Levend geloof 1981.12 nr. 221

Deze wereld snakt naar vrede door H. J. Scholten

Het geheim van de ware vrede

Kerstfeest 1981. Het zoveelste kerstfeest. Maar is het een echt feest? De engelen zingen: vrede op aarde bij mensen des welbehagens. De ware vrede wordt beleefd waar een mens zich ‘welbe­haaglijk’ voelt. En wanneer voelt de mens zich welbehaaglijk? Als hij verstaat aan wie hij de eer moet geven. Vooraf staat: Ere zij God!

Daarin schuilt het geheim van de ware vrede. Het begint in het hart van de mens, daarin wil God zijn feestlicht ontsteken. Want onze God houdt van feest. De Verlosser is gekomen en waar de verlossing aanvaard wordt, begint de feestvreug­de door te breken. Waar de Vredevorst binnen ge­laten wordt, daar worden monden vervuld met lachen en tongen met gejuich (Psalm 126 vers 2).

De mens van deze wereld wil vrede. Daar zet hij zich voor in. Dikwijls gedreven door een gewel­dige angst. Vredesmarsen worden georganiseerd en het zijn eigenlijk manifestaties van de angst. Angst voor de toekomst. De mens wil vrede maken in eigen kracht. Er zijn allerlei vredesbewegingen, maar ze gaan buiten God, buiten Christus om. Daarom komt er geen vrede.’ Wanneer zal de mens eens leren van de geschiedenis? Nog nooit hebben mensen vrede kunnen maken omdat hun har­ten boos zijn.

Ware vrede wordt gegeven en kan nooit afgedwon­gen worden, zelfs niet door de grootste vredes- betogingen. Er is er maar Eén die voor de ware vrede kan zorgen. Dat is de Vredevorst Jezus Christus. Hij zegt: “En Ik zal vrede in het land geven”(Lev.26:6). De voorwaarde is echter: Gij zult Mij dienen. Niet het I.K.V. of Pax Christi kunnen voor vrede zorgen. Al deze mensen zijn verduisterd in hun verstand en verleugent door de vader der leugen, de satan.

Jezus Christus is de enige vredevorst

Midden in deze angstige wereld staat nog steeds de Vredevorst. Wordt Zijn stem gehoord? Hij spreekt: “Tenzij men Mijn bescherming aangrijpt, met Mij vrede maakt, vrede met Mij maakt” Jesaja 27 vers 5 (Jes. 27:05).

Al die mensen van al. die vredesbewegingen kennen de ware weg van de vrede niet. Het mag er op lijken, maar het is één grote leugen. Deze vredesbewegingen worden door de God van de vrede toegesproken: “De weg des vredes kennen jullie niet, er is geen recht spoor bij jullie; jullie gaan langs kronkelpaden; niemand die ze be­treedt, kent vrede” Jesaja 59 vers 8 (Jes. 59:08).

Er is er maar Eén, die een schat van bestendige vrede kan ontsluiten. Het is Jezus Christus, de Zoon van de Eeuwige God. Maar nog steeds ver­werpt men deze Vredesvorst. Hij wordt nog dage­lijks door duizenden gekruisigd. Maar wie Hem aanneemt en gelooft dat Hij de enige is die de ware vrede kan schenken, zal echt kerstfeest kunnen vieren. Desnoods zonder kerstdiner, kaarsjes of kerstboom. De ware vrede begint in het hart van de mens. Daar waar de Vredevorst wordt binnengelaten, komt de echte feestvreugde.

Daarom zegt de Bijbel: “Want Hij is onze vrede”. Kinderen Gods leven in de rust en in de vrede van Christus en behoeven niet te demonstreren. Zij hebben de vrede reeds ontvangen en met die vrede in hun harten gaan zij onbezorgd de toe­komst tegemoet. Halleluja!

“En de vrede van Christus, tot welke gij immers in een lichaam geroepen zijt, regere in uw harten; en weest dankbaar”, Kolossenzen 3 vers 15 (Kol. 03:15).

Hoe donker het dan ook in de wereld wordt, wij wandelen in het licht. In het licht van de ware vrede. Een gezegend vredefeest moge kerstfeest 1981 voor u zijn. “Vrede zij u allen, die in Christus zijt” 1 Petrus 5 vers 14 (1 Petr. 05:14)

  1. J. Scholten.

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Het jaar 1981 is weer bijna voorbij en wanneer wij als “Levend Geloof”- redactie even terugzien, kunnen wij -met dankbaarheid in onze harten – alleen maar zeggen dat het een ‘po­sitief jaar’ was. De boodschap van het Koninkrijk Gods, waar wij in ons blad over schrijven, biedt zoveel heerlijkheden en veroorzaakt zoveel geestelijke visie en groei, dat een intense blijdschap en dankbaarheid ieder kind van God vervult, die dit ook heeft ontdekt en gaat beleven. Vanuit deze beleving wensen wij u Gods rijke zegen tijdens het komende kerstfeest en bij de overgang naar het nieuwe jaar’. En wat dit laatste betreft, ook voor 1982 geldt dat Gods ogen over de gehele aarde gaan, om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat’.

Namens het gehele red. team:

 

Jan Noë 80 jaar door Gert Jan Doornink

Toen in het juli/augustusnummer van ons blad het getuigenis werd gepubliceerd van broeder Jan Noë, zullen maar weinig lezers en lezeressen zich hebben gerealiseerd dat onze broeder al in zijn tachtigste levensjaar was. Toch was dit het geval, want op 18 december werd broeder Noë 80 jaar! De talrijke geloofsopbouwende artikelen, die Jan Noë in de meer dan 15 jaar die hij in “Levend Geloof” heeft geschreven, zijn voor ve­len tot grote zegen geweest. Zonder aan zijn an­dere artikelen tekort te doen denken wij bij­voorbeeld aan zijn artikelen over het uitdrijven van demonen, welke grote aandacht trokken.

Dat broeder Noë nog steeds actief is in dienst van Gods Koninkrijk blijkt wel uit het verslag van zijn recente reis naar Zwitserland in dit nummer. Huisbezoeken, spreekbeurten, bevrijdingsbedieningen, etc., behoren nog tot de dage­lijkse bezigheden van onze broeder, die daarmee een levend bewijs is dat leeftijd een onderge­schikte rol speelt, als men gebruikt wil worden door de Heer. En al zal broeder Noë in de toe­komst wat minder frequent in “Levend Geloof” schrijven, wij wensen hem nog veel sterkte, in­spiratie en wijsheid toe, vanuit Gods Woord en door de Heilige Geest bij alles wat hij mag doen in dienst van de Meester.

Ongetwijfeld zal het de instemming hebben van onze lezers en lezeressen als wij onze broeder de oudtestamentische zegenbede toewensen: “De Here zegene u en behoede u; de Here doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de Here verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede”! Numeri 6 vers 24 tot en met 26 (Num. 06:24-26).

 

Kerstfeest viering (gedicht) door Judith Jacobs

…en zij vielen neder en bewezen Hem hulde” Matteüs 2 vers 11 b (Matt.2:11b).

Het gaat niet om sfeervolle dagen,

Of om een opgetuigde boom;

Ook niet om een “verheven” stemming,

Of om een gemoed, “gewijd” en vroom.

 

’t Is goed een ander te verblijden

Met een geschenk of “goede wens”;

Een feestdis hoeft niet te ontbreken

Of kaarslicht; want je “blijft een mens

 

Maar wil je met het hart beleven

Wat Kerstfeest-vieren zeggen wil,

Dan moet je komen naar de kribbe,

de plaats waar het heilig is en stil.

 

Dan wordt een feest van licht en kleuren,

het feest van het licht, geen holle klank,

Gods zoon aan zondaren geboren,

dat noopt tot bede en tot dank.

 

Het licht schijnt in de duisternis door Jan W. Companjen

“Er zal geen donkerheid wezen voor het land dat in benauwdheid was. Zoals Hij in het verleden smaad bracht over het land van Zebulon en over het land van Naftali, zo brengt Hij in de toekomst eer over de weg der zee, de overzijde van de Jordaan, de landstreek der heidenen. Het volk dat in donkerheid wan­delt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land van diepe duisternis, straalt een licht” Jesaja 8 vers 23 en Jesaja 9 vers 1 (Jes. 08:23 en Jes. 09:01).

