeping, onze van God gegeven en door de wereld als dwaas ervaren roeping tot hemels perspectief. Er zijn echt wel wijze mensen in de wereld, mensen die verstandig leven en goed omgaan met natuurlijke problemen. Je komt ook heel sterke lieden tegen, krachtpatsers met een robuust lichaam of een sterke geest. Maar de Here God heeft hén niet geselecteerd voor de lichaamsleden van de Christus – althans niet op grond van hun natuurlijke kwalitei­ten.

God schrijft evenwel verstandige en sterke mensen niet af voor zijn koninkrijk; natuurlijk niet! Net zomin als mensen met veel natuur­lijke kracht of wijsheid een streepje vóór zouden hebben, net zomin staan natuurlijke bekwaamheden op zich, een relatie met de Heer in de weg. God kiest niemand uit vanwege vermeende wijsheid of geesteskracht – dat zijn geen vereisten en ook geen verdiensten, want God schenkt ze de mens, het is voor ons pure genade. Maar reeds aanwezige natuurlijke pluspunten zijn ook geen reden voor een afwijzing. Ze hoeven niet in de weg te zitten, als ze maar onderge­schikt zijn gemaakt aan de bood­schap van Christus Jezus. Nicodemus werd écht niet afgewe­zen, ondanks dat hij een ontwikkeld mens was; Paulus trouwens ook niet. En Jozef van Arimathea werd al evenmin op een zijspoor gezet, ook al was hij schatrijk. God is niet bevooroordeeld tegen mensen met macht, invloed of kennis. Maar wie zich door zulk soort zaken laat lei­den, werpt wel zélf een barrière op tegen Gods aanvaarding.

Want als iemands hart daarnaar uit­gaat, staat het niet echt open voor wat de Heer samen met hem of haar wil bewerken: het goede, het welge­vallige en dat wat volkomen is. Dan wordt er blijkbaar liever doorgegaan met het krakkemikkige dat de duivel van de natuurlijke schepping pro­beert te maken… alle eeuwen door al, vanaf zijn eerste poging daartoe in de hof van Eden.

De kracht van het kruis

Maar Paulus besluit geen andere kennis in Korinte te brengen dan die over Jezus Christus, de gekruisigde. Hij probeert hen niet met menselij­ke wijsheid te overtuigen, hoewel hij op dat gebied heel wat in z’n mars heeft. Paulus weet dat de kracht van de boodschap niet gevonden wordt in kennisoverdracht, maar puur in de kracht van Gods Geest. Geloof op basis van wereldse wijs­heid stijgt niet uit boven het peil van religie bedrijven. Dat kan gepaard gaan met indrukwekkende manifes­taties, of met allerlei ceremonieel gedoe – maar daar raakt God niet van onder de indruk. Zijn ego wordt er óók niet door gestreeld, want de Eeuwige is altijd volkomen zichzelf. We hebben de Here God dus niets van wezenlijke waarde aan te bie­den, buiten wat Hij ons door zijn Geest zélf heeft toevertrouwd. Geven we dan de Schepper, wat wel genoemd wordt ‘een sigaar uit eigen doos’? Nee, want zijn Geest heeft zich verbonden met de onze; er komt dus een gezamenlijk product tevoorschijn. Daar geniet de Vader van hoor! Want het is de aanzet tot hersteld menselijk leven, overeen­komstig zijn blauwdruk. Paulus schrijft dat hij niet met ver­toon van kracht in Korinte gekomen is. Hij was bij zijn komst in de gemeente niet erg zeker van zich­zelf. Hij had zich zelfs zwak gevoeld, en zijn optreden werd beheerst door angst. Dat speelde zich allemaal af bij zijn bediening in de gemeente Korinte.

Had Paulus dan geen machtige boodschap? Jazeker, maar die open­baart zich niet in menselijke kracht of wijsheid. Daar was Paulus in zijn farizeese verleden al meer dan genoeg van uitgegaan. De bood­schap die hij nu in Korinte verkon­digde, bewees zich door de werking van Gods Geest. We doen er verstan­dig aan, het vandaag de dag óók daarin te zoeken. Je mag je best wel eens zwak voelen, dat doet aan de kracht van Gods Geest niets af. Ook dat is een stukje dwaasheid in de ogen van de mensen, want om verder te kunnen met je leven, moet je volgens velen toch wel ‘scoren’. Maar dat hoeft niet hoor, want Jezus heeft al voor ons gescoord, en wel door puur uit de Geest te leven. Overwinningsleven krijgt een mens door Jezus te volgen, en dus even­eens naar de inwonende Geest te luisteren. Voor de wereld is dat dwaas, want de ervaring heeft vele geleerd toch echt de eigen boontjes te moeten doppen. En dat is in zeker opzicht wel waar, maar dat mag je doen in de kracht en de wijsheid die God geeft.

Vernieuwing van leven

De dwaasheid van de boodschap van het kruis geeft een discipel de beschikking over op maat gesneden hemelse wijsheid. Het is dus zinvol, met alle mankementen en ongerech­tigheden naar de Heer te gaan. Bij Hem is verlossing, bevrijding en herstel. Bij Hem kan een mens ook autoriteit krijgen over alles wat uit de geestelijke wereld ontregelend werkt en een verwerpelijk denken propageert. Het past in de dwaas­heid van de kruisiging, in de bood­schap van het kruis waaraan Jezus zijn leven gaf voor ons allemaal… wereldwijd! Opdat ieder die het gelooft, vernieuwing van leven zal verwerven.

We denken dankbaar terug aan wat Hij voor de wereld volbracht heeft op de kruisheuvel, op de Calvarie, op Golgotha. Maar dat is één kant van het verhaal. Iets anders is dat Hij hierdoor de oudtestamentische Messiasverwachting in nieuwtesta­mentisch perspectief geplaatst heeft. Het wereldwijde lichaam van Christus kon gestalte gaan krijgen want door Jezus’ kruisdood en opstanding werd Pinksteren moge­lijk. Dat geeft heel zuiver de verhou­ding van dwaasheid en wijsheid in de prediking aan. Want via de dwaasheid van het kruis, is Gods wijsheid openbaar gekomen… name­lijk in de vorm van de lichaamsleden van Christus, allen gezalfd met Gods Geest, ontelbaar in aantal, meer dan de zandkorrels aan het strand. Wat een féést beleven we eigenlijk hè, onvoorstelbaar toch! Nou, dat feest mogen we elke dag vieren, heel simpel in het contact met de Heer… en met elkaar.

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Onder ons is zoveel zielsverdriet, zoveel innerlijke pijn, die nooit genoemd, benoemd is. Het lijden daaraan wordt vaak niet uitgesproken maar in stilte gedragen. Soms dingen van vroeger, heel vroeger. De jaren gleden voorhij, maar de tijd heelde de wonden niet. En iedereen kan zich deze dingen herinne­ren, maar zolang het pijn blijft doen is het niet genezen.

Het vergt soms nogal wat moed om die pijn te benoemen, omdat je eerst ergens doorheen moet. Het kan verborgen zit­ten onder schuld- en schaamtegevoe­lens, al of niet gekoppeld aan wat ande­ren ervan ‘vinden’. Je kunt het ook ont­kennen en net doen alsof het er niet is. Dit wordt dan vaak toegedekt onder de korst van allerlei activiteiten en bedrijvigheil. Dat kost veel energie, maar het lost niks op. Het verdrietige is je zoveel voor anderen doet datje niet meer aan jezelf toekomt, laat staan dat je voor anderen bereikbaar bent om je te laten helpen. Je kan zo beheerst worden door een zogenaamd overwinningsleven (wat dat ook moge zijn) dat je jezelf daarin verliest en schade oploopt in je ziel. En die ‘ziel’, dat benjij- Ik dacht dat er staat geschreven dat de treurenden getroost zullen worden’, niet de helden. Er is ook veel pijn onder verlies. Je kan zoveel verloren hebben en dan bedoel ik niet alleen geliefden, maar ook dingen van jezelf  wanneer je je een leiboom voelt ben je voor het grootste deel beknot in je persoonlijkheid. Je kan ook het geloof in mensen verloren hebben, zelfs geloof in God omdat de teleurstellingen diepe wonden hebben gedogen in je levensverwachtingen, zo diep, dat het leven eruit wegvloeit. En wat moetje dan? Verbitteren? Uitgedoofd raken? Het opgeven en uit­stellen naar ‘later’? Onder je boosheid kunnen zoveel tranen zitten. Je kunt geïsoleerd raken of, nog erger, ver­vreemd raken van jezelf Sommigen willen in één klap van hun pijn af, anderen lopen er omheen of doen net alsof ze alles onder controle hebben, maar altijd blijft er die onuitgesproken pijn, dat verstopte (!) verdriet. Geestelijk kun je misschien de dingen ‘op een rijtje’ hebben en de beginselen keurig hebben gesorteerd in de daartoe bestemde hokjes, maar hoe is het nou met jezelf? En ben je toegankelijk of ontoegankelijk? Ben je bereikbaar? Wat zou het een ontroerend moment zijn wanneer er iemand naast je ging zitten, je naam zei, je wezen noemde en alleen maar vroeg: ‘Vertel me eens…’ Zomaar, zonder vooroordeel. Iemand die vriendschap als een warme mantel om je schouders slaat en beminnelijk wacht tot dat jij begint te vertellen. Over de pijn in je ziel, je verloren din­gen, je teleurstellingen, je schijnoplos­singen, je moedeloosheid. Je eigen ver­driet en kapotgeslagen verwachtingen onder ogen te brengen van een ander, van je zelf.

Een ouderwetse, maar o zo mooie uit­drukking is: “Voor het aangezicht van God”. Wat gaat daar een rust van uit. Samen breng je het onder woorden. Pijn, verdriet kan niet zó diep zitten of liefdevolle handen kunnen het vrijma­ken. En dat is het: Het durven uiten, laten zien om het daarna in goede handen te geven en te laten verbinden. Niet met goedkoop pleisterwerk van een paar bijbelteksten, maar door jezelf te verbinden, met al je wonden, aan iemand die Zich aan jou verbindt. Omdat Hij jou zo liefheeft en een mens gevonden heeft waarin Hij zich herkent en die Hij naar jou heeft gezonden om naast je te gaan zitten. Zijn goedheid en belangstelling heeft gestalte gekregen in een mens die zich jouw lot aantrekt en je barmhartigheid bewijst. Kortom, jouw naaste.

Wat is zo’n vriendschap een kostbare voorwaarde en tevens een bedding om een stroom van verdriet een uitweg te geven. Schuld en schaamte verdwijnen als sneeuw voor Zijn zon, wantje bent teruggekeerd tot de eerste liefde waar­mee je wordt liefgehad. En zó, van lie­verlee, ontvang je genezing voor je ziel. Liefde brengt alles onder ogen en ver­bindt zich met elkaar. Een veilige, ver­trouwde plek voor een gewond mensen­kind.

Durf je je te laten vinden; durf je je rouwsluiers af te leggen? Gun je jezelf het zonlicht in je ogen van Zijn vrien­delijk gezicht? Durf je… durf je weer gelukkig te worden? Vreugde hoefje niet op te roepen met allerlei religieuze middelen, want echte vreugde is het gevolg van een liefdesver­klaring aan jou en deze milde genade is voldoende om je van binnen te gene­zen. Daar kun je je in (terug) vinden. Heb je de moed om, na alles wat er is gebeurd, je toe te vertrouwen aan hen die jou werkelijk liefhebben? Gelukgewenst!

In-gelukkig worden de treurenden die zich laten troosten door Zijn mensen, want Zijn daglicht stroomt in jouw ziel.

“De leiboom spruit opnieuw en spreidt zijn takken uit, omdat-ie, groen en fris, opnieuw geschapen is”.

 

Wat ook nodig is voor de eenheid door Jildert de Boer

Sleutels tot ware eenheid in de gemeente Deel 5

De twee voorgaande artikelen hadden respectievelijk gemeenschap en avond­maal als thema. We gaan door met nog een aantal trefwoorden die van groot belang zijn voor ons onderwerp en zon­der welke echte eenheid geen gestalte kan krijgen. Uiteraard bestaat er een bepaalde overlapping in de apart benoemde subtitels.

Dienen

We begrijpen dat “dienen” het tegen­overgestelde is van “heersen”. De Meester gaf ons het voorbeeld als Hij een vergelijk treft met het heer­schappij voeren in de wereld: “Zo is het onder u niet. Maar wie onder u groot wil worden zal uw dienaar zijn en wie onder u de eerste wil zijn, zal uw slaaf zijn; gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen” Matteüs 20 vers 26 tot en met 28 (Matt. 20:26-28). Dit zei Jezus naar aanleiding van de onenig­heid onder de discipelen wie van hen als de eerste moest gelden. “De eerste onder u worde als de jongste en de leider als de dienaar”, dat in tegenstelling tot de wereld waar hun machthebbers weldoeners worden genoemd, maar het vaak niet zijn, Lucas 22 vers 24 tot en met 26 (Luc. 22:24-26).

Het is dus niet interessant in de gemeente, om indruk te maken door welsprekendheid, want het gaat in wezen om dienstbaar willen zijn. Intelligentie of positie in de maat­schappij geeft in de gemeente van God geen enkele voorrang en op die grond mag ook geen voorkeur gege­ven worden, want daar gaat het puur om het dienen van God en elkaar. Streven naar macht of het uitoefe­nen van heerszucht, het innemen van sterke leidersposities, dat zijn zaken die uit den boze zijn, of op zijn zachtst gezegd klein-menselijke manieren om invloed aan te wenden in de gemeente. Simpel de gezind­heid hebben van de Meester om de anderen te dienen, dat is de mentali­teit van een echte discipel! Het is de gemakkelijkste weg, om zich te laten dienen, maar dat is nou net niet de taak die Jezus ons geeft. In de weg van dienen ging Jezus ons voor door de minste te zijn en de vieze voeten van zijn discipelen te wassen, Johannes 13. “Indien Ik nu nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb, behoort ook gij elkander de voeten te wassen; want Ik heb u een voorbeeld gege- ven, opdat gij ook doet, gelijk Ik u gedaan heb” Johannes 13 vers 14 en 15 (Joh. 13:14-15). Kunnen wij hiermee uit de voeten in het praktische dienen, ook als klus­jes en taken soms minder aange­naam zijn voor het vlees? Jezus ver­volgt: “Voorwaar, voorwaar. Ik zeg u, een slaaf staat niet boven zijn heer, noch een gezant boven zijn zender. Indien gij dit weet, zalig zijt gij, als gij het doet” Johannes 13 vers 16 en 17 (Joh. 13:16-17).

