Levend Geloof 1978.10 nr. 186

De leer met gezag door Gert Jan Doornink

“Zij stonden versteld over zijn leer, want zijn woord was met gezag….”(Luc.4:32).

Is de leer wel zo belangrijk?

De vraag of de leer wel zo belangrijk is komt in gesprekken tussen kinderen Gods nog al eens naar voren en wordt dan meestal afgedaan met de woorden: “De leer is niet zo belangrijk, het komt aan op het leven”. Het is niet zo verwonderlijk dat velen zo spreken, want hoe­veel kinderen Gods zijn niet verlost uit al­lerlei wettische en menselijke leerstellingen en zijn intens blij dat ze nu kunnen leven in de vrijheid van Christus.

Er bestaat echter gevaar dat wij in ons en­thousiasme iedere leerstelling overboord gooi­en en dat is niet in overeenstemming met Gods Woord. Wij kunnen er namelijk niet omheen: Dikwijls lezen we over de leer die Jezus bracht.

Daarom is de leer wel belangrijk. Maar we zeg­gen er direct achteraan: Als we tenminste in­zien dat de leer van Jezus altijd verbonden is met Zijn leven, met Zijn bediening. Bij Je­zus is het geen dode theorie, maar wat Hij verkondigt, brengt Hij ook in praktijk! Als Jezus in de synagoge te Nazareth voorleest uit het boek Jesaja: “De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren” is Zijn commentaar daarop: “Heden is dit Schriftwoord voor uw oren vervuld” (Luc. 04:18-21). Je­zus wil zeggen: Wat Ik u voorlas, dat ga Ik nu in praktijk brengen.

De Farizeeën en Schriftgeleerden brachten al­leen de theorie. Zij waren daarom ook verbol­gen op Jezus. Zij hadden verwacht dat Jezus een soort aards Koninkrijk zou stichten met een leger, grenzen, enz., waarin zij hun posi­ties konden handhaven. Jezus zei echter: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld!”.

In Joh. 05:39-40 staat: “Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij ge­tuigen, en toch wilt gij niet tot Mij komen om leven te hebben”. Dat was (en is) de fout van velen. Schriftonderzoek en Bijbelstudie zijn belangrijk, maar Jezus moet eerst onze Verlosser en Leidsman zijn.

Als we Jezus hebben aanvaard, krijgen we met Zijn leer te maken en zij wij geroepen deze leer door woord en daad uit te dragen. Dat de­den ook de apostelen, dat deed de eerste christengemeente en dat doet een waarach­tig kind van God!

In de eerste tijd van het Christendom was het een vanzelfsprekende zaak dat theorie en praktijk samen gingen. Toen de apostelen op een gegeven moment werden gevangen genomen en zij voor de Raad van Gamaliël moesten verschijnen was een van de verwijten die zij te horen kregen: “Zie, gij hebt Jeruzalem vervuld met uw leer” (Hand. 05:28). Zij konden echter niet zwijgen om van de grote daden Gods te vertel­len. Petrus zei: “Men moet Gode meer gehoorza­men dan de mensen”(Hand. 05:29). Een kind van God wiens ogen geopend zijn voor de volle waarheid, zal daarvan getuigen, ongeacht de consequenties die daaraan verbonden zijn. Hij brengt de leer van Jezus door woord en daad in praktijk, onder de leiding van de Heilige Geest.

Kenmerken van de leer van Jezus

Wij willen nu een aantal kenmerken van de leer van Jezus onder ogen zien, opdat ieder kind van God er van goed van doordrongen is hoe be­langrijk het is deze leer uit te dragen.

  1. Het is een nieuwe leer. “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen” (2 Kor. 05:17). De leer van Jezus vindt geen aan­sluiting bij een bepaalde leer. Jezus zelf heeft het duidelijk gesteld door te zeggen dat men nieuwe wijn niet in oude zakken doet. Het tragische van onze tijd is echter dat velen dit wel willen doen. De brokken in verschil­lende gemeenten zijn daarvan vaak een gevolg. Als de basis, het fundament niet goed ligt, of daarop niet verder wordt gebouwd, gaat het mis. Velen letten meer op de kwantiteit van het aantal gelovigen, dan op de kwaliteit. Liever enkele gelovigen met kwaliteit, dan ve­len zonder kwaliteit.
  2. Het is een gezonde leer. Wie deze leer in de weg van gehoorzaamheid beleefd, blijft be­waard voor allerlei dwaalleringen. Het is daar­om ook van het grootste belang dat we geeste­lijk groeien, zodat we niet heen en weer ge­slingerd worden door allerlei wind van leer (Ef. 04:14). Als we het spoor verlaten komen we in allerlei verkeerde toestanden terecht en raken verward in de valstrikken van satan. De apostel Paulus waarschuwt daarvoor op ver­schillende plaatsen. Aan Timoteüs schrijft hij zelfs dat er een tijd komt waarin de men­sen de gezonde leer niet meer verdragen (2 Tim. 04:03).               
  3. Het is een leer met gezag. Dat is wel het meest kenmerkende van de leer van Jezus. De wordt er door ontmaskerd en overwonnen. In Luc. 10:19 zegt Jezus: “Zie, Ik heb u macht’ gegeven om op slangen en schorpioenen te tre­den en tegen de gehele legermacht van de vij­and; en niets zal u enig kwaad doen”. Wij moe­ten ons bewust zijn dat we autoriteit over de vijand bezitten. Velen spannen zich in om in de natuurlijke wereld autoriteit te bezitten, maar Jezus vindt de geestelijke autoriteit veel belangrijker. Jezus geeft ons geestelijke autoriteit, macht en gezag. Ook de vele ver­keerde leringen van onze tijd kunnen wij al­leen weerstaan als wij Goddelijke autoriteit bezitten en die in praktijk brengen. Want als wij falen komt dat doordat wij die autoriteit niet gebruiken.

