Levend geloof 1983.02 nr. 234

De bescherming van Gods koninkrijk

“Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is ge­zeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen” Psalm 91 vers 1 (Ps. 091:001) .

Waarom hebben wij bescherming nodig?

Het Koninkrijk Gods heeft vele eigenschappen en functies. Eén van de belangrijkste is ongetwij­feld de ‘bescherming’ die er van uitgaat. Dat zouden we ons eigenlijk veel meer moeten realise­ren, want we hebben er dagelijks mee te maken.

We hebben in de eerste plaats Gods bescherming nodig omdat we te maken hebben met de vijand­schap van satan. Als gemeente van Jezus Christus is onze geestelijke plaats in de hemelse gewes­ten, om van daaruit te strijden en te overwinnen. Maar met onze vergankelijke lichamen bevinden we ons nog in deze wereld, waarvan satan de overste is. Wij mogen echter leven met de zekerheid dat Jezus satan heeft overwonnen, en wij mogen delen in Zijn overwinning. Dit is echter alleen mogelijk door het geloof, want satans ‘ eindveroordeling’, zoals die beschreven wordt in Openbaring, moet nog plaats vinden. Zoals Jezus de volle overwinning op satan behaalde, zullen ook wij tot volle overwinning moeten karnen. Paulus zegt daarom van Jezus dat Hij de Eersteling is onder vele broeders.

Satan haat de aanwezigheid van de gemeente van Jezus Christus in deze wereld. Onze aanwezigheid is hem een doorn in het oog. Zoals ook Jezus ge­haat werd toen Hij op aarde was. Van Hem staat dat Hij zonder reden gehaat werd. Er was immers geen enkele reden Jezus te haten, want Hij had enkel het goede met de mensen voor. Allen die in het geloof tot Hem kwam ontvingen vergeving van zonden, werden bevrijd van gebondenheden en genezen van ziekten. Zo zal ook iedere waarach­tige christen, wandelend in de voetstappen van Jezus, het goede met de mensen voor hebben en door woord en daad het evangelie van Jezus tot openbaring brengen. En ook al worden we dan ge­haat door satan, het zal ons niet deren, want in Christus zijn we ‘onaantastbaar’, in Hem zijn we beschermd.

We hebben dus Zijn bescherming nodig om te kun­nen functioneren als instrumenten in Gods hand, wat satan tracht te beletten. Zoals Hij ook pro­beert te verhinderen dat wij omgevormd worden naar het beeld van Jezus. Want als eindtijdgemeente gaat Gods heerlijkheid in ons ten volle tot openbaring komen. Gods Woord zegt dat Chris­tus zich een gemeente voor Zich wil plaatsen, die stralend zal zijn, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is onbesmet Efeze 5 vers 26 en 27 (Ef. 05:26-27).

We hebben Zijn bescherming ontvangen

We moeten ons dus realiseren dat we Gods be­scherming nodig hebben, maar dat niet alleen. Want weet u wat nu zo heerlijk is? Dat we Zijn bescherming hebben ontvangen! Waarom? Omdat God ons lief heeft! Omdat God goed voor ons is! On­danks het feit dat satan Gods volmaakte schep­pingswerk aantastte, bleef God Zijn schepping liefhebben. Daarom zond Hij het allerliefste wat Hij bezat. Zijn eniggeboren Zoon, naar deze wereld. Paulus zegt: “Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons al­len overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken?” Romeinen 8 vers 32 (Rom. 08:32). In Christus is ons alles geschonken, ook Zijn bescherming. Kolossenzen 2 vers 9 (Kol. 02:09) zegt dat in Christus al de vol­heid der godheid lichamelijk woont, en dat wij de volheid hebben verkregen in Hem. Zoals Psalm 91 vers 1 (Ps. 091:001) zegt: “Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen”. Zoals Jezus sprak vlak voordat Hij wegging van deze wereld: “Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld” Matteüs 28 vers 20 (Matt. 28:20) .

Gods Woord staat vol van deze beloften en daar­aan moeten wij ons vasthouden, daarop moeten we gaan staan. We mogen het zeker weten dat van Gods beloften een beschermende functie uitgaat. Nu doet zich natuurlijk de vraag voor hoe het komt dat de praktijk in dit opzicht toch nog vaak problemen met zich meebrengt, waardoor we de bescherming van Gods Koninkrijk vaak niet of niet ten volle ervaren. Belangrijk in dit ver­band is het feit dat we er rekening mee moeten houden dat Gods beloften alleen functioneren als we ook voldoen aan de voorwaarden die Hij gesteld heeft in Zijn Woord. Alleen dan kan Hij ze vervullen, want beloften en voorwaarden gaan altijd samen. Psalm 91 vers 1 (Ps. 091:001) zegt niet dat iedereen zal vernachten in de schaduw des Al­machtigen, maar de voorwaarde is: wie in de schuilplaats des Allerhoogste is gezeten.

Voorwaarden opdat we Gods bescherming ervaren

We willen nu een aantal voorwaarden noemen, op­dat Gods beloften in ons leven in vervulling gaan en we dus Zijn bescherming zullen ervaren. Als eerste willen we geloof noemen, want Hebreeën 11 vers 6 (Heb. 11:06) zegt dat het zonder geloof onmogelijk is God welgevallig te zijn. Paulus bijvoor­beeld kende een leven van geloof. Hij schreef aan de Galaten in hoofdstuk 2 vers 20: “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is, niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef (zolang ik nog in een verganke­lijk lichaam in deze wereld ben), leef ik door het geloof in de Zoon van God”(Gal. 02:20).

De tweede voorwaarde is gehoorzaamheid. Die be­gint met het leggen van het fundament. Als wij een nieuwe schepping zijn geworden, als we van­uit het rijk van satan zijn overgezet in het Ko­ninkrijk van Jezus Christus, zullen wij ons oude leven gaan afleggen en het verlangen kenbaar ma­ken met Christus ‘in nieuwheid des levens te wan­delen’ (de doop door onderdompeling). Ook zullen we aangedaan moeten worden met kracht van om- van omhoog (de doop met de Heilige Geest). Zonder vervuld te zijn met Gods Geest zijn we een gemak­kelijke prooi voor de vijand en kunnen we ook niet succesvol geestelijk strijden en overwinnen. Zonder geestelijke wapenrusting geven we satan gelegenheid te infiltreren. Paulus zegt: “Neemt bij dit alles het schild des geloofs ter hand, waarmee gij al de brandende pijlen van de boze zult kunnen doven” Efeze 6 vers 16 (Ef. 06:16).

Ook geestelijke groei is een belangrijke voor­waarde voor het in vervulling gaan van Gods be­loften in ons leven. Wie niet geestelijk groeit stelt zich tevreden met ‘melkvoeding’ terwijl juist de ‘vaste spijs’ zo noodzakelijk is voor de verdere ontplooiing van ons geestelijk leven, zodat we het volwassen stadium in Christus zullen bereiken. Geestelijke groei heeft als een van de positieve gevolgen dat we leren onderscheiden wat van God afkomstig is en wat van satan afkomstig is, lees Hebreeën 5 vers 13 en 14 (Heb. 05:13-14). En onderscheiding gaat altijd vooraf aan overwinning. Wie niet geestelijk groeit zal ook niet ten volle de bescherming van Gods koninkrijk ervaren.

De duivel haat geestelijke groei. Maar daar moe­ten wij niet bevreesd voor zijn. Jezus sprak: Vrees niet, geloof alleen. Wees ook niet bang in een bepaalde hoek geplaatst te worden of een bepaald etiket opgeplakt te krijgen. Laten we be­reid zijn ten volle de weg met Jezus te bewande­len, opdat we ook ten volle ‘geborgen’ zullen zijn in Hem.

