Levend geloof 1978. 09 nr. 185

De kracht van het evangelie door Gert Jan Doornink

“Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ie­der die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek. Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, ge­lijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven”(Rom. 01:16-17).

Het wonder in het leven van Paulus

De apostel Paulus, die deze woorden eens schreef aan de gemeente te Rome, had alle re­den om zich niet te schamen voor het evangelie. Er was immers een groot wonder in zijn leven gebeurd. In Handelingen 9 lezen wij zijn bekeringsgeschiedenis. Hoe hij daar in één moment aangeraakt werd door de kracht van de levende God en hoe hij van een vervolger van de gemeen­te van Jezus Christus een levend getuige wordt. God had hem uitverkoren om een bijzonder in­strument in Zijn hand te zijn, wat uit zijn latere leven ook wel gebleken is.

Dat Paulus radicaal veranderde, wordt nog eens bewezen door het feit dat hij terstond aan de slag gaat en steeds krachtiger optreedt.

(Hand. 09:22-27). Misschien is zijn optreden als kind van God in het begin nog maar aarzelend geweest, maar hij was gehoorzaam. Trouwens la­ter schreef Paulus ook aan de gemeente te Korinthe: “Mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van wijsheid, maar met betoon van geest en kracht, opdat uw geloof niet zou rusten op wijsheid van mensen, maar op kracht van God”(1 Kor. 02:04-05).

Dat was het geheim in het leven van Paulus en dat behoort ook in ons leven het geheim te zijn. Want als wij een kind van God zijn is er ook in ons leven een wonder gebeurd. Misschien zijn wij niet op zo’n spectaculaire wijze als Paulus tot bekering gekomen, misschien zijn wij niet geroepen tot een bijzondere bediening maar elk kind van God is geroepen om een levend getuige van Jezus Christus te zijn!

Wat betekent “evangelie”?

Paulus schrijft dat het evangelie een kracht Gods is. Het is daarom goed dat wij de beteke­nis van het woord ‘evangelie’ onder ogen zien. Het Griekse woord ‘euaggélon’ wat evangelie be­tekent, kan ook vertaald worden door ‘goed nieuws’, of met ‘blijde boodschap’ of ‘vreugde­vol bericht’. Een getuige van Jezus Christus is dus een “blijde boodschapper”, een “verkondiger van het goede nieuws”, waarvan Paulus in Rom. 10:15 zegt: “Hoe liefelijk zijn de voeten, van hen die een goede boodschap brengen”. Het doet ons ook denken aan wat Jesaja profeteerde: “Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede aankondigt, die goede boodschap brengt, die heil verkondigt, die tot Sion spreekt: Uw God is Koning”(Jes. 52:07).

Wat is dit goede nieuws, deze blijde boodschap? Het is de boodschap dat Jezus in deze wereld kwam om een volkomen verlossing teweeg te bren­gen. “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet ver­loren ga, maar eeuwig leven hebbe”(Joh. 03:16). “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou”(1 Joh. 03:08). “Hij heeft de overheden en machten ontwa­pend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd”(Kol. 02:15).

Als wij dit goede nieuws, dit evangelie in het geloof aanvaarden is ons getuigenis: “Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zij­ner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden”. (Kol. 01:13-14).

Wat is volkomen verlossing?

Als we de Bijbel in het Grieks lezen, komen wij daar verschillende malen het woord sozo tegen. Als u dan de Nederlandse Bijbel er naast legt, ontdekken wij al spoedig dat dé vertalers de ene keer het woord ‘sozo’ vertaald hebben met ‘behouden’ en de andere keer met ‘genezing’, ‘genezen’, ‘gezond’ of ‘gezond maken’.

Als de apostel in Rom. 01:16-17 dus spreekt over de “kracht Gods tot behoud”, bedoelt hij dus ook de “volkomen verlossing”.

Trouwens ook in de Nederlandse Bijbel kan men vaak al iets van deze overeenkomst ontdekken. Bijvoorbeeld als in Matt. 14:36 gezegd wordt: “Allen, die Hem aanraakten, werden behouden”, staat in Mark. 06:56 over deze zelfde gebeurte­nis: “Allen, die Hem aanraakten, werden gezond” .

Nadat jarenlang een arm en verschraald evange­lie werd gepredikt, leven wij gelukkig nu in een tijd waarin de boodschap van volkomen verlossing weer gepredikt en beleefd wordt. “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen”(2 Kor. 05:17).

Wat satan probeert. . . .