Een nieuw begin vanuit een oude bron

In het evangelie van Matteüs (onder andere in Matteüs 4 vers 14 tot en met 16 (Matt. 04:14-16) kunnen wij lezen dat bij de komst van Jezus, dit woord van Je­saja in vervulling ging. Juist in het evangelie van Mattheüs wordt men er steeds weer aan herinnerd dat het oude testament met de komst van Jezus werd vervuld en voltooid.

Het kerstfeest, dat wij ook nu weer mogen herdenken als een feest van licht en blijdschap, is een nieuw be­gin vanuit een oude bron. Het kind, geboren in Bethlehems stal, is de lang ver­wachte koning waarvan in Micha 5 vers 1 (Micha 05:01) gezegd wordt: “En gij , Bethlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heer­ser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwig­heid” .

Maar zie deze geweldige ko­ning, waarvan de joden zo­veel verwachting hadden, is nederig en arm, Hij werd ge­boren in een stal. Hij gaf de keizer wat van de keizer was, in plaats van de keizer weg te jagen. Het jodendom verwachtte een Messias die hen zou bevrijden van ‘bui­tenlandse’ overheersing. Dat Hij kwam om hun innerlijk vrij te maken van vijandige machten ging aan hun voorbij, dat ‘licht’ werd door hun niet waargenomen.

Het joodse volk was voor een geweldige opdracht uitverko­ren. Zij mochten de wereld ‘het licht der wereld’ bren­gen, doch helaas hebben zij het niet waargenomen en aan­genomen. Toch werden zij als volk niet afgewezen, neen tezamen met alle mensen uit alle ras en natie, mochten zij meebouwen aan de nieuwe gemeente van Christus, een nieuw volk van God, waardoor en waarin God zijn heil wil verkondigen.

Jezus is de eerste van een nieuw geslacht

Uiteraard legt dit op de ge­meente van Christus een gro­te verantwoordelijkheid. Het kwam tot de heidenen in eerste instantie om Israël tot jaloersheid te verwekken en dat hele gebeuren heeft in de loop der geschiedenis nog al eens gefaald. Jood en heiden zijn momenteel als het ware op een zelfde spoor gekomen. Grote groepen christenen erkennen het joodse volk als volk van God ondanks het kardinale feit. dat zij Christus niet als Verlosser en Koning hebben aanvaard. Men beoordeelt el­kaar vleselijk en verwachten samen de komst van Christus. De joden nog steeds wachten­de op de eerste komst en de christenen op een tweede komst, maar beiden wachtende op de komst van (een) Chris­tus, die dan alles verande­ren en volmaken zal. Het zal volgens hen een plotseling gebeuren zijn, die dan de wereld zal overtuigen dat Jezus de Christus is.

Maar, mijn geliefden, Jezus is gekomen, geboren uit de maagd (een mens) en verwekt door de Heilige Geest, die Maria overschaduwde. Hij was de eerste uit een nieuw geslacht. Een volk van God dat kan functioneren in deze donkere wereld tot aan de voleinding, omdat Gods eigen Geest daarin woont en werkt. God zoekt geen jaknikkers die door de feiten overdonderd zullen worden door een nieuwe komst van Christus, Hij zoekt een volk, dat door Zijn Geest geleid en opge­voed, komt tot de éénheid van het geloof, zoals Jezus dat zelf ook bezat. Hij was ook waarlijk mens, een mens van vlees en bloed. Gods Geest in Hem maakte Hem tot datgene waartoe Hij verwekt was, namelijk: Zoon van God.

Zo, mijn geliefden, is het ook bij ons die waarlijk in Christus en zijn eerste komst geloven. Ook wij moge herboren worden tot een nieuwe Geestelijke schep­ping. Wedergeboorte en op- wassing tot zoon van God is dé roeping van de gemeente als lichaam van Christus. Hij zei niet voor niets tot de zijnen: “Het is goed dat Ik van u heen ga”. Door dat heengaan kon de Geest van Christus terugkomen en bezit nemen van dat volk dat Hem hier op aarde vertegenwoor­digt. Die Geest zal met ons zijn en alles volbrengen. Die Geest zal het uit Hem, Jezus Christus, nemen en het ons verkondigen. Ja die Geest zal met ons zijn tot aan de voleinding.

Als wij zo kerstfeest vieren zijn wij blij en overgeluk­kig dat Hij reeds gekomen is. Het is goed dat Hij al­les voor ons volbracht op Golgotha. Het is goed dat Hij opstond, ten hemel voer en ons bij de Vader verte­genwoordigt. Het is alles goed en zeer te prijzen. Je­zus heeft het alles vol­bracht en door dat volbrach­te werk kan en mag de schep­ping uitzien naar de openba­ring van de zonen Gods. Dat gebeuren zal de kroon op het volbrachte werk van Christus zijn. En het zal waar worden waarvoor Hij stierf en over­won. Hij zal het zien, tot verzadiging toe. Jesaja 53 vers 10 en 11 (Jes. 53:10-11 zegt: “Om zijn moeitevol lijden zal Hij het zien tot verzadiging toe; door zijn kennis zal mijn knecht de rechtvaardige, velen recht­vaardig maken en hun onge­rechtigheden zal Hij dra­gen”. En dan vers 12 (Jes. 53:12): “Daarom zal Ik hem een deel geven onder velen en met machtigen zal hij de buit verdelen, omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood”.

Openbaren wij ons als het licht der wereld?

Kerstfeest 1981 kan voor ons een groot feest zijn omdat Christus niet alleen in Bethlehem maar ook IN ons hart (in ons leven) geboren is. Wij mogen een licht voor deze wereld zijn. Jezus zei niet alleen: “Ik ben het licht der wereld”, maar Hij zei ook: “GIJ zijt het licht der wereld” Matteüs 5 vers 14 (Matt. 05:14). Dat overdrachtelijke van alles wat Hij bezat naar Zijn li­chaam, de gemeente, is reeds een overduidelijk bewijs dat Hij wacht met zijn komst totdat alles onder zijn voe­ten is gelegd. Nog is de ge­meente niet volmaakt. Er zit nog steeds onkruid tussen het koren, er zijn nog slechte, oneetbare vissen in het net Matteüs 13 vers 36 v.v. (Matt. 13:36). On­der de gasten bevinden zich nog steeds lieden die geen feestkleding dragen. Rond het gehele gebeuren van de uitnodiging in de bruiloftszaal blijkt wel hoe moeilijk alles nog ligt als het brui­loftsmaal gereed is. De ge­nodigden wilden niet komen Matteus 22 vers 1 tot en met 14 (Matt. 22:01-14), ieder ging zijn eigen weg. De één naar zijn akker, de ander naar zijn zaak. Weer anderen gre­pen de dienaars vast, mis­handelden en doodden hen.. Toch moest de bruiloftszaal vol worden. De gasten wer­den uit heg en steg gehaald. Uit deze geschiedenis kan men duidelijk lezen en begrijpen dat ook de christe­nen als genodigden hun recht kunnen verspelen tot het volk van God te behoren. Er komt een tijd, en volgens mij is die er nu reeds, dat zal blijken uit woord en daad of men werkelijk een volgeling van Christus is.

De toekomst van Jezus is onze toekomst

Kerstfeest 1981 ligt in een tijdsbestek dat men kiezen moet. Meer en meer wordt de kerk wereldgelijkvormig. In­ plaats van uit te trekken, gaat men samenvoegen. Vaak op gronden en omstandigheden waarin men het toevallig nog met elkaar eens is. Eén grond waarin men het toeval­lig met elkaar eens is, is het feit dat men zich als kerk en groep tegen de doop in de Heilige Geest verzet. Men praat erover alsof men er verstand en innerlijke ervaring van heeft. Ik ver­zeker u echter dat juist de­genen die de Geestesdoop missen tot negatief gepraat en beoordeling van deze gave Gods komen. Juist dat feit, Christus in u, is de gewel­dige krachtbron om waarlijk kerstfeest te kunnen vieren.

Christus is gekomen. Hij heeft voor mij alles vol­bracht en leeft als opgesta­ne Heer onder andere ook in mijn hart. Door die Geest zijn wij tot één lichaam gedoopt. Door die Geest zullen wij één worden, gelijk Hij één is. Dat is de ware drie-eenheid zoals die bedoeld is. Zo de Vader is, is Jezus (Hij heeft ons de Vader le­ren kennen). Zo Jezus is, zo is de gemeente als lichaam van Christus of, om het be­ter te zeggen, zo zal de ge­meente van Christus worden, omdat dat de wil van de Va­der en de Zoon is.