Alles gaat tot een climax komen

Gods bescherming hebben we in de komende tijd meer nodig dan ooit tevoren, want alles gaat tot een climax komen. Dat geldt zowel voor het nega­tieve, wat door satan bewerkt wordt, maar ook voor het positieve, wat God bewerkt door Zijn Woord en Geest. Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11) zegt: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler;… wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”. En met dat laatste heeft de waarachtige gemeente van Chris­tus te maken!

Niemand hoeft angst te hebben voor de toekomst, want al Gods beloften zijn in Jezus Christus, ja en amen! Als we werkelijk voor de volle honderd procent de Heer volgen, zullen wé onbevreesd verder gaan met de zekerheid van Psalm 91 in onze harten: “Want Gij, o Here, zijt onze toevlucht. De Allerhoogste hebben wij tot onze schutse ge­steld; geen onheil zal ons treffen, en geen plaag zal onze tent naderen; want Hij zal aangaande ons zijn engelen gebieden, dat zij ons behoeden op al onze wegen; op de handen zullen zij ons dragen, opdat wij onze voeten niet aan een steen stoten. (Onze opdracht): Op leeuw en adder zullen wij treden, jonge leeuw en slang zullen wij vertrap­pen” Psalm 91 vers 9 tot en met 13 (Ps. 091:009-013). Nieuwtestamentisch gezegd: Met Jezus zijn we meer dan overwinnaars!

Wie in de schuilplaats Godes is gezeten –

ontvangt een kracht vanuit Gods eigen troon.

Hij mag op leeuwen en op slangen treden –

die macht is hem verworven door Gods Zoon.

Die Mij bemint, spreekt God, zal Ik beschermen –

hij kent Mijn Naam, de kracht die daarin is –

lengte van dagen zal Ik aan hem schenken –

Mijn volle heil, Ik openbaar het hem gewis.

 

Reacties van lezers

Gods Geest werkt in T.B.R. inrichting

Broeder G. H. K. te Buren (Gld.) schrijft: “Gaarne geef ik mijn collega en broeder in de Heer op als abonnee op “Levend Geloof”. Wij werken samen in een T.B.R. inrichting (ter be­schikking van de regering gestelden) en het is fijn om te weten, dat als onze diensten parallel lopen, een medestander naast je te heb­ben. In onze aparte werksi­tuatie, welke onder justitie en psychopatenzorg valt, is het een zegen van God om een kind van de Heer naast je te hebben staan. Door samen te praten over artikelen in “Levend Geloof” en de samen­komsten, ervaren wij beiden onze eenheid in onze Heer Jezus Christus. Ook ervaren wij de enorme geestelijke strijd die vooral in onze werksoort zo opvalt bij de patiënten, maar ook bij de meerderheid van onze colle­ga’s. Maar onze Heer, die is, die was en die komt, heeft de overwinning reeds behaald! In de afgelopen maanden hebben tien patiën­ten welbewust gekozen voor Jezus Christus. Halleluja! En hoewel het ons verboden is te evangeliseren, leidt de Heilige Geest het zó, dat degenen die ‘rijp’ zijn, zelf vragen gaan stellen!”

Het koninkrijk der hemelen gaat open!

Zuster J. S. B.-D. te Sas van Gent, schrijft: “Door het blad “Levend Geloof” door te geven aan een ander, kan ik u een nieuwe abonnee opgeven. Wat een geweldig blad, dat ons meevoert in de onzichtbare wereld, waardoor het aards-gericht zijn ver­dwijnt en het Koninkrijk der hemelen opengaat. Ik wens u Gods rijke zegen toe, zolang het nog dag is, om de veel­kleurige wijsheid Gods be­kend te maken”.

Reacties in het kort uit het buitenland

“Graag een abonnement op “Levend Geloof”. Ik wil mij verdiepen en rijker worden in het Woord van God. “Le­vend Geloof” zal een goede hulp voor mij zijn, denk ik”

(L. D. te Kortrijk; België).

“Bij deze wil ik voor mijn schoonouders een geschenk- abonnement van uw blad “Le­vend Geloof” aanvragen. Ik ben erg blij met uw blad en wordt er iedere keer weer heerlijk door opgebouwd”

(T. K, -v. d. H. te Wald, Zwitserland).

“Mijn hartelijk dank voor uw blad “Levend Geloof”. Dit woord ‘levend geloof’ heeft een diepe betekenis voor de­genen die Jezus kennen. Ik sluit een kleine bijdrage in”

(M. E. M. -K. te Tustin Meadows, Calif., U. S. A.).

Nog enkele reacties uit ei­gen land: “Ik ben blij met blad. Ik werd door een broe­der en zuster uit de gemeen­te hier attent op gemaakt om het te lezen. Ik word echt gezegend door uw artikelen”

(R. v. T.-N. te Woudrichem).

“Wij vinden het een fijn maandblad, wat ons dichter tot de Heer brengt. Hierbij nog twee nieuwe abonnees”.

(W. J. G. te Voorburg).

 

Liefde door Judith Jacobs

1 Korinthiërs 13 vers 13 (1 Kor. 13:13)

“…maar de meeste van deze is de liefde”)

Wat zou het mij baten begiftigd te zijn

Met allerlei kennis en kracht.

Als ik al ’t geen ik aan rijkdom bezat

Aan and’ren ten offer bracht…

 

Welk nut zou het hebben gezegend te zijn

Met gaven, geloof of talent,

Als je Gods wetten plichtmatig vervult

Doch niet ‘in de Liefde’ bent…

 

Want eenmaal zal al ’t onvolkoom’ne vergaan,

En elk’ profetie zijn verstomd-,

Dan wordt ons de spiegel van raads ‘len onthuld,

Wanneer het volmaakte komt.

 

Waarin zou. ik roemen, zelfs als ik in tongen

Van mensen en engelen sprak,

Indien mij daarbij het mooist’ en het hoogst’:

De taal van de liefde ontbrak…

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Wijziging redactie

In de redactie heeft zich een wijziging voorgedaan, doordat broeder H. J. Scholten zich op mijn verzoek heeft teruggetrok­ken. Broeder Scholten meent een opdracht te moe­ten uitvoeren, die naar mijn mening valt buiten het kader van de opdracht van “Levend Geloof”. Wij willen ook vanaf deze plaats onze grote dank uitspreken voor de geloofsopbouwende artikelen die broeder Scholten in de afgelopen twee en een half jaar voor “Levend Geloof” heeft geschreven en wensen hem ook verder Gods rijke zegen toe!

De taak van “Levend geloof” (3)

Voor de der­de en voorlopig laatste maal willen wij nog iets schrijven over de taak van ons blad. Deze taak blijft ongewijzigd: de verkondiging van het vol­le evangelie in al zijn facetten in een voor iedereen begrijpelijke taal. “Levend Geloof” is in de eerste plaats een onafhankelijk verkondigingsorgaan en geen discussie- of oppositie-orgaan. Wij schrijven dit nog eens omdat we nog al eens vragen krijgen voorgelegd over wat anderen schrijven. Wij adviseren dan altijd contact op te nemen met de redactie van de betreffende bla­den. Wij hoeven geen verantwoording af te leggen over de publicaties van anderen. Dit betekent ook dat we wat anderen schrijven niet gaan ver­dedigen, maar ook niet aan gaan vallen. Wij zijn alleen verantwoordelijk voor wat we zelf schrijven.