De meest belangrijke leer

De leer van Jezus is de meest belangrijke leer in deze wereld, juist omdat zij niet van deze wereld is. Jezus heeft eens gezegd: “Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan” (Matt. 24:35).Op het Joodse Loofhuttenfeest leerde Jezus in de tempel, waarop de Joden verbaasd zeiden: “Hoe is deze zo geleerd zonder onderricht te hebben ontvangen?”, waarop Jezus antwoordt: “Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft; indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij uit God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek. Wie uit zichzelf spreekt, zoekt zijn eigen eer, maar wie de eer zoekt van zijn zender, die is waar en er is in hem geen onrecht”(Joh. 07:14-18). Door deze leer uit te dragen verheerlij­ken wij dus de levende God!

Bovendien maakt deze leer de mensen werkelijk gelukkig. Wat hebben wij aan allerlei bood­schappen, gedachten en visies, als de mensen er niet werkelijk door bevrijd worden uit de macht van satan, dat wil zeggen het echte ge­luk leren kennen.

Want alleen een mens die vrij is van satans heerschappij is werkelijk gelukkig. In hem woont Jezus Christus, met Zijn volheid.

Daarom laten wij “de leer met gezag” in prak­tijk brengen, door niet te zien op de omstandigheden, niet luisteren naar wat anderen zeg­gen, maar gehoorzaam al die dingen doen, die de Heer van ons vraagt.

Dan ervaren wij dat de kracht van de levende God in en door ons werkt. Dat we geestelijke autoriteit bezitten. Dat we anderen daadwerke­lijk kunnen helpen, door hen te bevrijden uit de macht van satan. Dan wordt Jezus in ons leven en in dat van anderen verheerlijkt.

De “leer met gezag” is geen dode theorie, maar een levende werkelijkheid, want de woorden van Jezus zijn Geest en Leven! (Joh. 06:63).

 

Alleen de waarheid maakt vrij door H. J. Glasbergen

Angst voor de waarheid

Wij waren in Zuid-Duitsland in een mooie R.K. kerk, vol met muurschilderingen, ge­maakt door grote kunste­naars met naam. Eén van de­ze kunststukken was gewijd aan de hemelvaart van Ma­ria. Meer dan levensgroot zie je Maria ten hemel va­ren, omringt door lieve, kleine engeltjes, en bene­den mensen die hun handen naar haar uitstrekken, of haar toejuichen.

Als je de rondleider vraagt waarop en van waaruit deze kunstenaar dit werk heeft gemaakt, gebaseerd op fan­tasie of leer der R.K. kerk dan weten zij geen antwoord te geven, of zij hebben plotseling haast.

Dat deze stelling een uit­spraak van een (verlichte) paus is geweest, die Maria tevens tot mede verlosser heeft benoemd in de zicht­bare wereld, komt niet ter sprake.

Deze Marialogie en de vere­ring van Maria is verbijs­terend, nog meer de gevolgen van deze (heils)leer. Er is geen enkele Bijbelse grond voor deze absurdi­teit, het is alleen bedoeld om het machtsvertoon en de slavernij van de vrome ge­lovigen te bestendigen.

De vrome legenden en leugens zijn zo verward, dat de leiders zelf in een gro­te verwarring naar nieuwe wegen zoeken, om hun greep op de massa te blijven be­houden. De nieuwe paus heeft zichzelf Johannes Paulus genoemd. Zou dit Johannes van het evangelie zijn en Paulus van 2 Kor. 11:16-29? Wij stelden die vraag aan een bisschop, maar wachten na maanden nog op antwoord. Angst voor de waarheid?

De R.K. kerk verleent voor­rang aan Maria en maakt daarmee God tot een leuge­naar. Want Jezus verleent Zijn moeder, broeders en zusters in Mark. 03:31 geen voorrang. Integendeel, Hij zegt: Al wie de wil van God doen, die Mijn Woord horen en doen, die zijn Mijn moeder, broeders en zusters.

Wie bepaalt het geloof?

