Levend geloof 1975.02 nr. 155

Wat doen wij met ons geloof door Gert Jan Doornink

Er zijn veel kinderen Gods die het geloof als iets abstracts, iets onwezenlijks beschouwen. “Je hebt het of je hebt, het niet”, is hun redenering. Zeker, ze geloven wel in het bestaan, van God en als kind van God weten ze dat zij door te geloven in het volbrachte werk van Jezus Christus behouden zijn.

Dit “behouden zijn” houdt dan in een geloof in de eeuwig­heid, die echter pas bij de dood begint. Terwijl de Bijbel zegt, ‘dat “behouden zijn” veel meer inhoudt. Iemand die Je­zus aanvaardt, wordt een nieuwe ‘schepping, het nieuwe leven wat hij van Christus ontvangen heeft, begint te groeien om uiteindelijk tot volle wasdom te komen.

“Daarom houdt geloven niet op, zodra wij Jezus hebben aan­genomen, ” maar dan begint het eigenlijk pas. De Heer vraagt een dagelijks geloofsleven. Paulus drukt het zo uit in (Gal. 02:20): “Voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God”.

Geloven is onontbeerlijk voor onze geestelijke groei en is naar de wil van God, want zonder geloof is het onmogelijk God welgevallig te zijn (Heb. 11:06).

Paulus schrijft aan de Gemeente te Rome over de mate van geloof, dat God elkeen in het bijzonder heeft toebedeeld. (Rom. 12:03). Geloof is een geschenk ven God! (Ef. 02:08).

Hebt u de Heer wel eens gedankt voor dit kostbare ge­schenk? Of hebt u het, bij wijze van spreken, zo maar in de kast gelegd, zonder er naar om te zien?

Gód heeft Zijn kinderen in Zijn grote liefde niet zo maar geloof gegeven. We zullen het moeten gebruiken. Hij wil dat we ten volle zullen functioneren in Zijn plan.

Dit plan omvat deze woorden: “Wees Mijn getuige! Maak door woord en daad, bekend dat Ik gekomen ben om leven en overvloed te brengen, dat Ik gekomen ben on satans macht te verbreken en on de mensen werkelijk gelukkig te maken!”

Als wij een getuige van Hem zijn, ontdekken wij al spoe­dig dat dit onmogelijk kan zonder geloof. God vraagt dage­lijks dingen van ons, die we ónmogelijk zouden kunnen doen als we op de omstandigheden zien.

De vijand haat het als een kind van God een functione­rend geloofsleven heeft. Hij probeert hem hiervan af te brengen door aanvallen van vrees, twijfel, ongeloof, etc.

Maar een kind van God met een werkzaam geloof, laat zich niet intimideren, maar klemt zich vast aan Gods beloften!

We spreken over een functionerend en over een werkzaam geloof. Maar dit zou in feite overbodig moeten zijn, want “geloof” op zichzelf drukt reeds “actie”, “beweging” uit.

Helaas doen velen niets net hun geloof. De apostel Jakobus maakt daarom een duidelijk onderscheid tussen een dood en een levend geloof.

Als wij de grote nood rondom ons zien, zou er veel neer geloofsbeleving moeten zijn. Ondanks alle materiële wel- vaart is de geestelijke nood en verwarring ontstellend groot. De duivel maakt hier een handig gebruik van en steeds neer mensen raken vaster in zijn greep .dan ooit te­voren .

Als u echter een kind van God bent die zich volledig in wil zetten voor de zaak van Honing Jezus, wees dan een gelovige in de werkelijke betekenis van het woord!

De weg van geloof gaan betekent vaak een eenzame weg. Een niet begrepen of niet geaccepteerd worden door mede­broeders en zusters die deze weg niet willen gaan. Toch is het deze weg, die wij als eindtijdchristen behoren te gaan, wil God Zijn doel net ons leven bereiken.

 

Storm op zee door Judith Jacobs (gedicht)                                     

“Wat voor Iemand is deze, dat ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn?” (Matt. 08:27).

Een storm steekt op, de wolken jagen;

De hemel ziet er dreigend uit.

’t Is angstig, want de wind wordt sterker,

En onheilspellend klinkt ’t geluid.

 

Mijn kleine boot danst op de golven,

Lang overleven zal zij ’t niet;

Eén ding kan ‘k doen: de Meester wekken,

Hij slaapt zo vast, Hij weet het niet

 

“Ach Here, kom toch snel ter hulpe,

Merkt Gij het niet dat wij vergaan?