Het gaat niet om mooie theoreti­sche kennis of woorden, maar om daden van dienstbaarheid. Geestelijk verheven taal klinkt hol, als men niet eenvoudig kan dienen in het aardse en het geringe. Prachtige visies zijn leeg, als men niet gewoon kan dienen. Ook als men het Woord van God verkondigt in de gemeente gaat het er niet om een hoge positie in te nemen, maar elkaar te dienen met datgene wat de Heer elk in het bijzonder gegeven heeft op de door God aangewezen plaats 1 Korinthe 12 vers 18 (1 Kor. 12:18).

Als je de mensen dient, dan kun je heersen over de machten, maar als je over de mensen heerst, dan dien je de machten!

Denkt u dat er spoedig een scheu­ring optreedt in een gemeente, waar ze God en elkaar allemaal dienen en zich voor en aan elkaar geven?

Ootmoed

Wij verstaan dat “ootmoed” het tegenovergestelde is van “hoog­moed”. Het woord dat wij meestal gebruiken is nederigheid. Merkwaardigerwijs staat deze godde­lijke deugd niet in het rijtje van de vrucht van de Geest Galaten 5 vers 22 (Gal. 5:22). Iemand gaf als reden daarvoor eens kernachtig aan dat dit komt, omdat ootmoed of nederigheid de enige grond of bodem is waarin de vrucht van de heilige Geest kan groeien. Dat is een boeiende gedachte voor het praktische leven! Ootmoedigen hebben er geen problemen mee als zij in het ootje wor­den genomen, want zij hebben geleerd wat het is om te buigen, in plaats van de typisch menselijke trek om zichzelf altijd te willen verdedi­gen te hanteren. Zij hebben in de levenssituaties ondervinding wat het is zoals een lied zegt: “De wateren des levens, zij vloeien naar benee en wie vol Geest wil worden, moet in die richting mee”. Hebt u ooit water tegen een berg zien opgaan? Met God kun je nooit afgaan, als je gewillig je kunt onderwerpem aan Zijn woord, dat zegt: “De nederigen geeft Hij genade” Jakobus 4 vers 6b en 1 Petrus 5 vers 5b (Jak. 04:06b; 1 Petr. 05:05b). Dit principe vinden we reeds terug in het Oude Verbond Spreuken 3 vers 24 (Spr. 03:34)-

In de “laagvlakte” van het elkaar onderdanig zijn in de vreze van Christus Efeze 5 vers 21 (Ef. 05:21) en het je allen omgorden met nederigheid jegens elkander 1 Petrus 5 vers 5a (1 Petr. 05:05a) vind je des te grotere genade van God als hulp. Daar ga je niet op jacht naar eigen “strepen” in het zoeken van eer. Het hebben of halen van eigen gelijk door het laatste woord te willen spre­ken vindt men niet bij hen die in de levensschool geleerd hebben wat ootmoed werkelijk in de praktijk is. In de ervaringen van elke dag heb­ben zij geleerd wat het is om de onderste weg te gaan en dat bete­kent soms zwijgen en stil-zijn. Natuurlijk gaat dit niet zonder de strijd aan te binden met bijvoorbeeld de verzoekingen tot hoogmoedige gedachten bij zichzelf, of zucht naar rivaliteit in de gemeente. “In oot­moedigheid achte de een de ander uitnemender (belangrijker, NBV) dan zichzelf” (Filip. 2:3) is zo typerend op de weg van Jezus. De weg van Jezus, zoals die subliem is geschetst in Filippenzen 2 vers 1 tot en met 7 (Filip. 02:01-07) is nu juist de weg naar beneden, die naar omhoog voert. Het is de weg van vernedering naar verhoging Matteüs 23 vers 12; Lucas 14 vers 11; Lucas 18 vers 14 (Matt. 23:12; Luc. 14:11; Luc. 18:14). Dit is een goddelijke wetmatigheid. “Wie nu zichzelf gering zal achten als dit kind, die is de grootste in het Koninkrijk der hemelen” Matteüs 18 vers 4 (Matt. 18:04).

Als het gaat om de gaven en bedie­ningen die Hij aan de mensen geeft, worden deze gegeven door Hij, die (eerst) is nedergedaald, Hij is het (daarna) ook, die is opgevaren ver boven alle hemelen, om alles tot volheid te brengen (Efeze 4 vers 9 tot en met 11 (Ef. 04:09-11). Hoogmoedigen weerstaat Hij, die kan Hij niet gebruiken. Ootmoed gaat vooraf aan de eer Spreuken 15 vers 33 en Spreuken 18 vers 12 (Spr. 15:33 en Spr. 18:12).

Omhoog via omlaag

Een weg, die nog veel verder omhoog voert, is de weg van de lief­de in combinatie met de gaven 1 Korinthe 12 vers 31; (1 Kor. 12:31; 1 Korinthe 13; 1 Korinthe 14). Ook in dit verband loopt de weg naar omhoog via de weg naar beneden. We noemen een paar uitdrukkingen uit 1 Korinthe 13: “de liefde zoekt zichzelf niet, de liefde praalt niet, zij is niet opgeblazen”, enzovoort. Ootmoed of nederigheid gaat gepaard met zelfverloochening en dat is een bijbels begrip dat haaks staat op de geest van deze tijd. Waar men het “zelf” zo sterk profileert, ook in christelijke kringen, mogelijk uit reactie tegen de geest van verwer­ping met zijn “je bent niets”, kan men zich afvragen of het gaat om het mogen zijn van een vernieuwde persoonlijkheid in Christus, of dat de “ego-gerichtheid” langs een ach­terdeur weer binnenkomt. De gewil­de nederigheid Kolossenzen 2 vers 18 (Kol. 02:18) in hou­ding of maniertjes, mag overboord en vervangen worden door een gezonde nederigheid van hart Matteüs 11 vers 29 (Matt. 11:29). Zo’n hart is zacht, ontvankelijk, soepel en buigzaam gemaakt onder Gods hand. Met mensen, die waarachtig nederig van harte zijn, kan God Zijn gemeente bouwen. Zij koesteren geen gedachten hoger dan die hen voegen, maar gedachten tot bedacht­zaamheid Romeinen 12 vers 3 (Rom. 12:03). Zulke men­sen hebben er geen moeite mee, om een “beweging naar beneden” te maken (al kunnen zij wellicht slechts 10% aan fouten bij zichzelf vinden en ligt de oorzaak misschien voor 90% bij de ander), om het hart van die ander te kunnen winnen. Wijsheid is immers bij de ootmoedigen Spreuken 11 vers 2 (Spr. 11:02). Paulus schrijft over het wandelen in alle ootmoed Efeze 4 vers 2 (Ef. 04:02) en hij sprak uit ruime eigen ervaring Handelingen 20 vers 19 (Hand. 20:19). De sleutel van de weg omlaag te gaan op aarde, leidt er juist toe dat de weg omhoog voert in de hemelen. Met God ga je uiteindelijk alleen maar op! Hij kroont de ootmoedigen met heil Psalm 149 vers 4 (Ps. 149:004).

Om eenheid in de gemeente te bewaren is de gezindheid van nede­righeid en het weerstaan van het “omhooggaan” (door bijvoorbeeld competitiedrang, jaloezie op ander­mans zegen, etc.) een onmisbare zaak. Als je gepasseerd wordt, of niet gevraagd voor een taak, dan kun je ootmoed van God tonen, of vallen in verwijt naar die ander. Etc.

Geen verkeerde strijd

Veel gemeenteproblemen komen daaruit voort, dat men elkaar te lijf gaat. Meestal wel niet letterlijk, maar in woordenstrijd en twist met men­sen ligt geen wijsheid om een pro­bleem in de gemeente aan te pak­ken. Helaas komt het hier en daar voor dat men elkaar “bijt en vereet”. in plaats van elkaar in de liefde te dienen en door de Geest te wande­len en niet te voldoen aan de begeer­te van het vlees Galaten 5 vers 13 tot en met 16 (Gal. 05:13-16). Door de strijd tegen mensen te voe­ren, verliest men het zicht op de achterliggende ware vijanden: de boze geesten in de hemelse gewes­ten Efeze 6 vers 12 (Ef. 06:12). Natuurlijk niet om te roepen: “jij hebt een boze geest en moet je eerst maar eens laten bevrij­den”. In hoeverre ben ik zelf volledig vrij van alle beinvloeding van de boze? We bidden toch allen: “Verlos ons van de boze”, zoals Jezus het ons leerde in het zogenaamde “Onze Vader”. Essentieel in het omgaan met elkaar in de gemeente is glas­helder te zien dat we maar een gemeenschappelijke geestelijke vij­and hebben en dat is de duivel, die de door-elkaar-werper tracht te zijn door middel van onder meer het aanklagen van broeders en zusters. Neem ik aanklachten van de boze over tegen mijn broeder, of spring ik ter verdediging van mijn broeder op de bres in de gezindheid van Jezus? De geestelijke strijd zien en hante­ren is een belangrijk wapen, om je broeders en zusters vrij te pleiten en hen geen dingen toe te rekenen door scheiding aan te brengen tussen mens en macht der duisternis, die hem/haar (of mezelf!) mis-leidt. We zullen in de gemeente nooit tegen elkaar zijn, maar voor elkaar en alleen tegen de satan, die gebruik wil maken van menselijke situaties. Laten we als er iets opkomt vanuit het vlees, de duivel dan geen voet geven, maar de eenheid bewaren met elkaar.

Zien met geestelijke ogen

“Zo kennen wij van nu aan niemand meer naar het vlees” 2 Korinthe 5 vers 16 (2 Kor. 05:16) is een subliem woord, dat ons kan behoeden die ander nog te beoordelen volgens de maatstaven naar de oude mens. “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schep­ping: het oude is voorbijgegaan, Zie, het nieuwe is gekomen. Dit alles is uit God…” 2 Korinthe 5 vers 17 en 18a (2 Kor. 05:17-18a). Waarom kunnen wij dat niet zien met geestelijke ogen? Die ander heeft de volkomenheid nog niet bereikt, maar wat heerlijk als ik zie wat voor nieuwe ontwikkeling er in Christus is gekomen, in plaats van te kijken of mij zelfs blind te staren op “vlees”. Als God mij plaatst naast iemand die mij van nature minder ligt, dan heb ik geweldige mogelijk­heden, om het positieve bij die ander op te merken, naar wie Hij in Christus is en wie Hij in Christus mag worden. Wil ik het oude van medechristenen “voorbij laten gaan”? Ga ik het verklaren tot “vroe­ger”, toen hij in het vlees wandelde? Dan kijk ik mee vanuit het perspec­tief dat God voor ogen heeft en wordt het klimaat in de gemeente positief.

Kijk nooit minnetjes rond, maar waardeer het goede dat in die ander naar Christus Filemon 4 (Filemon 01:4-6). Op die manier beoordelen we posi­tief, vanuit een plus-denken (die ander in Christus en Christus in die ander!). “Daarom beoordelen we vanaf nu niemand meer volgens de maatstaven van deze wereld” 2 Korinthe 5 vers 16 NBV (2 Kor. 05:16). Dan ga je niet meer rond om die medebroeders en -zusters iets toe te rekenen en een zwart boek” over hen bij te houden, want Christus rekent mij ook al die dingen niet meer aan 2 Korinthe 5 vers 19 (2 Kor. 05:19). Alleen de duivel heeft belang bij “negatieve notitieboekjes”, om aan te kunnen klagen, maar wij mogen deze dingen wegdoen, als ze opko­men, of ons in de herinnering schie­ten. De gezindheid van Christus gaat zo heersen in de gemeente en alle verhoudingen kunnen gezond worden.

Oordeelt niet

Elkaar de maat nemen komt veel voor in gemeenten. Het leidt tot een voortdurend letten op elkaar, beoordelen van elkaar, praten over elkaar, kritiseren van elkaar en soms zelfs een veroordelende houding naar elkaar. Veroordeling van anderen onder een vroom masker is een wapen in handen van religieuze geesten. Deze oordeelszucht over de ander, die eis naar de ander en kri­tiek op de ander is een gif van de oude slang, dat mensen en hele gemeenten kapot kan maken. In elk geval werkt het op zijn minst ver­lammend ten aanzien van eenheid. Jezus maakt hier korte metten mee door te zeggen: “Oordeelt niet” Matteüs 7 vers 1 (Matt. 07:01). De Heer geeft daarbij de leerzame illustratie van de balk in eigen oog niet zien, maar wel de spl­inter bij de ander opmerken. Jezus vindt dat huichelarij, omdat je pas scherp genoeg kunt zien, om die splinter bij die ander te verwijderen, als je eerst de balk uit je eigen oog hebt weggedaan Matteüs 7 vers 3 tot en met 5 (Matt. 07:03-05). Kortom: oordeel de ander niet, maar oordeel jezelf! Dat wil zeggen: “Zie toe op jezelf en op de leer” 1 Timoteüs 4 vers 16 (1 Tim. 04:16). Met andere woorden: kloppen mijn daden wel met de woorden die ik spreek? “Indien wij echter onszelf beoordeelden (=toetsten), zouden we niet onder het oordeel komen. Maar onder het oordeel des Heren worden wij getuchtigd (=opgevoed), opdat wij niet met de wereld zouden ver­oordeeld worden” 1 Korinthe 11 vers 31 en 32 (1 Kor. 11:31-32). De wijsvinger naar de ander die de schuld heeft, is dichtbij, maar ben ik bereid mijzelf op de proef te stellen en te onderzoeken, of ik wel in het geloof ben en of ik zeker weet dat Jezus Christus in mij is 2 Korinthe 13 vers 5 (2 Kor. 13:05)? Als ik mijzelf de spiegel durf voor te houden, word ik mild voor anderen in de gemeente, ook als ze naar het aanzien nog fouten (lijken te) maken, die ik inmiddels immers bij mezelf heb gezien. Niet om mijzelf daarmee te deprimeren, want de dingen zien in Gods licht leiden tot reiniging en heiliging. Het oordeel voert tot overwinning! Wij zullen toezien op onszelf en waakzaam zijn, bijv. Lucas 21 vers 34 tot en met 36 (Luc. 21:34-36). God geeft ons steeds een beetje licht, om te oordelen over wat we bij onszelf zien en op die wijze schei­ding aan te brengen tussen duister­nis en licht, tussen goed en kwaad in ons leven.

Jezus sprak eveneens: “Nu gaat er een oordeel over deze wereld, nu wordt de overste dezer wereld buitengeworpen” Johannes 12 vers 31 (Joh. 12:31). God brengt oordeel(=scheiding) aan tus­sen de mens en de overste die hem in deze wereld beheerste, geheel, of nog op bepaalde gebieden in ons leven. Het is een heerlijke zaak dat we de ander niet hoeven te oordelen, maar onszelf onder de loupe durven te nemen en dat de machten der duisternis uitgeworpen kunnen wor­den, om te beginnen uit de gemeen­te. Laten we deze sleutel gebruiken, die zo bevorderend werkt voor de eenheid tussen christenen!