Niet de dode Bijbel, maar de levende paus bepaalt het geloof, zegt één van de le­raren van het Vaticaans de­partement voor de geloofs­leer. Dit is een religie, een soort godsdienst, maar niet gebaseerd op Gods Woord.

Als de gemeente van Jezus Christus openbaar wordt en de discipelen te Jeruzalem wachten op de uitstorting van de Heilige Geest, wordt Maria voor de laatste keer genoemd in de Bijbel. De gemeente van Jezus Christus is gebouwd uit Gods Geest, daar is niets van de mens bij. Maar de R.K. kerk heeft zich de alleen zaligmakende kerk genoemd. En aan Maria wordt bijna tweeduizend jaar la­ter haar tegenwoordige god­delijkheid toegekend, wat dan ook moet inhouden dat Maria nadien geen kinderen meer heeft gehad.

Wat moeten wij hiermee? Zijn dit medebroeders in Jezus Christus? Een ieder moet deze vraag aan zich­zelf stellen, nog beter is de uitspraken van Jezus zelf lezen en daarbij bid­den dat de Geest der waar­heid (Joh.16:12-15) hen tot de volle waarheid zal leiden. Of zou het angst voor de waarheid zijn, dat miljoenen zich christenen noemende mensen, zich laten verleugenen, zonder zelf tot geloof te komen?

Het compromis

In het juli/augustus-nummer hebben wij gezegd dat de reformatorische kerken zichzelf buitenspel hebben gezet. Dit wordt ons door sommigen kwalijk genomen. Wij hebben bedoeld dat de kerken, de organisaties, zich buitenspel zetten.

Niet de mensen die met deze kerken en menselijke lerin­gen gemeenschap hebben en daaruit leven. De organisa­tie is voor God dood, het lichaam van Christus is een organisme, die maar één leer erkent: de leer van Jezus Christus, die kwam van de Vader. (Joh. 07:14-20).

De mensen uit de kerken van deze tijd zullen zich moe­ten bekeren, zoals wij ons allemaal bekeerd hebben en verzoend zijn met God de Vader. (2 Kor. 05:17-21).

Er is ons geen andere weg gegeven, de levende weg: Jezus Christus. Vele refor­matorische christenen weten dit, maar blijven halsstar­rig aan hun leer van mensen vastzitten.(Heb. 10:19-34).

Wee hen die een compromis met de waarheid sluiten. God zal Zijn volk oordelen, Hij alleen. Wij hebben geen eigen meningen of visies, wij spreken de woorden Gods door de Heilige Geest. Uit Hem leven wij, uit Hem le­ren wij, uit Hem spreken wij. Want uit Hem en door Hem, zijn alle dingen. De waarheid is in ons.

De waarheid is voor een ieder

Wee hen die het geweten hebben, maar niet geloofd hebben. Dat wil zeggen, niet gehoorzaam zijn ge­worden aan het Woord van God. Juist dit Woord zal ons oordelen. De waarheid is er voor een ieder, die de waarheid zoekt.

Wij nemen meermalen een proef met mensen uit re­formatorische kerken. Als wij over de Heer van de kerk, Jezus Christus, spre­ken, gaan allen weg. Het is zoals Jezus zegt: De één heeft een akker gekocht, de ander een vrouw getrouwd, enz. Zij spreken graag over de kerk en de dominee, maar horen liever niet wat Jezus zegt. Daar is de zondag voor in de kerk. Soms vra­gen zij zelfs naar je be­voegdheid om te spreken, vergetende dat Jezus Chris­tus tegen ieder gezegd heeft: Gij zult Mijn getui­gen zijn.

Ook Jezus vroegen zij naar de bevoegdheid om wonderen en tekenen te doen. (Matt. 21:23). Wij zouden bijna hetzelfde antwoord kunnen geven. Vanwaar was de volwassendoop van Johannes, uit de hemel, of zoals de kinderdoop, uit de mensen? Wij zijn gelukkig al zover gekomen, dat er geen predi­kanten meer zijn, die de kinderdoop op Gods Woord verdedigen. Waar de Bijbelse pijlers niet gelegd zijn, kan er ook geen geestelijk huis zijn. Daarom zijn wij na tweeduizend jaar christen­dom, nog steeds bezig de puinhopen op te ruimen en Gods huis te herbouwen.

Wie een huis wil bouwen, zal zich aan de fundamenten van waarheid en gerechtig­heid moeten onderwerpen.

Wanneer deze ontbreken, be­staat er geen groei naar geestelijke volwassenheid, en blijven wij verkromde en verwarde, mis gegroeide kinde­ren.

Heeft u angst voor de waar­heid? Beter nu te knielen voor de waarheid – Jezus Christus -, die u de weg wijst tot gerechtigheid. Hij is het Lam Gods, voor de zonden der wereld ge­slacht. (Openbaring 5). “Wij dan gerechtvaardigd uit geloof, hebben vrede met God, door onze Here Jezus Christus”

(Rom. 05:01). Zalig zijn zij, die het Woord van God horen en doen. Zij zullen kinde­ren Gods genoemd worden.