Geen doel maar middel

Meermalen hebben we ook geschreven – en we herhalen het nog eens – dat “Levend Geloof” geen doel is, maar middel – één van de vele, die de Heer gebruikt opdat Zijn boodschap ingang zal vinden in de harten van ve­len. Wij willen daarom ook in dagelijkse afhan­kelijkheid van Hem onze taak vervullen, daarbij geleid door Zijn Woord en Geest, want die twee zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden. Dat bewaart ons ook voor dwalingen, want we willen niet fanatiek of extreem zijn, maar we zijn ook op onze hoede niet te verslappen. Want ook dat laatste is een levensgroot probleem, wat helaas door sommigen onvoldoende onderkend wordt.

Brochurenieuws

Verschillende brochures zijn momenteel uitverkocht. Het betreft: “De tegenstelling van het aardse- en het hemelse Jeruza­lem” en “Het Koninkrijk van de kleine kudde”. Van het boekje “Wat is uw naam?” zijn nog enkele exemplaren verkrijgbaar. Deze drie brochures worden niet herdrukt. Om misverstanden te voor­komen: de inhoud van deze brochures kunnen wij volledig onderschrijven.

Van de serie “Verkenningen rond het boek Openba­ring” zijn deel 1 (“Wat onthult het laatste Bijbelboek?” en deel 3 (“Wegen naar de volein­ding ) momenteel ook uitverkocht. Ze worden ech­ter herdrukt. Zij die reeds besteld hebben, krijgen de boekjes binnenkort toegezonden.

Verder verschijnt binnen enkele weken de brochu­re: Het boek Ruth als profetie’, welke eerder in de vorm van een serie artikelen in “Levend Ge­loof” werd gepubliceerd en voor velen tot grote zegen was.

Geen verwarring maar duidelijkheid

In deze eindtijd gaan twee dingen hoe langer hoe meer op de voorgrond treden. Het zijn ‘verwarring’ en ‘duidelijkheid’. Verwarring is bij uitstek het wapen dat satan hanteert, terwijl duidelijkheid datgene is wat Jezus in ieder leven brengt, die zich voor Hem openstelt. Wat voor duidelijkheid brengt Jezus aan? Hij stelt in de eerste plaats ‘orde op zaken’ door de mens te maken tot een nieuwe schepping. Door hem zijn zonden te verge­ven en hem te bevrijden uit satans macht. Het oude door satan beheerste leven moet plaats ma­ken voor het nieuwe leven van Jezus Christus. En om dit nieuwe leven gaat het! Dat weet ook satan en daarom is hem er alles aan gelegen dat de ontwikkeling van dit nieuwe leven wordt tegengehouden. Verwarring is ,daarbij Sén van de wapenen die hij, helaas soms met succes, in de strijd brengt. Dan blijft een gezonde groei van het nieuwe leven van Christus achterwege. En het is absoluut noodzakelijk dat we geestelijk groeien, opdat het volmaakte beeld van Jezus in ons ge­stalte gaat aannemen. “Levend Geloof” ziet het daarom als één van de onderdelen van haar op­dracht veel over ‘geestelijke groei’ te schrij­ven, wat zijn weerslag zal vinden in verschillen­de artikelen die de komende tijd in “Levend Ge­loof” zullen verschijnen.

 

De tempel Gods door Piet Snaphaan

God had Zijn bouwplan lang reeds klaar,

De bouwgrond zelfs geslecht voorwaar,

Doch wachtte rustig op Zijn tijd,

In Hem was alles voorbereid.

 

De Tempel Gods, die zou er komen.

Daar zou Hij immers zelf in wonen,

Want God is Geest, en anders geen,

Die woont niet in een gebouw van steen.

 

Hij zond Zijn Zoon, zoals bekend,

En legde zo het fundament,

De eerste steen werd ook gelegd,

Kwam op de hoek, zoals gezegd.

 

O Heer, wat zag u ’t ver vooruit,

Uw plan was groots, een wijs besluit,

Wij worden Heer, door U aanschouwt,

U wilt dat verder wordt gebouwd.

 

Wij zien het door Uw Geest volkomen,

U bouwde ons om in te wonen,

Levende stenen, uit U de Rots,

Een Geestelijk Huis, de Tempel Gods.

 

Langs een nieuwe en levende weg door Jan W. Companjen

“Daar wij dan, broeders (en zusters), volle vrijmoedig­heid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees en wij een grote priester over het huis Gods hebben” Hebreeën 10 vers 19 tot en met 21 (Heb.10:19-21) .

Het grote verschil

Er is een enorm verschil tussen: ‘een nieuwe levens­weg’ en hetgeen wij hierbo­ven als aanhef voor dit ar­tikel gebruiken, namelijk: ‘een nieuwe en levende weg’. Een nieuwe levensweg komt voort uit een menselijke be­slissing om voortaan braaf te leven. Niet meer te gaan ‘boemelen’, geen overspel meer te plegen, kortom een normaal huiselijk bestaan te gaan voeren met man, vrouw en kinderen. Bedriegerijen opzij te zetten en eerlijk te worden in de handel en omgang met de medemens. Maar ook de keuze voor een brave en fatsoenlijke kerkelijke weg, waarbij men zorgt dat iedereen het zijne krijgt, valt onder het begrip ‘le­vensweg’ . Zo’n weg, en men kan nog veel meer voorbeel­den noemen, begint zodra men daartoe een wilsbesluit neemt. Helaas vallen zeer veel mensen, denk bijvoor­beeld maar eens aan hen die verslaafd zijn aan roken, drinken, verdovende midde­len, medicijnen en pepmiddelen, weer terug in hun oude leven, omdat zij gebonden zijn door bepaalde machten en/of door gebrek aan inner­lijke kracht.

Zoals reeds gezegd, komt het besluit om een nieuwe le­vensweg te gaan bewandelen voort uit de wil van de mens. Hij is op de goede weg en weet dat het anders moet. Het kan niet anders of in­nerlijk is hij tot deze daad aangezet.

Het verlangen naar een ‘geestelijk’ leven heeft ve­len, vooral jongeren, op een nieuwe levensweg gebracht onder de occulte leiding van één of andere oosterse gods­dienst. Het is daarom zo be­droevend dat de enige echte nieuwe en levende weg, die er is in Jezus Christus, door deze zoekende zielen niet werd of wordt gevonden.

Jezus is het antwoord

De wereld is in barensnood, omdat zij zucht naar de bevrijding van de dienstbaar­heid aan de vergankelijkheid Romeinen 8 vers 21 (Rom. 08:21). De mens zoekt naar herstel van de-schep­ping en eeuwig leven. De ko­mende jaren zal duidelijk worden, wereldwijd, dat de nieuwe en levende weg van Jezus Christus dé oplossing is voor de mens in persoon, maar ook voor alle problemen in de gehele wereld. Wij als gelovigen, die de hoge weg gevonden hebben, zullen daarbij een bijzondere taak te vervullen hebben. De tijd dringt, de opleidingstijd werpt zijn vruchten af en wij zullen de handen ineen moeten slaan opdat datgene zal kunnen gaan geschieden waartoe de eindtijdgemeente geroepen is.

Na te hebben stilgestaan bij een nieuwe levensweg op het menselijke vlak, willen wij nu aandacht gaan besteden aan de nieuwe en levende weg die ons in Christus geschon­ken is. Een weg die er is om op voort te gaan. Op een weg is beweging en voortgang. Een ieder die zich daarop bevindt heeft een doel. Hij of zij is een levend gemaak­te, die weet dat zijn gaan, zijn doel, in overeenstem­ming is met Gods wil. Daarom is die weg een levende weg. Een weg vol verrassingen, vol leven en overvloed. Het is goed daarop te gaan. De mens wil leven en als het kan wil hij eeuwig leven, dat is een verlangen dat vanaf de schepping in de mens is blijven bestaan.