De duivel is er steeds op uit ons van die vol­komen verlossing af te houden. Nu zegt Paulus in 2 Kor. 02:11 dat “zijn gedachten ons niet on­bekend zijn”. Hij zal ons bijvoorbeeld aanval­len in onze gedachtewereld door te zeggen: “Die volkomen verlossing, dat was alleen voor vroeger, in de tijd dat Jezus op aarde was en in de eerste tijd na Pinksteren”. Of hij laat ons strijden met medechristenen over allerlei ondergeschikte punten uit de boodschap. Of hij probeert dwalingen binnen te doen sluipen. Ons extreem of fanatiek laten worden is ook één van zijn wapens, om nog maar te zwijgen van een andere “succesformule”, namelijk ons wa­ter in de wijn te laten doen.

Paulus die was op zijn hoede voor de listige en gemene aanvallen van de boze. Het verbaast hem dat sommigen zo vlug het echte evangelie weer loslaten. Wat hij schrijft in Galaten 1 is ook een waarschuwend voorbeeld voor ons om getrouw te blijven aan het volle evangelie! Hij schrijft: “Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, en dat is geen evangelie. Maar ook al zouden wij, of een engel uit de he­mel, u een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij ver­vloekt! Gelijk wij vroeger reeds gezegd hebben, zeg ik thans nog eens: indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt”(Gal. 01:06-09).

Het evangelie is een kracht Gods!

Paulus zegt met grote nadruk dat het evangelie een kracht Gods is! Het is daarom geen vrij­blijvende boodschap, geen boodschap van mensen, hoe belangrijk ook, die wij, na er kennis van te hebben genomen, weer naast ons neer leggen. Het evangelie is de boodschap van God. Het evangelie is de kracht van God. Ieder die deze boodschap afwijst, die deze kracht afwijst, zegt in feite neen tegen God.

Velen hebben helaas de duisternis liever dan het licht     Hoe dwaas! Stel dat wij op het natuurlijke vlak ook zo zouden handelen, zodat wij bijvoorbeeld niet meer met auto, trein of bus zouden willen reizen, of dat wij bijvoor­beeld voortaan kaarsen opstaken in plaats van elektrisch licht    De mensen zouden ons con­servatief en dom vinden.

Toch is de houding van velen ten opzichte van het evangelie, ten opzichte van de kracht Gods zo. Zij zitten liever bij kaarslicht, dan in het volle licht van Jezus te komen. Waarom? Omdat men niet wil geloven.

Geloof is noodzakelijk

Om de kracht van God te aanvaarden en te bele­ven is geloof nodig. Met grote nadruk wijst Paulus daarop in Rom. 01:16-17, als hij schrijft: “Gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven”.

Wat is geloof? Heb. 11:01 geeft een duidelijk antwoord. Het is de zekerheid van de dingen, die men hoopt en het bewijs van de dingen, die men niet ziet. Zonder geloof is het onmogelijk God welgevallig te zijn. (Heb. 11:01-06).

Geloof is dus onvoorwaardelijk vertrouwen op God, Zijn Woord en Zijn beloften. Alleen dan beleven we de kracht van God, ook in het dage­lijks geloofsleven, waartoe wij geroepen zijn. “Voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God”, zegt Paulus in Gal. 02:20.

Juist nu in onze dagen de kracht van het evan­gelie op alle mogelijke manieren wordt aange­tast, is het zo noodzakelijk dat wij een dage­lijks volhardend geloof openbaren. Uit geloof, tot geloof!

Dan zal vervolging of verdrukking ons niet de­ren, maar zijn wij standvastige christenen, die zich, evenals Paulus, niet schamen voor het evangelie, omdat het een kracht Gods is! Jezus heeft eens gezegd: “Die Mij zal verloochenen voor de mensen, die zal ook ik verloochenen voor mijn Vader, die in de hemelen is. . . . maar een ieder die Mij zal belijden voor de mensen, hem zal ook Ik belijden voor Mijn Vader, die in de hemelen is”(Matt. 10:32-33).

Willen wij in de wil van God zijn, willen wij een instrument in Gods hand zijn, willen wij dat Jezus’ leven in ons ten volle zichtbaar is? Dan openbaren wij, door woord en daad, de kracht van het evangelie!

 

Levend geloof journaal nr. 185 door Gert Jan Doornink

De genezing van de inwendige mens

Meppel – Tientallen voor­gangers, geestelijke wer­kers en oudsten – al of niet vergezeld van hun vrouwen – waren zaterdag 2 september naar het gebouw van de Pinkstergemeente “Sion” gekomen, om te luis­teren naar Zr. Beerman-De Roos uit Garderen, die sprak over het onderwerp: ”De genezing van de inwendige mens”. Op boeiende wijze wist deze christen- arts dit belangrijke onder­werp uiteen te zetten, ge­staafd door talrijke prak­tijkervaringen.