 

Levend geloof journaal nr. 186 door Gert Jan Doornink

Toenemende belangstelling voor evangelische lectuur

Rotterdam – De belangstel­ling voor evangelische lec­tuur herleeft. Er is een toenemende vraag naar christelijke boeken. Boven­dien komen er steeds meer evangelische boekhandels. Als reden voor deze herop­leving noemt de heer A. C. van Dam van de uitgeverij Kok uit Kampen, tegenover een verslaggever van het “Algemeen Dagblad”, dat de mensen ervaren dat het een vrij kille maatschappij is en dat er meer onder de zon is dan alleen computers en auto’s.

Veel mensen die niet christelijk zijn opgevoed of van hun geloof vervreemd zijn geraakt, vragen weer naar evangelische lectuur en boeken over bijbeluitleg. In de algemene boek­handel vindt je niets of bijna niets op dit gebied.

Hoewel er geen statistie­ken zijn wat de meest ver­kochte evangelische lec­tuur is, behoren hier zeer zeker ook de boeken van de Amerikaanse ‘junkiepastor’ David Wilkerson bij, aldus de heer Van Dam.

Commentaar

Dit nieuws doet weldadig aan, temidden van de vele berichten die dagelijks verschijnen over moreel verval, misdaad, on­reinheid en dergelijke.

Wij geloven dat lectuur een zeer belangrijk onderdeel vormt van het getuigenis van de Gemeente van Chris­tus in deze wereld. leder kind van God behoort daarom ook aan lectuurverspreiding te doen. Waarbij een kind van God, wiens ogen geopend zijn voor het volle evange­lie, vooral ook geroepen is die lectuur te verspreiden, waarin over deze volle waarheid geschreven wordt.

De 7e One way day

Utrecht – “Nederland keer terug tot God”, is het mot­to van de 7e “One Way Day”. Deze massale jeugdmeeting, onder leiding van evangelist Ben Hoekendijk, wordt op 18 november in de Irenehal te Utrecht gehouden.

 

Romeinen 11:23 door Judith

Dit gedicht is tot nu toe het moeilijkste dat ik ge­maakt heb. Niet zozeer wat de vormgeving betreft, maar wel wat de inhoud aangaat. Wat tot uitdrukking komt heeft te maken met niet-verhoorde gebeden. Bestaan die dan? Een ieder ga dat voor zichzelve na en make een eerlijke balans op.

Als je geen onverhoorde gebeden kent, moet je wel een subliem gelovige zijn die zó met Gods wil en wegen be­kend is, dat vergissing uitgesloten is. En wie zou zo­iets durven stellen?’.

Gen werkt Zijn eigen raadsbesluiten uit. Daar ligt het knelpunt.

Je bidt voor iets of iemand en de uitkomst kan héél an­ders zijn dan je verwachtte. Het resultaat is teleur­stellend. Maar…moet je dan niet bidden en liever af­wachten wat de Heer bepaalt teneinde teleurstelling te voorkomen?

Ik denk aan het woord “inspraak”. Ik denk aan de gene­zing van koning Hizkia. Hoewel God had vastgesteld dat hij sterven zou, kreeg hij nog 15 jaren toegevoegd. Maar…Hizkia had gebeden en de Heer had Zich laten verbidden. Dat kan niet altijd want dan zou het wel erg gemakkelijk zijn: je zou de uitkomst vóóraf weten en als je iets van tevoren weet, wandel je niet meer in geloof. Simpel?

Neen, het brengt strijd en twijfel, maar met David mo­gen we bidden: “Here, maak mij Uw wegen bekend, leer mij uw paden”(Ps. 025:004).

De Heer geeft kracht tot dragen, ook in teleurstellin­gen, want het voornaamste is dat we in Hem blijven en met Hem verder gaan.

Eenmaal toch zal alles ontsluierd worden; misschien niet altijd hier op aarde, naar onze tijden en gelegen­heden, maar Boven, waar Hijzelf onze tranen zal afwis­sen.

 

Het knelpunt (gedicht) door Judith

Jes. 55:08, Gods wegen en gedachten.

Uw wegen en gedachten.

Wie kan ze peilen, Heer?

Ziet Gij vanuit de hemel

Nog op Uw kind’ren neer?

 

Hoort Ge uit de gebeden,

Het nood- en angstgeschrei?

Of gaan al onze vragen

Toch aan Uw oor voorbij?

 

Zijt Ge nog steeds almachtig

En met ons lot bekend?

Of zou het kunnen wezen,

Dat u verandert bent?’.

 

Uw wegen en gedachten,

Kent niemand van nabij;

Maar als ik die zou weten,

Waar blijft ’t geloof in mij?!

 

 

De Geest van Christus door H. J. Zweers

Jezus Christus

In 1 Petr. 01:11 wijst Petrus er terloops op dat in de profeten van het Oude Verbond de Geest van Christus werkte.

In 1 Kor. 10:04 zegt Paulus – eveneens terloops – dat Christus de steenrots was waaruit de voorouders in de woestijn dronken.