Hoe kunt Ge in deez’ ure sluim’ren,

Het water zal dra binnenslaan”.

 

“Mijn kind, te midden van de ruwe baren,

Ben Ik in nood en zorg nabij;

Vrees niet, Ik zal het voor u klaren,

Mijn hand regeert het levenstij”.

 

De hoop en het geloof door J Noë

“De God nu der hope vervulde u met lou­ter vreugde en vrede in uw geloof, om: overvloedig te zijn in de hoop, door; de kracht des Heiligen Geestes”.

(Rom. 15:13);

Geliefde lezers! In aansluiting op mijn vorig artikel: “De  ware medearbeiders Gods”, wil ik het nu hebben over de hoop, die wij als kinderen Gods moeten hebben. Dit is een uitermate belangrijk onderwerp, omdat de hoop onverbrekelijk verbonden is met het geloof, zoals dat in bovenstaande machtige tekst ook wordt benadrukt.

Als je niet gelooft, of niet geloven wilt, is het van­zelfsprekend dat je niet kunt verwachten dat God Zijn Woord en beloften aan je waar zal maken. God doet dit wel aan diegenen die met een oprecht en gelovig hart tot Hem komen… Alle beloften Gods zijn in Christus ja en amen!

Bidden met twijfel in je hart is in feite een belediging’ voor God. Het is een gebrek aan vertrouwen in Hem en hier­mede bedroeven wij Hem. Dit komt nog al eens voor, o.a. bij genezing van ziekten of bij problemen, moeilijkheden of andere noden op allerlei gebied, terwijl Zijn Woord toch dui­delijk zegt dat Hij al onze krankheden in Jezus Christus zal genezen en Hij in al onze noden naar Zijn rijkdom heerlijk zal voorzien in Christus Jezus.

Als je de mensen hierop attent maakt zeggen ze ‘dikwijls: Ik geloof wel, maar….. en dan krijg je een heel relaas. Hen tracht naar, eigen goeddunken een oplossing te vinden met alle gevolgen van dien

Bij God bestaat in dit verband geen ‘maar’, Hij wil ons gehele vertrouwen in Hem, waardoor Hij Zijn Woord ‘gestand’ kan doen en Zijn Heerlijkheid in ons kan openbaren.

In het begin van ons geestelijk leven is ons geestelijk niveau echter nog niet zo hoog.. God reikt dan altijd ons Zijn behulpzame hand als Hij ziet dat ons hart volkomen naar Hem uitgaat.

(Heb. 11:01) zegt: “Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet”.

En Paulus schrijft in (Rom. 8:24):

“Maar hoop, die gezien wordt, is geen hoop, want hoe zal men hopen op hetgeen men ziet? Indien wij echter hopen op hetgeen wij niet zien, verwachten wij het met volharding”.

Dit is waar het op aankomt: Volharden in geloof, met de zekerheid in je hart, dat je ontvangen zult dé dingen waar­voor je bidt (mits je bidt naar Zijn wil) en waarop je hoopt onwankelbaar vasthoudende aan Zijn woord. “Mij geschiedde naar uw woord!!.”

(Heb. 10:23) zegt: “Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij, die beloofd heeft, is getrouw”.

Houdt deze woorden voor ogen, als de machten der duis­ternis op je afstormen in je lichaam, of door allerlei andere omstandigheden, om je je geloof te ontnemen. Door de kracht van de Heilige Geest worden we in staat
gesteld te volharden en de duistere machten te weerstaan en kunnen we die diepte en rijkdom verstaan van de woorden van de tekst die in het begin van dit artikel vermeld staat

Paulus zegt in (Rom. 05:03-05) “Maar wij roemen ook in de verdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volharding uitwerkt, en de volharding beproefdheid en de beproefdheid hoop, en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest”.

Geliefde lezers, laten deze woorden in uw hart gegrift staan, wat u ook overkomt. Wandel in het geloof en niet in aanschouwen, hoe moeilijk het soms ook mocht zijn. Laten de ogen gericht zijn op Jezus, in wie God alle dingen schenkt.

Ik eindig nu met de volgende teksten uit hoofdstuk 1 van de brief van Jacobus. (Jak. 01:02-04) “Houdt het voor enkel vreugde, mijn broeders, Wanneer gij in velerlei verzoekingen valt, want gij weet, dat de beproefdheid van uw ge­loof volharding uitwerkt. Maar die volharding moet volkomen doorwerken, zodat gij volkomen en onberispelijk zijt en in niets te kort schiet”.