Willen wij weer tot dat doel komen, dat wil zeggen on­sterfelijk worden naar geest, ziel en lichaam, dan zullen wij op die weg moeten gaan. Wij zullen ontdekken dat wij met Jezus Christus op weg zijn. Dat wij een wo­ning bij Hem gevonden hebben en dat die geestelijke inwo­ning bij Hem eeuwig en on­aantastbaar is. Maar er is meer. Op die weg kunnen wij eten van de ‘boom des le­vens’ en mogen wij onderwe­zen worden in het volkomen verstaan van het Goddelijk wezen dat ons in Christus is en wordt geopenbaard. Het joodse volk heeft bij haar uittocht naar het beloofde land daar reeds een voor­proefje van gehad. Het is ook daarin voor ons een voorbeeld. Het bloed van het lam, geslacht voordat men uittrok uit het land der slavernij, zorgde er voor dat de verderfengel aan hen voorbij ging. Men werd gered door het bloed van het lam.

Maar er is meer. Het eten van het lam, dat onberispe­lijke lam, dat voor hen ge­slacht was, bracht herstel en kracht, zodat het gehele volk van God zonder proble­men van ouderdom of ziekte kon uittrekken langs die door God zelf aangewezen weg naar het beloofde land. In Psalm 105 vers 37 (Ps. 105:037) lezen wij dat bij die uittocht niemand onder hen meer struikelde. Zij aten in de woestijn van het manna dat dagelijks uit de hemel neerdaalde, zij moesten daarbij leren te wandelen in overeenstemming met de wil van God. Hij zorgde voor zijn volk, dag en nacht. Veertig jaren lang bleven zij sterk en krachtig. Maar er gebeurde meer, ook hun kleding en hun schoeisel verouderde niet en hun voeten zwollen niet, zie Deuteronomium 8 vers 4 en Deuteronomium 29 vers 5 (Deut. 08:4; Deut. 29:05).

Jezus is het ware Lam Gods. Wij weten of wij moeten we­ten dat Hij aan ons voor dat doel gegeven is. Johannes de Doper wees meteen op dit feit dat Jezus het Lam Gods was dat de zonde der wereld weef neemt. Hij haakte daarmee direct in op het joodse paasfeest met het paaslam. En uitgerekend op dat joodse paasfeest werd Jezus Chris­tus gekruisigd, voor het volk geofferd.

God wil vele zonen hebben

Jezus is ook het ware manna, dat eeuwig leven geeft, zie Johannes 6 vers 31 tot 49 en vers 58 (Joh. 06:31-58; Joh. 06:58). Door Hem te her­kennen en te erkennen als Lam Gods en het brood des levens, zullen wij een weg gaan die Goddelijk is en die het beloofde land tot eind­bestemming heeft. God de Va­der wil dat wat met Jezus Christus, als eerstgeboren Zoon is gebeurd, ook met ons zal plaats vinden. Hij wil vele zonen hebben en met ons heeft Hij de hele wereld op het oog. Hij zal ons dage­lijks heiligen, afzonderen en bewaren, zodat wij één worden in Hem,  zie Romeinen 8 vers 17 tot 21 (Rom. 08:17-21). Laten wij ons afwenden van datgene wat ons steeds door menselijke ideeën van wat goed en niet goed is, in het slob heeft gebracht. Luister persoon­lijk naar Hem die u persoon­lijk heeft verzegeld met Zijn Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij zich ver­worven heeft tot lof zijner heerlijkheid, Efeziërs 1 vers 13 en 14 )Ef. 01:13-14) .

Nog zijn vele christenen en groepen van christenen op zichzelf gericht en op eigen opvattingen. Door daarin te volharden dreigt het gevaar dat we terecht komen in de houding van Israël tegenover zijn medemens, de zogenaamde heiden. Israël ging prat op zijn uitverkiezing en wees de rest af. En dat terwijl juist dat volk uitverkoren was om anderen tot zegen te zijn. Ook intern, dat wil zeggen in engere zin als volk onder elkaar, gaat het dan verkeerd en gaat men el­kaar afwijzen. Zie bijvoor­beeld naar de Farizeeën en Schriftgeleerden die zich afkeerden van het ‘gewone volk’ die naar zij zeiden de schrift niet kenden. Zo’n houding, zo’n instelling leidt naar scheuring en ver­snippering.

Wij moeten op de hoge weg onze éénheid vinden in Hem die ons allen gekocht en be­taald heeft en niet in het feit dat we het toevallig (?) met elkaar eens zijn.

Er moet nu en in de toe­komst, altijd ruimte zijn voor verschillende accenten en voor, omdat de kennis steeds meer vermeerderd zal worden, nieuwe inzichten en openbaringen.

Jezus wil, nu in onze tijd nu we er een stuk woestijn- reis op hebben zitten, zijn gemeente bijeen brengen en gebruiken als levende stenen tot opbouw van Zijn huis. En Zijn huis zijn wij, zie He­breeën 3 vers 8 (heb. 03:08).

Het is opstandingsdag

Er zijn vele beschavingen voor ons geweest. Zij hebben ons veel nagelaten. Maar ze zijn stuk voor stuk door ge­brek aan Geesteskracht – dat is scheppings- en herscheppingskracht – ten onder ge­gaan. Nu echter, na 2000 jaar Christendom, is het de tijd dat de gemeente van Je­zus Christus op haar voeten zal gaan staan. Het is opstandingsdag en dat is een dag tot eer en glorie van Hem die ons op de weg, Zijn weg, zal voorgaan.

U opent een vergezicht dat ons bekoort –

en zelf bent u daartoe de weg en de poort.

Dank, Here, voor de waarheid dat U als de Zoon –

ons leven vernieuwt u tot sieraad en kroon.

U straalt als de morgenster, helder en klaar –

Wij worden de lichtende dag reeds gewaar.

Vol dank is ons hart, Heer, want zo bent U zelf –

Belofte en waarborg voor alle herstel.

Wij willen in dit spoor ver­der gaan en steeds duidelij­ker verstaan en onderschei­den wat als Lichaam van Christus, als gemeente van Christus ons doel, Zijn doel; onze taak, Zijn taak is. Als persoon, als groep, als blad, enz. Eén ding staat daarbij voorop name­lijk dat we elkaar opbouwen in geloof en liefde. Amen.

 

Volharding (gedicht) door Piet Snaphaan

Geloof Gods Woord, volhard daar in,

Laat nooit uw geloof verzanden,

Volhard dan telkens in die zin,

God zelf gaf ’t ons in handen,

Leg twijfel steeds aan banden.

 

Houd vast dat Woord, het bouwt ons op,

’t Leert ons de Hoge Weg te gaan,

Volharding voert ons naar de top.

Zie dan omhoog, en klim spontaan,

Al die volhardt, komt veilig aan!

 

Vernieuwing en herstel door Folkert Pool

Beleven wij het koninkrijk Gods?

In het gesprek met Nicodémus wijst de Heer Jezus er op dat na wedergeboorte de mens het Koninkrijk Gods kan gaan zien. We kunnen het Konink­rijk Gods zelfs beërven, we krijgen er deel aan en gaan het ervaren. Het Koninkrijk Gods is de geestelijke we­reld waarin Jezus Christus koning is. Het bestaat uit vrede, blijdschap en ge­rechtigheid.

Toch komt het nog vaak voor dat kinderen Gods dit Ko­ninkrijk maar heel miniem beleven, terwijl hun koning wil dat ze leven hebben en overvloed, dat heil en goedertierenheid hen zullen volgen al hun levensjaren. De Heer verlangt het goede voor hen die Hem volgen en zal hen alles doen gelukken 18 mits ze op Hem vertrouwen. Er is een toename, een groei, mogelijk in het deel hebben aan de schatten van Gods Koninkrijk. Barmhartig­heid, vrede en liefde kunnen worden vermenigvuldigd, Ju­das vers 2 (Judas 01:02) .