De toekomst van Jezus is on­ze toekomst. Daarom kunnen wij gerust zijn en alle din­gen met opgeheven hoofd te­gemoet treden. De wereld zal zich steeds angstiger gaan voelen, maar ten aanzien van het ware volk van God staat er geschreven: “…richt je dan op met opgeheven hoofd, want je bevrijding is dicht­bij” Lucas 21 vers 28 vertaling Goed Nieuws (Luc. 21:28). De eindtijd is er. Zie om je heen en constateer dat Gods Woord de waarheid is. Dat er buiten Hem geen leven is. Ja dat Jezus Christus – Hij alleen – dé weg, dé waarheid en hét le­ven is. Vier samen met ons kerstfeest, een feest waar­bij Jezus ook nu, in uw stal of in uw opgeruimde ka­mer, aanwezig is. Hij is het brood des levens, eet en aanvaardt Hem en neem Hem in uw binnenste op. Dan zal het waarlijk kerstfeest zijn.

Dan gaan wij samen met blijdschap het nieuwe jaar 1982 bunnen, gelovende en belijdende dat ook dat jaar ons weer verder zal brengen naar datgene wat uiteinde­lijk hét doel des Heren is: een wereld vol van de kennis des Heren!

Geprezen zij Zijn Naam nu (in 1981) en tot in alle eeuwigheid (in 1982 en vol­gende jaren)!

Reacties van lezers

“Op weg naar het einddoel”

Zuster A. Th. K. -H. te Amsterdam schreef naar aan­leiding van het artikel “Op weg naar het einddoel” van Jan W. Companjen in “Levend Geloof” van oktober: Het is zo verhelderend geschreven, dat ik eigenlijk heel ver­wonderd ben, nog zoveel niet te weten. Ook de arti­kelen van de andere broe­ders maken me gelukkig, ’t Is net alsof de schellen van mijn ogen vallen. Hal­leluja” .

Ook broeder K. v. T, te Rotterdam, reageerde op het artikel van Jan W. Companjen en schreef er ten volle achter te staan: “want in elke preek haal ik het aan. Er is vandaar zondermeer een beweging gaande. De geest van opwekking er over, dan een groot leger. Van knekelveld tot legermacht”.

”De tegenstelling”

De brochure “De tegenstel­ling van het aardse- en het hemelse Jeruzalem” van H. J. Scholten, waarvan onlangs een tweede druk verscheen, trekt nog steeds grote aan­dacht .

Zuster H. G. te Hilversum reageerde: “Ik kocht op onze boekentafel het boekje: “De tegenstelling”. Enige tijd terug vroeg ik de Here, mij toch te openbaren wat er voor geheim lag in het getal: 144.000. En zie daar! IK ben er erg dankbaar en blij mee, en zal zeker in de kleine kring van mensen, met wie ik samenkom, getui­gen van “mijn” vondst. Wat mij bijzonder ook trof, is het gegeven, wat iedere poort van het hemelse Jeru­zalem is. Iedere parel wordt nu eenmaal letterlijk uit het slijk gehaald. Het fundament is daarentegen van zuivere edelsteen en wel 12 verschillende soor­ten. Zonder tekort te wil­len doen aan het Jodendom, of deze mensen maar ergens te verwerpen, ben ik zo dankbaar, dat wij door het geloof van Abraham tot zijn nageslacht mogen behoren, door Jezus Christus”.

Gods Geest werkt door

Ook uit België kwam weer een positief geluid. Broe­der G. V. te Estaimpius schreef: “Onze gebedscel is steeds uitgebreider ge­worden, en wij konden het niet meer aan om thuis sa­menkomsten te houden. Na lang gebeden te hebben, heeft de Heer ons een huis gegeven, een oud café, waar wij nu twee maal per week samenkomsten houden. In ok­tober was de officiële opening, en voor deze gelegen­heid waren wij met 70 per­sonen tezamen. Vele uit

Wallonië waren gekomen om ons aan te moedigen. Wij zijn nu met een groepje van 20 en willen de goede strijd des geloofs strijden en onze positie in de hemelse gewes­ten innemen. Het terrein is niet gemakkelijk, de Roomse kerk domineert echt het po­litieke en geestelijke le­ven. Een meisje van 18 jaar, die de Heer aangenomen heeft, mag niet naar onze samenkomsten komen. Als ze van huis weggaat moet ze zeggen, waar ze naar toe gaat. En dat in onze tijd! Ze is bevrijd van occulte banden, want haar ouders zijn in contact met een pen­delaar en om de zes maanden komt hij op bezoek, de ganse familie komt dan onder zijn handen. Dit meisje wil na­tuurlijk niet dat de pende­laar haar aanraakt.

Graag zou ik de brochures nr.4 en 5 van Nico Goverts hebben. Het is een goede studie, die de kennis over Openbaring verrijkt en ver­licht. Wij bidden dat de Heer uw blad gebruikt voor de boodschap van de eind­tijd. Mogen wij ook rekenen op uw voorbede, want de taak is moeilijk, maar de Heer heeft tot hiertoe machtig geholpen”.

 

Doet u ook ‘mee? Door Gert Jan Doornink

De actieperiode, die wij in ons vorig nummer aankondigden, mede in verband met het twintig­jarig bestaan van ons blad, is momenteel in volle gang. Verschillende lezers en lezeressen reageerden reeds positief, wat onder andere tot uitdrukking kwam in de opgave van een groot aan­tal nieuwe adressen (geschenkabonnementen, proefadressen en nieuwe abonnees).

Wij herhalen nog even de zeven onderdelen van deze actie en, als u nog niet gereageerd hebt, mogen wij dan ook op u rekenen? Het gaat er om de kostbare boodschap van het volle evangelie van Jezus Christus zoveel mogelijk te verbrei­den. U kunt ons helpen:

Door voor onze arbeid te bidden en te danken!

Door het opgeven van proefadressen waar wij “Levend Geloof” gedurende 3 a 4 maanden gra­tis naar toe kunnen zenden.

Door het opgeven van geschenkabonnementen.

Door abonnees te winnen.

Door de afname van losse nummers voor ver­spreiding . (10 exemplaren en meer a 75 ct. per exemplaar.

Door afname van brochures voor verspreiding. (Ook hier geldt vanaf 10 exemplaren de kor­tingsprijs) .

Door het overmaken van (een) gift(en). “Levend Geloof” is een geloofswerk en we zijn blij en dankbaar dat verschillende abonnees onze arbeid ook financieel onder­steunen.

 

De holligheid van de bornput door H. J. Scholten

“Aanschouwt de rots waaruit gij gehouwen zijt, en de holte van de put waaruit gij gegraven zijt; aanschouwt Abraham, uw vader, en Sara, die u baarde” Jesaja 51 vers 1 en 2 (Jes. 51:01-02).

De oproep van Jesaja

In dit Bijbelgedeelte doet de profeet Jesaja een oproep aan allen, die de gerechtig­heid najagen en zij, die de Here van harte zoeken worden uitgenodigd om goed te luis­teren.

Jesaja bepaalt ons hier bij Abraham en zijn vrouw Sara. Hij spreekt hier tot mensen die door Sara gebaard zijn. Dat is een wonderlijke zaak, want Sara heeft toch maar één kind gebaard en wel haar zoon Isaak?

Abraham wordt door Jesaja een ’rots’ genoemd en Sara vergelijkt hij met een uit­gesleten waterbron of water­put. Tóch zijn er uit de ‘rots’ Abraham vele kinderen Gods gehouwen en uit de ‘holligheid van de bornput’ (Statenvertaling) vele kin­deren Gods geboren. Deze kinderen jagen de gerechtig­heid na en zoeken met alles wat in hen is de Here, dat wil zeggen hun hemelse Vader steeds beter te leren ken­nen.

Bepalen wij ons eerst nog even bij Abraham. Hij had nog meer kinderen. En hoe zit het dan met die kinde­ren? Hoe zit het met het kind van Abraham en Hagar, Ismaël? Zijn de nakomelingen van Ismaël (de Arabieren) ook uit de ‘rots’ gehouwen waar Jesaja over spreekt? Na het sterven van Sara huwt Abraham met Ketura en was hij al oud en hoogbejaard Genesis 24 vers 1 (Gen. 24:01). Toch verwekte hij nog kinderen, ook nog bij de bijvrouwen die hij had Genesis 25 vers 6 (Gen. 25:06).   