(Jak. 01:12) “Zalig is de man, die in verzoeking volhardt, want, wanneer hij de proef heeft doorstaan, zal hij de kroon des levens ontvangen, die Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben”.

God zegene u allen!

 

De volle waarheid door H. J. Glasbergen

Het eerste geslacht

God schiep de mens naar Zijn beeld. Als man en vrouw schiep Hij hen. En God zegende hen en sprak: Weest vruchtbaar en wordt talrijk, vervult de aarde en onderwerpt haar.

Hij gaf de mens een wil, opdat hij God zou behagen, naar Zijn wil en Hij in liefde en heerlijkheid zich zou verlusti­gen in Zijn volmaakte schepping: de mens.

Er was reinheid, heiligheid en vrede, volmaaktheid en le­ven en overvloed. Er was een boom des levens en een boom van kennis van goed en kwaad.

Alles wat het oog zag, was hun geschonken door God. Al­leen van’ één boon mochten zij niet eten, de boom van kennis van goed en kwaad.

Toen kwam de duivel, die hun onderworpen was en verleidde Eva willens en wetens tot ongehoorzaamheid. En Eva gaf haar man, Adam, te eten van deze verboden vrucht. Het excuus van Eva: “De slang heeft mij verleid” en Adam- “De vrouw heeft mij verleid”, was een leugen, want zij wisten wat zij deden.

Het excuus is er altijd

Maar God verwerpt deze verontschuldigingen, met de woorden van Jezus: Zij hebben Mijn Woord en het Woord is bij hen en woont bij ons of in ons.

De heilige gemeenschap was verbroken. God kan geen ge­meenschap hebben met de duisternis. De duivel wordt ver­vloekt, dus dit hoeft niet meer. Zie de mens is geworden als Onzer, kennende goed en kwaad. Laat hij ook niet van de boom des levens eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven.

En God zond hén weg en stelde de cherubs met het vlammen­de zwaard voor de ingang van het paradijs. Er was een schei­ding gekomen tussen God en de mens. God werd gehoond en be­spot door de nachten der duisternis, zij die uit de hemelen zijn geworpen.

De eerste moord

De eerstgeborene van Adam en Eva liet zich verleiden bewust zijn broeder Abel te doden, ondanks dat God hen waarschuwde dat dit de begeerte was van de duivel.

En dit geslacht verspreidde zich over de aarde. De reu­zen uit de voortijd waren de hekkensluiters van het bederf. God zag dit boosaardig geslacht en zei: Ik ga al waar een levensgeest in is verderven. Henoch was een vriend van God en Hij nam hem op. Toen de Here zag dat de boosheid van de mensen groot was op aarde, en al wat het voortbracht slechts boosheid en afgodendienst was, en vol geweldenarij, berouwde het Hem dat Hij de mens gemaakt had.

God zocht een rechtvaardige

Hij zag Noach, deze was rechtvaardig en onberispelijk in zijn wandel. Noach wandelde met God en Hij maakte hem Zijn plannen bekend: Ik zal de mensen van de aardbodem uitroei­en en reinigen met water. Het gehele huis van Noach werd behouden in één rechtvaardige.

Toen de ark klaar was, sprak de Here tot Noach; Ga in de ark, gij en uw gehele huis, want Ik heb uw geslacht voor Mijn aangezicht rechtvaardig bevonden

Na de zondvloed, waardoor Zijn eigen schepping vernietigd werd en het Hem smartte in Zijn hart, sprak God tot Noach en zijn zonen: Weest vruchtbaar en talrijk en vervult de aarde en Hij zegende hen.

Noach bouwde God een altaar en offerde Hem een rein offer; “mens en dier was rein”, en de mens leefde in gemeen­schap met God.

Het tweede geslacht

En weer wordt bewust de heilige, reine gemeenschap met God verbroken door Cham, de zoon van Noach, hij bespotte zijn vader, Een vloek van Noach over Cham was weer de grote val, De geslachten van de zonen van Noach verdeelden zich op aarde.

De aarde nu, met heel zijn bevolking, was één van taal en spraak en had gemeenschap met de afgoden.” Laat ons een toren bouwen in een stad tot de hemel en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de aarde verstrooid worden.

Dit tweede geslacht was volkomen van God vervreemd en leefde in gemeenschap net de afgoden. De mens wilde als God zijn en zocht macht in de astrologie: Het staat in de ster­ren, de wekelijkse horoscoop is zo oud als de mensheid. Maar God maakte hun kennis tot dwaasheid.