We doen negatieve praktijken die bij onze oude mens horen weg en doen positieve eigen­schappen aan. Dat schreef Paulus aan de gemeente te Colosse. Deze gemeenteleden moesten hieraan werken, dit was bij hun bekering niet als bij toverslag allemaal opgelost en vernieuwd. Het herstel, de omschakeling, de toewijding, de genezing, juist ook ten behoeve van de ziel gaat door tot de volle kennis naar het beeld van onze Schepper (Kolossenzen 3).

Voor vele kinderen Gods is dit een raadsel, een gehei­menis. Ze beleven er zo weinig van. Romeinen 12 vers 2 (Rom 12;02)zegt: “Wordt hervormd door de vernieuwing van uw den­ken” .

Denken we aan ondankbare, ontevreden, leugenachtige, hatelijke, hebzuchtige of afgunstige dingen dan zijn we zo… dan heet dat ‘ons karakter’. We komen bij de ander ondankbaar, hebzuch­tig of ontevreden over.

Iemand die altijd ontevreden woorden spreekt is een onte­vreden mens. Immers een goe­de boom brengt vanzelf goede vruchten voort en een slech­te boom slechte. Men plukt toch geen druiven van een doornstruik of omgekeerd?

Hoe krijg je daar verande­ring in? Wanneer je ontevre­den bent met de situatie waarin je verkeert, met je uiterlijke verschijning bij­voorbeeld, kaal of rood haar, met je baan of met je vrouw? Je vindt misschien dat je terecht ontevreden bent, evenals Jona die onte­vreden was over de situatie waarin God hem bracht, ter­wijl God enkel het goede met hem en de bewoners van Ninevé voor had.

Waarom is de ene mens tevre­den met een ‘lelijk eendje’ en een ander ontevreden met een Mercedes? Deze karakter­eigenschappen zijn zo ge­vormd, hebben zo gestalte aangenomen in die mensen.

Zoals de ene boom recht groeit en de ander scheef. Een boom in ideale omstan­digheden groeit mooi recht, maar door allerlei oorzaken van buitenaf, zoals stor­men, vernielingen, ziekten, wordt hij misvormd.

Goede voornemens brengen geen herstel

Veel mensen hebben last van hun onhebbelijkheden, ze willen zo niet zijn. Zij we­ten ook wel dat het leven van een blij, onbezorgd mens veel mooier is dan van een zwartgallig iemand vol zorgen en negativiteit.

Maar hoe is dit te verande­ren? Door tegen een zieke te zeggen: ‘wees toch wat gezonder, heb toch wat meer gezondheid’, help je hem niet. Door tegen een ondank­baar kind te zeggen: ‘wees toch eens wat dankbaarder’, daar wordt dat kind niet dankbaarder van. Daardoor verandert zijn gezindheid niet. Een ontevreden mens die de dag begint met het goede voornemen vandaag te­vreden te zijn, wordt een teleurgesteld mens, een on­gelukkig mens. Goede voorne­mens herstellen en vernieuwen ons niet. We willen met een voorbeeld uit de Bijbel dit nog iets verder uitwer­ken.

David was een man Gods, een vriend van God, een man naar Gods hart en toch ging het fout. David was niet vrij, hij was door onreinheid gei’ bonden. David was zo door hartstochten overweldigd, dat hij niet meer weet wat hij doet en zelfs Uria ver­moordt. (Hieruit blijkt dui­delijk dat een kind van God wel degelijk gebonden kan zijn).

Iemand met veel geest, pleegt geen overspel, zegt de Bijbel. David had veel geest, maar zijn geest heerste niet altijd)

Het grote verschil met het oude verbond

Dit is het grote verschil tussen kinderen Gods die leven in het Koninkrijk Gods, na de overwinning van Jezus Christus, en hen die in het oude verbond leef­den. In Matteüs 11 vers 11 (Matt. 11:11) zegt Jezus tegen de scha­ren: “onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, is er niemand opgestaan, groter dan Johannes de Doper, Maar de kleinste in het koninkrijk der hemelen is groter dan hij”. Johannes was de grootste van het oude ver­bond, maar de kleinste (misschien u of ik) is gro­ter dan hij. De kleinste (u of ik) is dus, levend in het Koninkrijk der hemelen, groter dan David) David pleegde overspel met Bathseba, maar in 1 Korinthiërs 6 vers 10 (1 Kor. 06:10) lezen we dat geen overspeler het Ko­ninkrijk Gods zal beërven.

Dan komt er iemand, een broeder of zuster, in het geval van David, de profeet Nathan en die zegt er iets van, die vermaant. Wat doet David? Hij reageert posi­tief (Psalm 51). Hopelijk reageren wij ook positief op een vermaning of op één of andere terechtwijzing van de Heer. David erkent zijn schuld, heeft berouw, vraagt vergeving en bidt om een rein hart en een vaste geest Psalm 51 vers 12 (Ps.051:012), de heilige Geest Psalm 51 vers 13 (Ps. 051:013), een gewil­lige geest Psalm 51 vers 14 (Ps. 051:014). David had goed begrepen dat het brengen van slachtoffers en brandoffers, of het doen van allerlei grote, wel­licht goed gemeende belof­ten, de situatie en de re­latie tot God niet verbe­tert Psalm 51 vers 18 (Ps. 051:018).

Jesaja schrijft dat het on­ze zonden zijn die schei­ding maken tussen ons en onze God. Het contact met God als onze Vader wordt er door verbroken. Wanneer we de Heilige Geest laten wer­ken, waar David zo duide­lijk om vraagt in Psalm 51, zal Deze ons overtuigen van zonde, namelijk de zonde dat de wereld niet in Je­zus Christus gelooft.

In Jezus Christus geloven is niet alleen: behouden zijn. Het is veel meer. We gaan door de deur naar bin­nen, maar blijven niet bij de deur staan, maar volgen Hem op de weg omhoog. Wan­neer een leraar een moeilij­ke som uitlegt, kan een leerling zeggen: ‘Ik kan u niet volgen’, dat wil zeg­gen: ‘Ik begrijp u niet, ik kan uw gedachtegang niet volgen’. Dat is nu precies wat we graag willen, we wil­len de gedachten van Jezus Christus volgen, overnemen, uitwerken.

Het gaat om het evangelie van Jezus

Het is niet zo belangrijk op welke leeftijd Jezus voor het eerst in de tempel kwam of hoe zijn moeder heette, maar wat Hij ons duidelijk wil maken. Dat willen we ontdekken, we willen Hem ten diepste leren kennen, want dat is eeuwig leven Johannes 17 vers 3 (Joh. 17:03) Niet het evangelie over Jezus, maar het evangelie van Jezus heeft ons verlost. We zijn het Koninkrijk Gods binnengegaan, we verkennen het, we nemen het weer in bezit. Alles wat de boze, de vijand heeft geroofd aan ge­zondheid, vreugde, vriende­lijkheid, goedheid en trouw, gaan we terug winnen. We ro­ven zijn wapenrusting en verdelen de buit. Prijs de Heer I

In Lucas 11 vers 20 tot 22 (Luc. 11:20-22) zegt Jezus: “Maar indien Ik door de vinger Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen. Wanneer een sterke, goed bewapende man zijn ei­gen hof bewaakt, is zijn be­zit in veiligheid. Maar wan­neer iemand, die sterker is dan hij, hem aanvalt en hem overwint, rooft deze zijn wapenrusting, waarop hij vertrouwde en verdeelt zijn buit”. Jezus zegt in vers 20 dus dat dit de werkwijze is waardoor het Koninkrijk Gods (vrede, blijdschap en gerechtigheid) over ons komt. We moesten het para­dijs uit, maar herwinnen het voet voor voet. Hande­len is ons parool, immers ‘niet wie zegt Here, Here, maar wie doet de wil van God’, komt verder in het Koninkrijk Gods.