In deze teksten wordt aan de naam Christus niet de mensennaam Jezus toegevoegd. Toch lezen wij in Heb. 13:08: “Jezus Christus is gisteren en heden de­zelfde” .

Waarom wordt in deze laat­ste tekst de naam Christus voorafgegaan door de naam Jezus? Ik denk dat in het volgende de reden te vinden is.

Ook toen Hij nog geen mens was geworden, was aan Christus in de hemel de zorg voor de aardse schep­ping toevertrouwd. Zijn he­melse geest heeft door zijn menswording zich verenigd met de aardse mensengeest.

Het instrument

Uit Psalm 40 blijkt dat de Christus zich in de hemel bijzonder het lot van de van God vervreemde aardse schepping heeft aangetrok­ken. Uit verschillende teksten van het Nieuwe Testa­ment blijkt dat Hij ook bij de schepping van deze aarde het instrument is geweest (immers als “het Woord”) waardoor God de schepping tot stand heeft gebracht. Deze bijzondere betrokken­heid bij de wereld leidde later tot zijn menswording. Christus’ genegenheid ging, evenals die van zijn hemelse Vader uit tot de wereld, niet maar tot een uitverkoren volk. Israël heeft ge­meend, toen Christus naar de aarde kwam, Hem – als Hij de verwachte Messias zou blijken te zijn – voor zich te moeten claimen. Be­paalde kerkgenootschappen zijn de gedachte toegedaan dat de in die en misschien andere kerkgenootschappen verzamelde gelovigen, ge­acht moeten worden een nieuw, nu bij wege van predestinatie, uitverkoren volk te zijn; en dat Christus alleen maar voor uit­verkoren scharen als mens geleden heeft. Ik acht die gedachte niet in overeen­stemming met de Bijbel; die leert – bijvoorbeeld in Joh. 01:12 en in Joh. 03:16 – dat Christus mens is gewor­den om voor ieder mens de gelegenheid te scheppen een kind van God, en als zodanig bewoner van de door God te vernieuwen wereld (het Koninkrijk Gods) te worden.

Uitverkiezing

De kerkelijke opvatting van het doel van uitverkiezing vraagt evenzeer om herzie­ning. Wanneer God uitver­kiest (lees liever: uit­kiest) is dit niet om de uitgekozenen met uitslui­ting van anderen te bevoor­delen, maar heeft die uit-

(ver)kiezing een functie in het kader van de strijd om wereldvernieuwing.

Uitverkiezing door God blijkt als doel te hebben het vormen van een strijdmacht tegen de legers van satan, om daarmee de wereld uit handen van satan te rukken.

Die strijdmacht moest ge­vormd worden niet uit de schare van Gods engelen maar uit mensen. Engelen hebben in de hemel de strijd tussen God en satan gevoerd, met het resultaat dat de satan de hemel werd uitgeworpen. Zie Openb. 12:07-12. Op de aarde moest de strijd tegen de satan ge­voerd worden door mensen (het schepsel mens). De af­stammelingen van het oor­spronkelijke schepsel mens waren door God daartoe uit­verkoren .

Het schepsel mens

Het is een uiting van lankmoedigheid geweest toen de grote Schepper aan het schepsel mens (de man, bij­gestaan door de vrouw), na de gepleegde ontrouw, toch nog de kans gaf de hem ont­vallen positie te herwin­nen. Voor dat herwinnen zou het schepsel mens er in moeten slagen aan zijn aan­klager de rechtsgrond te ontnemen voor diens eis dat

voor het beheer van de aardse schepping, ieder die tot het geslacht mens behoorde, zou moeten worden afgekeurd, zijnde – ook volgens Gods eigen profeten – alle mensen ontrouw, zo­dat niemand voor die post waardig zou kunnen worden bevonden.

Die strijd moest worden ge­voerd met engelen van sa­tan; dat zijn geesten uit de afgrond. In Ef. 06:12 is sprake van een strijd in de hemelse gewesten; hier­uit blijkt dat de strijd niet benedengronds wordt gevoerd, doch bovenaards. Alleen Jezus heeft ook benedengronds gestreden en Hij heeft de aanvankelijk rechtmatige aanspraken van de dood ontzenuwd. Hij heeft als  vertegenwoordiger (niet van Israël als volk Gods en ook niet van een (predestineer) nieuw uit­verkoren volk Gods, be­staande uit de leden van orthodox gerekende kerken van niet-Israëlisch origi­ne, doch) van de mensenwereld, zijn strijd tot in het rijk der duisternis, dit is tot op het kruis, voortgezet; en, zó daarin volhardend, heeft Hij over de machten der duisternis gezegevierd (Kol. 02:15).

Overwinning

Die strijd behoeven wij dus niet meer te voeren, maar wij moeten Jezus wel volgen overal waar Hij mensen ge­bruikt om de overwinning die Hij op de vijand en aanklager der mensen be­haald heeft, toe te passen in het (tijdelijk) leven der mensen.

