Levend geloof 1981.01 nr. 211

Van de administratie door redactie

Verschillende lezers en lezeressen reageerden reeds op onze oproep in ons vorig nummer om zelf het abonnementsgeld over 1981 over te maken. Heel veel dank daarvoor, ook voor de extra giften! Wij herhalen nog even de mededeling hierover in ons vorig nummer:

“Ondanks de sterk gestegen kosten hebben wij be­sloten de abonnementsprijs voor 1981 niet te verhogen. Dit abonnementsgeld (ƒ 12,50) dekt echter slechts een klein deel van de werkelijke kosten, maar verschillende lezers en lezeressen verhoogden vrijwillig hun abonnement of verblijdden ons in het afgelopen jaar met een gift, waarvoor we erg dankbaar zijn.

Voor inning van het abonnementsgeld over 1981 verzenden wij na 1 februari 1981 acceptgiro kaarten, maar u bespaart ons tijd en kosten als u voor 1 februari zelf uw abonnementsgeld overmaakt op ons gironummer: ten name van: Adm. “Levend Geloof”, Postbus 38, 8190 AA Wapenveld. Bij voorbaat hartelijke dank voor uw medewerking!”

Administratie “Levend Geloof”.

 

Ter inleiding voor 1981 door J. Noë

Broeders en zusters, het wordt dit keer geen lang artikel, maar een gedeelte uit Gods Woord, wat een leidraad mag zijn voor 1981.

Spreuken 4 vers 18 tot en met 27 (Spr. 04:18-27):

“Het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot de volle dag. De weg der goddelozen is als duisternis;

zij weten niet, waarover zij kunnen struikelen. Mijn zoon, sla acht op mijn woorden, neig uw oor tot mijn uitspraken; laat ze niet wijken uit uw ogen, bewaar ze diep in uw hart.

Want zij zijn leven voor wie ze vinden, genezing voor hun ganse lichaam.

Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de oorsprongen des levens. Doe weg van u de valsheid van mond en houd ver van u de verkeerdheid der lippen. Laten uw ogen voorwaarts blikken en uw oogopslag rechtuit zijn.

Laat uw voet een effen pad inslaan en laten al uw wegen vast zijn.

Wijk noch ter rechter-, noch ter linkerhand af, houd uw voet verwijderd van het kwade”.

Ik wens u allen Gods rijke zegen toe voor 1981!

  1. Noë.

En bij deze wens van broeder Noë sluit zich uiteraard de gehele redactie aan!

 

De hand aan de ploeg door Gert Jan Doornink

Ook voor 1981 geldt voor elk kind van God dat “niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, geschikt is voor het Koninkrijk Gods”. Lucas 9 vers 62 (Luc. 09:62). Klare en duide­lijke taal van Jezus, die trouwens altijd op de man af en zonder er doekjes om te winden zich tot de mensen richtte. Zijn woorden waren, zoals Hij zelf ook zei, Geest en leven. Johannes 6 vers 63 (Joh. 06:63).

Iedere uitspraak, iedere rede, elk woord wat Hij sprak, het is alles even belangrijk. Het zijn woorden rechtstreeks afkomstig uit de troon van God. Reeds bij de geboorteaankondiging van Jezus, had de engel Gabriël, door God gezonden, gezegd dat geen woord, dat van God komt, krachteloos zal wezen. Lucas 1 vers 37 (Luc. 01:37).

Wie daarom in de Bijbel de woorden en uitspraken van Jezus leest, komt daarmee in contact met de kern, het centrum van de openbaring van God. Niet dat de andere woorden minder belangrijk zijn, maar Hebreeën 1 vers 1 en 2 (Heb. 01:01-02) zegt het reeds: “Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld gescha­pen heeft”.

En Paulus zegt, in Kolossenzen 2 vers 9 (Kol. 02:09) dat in Christus al de volheid der godheid lichamelijk woont, waaraan dan nog toegevoegd wordt: “en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht”! Dat is wat en misschien gaat het ons bevattingsvermogen te boven, maar toch is het waar! Hoe onvoorstelbaar rijk zijn wij in Christus!

Daar willen wij ook in dit nieuwe jaar van getuigen door woord en daad. Wij willen spreken van de volheid van Christus die in ons is. Daar­om is de werkelijke evangelieverkondiging ook altijd Christusverkondiging, maar dan wel Christus zoals deze zich geopenbaard heeft in het woord van God. Wij kunnen er geen andere Chris­tus op na houden, geen karikatuur-figuur, geen Christus naar eigen denkbeelden. Anders is de verkondiging van het evangelie geen echte evan­gelieverkondiging .

Het gaat om het volle evangelie!

Er is heel wat evangelie in onze dagen wat met het werkelijke evangelie, zoals dat in de Bijbel thans ons komt, niets te maken heeft. Er is heel wat kaf onder het koren, het is lang niet alles goud wat er blinkt, maar een werkelijk christen zal dit weten te onderscheiden. Reeds ten tijde van de eerste christengemeenten probeerde satan verwarring te stichten door een ander evangelie temidden van het oorspronkelijke evangelie te doen binnensluipen. Lees er bijvoorbeeld Galaten 1 vers 6 tot en met 10 (Gal. 01:06-10) maar op na, waar Paulus de toenmalige ge­meenten er daar al voor waarschuwde.

Ook in 1981 zal satan in dit opzicht proberen te infiltreren. We moeten er op bedacht zijn, want de duivel haat het volle evangelie. Hij zal pro­beren ons krachteloos en liefdeloos te maken en onze aandacht af te leiden van de essentiële dingen. Maar een waarachtig christen is op zijn hoede en in een gemeente die geestelijke goed functioneert, zal hij niets kunnen uitrichten.

Dit moeten wij eerst onder ogen zien, willen wij dit jaar met succes de hand aan de ploeg slaan en optimaal kunnen functioneren als arbeiders in Gods Koninkrijk.

Jezus spreekt in Lucas 9 vers 62 (Luc. 09:62) over “Het geschikt zijn voor het Koninkrijk Gods”. (De Statenvertaling en de vertaling van prof. Brouwer gebruiken de uitdrukking “bekwaam zijn”, en de Leidse ver­taling “bruikbaar zijn”). De bedoeling is duide­lijk: de Heer wil ons gebruiken als verkondigers van het koninkrijk Gods; het volle evangelie.

Maar dan moeten we daarbij twee dingen goed in het oog houden, namelijk dat we de hand aan de ploeg slaan en daarbij niet achterom zien!

Jezus brengt het telkens weer duidelijk naar vo­ren: Wie Mij wil volgen en dienen kan dit alleen doen, als hij het radicaal en zonder voorwaarden te stellen wil doen. Anders komt er niets van terecht, In de Bergrede sprak Hij: “Niemand kan twee heren dienen, want hij zal óf de ene haten en de andere liefhebben, of zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen èn Mammon” Matteüs 6 vers 24 (Matt. 06:24). Wie niet vóór Hem is, is tegen Hem.

Wat betekent het voor Jezus te zijn?

Voor Jezus zijn wil zeggen: Hem aanvaarden en dan als discipel volgen! Petrus zegt: “Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in Zijn voetstappen zoudt treden”

1 Petrus 2 vers 21 (1 Petr. 02:21).

Jezus volgen is geen vrijblijvende zaak, niet een soort hobby, geen religieuze vorm van zelf­bevrediging. Het betekent zich volkomen identificeren met Hem, Zijn boodschap en Zijn bediening!

Wij zullen “in moeten groeien in Hem”, één moe­ten worden met Hem, zoals een rank aan de wijn­stok verbonden moet blijven, opdat we veel vrucht zullen dragen. Johannes 15 vers 5 (Joh. 15:05). Dat is het kenmerk van allen die in deze eindtijd werkelijk achter de boodschap van het volle evangelie staan, die ook in 1981 de hand aan de ploeg slaan en door woord en daad proclameren dat Je­zus Christus de volkomen Verlosser, Bevrijder en Vernieuwer is naar geest, ziel en lichaam.