De Heer verandert en her­stelt ons van binnen uit door Zijn Geest zodat we weer gaan deugen. Vaak zijn we ondeugdelijk opgevoed, maar de Heilige Geest voedt ons op tot alles wat deugt: het goede, welgevallige en volkomene. Zo komt Gods nieuwe schepping tot open­baring tot verheerlijking van Zijn Naam. Zo is wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voor­bij, het nieuwe is gekomen. Wie in Christus is zal nim­mer struikelen, zal nimmer in de duisternis wandelen.

Wie op de Heer vertrouwt is onaantastbaar.

Deze teksten zijn honderd procent waar, maar ben ik altijd in Christus? Dat is de vraag waar het om gaat. Velen verlangen naar een diepe gemeenschap met de Heer en toch…

Er kunnen belemmeringen zijn, frustraties, negatie­ve gevoelens, gebondenheden, waardoor we niet verder ko­men waardoor we niet ten volle deel krijgen aan de heerlijkheden Gods.

(wordt vervolgd).

 

Vernieuwing en herstel door redactie

Dit was het eerste van een serie artikelen die broeder Folkert Pool schreef over karaktervernieuwing oftewel herstel van de ziel, waar­bij ook tegenwerkende mach­ten die de weg naar volko­men herstel in de weg staan, besproken zullen worden. Van Folkert Pool, die voorganger is van de volle evangelie gemeente “Perspectief” te Leeuwar­den, publiceerden wij reeds eerder met veel zegen een serie artikelen onder de ti­tel: “Hoe voeden wij onze kinderen op?” .

 

Godsdienst door Gert Jan Doornink

‘Godsdienst is opium voor het volk’. Deze bekende uit­spraak van Karl Marx, de grondlegger van het socia­lisme en communisme, geeft weer hoe hij over godsdienst dacht. Zo zijn er velen die wel een bepaalde opvatting over godsdienst hebben, zonder te beseffen wat het werkelijk betekent. Als ons de vraag gesteld wordt: ‘welke godsdienst heb je?’ geven we meestal antwoord in de trant van ‘katholiek’, ‘hervormd’, ‘gereformeerd’ en dergelijke. Maar dan geven we alleen te kennen tot welke kerk of gemeente we behoren en het Christendom kent vele denominaties.

De werkelijke betekenis van het woord ‘godsdienst’ is echter: staan in dienst van God. Daarom kan alleen een kind van God, ‘godsdiens­tig’ zijn in de juiste zin van het woord. Er is veel godsdienstigheid die met godsdienst niets te maken heeft. Iemand die niet be­keerd en wedergeboren is kan ook niet godsdienstig zijn. Als hij het wel meent te zijn is zijn godsdienst een karikatuur van wat God bedoelt.

Eerst zullen we de levende God moeten leren kennen door geloof in Jezus Chris­tus. Tenzij iemand wederom- geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien, heeft Jezus gezegd. Maar het is ook belangrijk hoe wij Jezus kennen’. Dat wil zeggen: willen we Jezus le­ren kennen, zoals Hij zich in de Schrift heeft geopenbaard? Of denken we dat het voldoende is als we Hem ken­nen als onze Zaligmaker, waardoor wij eens ‘in de hemel’ komen? Jezus werke­lijk leren kennen betekent: verlost en bevrijd zijn èn blijven uit satans macht, met Jezus overwinnaar zijn en Zijn beeld tot openbaring brengen. Dus meer en meer de volkomenheid van Jezus in ons leven gestalte geven.

Het leven van Jezus moet ‘uitstraling’ hebben vanuit ons leven naar anderen. Wij staan immers in dienst van God? Petrus zegt dat wij geroepen zijn om de grote daden Gods te verkondigen’. 1 Petrus 2 vers 9 (1 Petr. 02:09).

Onze opdracht wordt op vele plaatsen in Gods Woord dui­delijk weergegeven. Maar die opdracht uitvoeren is dus alleen mogelijk als we werkelijk godsdienstig zijn.

De apostel Jacobus geeft in zijn brief een duidelijke definitie over godsdienst. Hij zegt: “Zuivere en onbe­vlekte godsdienst voor God, de Vader, is: omzien naar wezen en weduwen in hun druk en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren” Jakobus 1 vers 27 (Jak. 01:27). Jacobus spreekt hier over ‘zuivere en onbevlekte godsdienst’. Er is – helaas ook bij sommige kinderen Gods veel ‘onzuivere en bevlekte ‘ godsdienst. Dan heeft satan nog een vinger in de pap. Een gebonden en vleselijk leven is God niet welgevallig. We zullen ons onbesmet van de wereld moe­ten bewaren. De duivel geen voet geven, om het met Paulus te zeggen. Vol zijn van Gods Geest, zodat Zijn kracht en liefde door ons leven zich gaat openbaren.

Jacobus spreekt over het ‘omzien naar weduwen en we­zen in hun druk ‘. Ruimer gesteld zouden we kunnen zeggen: bewogenheid hebben voor het verlorene, het mis­deelde en het verdrukte.

Geen bewogenheid alleen die voortkomt uit het gevoelsle­ven, want dat brengen vele niet-christenen ook nog wel op. Maar bewogenheid die bij waarachtige christenen zijn oorsprong vindt in het geloof in de Zoon van God.

Hij stond in dienst van God op een volkomen wijze. Hij ging geen moment opzij voor de aanvallen en intriges uit het rijk der duisternis. Maar hij ontmaskerde en overwon de vijand. Hij is daarom het grote Voorbeeld voor ons wat godsdienst betekent! Zullen we Zijn voorbeeld volgen?

 

Gedachten over het boek Job door Nico Goverts -7-

Jobs geestelijke worsteling nadert hoogtepunt

In hoofdstuk 19 komt Job tot een hoogtepunt in zijn geeste­lijke worsteling. Bildad heeft zojuist nog weer eens uit­voerig uiteengezet hoe slecht het met de goddeloze afloopt. Maar Job ervaart in zijn geest dat hij bij dit vrome betoog niet leven kan. Zijn bestaan staat op het spel; zijn diepste identiteit is ermee gemoeid.

Zal de identiteit van de mens Gods voor altijd verloren gaan? Zal Job in de vergetelheid verdwijnen, neergeveld door de aanklacht van zijn vrienden, zonder dat iemand ooit gewe­ten heeft wie hij werkelijk was?

Daar zien we de opzet van de boze: de identiteit van de rechtvaardige zo te verduisteren, zo uit te wissen, dat nie­mand meer weet wie hij is; het wezen van de mens zo te ont­wortelen, zo uit te blussen, dat het onmogelijk wordt, hem nog te identificeren. Het is veelbetekenend dat deze en der­gelijke uitdrukkingen dan ook telkens gebezigd worden in de gesprekken van Job en zijn vrienden: Bildad spreekt van uit­geblust worden: “Het licht in zijn tent verduistert, en zijn lamp boven hem wordt uitgeblust” Job 18 vers 6 (Job 18:06), ook in het vijfde vers vermeldt hij al dat het licht uitgeblust wordt), en dan heeft hij het over de goddeloze maar hij bedoelt Job.

Zelf beleeft Job dit trouwens ook zo, want hij heeft in hoofdstuk 17 verklaard: “Mijn leven (letterlijk staat er: mijn geest) is verwoest (een andere vertaling zegt: murw geworden), mijn dagen zijn uitgeblust”(vers 1).