Over deze strijd behoef ik hier niet uit te weiden, aangezien dit onderwerp meermalen besproken wordt, ook in “Levend Geloof”. Ik kan volstaan met over deze strijd,(ook wel “de strijd in de hemelse gewesten” ge­noemd) , enige opmerkingen te maken, die ten doel heb­ben daarmee te trachten om bij gelovigen het misver­stand weg te nemen of te voorkomen dat het heil van het Koninkrijk ook verwacht kan worden van het streven naar verbetering van het schepsel mens.

Jezus heeft tegenover Nicodémus, blijkens Johannes 3, niet gezegd dat het volk Gods door godgeleerden (als Nicodémus) op weg van de or­thodoxie tot een goede vorm van vroomheid moest worden geleid, maar wel dat mensen die het Koninkrijk zouden willen binnengaan, een hemelse Geest als motor moes­ten verkrijgen door verwekking van een nieuw levens­beginsel vanuit de hemel.

De charismata

Daarom moet thans worden gewaarschuwd tegen het streven naar charismata door mensen die niet eerst gedoopt zijn in of vervuld zijn met de (charismatische) geest van de als de mens Jezus door God opge­wekte nieuwe, door God goedgekeurde mens Jezus Christus.

In de strijd met de tra­wanten van satan hebben de charismata wel elk een rol te spelen, maar slechts als deel van de verheer­lijkte mens Jezus. Uit Hand. 02:33 valt op te maken dat de Geest die op de Pinksterdag werd uitgestort niet een goddelijke persoon was, doch een geest die door God – die de Vader der geesten is (volgens Heb. 12:09) – aan “deze Je­zus”, dit is aan deze mens, is gegeven, wegens zijn volharden tot op het kruis in het trouw blijven aan zijn God.

Wie meent dat die gebeurte­nis op zich zelf staat, aangezien Jezus’ werk al­leen het tot stand brengen van verzoening was en dit werk volbracht, dus afgelo­pen, was op het kruis, herinnere zich dat in Joh. 07:39 gezegd wordt: “Dit zeide Hij van de Geest, welke de

 

IW DE REDACTIE

De schrijver van dit arti­kel, br. H. J. Zweers, was in 1958 penningmeester van het comité dat de bekende wereldevangelist T. L. Os- born naar ons land uitno­digde. Br. Zweers heeft nadien verschillende ge­loof’sopbouwende boeken ge­schreven., zoals: “Het kruis als brandpunt”, “Os- born en de Bijbel” en “Het volle evangelie?”.

Wij stellen het op prijs als u ons schrijft hoe u dit artikel vindt. (Dat geldt trouwens ook voor de andere artikelen).

Het is heerlijk dat wij in een tijd leven dat God door Zijn Geest de ogen van velen gaat openen voor de vele rijkdommen in Zijn Woord. Opdat wij ons geza­menlijk zullen richten naar de volle openbaring van de heerlijkheid Gods in ons leven!

In Hem gelovenden (tekst Sinaïticus) ontvangen zou­den; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was”.

Wie dit uit het oog ver­liest, moet zich niet ver­wonderen als hij van zijn streven naar charismatische werkingen geen resultaten ziet. Jezus heeft immers gezegd: “Zonder Mij kunt gij niets doen”(Joh. 15:05). De strijd gaat ten slotte  niet tussen enerzijds de satan, anderzijds “de kerk” of “de gemeente” of “de bruidsgemeente”, maar: tus­sen enerzijds de satan en anderzijds het schepsel mens; zie Gen. 03:15-19.

Een verheerlijkte Geest

De mens had zich door zijn stoffelijkheid laten lei­den. Hij wordt daarom door God gezien en behandeld als stof. (Gen. 03:19). Hij moet Geest worden, doch een verheerlijkte Geest, zodanig als de uit het graf opge­wekte mens Jezus verkregen heeft, dit is zodanig dat diens geest zich naar be­lieven kon bedienen van de hem omringende stoffelijk­heid, in plaats van dat hij, zoals te voren, slachtoffer van die stoffelijkheid werd.

Jezus is mens geworden om als mens, in plaats van de eerste Adam Heer van de aardse schepping te worden (Hand. 02:36) .

Als mens was Hij het speci­fieke orgaan van de Vader der schepping geworden, het orgaan waardoor de Vader zijn schepping beheerste en beheerde.

Hij heeft zijn, door de be­zoedelde stoffelijkheid be­smette, lichaam moeten prijsgeven. Hij ontving van God daarvoor in de plaats een “Geestelijk lichaam”.