(slot volgt)

 

Gods oogappel (gedicht) door Berry Janson

“Wie U aanraakt, raakt Zijn oogappel aan” naar Zacharia 2 vers 8 (Zach. 02:08).

Mijn oogappel ben jij;

’t is veilig dit te weten.

Ik berg je in Mijn hand –

zul je dit nooit vergeten?

 

Mijn handen zijn zo zacht;

ja, vrij van elk geweld.

En wie jou waagt te schaden

wordt door Mijn kracht geveld.

 

Wie jou aanraakt, raakt Mij;

want wij zijn immers één!

En voor Mijn majesteit

snellen de schenders heen!

 

Door engelen omringd

zul je Mijn glans verspreiden;

jij bent Mijn hartewens,

in jou zal Ik heil bereiden.

 

Want kostbaar ben je, kind,

kleinood van gróte waarde!

jij bent Mijn heerlijkheid

in hemel en op aarde.

 

Mijn oogappel ben jij,

Mijn roem, mijn lof en luister.

Ik laaf je met Mijn licht

en dat ontkracht èlk duister!

Berry Janson

 

De veroorzaker van het lijden door Hessel Hoefnagel

Het boek Job In het licht van het evangelie Deel 3

Op ‘zekere dag’ komen in het ver­haal over Job de zonen Gods (enge­len in dit verband) om zich voor de Here te stellen Job 1 vers 6 (Job 01:06). Zoiets als van de baas, die aan het eind van de werkdag zijn personeel bij elkaar roept en ieders bevindingen navraagt en weer nieuwe instructies geeft.

Afzonderlijk wordt dan gesteld, dat ook satan zich onder hen mengt. Hij is een engel tussen de anderen, maar hij valt direct op, zeker bij de Here God. Duidelijk is dat wwar zonen Gods zich openbaren, ook satan tracht zich te manifesteren. En dan wordt satan naar voren geroepen om verantwoording af te leggen aan de ‘grote Baas’. ‘Wat heb jij gedaan vandaag? Waar ben je geweest? Heb je ook acht geslagen op mijn knecht Job? Want niemand op aarde is als hij, zo vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad’.

De vraag komt naar boven: waarom attendeert de Here God de satan op Job? Het is echter niet de Here God die satan moet attenderen op Job, want uit het antwoord van satan blijkt, dat deze zeer goed weet wie Job is, hoe godvrezend hij is, hoe oprecht en welk een afstand hij neemt van alles wat tegen de wil van de ware God in gaat. Gewoon als mens tussen de mensen en niet omdat Job het bestaan van een dui­vel achter de verleidingen tot zonde ziet.

De overste van de wereld

Toen de Here God de schepping van hemel en aarde voltooid had en alles daarin en daarop functioneerde, zoals Hij het bedoelde, stelde Hij de mens aan als de beheerser van de aarde en alles wat daarop was. De mens was dus de wettige ‘overste van de wereld’.

Sinds de zondeval van de mens ech­ter is deze zijn heerserspositie kwijt­geraakt en is hij tot een slaaf van de zondemacht (satan) geworden. De aarde is sindsdien omwille van deze ongehoorzaamheid van de mens aan de bedoeling van de Schepper ‘ver­vloekt’, dat wil zeggen onder de claim van de zondemacht gekomen. Satan is sindsdien de wederrechtelij­ke ‘overste der wereld’ in plaats van de mens. De mens is ondergeschikt geworden aan de duivel en daardoor gedoemd om te sterven. Sterven is komen onder de claim van de doodsmacht! Als de mens zondigt, treedt er namelijk een geestelijke wetmatig­heid in werking. Dat is de ‘wet van de zonde en van de Dood’. Deze brengt de mens onder de claim van de Dood. In tegenovergestelde zin geldt: Als de mens zich tot God bekeert, treedt de ‘wet van de Geest van het leven’ in werking op basis van het volbrachte werk van Jezus Christus Romeinen 8 vers 2 (Rom. 08:02). De Dood is de ‘laatste vijand’, die teniet gedaan wordt, dus geworpen wordt in de ‘poel des vuurs’. Als er sprake is van een ‘laatste’ vijand, moet er ook een ‘eerste’ vijand van God en mens zijn. En dat is de zonde (macht), die de wereld is bin­nengekomen als gevolg van de onge­hoorzaamheid van de eerste (nog niet wederom geboren) mens. En de zondemacht zette de poort open voor de Dood(smacht), zodat deze kon gaan heersen in de wereld van de mens, Romeinen 5 vers 12 tot en met 14 en Romeinen 5 vers 17 tot en met 21 en 1 Korinthe 15 vers 21 en Openbaring 20 vers 13 (Rom. 5:12-14 en Rom. 5:17-21 en 1 Kor. 15:21 en Openb. 20:13). Maar zowel de zonde (macht) als de Dood(smacht) worden door de over­winning van onze Heer Jezus teniet gedaan, dus uitgeworpen in de eeu­wige afgrendeling, de ‘poel des vuurs’ 1 Korinthe 15 vers 26 en Jesaja 25 vers 7 en 8 (1 Kor. 15:26 en Jes. 25:07-08). De rechtvaardige Schepper erkent de nederlaag van ‘de mens in het algemeen’ en de consequenties, die dit heeft voor de hele schepping. Hij trekt zich als het ware tijdelijk terug op ‘de mens in het bijzonder’, die in Hem blijft geloven. Daaronder dus ook de gevallen Adam met zijn vrouw Mannin. Hij geeft ze de zo genoemde ‘moederbelofte’, die ze in geloof aanvaarden Genesis 3 vers 15 (Gen. 03:15) en Mannin krijgt van haar man de pro­fetische benaming Eva, dat wil zeg­gen ‘moeder van alle levenden’ Genesis 3 vers 20 (Gen. 03:20).

De claim van de Dood

Ook de Heer Jezus erkent de satan als ‘overste van de wereld’, die immers sinds de zondeval van de éérste mens ‘in het boze’ ligt, dus onder de claim van de Dood. Lees: Johannes 12 vers 31 en Johannes 14 vers 30 Johannes 16 vers 11 Joh. 12:31 en Joh. 14:30 en Joh. 16:11). [N.B.: een diepere studie over dit onderwerp geeft mij persoonlijk de indruk, dat ook de satan een ondergeschikte is van de Dood in plaats van andersom. (De) Dood wordt immers de ‘laatste vijand’ genoemd, die te niet moet worden gedaan 1 Korinthe 15 vers 26 (1 Kor. 15:26).

En als satan met al zijn engelen al in de ‘poel des vuurs’ is geworpen, dan moet (de) Dood als ‘gevangenbe­waarder’ nog zijn ‘gevangenen’ los laten, zodat deze rechtvaardig geoordeeld kunnen worden. Pas daarna wordt (de) Dood in de poel des vuurs geworpen Openbaring 20 vers 7 tot en met 15 (Openb. 20:07-15). In Romeinen 5 wordt door de apostel Paulus gesteld: ‘de Dood heeft als koning geheerst’ , ook al voordat er een wet was, die de zonde benadruk­te. Daardoor kon de Dood al vanaf Adam gaan heersen over de mens als gevolg van diens overtreding. Zijn claim lag als een sluier over de schepping en de zonde (macht) (satan) kon eveneens heersen over de mens vanwege die claim van de Dood.

De vertaling van Romeinen 5 vers 21 (Rom. 05:21) luidt dan ook bij sommige bijbel­vertalingen: ‘… opdat, gelijk de zonde (macht) heerschappij voerde in het rijk van de Dood …’. En in Hebreeën 2 vers 14 (Heb. 02:14 Statenvert. en Luthervert.) wordt van satan gezegd: ‘… die het geweld van de Dood had’, dus werkte met het geweld van de Dood en niet, zoals de NBG-vertaling stelt: ‘…die de macht over de Dood had’].

Na de opstanding van de Heer Jezus komt de uitdrukking ‘overste van de wereld’ voor satan in de bijbel niet meer voor. Wel wordt hij de ‘overste van de macht der lucht’ (hemelse gewesten) genoemd, tegen wie wij te strijden hebben Efeze 2 vers 2 (Ef. 02:02). Sinds Zijn opstanding en plaats op de troon van God is onze Heer Jezus de ware ‘Overste van de wereld’ en namens Hem de ‘zonen Gods’, naar wiens openbaring de schepping als in barensnood zuchtend verlangt Romeinen 8 vers 18 tot en met 21 (Rom. 08:18-21).

Wat de éérste Adam (mens) verzaak­te, volbracht de laatste Adam (mens!). Hem is vanwege Zijn over­winning over Satan en Dood immers gegeven ‘alle macht in hemel en op aarde’, zoals Hij ook zelf tegen Zijn discipelen zei: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde’ Matteüs 28 vers 18 (Matt. 28:18).

De koningen van de aarde

En in Openbaring 2 vers 5 (Openb. 02:05) wordt Hij de ‘Overste van de koningen der aarde’ genoemd, aan wie ‘engelen, machten en krachten’ (dus ook dui­velen) onderworpen zijn 1 Petrus 3 vers 22 (1 Petr. 03:22) . De ‘koningen der aarde’ zijn de ‘zonen Gods’, die met het Hoofd samen het totale ‘lichaam van Christus’ vormen. Ook de Dood werd van zijn ‘kracht’ of geweld beroofd, waardoor weer het oorspronkelijke, onvergankelijke leven aan het licht kwam (komt) als gevolg van de prediking van het ware (volle) evangelie van licht en leven 2 Timoteüs 1 vers 10 (2 Tim. 01:10). Zo komen we weer bij die vraag: Waarom wordt satan opmerk­zaam gemaakt op Job? We hebben al gezien, dat er geen sprake is van een specifiek ‘aandacht vestigen op’, maar veel meer van een ’tot verantwoording roepen van’! God wil aandacht voor Zijn knecht Job in de hemelse gewesten. Zoals Hij dat ook wil voor u en mij, die Hem dienen. Satan is dus sinds zijn nederlaag aan het kruis van Golgotha niet meer de ‘overste van de wereld’, al doet hij nog wel alsof. Integendeel, hij wordt door God bewust geconfronteerd met de opgroeiende ‘zonen Gods’, want door middel van hen en met behulp van de ware engelen Gods zal hij worden uitgeworpen in de ‘buitenste duisternis’.

Om deze reden moeten wij ons niet verbazen, als ook wij net als de eer­ste en de laatste Adam in velerlei verzoekingen vallen. Daardoor wordt ons geloof namelijk een beproefd geloof en we leren daardoor te vol­harden in ons geloof. Daarin hebben wij het voorbeeld van Job, die bleef vasthouden aan zijn rechtvaardigheid Jakobus 1 vers 2 (Jak. 01:02).

Job is voorbeeld voor ons

Het is goed om ook Jakobus 5 vers 7 tot en met 11 (Jak. 05:07-11) te lezen. Hier wordt het geduld van Job ons ten voorbeeld gesteld, evenals de gelatenheid en het geduld van de profeten, die in de naam des Heren gesproken hebben. In het boek Job wordt in profetische zin duidelijk gemaakt dat de mens Gods centraal staat in de hemelse gewesten en daar in zijn ontwikke­ling tot het doel van God wordt tegengestaan en gehinderd door de satan.

Job is dan ook een typering, niet alleen van onze Heer Jezus als ‘zoon des ménsen’, maar ook van ieder, die naar het beeld van zoonschap Góds streeft.

Satan wordt bewust geconfronteerd met de kinderen Gods. Deze hebben daardoor enerzijds lijden te verdu­ren, maar anderzijds worden ze geoefend in het onderscheiden van goed (de sfeer van het Koninkrijk van God) en kwaad (de sfeer van de (wederrechtelijke) beheersgebieden van satan en Dood. Je zou misschien geneigd zijn te denken, dat God in de situatie, die geschilderd wordt in het eerste hoofdstuk van Job, een soort over­eenkomst aangaat met de duivel. Maar dat is geenszins het geval, want dat zou in tegenspraak zijn met het karakter van God. Onze God namelijk: bewoont een ontoegankelijk licht,

kent geen zweem van verandering of ommekeer, kan door het kwade niet verzocht worden, brengt zelf ook niemand in verzoe­king Jakobus 1 vers 13 tot en met 17 (Jak. 01:13-17).

Proces van ontmaskering

Onze God werkt vanuit een bepaald uitgangspunt en met een bepaald doel. En de mens staat daarin cen­traal. Het gegeven in het boek Job duidt veeleer op een proces van ont­maskering van de satan. Satan probeert zich te verbergen en vanuit een duistere omhulling zijn werk te doen. Maar onze God haalt hem voor het voetlicht! ‘Vertel maar eens openlijk, waar je mee bezig bent’.

Onze God is één! Ongedeeld, heilig en zuiver. Daarvoor sidderen de dui­velen, want zij zijn enkel haat en verdeeldheid, leugen en bedrog. En ze sidderen ook voor mensen als Job, die daarbij ook nog vervuld zijn met de Geest van de levende God. De duivelen ervaren God in zulke mensen en daarom sidderen ze voor deze heiligen Gods, die hen met behulp van de heilige engelen doen belanden in de eeuwige afgrende­ling, de ‘poel des vuurs’. De duivel weet, dat zijn einde nabij is en hij kan niet anders dan het ‘vlees’ aantasten, zoals létterlijk bij Job gebeurde. Maar de aanduiding ‘vlees’ is méér dan alleen maar het aardse lichaam. Het duidt een gezindheid aan, die in plaats van naar bóven (naar de dingen van God), naar benéden (naar de begeer­lijkheden op aarde) gericht zijn. Ook wij moeten daarom leren om ons in ons geloof niet te richten op ‘het vlees met zijn begeerten’, maar dit integendeel ‘kruisigen’, zodat onze nieuw geboren innerlijke mens kan uitgroeien tot geestelijke volwas­senheid en geschiktheid voor het Koninkrijk Gods. (Lees Jakobus vers 13 tot 16).

Wie was Job?