Visioen

Zr. Beerman vertelde van een visioen dat zij 36 jaar geleden ontvangen heeft van een gesprek dat zij mocht aanhoren tussen God en sa­tan. De Heer sprak toen tot haar: ”Ga helemaal nooit met satan in discussie. Je kan hem aanhoren, maar blijf in mijn openbaring”. Dit is steeds het devies in haar leven gebleven, al heeft zij, ook door aller­lei fouten, veel moeten le­ren .

In Matteus 15 zegt Jezus dat niet wat de mond binnengaat de mens onrein maakt, ‘maar wat de mond uitgaat, wat uit het hart komt. En zolang de mens niet weder­geboren is, komen er uit zijn hart dingen voort, die de mens onrein maken. In het scheppingsverhaal staat niet dat God de mens vervloekt heeft, maar de slang. De onwedergeboren mens staat onder zijn in­vloed. Zo’n mens kan niets goeds voortbrengen, al doet hij nog zo zijn best. In deze oude toestand kun­nen wij ook niets van God ervaren. De waarheid maakt echter de mens vrij.

Zr. Beerman citeerde de woorden van Jezus uit Johannes 6: “Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem die Mij gezonden heeft”. Dan wordt ook ons gedachteleven verandert. (Kol. 03:01-04).

Heiliging

Ook wees Zr. Beerman over Gods wil voor Zijn kinde­ren: de heiliging. (1 Thess. 04:03]. Deze moet in de eers­te plaats tot uitdrukking komen in “Jeruzalem”. God wil dat wij te allen tijde de gezindheid van Zijn Zoon in ons hart hebben.

Als er moeilijkheden in het gezin zijn, moeten wij deze volledig in handen van God geven. Wij rennen allemaal om onze problemen zelf op te lossen. Wij vragen ons af: “Wat moet het worden met ons kind?’, ter­wijl de Bijbel zegt: “Weest in geen ding bezorgd” en “Verblijdt u ten allen tij­de”. Onze kinderen zijn ontzettend gevoelig voor ons innerlijk.

Wij moeten als een rank aan de wijnstok blijven. Dan dragen wij Gods vruchten. Als gemeente mogen wij el­kaar vertroosten als de duivel ons probeert uit Je­zus te halen.

Zr. Beerman wees er nog op dat de gemeente doodziek is maar dat God bezig is te genezen en bevestigt met tekenen. Jezus heeft een volkomen overwinning be­haald. Hij is enkel liefde en geeft nooit iemand de schuld.

Wij mogen rusten in Zijn volbrachte werk. God heeft Zijn brief ge­schreven en die levend ge­maakt!

Bevestiging

Eén van de aanwezige voor­gangers, vertelde na de in­leiding, dat hij tijdens de inleiding een visioen had gekregen van een nieuwe muur, die echter niet af was. Door de wind ging de muur zelfs wankelen. Toen toonde de Heer dat er vlak bij het fundament een scheur was. Een duide­lijke bevestiging van de boodschap en een vermaning dat het bij de aanvang goed moet zijn, dat ons “inner­lijk” gezond behoort te zijn.

Br. Van Petegem, die deze bijeenkomst leidde, vertelde nog het een en ander over de leiding van de Hei­lige Geest, die hem en zijn vrouw geholpen hebben, bij het nemen van de beslissing om na meer dan 20 jaar, Zwaagwesteinde te verlaten en voorganger te worden te Amsterdam.

Nieuws in het kort

Gezamenlijk avondmaal in Apeldoorn

Apeldoorn – In Apeldoorn, een plaats met meer dan 130. 000 inwoners, bestaan sinds jaar en dag verschil­lende volle evangelie- en pinkstergroepen, met ieder een eigen identiteit en achtergrond, maar allen bouwend op het geloofsfun­dament van Hebreeën 6. In het verleden hebben ver­schillende groepen wel eens samengewerkt bij een doop- dienst, maar nadien verloor men elkaar weer uit het oog.

Op donderdagavond 14 sep­tember echter, kwamen de voorgangers en oudsten van vijf verschillende gemeen­ten bij elkaar. In een geest van broederlijke liefde wer­den verschillende dingen be­sproken en uitgesproken.

De 25 leidinggevende broe­ders vierden gezamenlijk het avondmaal, terwijl besloten werd tot samenwerking bij straatevangelisatie. Ook werd besloten tot een geza­menlijke samenkomst met Hei­lig Avondmaal voor alle broeders en zusters. Deze bijzondere samenkomst wordt op 15 oktober in de Johanneskerk gehouden.

De vijf gemeenten waarom het hier gaat zijn de “Filadelfia gemeente” (voorg. br. H. Damme)j de “Bethel Pinkster­kerk”; de “Pinksterbeweging” (voorganger br. W. Hooghwinkel); de “Volle Evangelie Zendingsgemeente” (voorganger br. Karel Prijs) en de gemeente “Evangelie in Woord en Daad” (voorganger br. Jan Bruins).