Om mijn visie nog wat te verduidelijken diene het volgende:

a – God heeft voor de schepping van de dieren de aarde als moederschoot gebruikt. (Gen. 01:24-25) .

b – De mens is niet als dier geschapen, (Gen. 02:07): de aarde leverde de stoffelijkheid; de mens nam aan het leven op aarde eerst deel, toen God iets van Gods persoonlijke geest in de mens had ingeblazen. In wezen was dus de mens half dierlijk, half goddelijk. Die twee-eenheid zou moeten kiezen tussen goed en kwaad.

c – Niet het dier, maar de mens was bestemd om een eenheid met God te vormen.

d – Het hemelse deel van de mens moet regeren over het aardse. Daarop appelleren moraal en wet.

e – Als een mens streeft naar vrije seks, verkiest hij het dierlijke boven het hemelse. (De gevolgen zien wij om ons heen).

f – Uit het hogepriester­lijk gebed blijkt (impliciete) dat voor het verkrijgen van eeuwig leven nodig is het leren kennen van God als enige werkelijke God en het leren kennen van diens Zoon als “Jezus Christus”, dit is als de verheerlijkte mens. Het hier voor “waarachtig” ver­taalde Griekse bijvoeglijk naamwoord “alèthinos” bete­kent niet “waarheidlievend” doch: “werkelijk” of “echt”.

Ervaringsresultaat

Dit “kennen” (vertaling van het Griekse “gignooskoo) moet worden opgevat als een ervaringsresultaat, name­lijk een vrucht van het deel gekregen hebben aan de verborgenheden van de god­heid of, zoals Petrus in 2 Petr. 01:03-04 zegt: het deel gekregen hebben aan de Goddelijke natuur.

Daarvoor moet het geloven in Jezus Christus niet een uiting van het verstand zijn, en ook niet een ge­voel van waardering, maar een zich metterdaad overgeven aan Hem als onze Heer en een zich verbinden aan Hem als aan de Middelaar Gods en der mensen. (1 Tim. 02:05). Diens geest – de Geest van de verheerlijkte mens Jezus Christus, ver­vult ook zijn tussenkomst voor het, reeds in ons tij­delijk bestaan, deel krij­gen aan de verborgen eeuwi­ge krachten van de hemel.

 

De openbaring van Gods heerlijkheid door Jan W. Companjen

“Werpt uw net uit aan de rechterzijde van het schip en gij zult vinden. Zij wierpen het net uit en kon­den het niet meer trekken vanwege de menigte der vis­sen. Simon Petrus ging aan boord en sleepte het net. aan land, vol grote vissen, honderd drie en vijftig; en hoewel er zovele waren, scheurde het net niet” (Joh.21:6 en 11).

Profetisch geladen wonderen

Het evangelie van Johannes is een geweldig evangelie. Het staat vol met geweldige boodschappen, die niet al­leen betrekking hadden op de toekomst van toen, maar ook nu van zeer grote bete­kenis zijn. De daarin be­schreven wonderen zijn al­len profetisch geladen. Ze hebben een veel diepere achtergrond, dan alleen maar te dienen als teken of wonder dat Jezus de Chris­tus was of is.

Zijn we de laatste keer op bezoek geweest op de brui­loft te Kana, nu gaan wij Zijn laatste wonderteken, omschreven in Johannes, na­der bekijken.

Petrus was een op en top visserman. Toen hij geroe­pen werd bevond hij zich bij zijn vader in het schip en blijkens de omschrijving in Lucas 5, ging dat ook gepaard met een wonderbare visvangst. Ook toen gaf Je­zus aan Simon Petrus het bevel te gaan vissen. Ook toen hadden zij niets ge­vangen .

Nu moet men weten dat de nacht bij uitstek geschikt is om vis te vangen. Vangt men ’s nachts niets, dan vangt men overdag zeker niets, was een ongeschreven wet. Vandaar ook de medede­ling van Petrus: Meester, de gehele nacht door hebben wij hard gewerkt en niets gevangen. Maar op Uw woord zal ik naar dieper water gaan en mijn netten uitzet­ten.

Aldus geschiedde. Petrus deed wat Jezus zei. En ook toen geschiedde datgene wat de Heer wilde en waartoe Hij Zijn opdracht aan Pe­trus gaf. Het net zat vol met een menigte van vissen, zodat het net dreigde te scheuren. En zij wenkten hun makkers, opdat zij hun zouden komen helpen alle vis binnen boord te halen en zij vulden beide schepen tot zinken toe.

Naar dieper water

Een geweldig gebeuren, waarin wij ook een geweldi­ge boodschap vinden. Toch is er een zeer groot ver­schil in deze beide wonder­bare visvangsten.

Bij de eerste visvangst ging het om de grote zen­dingsopdracht: “Ga naar dieper water”. Bij de twee­de opdracht moest het net over een andere boeg worden uitgeworpen. Een geweldig verschil, wat zeer duidelijk betrekking heeft op de boodschap. Ten eerste te vergelijken met het zaad in de akker, dat zaad moet ook diepte hebben en ten tweede een andere dan de traditio­nele boodschap. Dat wil zeggen een boodschap die nadrukkelijk afwijkt van het traditionele, dat door de jaren heen gebruikt is, maar niet die vangst heeft opgebracht, die bij deze visvangst boven water moest komen.