Nu iets over de persoon en gezind­heid van Job. De naam Job betekent ‘gehate, vijandig bejegende, vervolg­de, aangevochtene’. Job woonde in Uz, dat betekent ‘een vruchtbaar land’, in het oosten. Hij was de rijk­ste mens van al de bewoners van het oosten. En hij diende God onberis­pelijk. God zelf getuigde van hem: ‘Niemand op aarde is als hij, zo vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad’ Job 2 vers 3 (Job 02:03). We zien hier vergelijkingen met de begintijd. Toen deed de Here God de éérste mens (Adam) ook wonen in een vruchtbaar land in het oosten. We kennen dat uit de bijbel als de ‘hof van Eden’ (Genesis 2). We zien ook vergelijkingen als we naar onze Heer Jezus kijken. Hij is de laatste Adam en Hij leefde in het vruchtbaarste land, wat in de hemelen maar te bedenken is, namelijk: het Koninkrijk van God. Jezus was van jongs af aan onophou­delijk bezig met de dingen van de Vader in de hemelen. Hij was daar­om geheel ‘van boven’, niet van deze aarde. Dat is ook onze roeping van­daag: ‘…Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven en uw leven is met (in) Christus verborgen in God’ Kolossenzen 3 vers 1 tot en met 3 (Kol. 03:01-03). De ‘hof van Eden’ en het land Uz zijn schaduwbeelden van de ‘hemel­se gewesten’ (Efezebrief). Adam en Job zijn dan op zich schaduwbeel­den van de mens naar  Gods oorspronkelijke bedoeling? die bewust in deze geestelijke wereld geplaatst wordt. Daar ervaart de mens, die op de ware God gericht is, enerzijds de vrede, gerechtigheid en blijdschap van het Koninkrijk van God. Anderzijds ervaart hij daar de verleiding en subtiele invloed vanuit het rijk der duisternis. De mens-in-Christus wordt immers gezegend met ‘allerlei geestelijke zegeningen’ in de hemelse gewes­ten Efeze 1 vers 3 (Ef. 01:03). Hij moet echter net als de eerste Adam ook zijn/haar ‘hof’ ‘bewerken en bewaren’, dus op de juiste wijze beheren, afstand nemen tot de ‘boom van kennis van goed en kwaad’ en

vooral niet ‘eten’ van de vrucht van deze boom Genesis 2 vers 5 tot en met 17 (Gen. 02:05-17).

De mens in Christus

De mens-in-Christus wordt net als de éérste Adam in de hof, bewust in die hemelse gewesten geplaatst om daar in de komende eeuwen (dat is de tijd, waarin wij nu leven) ‘de over­weldigende rijkdom van Gods gena­de’ te tonen, dus naar buiten te laten zien in overeenstemming met Zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus Efeze 2 vers 7 (Ef. 02:07). De mens-in-Christus is in totaliteit de gemeente van Jezus Christus en door middel van dit ‘lichaam van Christus’ wordt de bediening van het ‘geheim van God’ openbaar. Dat geheim is van eeuwen her ver­borgen gebleven in de Schepper van alle dingen, maar het wordt door middel van de gemeente van Jezus Christus als een ‘veelkleurige wijs­heid’ bekend gemaakt (geprocla­meerd) aan de ‘overheden en mach­ten’ in de hemelse gewesten Efeze 3 vers 9 tot en met 11 (Ef. 03:09-11).

Jezus zelf is het Hoofd van dit lichaam. En deze ware gemeente wordt in de hemelse gewesten bewust geconfronteerd met de (vaak subtiele) invloed van het rijk der duisternis en de invloed van het rijk van de Dood.

Het ‘geheim van God’ betreft de invulling van het ‘eeuwig voorne­men’ van onze God. In dat geheim had ook Job een plaats als schaduwbeeld. Maar dit geheim wordt ‘in onze Heer Christus Jezus’ in werkelijkheid uitgevoerd Efeze 3 vers 10 (Ef. 03:10).

De Heer Jezus was na Zijn vervul­ling met de Geest van de Vader in de ‘gestalte Gods’ (de mens, zoals de Schepper die zich van oorsprong in gedachten heeft) en kon zich daar­om aan God gelijk stellen. Terwille van de realisatie van het ‘eeuwig voornemen’ van de Vader heeft onze Heer echter vrijwillig deze heerlijk­heid afgelegd. Hij heeft zichzelf ‘ontledigd’ en is vrijwillig ‘neerge­daald’ naar het ‘aardse’ niveau van de (gelovige) mens. Deze lag vanwe­ge de zondeval van de éérste Adam immers nog onder de verderfelijke claim van de Dood. Hij nam ter wille van ons de ‘gestalte van een dienstknecht’ aan Filippenzen 2 vers 5 tot en met 11 (Filip. 02:05-11).

In de hemelse gewesten

Onze Heer ging ter wille van het eeuwige doel van de Vader alle ‘hemelen’ door. Hij begon Zijn strijd tegen de duivel en de Dood in de ‘eerste hemel’, de door Paulus genoemde hemelse gewesten. Hij bood weerstand tegen de ‘smaad en verschrikking’ van de boze geesten, die Hem daar voortdu­rend omringden. Denk maar aan de climax daarvan toen Hij aan het kruis hing tot een spot en smaad voor de mensen. Toen benauwden Hem de ‘stieren’ en ‘buffels van Basan’ en omringden Hem de ‘hon­den’ en een ‘verscheurende, brul­lende leeuw’ (Ps. 22). Daarna daal­de Hij neer in de ‘hemel van de Dood’, dat is het dodenrijk.

Terwijl Zijn lichaam nog aan het kruis hing en in een graf werd gelegd, werd Hij echter weer verbon­den met de Geest van de Vader en proclameerde Hij de overwinning van het Koninkrijk van God aan de ‘geesten in de gevangenis’ . De ongehoorzame geesten moesten Hem als Heer erkennen en werden beschaamd; velen lichamen echter van de géhoorzame geesten werden opgewekt door deze proclamatie en vertoonden zich in de ‘heilige stad’ (pas op! Dat duidt niet op het aardse Jeruzalem, dat net de Heer gekrui­sigd had). Vergelijk 1 Petrus 3 vers 18 en 19 en Matteüs 27 vers 52 en 53 (1 Petr. 03:18-19 eens met Matt. 27:52-53). De Heer Jezus verbrak de ‘weeën van de Dood’ Handelingen 2 vers 24 (Hand. 02:24), dus de claim, welke de Dood sinds de ‘zon­deval’ van de éérste Adam had over de hele schepping, inclusief de mens als de door God bedoelde wet­tige heerser daarover. Hij kwam in majesteit door Zijn glo­rieuze opstanding weer tevoorschijn en zette zich tenslotte aan de Rechterhand van de ‘Majesteit-in-de- hoge’. Dat is de ’troon van God’, waar Hij ‘gezeten is’ om het recht­vaardig oordeel over alle mensen te voltrekken. Onze Heer kreeg uit de hand van de Vader ‘alle macht in hemel en op aarde’.

Hij is ‘opgeva­ren, ver boven alle hemelen’, om alles tot volheid te brengen Efeze 4 vers 9 en 10 (Ef. 04:09-10).

Als ook wij ‘in Christus’ willen zijn, zullen ook wij allereerst bewust worden geplaatst in de hemelse gewesten. Daar begint ook onze glorietocht, het Lam achterna, de heme­len door. Daartoe moeten wij aller­eerst de ‘wapenrusting Gods’ aan­doen om evenals onze Heer te kun­nen standhouden tegen de (listige – SV) ‘verleidingen des duivels’. Ook wij worden geconfronteerd met en hebben te worstelen tegen de ‘over­heden, machten, wereldbeheersers der duisternis’, kortom tegen de ‘boze geesten in de hemelse gewes­ten’.

Gods wapenrusting

We moeten bewust deze ‘wapenrus­ting Gods’ hanteren om weerstand te kunnen bieden ‘in de boze dag’. Ieder van ons ervaart op één of ander manier deze ‘boze dag’, dat is het moment of de periode, waarin je persoonlijk wordt aangevallen, hetzij fysiek (lichamelijk) of psychisch (in je geestelijk en/of je zielsleven.

We moeten onze ‘lendenen omgor­den met de waarheid’;

ons bekleden met ‘het pantser der gerechtigheid’;

onze voeten schoeien met ‘bereid­vaardigheid van het evangelie van de vrede’;

het ‘schild van geloof’ hanteren om de ‘brandende pijlen’ van de boze te kunnen doven;

de ‘helm des heils’ opzetten, zodat ons denken helder blijft en niet wordt verdoofd door de vele infor­matie, waarmee we worden bena­derd;

het ‘zwaard des Geestes’ (het Woord van God) ter hand nemen en vooral bij dit alles

‘aanhoudend bidden’ in onze geest en daarbij voortdurend

waakzaam zijn en blijven volhar­den Efeze 6 vers 10 tot en met 20 (Ef. 06:10-20).

Adam was de mens, die namens God optimaal kon heersen over het ‘vruchtbare land’ in de ‘hof van Eden’. Daartoe had hij alle vermo­gens van de Schepper ontvangen. Hij was de mens, die de Here God kende ‘aan de wind des daags, de ‘avondkoelte’ Genesis 3 vers 8 (Gen. 03:08).

Job was de ‘rijkste man van het oosten’ en woonde net als Adam in het ‘vruchtbare land’ in het land Uz.

Jezus leefde innerlijk in de ‘heer­lijkheid van het Koninkrijk van God’ door de vervulling met de Geest van de Vader.

De ‘mens in Christus’ leeft inner­lijk eveneens in dit zeer ‘vruchtbare land’, namelijk in de vrede, de waar­heid en de gerechtigheid van het Koninkrijk van God.

Beeld van de hemelse mens

Dat ‘vruchtbare land’ ligt dus in het oosten! Daar waar de zon opgaat! Waar de mens God ontmoet! En dat is ‘in Christus’, dus in het ‘lichaam, waarvan de Heer Jezus’ het Hoofd is. Vanuit het ‘oosten’ komt voor de rechtvaardigen de ‘zon’ op en straalt, eerst als het ‘glanzende morgen­licht’, maar dan doorgaand totdat de ‘volle dag’ aanbreekt Spreuken 4 vers 18 (Spr. 04:18). En in deze volle dag zal de ‘blinkende Morgenster’ onze harten vervullen 2 Petrus 1 vers 19b; Openbaring 2 vers 28; Openbaring 22 vers 16b (2 Petr. 01:19b; Openb. 02:28; Openb. 22:16b). Een onvoorstelbare rijk­dom!

Job is dus een beeld van de hemelse mens, die nog verkeert in het aardse lichaam ‘aan dat der zonde gelijk’ Romeinen 6 vers 6 en Romeinen 8 vers 3 (Rom. 06:06 en Rom. 08:03). Ook Jezus verkeerde in zo’n lichaam en ondervond daarin de vernedering en verdrukking als gevolg van de zonde der wereld. En ook de hemelse mens nu ervaart nog steeds de verdrukking van het verblijf in het ‘lichaam der zonde’, ook de ‘oude mens’ genoemd. Job typeert het belang van het nemen van de juiste keuzes in het leven. Hij koos voor het goede: de waarheid van God, ondanks alle blij­ken van tegenstrijdigheid daaraan. Hoewel Job niet alles begreep, wat hem overkwam, maakte hij wel steeds de juiste keus. Hij schreef zelfs in zijn grootste ellende God niets ongerijmds toe en zondigde met zijn lippen niet. Hij bleef vol­harden in zijn geloof in God en kwam na een toetsingsproces ‘als goud’ (goddelijk) te voorschijn Job 23 vers 10 (Job 23:10).

Wie net als Job wil leven, zal evenals hij gehaat worden omwille van de naam van Jezus (Job = gehate). Maar door ‘volharding tot het einde’ zal hij net als Job het (eeuwige) leven verkrijgen.

(slot volgt)

 

De spiegel door Tine ’t hart

Er gaat in ons leven geen dag voorbij dat je niet in een spiegel kijkt. En wanneer je dat doet, reageer je (meestal) meteen op dat wat je ziet. Bijvoorbeeld: je veegt een vlekje weg, doet je haar goed en voor de dames: werkt wat bij (of weg) met make-up. Het kan weleens gebeuren dat er iets aan de achterkant niet goed zit, er iemand langs komt die dan zegt: ‘je haar zit niet goed hier!’ Wat doe je dan? Ik denk dat je dat dan in orde maakt, en de persoon die jou waarschuwde bedankt. Want eigen­lijk wil je er goed en verzorgd uit­zien.

Als je nu bedenkt dat de Heer jouw spiegel is. In zijn woord houdt Hij als het ware een spiegel voor. Als je dat dan leest, en je komt daarin iets tegen waardoor je ziet: ‘Dat zit niet helemaal goed bij mij’. ¿hoe reageer je dan? Net zoals wanneer je in een gewone spiegel kijkt? Soms gebeurt het dat er iets niet helemaal klopt in je levenswijze, een fpbrt ‘blinde vlek’. Je kunt er zó aan gewend zijn, dat je het zelf niet ziet. Dan kan het gebeuren dat iemand uit je directe omgeving daar een aanmerking over maakt. Hoe reageer je dan? Kwaad? Verontwaardigd? Een gedachte van: ‘Kijk eens naar jezelf, daar mankeert ook wel wat aan?

Natuurlijk moet zo’n correctie in liefde gebeuren met het doel om je ‘mooier’ te maken, want dat is het doel van de Heer: Je mooier maken! En daar heb je ook je broe­ders en zusters bij nodig. Het beste is dan om na zo’n con­frontatie eens eerlijk in Gods ‘spie­gel’ te kijken en serieus datgene aan te pakken, zodat je daarin herstelt. En de Heer heeft alles voor je klaar­liggen om dat voor elkaar te krijgen. En wees dan ook dankbaar dat iemand de moed had om dat tegen je te zeggen!

Nu is er ook een ‘iemand’ die als het ware op je schouder zit wanneer je in de spiegel kijkt. Die vervormt de spiegel zodat het een soort lachspie­gel wordt. En dan wijst hij je op allerlei fouten en maakt je belache­lijk. Dat gebeurt in de zienlijke wereld (hoeveel mensen laten tegen­woordig iets aan hun lichaam corri­geren of denk eens aan de annorectia patiënten). Hoeveel mensen heb­ben geen minderwaardigheidscom­plex!

Geestelijk is het precies zo: hoeveel keer word je niet aangeklaagd en voel je je schuldig om iets dat hele­maal niet terecht is. Of vind je jezelf heel erg dom wanneer je terugdenkt wat je gezegd hebt in een groep, ter­wijl het eigenlijk heel gewoon was wat je zei. Of juist je schuldig voelen omdat je niets zei.

Hoe krijg je daar onderscheid in? Ten eerste door de Heilige Geest en Gods Woord, de bijbel. Wat ook kan helpen: als God je corrigeert dan voel je je niet vernederd of schuldig, maar je ziet dat als ‘mooier gemaakt worden’. (God doet dat dus ook door broeders en zusters heen)

Dus: wees blij met een goede spiegel en met mensen die je helpen om ook die dingen te zien die jij niet ziet, zodat je het kunt verhelpen en daardoor mooier wordt.