 

Gods gunstbewijzen door Judith

Een kwestie van keuze

“Werpt uw bekommernissen op Hem, want. . . ” Neen, dat staat er niet. Er staat letterlijk: “Werpt al uw be­kommernissen. . . ” enz.

Dat verandert de zaak aanmerkelijk. Natuurlijk heet dat: “gemakkelijk praten, vooral als je er zelf niet bij betrokken bent”. Het is niet eenvoudig een ander te troosten want met “een kluitje in het riet” ben je niet klaar. Op welke wijze te reageren met een gunstig ant­woord dat tevreden stelt?’.

Is het dan een mens die deze woorden heeft gesproken of hebben we te maken met een heilig en almachtig God? Antwoord: met God, de Vader, die beloofd heeft voor Zijn kinderen zorg te dragen.

Wat doet een kind van God dat in nood zit? Als het goed is: in de binnenkamer gaan en de problemen recht­streeks aan de hemel voorleggen, want de telefoonlijn naar Boven staat altijd open.

Het punt waar alles om draait is in hoeverre ikzelf mijn zorgen terugneem als ik van het gebed oprijs. Heb ik ze alle bij het kruis ingeleverd (achtergelaten) en geweigerd er een gedeelte van terug te nemen, of kan ik ze toch niet zonder meer prijsgeven en tors ik vrijwillig een deel van die “bagage” op mijn schouders?

Het is maar waar ik zelf de voorkeur aan geef, maar het is wel het een of het ander. Wat het besluit ook wezen mag: Gods genade en erbarmen zijn er iedere dag; ver­frissend en nieuw, want Zijn trouwe zorgen laten nooit af.

Het is een kwestie van keuze: Wil je Hem op Zijn Woord nemen, opdat Hij je er boven uit kan tillen, of blijf je (misschien toch wel een beetje graag) met je proble­men rondtobben?

 

Klaagl. 03:22-23 en 1 Petr. 05:07

‘k Breng mijn bekommernis tot God,

Hij heeft beloofd voor mij te zorgen;

Zijn goedertierenheid bekroont –

Mijn dag, zoals de dauw de morgen.

 

Misschien zie ‘k in de zorgen-zee, .

Alleen de vele moeilijkheden;

Maar Hij, die wind en wolk regeert,

Schept ongekende moog’ lijkheden

 

Geen last is er voor God te groot,

Hij denkt niet in gewicht of maten;

Maar wel of ik met heel mijn hart

Geheel mijn nood bij ’t kruis wil laten.

 

‘k Werp mijn bekommernis op Hem.

Hij maakt die klein, en elke morgen

Verkwikt mij Zijn barmhartigheid:

Steeds nieuw en- bóven alle zorgen.

 

Het doel van de gemeente door Nico Goverts

Gods plan met de gemeente

Waar wil God met de gemeen­te naar toe? God heeft een doel voor ogen, en Hij wil dat we Zijn gedachten zul­len kennen. In de Efeze- brief spreekt Paulus over het plan van God met de ge­meente, en met name in hoofdstuk 3 komt hij dan tot de kern van de zaak. En dan zien we in vers 21, waar het op uitloopt: Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Jezus Chris­tus, tot in alle geslach­ten, van eeuwigheid tot eeuwigheid.

Daar zien we: waar gaat het om? Om de heerlijkheid van God. En waar moet die heer­lijkheid gevonden worden? In de gemeente. En in Jezus Christus, want Jezus en de gemeente kunnen we nooit van elkaar scheiden; zij vormen het Hoofd en het li­chaam. Wat is dus het doel van de gemeente? Dat de heerlijkheid Gods in haar openbaar gaat worden.

Maar dat gebeurt niet automatisch. Paulus zegt in vers 14: Om die reden buig ik mijn knieën voor de Va­der. De apostel is daarmee bezig; hij bidt ervoor. Dit doel beheerst zijn hele le­ven en denken. Daarom schrijft hij er ook zo uit­voerig over, want hij wil dat we daar inzicht in krijgen (zie Ef. 03:04). God wil dat we gaan zien wat onze roeping is.

De inhoud van onze roeping

De Bijbel spreekt veel over onze roeping. Paulus was daar vol van. Hij zegt: Ik jaag naar het doel, om de prijs der roeping Gods. (Filip. 03:14). En daarom is het zo belangrijk, dat we erachter komen wat die roe­ping inhoudt.