Spraakverwarring, toen en nu

Ook op geestelijk gebied is er spraakverwarring. God ver­breekt alle plannen van de mensen die eigen eer zoeken.

Hij verstrooit hen over de aarde. Een ieder schept zich een god en past die in een eigen leer, gevolg: verwarring met een verduisterd verstand en levende slavernij der zonde,

In alle vormen maken de mensen zich góden, van goud en zilver, ijzer en steen, van hout en papier, zon, maan en sterren en dragen het teken van hun god als sieraad.

Gods ogen zoeken weer een rechtvaardige in dit boosaar­dig, menselijk geslacht en vindt Abram uit Ur der Chaldee­ën. God zegt togen Abram: Ik zal u een land wijzen en u ze­genen en u tot een groot volk maken. Wat een genade en ge­duld van God, maar ook wat een smart.

Uit Abram zal een volk gebouwd worden, uit de belofte aan Sara en Abram geboren, dat is het nieuwe plan van God. onder Zijn supervisie zal er een volk, komen, wat Hem zal verheerlijken, wat Gods doel is met Zijn schepping. Hij zal in alles voorzien, een land van leven en overvloed. Dit moet een volk worden Gode ten eigendom, een heilige natie. Exodus 19. (1 Petr. 02:09) vrij van alle afgoden, van elke smet zal God wonen en Zich verheerlijken in Zijn nieuwe schepping.

De belofte aan Abram en Sara wordt bewaarheid, Isaak wordt geboren, ondanks hun ongeloof. Sara heeft zelfs eerst Abram verleid net Hagar, de slavin. Uit Isaak wordt Ezau en Jacob geboren, uit Jacob Israël.

Jacob worstelde met God

“Ik laat u niet los, tenzij Gij mij zegent, want ik heb God gezien”‘. (Pniël). Uit Jacob wordt Israël geboren, met de twaalf zonen en later stammen, die Gods uitverkoren volk zal zijn, temidden van een krom en verdraaid geslacht, dat leefde met de afgoden.

Door ongerechtigheid van de zonen van Jacob valt ook dit geslacht en brengt de schande over het huis Gods. Door ongehoorzaamheid en ongeloof.

Na vierhonderd jaar slavernij zoekt God weer een rechtvaardige, die Hij vindt in Mozes, een rechtvaardig, maar weerbarstig mens, die eerst hervormd moest worden bij de schapen. Dan gaat God dit volk uit de slavernij verlossen uit een land en volk van afgodendienaars, Egypte, die Gods volk vernederde en martelde.

God hoorde hun gejammer, En Mozes mag dit volk na Pascha uitleiden uit de slavernij in vrijheid, naar het beloofde land. Al de volken die de aarde bewonen hebben hun god, naar hun denken gevormd. Maar Israël heeft een levende God, de God van Abram, Isaak en Jacob, die hun zal leiden naar

het beloofde land van vrijheid en nieuw leven. Dit uitverko­ren volk vervalt weer door ongehoorzaamheid en ongeloof in de machten der duisternis en ze sterven voor hun tijd. Ze worden verantwoordelijk gesteld voor hun daden boven twin­tig jaar.

De natuurlijke mens moet bij zijn geloof in God altijd iets zichtbaars hebben, zij scheppen zich afgoden naar hun voorstellingsvermogen. Goud, ijzer, zilver, steen, hout, nu ook papier, moet dan hun geloof opjutten en bevestigen.

Ondanks de geboden Gods: geen gesneden beeld, nog ‘enige’ gelijkenis (Deut. 04:15-20), maakten de joden zich afgoden van goud, of van iets dat zij zich voorstelden in hun ver­ward denken hoe God zal zijn.

De mens is aards gebonden en maakt in zijn denken een god naar wat in hen is. God is echter Geest, en wie Hen aan­bidden moeten Hem aanbidden in Geest en waarheid, want God zoekt zulke aanbidders (Joh. 04:20-24).

De mens zoekt heilige plaatsen, door hem zelf uitgevon­den, en denkt zo God te behagen. (Rome, Mekka, etc.)

Want Ik, de Here, ben een na-ijverig God. Hij begeert ons met jaloersheid. Ga in de binnenkamer, en weent daar voor Gods aangezicht voor alle noden, maar kont samen on Hen te prijzen, Hen te eren en Zijn grote daden bekend te maken.

Een heilige berg

Exodus 19 en 20 laat ons zien dat God geen gemeenschap kan hebben met bloed en vlees (de natuurlijke gelovige). Zij die beelden vormen zijn alle ijdelheid, hun dierbare maak­sels brengen geen baat (Jes. 44:06-28).