Zoals er in onze gemeente in een preek werd gezegd: ‘Kijk eens wat vaker in de spiegel van je Maker’.

 

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

 

In een bekend koortje komen de woorden voor: “Hij houdt de hele wereld in Zijn machtige hand”. Dat is waar, maar Hij is niet verantwoor­delijk voor alles wat er in deze wereld gebeurt. Petrus merkt terecht op dat Satan rondgaat als een briesende leeuw, zoekende wie hij zal kunnen verslinden… Dagelijks worden we geconfronteerd met de talrijke voor­beelden daarvan.

Petrus zegt echter méér! Direct erach­ter lezen we dat wij hem (satan) moeten weerstaan, vast in ’t geloof! Dat is de taak van de gemeente van Christus. Een taak die wij niet alleen behoeven te doen, want dan zou er niets van terechtkomen. Maar Gods Geest is ‘uitgestort’ en ter beschikking van iedere gelovige. Gods Geest, in samenwerking met onze geest, stelt ons in staat onze taak in dienst van Gods Koninkrijk te vervullen en zo mee te werken aan het tot stand brengen van een leefbare wereld.

De invloed van de nieuwe media op kinderen

Binnen het tijdsbestek van enkele dagen werden wij geconfronteerd met twee berichten over de invloed van de nieuwe media op de jeugd en speciaal op jonge kinderen. Opvallend daarbij was hoe verschil­lend de inhoud van de artikelen was, al naar gelang de invalshoek die men hanteerde.

Zo schrijft De Telegraaf in een arti­kel: ‘Internet bedreigt de kinderziel’: “Ouders van kinderen die op inter­net surfen maken zich bezorgd over de mogelijkheid van ongewenste seksuele toenaderingen van vreem­den en of hun kinderen niet worden blootgesteld aan pornografische afbeeldingen, seksuele scheldpartij­en en racistische uitingen”. De krant haalt een onderzoek aan dat Blockbox heeft gehouden onder 440 kinderen uit groep 7 en 8 van het basisonderwijs en schrijft: “De angst van de ouders is terecht, want 83% van de ondervraagde jongens gaf aan wel eens een site met extreem geweld te bezoeken. Bij meisjes is die interesse beduidend kleiner: slechts 14% bekijkt wel eens een dergelijke website. Zes van de tien jongens en een op de drie meis­jes gaf tevens aan niet meer te schrikken van beelden van racisti­sche aanslagen, onthoofdingen en porno.

Verder gaf 69% van de responden­ten aan wel eens iets vervelends met internet te hebben meegemaakt. Tweederde met virtuele scheldparti’ en, bijna de helft is ooit gepest op V een chatsite en bijna allemaal ont­vangen ze hinderlijke spam of adver­tenties met pornografische afbeel­dingen.

Kinderen blijken veel meer tijd ach­ter de computer door te brengen dan ouders weten. 62% van de onder­vraagden gaf aan wel eens stiekem achter de computer te kruipen en ook op school, bij vriendjes of in de bibliotheek te internetten. Kinderen tussen de 9 en 12 jaar spenderen gemiddeld veertig minuten per dag achter de computer, maar liefst 25% zit dagelijks minstens twee uur op het net. 80% denkt niet meer zon­der computer te kunnen. De meeste ouders controleren welis­waar hun kinderen, maar het inter­netwijze kroost blijkt in staat pro­bleemloos de beveiligingsmaatrege­len te omzeilen”.

Homo zappiens

Een heel ander geluid kunnen we in Trouw lezen. Onder de kop ‘Wie nu vijf is, wordt homo zappiens’ schrijft Gonny ten Haaft: “Kinderen verbie­den achter de computer te zitten? Wim Veen, hoogleraar educatie en technologie aan de Technische Universiteit Delft, schrikt van het woord ‘zitten’: ‘Dat suggereert passiviteit, terwijl kinderen achter de computer juist actief zijn. Ouders die zich tegen het computergebruik van hun kinderen verzetten, verlie­zen die strijd. Beter kunnen ze samen met het kind de mogelijkhe­den ontdekken. Anders ontstaat er een grote kloof tussen ouder en kind’.

‘Natuurlijk’, haast Veen zich te zeg­gen, ‘moeten kinderen ook buiten­spelen. ‘Ho’ zeggen mag. Maar doe alsjeblieft niet te moeilijk over die computer, want alle kinderen die nu vijf zijn, worden vanzelf een ‘homo zappiens’. Dat is een mens die ‘spe­lend leert’, omdat hij opgroeit met afstandsbedieningen, beeldscher­men (televisie en computer), i-pods, mp3-spelers en game-boys. Kinderen die nu op de middelbare school zit­ten, lezen bijvoorbeeld al nooit meer een gebruiksaanwijzing of handlei­ding. Deze tieners communiceren 24 uur per dag en switchen moeite­loos van het ene apparaat of beeld­scherm naar het andere. Daarbij ver­liezen ze hun concentratie niet. Wij kunnen ons dat niet voorstellen, maar het lukt deze kinderen hun huiswerk te maken terwijl de televi­sie en i-pod aanstaat. Op de compu­ter hebben ze minstens tien scherm­pjes openstaan. Tijdens het huis­werk gaan ze dan ook nog even smsn’en of een spel spelen’

Tekstgericht of beeldgericht?

Er is nog een belangrijk verschil tus­sen ouderen en jongeren, zegt Veen. Ouderen zijn tekstgericht, jongeren – kleine kinderen zelfs al- beeldge­richt. Als ik een pagina voor ogen krijgen, op papier of op het scherm, begin ik linksboven. Kinderen gaan scannen: ze zoeken naar ‘doorlink­mogelijkheden’, bijvoorbeeld een plaatje dat de betekenis illustreert, of een woord dat vaker terugkomt”. Veen merkt verder onder andere op dat we nog steeds gewend zijn om leerlingen stapje-voor-stapje, aan het handje, op te leiden. Het onderwijs is vaak passief, terwijl zelfs kleine kinderen al gewend zijn om actief te leren. Neem computerspellen; die zijn vaak net iets moeilijker dan wat het kind al kan. Zo wordt het kind uitgedaagd.

Veen is dan ook voorstander van het zogeheten nieuwe leren, dat al op twintig procent van de basis- en middelbare scholen is ingevoerd. Op deze scholen dragen de docenten geen kennis meer over, maar ze begeleiden de leerlingen die ‘echte’ vragen en problemen oplossen”. Wat moeten wij als christenen den­ken van deze nieuwe ontwikkelin­gen die in razensnel tempo zich vol­trekken? Daarover een paar opmer­kingen:

In de eerste plaats zijn deze ontwik­kelingen niet tegen te houden maar hebben we er dagelijks mee te maken. Dus we kunnen niet onre­alistisch onze kop in het zand steken en net doen of er niks aan de hand is. Jongeren en ouderen hebben nu eenmaal te maken met deze veran­deringen, waarbij wij zowel met positieve als negatieve aspecten te maken krijgen.

Positieve inbreng

In de tweede plaats kunnen wij als christenen wel degelijk een positieve inbreng hebben bij het opvoeden en begeleiden van onze kinderen. We zijn immers nieuwe scheppingen in Christus en dat betekent de ’totale doorwerking’ van het nieuwe leven in ons.

Een belangrijk facet daarbij is de door ons geopenbaarde liefde, die zich ook uit in het begrip hebben en openstaan voor alles wat onze kinde­ren bezighoudt. Het oude versje: “Waar liefde woont, gebiedt de Heer Zijn zegen. Daar woont Hijzelf en wordt Zijn heil verkregen”, heeft ook in deze moderne tijd nog niets aan waarde ingeboet. Als wij onze kinde­ren bij het opgroeien met liefde omringen zullen wij bemerken hoe groot onze invloed is en hoeven we niet elk moment met een waarschu­wend vingertje klaar te staan. Ook kinderen en jonge mensen, die nog veelal opgeslokt worden door alles wat de moderne technologie te bieden heeft, zullen gaan ontdekken dat het uiteindelijk gaat om de bele­ving van de hogere waarden van het leven. En die zijn verankerd in de levende God geopenbaard in Jezus Christus. Daarom kunnen we ook bij het opgroeien van onze kinderen met vol vertrouwen de toekomst tegemoet zien.

Nog geen echte godsdienstvrij­heid in China

In een artikel in Trouw onder de kop “China geeft uit eigen belang ruimte aan christenen” komt de huidige situatie van de christenen in China aan de orde. In dit grootste commu­nistische en atheïstische land van de wereld is er de laatste jaren een flin­ke groei van het aantal christenen. De krant schrijft onder andere: “Vooral de evangelische stroming gaat het goed. Ook zakelijk. Gelovigen kunnen nog wel eens bij een bureaucraat ontboden worden op verdenking van contrarevolutio­naire activiteiten, maar doorgaans hebben ze weinig te vrezen van de Chinese overheid, dank zij voldoen­de eigen inkomen. Dat meldt The Wall Street Journal. Protestant wor­den geeft status en de bekeerlingen investeren in de groei van hun geloofsrichting.

Vooral het aantal protestanten is in een halve eeuw spectaculair toegeno­men. Dat geldt niet alleen volgens opgaven van onafhankelijke bron­nen, maar zelfs als de officiële Chinese statistieken kloppen. De protestantse populatie is de katho­lieke voorbijgestreefd”. Ondanks deze positieve berichten kunnen we echter nog niet spreken van echte godsdienstvrijheid. Dat het huidige regime de groeiende godsdienst nauwelijks onderdrukt komt voornamelijk omdat de wester­se investeringen dan gevaar zouden lopen. Zo probeert de staat bijvoor­beeld te voorkomen dat mensen ille­gale gebedsbijeenkomsten gaan bij­wonen. “Ook heeft hij de faculteiten godsdienstwetenschappen opgelegd meer aan het propageren van atheïs­me te doen – zonder veel succes, want juist de universiteiten zijn broeinesten van bekering. De tegenaanval zit in het overheids­beleid om meer kerken te bouwen. Zo wil China de aanwas onder (niet- erkende) evangelicale en charismati­sche groeperingen remmen en de groei in beheersbare banen leiden. Actief tegenwerken kan contra-productief zijn, want juist de evangeli- schen zijn economisch succesvol”. Behalve China zijn er nog talrijke andere landen waar geen echte vrij­heid van godsdienst is. En in landen waar wel vrijheid is, zien we soms toenemende spanningen ontstaan tussen christenen en niet-christe- nen. Denk aan het grootste moslim­land in deze wereld, Indonesië, waar in sommige delen onlusten ont­staan, dorpen worden afgebrand waarbij doden vallen. Laten we in Nederland en België dankbaar zijn dat we nog in alle vrij­heid ons geloof mogen belijden en beleven, maar ook niet vergeten dat er op verschillende plaatsen in de bijbel gesproken wordt over verdruk­king en vervolging die de werkelijke gelovigen ten deel zullen vallen.

 

Amerika en de born-again christenen

Het valt niet te ontkennen dat Amerika (USA) nog steeds het machtigste land van deze wereld is. Bij de 60-jarige herdenking van het einde van de tweede wereldoorlog, begin mei, dacht vrijwel iedereen terug aan de ondergang van Nazi- Duitsland en besefte dat een belang­rijk aandeel bij de bevrijding van West-Europa door Amerika werd geleverd.

Sinds de oorlog in Irak heeft Amerika echter veel aan sympathie ingeboet. De beslissing van de rege­ring Bush om de dictator Sadam Hussein en zijn kliek aan te pakken heeft veel meer slachtoffers geëist dan was verwacht. In Amerika zelf staat men daar veel minder bij stil en blijft zelfverzekerdheid en patri­ottisme bij velen de boventoon voe­ren.

Een opvallend feit daarbij is dat de republikein Bush mede aan de macht is gekomen door de steun van de ongeveer 40 miljoen ‘born-again (wedergeboren) christenen’, die zich meer aangetrokken voelen tot de Republikeinen dan tot de Democraten.

In een goed gedocumenteerd artikel in De Volkskrant schrijft James Kennedy, hoogleraar nieuwste geschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, daarover een paginagroot artikel. Enkele opmerkelijke feiten komen daarbij aan het licht, zoals dat Europeanen ten onrechte bevreesd zijn voor de^ religiositeit van de Amerikanen, omdat ook born-again christenen met hun tijd meegaan en niet ieder­een over één kam mag worden geschoren.

Kennedy schrijft: “Het is niet zo een­voudig een Amerikaanse born-again christen te omschrijven. Tot deze wedergeborenen behoren zowel leden van de charismatische kerken en pinkstergemeenten die in trance raken en demonen uitdrijven, alsook traditionele fundamentalisten die de bijbel opvatten als letterlijke waar­heid en die de eerste groep beschou­wen als krankzinnig of ketters. Maar liefst een vijfde van de Amerikaans katholieken noemt zich born-again. De meest typerende born-again christen in Amerika is niettemin de evangelische christen, die minder wantrouwen koestert jegens de wereld dan de fundamentalist en die minder is vervuld van de gaven van de Heilige Geest dan de leden van de pinkstergemeenten. In 1970 wist je hoe born-again chris­tenen eruit zagen: mannen en vrou­wen met verzorgd uiterlijk en keurig nette kleding die vonden dat drin­ken, roken, grove taal en dansen tekenen waren van een verdorven aard en dachten dat rock ’n roll een vervloekte import was uit het hei­dense Afrika. Zij kenden hun bijbë^ van kaft tot kaft en ijverden voor het vervullen van hun missionaire opdracht, waarbij zij hun medemen­sen lieten weten dat een keus voor een leven zonder Jezus zou eindigen in de eeuwige martelingen in de hel.

Grote verscheidenheid

Christenen die zich aan het begin van de eenentwintigste eeuw in Amerika omschrijven als born-again zijn heel andere mensen. Amerikaanse religie is gevoelig voor culturele veranderingen en past zich snel aan. Born-again christenen vor­men daarop geen uitzondering.

Hoewel zij minder snel seks voor het huwelijk hebben dan andere Amerikanen, wijken zij in andere opzichten nauwelijks af – conserva­tieve protestanten scheiden bijvoor­beeld minstens even vaak dan de rest van de bevolking. Dat geldt ook voor hun stijl. Hun omgangsvormen in kleding zijn minder formeel geworden”.