Want dat plan van God met de gemeente is geen tijde­lijke zaak. We hebben gele­zen in Ef. 03:21, dat dat doorgaat tot in alle ge­slachten. Dat plan is eeu­wig. Het is Gods eeuwig voornemen (Ef. 03:11). De ge­meente is niet maar een tussenmaatregel, een blad­vulling. De gemeente is ook niet een aflopende zaak, die bijna zijn tijd gehad heeft. Neen, dat plan van God gaat door tot in alle eeuwigheid.

Wat is nu onze roeping? We lezen daarover in 2 Thess. 01:11: Hiertoe bidden wij ook te allen tijde voor u, dat onze God u de roeping waar­dig achte.

Alles draait in ons leven om dit ene punt: God heeft ons geroepen en nu komt het er op aan dat we die roeping waardig zijn. Maar dat kan alleen als we gaan verstaan wat die roeping inhoudt. En dat zien we in vers 10: Wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen die tot ge­loof gekomen zijn.

Waar wordt Jezus verheerlijkt?

Jezus zal verheerlijkt wor­den. Waar? In zijn heili­gen. Hij zal aanschouwd worden. Waar? In allen die tot geloof gekomen zijn. En dan zegt Paulus er nog bij: met verbazing.

De tijd komt, dat de wereld zich zal verbazen over het volk Gods. Zij zullen hun ogen uitkijken op de ge­meente. Zij zullen zich verbazen over Christus in ons. En dat is onze roe­ping, dat is Gods doel met de gemeente.

In het Oude Testament komt dat ook al naar voren.

Viermaal wordt daar gezegd dat God zal verschijnen in lichtglans. In die vier teksten wordt steeds het­zelfde woord gebruikt, en dat woord komt ook in to­taal maar vier keer in het hele Oude Testament voor. Dat is geen toevallige zaak. Deze vier teksten vullen elkaar aan en geven ons met elkaar een schitte­rend beeld van wat God wil doen in de eindtijd.

God verschijnt in lichtglans

De eerste tekst vinden we in Ps. 050:002. Uit Sion, de volkomen schoonheid, ver­schijnt God in lichtglans. Dat is een belofte: God verschijnt. Hij zal gezien worden.

Maar God geeft ons niet al­leen maar een belofte, Hij geeft ons ook de sleutel. Want hoe gaat God verschij­nen? Vanwaar uit? Uit Sion, zegt onze tekst. En dan we­ten we vanuit het Nieuwe Testament dat Sion de plaats is waar de Heer zijn geestelijk huis bouwt (1 Petr. 02:04-06), dus een beeld van de gemeente.

Maar nu moeten we daar nog even op doorgaan. Wat zal Sion dan geworden zijn? De volkomen schoonheid, zegt Psalm 50. En dat komt dan precies overeen met Ef. 05:27, waar we lezen dat Je­zus de gemeente voor zich zal stellen, stralend (daar hebt u die licht­glans) , zonder vlek of rim­pel (dan is de schoonheid volkomen). En dan, als die schoonheid volkomen is, zal God vandaar uit verschij­nen.

We zien: de sleutel tot dit eindtijd-gebeuren ligt in Sion. Opmerkelijk is dan trouwens het slot van deze Psalm, vers 23: Wie lof of­fert, eert Mij en baant de weg, dat Ik hem Gods heil doe zien. Een overbekende tekst,-maar het is goed, hem eens te zien in verband met het begin van de Psalm. Dan ontdekken we dat het veel meer is dan zomaar een aansporing tot lofprijzing. Er zit een veel machtiger perspectief in. Er wordt gesproken over het banen van een weg.

Dat is onze opdracht. Onze roeping. We zijn wegberei­ders. En dan, als die weg gebaand is, wat gebeurt er dan? Dan zien we Gods heil. Wat voor heil? Het heil waar de Psalm mee begint, namelijk het verschijnen van God in lichtglans.

Gelijk worden aan Jezus

De tweede tekst waar dit­zelfde woord voorkomt, is Ps. 080:002: Gij die op de cherubs troont, verschijn in lichtglans. Bijzonder leerzaam is het opschrift van deze Psalm. Meermalen geven de opschriften het onderwerp aan, waar een be­paalde Psalm over gaat. Als we zo’n opschrift verstaan, hebben we de sleutel tot de hele Psalm.

Zo lezen we hier in vers 1: Op de wijze van: De leliën. Wat betekent dat? Wie is de lelie, de lelie der vallei­en? Dat is Jezus. Dus nu weten we: deze Psalm gaat over Jezus. Maar nu nog wat. Er staat: leliën. Dat is meervoud. Wat betekent dat dan? Jezus is de lelie, dan zijn de leliën degenen die aan Hem gelijk geworden zijn.