Hij is zich bewust: het is een aanval op zijn geest. En de geest van de mens is inderdaad zijn leven; de geest van de mens is een lamp des Heren. Nu is het in het boek Spreuken een bekende, meermalen voorkomende uitspraak, dat de lamp der goddelozen uitgeblust wordt. Hier echter gaat het om een bij uitstek rechtvaardige.

De duisternis wil het wezen van de mens slopen

Als de lamp van de mens Gods wordt gedoofd, wat betekent dat? Dan weet hij niet meer wie hij is. Dan is het laatste licht op aarde verdwenen. Wanneer de vuurtoren geen schijn­sel meer geeft, wat zullen dan de naderende schepen doen; hoe zal het aflopen met degenen die op zee hun weg zoeken?

“Mijn dagen zijn uitgeblust”, zegt Job. En iemands dagen, dat is een specifieke geladen uitdrukking in het Hebreeuwse denken: dat is zijn levenstijd, dat is zijn heilstijd, dat is de ruimte van zijn bestaan.

Zo spreekt Jezus over de dagen van de Zoon des mensen, dat zijn de dagen waarin de Mensenzoon tot gestalte komt, zijn identiteit vindt. En dan kondigt Jezus aan: “Er zullen dagen komen, dat gij zult begeren één der dagen van de Zoon des mensen te zien en gij die niet zult zien” Lucas 17 vers 22 (Luc. 17:22). Een tijd waarin de identiteit van de Zoon des mensen, dat is de ware Mens, zoals die allereerst ten volle in Jezus gestalte kreeg, verduisterd zal worden; een tijd als in de dagen van Job.

Zo is heel de rede van Bildad in hoofdstuk 18 in feite een beschrijving, om aan te geven hoe de duisternis de wezensstructuur van de mens Gods wil slopen. “Hij wordt weggerukt uit zijn tent, waar hij zich veilig voelde;… In zijn tent huist wat niet bij hem behoort, zwavel wordt over zijn wo­ning gestrooid” Job 18 vers 14 en 15 (Job 18:14-15). De opzet is glashelder: de mens moet worden uitgezwaveld. Als men een mens uit zijn tent rukt, dan wordt hij een ontheemde, een vervreemde, die niet meer thuis is bij zichzelf. De tent van de mens is de gestalte van zijn bestaan.

Zoals van Abraham gezegd wordt dat hij zat in de ingang van zijn tent. En als er dan bezoekers komen, gaat hij uit zijn tent hen tegemoet. Dat is in diepste zin existentie; want existentie betekent eigenlijk: naar buiten treden, tevoor­schijn komen, vanuit je bestaansgrond ontstaan. Maar dat is nu precies wat de duisternis de mens niet gunt; de mens moet van zijn bestaansgrond losgeslagen worden.

Wanneer God de identiteit van het nieuwe Jeruzalem wil be­schrijven, dan gebruikt Hij daarvoor het beeld van een tent waarvan de koorden nimmermeer verscheurd zullen worden, een tent die niet terneer geworpen zal worden, zijn pinnen zullen in der eeuwigheid niet uitgetrokken worden Jesaja 33 vers 20 (Jes. 33:20).

God wil de mens tot zijn identiteit brengen

God geeft het bestaan bestendigheid. Dat is identiteit; een begrip dat immers te maken heeft met ‘idem’, dezelfde. Zoals van de Zoon getuigd wordt dat Hij gisteren en heden dezelfde is, en tot in eeuwigheid. Dat wil zeggen: de Christus heeft identiteit, Hij is de tent die nooit meer opgebroken wordt, maar die bestendig staat, voor eeuwig in de hemelen gegrond.

God is het immers die in de hemelen een tent gesteld heeft voor de zon; in dit beeld uit Psalm 19 herkennen we hoe de Here der heerscharen in hemelse gewesten een tent heeft op­gericht voor de Zonne der gerechtigheid, voor de Christus, het eeuwig licht.

We zien in dit alles een basisprincipe: de duisternis zoekt altijd naar de onschuldige. Daarom kent het Oude Testament die typerende uitdrukking: onschuldig bloed, een begrip dat zich voortzet tot in het evangelie, waar tenslotte Judas moet verklaren ten aanzien van Jezus: “Ik heb onschuldig bloed (onbestraffelijk bloed) verraden” Matteüs 27 vers 4 (Matt. 27:04). God verlangt ernaar en verheugt zich erin, wanneer er ergens een onschuldige is, dat die tevoorschijn gebracht en bevestigd wordt. God geniet ervan, als Hij op aarde een onbestraffe­lijk mens vindt. De duisternis daarentegen spant zich tot het uiterste in, opdat er op aarde toch maar geen enkele on­schuldige gevonden zal worden.

God houdt van het onschuldige. Zoals het slotakkoord van de profeet Joel de gedachte des Heren zo schitterend verwoordt: “En Ik zal hun bloed onschuldig verklaren, dat Ik niet on­schuldig verklaard had” Joël 03 vers 21 (Joël 03:21). God zoekt niet: kan Ik een reden vinden om die mens te verwerpen? Wat Hem bezig­houdt, is: hoe kan Ik die mens tot zijn identiteit brengen? Hoe kan Ik zijn tent vast zetten?

Dat is de grote worsteling van de geschiedenis: dat de schuldeloze tevoorschijn zal komen. Daarvoor werd onbe­straffelijk bloed vergoten, om de claim der duisternis op te heffen, om de eeuwenlange aanklacht tot zwijgen te bren­gen, opdat de mens eindelijk, na eindeloze zwerftocht ein­delijk, zou mogen komen tot, zou kunnen gaan naar zijn eeuwig huis, dat is zijn oer-huis, vanouds zijn thuis; dat is tegelijk (die twee vallen samen) zijn eind-huis, na dit geen ander meer, nooit meer woningnood, de huur opgezegd en op straat gezet, verdreven van de haard en de kou inge­jaagd; dit is het laatste huis, zoals Jezus de laatste Mens is, de mens van het eindstadium; dit is het eind-huis, ver­huizen is nu voorbij, eindelijk voorgoed voorbij.

Zo is Job op weg naar zijn eind-huis. Maar onderweg is daar nog steeds vriend Bildad, onvermoeibaar in het sloperswerk. Van onder zullen zijn wortelen verdorren, en van boven zal zijn tak afgesneden worden, zo vervolgt hij zijn vonnis over de goddeloze, dat wil zeggen: over Job. De mens wordt tot in de wortel aangetast, de bestaanskern wordt tot levenloosheid gedoemd; immers, de wortels vormen de bron waardoor de boom bestaat; dank zij de wortels kan de boom inderdaad existeren, naar buiten treden, gestalte aannemen.

Zijn gedachtenis zal vergaan van de aarde, en hij zal geen naam hebben op de straten” Job 18 vers 17 Statenvertaling (Job 18:17). Zo wordt over het lot van Job beschikt. De opzet van de duis­ternis treedt hier duidelijk aan de dag: de mens, de mens Gods moet gevoerd worden in de vergetelheid, in de naam­loosheid. In de Schrift staat of valt alles met gedachte­nis. Het is een grondstructuur van het zijn. De mens is er, omdat God aan hem denkt. Daar leeft hij van, van het geden­ken Gods. Waar het gedenken Gods ophoudt, daar is de dood. Dan is men vergeten, uit het hart, als een dode. Want in de dood is geen gedenken.

Gods laatste wapen is ontferming

Maar God heeft een weg gebaand om te blijven gedenken. Tot over het graf, voorgoed zijt Gij ons met uw tederheid nabij. Die tederheid is Bildad vreemd. Vrome geesten zijn hard. Maar Gods laatste wapen is ontferming. In God is een diepe bodem van tederheid.