Het artikel gaat verder in op de geloofsbeleving van de huidige christenen in Amerika waarbij Kennedy tot de conclusie komt dat “van de Amerikaanse christenen slechts een klein deel behoort tot de actieve evangelische christenen die iets meer vasthouden aan de juiste geologie en een onberispelijke levensstijl. Amerikaanse christenen zijn wel trouwe kerkgangers, maar dat betekent niet dat zij in hun theo­logie of levenswijze gekarakteriseert kunnen worden als wereldvreemde fundamentalisten”. De verscheidenheid tussen born- again christenen in Amerika roept natuurlijk de vraag op hoe het hier­mee in West-Europa, en speciaal in Nederland en België, is gesteld. Het mag duidelijk zijn dat ook hier grote verschillen bestaan in wat er geleerd en beleefd wordt. De wedergeboren christenen zijn verspreid over aller­lei kerken, kringen en gemeenten. De eenheid is nog ver te zoeken. We schrijven er regelmatig over in ons blad. Persoonlijk zijn wij van mening dat velen in het beginstadi­um van hun geloofsleven zijn blij­ven steken. Soms is men wel zeer actief, maar dat vormt niet altijd een garantie dat men geestelijk groeit van baby tot volwassene in het geloof. Zolang men bovendien het evangelie van het Koninkrijk Gods niet gaat ontdekken en beleven mist men heel veel van de essentie van het geloofsleven. Het loskomen van allerlei leerstellige dogma’s die geen geestelijke en dus ook geen prakti­sche waarde in zich hebben, is daar­bij erg belangrijk, want dan pas kan men de werkelijke vrijheid in Christus ten volle gaan beleven en kan God Zijn doel met ons leven bereiken.

 

 

Het gebod van de liefde door Duurt Sikkens

“Dit is mijn gebod dat jullie elkaar lief­hebben”.

Ik zat altijd een beetje met dat woord ‘gebod’ in mijn maag, want je kan niet iemand bevelen lief te hebben. Het is zo tegenstrijdig. Vandaar dat een zoektocht naar de originele betekenis van dit woord alleszins gerechtvaardigd is. Vanouds hangt dit woord ‘gebod’ samen met ‘gebieden’ en dit weer met het werkwoord ‘bieden’. De betekenis van dit laatste woord is: geven, aanbieden, beloven. En héél ver teruggaande in de woordgeschie­denis is de alleroudste betekenis: ontwaken, weer bijkomen, gewaar­worden. Stuk voor stuk betekenissen om met genoegen intens over door te denken.

De (huidige) betekenis ‘bevel’ is van veel latere tijd. Trouwens dit woord komt van ‘bevelen’ dat eigenlijk ’toe­vertrouwen’)!) betekent. (Denk aan het woord ‘aanbevelen’). Gebod betekent van oorsprong: Bekend maken. (Denk in dit verband eens aan Micha 6 vers 8 (Micha 06:08): “Hij heeft je bekend gemaakt, o mens” en dan volgen die mooie woorden als “goed… integer hande­len en getrouwheid/barmhartig­heid… liefhebben… ootmoedig… wandelen met God”). Dit beseffende is het mooi een paar uitspraken van Jezus, opgeschreven door Johannes, in dit licht te herle­zen:

“Een nieuw ‘gebod’ geef Ik jullie: dat je elkaar liefhebt” en ook “Wie Mijn ‘geboden’ heeft en ze bewaart, die is het die Mij liefheeft”. Met andere woorden: Je ontwaakt, je komt weer bij, je wordt weer mens, een kind van God, opgewekt uit de doden en opnieuw geboren. En je merkt hoe genezend dit aanbod, deze gift van God voor je is. En verder: “Ik heb jullie vrienden genoemd, omdat Ik alles wat Ik van mijn Vader gehoord heb, jullie hebt bekend gemaakt”. En van lieverlee maken ook wij de liefde van God bekend zodat de mensen weer kunnen bijkomen en zich bewust worden wie zij eigenlijk zijn in Gods ogen. Trouwens, ook wel aardig om te weten, weet je wat ‘lieverlee’ letter­lijk betekent? “Met een lieve, aange­name, zachte gang”. En laat dat nou het ‘ootmoedig wandelen met God’ inhouden.

Zo kun je ook wandelen met elkaar. Dus, laten we maar rustig onze gang gaan in het tempo van een goede herder. Wandelen in Zijn liefde voor de schepping.

 

Het geestelijk slagveld door Wim te Dorsthorst

Dat de ontwikkeling van ‘vernieu­wing van denken’ vaak zo moeizaam verloopt, komt omdat er een geestelij­ke strijd gevoerd wordt, juist in het denken. Daar wil ik deze keer iets over schrijven, aansluitend op het artikel: ‘Denken dat van boven is’ in ons vorige nummer,

Geestelijke bewustwording

Enkele jaren geleden stond er een artikeltje in het ‘Nederlands Dagblad’ naar aanleiding van de lei­ders-conferentie in ‘de Bron’ te Dalfsen. Daar werd gesproken over de geestelijke strijd die zich afspeelt tussen de oren, in het denken dus, en dat werd genoemd: “Tussen je oren is het een geestelijk slagveld”. Dit jaar (2005) werd in Helvoirt (Brabant) een paasconferentie gehouden waar zo’n 225 vrijgemaakt-gereformeerde studenten zich bogen over het onderwerp: “Geestelijke strijd: hard tegen hard”! Dr. M.J. Paul gaf dit onderricht en zijn conclusie was: “De nieuw-testamentische confrontatie tussen Jezus en de demonische machten, zal de komende tijd in alle hevigheid los­barsten in onze maatschappij”. Hij merkte verder op dat vooral op het gebied van het occultisme veel gaande is. Een groot deel van boe­ken en films gaat over een esoteri­sche werkelijkheid. Toverkrachten en magie staan niet alleen tijdens de komende kinderboekenweek (najaar 2005) centraal, maar bepalen steeds meer het leven van mensen in onze cultuur.

Zo zien we dat er allerwegen steeds meer bewustwording komt van een gigantische strijd die zich afspeelt in de geestelijke wereld. Er is een gro­tere activiteit in het rijk der duister­nis dan ooit tevoren. De duivel weet dat hij maar weinig tijd meer heeft! De mens in de wereld wordt steeds

meer bestookt in z’n denken om alles wat nog over is aan respect en eerbied voor goddelijke wetten en ordeningen uit te wissen, en zo de weg te banen voor de antichrist. Ik geloof dat dat helaas ook geldt voor een groot deel van het traditionele christendom. De tegenwoordige christenheid, de kerken, laten zich de mond snoeren door de wereld en nemen veel van de zondigheid van de wereld over. Daarom haat de wereld die christenheid niet. Zij zijn teveel vermengd met de wereld.

De verkeerde bron

Gods Woord laat zien dat al vanaf de zondeval de mens niet meer verbon­den is met de goddelijke bron die het denken en begeren zou moeten bepalen.

Efeze 2 vers 1 tot en met 3 (Ef. 02:01-03) leert dat “de mensheid geestelijk dood is door overtredingen en zonden en wandèlt overeenkomstig de overste van de macht der lucht (de duivel), van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid. En dat geldt voor alle niet wedergeboren mensen, Joden zowel als heidenen. Allen leven nog in die toestand waarvan de apostel zegt: ze leven nog in de begeerten van het vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten”. Hieruit zien we dat de duivel, vanaf de zondeval, zich genesteld heeft in het denken van de mens. Hij mis­bruikt het prachtige vermogen van de mens om te kunnen denken, te overleggen en te redeneren en hij beïnvloedt dat.

In 2 Korinthe 10 vers 3 tot en met 5 (2 Kor. 10:03-05) laat de apostel zien wat de gevolgen hiervan zijn. Hij schrijft: “Want al leven wij in het vlees, wij trekken niet ten strijde naar het vlees, want de wape­nen van onze veldtocht zijn niet vle­selijk, maar krachtig voor God tot het slechten van bolwerken, zodat wij de redeneringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen de kennis van God, slechten, elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus”. Dat is wat het rijk der duisternis heeft aangericht, en nog steeds aanbrengt, in het denken van mensen. Bolwerken, schansen, redeneringen en bedenksels!!

In 2 Korinthe 4 vers 4 (2 Kor. 04:04) stelt de apos­tel nog, “dat de overleggingen van de mensen door de god van deze eeuw (de duivel) met blindheid zijn geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is”.

Zo zijn er nog wel meer bijbelplaat­sen te noemen, maar als we deze uitspraken van de apostel in gedach­ten houden, dan zien we hoe groot de invloed van de duivel en z’n rijk is op het denken van de mensheid. In het denken is de ontmoeting van hemel en aarde. Vanuit de hemel van God en Jezus wordt de gelovige door de heilige Geest gestuurd in de waarheid en het bedenken van de dingen die boven zijn. Vanuit de aarde en het rijk der duisternis, de duivel met zijn boze geesten, wordt steeds geprobeerd de gelovige daar van af te trekken met leugen en mis­leiding en op aarde bezig te laten zijn.

De put van de afgrond

Nu we echter leven in ‘het laatst der dagen’, of’de eindtijd’, zien we dat de wereld steeds meer meegevoerd wordt en overheerst wordt door boze

geesten. Dat geldt alle levensterrei­nen, maar bijzonder op het gebied van het occulte. In Openbaring 9 vers 1 en 2 (Openb. 09:01-02) wordt gesproken van de put van de afgrond die geopend wordt in het laatst der dagen en de demonische machten stijgen als rook op uit de put, als rook van een grote oven, en al het zicht op God (‘de zon’) wordt daardoor verduis­terd.

De profeet Joël schildert deze aanval als een sprinkhanen-plaag en zegt: “Wat de knager had overgelaten, heeft de sprinkhaan afgevreten; wat de sprinkhaan had overgelaten, heeft de verslinder afgevreten; en wat de verslinder had overgelaten, heeft de kaalvreter afgevreten” Joël 1 vers 4 (Joël 01:04). De profeet Joël beschreef hiermee de toestand van het Joodse volk, maar dat kunnen we nu in de eindtijd zien als de toestand in het wereld­wijde christendom, in al z’n deno­minaties, en ook in de wereld.

Zonder vlek of rimpel

In deze wereld, waar voortdurend normen en waarden vervagen onder invloed van de ontwikkelingen in het rijk der duisternis, moet de gemeente van Jezus Christus tot volle wasdom komen! Duidelijk spreekt Gods Woord daar over. Zo zegt 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 (1 Thess. 05:23): “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn”

In Efeze 5 vers 26 en 27 (Ef. 05:26-27) lezen we dat de Heer Jezus bezig is met de gemeente; “om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord, en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stra­lend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is en onbesmet”.

Geweldige woorden die de belofte inhouden dat de volmaakte gemeen­te van Jezus Christus er gaat komen!

Twee processen zijn dus werkzaam in deze tijd. Enerzijds de gemeente van Jezus Christus die tot volle was­dom zal komen en anderzijds het rijk der duisternis waarvan de volle vrucht zal zijn de mens der wette­loosheid, de antichrist.

De haat van de duivel

De hele ontwikkeling die we in deze tijd meemaken heeft vanuit het rijk van de duisternis maar één doel en dat is: voorkomen dat de gemeente tot volheid komt, dat de zonen Gods geopenbaard gaan worden. De profeet Daniël mag de hele ont­wikkeling in het rijk der duisternis zien in dromen en visioenen en de strijd die daarmee gepaard gaat. Het laatste koninkrijk, dat van de anti­christ, is heel specifiek gericht tegen de gemeente van Jezus Christus. In Daniel 7 vers 25 (Dan. 07:25) lezen we dan: “Hij zal woorden spreken tegen de Allerhoogste, en de heiligen des Allerhoogsten te gronde richten; hij zal er op uit zijn tijden en wet te veranderen, en zij zullen in zijn macht gegeven worden voor een tijd en tij­den en een halve tijd”. Die woorden liegen er niet om; daar spreekt een diepe haat uit tegen de gemeente van Jezus Christus! Hij zal een klimaat scheppen op aarde door alles wat nog richting gaf aan het leven te veranderen, waarin de waarachtig wedergeboren gelovigen, die daar niet in mee kunnen gaan, worden gehaat.

Wee de aarde en de zee

Het wordt dus voor alle mensen op aarde, maar in het bijzonder voor de gemeente, een hele zware tijd. Aan de ontwikkeling van de gemeente ziet de duivel dat hij maar weinig tijd meer heeft! Openbaring 12 vers 12 (Openb. 12:12) zegt dan ook: “Daarom, verheugt u, gij hemelen en wie daar­in wonen. Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u nedergedaald in grote grimmigheid, wetende, dat hij weinig tijd heeft”.

De waarachtig wedergeboren kinde­ren Gods hebben hun domicilie in de hemel Efeze 2 vers 5 en 6 (Ef. 02:05-06). ‘De aarde’ is het natuurlijke leven van de mensen en ‘de zee’ is het religieuze/geestelijke leven van de mensen. In grote grimmigheid voert hij een niets ontziende, keiharde strijd om het leefklimaat voor de gelovigen onmogelijk te maken, om de gemeente zó te beïnvloeden in het denken, dat het doel wat God voor ogen staat verijdeld zou worden.

De grote verleider

De Bijbel leert dat hij de grote verlei­der is die alle mensen verleidt en op dwaalwegen tracht te sturen Openbaring 12 vers 9 (Openb. 12:09).

De Heer Jezus zegt: “hij is de vader der leugen en er is in hem geen waarheid. Hij is de mensen-moorde- naar vanaf het begin en staat niet in de waarheid” Johannes 8 vers 44 (Joh. 08:44). In het paradijs zien we deze tactiek van de vader van de leugen al wer­ken. Hij dringt bij Eva binnen met leugenachtige voorspiegelingen, waarbij hij het laat klinken alsof God dat heeft gezegd Genesis 3 vers 1 tot en met 6 (Gen. 03:01-06). En wat is het resultaat? Eva ‘zag’ dat de boom een lust was voor de ogen en ‘begeerlijk’ was!! Dit is het grote gevaar waar ieder kind van God mee te maken krijgt. Hij zal altijd proberen het op God gerichte denken, wat functioneert door het geloof, om te buigen naar de aarde, naar wat voor ogen is. Daarvoor gebruikt hij mensen en doet hij zich door die mensen, voor als een engel des lichts 2 Korinthe 11 vers 13 tot en met 15 (2 Kor. 11:13-15), of als een roofgierige wolf in schapenvacht Matteüs 7 vers 15 (Matt. 07:15). De Heer Jezus waarschuwt dat juist in deze tijd velen zullen komen die zich uitgeven voor profeten en voor leraren en voor Christussen (gezalf­den).

De Heer zegt verder dat zij grote tekenen en wonderen zullen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verlei­den Matteüs 24 vers 5 en Matteüs 24 vers 23 en 24 (Matt. 24:05 en Matt. 24:23-24).