De verloste kinderen Gods juichen en aanbidden voor Zijn troon, in de Geest. Er is geen God dan Hij alleen!

Waar de hervormers alle afgoden vernietigden, zien wij zelfs in pinksterkringen in maandbladen, samenkomsten en huiskamers, foto’s, platen en afbeeldingen de muur, de één nog mooier dan de ander die Jezus Christus moeten voor­stellen. Wie wil God uitbeelden in steen, hout of papier?

Het hele universum kan de grootheid en heerlijkheid van God niet bevatten. Saul werd met blindheid geslagen toen hij een stem hoorde: “Ik ben Jezus”. (Hand. 09:03-08). Er is geen beeld of afbeelding van Jezus, het is kits en God een gruwel. Het is één grote leugen. God verbiedt het ons nadrukkelijk.

De wereld maakt van Jezus een superster en verkoopt zijn foto’s. Haar Hij is onze blinkende Morgenster die wij lief­hebben. Zijn Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen Gods zijn. (Rom. 08:01-17). Wij bidden: “Abba Vader”, en zijn erfgenamen van Jezus Christus.

Zijn Woord overtuigt en leert ons de volle waarheid Gods. De natuurlijke mens denkt altijd nog iets toe of af te nemen van het Woord van God. Het Koninkrijk is een geestelijke zaak en is in ons door Zijn Geest. Dit is een ervaring en kun je niet aanleren. Dit is voor hen die in Hem zijn. Rein, heilig en onbesmet zien zij uit naar Zijn komst om Zijn bruidsgemeente te halen als Zijn plan vol is

Paulus zegt: “Nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht”(1 Kor. 13:12). Dan zien wij Hem zoals Hij is!

Paulus was opgetrokken in de derde hemel en zag onuit­sprekelijke dingen. Hoe groot wij ook van Hem denken, Hij is nog oneindig groter en machtiger dan wij ons kunnen voorstellen. Hij is het begin en het einde. Eens zal Hij zijn: alles in allen. (Openb. 22:06-21).

 

Diepten van satan door Dirk A. Wols.

We kunnen ons afvragen of het zin heeft over de diepten van satan te schrijven. Anderzijds is het niet verstandig om te zwijgen over geestelijke krachten die er nu eenmaal wel zijn.

De satan is er en valt juist in deze dagen enorm aan. Ve­len kunnen getuigen van zware tijden in hun leven. Persoon­lijk kregen we aanvallen te verduren van zeer ernstige aard, waarin de satan aansluiting zocht met het vlees. Niet altijd kunnen we ons hierin overwinnaar noemen. Onze roem kan slechts alleen in Hem zijn. Hij heeft de pers alleen getre­den en alleen de overwinning behaald op de machten der duis­ternis. De gemeente was daar niet bij toen het centrum van de crisis, bereikt werd. De gemeente – toen de discipelen – was gevlucht.

Geheel alleen is Hij toen de diepten des satans ingegaan. Zó zelfs, dat Hij door de Vader Zich verlaten wist. Hierin kennen wij de diepten van satan; uit van God de Vader verla­ten zijn.

We lezen wel eens dat de Here soms mensen verlaat om te zien wat er in hun hart is. De uitkomst is weinig moedgevend voor de mens. Het loopt schier altijd verkeerd uit en duide­lijk is gebleken dat wij de gemeenschap met Hem brood en broodnodig hebben. Dat we zelf niets zijn en kunnen. Slechts in Hem dragen we veel vrucht, maar overgeleverd aan onszelf is het mar een trieste zaak.

De psalmist zegt ergens: Ik zal in Hem standhouden. Ik zal niet wankelen. Maar toen hij een ogenblik in zichzelf leefde, kwam de satan en overweldigde hem in zijn strikken. Zo verging het David, Simson, Saul, en velen ook uit het nieuwe testament, waaronder Demas en velen die uit ons zijn uitgegaan, zegt de apostel.