Wij zullen het ook meer en meer in ons eigen le­ven gaan ervaren hoe de boodschap doorwerkt en weten de infiltratiepogingen uit het kamp van de vijand te onderscheiden, te weerstaan en te over­winnen. Kunt u ook getuigen dat u in het afgelo­pen jaar meer kennis en inzicht hebt ontvangen? Dat is geen hoogmoed, integendeel het getuigt van ons verlangen om geestelijk te groeien, want dat wordt altijd voorafgegaan aan het ontvangen van meer kennis en inzicht.

Waarom moeten wij niet achterom zien?

Het antwoord op de vraag: waarom wij niet achter­om moeten zien, is eigenlijk heel eenvoudig, na­melijk omdat iedere terugblik in het verleden al­tijd negatief uitvalt. Men ziet dan immers op de gebondenheden waaraan men nog vastzat, op de ver­keerde, aardsgerichte leerstellingen, die een vernieuwing van denken in de weg stonden.

Een kind van God dat achterom ziet, laat zich door de duivel misbruiken, want die confronteert ons altijd met dingen waarin hij de hand heeft gehad, speciaal op datgene wat er na onze beke­ring en wedergeboorte nog niet goed was.

Wij willen daarom vooruit zien in 1981. En voor­uit zien wil zeggen: ons oog alleen gericht houden op Jezus, de Leidsman en voleinder van ons geloof! Hebreeën 12 vers 2 (Heb. 12:02). Wij geloven dat onze gemeen­schap met. Hem verder vervolmaakt zal worden. Daardoor zullen we meer en beter bruikbaar zijn in Zijn dienst en meer en beter geestelijk kun­nen strijden en overwinnen. Samengevat: opdat we ten volle zullen beantwoorden aan Gods plan met ons leven en dat is: “Geschikt zijn voor het koninkrijk Gods!”

 

Reacties van lezers door Gert Jan Doornink

Neem liever twee abonnementen. . ,.

Broeder J. M. te Krimpen aan de IJssel, schrijft: “Ver­geet niet “Levend Geloof” na lezing door te geven aan an­deren’. ” Dat is niet zo’n goed advies. Je moet het hooguit uitlenen. Neem lie­ver twee abonnementen, zou ik zeggen.

Laatst heb ik nog eens suc­cessievelijk alle nummers die ik had doorgelezen en heb daar een grote zegen van ondervonden. Ik vind er veel studiemateriaal en aankno­pingspunten voor de Bijbelstudie in.

Omdat ik zo getroffen ben door de serie: “Verkenningen rond het boek Openbaring” ben ik nog eens die artike­len en alle andere artikelen van broeder Goverts gaan le­zen. Daar ben ik geweldig blij van geworden en daar heb ik God voor gedankt.

Mijn advies: “Levend Geloof” lezen, herlezen en nog eens lezen. Ballpoint er bij. Bijbel er naast.

Wij (ons hele gezin) zouden dit blad niet graag meer willen missen”.

We worden klaar gemaakt voor de strijd

Broeder J, M. te Breukelen, schrijft: “We zijn heel erg blij met “Levend Geloof”. Ik heb bijzonder genoten van Openbaring (“Verkenningen rond het boek Openbaring” door Nico Goverts), over het klaarmaken van de Gemeente voor de grote eindstrijd. Velen denken maar: we gaan zo naar de hemel, en dan begint de grote ellende op aarde. Maar dat is een ver­schrikkelijke dwaling. Wan­neer het lijden komt, zullen zij niet bereid zijn om te lijden voor hun Heer. Filippenzen 1 vers 29 (Filip. 01:29)” .

Wensen en voorbede

Wij ontvingen diverse reacties en beste wensen in ver­band met de feestdagen en het nieuwe jaar. We zijn daar erg dankbaar voor, spe­ciaal voor hen die beloofden voor onze arbeid te bidden, zoals bijvoorbeeld een lezer schreef: “Blijft u overtuigd van onze voorbede voor u en uw blad en voor alle medewerkers en helpers op welk niveau dan ook”

 

Inzicht in de geheimenissen van God door H. J. Scholten

Inzicht geeft zekerheid

Als wij de Bijbel ter hand nemen en gaan lezen, valt het ons op hoe op vele blad­zijden de lof bezongen wordt van het inzicht. Inzicht hebben in allerlei zaken geeft zekerheid; dat geldt voor het natuurlijke maar evenzeer voor het geestelij­ke leven. Hoé belangrijk is het dan om inzicht te hebben in geestelijke dingen. De bijbel leert ons dat alle schatten van wijsheid en kennis verborgen zijn in Christus Kolossenzen 2 vers 3 (Kol. 02:03).

Als deze schatten verborgen zijn moeten ze dus ontdekt worden en om te ontdekken heb je licht nodig. En dat licht is verschenen want Je­zus is de Doper met de Hei­lige Geest en deze Geest dringt door in de diepten Gods 1 Korinthe 2 vers 10 (1 Kor. 02:10).

Wie dus echt met deze Geest vervuld is wordt een schat­graver want Jezus zegt: “Daarom is iedere Schriftgeleerde, die een discipel geworden is van het Konink­rijk der hemelen, gelijk aan een heer des huizes, die uit zijn voorraad nieu­we en oude dingen tevoor­schijn brengt” Matteüs 13 vers 52 (Matt. 13:52).

De middelaar van het oude verbond, Mozes, zag al de waarde in van het ‘inzicht hebben’. Terwijl God aan het volk Zijn daden bekend maakte, maakte Hij aan Mo­zes Zijn wegen bekend.

Het oude volk Israël koos voor de natuurlijke weg en is daarom ook een natuurlijk volk gebleven, al was het Gods volk onder de oude be­déling. Daarom heeft dit volk nooit Gods wegen ver­staan en begrepen. In Deuteronomium 32 vers 28 (Deut. 32:28) (het lied van Mozes) staat: “Want zij zijn een volk, dat elk begrip mist; er is bij hun geen inzicht!” Koning David geeft zijn zoon Salomo in 1 Kronieken 22 vers 12 (1 Kron. 22:12) ten antwoord: “Voorwaar, de Here geve u verstand en inzicht, en stelle u over Israël, op­dat gij de wet van de Here, uw God onderhoudt”. In Job 28 vers 28 (Job 28:28) staat: “Van het kwade te wijken, is Inzicht!” Voorts in Psalm 49 vers 4 (Ps. 049:004): “De overdenking van mijn hart is louter inzicht”. En in Hosea 4 vers 14 (Hosea 04:14) staat: “Het volk dat geen inzicht heeft komt ten val”.

God wil nieuwe dingen aan ons openbaren!

God wil ons inzicht geven door de Heilige Geest en nieuwe dingen aan ons open­baren. Nu is het voor vele christenen moeilijk om zich open te stellen voor nieuwe dingen, want men blijft doorgaans maar liever bij het oude en vertrouwde. Toch profeteerde Jesaja al: “Van nu aan doe Ik u nieuwe din­gen horen, verborgenheden, die gij niet wist” Jesaja 48 vers 6 (Jes. 48:06).

Elk kind van God mag en moet uitzien naar deze nieuwe dingen, trouwens hij ver­wacht ze ook.

De Heilige Geest leidt ons in de volle waarheid en dat betekent: nieuwe dingen ont­dekken. Ook voor ons, als kinderen Gods, is er de be­lofte: “Opdat gij de weg moogt weten, waarlangs gij gaan zult, want langs die weg zijt gij nóch gisteren, nóch eergisteren getrokken” Jozua 3 vers 4 (Joz. 03:04).