De apostel Johannes schrijft dan ook, niet iedere geest te vertrouwen, maar zegt hij: “beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitge­gaan” 1 Johannes 4 vers 1 (1 Joh. 04:01).

Wie oplettend is, ziet dat al veel van waar het woord van spreekt, in deze tijd in werking is.

Als je op de advertenties let in chris­telijke bladen dan dienen zich heel wat profeten, leraren en gezalfden aan. (Hierbij de goede natuurlijk niet te na gesproken!) Regelmatig is er een nieuwe hype waar het volk van God weer mee bezig gehouden wordt.

Zware tijden en afval

In ‘profetische woorden’ worden regelmatig grote opwekkingen aan­gekondigd, ook voor Nederland, ter­wijl Gods Woord duidelijk spreekt van zware tijden en afval, vóór de Heer Jezus terug komt bijv. 2 Thessalonicenzen 2 vers 1 tot en met 4 (2 Thess. 02:01-04).

Wie de eindtijd-redenen van de Heer Jezus leest, zal toch zelf overtuigd worden dat het geen tijd van grote opwekkingen zal zijn. De Heer spreekt van “een grote verdrukking, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal” Matteüs 24 vers 21 (Matt. 24:21).

Dat alle werken van de satan juist tegen de gemeente gericht zijn, blijkt ook uit de uitspraak van de Heer: “Indien die dagen niet inge­kort werden, zou geen vlees behou­den worden; doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen wor­den ingekort” Matteüs 24 vers 22 (Matt. 24:22).

Het Woord der waarheid

Zo zal de druk op de gemeente alleen maar toenemen naarmate de eindtijd vordert. Wat we al vele jaren zien is, dat het geloof in de Bijbel als het Woord van God ter discussie wordt gesteld. Grote theologen in Nederland leveren daar een groot aandeel in! Zodra men de Bijbel niet meer accepteert als het Woord van God, de boom des levens, is het gevaar groot je te voeden vanuit de kennis, het verstand dus, waarmee je de Bijbel denkt te kunnen indelen naar wat jij goed vindt en wat jij afwijst.

Dat is een truc van de duivel en z’n rijk om zo de gelovigen los te weken van de waarheid van Gods Woord en van het werk van de heilige Geest. Daar is hij al mee bezig sinds de tijd van de verlichting! Maar God heeft in Zijn wijsheid en genade het Woord der waarheid, de Bijbel gegeven en de Geest der waar­heid waardoor gelovigen krachtig en sterk kunnen staan tegen de verlei­dingen van de duivel. Gelukkig getuigt het Woord van zichzelf: van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust” 2 Timoteüs 3 vers 16 en 17 (2 Tim. 03:16-17).

Liefde tot de waarheid

Het zou te ver voeren om alles op te noemen wat we nu allemaal al in werking zien in gemeenten. Is het dan toch mogelijk staande te blijven in deze en de komende tijd? Het antwoord is ja!! Als Paulus de schrikwekkende situatie schildert bij de openbaring de mens der wetteloosheid, de anti­christ, dan geeft hij aan het eind ook de gouden regel. Hij zegt: “Er zijn er die verloren gaan, maar als je de lief­de tot de waarheid aanvaard, dan zul je daardoor behouden worden” 2 Thessalonicenzen 2 vers 10 (2 Thess. 02:10). Dat is het geheim, zegt Paulus, om door die tijd van verlei­ding en misleiding heen te komen, aanvaard de liefde tot de waarheid.

Vóór dat de apostel in Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02) spreekt van vernieuwen van denken heeft hij in vers 1 daarvoor de voorwaarde gegeven als hij schrijft: “Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst”.

Alleen in die volledige overgave kan de werkelijke vernieuwing van het denken plaatsvinden; het denken en bedenken van dat wat boven is. Daar zal het voor de christen steeds meer op aan gaan komen. Niet bedenken wat op de aarde is maar bedenken wat boven is. “Indien gij dan met Christus opge­wekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God. Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijk­heid” Kolossenzen 3 vers 1 tot en met 4 (Kol. 03:01-04).

 

 

 

Een huis voor God bouwen door Roel Schipper

 

“Door wijsheid wordt een huis gebouwd” Spreuken 24 vers 3a (Spr. 24:03a).

Toen Salomo het koningschap van zijn vader had overgenomen, besefte hij hoe moeilijk het was, leiding te geven aan een volk dat vaak onge­hoorzaam was aan God. Daarom besloot hij, samen met zijn medebe­stuurders, de Heer te raadplegen 2 Timoteüs 1 vers 5b (2 Tim. 01:05b). Hij vroeg de Heer om wijsheid, om zijn taak te kunnen volbrengen. Wat was die taak?

Hij moest het leger aanvoeren in oorlogstijd.

De koning moest er voor zorgen, dat de wetten en verordeningen die door God waren ingesteld, werden uitgevoerd.

Hij was opperste rechter. Overtreders van de wetten stond berechting en veroordeling te wachten.

Koning bij Gods gratie De rechtspraak was Godes Deuteronomium 1 vers 17 en 2 Kronieken 19 vers 6 (Deut. 01:17 en 2 Kron. 19:06). Salomo wist heel goed dat hij het koning­schap namens God uitoefende. Nu was de tijd van Salomo een tijd van vrede. De bede om wijsheid was dus niet in eerste instantie bedoeld om het leger goed te kunnen aanvoeren. Zijn hart was er op gericht, recht en gerechtigheid te bewerken. Hij verlangde deel te hebben aan de beloften die de Heer aan zijn vader David had gegeven. Hij realiseerde zich dat de vervulling van die belof­ten alleen mogelijk was, indien hij en zijn onderdanen aandachtig zou­den luisteren naar de stem van de Heer. Daarin wilde hij het volk ten voorbeeld zijn. Deze instelling van Salomo was de Heer zeer welgeval­lig. Zijn gebed wordt verhoord. Salomo gaat aan zijn belangrijkste opdracht beginnen: de bouw van een huis voor de Heer. Hij wordt hierin bijgestaan door bekwame mensen. Duizenden mensen werken jaren­lang aan dit bouwwerk. De koning geeft nauwgezet zijn aanwijzingen. Hij is als het ware de mond en de hand van God! 2 Kronieken 6 vers 15 (2 Kron. 06:15). Tenslotte kan de heerlijkheid van de Heer het hele huis vervullen. De bede om wijsheid heeft dus uitein­delijk een geweldige uitwerking. Bouwen als een wijze koning Wat heeft deze geschiedenis ons te zeggen? Welke geestelijke betekenis kunnen wij er aan ontlenen? Wij zijn door de Heer gerechtvaardigd. Wij worden door God geroepen tot het koningschap Openbaring 5 vers 10 (Openb. 05:10). Dit houdt in dat ook onze levenstaak zal moeten zijn een huis Gods te bou­wen. In de eerste plaats zal dat huis in ons gereed moeten komen. Samen mogen we bouwen aan het huis dat we gemeente noemen. In Jezus Christus zijn alle schatten van wijsheid en kennis verborgen. Als we intens verlangen gestalte te geven aan een huis voor de Heer, zal Hij ons vervullen met wijsheid en kennis – kwaliteiten die voor de bouw onontbeerlijk zijn. De boze probeert de tempelbouw te stagne­ren. Op sluwe wijze tracht hij ons een vertekend beeld te geven van het goddelijke (bouw)plan. Zullen we niet nalaten de Heer voortdurend te raadplegen? 

 

Loskomen van het verleden door Peter Koumans

“Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben de vergeving der zonden” Kolossenzen 1 vers 13 en 14 (Kol. 01:13-14).

We zijn onlangs verhuisd. Bij de drie vorige verhuizingen gingen we steeds groter wonen. Daardoor was voor ons geen probleem wat wij wel of niet zouden meenemen. Het nieuwe huis was steeds zoveel groter dat alles met gemak mee kon. Maar nu zijn we in een appartement gaan wonen, dat weinig bergruimte heeft en geen garage. Daardoor moesten we gaan opruimen. En toen kwamen we voor de keuze: wat wel en wat niet mee zou gaan. Dat is soms wel moeilijk. Maar we voelen ons bevoorrecht dat we dit appartement hebben kunnen huren en ervaren het als een geschenk van God.

Verhuizingen vergelijken

Onze verhuizing doet mij aan twee andere verhuizingen denken waar­aan ruime aandacht wordt gegeven in de bijbel: de uittocht van de Israëlieten uit Egypte en de geestelij­ke verhuizing, die plaats vindt na onze bekering bij onze weder­geboorte.

Loskomen van het verleden

De tocht van de Israëlieten naar het beloofde land was duidelijk een ver­huizing. Maar kun je hetgeen na onze bekering gebeurde ook als een soort verhuizing beschouwen? Waar waren wij vóór onze bekering? De bijbel stelt dat wij allen hadden gezondigd. We werden in ons doen en laten min of meer beïnvloed door de boze. We waren in de macht van de duisternis. We leefden niet zoals God dat bedoelde. We gingen onze eigen weg. De één een keurige weg, de ander een min­der fraaie weg, maar allen zonder God. De kern van het evangelie van het Koninkrijk van God staat in Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16): “Want alzo lief had God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeu­wig leven hebbe”.

Dat is de geweldige genade, die God geeft aan zondaren: Vergeving van zonden, zomaar voor niets. Geen enkele tegenprestatie wordt gevraagd, alleen in geloof aanvaar­den dat Jezus de prijs was, die betaald werd voor onze zonden. De bijbeltekst aan het begin spreekt over de verlossing uit de macht die ons steeds tot zondigen dwong. De letterlijke vertaling Grieks-Engels zegt het zó: “Die ons heeft verlost . van de macht van de duisternis er overgezet in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde, in Wie wij heb­ben de loskoping door Zijn bloed; de vergeving van zonden”. We zijn van eigenaar veranderd en we zijn overgeplaatst naar Zijn Koninkrijk.

Deze verhuizing houdt veel in. We zijn niet alleen verplaatst, we zijn ook inwendig veranderd. We waren eerst mensen verbonden met deze aarde, nu zijn we vreemdelingen en bijwoners geworden, zoals Hebreeën 11 vers 13 (Heb. 11:13) zegt. We waren eerst vreemdelingen van God, nu zijn we medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God Efeze 2 vers 19 (Ef. 02:19).

Wij zijn vreemdelingen op aarde geworden omdat deze nog steeds bezet is door de boze. Maar al zijn we vreemdelingen, we hebben een taak op deze aarde: de verkondiging van het evangelie van Jezus Christus. We zijn de pioniers van de nieuwe aarde, waar gerechtigheid zal zijn onder leiding van Jezus Christus. Het is duidelijk dat die geestelijke verhuizing geweldige gevolgen voor ons had. De vraag die we zouden kunnen stellen is: wat hebben we meegenomen bij onze verhuizing? Of anders gezegd: wat hadden we vóór onze bekering dat we nog steeds hebben?

Verhuizing van Israël

Laten we nu eens gaan kijken naar die grote verhuizing van een heel volk. De trektocht van de Israëlieten uit Egypte wordt dikwijls gebruikt als beeld van wat gebeurde bij onze bekering en wedergeboorte. Ook zij gingen vanuit de macht van hun vij­anden naar het door God beloofde land.

Wat zij daarbij meemaakten is opge­schreven opdat wij er van zouden leren en niet in dezelfde fouten zou­den vallen 1 Korinthe 10 vers 11 (1 Kor. 10:11). Ze trokken door de drooggevallen Rode Zee. Toen hun achtervolgers dat ook probeerden, stroomde de zee terug en zij verdronken allen. Toen konden zij juichen. Hun vijanden waren er niet meer, zij waren vrij. Ze zongen het lied van Mozes en dansten van vreugde. Wat hadden zij meegenomen uit Egypte?

het kleinvee en de runderen Exodus 12 vers 32 (Ex. 12:32).

ongezuurd deeg en baktroggen Exodus 12 vers 34 (Ex. 12:34).

zilveren en gouden voorwerpen Exodus 11 vers 2 en Exodus 12 vers 35 (Ex. 11:02 en Ex. 12:35).

klederen Exodus 12 vers 35 en 36 (Ex. 12:35-36). Deze voorwerpen en de kleren kregen ze van de Egyptenaren, die maar wat blij waren dat ze nu eindelijk weg zouden gaan.

Wat namen ze nog meer mee? – iets onzichtbaars: hun herinnerin­gen, hun verleden. Wat deden ze met die meegenomen spullen?

Met het deeg was het gauw afgelo­pen. Na 2,5 maand was alles op. Maar niet alleen hun deeg was op, ook hun geloof viel weg, hun ver­trouwen in God was er niet meer. Toen haalden ze hun herinneringen op en die waren erg verkleurd.

Het gevaar is altijd dat je de dingen uit het verleden mooier voorstelt dan dat ze waren. Men spreekt niet voor niets over “die goede oude tijd”. Ze dachten niet meer met afschuw aan de ellende, die ze hadden gehad. Ze vergaten de slavernij, het zwoe­gen, de stokslagen, het verdrinken van hun pasgeboren jongetjes in de Nijl.

Nee, ze zeiden: “Och dat wij door de hand des Heren in het land Egypte gestorven waren, toen wij bij de vleespotten zaten en volop brood aten” Exodus 16 vers 3a (Ex. 16:03a). Het bleef helaas niet bij die ene keer. Een aantal malen wenste het volk zich terug in Egypte Numeri 11 vers 4 en 5 en Numeri 21 vers 5 en 6 (Num. 11:04-05 en Num. 21:05-06).

Van de zilveren en gouden voorwerpen werd een inzame­ling gehouden voor de bouw van de tabernakel Exodus 35 vers 4 tot en met 9 (Ex. 35:04-09). Ieder was vrij om te geven. Het volk gaf toen zelfs meer dan nodig was. Dat gold ook voor de kleding, die werd ook voor de tabernakel bestemd. Voor eigen kleding had men niets nodig. Waarom niet? Het antwoord staat in Deuteronomium 29 vers 5 (Deut. 29:05): “Veertig jaar liet Ik u door de woestijn trekken; de klederen die gij droegt, zijn niet versleten even­min als het schoeisel aan uw voe­ten”.

Van het kleinvee en runderen werd een deel (het beste deel!) gebruikt als offer voor de Heer. Soms als dankoffer, soms als zond­offer. Maar materiële zaken kunnen ook verkeerd worden gebruikt. Zo werd goud gegeven om er een afgodsbeeld van te maken: het gou­den kalf Exodus 32 vers 1 tot en met 35 (Ex. 32:01-35), waaraan zij brand-offers en vrede-offers brach­ten. Mozes moest zichzelf ten offer aanbieden bij God om de toorn te laten voorbijgaan. Hierin is Mozes een beeld van Jezus. Het gouden kalf werd vernield, ver­malen en op water gestrooid. En dat moesten ze opdrinken! Exodus 32 vers 20 (Ex. 32:20). Dit goud zou nooit meer als iets voor de Heer kunnen dienen.