Dus deze Psalm gaat over het gelijk worden aan Je­zus. En in dat verband volgt vers 2: Verschijn in lichtglans. Let u erop: in Psalm 50 was het. een belof­te, hier is het een gebed. Dat vult elkaar aan. God belooft, maar wij moeten erom bidden, ons erop rich­ten.

En in welk verband staat dit gebed? Het heeft te ma­ken met het herstel van het volk Gods, zie vers 4 en vers 20: O God, herstel ons, doe uw aanschijn lichten. Daaruit zien we: het her­stel van het volk Gods en het verschijnen van God zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Wat bidden we in de eindtijd?

Onze derde tekst is Ps. 094:001: God der wrake, Here, God der wrake, verschijn in lichtglans. Hier is het ook weer een gebed. En wat voor een tijd is het, waar deze psalmist over spreekt? Hij zegt in vers 3 dat de goddelozen juichen. Je zou dus kunnen zeggen: de tijd is niet rijp voor een ver­schijnen van God. Maar juist dan, te midden van alle duisternis, gaat de psalm­ist dit gebed bidden.

Een voorbeeld voor ons, een voorbeeld voor de eindtijd. Hoe bekijken we deze tijd? Pessimistisch? Een aflopen­de zaak? Niet veel meer te verwachten? Maar hopen op het einde? Wat bidden we? Heer, haal ons maar gauw thuis? Of bidden we, net als de psalmist, juist als de duisternis toeneemt: Heer, openbaar uw heerlijk­heid. Heer, verschijn in lichtglans.

Het jaar der vergelding

Dat gebed staat hier in verband met de wraak van God. En ook dat is een belofte voor de eindtijd. Het volk des Heren zal zich wreken op zijn vijanden. De Bijbel noemt dat het jaar der vergelding. God gaat verschijnen om door middel van zijn volk, de eindover­winning te behalen.

Dan komen we bij de vierde tekst, een woord van Mozes uit Deut. 33, vers 1-2. En u weet: de psalmisten spra­ken profetisch. En zo ook Mozes, hij was ook een pro­feet. En waar hadden de profeten het over? Petrus geeft ons het antwoord: over de voor u bestemde ge­nade (1 Petr. 01:10). Zij spraken over ons. En dat wisten ze ook. Hun werd ge­openbaard, dat ze niet zichzelf dienden, maar u (vers 12). Zij wisten van de gemeente.

En zo lezen we dan in Deut. 33: Dit is de zegen waarmee Mozes, de man Gods, de Is­raëlieten voor zijn sterven gezegend heeft. En waarin bestaat die zegen? Hij zei- de: De Here is gekomen van Sinaï en over hen opgegaan uit Seir; Hij is in licht­glans verschenen van het gebergte Paran en gekomen uit het midden van heilige tienduizenden.

Hier is het weer een belof­te: het komen, het verschij­nen van de Heer. En hoe heeft Mozes Hem zien komen? Hij is opgegaan: dat duidt op een zonsopgang. God gaat op als de zon. En wat doet de opgaande zon? Die over­wint de duisternis. En waar gebeurt dat? Hij is opge­gaan over hen, dat wil zeg­gen God gaat op over zijn volk. Daar wordt Hij aan­schouwd.

Het tijdperk van de wagens

Nu zien we hier nog meer. Dit vers beschrijft glas­helder het verschil tussen het oude en het nieuwe ver­bond. Waar begint vers 2 mee? De Here is gekomen van Sinaï. En waar is Sinaï een beeld van? Van de wet. Is God nu nog op de Sinaï? Neen, want Christus is het einde der wet. Dus in het oude verbond kwam God van de Sinaï. Maar waar komt God dan in het nieuwe ver­bond? Dat lezen we aan het slot van dit vers. Hij is gekomen uit het midden van heilige tienduizenden. Hij wordt openbaar vanuit zijn volk.

We vinden deze overgang van het oude naar het nieuwe verbond ook zo schitterend beschreven in Psalm 68. De­ze Psalm omvat het hele plan van God: Pasen, hemel­vaart, pinksteren, de ge­meente, de eindtijd, alles wordt erin vermeld.

En dan lezen we in vers 18: Gods wagens zijn tweemaal tienduizend, duizenden bij duizenden. Daar zien we het wagenpark van God. Maar wij moeten niet tevreden zijn met dit alleen maar vast te stellen. We moeten verder vragen. Voor wie zijn die wagens? Welnu, let u eens op dat getal. Dat zijn we al eerder tegenge­komen. In Deut. 33 was ook sprake van tienduizenden. En dat waren de heiligen. Dus voor wie zijn die tienduizenden wagens? Voor de heiligen.