Dit alles verschoond ons niet als we uit onszelf gaan leven. Met het voorbeeld van bijbelheiligen voor ons die faalden, lossen we eigen falen niet op. We zullen ons waarachtig hebben te bekeren van onszelf, om met de zonden te breken, hetzij grote, hetzij kleine. Want de satan is er als de kippen bij om ons te sleuren naar zijn diepten. Wij dienen dan ook de beslissingen die God voor ons behoudt, zelf te nemen. Wij moeten ons bekeren, eenmaal, maar ook dagelijks, als we niet uit Zijn gemeenschap leven. Dan kan God met ons verder trekken en Zijn Overwinning in ons voortzetten„

Uit Gods gemeenschap

De diepten van satan zijn er op gericht ons af te trek­ken van Gods gemeenschap. Als hij daarin slaagt, is hij op de goede weg, maar wij op de verkeerde. Het is niet zo mooi met ons gesteld, als wij de diepten van de satan leren ken­nen. Jezus leerde plaatsvervangend satans diepten kennen en Hij werd van God verlaten.

Komen we dus terecht in de diepten van satan, dan gaat .daaraan wat ons betreft vooraf de beslissing on wereld en eigen vlees te dienen. Zou die beslissing er niet geweest zijn dan zou de satan ons niet kunnen trekken in zijn duis­tere gemeenschap.

De invalspoort van de satan is ons vlees, voor zover wij dit niet kruisigden met Hem in de dood. Een vaste geest, gericht op de liefde-inzettingen des Heren, is geen prooi van satans geweld. Steeds kunnen we hiervoor zetten, eigen schuld. Let wel, het gaat hier om aanvallen van satan. Die zullen zeker blijven onder alle omstandigheden. Het gaat er om dat satan ons niet zover krijgt, dat we kennis krijgen aan zijn diepten. Zijn aanvallen moeten direct teniet gedaan worden door het schild des geloofs, waarmee we alle vurige pijlen van satan kunnen uitblussen.

Het is niet nodig om satans diepten te leren kennen bij ondervinding. Daartoe zijn wij niet geroepen. Daartoe heeft Hij ons geen opdracht gegeven. Slechts Hem te volgen in voor en tegenspoed is onze uiteindelijke opdracht. Die we ónmoge­lijk kunnen vervullen als we in satans diepten zijn terecht gekomen.

Aan de gemeente te Thyatira zegt de Amen dat sommigen zeggen dat men eerst de diepten van satan moet leren ken­nen. Als je die kennis hebt, kan je meepraten. Kan je uit ervaring weten waarvan Jezus je verlost heeft. Jawel, maar je raakt ook wat kwijt wat je had, namelijk gemeenschap met God en vrede door Zijn bloed.

Deze prijs is té hoog. Daarom laat Jezus er op volgen, dat we moeten houden wat we hebben totdat Hij komt. En elders vermaant de apostel: Houdt wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme. Want kennis aan de diepten van satan kost je de kroon van je hoofd.

Het kost je je goede naam en de kroon van Zijn tegen­woordigheid. De diepten van satan kost je alles wat vrede en vreugde door de Geest kan geven. En je leert er uiteindelijk niets door. Je leert er door hoe wrang dé vruchten van de satan zijn. Dat is tijdverlies in vergelijking met datgene wat je kon hebben als je niet in satans diepten terecht ge­komen bent.

We wensen alle lezers en lezeressen van “Levend Geloof” van harte toe, dat zij niet in de diepten van satan terecht komen. Maar bereid tot alle goed werk volmaakt toegerust.

Keer terug in Gods gemeenschap

Als er hier of daar iemand is die er toch in terecht gekomen is, zet er dan vandaag een punt achter door een kloek besluit. Verlaat het centrum der diepten van satan, maar doe dat niet in eigen kracht.

Neem een vast besluit en breek met alles wat je gemeen­schap met Hem kan verhinderen. Want het is verloren tijd waarin je geen vruchten kan voortbrengen. Waarin we onnutte­lijk de aarde beslaan. Waarin we verloren zijn voor de dienst aan God en mensen krachtens Zijn gebod om God lief te hebben bovenal en de naaste als onszelf. Neem dan een vast besluit door te zeggen: Ik zal de Here gedurig lijk vrezen. Dat is niet bang voor Heil zijn, maar bang zijn om Hem te mishagen, omdat Hij dat waarlijk niet aan ons verdiend heeft.

In die gedurige vrees uit liefde en ontzag voor Hem kan Hij werken met Zijn rijke gaven en vruchten van de Heilige Geest. In dienst aan God en elkander, ons inzettende voor de dienst aan Zijn Rijk dat is en komt.