Hoeveel christenen betreden jaar in jaar uit oude, plat­getreden paden en hebben een kwijnend en vreugdeloos ge­loofsleven. Ze durven het nieuwe niet aan! Hoe meer inzicht wij krijgen in de gedachten Gods, des te meer vreugde en overwinning wij boeken in ons geloofsleven.

Jezus verweet eenmaal Zijn discipelen, dat ze bij de bro­den niet tot inzicht gekomen waren Markus 6 vers 52 (Mark. 06:52). We denken aan de storm op het meer. Doodsbang waren de discipe­len. Vlak hiervoor hadden ze de wonderbare spijziging meegemaakt. Van vijf broden en twee visjes liet Jezus vijfduizend man eten. Nu zitten ze vol angst in het schip tijdens een hevige storm. Er staat (na het lig­gen van de wind): “en zij waren innerlijk bovenmate ontsteld, want ze waren bij de broden niet tot inzicht gekomen, maar hun hart was verhard. “

Met een eeltkorst om het hart komt men niet ver in het Koninkrijk Gods. Alleen de liefde van God kan deze harde korst verbreken en dan eerst is er een opening voor de geheimenissen van het Ko­ninkrijk Gods. Dan eerst staat men open voor de nieu­we dingen. Er is in allerlei kerken en kringen veel gees­telijke verstarring en dat zorgt voor ‘eelt om het hart’.

Het gaat om het inzicht in het geheimenis van Christus

Jezus verkondigde ons de boodschap van het Koninkrijk der hemelen, een geestelijk Koninkrijk en het gaat dan ook om de ónzienlijke din­gen. Jezus deed vele tekenen en wonderen maar ze bevatten allemaal een diepe, geeste­lijke werkelijkheid. We mo­gen Jezus niet zien als een soort tovenaar, die allerlei wonderlijke dingen doet en waarbij wij dan met open mond staan te kijken en er dan verder niets van begrij­pen en de zaken maar laten rusten. Dan blijven het slechts spannende verhalen die we met veel verve aan de kinderen op de zondagsschool vertellen.

Het is dus belangrijk om geestelijk inzicht te ver­werven en de apostel Paulus schrijft, dat het noodzake­lijk is om met de rechte kennis van Zijn wil vervuld te worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen. En welk kind van God heeft niet het verlangen om de He­re waardig te wandelen?

Over welk inzicht gaat het dan eigenlijk? Over het ‘in­zicht in het geheimenis van Christus’! Inzicht, niet al­leen in een leer, maar bo­venal in een persoon, name­lijk de Christus! Dan leren wij de gedachten van deze Persoon kennen en begrijpen.

Eeuwenlang was het onmoge­lijk geweest om geestelijk inzicht te krijgen, omdat alles onder het oude verbond verborgen was. Mét Jezus wordt deze verborgenheid ge­openbaard en nu mag de ge­meente van Christus rijk zijn aan inzicht. Het gaat onder andere om het grote herstellingsplan van God met Zijn ganse schepping. Wat door de satan geruïneerd is moet hersteld worden en bij dit werk wordt de gemeente van Christus ingeschakeld, nu en straks.

De belofte uit Jesaja (Ja en Amen in Christus Jezus): “En de uwen zullen de overoude puinhopen herbouwen, de grondvesten van vorige geslachten zult gij herstel­len, en men zal u noemen: Hersteller van bressen. Herbouwer van straten geldt voor de nieuwtestamentische kinderen Gods, want ook Jesaja was een profeet die profeteerde van de “voor de gemeente bestemde genade” 1 Petrus 1 vers 10 (1 Petr. 01:10).

God wil ons door de Heilige Geest, net als aan Mozes, Zijn wegen bekend maken.

Zijn wegen zijn hoge, gees­telijke wegen en die van ons zijn lage, natuurlijke we­gen. Zijn gedachten zijn ho­ger dan onze gedachten, want die van ons zijn natuurlijk; maar hoe heerlijk is het dat God ons Zijn wegen en ge­dachten, die zo hoog zijn, tóch wil openbaren. Zó krij­gen wij inzicht in de ge­heimenissen van het Konink­rijk Gods.

Alle versluiering, leugen en bedrog, valse vroomheid en wetticisme worden op de we­gen Gods ontmaskerd. Hoeveel christenen zijn nog groten­deels versluierd in hun ver­stand en proberen de geeste­lijke dingen van het Konink­rijk der hemelen op ratione­le wijze te verklaren. Paulus zegt hiervan dat velen met een bedekt evangelie le­ven en door de god dezer eeuw met blindheid geslagen zijn, zodat zij het schijn­sel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid

van Christus, die het beeld Gods is 2 Korinthe 4 vers 4 (2 Kor. 04:04).

Iemand zei eens: “Geschonken inzicht maakt nederig en rijk. Als we ons verbeelden inzicht te hebben zijn we arm en praalhanzen”. Zoiets kan maken dat we op liefde­loze wijze scherp en sarcas­tisch worden. Maar als we het juiste, Bijbelse inzicht hebben, worden we steeds meer fijngevoelig. Dat in­zicht krijgen wij als we vervuld zijn met alle liefde Gods want die gaat de kennis te boven van al het natuur­lijke weten en kunnen.

In het koninkrijk Gods leren we Gods geheimenissen kennen

Als we ons volkomen laten leiden door de Heilige Geest leggen we alle eigen wijs­heid af, zoals ook eenmaal de apostel Paulus gedaan heeft. Voordat hij apostel van Jezus Christus werd, dacht hij alles af te weten van God en godsdienst, van de wereld en van het volk Israël. Maar toen kwam hij onder het ‘hemelse mes’ en werd verlost van elke syna­gogale binding, van de wet van Mozes en van elke supe­rieure gedachte over het volk Israël, alsof dit volk alleen het uitverkoren volk zou zijn. Paulus mocht de immense ruimte van het Koninkrijk Gods binnengaan en later zeggen: Bij mij vindt gij niet te weinig ruimte! Toen verstond hij dat God bezig was een nieuw volk te creëren, geboren uit water en Geest en alleen dat volk is Gods uitverkoren volk en aan dat volk worden de ge­heimenissen van het Konink­rijk bekend gemaakt dóór de Geest.

Jezus kwam als een Persoon in Paulus’ leven en met deze persoon ook Zijn Geest en leer. Dat is de enigste voorwaarde om Gods geheime­nissen te verstaan en het plan van God te begrijpen. Het is veel en veel meer dan alleen maar te hopen ooit eens als een verloste zon­daar naar de hemel te gaan. Vele christenen worstelen, omdat hun niet de volle raad Gods gepredikt wordt, hun leven lang met begrippen als ’zonde, genade, uitverkie­zing en verlossing’. Wij hebben deze dingen jarenlang van zeer dichtbij meegemaakt en ontdekt dat velen zodoen­de nooit op Gods wegen komen en daardoor ook niet geeste­lijk groeien. In bepaalde kerkelijke kringen zucht men meer over de genade dan dat men roemt in de genade. Ve­len hebben een licht loos hart en een licht loos oog. En tóch kunnen ook deze zuchters volkomen verlost worden en inzicht krijgen in de geheimenissen van het Ko­ninkrijk Gods. Als de volle raad Gods maar gepredikt wordt met betoon van Geest en kracht.

Wie open staat voor de vol­heid van de Heilige Geest en bereid is te streven naar de gaven van deze Geest, zal een gezonde visie krijgen op de gemeente van Jezus Chris­tus. Door de volheid van de­ze Geest gaan wij inzicht krijgen in het geestelijke Koninkrijk der hemelen met al haar geestelijke wetten. Dan komt er ook geestelijke groei en gaat men ontdekken dat er in dit Koninkrijk niets op “hocus pocus”-wijze geschiedt, doch dat alles zich op Goddelijke en wetma­tige wijze ontwikkelt. Men komt los van elke aardsgerichte leer en verblijdt zich in de volmaakte, hemel­se leer.