God heeft wagens gereed voor zijn volk. In de eind­tijd zal het volk Gods niet meer lopen maar rijden. En wat betekent dat? Iemand die rijdt, kan in korte tijd veel meer doen dan ie­mand die alles moet lopen. En bovendien: als de gemeente gaat uitrijden, zul­len de machten der hel ver­brijzeld worden onder haar wielen. Dat is het kenmerk van de eindtijd. Het zal zijn het tijdperk van de wagens.

In de geest en de kracht van Elia

Denkt u maar aan Elia. Er was voor hem een tijd, dat hij moest lopen. Hij liep veertig dagen en veertig nachten. Maar het moment brak aan, dat daar een vurige wagen en vurige paar­den kwamen. Zo zal er in de eindtijd een gemeente zijn, die optreedt in de geest en de kracht van Elia. Een volk dat de wagens gaat bestijgen.

En dan gaat vers 18 verder: De Here is van de Sinaï het heiligdom binnengegaan. Waar kwam God vandaan? Van de Sinaï. En waar is Hij nu? Hij is het heiligdom binnengegaan. En het hei­ligdom, de tempel Gods, dat zijt gij, zegt Paulus.

Maar is dat het eindpunt? Neen, het gaat nog verder. Waar loopt het op uit?

Leest u maar eens vers 36: Geducht zijt gij, o God, uit uw heiligdom. In vers 18 zien we: God gaat bin­nen; in vers 36 zien we: God komt tevoorschijn. Van­uit zijn heiligdom wordt Hij openbaar. Vandaaruit is Hij geducht, zodat de vijanden moeten afdeinzen.

Is dit ook uw verwachting? Dit moet ons denken en le­ven gaan beheersen. Dan komt God tot zijn doel met zijn volk.

 

Gods vértróuwen door J. Noë

“Vreest niet, houdt stand, dan zult gij de verlossing des Heren zien, die Hij u heden bereiden zal; want de Egyptenaren, die gij heden gezien hebt, zult gij nim­mermeer zien. De Here zal voor u strijden, en gij zult stil zijn”(Ex. 14:13-14) .

Een machtig wonder

Bovenstaande woorden werden door Mozes gesproken, toen de Israëlieten voor de Rode zee staande, door grote vrees bevangen voor het Egyptische leger, dat hen op de hielen zat, heftig tegen hem te keer gingen. Ze za­gen het niet meer zitten. Maar Mozes was onbevreesd. Hij had God leren kennen, hij wandelde en sprak met Hem en God bevestigde dan ook de woorden die hij gesproken had.

God deed de zee in tweeën splijten, waardoor Israël er door heen kon gaan en liet daarop het water weer terugvloeien, waardoor het gehele Egyptische leger verdronk. Wat een machtig wonder.

De woorden van Mozes doen mij denken aan wat in Jes. 50:10 staat:

“Wie onder u heeft ontzag voor de ENE en wil horen naar de stem van zijn dienaar? als hij zal wandelen in duisternissen, van lichtglans verstoken, weet hij zich veilig bij de naam van de ENE, vindt hij steun bij zijn God. (Naardense vertaling) Wie onder u vreest de Here, wie hoort naar de stem van zijn knecht? Wanneer Hij in diepe duisternis wandelt, van licht beroofd, vertrouwe hij op de naam des Heren en steune op zijn God”.

Hartversterkende woorden

Wat een hartversterkende woorden, ook voor ons in deze moeilijke tijd.

Zoals eerder dikwijls ge­zegd, God is onverbrekelijk met Zijn Woord – gesproken of geschreven – verbonden. Hij maakt het waar, als wij met ons gehele hart op Hem vertrouwen.

In het Nieuwe Testament staat, dat Hij ons alle dingen zal schenken in Christus Jezus (Rom. 08:32) en ons te allen tijde in Christus zal doen zegevieren (2 Kor. 02:14).

Maar dit wordt eerst een realiteit voor en in ons door geloof en volharding.

De Heer laat toe, dat wij in situaties komen, waarbij bij wijze van spreken, het water ons tot de lippen komt. (Zoals bijvoorbeeld bovengenoemd voorbeeld van Israël). Maar juist in deze beproevingen komt het er op aan, dat wij ons vertrouwen op de Heer stellen, als wa­re kinderen Gods ons waar­dig het evangelie gedragen, ons in geen enkel opzicht door de tegenstanders (de machten der duisternis), in welke situatie ook, laten beïnvloeden of beangstigen en volharden in de gezind­heid van Christus (Filippenzen 1, slot).

Volkomen verlossing

Nu moeten we oppassen dat we bij beproevingen niet in een kramptoestand komen, want dan spelen we satan juist in de kaart. We han­teren echter Gods Woord en daar staat duidelijk in dat Jezus al onze zonden en ziekten heeft gedragen aan het kruis op Golgotha en dat door Zijn striemen ons genezing is geworden en dat Hij al de duistere machten verslagen en ontwapend heeft en over hen heeft gezegevierd. Jezus is dus overwinnaar en niet satan met zijn trawanten. Ze zijn verslagen en wij zijn in Christus meer dan overwinnaars.