In Uw gemeenschap, Here, kiemt er leven. Daar kan ik Hem dienen in een levend geloof. Wees kloekmoedig en ver­saag niet, houdende wat u hebt wat van Hem is. Dat mogen wij niet verliezen door te gaan wandelen in satans diepten hoe vroom dat allemaal ook mogen klinken. En hoe interessant dat allemaal kan zijn, of liever schijnen. Maar ons hart spreke. Dit heb ik van de Here begeerd, dat ik altijd mag wonen in Zijn Huis en Hij in mij al de dagen van mijn leven. Gezegende toekomst en heden, in Hem, geliefden.

 

De Bijbel zegt (5)

Zij die God willen kennen, moeten eerst geloven dat Hij bestaat. Dan is Hij een Beloner voor hen die Hem ernstig zoeken. Hij zal zich laten vinden!

Dan moeten we bidden om de hulp van de Heilige Geest. De Heilige Geest opent de ogen van ons hart, zodat we de Schriften verstaan

Sommigen zeggen; “Ik begrijp er niets van, het zegt me niets”. Zij willen het met hun verstand begrijpen, maar we moeten het in geloof aannemen.

De Bijbel is een leerschool voor het hele leven. Een kind in de eerste klus op school hoeft nog geen wiskunde’ lessen te maken.

Ik bedoel dat je eenvoudig begint met regelmatig de Bijbel te lezen, dan kom je vanzelf verder.

Nader tot God en Hij zal tot u naderen. (Jak. 04:08)

We moeten ons aan de Bijbel – waarin God zelf tot ons komt – onderwerpen en er naar willen luisteren. De woorden moeten we bewaren in ons hart en overdenken.

De Bijbel is het kostbaarste wat God ons, mensen, heeft gegeven. Omdat daar alles in staat wat een mens moet weten.

Het hele plan van God staat er in. Alles over Jezus Christus staat er in. Alles over het bidden, over het ge­loof, over het huwelijk en over het opvoeden van kinderen.

We vinden er alles in over de liefde tot God en de naaste, over leven en dood, over de opstanding en het eeu­wige leven.

En ook over krachten en machten, over engelen die ons ten dienste staan.

Verder over hemel en aarde en ook over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

Be Bijbel vertelt ons ook over verlossing en heil, over genezing en overwinning.

Ook over de wederkomst van Jezus vertelt Gods Woord ons.

De Bijbel zegt ons wie Jezus is. . (Zie “Levend Geloof” van december j.l.).

Maar de Bijbel zegt ons ook wie de mens is. In Psalm 8 staat: Hij heeft hen bijna goddelijk gemaakt. (Ps. 008:006)

Dat is Zijn plan, dat we volmaakt zullen zijn, een ge­meente vormende zonder vlek en rimpel.

God wil dat Zijn gemeente volkomen toegerust zal zijn, tot alle goed werk bereid.

Hij zal het in en door ons volbrengen. Als we aandach­tig luisteren naar Zijn Woord.

Laat het Woord van God de hoogste Autoriteit in ons le­ven zijn.

 

Het hemelse Jeruzalem door Jan W. Companjen

“Want wij zijn de besnijdenis die door de Geest Gods Hen dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees ver­trouwen” (Filip. 05:05).

Eindpunt

Lezeressen en lezers, wij leven in de eindtijd. Alles om ons heen wijst er op dat een bepaalde periode in de mensheid wordt afgesloten. Wederom staat een volheid der tijden voor de deur en als afsluiting daarvan zullen de Zonen-Gods openbaar worden.

Is het niet opmerkelijk dat overal mensen komen open te staan om de volheid van Christus te ontvangen? De bedoel dan bij deze volheid niet alleen de doop in de Heilige Geest, dat is het begin pas, neen, ik bedoel dat de mens weer inzicht krijgt waar het werkelijk op aan komt. Name­lijk volwassen worden in het geloof en Jezus Christus, gelijkvormig worden door werkelijk een Geestelijke weg te gaan. Door in de Geest Gods Hem te dienen en niet op vlees te vertrouwen.

Het allergrootste wat wij daarbij nodig hebben is de onderscheiding der geesten. Er is verschrikkelijk veel in de loop der eeuwen door mensen opgebouwd. Eén grote toren, als de toren van Babel, waarin een ieder zijn eigen huisje of straatje heeft en men meent dat men daarin veilig is.

Babel

Het is de moeite waard om eens biddend te onderzoeken wat dat Babel, met al zijn spraakverwarring, in het verleden en nu voor ons betekent. Het is altijd een plaats van o.a. occultisme, gevangenschap en mensverheerlijking geweest. Het is een groot huis van bewaring, waarin de mens er onder wordt gehouden. Het ergste is echter dat de grote massa van de goedwillende gelovigen dit zelf niet weten.