Waarom gaat het om Izaak?

Er zijn dus zeer vele nako­melingen van Abraham en toch gaat het om die éne, Isaak. Nóch Ismaël, het kind van Abraham en Hagar, noch de kinderen van Abraham en Ketura worden voor zaad gere­kend. Neen, het geheim schuilt in de ‘holligheid van de bornput’. Het is slechts geestelijk te ver­staan. Een uitgesleten wa­terbron kan geen water meer bevatten. Zo’n holle water­put komt droog te staan. Het moederlichaam van Sara wordt hiermee vergeleken; zij was onvruchtbaar, zij stond ‘droog’.

Volgens Romeinen 4 vers 19 (Rom. 04:19) was Sara’s moederschoot reeds gestorven en was de geboorte van Isaak geen na­tuurlijk feit. Deze geboor­te berustte op een belofte en deze belofte hield een groot wonder in. Op bovennatuurlijke wijze wordt er gebaard. Isaak wordt opge­graven uit een dorre moeder­schoot, uit een uitgeholde waterbron, die geheel en al droog stond. Isaak wordt naar de geest geboren, ter­wijl Ismaël en de kinderen van Ketura naar het vlees geboren werden. Daarom zond Abraham al zijn zonen die naar het vlees geboren waren, weg. Hierin ligt een diepe geestelijke betekenis. Wie nog graag wil zien wat voor ogen is, moet hier afhaken. Wie nog acht wil geven op een volk met een natuurlijke afstamming, kan hier niet te­recht. Dit gaat dieper. Hier wordt van het hemelse gespro­ken en niet van het aardse.

“Abraham nu gaf alles wat hij had aan Isaak, maar aan de zonen van de bijvrouwen, die Abraham had, gaf Abraham geschenken, en hij zond hen, nog bij zijn leven, weg van zijn zoon Isaak” Genesis 25 vers 6 (Gen. 25:06).

Wij hebben een God van grote wonderen. Hij kan water doen vloeien uit een waterbron die helemaal uitgesleten is. Het is een wonderlijk water. Wie ervan drinkt heeft eeu­wig leven en zal in der eeu­wigheid geen dorst meer krijgen. Alle kinderen Gods worden nu opgeroepen om te horen en te schouwen.

“Hoort naar Mij, gij die de gerechtigheid najaagt, gij die de Here zoekt” Jesaja 51 vers 1 (Jes. 51:01).

Het ganse nageslacht van Abraham en Sara, inmiddels geworden tot een machtige natie, krijgt een heerlijke belofte en deze luidt: “Ik heb Mijn woorden in uw mond gelegd en met de schaduw Mijner hand heb Ik u bedekt, Ik, die de hemel uitspan en de aarde grondvest en tot Sion zeg: Gij zijt Mijn volk” Jesaja 51 vers 16 (Jes. 51:16).

Het is een volk dat op won­derlijke wijze geboren is. Het heeft niets te maken met natuurlijke geboorte of met vleselijke afstamming. Zij hebben moeite om het hemelse te verstaan en te zien op het onzichtbare wat eeuwig is.

Wie zijn de kinderen van Izaak?

Het woord van de apostel Paulus uit Galaten 4 vers 28 en 29 (Gal. 04:28-29) kan slechts geestelijk verstaan worden. “En gij, broeders, zijt, evenals Izak, kinderen der belofte. Maar zoals destijds hij, die naar het vlees verwekt was, hem, die naar de geest ver­wekt was, vervolgde, zo ook nu”.

Zo ook nu! Wat een diepe waarheid schuilt er in deze woorden van de apostel. Wat is dit woord nog actueel, vooral in onze dagen. De vleselijke nakomelingen van Abraham beschouwen zich nog altijd als het volk van God. Zij steunen op hun natuur­lijke geboorte. Maar wie zijn eigenlijk de ware nako­melingen van Isaak? Be­schouwt de Bijbel de natuur­lijke Joden als het nage­slacht van Abraham? Zijn zij de kinderen van Isaak?

Allereerst willen we ons toch volkomen richten naar het woord van de apostel Paulus, die naar het vlees toch ook een Jood was. Hij zegt in Galaten 3 vers 29: (Gal. 03:29) “Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen”. Deze woorden spreekt Paulus niet tot de natuurlijke Joden uit zijn dagen, maar tot bekeerde heidenen, de Galaten. “Jul­lie zijn zaad van Abraham”, zegt hij. Hoe is dit moge­lijk? We hebben hier toch niet te maken met een biolo­gisch wonder? Hoe kan Paulus dit nu zo stellen?

Omdat Paulus in de Geest Abraham aanschouwt. En in de Geest ziet hij de poreuze, uitgesleten waterbron, die Sara was. En tóch gebaard! Tóch zaad! In Galaten 3 vers 16 (Gal. 03:16) lezen wij: “Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad. Hij zegt niet: aan zijn zaden, in het meervoud, maar in het enkel­voud: en aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus”.

Als het in het meervoud had gestaan (het woord ‘zaad’), dan zouden wij mogen geloven dat het in alles nog steeds gaat om de hedendaagse, aardse Joden. Maar dit is geweest. Het gaat volgens Gods woord om een ander volk. Om een volk dat van ‘bovenaf’ geboren is. Een volk dat uit een ‘rots’ ge­houwen is en opgetrokken is uit een ‘holle waterbron’.

Sara was onvruchtbaar en kon op natuurlijke wijze geen kinderen meer baren. Zij wordt hier in Jesaja 51 ver­geleken met het hemelse Je­ruzalem, ons aller moeder. Deze moeder was lange tijd onvruchtbaar en kon nog geen kinderen voortbrengen. Deze moeder had grote droefheid. Zij wachtte maar af in de hoop nog eens kinderen te zullen baren. Dan komt het grote Godswonder.

“Verheug u, gij onvruchtba­re, die niet baart, breek uit en roep, gij die geen weeën kent; want talrijker zijn de kinderen der eenzame dan van haar die een man heeft”.

De profeet Jesaja nodigt ons uit om op deze moeder te letten. “Aanschouwt Sara, die u baarde”. We kunnen de­ze uitroep ook vertolken met de woorden uit Jesaja 33 vers 20 (Jes. 33:20): “Aanschouw Sion, de stad onzer feestelijke bijeenkomsten. Uw ogen zullen Jeruzalem zien als een vei­lige woonstede, als een tent die niet verplaatst wordt, waarvan de pinnen nimmermeer uitgerukt worden en geen van de koorden ooit losgerukt wordt”. We prijzen onze God voor de rijkdom van Zijn woord, voor Zijn heerlijke beloften. Ze zijn allemaal ‘Ja en Amen’ in Christus Je­zus. De onvruchtbare Sara gaat tóch baren. Isaak kwam tevoorschijn uit de ‘hollig­heid van de bornput’. Het beloofde zaad! God had gesproken: “uw vrouw Sara zal een zoon hebben”. Deze zoon wijst heen naar de Zoon, Je­zus Christus. Het Woord Gods is niet vervallen.

“Want niet allen, die van Israël afstammen, zijn Isra­ël, en zij zijn ook niet al­len kinderen, omdat zij na­geslacht van Abraham zijn, maar: door Izaäk zal men van nageslacht van u spreken. Dat wil zeggen: niet de kin­deren van het vlees zijn kinderen Gods, maar de kin­deren der belofte gelden voor nageslacht” Romeinen 9 vers 7 en 8 (Rom. 09:07-08).