Er komt een eindtijdgemeente die volmaakt en onberispelijk zal zijn!

Maar wie wil deze geestelij­ke weg tot het einde afleg­gen? Men zal veel tegenstand ondervinden en het meest door de uitspraak: je moet niet alles vergeestelijken. Een slagzin, die door de duivel is uitgevonden. Maar we weten dat het uiteindelijk een klein kuddeke is waaraan de Vader het Konink­rijk zal geven.

Jezus wil met Zijn gemeente een doel bereiken en deze gemeente heeft een grootse roeping en taak. Tot het uiterste spant de boze zich in om de ogen van Gods kin­deren te versluieren voor deze hoge en geestelijke weg en leidt bij velen de aandacht af door ze bezig te doen zijn met aardse en po­litieke toestanden.

En tóch zal er een eindtijd- gemeente komen die gegroeid is naar de volmaaktheid en in allen dele onberispelijk zal zijn 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 (1 Thess. 05:23). Het is heerlijk om in deze vol­maaktheid te geloven en het in je eigen leven te ver­wachten, zoals ook Paulus deed. Dan gaan we steeds meer ten uitvoer brengen waarover Paulus schrijft aan de gemeente van Efeze, Efeze 3 vers 10 (Ef. 03:10): “. . . . opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden”.

Als men aan een doorsnee- christen vraagt wat dit nu voor hem inhoudt, weet hij hierop geen antwoord te ge­ven. “De veelkleurige wijs­heid Gods bekend maken aan machten en overheden in de hemelse gewesten”? Velen hebben er nog nooit een preek over gehoord.

We zien dus dat Gods kinde­ren dan wel moeten weten wat deze veelkleurige wijs­heid van God is en het is zo intens triest dat velen vaak nog niet eens weten een kind van God te zijn. Terwijl Gods genade zo rijk en vrij is!

Het wordt de hoogste tijd – omdat wij leven in het laatst van het laatst der dagen – dat dit volle evan­gelie aan steeds meerderen gepredikt wordt en wij ver­blijden ons regelmatig te horen hoe de Here de ogen gaat openen voor deze rijk­dommen .

Als we geestelijk echt gaan zien kunnen we vertoeven in Gods heiligdommen en door de Heilige Geest zeggen: “Meester, wij weten dat Gij waarachtig zijt en de weg Gods in waarheid leert” Markus 22 vers 16 (Mark. 22:16). En alleen op die weg is overwinning.

Voor alles is wedergeboorte nodig, anders kan men het Koninkrijk Gods niet zien en binnengaan. We moeten echt kunnen zingen: Ik. heb een Heer, Die lééft!

Met de Heer hebben wij dan ook Zijn leer. De leer van het Koninkrijk der hemelen, waarvoor zovelen bewust hun ogen sluiten. Het heeft dan ook wel z’n consequenties en omdat sommigen daar voor afschrikken doet men maar of deze leer niet van ‘boven’ zou zijn.

Alle troon en erfrechten zijn door Jezus voor ons verworven!

Tóch zal deze leer eenmaal aan de ganse schepping ver­kondigd zijn en dan zal het einde komen. Ruim drie jaren hebben de discipelen met Je­zus gewandeld en werden door Hem in het bijzonder onder­wezen. Alleen op Gods wegen krijgen wij inzicht in de geheimenissen van het Ko­ninkrijk Gods want de hemel­se Vader wil ons, als zonen, alles bekend maken om later met Hem tot in alle eeuwig­heid te regeren. Jezus Christus heeft voor ons ver­worven alle troon- en erf- rechten! Laten we niets prijsgeven door gebrek aan geestelijk inzicht.

Vóór alles moeten we gaan inzien, dat God Zijn gemeen­te klaar wil maken voor een gigantische, maar o zo’n heerlijke taak. Dan zal Je­zus komen! Dan zal de hemel (de geestelijke wereld) – met eerbied gezegd – Jezus weer loslaten, want er staat in Handelingen 3 vers 20 en 21 (Hand. 03:20-21): “. . . . en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende; Hém moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van Zijn heilige profeten, van ouds­her! “

Het is begonnen met één boom des levens in de Hof van Eden, maar Jezus kwam om ve­le zonen tot heerlijkheid te brengen en daarom zal het eindigen én opnieuw beginnen met het geboomte des levens, straks op de nieuwe aarde en de bladeren van dat geboomte (gaven en krachten van de Heilige Geest) zullen dienen tot genezing der volkeren. Het geboomte des levens zijn de zonen Gods, volkomen gelijkvormig aan de Zoon van God, Jezus Christus. En ve­len zullen door deze zonen nog tot volmaaktheid ge­bracht worden tot het moment dat God zal zijn alles in allen! Glorie voor het mach­tige herstelplan van onze grote God! Amen. Halleluja!

Dank Heer, dat ondanks de listen van satan,

ondanks de nood van deze tijd;

ik deel mag hebben aan ’t machtige heilsplan,

dat mij leidt tot volkomen­heid.

Vol van Uw kracht Heer en zonder te beven,

wil ik getuigen: U schenkt een nieuw leven.

U herstelt alles wat is ontwricht,

U maakt het duister tot stralend licht!

 

De gereformeerde kerk en de homofilie door Gert Jan Doornink

“Taboes zijn er om doorbro­ken te worden”. Een opvat­ting die in deze tijd een leefregel is geworden voor vele modern en zich progressief noemende mensen. Tal­rijke taboes zijn of worden in onze dagen doorbroken, zoals op het terrein van abortus, euthanasie, huwe­lijksmoraal, homofilie, enz. Verwonderlijk is dit niet, immers de mens zonder Chris­tus leeft hoe langer hoe meer onder het motto: “Carpe Diem”: “pluk de dag”. “Laat ons eten, drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij. . . ” Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11) zegt: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler”.

Voor een kind van God komen deze dingen niet onver­wachts. Paulus schreef reeds aan Timótheüs: “Weet wel, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen: want de mensen zullen zelf­zuchtig zijn, geldgierig, pochers, vermetel, kwaad­sprekers, aan hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, liefdeloos, trou­weloos, lasteraars, onma­tig, onhandelbaar, afkerig van het goede, verrader­lijk, roekeloos, opgebla­zen, met meer liefde voor genot dan voor God, die met een schijn van Godsvrucht de kracht daarvan verloochend hebben” 2 Timoteüs 3 vers 1 tot en met 5 (2 Tim. 03:01-05).

Niet alleen in ‘de wereld’ zien we een verdere aftake­ling van de morele waarden en normen, maar ook binnen ‘de kerken’ is een derge­lijke ontwikkeling aan de gang; een bewijs hoe de we­reldgeesten ook hier hun afbrekend en vernietigend werk doen. Dit is feitelijk ook een logisch gevolg van het niet vasthouden aan- of staan op de fundamentele beginselen, waar iedere ge­lovige en gemeente mee te maken heeft, te weten beke­ring en wedergeboorte en dan doop door onderdompe­ling en doop met de Heilige

Geest, waarop een verdere geestelijke groei moet vol­gen. Psalm 11 vers 3 (Ps. 011:003) zegt: “Wan­neer de grondslagen zijn vernield, wat kan dan de rechtvaardige doen?”