Onze geestelijke verhuizing

Nu gaan we terug naar onze geeste­lijke verhuizing. Wat hebben wij meegenomen en wat doen we ermee? Misschien zegt u: “Ik heb niets meegenomen. Alles wat ik had was waardeloos voor God. Uit gena­de nam Hij mij aan. Alleen het nieu­we leven in mij is kostbaar voor Hem”.

Dat is een prachtig geestelijk stand­punt. Maar we zijn niet alleen geest, maar ook ziel en lichaam. Jezus heeft ons helemaal betaald. We zijn helemaal Zijn eigendom geworden, daartoe behoren onze goede eigen­schappen, maar ook de minder goede eigenschappen. Ja, alles wat bij ons hoort, geestelijk en lichame­lijk. Het zou zo geweldig zijn, als alles wat is geweest, werd vergeten en niet meer meetelde. Helemaal opnieuw beginnen lijkt wel aantrek­kelijk. Als U die kans kreeg, hoe zou U dat dan willen doen? Zou U een andere man of vrouw trouwen? Een ander beroep kiezen? Een andere studie beginnen? Dat is geen nieuwe gedachte. In Paulus tijd waren er die zo dachten en zo handelden. Er waren mensen, die na hun bekering niet meer werk­ten. Paulus had met zulke mensen geen medelijden. Hij stelt in 2 Thessalonicenzen 3 vers 10 tot en met 12 (2 Thess. 03:10-12): “Want ook toen wij bij u waren, bevalen wij u dit: Wil iemand niet werken, dan zal hij ook niet eten.

We horen namelijk dat sommigen onder u zich ongeregeld gedragen, door geen werk te verrichten, maar bezig te zijn met wat geen werk is”. Paulus heeft het hier niet over men­sen, die onvrijwillig werkeloos zijn, maar over mensen, die profiteren van de goedheid van mede-broeders en zusters.

Hetzelfde geldt als je ontevreden bent over de baan die je hebt. Paulus stelt zelfs dat als je een slaaf bent, je daarover geen zorgen hoeft te maken. Hij is van mening dat een slaaf een vrijgelatene van de Heer is en dat evenzo een vrije een slaaf van de Heer is 1 Korinthe 7 vers 21 (1 Kor. 07:21). “Broeders, iedereen blijve voor God in de toestand, waarin hij werd geroepen. Zijt gij als slaaf geroepen, bekommer u daarover niet, maar als gij ook vrij kunt worden, maak er dan te meer gebruik van”. Dat betekent dus dat je best mag proberen een andere baan te zoeken, vooral als je het gevoel hebt dat de huidige baan niet naar de wil van God is. Maar we hoeven niet te ver­wachten dat alle omstandigheden, die wij minder leuk vinden, wel even door de Heer worden verbeterd. Soms beschouwen we het evangelie teveel als een boodschap waarin de Heer voor ons zorgt als een soort sinterklaas of kerstman. Als je maar gelooft, krijg je wat je hartje begeert. Maar zó is het niet. Door Jezus als Heiland en Verlosser aan te nemen accepteer je Hem als Heer in je leven. Hij heeft het voortaan voor het zeggen!

Ons verleden ging mee

Onze situatie, onze materiële dingen nemen we mee na onze bekering. Maar net als de Israëlieten nemen we ook onze herinneringen en ons verleden mee. Dat zijn de leuke, de fijne, de goede herinneringen, maar ook die minder leuk zijn. De Heer neemt die niet weg. Hij zegt niet: Vergeet ze, maar Hij spreekt over vergeving van degenen, die ons hebben gekwetst. Misschien zegt u: “Dat is te moeilijk, dat kan ik niet. Ik wil er niet meer aan denken, ik verberg het”. En mis­schien denkt u dat je er ook niet aan mag denken. In Lucas 9 vers 62 (Luc. 09:62) staat immers: “Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk van God”. Het gaat hier echter niet om dingen, die je verlangend doen terugkijken, maar om dingen, die het voortgaan met God juist willen belemmeren. En dat deed Jezus bij de mensen, die gelovig bij Hem kwamen: hen in de vrijheid stellen. Losmaken van het­geen hen belemmerde. Dat kon een ziekte zijn, maar ook een gebonden­heid aan boze geesten. Onze herinneringen aan wat vroeger is gebeurd mogen ons niet hinderen in het gaan op de weg met God. Als we ze proberen te verdringen zal die kwalijke herinnering ons vroeg of laat beïnvloeden in wat we doen of spreken. Het kan ons argwanend maken ten opzichte van anderen. Het kan angst geven om opnieuw te worden teleurgesteld. Het kan je remmen om je open te stellen naar anderen.

Je moet niet geloven dat de tijd die geestelijke wonden gaat herstellen. Het lijkt wel het tegendeel. De nare oorlogservaringen spelen nog steeds een rol, en zelfs een grotere rol dan zeventig jaar terug. Men is nog steeds bezig om geldelijke genoeg­doening te verkrijgen voor het leed dat men heeft ondervonden. Uit ervaring weet ik dat als je ouder wordt je vaker terugdenkt aan je jeugd. Het is belangrijk dat nare hi inneringen zijn verwerkt, zodat je er zonder boosheid over kan spreken en denken.

De hulp van de Heer

En dat kan niet zonder de hulp van de Heer. Hij is nabij ons en wil ons de kracht geven om klaar te komen met dat verleden. Wij zullen onze wil en ons geloof hierbij in werking moeten stellen. Het is immers het verlangen van de Heer om de gees­telijke wonden te herstellen. Daartoe verandert Hij niet in de eer­ste plaats de omstandigheden, maar gaat ons er boven brengen. Hij stelt ons in de ruimte Psalm 118 vers 5 (Ps. 118:005)

“Uit de benauwdheid heb ik tot de Heer geroepen, de Here heeft mij geantwoord en mij in de ruimte gesteld”).

Hij plaatst ons op een rots Psalm 27 vers 5 en 6 (Ps. 027:005-006), zodat wij kunnen neerzien op onze vijanden (de boze machten, die verantwoordelijk zijn voor onze toe­stand!). Hij maakt ons nieuw in ons denken, zodat we de dingen van boven kunnen bedenken.

Het verleden van Paulus

Paulus had een verleden met goede en slechte dingen. Tot de slechte behoorde dat hij Gods gemeente fel had vervolgd. Hij had meegedaan bij de steniging van Stephanus. Hij had dat deel van zijn verleden vergeten. Het maakte juist dat hij zich sterk bewust was van de geweldige genade van de Heer, die hem alles had vergeven en hem gebruikte in de verkondiging van de boodschap. Hij werd daardoor gedreven om met nog meer toewij­ding en inspanning de Heer te dienen. Voor hem gold wat Jezus zei over de zondares, die Hem zalfde met kostbare olie: “Haar zonden zijn vergeven, al waren zij vele, want zij betoont veel liefde; maar wien wei­nig vergeven wordt, die betoont wei­nig liefde” Lucas 7 vers 47 (Luc. 07:47). Maar Paulus had ook een goed stuk verleden. Hij was onberispelijk vol­gens de wet geweest. Hij was een ijveraar voor God.

Toch zegt hij in Filippenzen 3 vers 7 (Filip. 03:07): “Maar alles wat mij winst was, heb ik om Christus wil schade geacht. Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, Mijn Heer, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijs gegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen”. Paulus wil alleen gerechtigheid door geloof en niet door het eigen meege­brachte verleden.

Ik heb al even aangeduid dat herin­neringen aan nare situaties kunnen remmen in het dienen van de Heer. De Heer wil die gaan ombuigen zodat wij er door gestimuleerd wor­den. Vaak kunnen we dan pas ande­ren goed helpen in het oplossen van hun problemen.

Maar ook bij ons kunnen dingen die vroeger goed waren ons remmen bij het dienen van de Heer. Zo ken ik wel mensen, die vroeger actief

waren in de kerk waarin zij toen waren. Later werden ze lid van een volle-evangelie gemeente. Toen daar problemen kwamen, moeilijkheden ontstonden en strijd kwam, was het o zo voor de hand liggend om weer terug te gaan naar die oude kerk, waar ze vroeger waren. Daar was het rustig, geen strijd, geen moeilijkhe­den. Daar waren de mensen alle­maal aardig. Herkent u de Israëlieten met hun vleespotten in Egypte? En zo gingen ze. We zullen helemaal los moeten komen van dat verleden. De Heer wil er wat goeds meedoen, zodat we meer tot een zegen voor anderen kunnen zijn. We leven nu in Gods Koninkrijk en willen zo worden als Hij wil. Kolossenzen 3 vers 1 tot en met 4 (Kol. 03:01-04) zegt: “Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestor­ven en uw leven is verborgen met Christus in God. Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult gij ook met Hem verschijnen in heerlijkheid”.

 

 

 

Vertellen door Yvonne Sulman

 

Vertellen: ik vertel, jij vertelt, wij vertellen…

Getuigen: ik getuig, jij getuigt, wij getuigen…

Verkondigen: ik verkondig, jij verkondigt, wij verkondigen… Luisteren: ik luister, jij luistert, wij luisteren….

Vertellen, verkondigen, getuigen, luisteren. Woorden waar wij niet omheen kunnen gaan. Deze werk­woorden zeggen iets over onze instelling wanneer wij boodschap­pen doorgeven aan onze medechris­tenen. Niet alleen de mensen uit onze gemeente, maar denk ook eens aan je collega’s, buren, vrienden, kennissen, familie, onbekenden. In onze gesprekken vertellen wij, en wij luisteren wanneer de ander ons iets vertelt. Op de huiskring, jeugdavond of in de gemeente kunnen wij getuigen van de dingen die wij met de Heer hebben beleefd. Wanneer wij een boodschap, een woord, een studie of onderwerp voorbereiden en dat delen in de gemeente dan verkondigen wij het evangelie, een boodschap van God. Vertellen, getuigen, verkondigen. Allemaal dingen die wij spreken. Maar het doel van onze boodschap­pen kan alleen bereikt worden wan­neer er iemand is die luistert, die wil luisteren. Iemand die zijn oren geo­pend heeft en zijn hart geopend heeft voor wat ik vertel, wat jij vertelt of wat wij vertellen.

 

Notities die om aandacht vragen door Gert Jan Doornink

Velen kennen de opmerking van Paulus dat Gods kracht in onze zwakheid wordt volbracht. Paulus geeft hiermee aan dat Gods kracht altijd en onder alle omstandigheden noodzakelijk is, willen wij kunnen functioneren naar Gods bedoeling. Zonder Gods positieve kracht, zijn we overgeleverd aan de negatieve kracht van het rijk der duisternis. Dan zijn we zwak en niet in staat om God welgevallig te zijn. Door Zijn kracht in ons (Zijn Geest) gaat echter alles ver­anderen. Dan worden wij van zwakke mensen sterke mensen! Mensen die evenals Paulus kunnen zeggen én beleven: “Ik vermag alle dingen in Christus die mij kracht geeft”.NZE ZWAKHEI

Zonnig weer, maar ook schaapjeswolken… door Tea keuper Dijk

Net één grote kudde, die aan de zon voorbijtrekt, maar waar het warme zonlicht doorheen schijnt. Een kudde, die doorzichtig is, licht doorlaat… Het doet me denken aan jezus’ woor­den: “Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlij­ken”.

Jezus kwam op de aarde om de werken te doen, die Hij zijn Vader zag doen. Hij zegt in Johannes 9 vers 4 (Joh. 09:04), dat wij dat ook moe­ten doen. “Er komt een nacht, waarin niemand werken kan”, zegt Jezus ook en dan: “Zolang ik in de wereld ben, ben IK het Licht der wereld” en toen Hij terugging naar zijn Vader, liet Hij zijn kudde niet als wezen achter. Zij verwachtten de Trooster, de heilige Geest en namen de tijd om vurig te bidden om Zijn komst. En de heilige Geest kwam! De kleine kudde discipelen, (leerlingen), ontvingen het beloofde en werden doorzichtige schijnende lampen, die het evangelie brachten aan vele, vele mensen! Door hun prediking en hun vervolgingen(i) brachten zij de blijde geweldige boodschap in Christus, ook in Europa. En – het Licht verspreidde zich en kwam en komt in geopende mensenharten, verlangende mensenlevens, door alle tijden heen, ook in Nederland en België.

Het goede leven

– ‘Niet wij moeten maar van alles organiseren, maar God is met de gemeente aan het werk via de heilige Geest. Het gaat erom dat we de Geest meer ruimte durven geven’. Aldus de uitspraak van een predikant uit een protestantse wijkgemeente, geciteerd in ‘Het goede leven’.

Cees Maliepaard kort

Het verdient ongetwijfeld aanbeveling, deze woorden ook in onze kringen op de juiste waarde te schatten. Het is niet verkeerd wanneer er in gemeenten bepaalde zaken georganiseerd worden, maar het zal niet goed gaan als alles als een geoliede machi­ne in werking gezet wordt. Want dan wordt er weinig of geen ruimte voor Gods Geest overgelaten. Jezus heeft gezegd dat wie uit de Geest geboren is, als het waaien van de wind is. Net zomin als je moet proberen de wind terug te dringen, net zo min moet je pogingen in het werk stellen de werking van Gods Geest binnen bepaalde banen te leiden. Het is als op een zeilboot: je zult de zeilen op de wind kunnen richten. Zo ook mogen wij anticiperen op de Geest. Wie daar alert op is, zal deel hebben aan het volle heil in Christus

Hoop door Yvonne Sulman

– Een mens met hoop is een mens die verwacht, die vooruitkijkt, een verlangen heeft. Hij kijkt naar de toekomst, heeft een wens in zijn hart.

In het dagelijkse taalgebruik van de mensen om ons heen, heeft hopen de betekenis van een onzekere verwachting. Echter, wanneer wij onze hoop op God grondvesten, zullen we niet beschaamd uitkomen. ‘Laten wij de belijdenis van het geen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij die beloofd heeft, is getrouw.’ (Heb. 10:23) God doet wat Hij belooft, Hij komt zijn beloften na. Onze hoop op Gods heerlijkheid, op gerechtigheid, op verlossing en herstel etcetera, zal werkelijkheid worden. Hopen maakt je hart open. Wie vertrouwen heeft in Gods beloften, maakt ruimte in zijn hart voor de uitwerking ervan. Ons hart zal naarmate wij meer verwachten en hopen, steeds verder gevuld worden door Gods Geest.  

HOPEN