De natuurlijke Joden en het heil van God

Zijn de natuurlijke Joden nu uitgesloten van het heil Gods? In geen geval, al dachten vele bekeerde heide­nen dit wel. Daarom werd Paulus gedrongen om de hoofdstukken 9, 10 en 11 van de Romeinenbrief te schrij­ven. Zijn hele betoog komt hierop neer dat men niet moet denken dat God een afgesne­den zaak had gemaakt met het oude Israël. God blijft om­zien naar elk mens. “Alzo lief had God de wereld…. “. Paulus maakt duidelijk dat zijn broeders naar het vlees het heil Gods ook deelachtig kunnen worden. Ze kunnen op­nieuw geënt worden in de stam ‘Israël’. Maar niemand van hen mag zich laten voor­staan op natuurlijke afstam­ming. Laat niemand roemen in een aardse Abraham of een aardse Sara. De blik moet omhoog en dan zien we iets anders. Dan zien wij de ware ‘rots’ waaruit wij gehouwen zijn, namelijk Jezus Chris­tus. Dan zien wij de ware moeder die ons gebaard heeft, het hemelse Jeruza­lem. Het is ons aller moe­der, zegt Paulus. Het is een vrije moeder. De aardse moe­der, het aardse Jeruzalem, is niet vrij maar in slavernij met al haar kinderen Galaten 4 vers 25 (Gal. 04:25).

De hemelse Sara, het nieuwe Jeruzalem, mag in gejuich uitbreken, want de ‘hollig­heid van de bornput’ blijkt toch nog water te kunnen be­vatten. De onvruchtbare mag zich beroemen op haar ontel­bare kinderschaar. Allemaal door een belofte geboren en wel deze: “Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in Zijn naam gelo­ven; die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn” Johannes 1 vers 12 en 13 (Joh. 01:12-13).

Abrahams zaad bestaat alleen maar uit mensen die uit God geboren zijn. God heeft Abraham niet verkoren om zijn vlees maar om zijn ge­loof! De wil van het vlees en de wil van een man zijn niet meer relevant. Wij den­ken aan het woord van Jezus uit Matteüs 12 vers 50 (Matt. 12:50): “Want al wie doet de wil Mijns Vaders, die in de he­melen is, die is Mijn broe­der en zuster én moeder”.

Het ganse nageslacht van Abraham heeft als oudste broeder Jezus Christus. Hun Vader is Hij, die hemel en aarde geschapen heeft en hun moeder is het hemelse Jeru­zalem. Een wonderbaar gezin. Samen houden ze een feeste­lijke bijeenkomst.

De uitnodiging voor allen

Er is nog altijd een heer­lijke uitnodiging om te ko­men drinken uit de bron. Uit die éne Bron. Want er wordt nog steeds gebaard. “O, alle dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet; ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk” Jesaja 55 vers 1 (Jes. 55:01).

Het natuurlijke heeft afge­daan. Met geld kun je niet terecht. Het is genadetijd. Als natuurlijke afstamming tóch nog betekenis zou heb­ben, dan is de genade ook geen genade meer.

Talrijk zal de kinderschaar zijn. Een schare die niet te tellen is, halleluja. We kunnen stellen: nog steeds worden aan Abraham en Sara kinderen geboren door de Geest. Zij vormen het gees­telijke Israël, dat is in­middels toch wel duidelijk geworden. Straks zal in het getal 144.000 dit Israël haar volheid bereiken. Zij zijn gekocht uit de mensen. Niet uit mensen van één aardse natie, maar ze komen uit allerlei volkeren, stam­men en talen. Deze 144.000 behoren het Lam toe. Er staat in Openbaring 14 vers 4 (Openb. 14:04): “Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam”.

Abraham wordt genoemd: vader van alle gelovigen. Het zijn die mensen, die geloven in het Beloofde Zaad, Jezus Christus. Zij allen hebben een schone naam gekregen en wel die van ‘Israëliet’. Dit is een karakternaam. Een naam duidt het wezen aan, de identiteit. Als men zich ‘Israëliet’ noemt, zal men ook de karaktereigenschappen moeten vertonen. Het zijn strijders Gods. Zij strijden mét God tegen de gehele le­germacht van de vijand en zij zijn meer dan overwin­naars. Zij dragen de geestelijke wapenrusting en strij­den onder geen beding meer tegen dansen van vlees en bloed. Wie dat nog wel doen mogen zich geen ‘Israëlie­ten’ noemen. Het geestelijk Israël toont haar karakter en zij wordt steeds meer de Goddelijke natuur deelach­tig.

Vrijgekocht uit de macht der duisternis

Het geestelijk Israël is verlost van elke aardse bin­ding, zij zijn de los gekochten van de aarde. Zij heeft haar oog ten alle tijde ge­richt op ‘Sara, die haar baarde’. Het is het hemelse Jeruzalem en het is een won­derschone stad, de woonstede Gods in de Geest. Het is de stad die fundamenten heeft en welks Bouwheer God zelf is. Hij hieuw uit de ‘rots’ Abraham een volk en deed het opkomen uit de ‘holligheid van de bornput’. Het zijn de vrijgekochten uit allerlei volkeren. Vrijgekocht uit de macht der duisternis, want daar hoorden zij van oor­sprong niet thuis.

Daarom keren zij weer, naar hun oorspronkelijke plaats. Dat terugkeren gaat met gro­te vreugde gepaard. Met ge­jubel komen zij in Sion, eeuwige vreugde is op hun hoofd Jesaja 51 vers 11 (Jes. 51:11).

Waarom? Omdat God het verkoren heeft en zo volk laat hij nimmer meer verloren gaan.

Want Sion is van God begeerd.

Het wordt met zijn woning hoog vereerd.

Hier sprak Hij die het al beheert.

Hier zal ik wonen naar mijn lust.

Hier is in eeuwigheid mijn rust.

 

Gedachten (gedicht) door Piet Snaphaan

Zij komen vaak zo onverwachts,

Zo plotseling op je aan.

Zij zijn als wolken aan de lucht,

Die komen en die gaan.

 

De vraag is nu, wat doen we ermee,

Stellen zij ons gerust,

Of is er twijfel in ons hart,

Zijn wij ons dat bewust?

 

Zij kunnen soms verwarrend zijn,

Of negatief geladen.

Zij brengen dan veel narigheid

En doen dan ook veel schade.

 

Wij moeten leren wederstaan,

Zulke gedachten laat je gaan.

Wij stellen ons dan op alom,

Zij zijn uit de verkeerde bron.

 

Waar het om gaat, beseft dat wel,

Dat zijn gedachten van herstel.

Gedachten ook van eeuwig leven,

Die wil de Heer ons altijd geven.

 

Gedachten die ons doen herleven,

Daar moeten wij dus steeds naar streven.

Wij willen denken zoals t moet,

Want Gods gedachten, die zijn goed.

 

Reis naar Zwitserland door J. Noë

Open deuren

Zoals ieder jaar ben ik ook dit jaar weer in september naar Zwitserland gegaan, niet alleen om van Gods prachtige schepping te ge­nieten en mijn dochter met haar gezin op te zoeken, maar vooral ook om van de Heer te kunnen getuigen in de verschillende gemeenten aldaar. De Heer heeft steeds deuren voor mij ge­opend en zo ook dit jaar.

Nen had mij verteld dat in Bellizona een pinksterge­meente was en zo’n beetje aangeduid waar dat was. Ik dus afgereisd naar Bellizo­na, hetwelk in de buurt van Lugano en Locarno ligt, in welke plaatsen ik enige ja­ren geleden ook reeds ge­tuigd had.

In Bellizona aangekomen ben ik onmiddellijk op stap ge­gaan om een onderdak te krijgen, maar het lukte mij niet. Ik ben toen naar een hotel-informatiebureau ge­stapt en die probeerde ook van alles. Ik bad tot de Heer of Hij uitkomst wilde geven. Een van de dames van het bureau belde toen nog een adres op, maar ze kreeg geen antwoord. Toen adviseerde ze mij naar dat adres toe te gaan om eens poolshoogte te nemen, het was niet ver. Ik ben toen naar dat adres toegegaan, maar niemand bleek thuis te te zijn. Op de deur was een briefje geplakt waarop stond vermeld dat men om 17 uur thuis was. Bemoedigend was echter dat op een bord stond vermeld: “Chambres – Zimmer – Rooms”. Ik ben toen teruggegaan naar het bureau en heb daar gewacht tot het 17 uur was. Men belde toen op en jawel hoor, daar was een kamer voor mij vrij. Ik heb de Heer toen geloofd en geprezen. Ik heb het daar heel goed gehad en men heeft mij zelfs, toen ik vertrok, in verband met mijn zware koffer, met de auto naar het station ge­bracht .