Het volgende opmerkelijke verschil is namelijk de buit. Bij de eerste vis­vangst zat het net vol met vissen. Kleine en grote en van verschillende soort. Het net zat barstens vol en men vulde er twee schepen mee. Men was toen zelfs zo goed gezind dat men er ook de makkers bij riep om ook hun schip te vullen. Een werkelijk geweldig gebeuren met veel wijze lessen, al is het alleen al om de eensgezindheid om de buit binnen te halen.

De geheel andere buit

Bij de laatste visvangst gaat het echter om een ge­heel andere buit. Deze buit bestond namelijk enkel en alleen uit grote vissen, 153 stuks. Ook nu dreigde het net te scheuren, maar deze buit wordt niet in de boot genomen, maar wordt rechtstreeks aan land ge­trokken en hoewel er zovele waren, scheurde het net niet.

Nu, geliefden, deze buit heeft een bijzondere bete­kenis, dat zult u ook wel met mij eens zijn. Het zijn diegenen, die gevangen zijn als toespijs voor Jezus zelf. Het zijn de zonen Gods. Het zijn volwassen vissen, waarin de Heer tot volkomenheid gekomen is.

Jezus is het brood des le­vens. Hij bevond zich aan het meer van Tiberias en alles was volbracht. Het was vroeg in de morgen en de discipelen hadden eerlijk erkend dat zij niets, totaal niets, gevangen had­den. Met z’n zevenen waren zij aan het zwoegen ge­weest en toen vroeg Jezus aan hen: Kinderen hebt gij enige toespijs. Maar, hal­leluja, die toespijs kwam er toen zij gingen doen wat Hij hen zegde. Zij gingen luisteren naar Zijn stem en gingen handelen tegen alle overleveringen in.

Toen zij de vissen aan land trokken (er was geen boot meer nodig om de last te dragen, maar wel om de buit te trekken), zagen zij een kolenvuur met vis daarop en brood. En Jezus zei tot hen: Breng van de gevangen vissen. Komt en houdt met Mij de maaltijd. En Jezus nam het brood en gaf het hun en evenzo de vis.

Nieuw geestelijk leven

Het is een geweldige bood schap en wij leven in een geweldige tijd. Het is zo­als in Daniël voorzegt is: “De kennis zal vermeerderd worden”. Is het niet iets geweldigs dat de hemel voor ons open gaat en dat wij zien wat in Openbaring 4 geschreven staat. “Na deze dingen (de omschrijving van de gemeente tijdperken) zag ik, en zie er was een deur geopend in de hemel; en de eerste stem die ik gehoord had, alsof een bazuin met mij sprak, zeide: Klim hierheen op en Ik zal u to­nen, wat na dezen geschie­den moet”.

Dat opnieuw zien van de hoge weg met het hemelse Je­ruzalem is de sleutel om deze dingen te gaan ver­staan. Het is een geopende deur naar een volkomen nieuw Geestelijk leven, waarin wij de eindboodschap volledig zullen leren verstaan. De heerlijkheid des Heren zal zich openbaren en alle vlees zal dit zien. (Jes. 40:05).

Ik ga niet verder over deze boodschap uitweiden. Over­denk deze dingen biddende en stel u innerlijk open voor de dingen die Hij ook voor u gegeven heeft, opdat wij samen met alle heiligen mogen opwassen tot alle volheid Gods.

 

Wat Jezus voor u wil doen!

Blijdschap

“Hoe komt het toch dat jullie zo blij zijn?”, is vraag die nog al eens gesteld wordt aan kinderen Gods. En misschien heeft u zich ook wel eens afgevraagd, waar die blijdschap bij de echte gelovigen vandaan komt. Misschien heeft u ook wel eens gedacht: “Had ik die blijdschap ook maar.’ Was ik ook maar zo gelukkig’.” Wel, wij hebben goed nieuws voor u’. Want Jezus, de Zoon van de levende God, wil ook u die echte blijd­schap geven.

Maar hoe is dat mogelijk, vraagt u zich af. Het ant­woord is heel eenvoudig maar duidelijk: door Jezus Christus te aanvaarden in uw leven. Door te breken met het oude leven, waarvan de Bijbel zegt dat het beheerst wordt door de duivel.

Er ontstaat een totale verandering en vernieuwing van uw leven als u Jezus toelaat in uw hart. Hij wil niets liever dan ook u gelukkig en blij maken, want Hij droeg ook uw zonden aan het kruis van Golgotha.’ U behoeft slechts die ene stap te doen in uw leven.

Het is een grote beslissing als u besluit uw oude leven vaarwel te zeggen en een nieuw leven met Jezus Christus te beginnen. Maar het is een beslissing waar u nooit spijt van zult krijgen’. Want de echte vrede en blijd­schap gaat dan uw leven vervullen en inhoud geven. U ervaart dan zelf dat het geen surrogaat of oppervlak­kigheid is als gelovigen zingen: “O, welk en vreugde, een kind van God te zijn!”

Jezus wil u werkelijk blij maken’. Aanvaardt Hem nu! Gods blijdschap is ook voor u bestemd’.