Toen Israël in Babel gevangen zat, zie Daniël 1, werd zij teruggevoerd naar het land Sinear, uitgesproken het land Sinear, waaruit Abraham was uitgeleid. In die geschiedenis van Daniël kunnen wij de gehele eindtijd terug vinden. Babel speelt daarin een grote rol, evenals in Openbaring, waarin ook over Babel als de grote hoer wordt gesproken.

Het unieke in Daniël is – let daar goed op!! – dat Daniël en zijn vrienden wisten dat zij in ballingschap waren. Zij weigerden op te gaan in de Babylonische godsdienst, naar bleven gericht op de stad Gods, Jeruzalem (Dan. 06:11) en op de herbouw van datgene wat daarin verwoest was.

Die gerichtheid was uniek en zij hadden unieke gevolgen. Lees daar het boek Daniël maar eens op na. Nu, in deze tijd mogen, ja moeten wij ook een Daniëlfiguur zijn. Ons oog moet gericht zijn op het hemelse Jeruzalem.

Jeruzalem

In (Heb. 03:01) lezen wij- “Daarom, heilige broeders, celgenoten der hemelse roeping, richt uw oog op de apostel en hogepriester onzer belijdenis, Jezus, die getrouw is je­gens Hem, die Hem heeft aangesteld”.

In diezelfde Hebreeënbrief lezen wij ook dat wij genaderd zijn tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem. Zoals in het boek Daniël alle Israëlieten bogen voor de góden in het land Babel (met uitzondering van drie; zo buigt ook thans de grote massa (vaak nog onbewust) voor de góden die door mensenhand in het geestelijk Babel gemaakt zijn. Wat dunkt u, is de kerk c.q. de gemeente zoals die momenteel reilt en zeilt een woonstede Gods?? Of zou er toch iets anders bedoeld zijn dan wij dat in het algemeen zien?

Gemeenschap

Het doel van ons Geestelijk leven is: persoonlijke onge­deelde intieme gemeenschap met Christus en van daaruit le­ven tot lof en eer van Zijn Naam, tot zegen van onze mede­mens. Jezus kwam op deze aarde om de werken van de duivel te verbreken. In Zijn Naam mogen wij dit werk voortzetten.

Elke groep, elke gemeenschap, iedere kerk is doel, wan­neer deze het object is geworden waar het geestelijk leven om draait. Allereerst dient er na onze bekering gemeenschap met Christus te ontstaan en vandaar uit zullen wij verder moeten gaan leven met achterlating van alles.

Abraham bleef in Haran steken door alle ballast die hij uit het land der Chaldeeën meegenomen had. Nadat zijn vader overleden was kwam hij pas in het land dat hem door God be­loofd. was.

Over die ballast zullen wij onze medemens moeten gaan aanspreken. Veel mensen uit de kerk, ook uit de R.K. kerk, worden gedoopt met de Heilige Geest. God geeft hun ook Zijn Geest opdat zij op weg zullen gaan. Maar wat gebeurt er? Zij blijven in Babel en blijven hun afgoden dienen. Lees hun getuigenissen eens. De spraakverwarring is daar nog nooit zo groot geweest. Men heeft er iets ‘bij ontvangen en gebruikt dat zonder zich te gaan richten op het hemelse Jeruzalem. Op z’n best verhuist men van het ene ‘straatje naar het andere in Babylon. In dat zijstraatje mag men dan ook best op het kerkelijke erf blijven wonen.

Overwinnaars

Wij zullen echter elkaar moeten gaan vinden bij het her­stel van alle dingen in het hemelse Jeruzalem. Op die weg zullen wij de wonderen gaan ervaren die Daniël en zijn vrienden ook ondervonden.

Door de vurige oven van de eindtijd héén zullen wij overwinnaars zijn en de wereld zal tot de erkenning komen dat Jezus honing en Heer is. Broeders en zusters, richt uw hoofden op en durf het aan met honing Jezus als Leidsman. Daar mogen wij naar jagen en wij mogen’ er naar grijpen om dat wij ook door Jezus Christus gegrepen zijn.

Broeders en zusters; “Ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, naar één ding doe ik; vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus. Laten wij dan allen die volmaakt zijn, aldus gezind zijn en indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dit openbaren: naar het­geen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder”. (Filip. 03:12-16)

Tronen, machten, krachten zullen dra vergaan waar de heil’gen samen vastgeworteld staan. Niets kan ons weerhouden, jagend naar het eind. Glorie voor de Schepper, nu en voor altijd.