Geestelijke aftakeling

Een ernstig symptoom van geestelijke aftakeling vin­den we gedemonstreerd in het besluit van de synode van de gereformeerde kerken om de ‘homofiele medemens’ volle­dig te aanvaarden, dat wil zeggen niet alleen als ge­meentelid, maar ook in de ambten en bedieningen. We schreven reeds eerder in ons blad hoe eind 1979 dit be­sluit door de gereformeerde synode werd genomen. In de loop van 1980 is de discus­sie over dit onderwerp ver­der gegaan en heeft men – om de oppositie wat wind uit de zeilen te nemen – welis­waar gezegd dat het geen ‘bindend besluit’ is, maar ‘slechts een oproep’, maar aan het feit zelf doet het niets af. Deze oproep toont in ieder geval aan dat de gereformeerde kerk homofilie niet ziet als zonde of ge­bondenheid, waarvan men ver­lost moet worden, maar als een geaardheid die bepaalde mensen hebben, en waaraan niet getornd mag worden. Ze moeten er mee leren leven of als een vanzelfsprekend­heid, dat bij bepaalde men­sen hoort, aanvaarden. Van de medeleden wordt ver­wacht dat ze meer begrip voor hen zullen opbrengen.

Dat er gelukkig nog gerefor­meerden zijn die het met de­ze oproep van hun synode niet eens zijn en in gewe­tensconflict zijn gekomen, blijkt onder andere uit ver­schillende reacties. “Het “Confessioneel Gereformeerd Beraad” (CGB), dat binnen de gereformeerde kerken stem geeft aan verontrus­ting over de ontwikkelingen in deze kerken, heeft in een brief aan alle gerefor­meerde kerkenraden uiteenge­zet, welke ‘grote bezwaren’ het heeft tegen de synodale besluiten inzake de pasto­rale benadering van de ho­moseksuele relatie”, schreef “Trouw” van 19 de­cember. Terwijl Drs. R. van den Berg, eindredacteur van het gereformeerde ”Veluws Kerkblad” van 12 de­cember ook ‘grote bezwaren’ naar voren brengt.

Wat iedere gelovige die be­hoort tot de ware Gemeente van Christus, ongeacht welk kerkelijk of niet-kerkelijk etiket, hij verder ook mag dragen, vooral ook bezig moet houden zijn deze “ver­ontrusten”. Het reële ge­vaar bestaat namelijk, – en is bij vorige gelegenheden ook gebleken – dat hun protesten geen zoden aan de dijk zetten en zij zich uit­eindelijk gewoon neerleggen bij deze en andere besluiten.

Het merkelijke alternatief

Wat is dan het alternatief? Gehoorzaamheid aan het woord van God. Dat wil zeggen Je­zus aanvaarden als Redder, Verlosser, Vernieuwer en Hersteller. Wie Hem werke­lijk wil volgen in de weg van geloof en gehoorzaamheid, houdt geen rekening met al­lerlei synodale besluiten en oproepen, die niet Gods Woord en Geest als richt­snoer hebben. Wie Jezus wer­kelijk wil volgen, aanvaardt ook de consequenties die dit meebrengt, bijvoorbeeld als hij daardoor buiten zijn ‘kerk’ zou komen te staan, ’t Allerbelangrijkste is dat wij weten, door bekering en wedergeboorte, te behoren tot de ware Kerk: de Gemeen­te van Jezus Christus. Dan hebben we een boodschap voor een wereld in nood, voor kerkelijken en onkerkelijken, voor homofielen en an­dere gebondenen: Jezus is het Antwoord. En wie Hem aanvaard heeft en volgt, kan getuigen: “Wie door de Zoon is vrijgemaakt, is werkelijk vrij:”

 

De tegenstelling van het aardse- en het hemelse Jeruzalem door H. J. Scholten

Een belangrijke brochure voor ieder kind van God’.

Te bestellen door te schrijven naar: “Levend Geloof”. Wapenveld.

(De prijs is f2,— per exemplaar + porto. Bij afname van 10 exemplaren en meer f 1,50 per exemplaar + porto. Acceptgirokaart voor betaling wordt bijgesloten).

 

Verkenningen rond het boek Openbaring door Nico Goverts hoofdstuk 6

Het boek van de aanbidding

Een tweede contrast dat we in het boek Openbaring tegenko­men, heeft te maken met het kernwoord: aanbidding. Het kan niet toevallig zijn dat het woord ‘aanbidden’ maar liefst drieëntwintig keer in het laatste Bijbelboek voorkomt. Dit is maar niet een stuk bladvulling; het boek Openbaring geeft ons niet een serie gebeurtenissen, af en toe onder­broken door een tussenzang. De eindtijd is niet een aan­eenschakeling van rampen, met van tijd tot tijd een muzi­kaal intermezzo. Het is niet een vervolgverhaal van ellen­de, met af en toe een adempauze.

Wat zijn de wezenlijke gebeurtenissen in het boek Openba­ring? Dat zijn de momenten van aanbidding. Daar vallen de beslissingen. De lofzangen vormen de scharnieren van het eindtijdgebeuren; daarmee gaan de deuren open naar heil en licht. Zonder lofzang geen eindtijd.

Het einde wordt niet bepaald door de atoombom, het einde wordt bepaald door de lofzang. Want waar de aanbidding volkomen wordt, daar zal het einde zijn van het rijk der duisternis.

Het boek Openbaring is het boek van de voltooiing. Maar de voltooiing waarvan? De voltooiing van de gedachten Gods.

Al de gedachten die God heeft ontwikkeld van eeuwigheid af, die God heeft neergelegd in de profeten en in het evangelie van Jezus, moeten voleindigd, gerealiseerd wor­den.

Daar is God mee bezig. Daarom moeten we in het laatste Bijbelboek speuren naar die gedachten Gods. Alleen dan zoeken we in de goede richting. Want de vraag is dan: wel­ke gedachten Gods zullen er voltooid worden, en hoe zal dat in zijn werk gaan?

Daarom is het zo belangrijk dat we hier een van de diepste gedachten Gods op het spoor komen: het motief van de aan­bidding. Wat is de betekenis hiervan en waarom speelt dit juist in het boek Openbaring zo’n verstrekkende rol?

Wat is de betekenis van aanbidding?

Allereerst zien we: het motief van aanbidding ligt ten diepste verankerd in het wezen van de mens. De mens is het enige schepsel dat de mogelijkheid heeft, God te leren kennen als Vader. Alleen de mens kan op deze wijze komen tot een familieband, een wezensverwantschap met God. En het verwante wordt door het verwante gekend.

De hele schepping kan Gods lof verkondigen. Maar alleen de mens kan leren God te waarderen. Hem op zijn waarde te schatten. De mens is immers geschapen als Gods gelijkenis. En het gelijke wordt door het gelijke gewaardeerd. Omdat de mens een geest bezit, kan hij God, die Geest is, waar­deren. Een vogel kan jubelen voor zijn Schepper, maar hoe zal hij ooit Gods gedachten kunnen waarderen? Zelfs de en­gelen zijn slechts toeschouwers wanneer het gaat om het diepste geheim tussen Christus en de gemeente.

Gods verlangen is: Hij wil gekend worden. Daarom maakte Hij de mens. Zo is de mens van huis uit een aanbidder. Dat is zijn bestemming: God te waarderen. Daaruit volgt: al­leen de mens die aanbidt, vindt zijn levensbestemming, al­leen hij vindt zijn identiteit. Hij ontdekt wie hij is. In de aanbidding vindt de mens de vervulling van zijn wezen. We zouden kunnen zeggen: het is niet goed dat de geest van de mens alleen zij. Een mens zonder aanbidding is als een verdwaalde, een van het anker losgeslagen schip, een van zichzelf vervreemde, eenzaam dolend, op reis naar niemands­land.

De mens zonder God is gaan zoeken: waar kan ik iets vinden wat ik aanbidden kan? Maar al wat hij vond, was te klein. Hij aanbad, maar het was zijn aanbidding niet waard. Hij zocht iets voor de honger van zijn geest, vulling voor de leegte van zijn ziel. Tastend, vragend ging hij rond, maar de honger bleef.