Zodra ik een beetje op orde was, ben ik op zoek gegaan naar de pinkstergemeente, hetwelk in een kleine steeg moest zijn vlak bij een grote kerk. Ik kon het ech­ter niet vinden. Wederom tot de Heer gebeden of Hij mijn schreden wilde leiden en de volgende morgen ben ik er toen weer op uitge­trokken. Toen richtte de Heer mijn blikken op een bord aan de ingang van een steeg, waarop in het Italiaans stond, dat daar de be­wuste gemeente was. Halleluja! Ik maakte daar kennis met een jonge dame en ver­telde haar wie ik was en dat ik vroeger ook in Lugano en Locarno had getuigd.

Ik stelde haar toen voor, als de voorganger er mee instemde, om ook bij hun een getuigenis te geven. Ze was erg enthousiast en zou er met de voorganger over spreken.

Toen ik daar zondagmorgen arriveerde werd ik harte­lijk door de voorganger verwelkomd en hij gaf mij ruim de gelegenheid om te kunnen getuigen. Het is een fijne en gezegende zondag­morgen geworden. De reeds eerder genoemde zuster heeft mij vanuit het Duits in het Italiaans vertaald.

Vanuit Bellizona ben ik daarna doorgereisd naar In­terlaken. Daar logeer ik altijd bij een oudere dame, die het fijn vindt als ik kom. Ik bid dan met haar en vertel haar een en ander uit de Bijbel.

In Montreux / Chailly

Vanuit Interlaken heb ik een mij bekende familie in Montreux/Chailly opgebeld. Hij is een Hollander, was oudste in een gemeente in Eindhoven en kreeg het in zijn hart om met zijn zus­ter, die reeds lang in Zwitserland woont (en die ik ook zelf goed ken) sa­men te werken en een ge­meente te beginnen. Zij kon hem toen ook vertalen. Er is toen een gemeente ontstaan in Clarens (daar vlak bij] en in Chateau d’Dex bo­ven in de bergen (huissamenkomst). Toen ik in 1980 daar even op bezoek was geweest, vroeg hij mij of ik, als het volgende jaar weer kwam, wat langer wilde blijven. Vanuit Interlaken belde ik hem op en hij was zeer verheugd toen ik hem vertelde dat ik een paar dagen zou blijven en een getuigenis in de ge­meenten wilde geven.

Ik ben dus direct daarop van Interlaken naar Montreux/Chailly vertrokken. Het was een fijn wederzien en hij had mij heel wat te vertellen. God had namelijk enige tijd geleden een won­der aan hem verricht. Vanaf zijn derde jaar (hij is nu 57 jaar) had hij nog maar één heup en het bot van zijn linkerbovenbeen was als het ware vastgegroeid aan het bekken, daardoor kreeg hij een enigszins gebogen hou­ding en was zijn ruggengraat vergroeid (holle rug). Hij had hierdoor een te kort been gekregen van ongeveer 10 cm. waardoor hij een orthopedische schoen (van 10 cm.) moest dragen. Tijdens een evangelisatiecampagne in Lausanne, die geleid werd door een Frans echt­paar is hij en zijn vrouw (die ook ernstig ziek is ge­weest] naar voren gegaan en hij voelde de kracht van de Heilige Geest door zich heen stromen en het gevolg was dat na enige dagen zijn been is gaan groeien en nu loopt hij op gewone schoe­nen. Ook zijn vrouw heeft een wonderbare genezing on­dervonden .

Tijdens mijn verblijf al­daar moest het echtpaar echter, door omstandigheden gedwongen, naar Holland gaan, maar wie moest hem vervangen? De Heer gaf het duidelijk in mijn hart dat ik dat moest doen en dat vertelde ik hem. Hij was erg blij en is toen kort daarop voor ongeveer drie weken naar Holland gegaan. Ik ben zelf ook nog even voor een paar dagen naar ons land teruggegaan om een en ander te regelen.

Bevrijding van demonie

Nu, het is een zeer fijne tijd geweest en ik had een zeer goed contact met de gemeenten in Clarens en Chateau d’Oex. In het begin vertaalde de zuster van de voorganger, met wie ik een grote geestelijke verbon­denheid had, mij van het Hollands in het Frans. Ze drong er bij mij op aan vooral de gemeente in te lichten over demonie en bevrijding, want Zwitser­land is erg occult. De gemeenten hebben de boodschap gretig ontvangen en bevrijding heeft ook plaats gevon­den. Toen de zuster met vakantie naar Spanje ging, heeft s’ zondags een Belgi­sche broeder die met een Zwitserse vrouw getrouwd is, die ik van vroeger kende en oudste is in de gemeente te Lausanne, mij vertaald. In de doordeweekse samen­komsten werd ik vertaald vanuit het Duits in het Frans door een zuster in de gemeente. Het is een zeer gezegende tijd geweest, ik ben ongeveer een kleine twee maanden in Zwitserland ge­weest en u kunt zich wel voorstellen hoe mijn hart met zeer grote dankbaarheid voor de Heer vervuld is. Toen de broeder en zijn vrouw vanuit Holland naar Zwitserland terugkeerden, ben ik nog een paar dagen met hen samen geweest en heb toen, via mijn dochter, de terugreis aanvaard.

 

“Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden“! Lucas 19 vers 10 (Luc. 19:10).

 

Wees kleurecht!

Kameleons. Je hebt ze misschien wel eens gezien, in Artis of zo. Er ook wel eens over gehoord. Een diertje dat het vermogen heeft de kleur aan te nemen van zijn omgeving. Ter bescherming, zie je.

Zo zijn er ook van die kameleon-christenen. Je kent ze wel: ’s zondags zijn ze heel anders van kleur dan op maan­dag. Op school anders dan thuis. Op de jeugdclub anders dan op kantoor.

Wordt er gebeden, dan bidden ze mee. Wordt er een schuine mop getapt, dan lachen ze mee, of weten er ook een te ver­tellen. Dat doen ze, denken ze, ter bescherming. Zo merkt hun omgeving niet welk vlees ze in de kuip hebben.

Hoort u daar ook bij? Of komt u er voor uit dat u bij Je­zus hoort? Dat u weliswaar ook eenmaal van kleur bent veranderd, maar nu voorgoed!

Voor altijd veranderd. Dat u voor altijd Zijn kleur wilt dragen. Waar u zich ook bevindt. Wees kleurecht!

 

De volledige mens door Nico Goverts

Inleiding

Graag zouden we eens in enkele artikelen willen nadenken over geest, ziel en lichaam. Daarom hebben we als titel gekozen: de volledige mens, omdat het God daar inderdaad om te doen is: dat de mens volledig mens zal zijn, dat hij zal komen tot het volledige leven, zodat de Vader met vreugde kan zeggen: Dit is een zoon, in wie Ik welbehagen heb. Dit is een mens Gods.

Het koninkrijk Gods begint in onze geest

Allereerst willen we nu aandacht schenken aan onze geest. Daar begint namelijk het koninkrijk Gods. Wanneer wij wedergeboren worden, houdt dat in, dat onze geest tot leven wordt gebracht. Het is de opstanding van onze geest. De geest van de mens legt het doodskleed af en wordt bekleed met gerechtigheid Gods.

Maar wat gaat er nu gebeuren met die pasgeboren geest? Hier komen we op een punt van vérstrekkende betekenis, want dit is bepalend voor de totale levensloop en toekomst van de mens. Alles staat of valt met de vraag: hoe functioneert mijn geest?

Het grootste gevaar voor een kind van God is dat zijn geest niet werkzaam is. En hier stuiten we op een terrein dat vaak nog braak ligt. Dikwijls hebben we niet geleerd hoe we onze geest moeten activeren. Het is als een stuk grond: het is bouwrijp gemaakt, maar nu gebeurt er verder niets.

Hier kan gebrek aan kennis een alles beheersende rol spelen. Weten we wel wat onze geest eigenlijk is en wat hij geacht wordt te doen? Heel vaak zit hier het probleem: dat we geen heldere voorstelling hebben omtrent de vraag: wat doe ik met mijn geest? En daardoor onderkennen we niet de oneindige waarde, de betekenis, de mogelijkheden van onze geest. Of we gooien geest en ziel en alles wat daarmee te maken heeft, gemakshalve maar op één hoop.

Is onze geest waardevol?

Daarom is het wellicht goed te beginnen met de vraag: is onze geest waardevol? En dan is het toch uiterst frappant hoeveel waarde God aan de geest van de mens toekent. Neem alleen al het woord van Jakobus: “De geest, die Hij in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid” Jakobus 4 vers 5 (Jak. 04:05).