Ik zal enige Schriftgedeelten aanhalen, waar Jezus het volgende zegt tot Zijn discipelen (dat zijn wij ook): Matt. 10:07-08:

“Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Geneest zieken, wekt doden op, rei­nigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet”. Luc. 10:17-20:

“En de twee en zeventig zijn teruggekeerd met blijdschap en zeiden: Here, ook de boze geesten onder­werpen zich aan ons in uw naam. En Hij zeide tot hen: Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel val­len. Zie, Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen. Evenwel, verheugt u niet hierover, dat de geesten zich aan u onderwerpen, maar verheugt u, dat uw namen staan opgetekend in de hemelen”.

En dan nog de alom bekende woorden aan het slot van Markus 16, de tekenen die de gelovigen zullen volgen: “In Mijn Naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden”.

Horen en doen

In Luc. 06:47-48 staat: “Wat noemt gij Mij Here, Here, en doet niet wat Ik zeg? Een ieder, die tot Mij komt en Mijn woorden hoort en ze doet, Ik zal u tonen aan wie hij gelijk is. Hij is gelijk aan iemand, die bij het bouwen van een huis diep gegraven en het fundament op de rots gelegd heeft. Toen een watervloed kwam en de stroom tegen dat huis aansloeg, kon hij het niet aan het wankelen brengen, omdat het goed gebouwd was. Doch wie hoort en het niet doet, is gelijk aan iemand, die een huis op de grond bouwt zonder fundament. Toen de stroom daar tegenaan sloeg, stort­te het terstond in en het huis werd één grote bouw­val”.

Al deze woorden van Jezus laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Je­zus wist wat ons te wachten staat. We zullen nog voor heel wat verdrukkingen ko­men te staan. Jezus zegt dat duidelijk in Matteüs 24 en 25 in de rede over de laatste dingen.

We moeten daar niet beangst over zijn, integendeel. De teksten, die ik in het be­gin van dit artikel heb aangehaald, zijn daarom ook zo bemoedigend. We moeten zijn de krachtige helden die Zijn Woord volvoert, luisterend naar de klank van Zijn Woord. (Ps. 103:020)

Ik wil nu eindigen met het bekende gedeelte uit Kol. 01:09-14-.

“Daarom houden ook wij se­dert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vra­gen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijs­heid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wan­delen, Hem in alles te be­hagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God. Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd! naar de macht zijner heerlijkheid tot alle volhar­ding en          geduld en dankt

gij met blijdschap de Va­der, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heidenen in het licht. Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het koninkrijk van de Zoon Zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving van zonden”.

God zegene u allen!

 

Wat Jezus voor u wil doen!

Vrede

Door alle eeuwen heen is er bij de mensheid altijd een sterk verlangen naar vrede geweest. Maar dezelfde mensheid moest steeds weer tot de conclusie komen dat werkelijke vrede eerder een ongrijpbaar ideaal, een utopie, was, dan iets wat in het dagelijks leven te realiseren viel.

Weliswaar waren er niet altijd grote oorlogen. Sommige landen zijn zelfs vele eeuwen gevrijwaard voor oorlo­gen, maar haat, agressie, oproer, misdaad, onlusten, etc. zijn er altijd geweest. En we hoeven geen voor­beelden aan te halen hoe het in onze tijd is De oorzaak van dit alles is ongetwijfeld satan, door Jezus de vader der leugen” en “de mensenmoordenaar vanaf het begin” genoemd. Ieder mens, die Jezus niet kent, Leeft onder zijn heerschappij, ook al spant hij zich nog zo in om “goed” te leven. Daarom is het “verbeter de wereld motto dat bij velen leeft, ook tot mislukking gedoemd, als daaraan gewerkt wordt door mensen die Jezus niet kennen.

Wat Jezus u geven wil is echte vrede! Die begint met persoonlijk geloof en overgave aan Hem, die satan (de veroorzaker van de onvrede) overwon aan het kruis van Golgotha. Die vrede is niet bedoeld voor een enkeling, die daarvoor zoals sommigen menen is “uitverkoren” maar voor iedereen die zijn zonden belijdt en een nieuw leven met Jezus begint. “Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen”(Titus 02:11) Jezus heeft gezegd: “Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u”. (Joh. 14:27). Aanvaardt Hem, laat de Vredevorst toe in hart en u kunt het met Paulus zeggen en beleven: gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God, door onze Here Jezus Christus”(Rom. 05:01).