Iets onpersoonlijks kon zijn geest niet verzadigen. Uit heel zijn wezen kwam de roep om een ander, persoonlijk ge­noeg om lief te hebben, groot genoeg om te aanbidden; per­soonlijk genoeg om aan te spreken, oneindig genoeg om alle waardering waard te zijn. De oprechte mens, zoekend naar waarheid, alle góden gingen aan hem voorbij, maar hij zei: neen! Zij zijn het niet; zij zijn te klein. Wij zijn góden, zeiden zij; maar te klein voor een hongerig hart, zei hij. Toen kwam Jezus en Hij zei tot de mens: Kom maar, Ik breng je bij God. En Hij nam hem mee en de mens kwam waar hij nog nooit geweest was en hij stond in ademloze verbazing, heel zijn wezen werd vervuld met verwondering, hier was eindelijk iemand tot wie hij met al wat in hem was, kon zeggen: Gij! Toen wist hij: dit is wat ik heb gezocht, dit is God, dit is mijn God, mijn aanbidding waard. Gij zijt mijn God, U zal ik loven, verhogen uwe majesteit.

Jezus kwam en de mens ontdekte de waarde van God. Jezus sprak erover met de Samaritaanse vrouw: de Vader zoekt aanbidders. Uitgerekend met deze vrouw, beeld van de mens die altijd zoekt en nooit vervulling vindt. Haar dorst werd nimmer gelest. Jezus leerde haar aanbidden in geest en waarheid, vanuit de gedachten Gods. Zo wordt deze vrouw weer mens, zo vindt zij haar bestemming, zo vindt zij haar identiteit in God.

De laatste gemeente is een gemeente van aanbidders

Ditzelfde grondmotief treffen we ook aan in het boek Open­baring. Dit is Gods doel: de schepping die zucht, leert weer zingen. De laatste gemeente zal een gemeente van aan­bidders zijn.

Nu zien we door de eeuwen heen dat er enorme krachten in het geweer komen rondom die aanbidding. Daar is blijkbaar het een en ander aan de hand. Het is de worsteling die de psalmist ervoer in zijn eenzame strijd, toen hij moest verzuchten: “Denk ik aan God, dan kreun ik” Psalm 77 vers 4 (Ps. 077:004). Om dan tenslotte daar doorheen te komen tot de uitroep: “Wie is een God, groot als God?” Psalm 77 vers 14 (Ps. 077:014).

Dat is geen oppervlakkige blijdschap; dat is een lied dat door het vuur heengegaan is. In dit verband is er een merkwaardig feit dat we door de bijbel heen telkens weer tegenkomen: steeds opnieuw zijn daar de pogingen om de aanbidding te blokkeren. God sprak bij monde van Mozes: “Laat mijn volk gaan om te mijner ere in de woestijn een feest te vieren” Exodus 5 vers 1 (Ex. 05:01). Maar de farao verzet zich; hij heeft liever een klagend volk in Egypte dan een zingend volk in de woestijn. In wezen zit het hierop vast: hij is tegen aanbidding. En waarom? Hij zegt: ”Ik ken de Here niet” Exodus 5 vers 2 (Ex. 05:02). De farao is gewend om zelf aanbeden te worden.

Nebukadnezar maakte een beeld. En iedereen moest daarvoor buigen. Dan zijn er drie die verklaren: wij eren alleen God. En op dat moment wordt het duidelijk welke krachten er loskomen vanuit de geestelijke wereld in verband met de vraag: wie heeft er nu recht op aanbidding? De koning wordt woedend, de oven wordt opgestookt, dat is de ene kant van de zaak. Naar aan de andere kant zien we: in het vuur worden de zonen Gods openbaar.

Daniël werd in de leeuwenkuil geworpen, waarom? Omdat hij een aanbidder was. Hij was waarlijk mens. Hij hield vast aan zijn bestemming. Hij wist: ik ben er voor God. Hij hield zijn vensters open, want hij besefte: als ik mijn vensters sluit, sterft mijn geest. Dan krijgt mijn geest geen adem meer, dan wordt mijn hart verstikt. Daarom gooi ik onverminderd mijn ramen open, want mijn levensadem en mijn levenslicht is God.

Het conflict over de aanbidding in de eindtijd

Ditzelfde conflict rondom de aanbidding vinden we terug in het eindtijdgebeuren. Er is een duidelijke overeenkomst tussen de geschiedenis van Nebukadnezar en zijn beeld enerzijds, en Openbaring 13 anderzijds. In dit hoofdstuk komen we vier keer het woord ‘aanbidden’ tegen. Zo lezen we in het derde en vierde vers: “En de gehele aarde ging het beest met verbazing achterna, en zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest de macht gegeven had, en zij aanba­den het beest, zeggende: Wie is aan het beest gelijk? en: Wie kan er oorlog tegen voeren?” Daar zien we: waar is het rijk der duisternis het om te doen? Om aanbidding. Precies zoals de satan sprak tot Jezus in de woestijn: “Dit alles zal ik U geven, indien Gij U neerwerpt en mij aanbidt” (Matt. 4:9). Jezus kwam als de eerste volkomen mens Gods, en meteen is de boze erbij om Hem te brengen tot een ver­keerd gerichte aanbidding. Haar juist daar blijkt Jezus dan ook mens Gods te zijn: Hij antwoordt: “De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen” Matteüs 4 vers 10 (Matt. 04:10). De mens Gods aanbidt. Maar de mens Gods aanbidt alleen God. Zijn basis is: de Heer is God en niemand meer.

En net zoals Nebukadnezar dreigde met de doodstraf, zo le­zen we in Openbaring: “En hem werd gegeven om aan het beeld van het beest een geest te schenken, zodat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken, dat allen, die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood werden” Openbaring 13 vers 15 (Openb. 13:15).

Een aloude toestand gaat zich hier toespitsen: er is een strijd om de geest van de mens. Aan wie zal de geest van de mens toebehoren? Met wie zal de geest van de mens zich verbinden?

De plaats van aanbidding is de tempel Gods

Nu gaat het erom: er is ook een tegenhanger. In Openbaring 11 vers 1 (Openb. 11:01) ontvangt Johannes de opdracht: “Sta op en meet de tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden”. Centraal in het hele eindtijdgebeuren staat de tempel Gods, en die tempel is de plaats van aanbidding. Waar werkt God aan? Aan die tempel. Dat heiligdom is het brandpunt van Gods plan. Vanuit die tempel komt het herstel, die tempel is het begin van de nieuwe schepping; vandaar uit gaan de gedachten Gods uit in de hemel en over de ganse aarde. Die tempel is het bouwwerk Gods dat stand houdt in de laatste tijden.

God sprak reeds door Jesaja: “Mijn huis zal een bedehuis heten voor alle volken” Jesaja 56 vers 7 (Jes. 56:07). Huis van aanbidders. Maar waarom? Met welk doel? Dat ontdekken we als we wat dieper ingaan op de inhoud van die aanbidding. De hoofdstukken Openbaring 4 en 5 geven ons in dit verband een grondmotief. Daar treffen we namelijk een paar merkwaardi­ge uitspraken aan, die op elkaar aansluiten en samen in een bepaalde richting wijzen.

In Openbaring 4 wordt verteld van de oudsten dat ze zich zullen neerwerpen voor Hem die op de troon gezeten is en Hem aanbidden. En dan wordt er ook bij vermeld wat ze zeg­gen: “Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht”(vers 11].

Het gaat om de waardigheid van God

Het sleutelwoord van deze tekst is: waardig. Het onderwerp dat bijzonder wordt, is de waardigheid van God. Hier komen we in feite op het diepste thema van het boek Openbaring. Dit is de meest wezenlijke achtergrond van de hele eind­strijd. Als het erop aankomt, draait alles tenslotte om dit ene kernpunt: de waardigheid van God.