Hier vinden we al een fundamenteel uitgangspunt: God begeert de geest van de mens. Wat een mens waarde geeft, dat is zijn geest. Zoals Petrus het onder woorden brengt: “de verborgen mens uws harten, met de onvergankelijke (tooi) van een zachtmoedige en stille geest, die kostbaar is in het oog van God” 1 Petrus 3 vers 4 (1 Petr. 03:04).

We zien dat een mens in zijn geest een schat kan verzamelen: een schat van zachtmoedigheid, een schat van rust of stilheid. En dan worden daar twee waardebepalingen aan verbonden: in de eerste plaats is deze geest onvergan­kelijk. Daarom is het zo van uitzonderlijk belang, aandacht, te besteden aan de toestand van onze geest; dan zijn we bezig met datgene wat blijvend is. De geest van de mens die gegrond is in God, is onverwoestbaar, hierop heeft de verderver geen vat.

Het tweede is: deze geest is kostbaar voor God. Een sieraad, een kleinood voor Hem. Zo is hij een edelsteen, passend in Gods diadeem, zoals een lied het formuleert. Het is goed daar eens bij stil te staan: onze geest een edel­steen voor God. Uit deze edelstenen wordt een stad gebouwd, tempelstad van hoge waarde.

De functies van onze geest

Wat zijn nu de functies van onze geest? De geest is datgene wat ons bewust maakt van God en waardoor we relatie met God kunnen hebben. Als een mens niet wedergeboren is, is zijn geest dood, dat wil zeggen gescheiden van God en van het leven Gods. Bij de wedergeboorte wordt de geest over­gezet in het koninkrijk van God, in het rijk van leven en licht. Van dat moment heeft de geest geweldige mogelijk­heden om te gaan functioneren.

Met onze geest kunnen we God zoeken. Asaf zegt het zo: “ik denk in de nacht aan mijn snarenspel, ik peins in mijn hart en mijn geest vorst na” Psalm 77 vers 7 (Ps. 077:007). Dit laatste woord betekent: naspeuren, onderzoeken, graven of uit­graven, doorzoeken of verkennen.

De geest die zich daarop richt, is een navolger geworden van de Heilige Geest, want Deze is daar ook mee bezig. Paulus verklaart immers: “De Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods” 1 Korinthe 2 vers 10 (1 Kor. 02:10).

Dat is de taak van onze geest: graven naar verborgen bron­nen, zoeken naar verscholen schatten. Dat was het geheim van een man als Asaf: als hij gaat navorsen met zijn geest, dan komt hij tot ontdekkingen over de wegen Gods: “O God, in heiligheid is uw weg”, vers 14 (1 Kor. 2:14). En hier gaat het dan inderdaad om verborgenheden, want tegen het eind van de psalm komt de zanger tot de uitspraak: “Uw weg was in de zee, uw pad in grote wateren, zodat uw voetsporen niet werden gekend”, vers 20 (1 Kor. 02:20). Hier zien we iets bijzonders gebeuren: Asaf mag iets gaan verstaan van de weg van God; in zijn geest ziet hij iets van de voetsporen des Heren.

Jesaja was daar ook mee bezig. Helaas is de vertaling van het NBG hier niet helemaal nauwkeurig, want daar wordt in Jesaja 26 vers 9 (Jes. 26:09) gezegd: “uit het diepst van mijn gemoed zoek ik U”. Maar letterlijk staat er niet: gemoed, maar geest. Dus lezen we dit vers in de Statenvertaling: “Met mijn ziel heb ik U begeerd in de nacht; ook zal ik met mijn geest, die in het binnenste van mij is, U vroeg zoeken”. Merkwaar­dig is dat het ook in dit tekstverband weer gaat over de weg van God, het pad van de rechtvaardige, en over een spoor, namelijk het spoor dat God voor de rechtvaardige baant.

Hoe komt de mens op het spoor van God? Hoe gaat hij de wegen van de Here ontdekken? Als zijn geest gaat zoeken.

Met mijn geest in mij zoek ik U. Dat is de gezindheid van deze profeet. Let op die typerende uitdrukking: mijn geest die in het binnenste van mij is. Daar leren we: onze geest in het middelpunt van ons wezen, het is het meest centrale, het meest innerlijke dat we bezitten, het is de kern van ons zijn.

Zowel bij Asaf als bij Jesaja komen we tot de conclusie dat juist in tijden van intense strijd en verduistering het van groot gewicht is dat de geest van de mens zich niet laat lamleggen. Juist dan komt het er vóór alles op aan dat de geest actief is.

Alle herstel begint vanuit de geest. De geest is leven van­wege de gerechtigheid, zegt Paulus in Romeinen 8 vers 10 (Rom. 08:10. Namelijk indien Christus in u is. Daarom is het zo belangrijk dat onze geest zich ontwikkelt. Dan zal van daaruit het herstel van de mens ten volle kunnen doorwerken.

God moet onze geest kunnen voeden

Hiermee hebben we de eerste functie van de geest ontdekt, namelijk het ontvangen van openbaring. God spreekt tot onze geest. Ook de dwalenden van geest zullen inzicht kennen en de morrenden zullen lering aannemen, heeft Jesaja gesproken in vers 24 (Jes. 29:24) .

Daarom zal de mens zich geheel en al moeten richten op de lering, de onderwijzing van God. Niemand kan een geestelijk mens worden, als zijn geest niet onderwezen wordt.

Er wordt een strijd geleverd om onze geest. De tactiek van de boze is: afremmen, verduisteren. Hij tracht de mens bezig te houden met zaken die geen nut hebben. Zijn ene doel is: ons af te houden van de onderwijzing des Heren. Want hij weet: dan verkommert de geest; dan kwijnt hij weg. En het gevolg is: geen herstel, geen mens Gods.

Dan zoekt de mens vele dingen. Maar zijn geest wordt niet gevoed. Dan trekt men rond, gedrukt en hongerig, zoals Jesaja zo typerend opmerkt. Hier zien we twee strategische methoden van de duisternis om onze geest uit te rangeren: de geest van de mens wordt onder druk gezet, en de boze laat onze geest verhongeren.

Dit kan op velerlei manieren gebeuren. Door spanningen kan de geest onder druk komen te staan. En een gespannen, verkrampte geest is niet in staat om onderwijzing te ontvan­gen. Of er kunnen zoveel zaken zijn die ons afleiden dat we aan onze geest niet meer- toekomen.

Dan gaat de geest van de mens in ballingschap. Net als de zoon die ging naar een ver land en zijn geest was ver van de geest van de vader en er was bezigheid genoeg en af­leiding ook en tenslotte was er niets meer dan de schillen die de varkens aten.

Zo is de weg van de geest die in ballingschap gaat. Bezorgd en druk met vele dingen; allerlei eist de aandacht op. En tenslotte is er niets meer dan de schillen die de varkens aten.

Wie alleen de schillen nog heeft, bezit niets anders meer dan de buitenkant, het omhulsel. De inhoud is eruit. Wat een vrucht was, is nu alleen nog schil. Daar kan geen geest van leven. Dan trekt men rond, gedrukt en hongerig.

Wat hebben ze de jongen verteld in het verre land, in de ballingschap? Niet veel bijzonders, er staat tenminste niets van in het verhaal. Het was kennelijk niet de moeite van het vermelden waard. Geen enkel gesprek in het verre land is opgetekend. Waarmee hebben ze dan zijn geest gevoed? Er is maar één antwoord: ze hebben zijn geest niet gevoed.

Er wordt pas weer een gesprek beschreven als de jongen thuis komt. En wat zo merkwaardig is: pas dan horen we voor het eerst de vader spreken. Aan het begin van de geschiedenis sprak alleen de jongen. “Vader, geef mij het deel van ons vermogen, dat mij toekomt”. Van vader geen spreken vermeld. Wat viel er ook te spreken voor vader? Er klonk immers alleen maar: geef mij het deel. Niet: geef mij een woord. Vader werd niets gevraagd, dus wat zou hij spreken?

Dat is ballingschap: ver is de stem van de vader. Eenzaam zwerft de geest van de zoon. Zoals een vogel die rond­zwerft ver buiten zijn nest, zo is een man die rondzwerft ver buiten zijn woonplaats.

De geest van de zoon verlangt naar inhoud. Hij vraagt naar huis; hij vraagt naar vader. Het is niet goed. Het is niet goed dat de geest van de mens alleen zij.