Gedachtenis is datgene in een mens wat onuitwisbaar aanwezig is. Het is het beeld Gods in de mens. Wanneer iemands gedachtenis vergaat, dan betekent dit: nimmer kreeg in die mens het beeld Gods een kans. Een onpeilbaar stuk tragiek. Hier raken we aan de grenzen van ons denken. Kan het onuit­wisbare in een mens worden uitgewist? Kan een mens zo ver­vreemd raken, zo ontluisterd, dat het beeld Gods in hem on­vindbaar is geworden?

Job roert dit punt aan, meteen in de aanhef van hoofdstuk 19, wanneer hij de vraag stelt: “Hoelang nog zult gij mijn ziel grieven en mij met woorden verbrijzelen?” Dit laatste woord betekent in feite: tot molm maken. Dat is hetgeen Job heel diep ervaart als de tactiek van de verderver: het doel is dat straks de hele wezensstructuur van deze knecht des Heren als een vermolmde boom in elkaar zal storten.

De identiteit van de mens moet tot molm worden, zodat nie­mand meer kan zeggen: dit is de mens. Zodat die mens niet meer zal kunnen verklaren: ik ben. Bij Jezus zien we die confrontatie zich toespitsen: juist op het moment dat Hij de uitspraak poneert: “Eer Abraham was, ben Ik” Johannes 8 vers 58 (Joh. 08:58, letterlijk: Ik ben), gaat de agressie op Hem losbreken, want dan staat er meteen: “Zij namen dan stenen op om naar Hem te werpen” Johannes 8 vers 59 (Joh. 08:59) .

Daar wordt het verzet vanuit de onzienlijke wereld openbaar, het verzet dat zich speciaal richt tegen de mens Gods die weet wie hij is, de mens Gods die de moed heeft om rustig, vanuit een in de Vader verankerde geest, te kennen te geven: ik ben.

De duisternis verwekt gedachten van verwerping

Zo bemerken we dat speciaal de mens Gods het mikpunt is, en in het bijzonder is het zijn identiteit die door de mangel gaat. Hoe vaak lijden juist kinderen Gods onder gevoelens van minderwaardigheid, onder gedachten van verwerping. Dan is het goed te onderkennen wat daarachter zit. Het doel van de boze is: molm.

Zijn oogmerk is: geen identiteit. Zoals het was voordat het scheppingswoord van God structuur aanbracht: de aarde nu was woest en ledig, letterlijk: ordeloos en vormeloos, een amorfe massa, daar verlangt de duisternis naar terug. Molm kan men gemakkelijk onder de duim houden; molm heeft weinig weerstandsvermogen, het heeft geen structuur en geen be­stand. Het valt uiteen door gebrek aan innerlijke samenhang.  De mens Gods moet opgelost worden, verdund tot schim, verijld tot damp. Opdat niemand meer zal kunnen zeggen: daar is iemand.

“Heb ik dan werkelijk gedwaald, woont de dwaling bij mij?” Job 19 vers 4 (Job 19:04), zo vraagt Job vertwijfeld. Mijn dwaling zal bij mij vernachten, zegt de Statenvertaling en een andere weergave leest: Als ik nu werkelijk eens ontspoord zou zijn, zou mijn ontsporing dan bij mij verblijven? Job vraagt zich af: blijf ik dan dwalen tot mijn dood, zal ik dan in mijn verdooldheid sterven? Kom ik dan nooit meer uit dit labyrint, uit dit donkere bos, tot de nacht valt, de paden onvindbaar, geen weg terug, en dan maar vernachten in dat sombere bos, de donkere nacht, de laatste nacht, waar geen dag meer op volgt, waar geen roepen meer helpt, want allen zijn allang naar huis gegaan, alleen de dwaling is nog bij mij.

Is een ontsporing levenslang? Want als verdooldheid bij de mens vernacht, hoe zal hij ooit nog op het spoor komen van wie hij is? Zal dan voor immer gaan teloor het oerbeeld dat van God uit in zijn wezen lag?

“Erkent toch, dat God mij onrecht gedaan heeft (eigenlijk staat er: dat de Godheid het voor mij krom heeft gemaakt) en zijn net over mij heeft heengeworpen. Zie, ik schreeuw: Geweld! Maar ik krijg geen antwoord” Job 19 vers 6 en 7 (Job 19:06-07). Precies zo verging het de profeet Habakuk.

“Mijn weg (eigenlijk: mijn pad) heeft Hij toe gemuurd, zodat ik niet verder kan”, een typerende uitdrukking voor de zan­ger van de Klaagliederen, die tot tweemaal toe ditzelfde woord gebruikt: Hij heeft mij toe gemuurd, Hij heeft mijn we­gen toe gemuurd met steenblokken, mijn voetpaden krom gemaakt Klaagliederen 3 vers 7 en 9 (Klaagl. 03:07 en Klaagl. 03:09). Job denkt in dezelfde beelden: krom ma­ken en toemuren, om aan te geven wat hem in de geest over­komt; hij kan niet verder, zegt hij, hij kan niet doortrek­ken, niet overtrekken, staat er in feite. Wat zal een mens doen als zijn geest zit klemgezet?

En als hij dan ook nog denkt dat de Godheid daar de oorzaak van is? Want wie heeft er belang bij, te kunnen vaststellen: ziezo, daar zit nu een toe gemuurd mens? Mijn eer heeft Hij mij ontroofd; mijn heerlijkheid, staat er, heeft Hij van mijn afgestroopt; hetzelfde woord geeft aan hoe de broers van Jozef afstroopten, en hoe de Filistijnen Saul zijn wa­penrusting afstroopten: telkens een totale ontluistering.

Wat blijft er van een mens over als zijn heerlijkheid wordt afgerukt? De kroon heeft Hij van mijn hoofd weggenomen, zo moet Job verzuchten.

Het oerbeeld van de mens onder vuur

Wat is heerlijkheid? Vanuit de grondbetekenis verstaan we daaronder: gewicht; Wat is een mens zonder heerlijkheid? Het gewicht van een mens, dat is het beeld dat God in die mens, heel individueel, heel uniek, gelegd heeft. Zo heeft elk mens van huis uit, dat is: van God uit, zijn persoon­lijk gewicht, zijn verborgen wezensbeeld, zijn door de Mees­ter bedachte en bedoelde oer gestalte. Wie dat afstroopt, wat houdt hij over? Kan men zeggen: we nemen de heerlijk­heid weg en houden de mens over? Als iemand een vogel kort­wiekt, houdt hij dan een vogel over? Als de kroon wordt weg­genomen, houdt men dan de koning over?

Het wordt ons duidelijk, hoe diep deze bedreiging gaat. Het beeld Gods, het oerbeeld van de mens, staat onder vuur. Hij heeft mij rondom afgebroken, zo moet Job het uitroepen.

In vers 11 gaat de zwaar geteisterde knecht over op militai­re beelden: de legerscharen rukken aan, een belegeringsdam wordt tegen hem opgeworpen, om op deze wijze met behulp van stormrammen en katapulten de stad onder de voet te kunnen lopen. En wat is het doel van al die soldaten en dat complete geschut? Het is allemaal gericht tegen ‘mijn tent’ zegt Job. Een hele legermacht trekt op om de tent van de recht­vaardige te bestormen. Als men dit voor zich ziet, wordt men herinnerd aan de manier waarop Jezus gearresteerd werd, namelijk door een grote schare soldaten met zwaarden en stokken. Maar dan gaan onze gedachten nog verder en we be­ginnen te beseffen, welk een grootscheepse troepenmacht in de onzienlijke wereld gemobiliseerd werd tegen deze ene mens Gods, Job, en later tegen die ene volmaakte mens, Jezus. (wordt vervolgd).