Hoe zal de hele wereldgeschiedenis eindigen? Waar loopt het alles op uit? Daar is het immers het laatste Bijbelboek om te doen, dat we zicht krijgen op de afloop, de fi­nale. Is het niet zeldzaam, en tegelijk meesterlijk, aan een strijd te beginnen, als je al van tevoren weet wie er zal winnen? Dat is de prognose van het boek Openbaring. Want wat er in de wereld woedt, toch is het God, die wint, en in een elk die Hem behoort, het nieuwe rijk begint.

Waar loopt het op uit? Waar gaan we heen? Aan de eindpaal van de tijden ziet ons oog de geest van ’t kwaad, moe ge­worsteld en ontwapend. Want God heeft het laatste woord; wat Hij van oudsher zeide, wordt aan het eind der tijden in heel zijn rijk gehoord.

Toch is het God, die wint. Dat staat als een vuurtoren in de nacht van de eindtijd. Naar de vraag is: waarom? We zouden geneigd zijn te zeggen: hier past geen verder vragen. Laat het u genoeg zijn, mensenkind. Wees nu maar stil en weet: God zal winnen.

Maar het boek Openbaring nodigt ons uit om wel verder te vragen. Daarom durven we nog een stap te doen en we komen tot de vraag: waarom is het God die wint? Is daar grond voor? Dat is trouwens geen theoretische kwestie; het is een zaak die ook ons aangaat. Hebben wij grond onder de voeten? En welke grond? Welke garantie is ons gegeven?

Diepgaande en verstrekkende woorden horen we in dit ver­band uit de mond van de oudsten in Openbaring 4. Waarom wint God? Het antwoord is even kort als ontzagwekkend. God wint vanwege zijn waardigheid. God wint door karakter.

Wat het rijk der duisternis mist

Hier raken we aan het kostbaarste geheimenis Gods. En te­gelijk wordt daarin aan het licht gebracht het meest we­zenlijke verschil tussen God en de boze. Er is welbe­schouwd één ding dat het hele rijk der duisternis mist, dat is: karakter, waardigheid. Het ontbreekt de satan aan karakter, aan geestelijke waarde. En dat is de reden waar­om hij het nooit en te nimmer zal kunnen winnen van onze God.

In de geestelijke wereld telt uiteindelijk alleen karakter. En wie zou enige waardigheid willen toekennen aan een leu­genaar, een slang, een draak? Alleen van onze God kan ge­zegd worden: Komt nader, ziet en proeft, opdat men smake naar waardij des Heren goedheid. Zalig hij die veilig bij Hem toeft.

Gods waardigheid, dat is zijn heerlijkheid. Dit is een wezensaanduiding van God en de grondbetekenis van dit begrip is eigenlijk: gewicht. Van de goddelozen wordt gezegd dat zij in de weegschaal omhoog gaan; zij zijn te licht bevon­den. Maar God legt gewicht in de schaal door zijn karakter. Waardoor wint God het? God houdt stand door zijn heerlijk­heid, door zijn geestelijke zwaarte. Wat in God is, kan eenvoudig niet ondergaan. Geen bederf, geen besmetting, geen vertroebeling kan het wezen Gods aantasten. God gaat in waarde de machten ver te boven.

In de eindtijd wordt de waarde van God onthuld

De eindtijd betekent: de onthulling van de waarde van God. Door de eeuwen heen heeft de duisternis gewerkt aan een onderwaardering van God. Maar de tijd gaat aanbreken dat God weer op zijn waarde geschat wordt. Dan zal men zingen: Allen die als góden blonken, zijn bij U in ’t niet gezon­ken. God wint niet door kracht of geweld; dat heeft Hij niet nodig. Want God bezit iets beters; zijn waardigheid, daar kan geen macht of kracht tegenop. In Openbaring 5 komt dit motief opnieuw naar voren. De vraag klinkt: “Wie is waardig de boekrol te openen en haar zegels te verbreken? ” Openbaring 5 vers 2 (Openb. 05:02) En Johannes vermeldt: “En ik weende zeer, omdat niemand waardig was gebleken de boek­rol te openen of die in te zien” Openbaring 5 vers 4 (Openb. 05:04). Maar dan staat daar het Lam Gods, de leeuw uit de stam van Juda, die over­wonnen heeft, en er wordt een nieuw gezang gehoord: “Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen” Openbaring 5 vers 9 (Openb. 05:09). En nogmaals heft men dan de jubelroep aan: “Het Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen de macht en de rijkdom, en de wijsheid en de sterkte, en de eer en de heerlijkheid en de lof” Openbaring 5 vers 12 (Openb. 05:12).

Zoals hoofdstuk 4 de waardigheid van God ontvouwde, zo be­licht hoofdstuk 5 diepgaand en uitvoerig de waardigheid van het Lam. Hij is waardig om te regeren. Aan Hem zal de heerschappij zijn; waarom? Omdat Hij het waard is. Hij zal het volledige bestek van Gods gedachten ten uitvoer bren­gen, waarom? Omdat Hij de waardigheid daartoe bezit. Nie­mand kon de boekrol openen. Het wachten was op iemand die voldoende waardigheid zou hebben om het te kunnen doen.

Er is nog een tekst in het boek Openbaring die spreekt over waardigheid. We lezen in Openbaring 3 vers 4 (Openb. 03:04): “Doch gij hebt enkele personen te Sardes, die hun klederen niet heb­ben bezoedeld, en zij zullen met Mij in witte klederen wan­delen, opdat zij het waardig zijn”. Daar zien we: er is een volk, dat mag delen in de waardigheid van hun Heer. Zij delen in zijn wezen, zij zijn bekleed met Christus, zij zijn één met Hem.

Welk gezang zingt het volk van God van de eindtijd?

Hier ontdekken we het geheim van de eindtijd: er zal een volk opstaan dat het gezang gaat leren: Gij zijt waardig. En waardig is het Lam van God. Zij kennen dit gezang niet alleen uit hun hoofd, zij kennen het met hun hart. Zij ken­nen de waardigheid van hun God. Daarom spreken zij daar ook van. De waardigheid van hun God is hun uit het hart ge­grepen. Hun motto is: vertel het aan de mensen wie Jezus is. En ook: vertel het aan de machten wie Koning is.

Zij stemmen niet in met het lied van Openbaring 13: “Wie is aan het beest gelijk?” Openbaring 13 vers 4 (Openb. 13:04). Hun hart zingt anders. Voor hen is daar het lied van Mozes en het lied van het

Lam: “Groot en wonderbaar zijn uw werken, Here God, Al­machtige; rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Gij, Koning der volkeren! Wie zou niet vrezen, Here, en uw naam niet verheerlijken? Immers, Gij alleen zijt heilig” Openbaring 15 vers 3 en 4 (Openb. 15:03-04). Zij voelen zich thuis bij de woorden van dat al­oude lied dat Mozes eens zong: “Wie is als Gij, onder de góden, Here, wie is als Gij, heerlijk in heiligheid” Exodus 15 vers 11 (Ex. 15:11) .

Twee tegenpolen: wie is aan het beest gelijk? En: wie is aan God gelijk? Wat is er nodig? Een volk dat proclameert in hemel en op aarde: Gij zijt waardig. Het uiterlijke valt weg. De mens die in waarde is, en geen verstand heeft, wordt gelijk als de beesten die vergaan, zegt Psalm 49. Vorsten vallen; torens vallen. Maar de waardigheid van on­ze God houdt eeuwig stand.

Door de proclamatie van dat volk komt de overwinning. Zij zijn de aanbidders van de eindtijd. “Mijn ernstige aanbid­ders”, zou Sefanja zeggen. Sefanja 3 vers 10 (Sef. 03:10, Statenvertaling).