Hij is nog maar nauwelijks thuis, of de vader begint te spreken. En waarom is dat zo van betekenis? Daarmee wordt de geest van de jongen gevoed. Voor het eerst sinds tijden hoort hij weer eens iets wat waarde heeft. Dit bouwt zijn geest; dit geeft inhoud aan zijn geest. Wat moet het voor deze jongen betekent hebben, zijn vader te horen zeggen: mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden? Dit was openbaring voor zijn geest. Opeens brak het licht door: licht in zijn geest. Als een rivier van gerechtigheid stroomde het binnen in zijn geest: aldoor rondgelopen te hebben met de sombere gedachte: maak me maar een dagloner; niet meer waard een zoon te heten. En dan in één moment te horen: mijn zoon hier. Dit is licht, zuiver licht, enkel licht. Dit is een dag om nooit meer te vergeten. Dit is niet meer het verre land; dit is niet meer het land van druk en honger;

dit is het land van louter licht,

waar heilgen heersers zijn;

nooit gaat de gouden dag hier dicht

in duisternis of pijn.

Daarom kon de psalmist het uitspreken: één dag in uw voor­hoven is mij beter dan duizend elders. Want in het heilig­dom wordt de geest onderwezen door God. In één dag thuis leerde de jongen meer dan jaren in het vreemde land. Niets meer waard, niets meer waard, zo gonsde het in zijn geest; dat was de enige gedachte die hij meenam van zijn verre reis. Dat is niet veel als je daarmee thuiskomt.

Maar nu: nu speelt daar een andere gedachte door zijn geest: hij noemt mij zoon, ik ben zoon, ik ben thuis. Wat bracht die omkeer in zijn geest? Een even simpel als diep geheim: vader sprak.

Nu weet hij: in het verre land was ik verworpen, maar vader nam mij aan. De onderwijzing van vader deed zijn geest goed. En is het in dit verband niet veelzeggend dat God genoemd wordt de Vader der geesten? Hebreeën 12 vers 9 (Heb. 12:09). God wil Vader zijn over uw geest. Hij wil als een vader voor uw geest zorgen.

Er wordt strijd gevoerd om onze geest

Hier zien we de strijd die er gevoerd wordt om onze geest. Waarom ging die jongen naar het verre land? Wat dreef hem? We kunnen letten op wat voor ogen is en vaststellen: hij wilde graag wat van de wereld zien. Hij zocht het avontuur. Maar er was meer: er was een strijd gaande om zijn geest. En zo dreef de duisternis hem voort, totdat hij zou zijn een verworpene en zich een verworpene zou voelen.

Veelal werken de machten der duisternis niet rechtstreeks op onze geest, maar ze proberen invloed te krijgen via ons verstand of ons gevoel. Hun doel is echter, op deze wijze onze geest in te sluiten, te isoleren, te overweldigen.

Overweldigen, dat is het wachtwoord van de tegenstander. Want het briesen der geweldenaars is als een stortbui tegen een muur, zegt Jesaja in hoofdstuk 25 vers 4 (Jes. 25:04); eigenlijk staat er: de geest der geweldenaars. Maar God is een sterkte voor de geringe, een schuilplaats tegen de stortbui, een schaduw tegen de hitte, zo vertelt ons hetzelfde vers.

Wat bedoelt God? Dat onze geest zal zijn een afgezonderd gebied. Een afgebakend terrein. Het is van beslissende betekenis dat we ons dit heel diep bewust worden en dat we dit ook uitspreken voor God, voor onszelf, en ook tegen­over de tegenpartij: mijn geest is gebied voor God. Mijn geest is geen wildernis, mijn geest is niet woest en ledig, zodat alles en iedereen daar vrij toegang heeft; mijn geest is terrein des Heren.

Het is goed dat we onze geest zo leren zien: als een privéterrein van de Koning. Zoals Paulus het zegt tot de Korinthiërs: “Want gij zijt duur gekocht: zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn”

1 Korinthe 6 vers 20 Statenvertaling (1 Kor. 06:20).

Dit is een kardinaal punt: hoe denk ik over mijn geest? Spreek het uit ten overstaan van uw verdrukkers: mijn geest is geen puinhoop, mijn geest is een heiligdom, mijn geest behoort aan God.

Wees u bewust: uw geest is bestemd voor Hem. God is bezig een gebied te reserveren dat alleen van Hem is. Van onze geest moet gezegd kunnen worden wat we lezen in Hoog­lied 4 vers 12: “Een afgesloten hof zijt gij, mijn zuster, bruid, een afgesloten wel, een verzegelde bron”(Hoogl. 04:12). Een hof des Heren. En zoals Adam de opdracht kreeg, de hof te bewaken, zo is het onze roeping, te waken over onze geest. Opdat onze geest zal zijn als een hof waar God kan wonen en wan­delen. Zoals de bruidegom zegt: “Ik ben gekomen tot mijn hof” Hooglied 5 vers 1 (Hoogl. 05:01).

De geest bepaalt ons leven

Een tweede functie van de geest is: geloof. Geloof is: onze geest verbindt zich met de gedachten van God. En een derde functie is: het geweten. Als we deze drie aspecten beschouwen, dan merken we op dat onze geest een dirigerende taak heeft. De geest ontvangt openbaring, onderwijzing, zodat we weten welke koers wij moeten varen; de geest oefent geloof, en geeft daardoor richting aan ons leven; de geest leert ons onderscheiden wat goed is en wat kwaad is. Zo is het de geest die de dienst uitmaakt. De geest behoort te regeren.

De toestand van onze geest is bepalend voor ons leven, voor onze toekomst, voor de gesteldheid van ons lichaam en van onze ziel. Daarom zullen we steeds meer aandacht moeten schenken aan onze geest.

We lezen van Elia hoe hij op een gegeven moment de woestijn in vlucht en zich neerlegt onder een bremstruik. Wat is er aan de hand? Zijn geest is overweldigd door de geest van Izebel. Dat was de grootvorst van de occulte wereld. En we zien: als zijn geest overweldigd wordt, wordt zijn ziel depressief, en zijn lichaam gaat liggen.

Wat doet hij vervolgens? Hij gaat bidden. Maar let eens op wat voor soort gebed er voortkomt uit zo’n neer geknuppelde geest. “Hij begeerde te mogen sterven en zeide: Het is genoeg. Neem nu, Here, mijn leven want ik ben niet beter dan mijn vaderen” 1 Koningen 19 vers 4 (1 Kon. 19:04). Dan kun je tegen zo iemand wel zeggen: Ben je depressief? Dan moet je veel bidden. Maar dat deed Elia al. Alleen, hij bad zichzelf steeds verder de put in.

Het probleem zat in zijn geest. Als een overweldigde geest gaat bidden, komt dat gebed vanuit een negatief klimaat. Iemands gebed draagt het stempel van zijn geest. Elia wordt ingekapseld in het klimaat van slaap en dood. Door zijn gebed haalt hij als het ware de doodsmachten naar zich toe. Zo zijn er vele zaken die alleen opgelost kunnen worden vanuit de geest. Het woord tot Elia luidt: “Sta op en eet”(vs.5).

En dan gaat hij door de kracht van die spijze veertig dagen en veertig nachten tot aan het gebergte Gods, Horeb. Is dit een natuurlijke zaak? Of is hier meer aan de hand? Zien we hier niet hoe het lichaam zich moet onderwerpen aan de geest?

En wat gebeurt er op de berg Horeb? Daar ontvangt Elia openbaring. God komt tot hem en hij ervaart het wezen Gods in het suizen van een zachte koelte; een zachte stilte, staat er eigenlijk. Zo is de Here, zo is zijn wezen. En deze wezensopenbaring van God is voedsel voor zijn verkom­merde geest. We zien hier de wapens van de duisternis: overweldiging en isolement: ik ben alleen overgebleven. We zien hier ook het wapen van God: God openbaart zijn wezen aan je geest.

 

Wegen naar de voleinding

Onder de titel “Wegen naar de voleinding” zijn ook de laatste vijf artikelen van broeder Nico Goverts over het laatste Bijbelboek thans als brochure verschenen.

De serie “Verkenningen rond het boek Openbaring” is nu in drie brochures compleet verkrijgbaar. Zie bladzijde 36. (brochure is digitaal te verkrijgen via webmaster)