Het is hun ernst. Zij weten: ons lied zal zegevieren. Niet het beest heeft het laatste woord. Zij weten: wij zingen niet tevergeefs. Want waardigheid wint.

(wordt vervolgd).

 

De taak van leraar door Gert Jan Doornink

In Efeziërs 4 vers 11 en 12 (Ef. 04:11-12) zegt Pau- lus dat Jezus “zowel apostelen als profeten heeft gege­ven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus”. . . Zij zijn dus aan de gemeente gegeven met een belangrijke taak. We mogen ze niet ge­ringschatten .

Er zijn wel eens gelovigen die beweren dat zij niet zo nodig naar hen hoeven te luisteren of rekening mee hoeven te houden; we worden immers door de Heilige Geest geleerd?

Inderdaad leidt de Heilige Geest ons in alle waarheid en doet ons Gods Woord ver­staan, maar de Heilige Geest maakt daarbij óók gebruik van menselijke instrumenten, zoals Paulus hier noemt in Efeziërs 4. En zeker zolang “de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon van God, de mannelijke rijp­heid” Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13) nog niet be­reikt is, hebben zij een belangrijke taak te vervullen in de Gemeente van Christus.

Dat wij nu verder in dit ar­tikel vooral stil willen staan bij de taak van leraar komt, omdat wij nog al eens constateren dat men niet al te hoog opgeeft over deze bediening, terwijl de taak van leraar juist zeer be­langrijk is. Immers de woordbediening behoort nog altijd één van de belang­rijkste onderdelen van de samenkomst te zijn. Als de boodschap op de tweede plaats komt, ten koste van andere onderdelen – hoe be­langrijk ook – is er iets niet in orde.

Inhoud

Naar wat is de inhoud van de boodschap en wie spreekt hem uit? Brengt de boodschap de mensen geestelijk verder? Kunnen ze zich “er aan op­trekken”? Of wordt, om kool en geit te sparen, water in de wijn gedaan?

Vragen waar een antwoord op gegeven moet kunnen worden, want ze hebben rechtstreeks te maken met het geestelijk niveau waarop de gemeente zich bevindt.

Wat de inhoud van de bood­schap betreft, moet rekening worden gehouden met de ver­schillende soorten gelovigen te weten de pas-bekeerden en

zij die verder op de weg zijn. Maar er zijn gemeenten waar men altijd maar “melk- voeding” geeft en nooit komt tot de “vaste spijs”. De weg die verder omhoog voert blijft “verborgen”, tot schade van de geloofsbele­ving van zo’n gemeente.

De voorganger (en de ouds­ten) van de gemeente dragen in dit opzicht een zeer ver­antwoordelijke taak. Maar hier raken we ongetwijfeld de kern van de zaak: Wat is de taak van de voorganger? Zoals in de protestantse kerken de dominee vaak de “herder en leraar” wordt ge­noemd, zo hebben vele pink­ster- en volle evangeliegemeenten dit begrip overgeno­men. Geheel ten onrechte naar onze mening!

Immers de voorganger heeft als allereerste taak, met de oudsten, de gemeente te be­sturen. Hij is de herder. Soms heeft hij ook de be­kwaamheid als leraar, maar dit behoeft beslist niet altijd het geval te zijn. Soms zien wij voorgangers die ook de bekwaamheid als evange­list bezitten, maar is een voorganger alleen bekwaam om “herder” te zijn, dan is het belangrijk dat hij zich alleen aan deze taak houdt en de geestelijke opbouw vooral overlaat aan de lera­ren die aan de Gemeente zijn gegeven.

Als een leraar zijn bood­schap aan de gemeente door­geeft, doet hij dit niet om­dat hij zo nodig zijn “zegje moet zeggen”, maar omdat hij een van God gegeven boodschap door moet geven. Vaak is hier een “geestelijke worsteling” aan vooraf ge­gaan .

Gebed

Het is daarom ook zeer be­langrijk dat er voor de le­raren gebeden wordt en dat men ook ingaat op wat er gezegd wordt. Maar al te vaak wordt er van de leraren ge­dacht: “O, die komt even een boodschap doorgeven, en dan is hij weer weg. . . . en wij blijven met dezelfde proble­men zitten”.

Wie zo over de leraren denkt heeft er geen weet van, hoe hij een voortdurend verlan­gen heef om de gelovigen werkelijk te helpen, zodat ze geestelijk groeien tot mondige christenen.

De kennis en het inzicht, wat zij door de Heilige Geest over Gods Woord ontvangen en doorgeven aan de gelovigen, komt hen niet aanwaaien. Ook is het niet altijd zo dat de gelovigen accepteren wat een leraar doorgeeft. Soms heeft een boodschap “tijd” nodig om door te kunnen werken. En moeten er meerdere bood­schappen, soms in andere bewoordingen, gebracht woerden voordat het uitwerking heeft.

Een leraar moet heel wat te­leurstellingen verwerken, als blijkt dat men zijn boodschap niet aanvaard (of niet ten volle); als men verkeerde inzichten niet af wil leggen, als men weigert de “volle weg” met Jezus te gaan.

Profetie

Toen wij destijds de bedie­ning van leraar ontvingen, wisten wij dat wij het niet gemakkelijk zouden krijgen. In één van de profetieën die toen over ons werd uitgesproken, kwamen de woorden voor: “Gij zult een onbegrepens zijn voor ve­len”. Vele leraren, die in oprechtheid de volle bood­schap, compromisloos willen verkondt. en, kunnen het­zelfde getuigen. Maar an­derzijds is daar de gewel­dige voldoening en dank­baarheid jegens Hem, die tot deze taak riep, als blijkt hoe de boodschap bij sommigen uitwerking heeft en tot zegen is.

In “Levend Geloof”, en ande­re bladen die zich duide­lijk voor de volle bood­schap uitspreken, schrijven verschillende leraren hun artikelen. Het geschreven (gedrukte) woord is voor de opbouw van de gelovigen ook erg belangrijk. Vooral ook omdat het herlezen kan wor­den, en daardoor minder “vluchtig” is dan het ge­sproken woord.

Tenslotte: een leraar, of hij nu mondeling of schrif­telijk zijn boodschap door­geeft, zal zich, als het goed is, nooit “een meerde­re” voelen ten opzichte van zijn medebroeders en zus­ters. En dat geldt ook voor de andere ambten. We hebben elkaar nodig. Zoals Paulus het zo duidelijk schrijft aan de Gemeente te Rome: “Want ik verlang u te zien om u enige geestelijke gave mede te delen tot uw ver­sterking, dat is te zeggen: onder u bemoedigd te worden door elkanders geloof, van u zowel als van mij” Romeinen 1 vers 11 en 12  (Rom. 01:11-12). Dat behoort de juiste instelling te zijn van iedere gelovige, al of niet geroepen tot een be­paald ambt.

Het gaat er om – zoals Pau­lus dat ook zo duidelijk beschrijft in Efeze 4 vers 11 tot en met 16 (Ef. 04:11-16) – dat we samen het volle doel wat God met ons voor heeft zullen bereiken!

 

Het boek des levens Openbaring 20 vers 15 (Openb. 20:15)

(gedicht door Judith Jacobs)

Je mag doen aan “goede werken”,

En “sociaal” zijn ingesteld. . .

 ’t Zal je allemaal niet baten

Als het oordeel wordt geveld.

 

Je kunt – als zovele and’ren –

Trouw ter kerke zijn gegaan,

Maar het punt is: Nam je Christus

Ooit als je Verlosser aan?!

 

Je zult best hebben gegeven

Aan de “zending” en-zo-voort;

Toch zal straks slechts een ding gelden:

Of je Godes Zoon behoort.

 

Of in ’t open boek des levens

Wel je naam gevonden wordt,

Door Zijn hand erin geschreven –

Met Zijn bloed. . . voor jou gestort.